Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Vechten tegen het onbekende: deel 3 - Verstoten
Vechten tegen het onbekende: deel 3 - Verstoten
Vechten tegen het onbekende: deel 3 - Verstoten
Ebook497 pages6 hours

Vechten tegen het onbekende: deel 3 - Verstoten

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Deel 3 - Verstoten. Lees eerst deel 1 & 2 voor een goed begrip van dit gruwelijke 'misdrijf van de eeuw!' Hans Smedema vraagt tientallen advocaten om juridische bijstand maar het blijkt dat hun dat verboden is en hij krijgt geen hulp, wat volgens de 'Rechten van de Mens' wel verplicht is! Gruwelijk is dat men dat niet openlijk meedeelt, zodat hij steeds maar weer zijn neus stoot. Hij had onmiddellijk politiek asiel buiten Nederland kunnen aanvragen indien hem dit schriftelijk was meegedeeld! De situatie met zijn vrouw die met een dubbele of beter oproepbare emotionele persoonlijkheid nog steeds van niets weet, wordt steeds moeilijker en huiveringwekkender. Hun wederzijdse familie zet hun opzettelijk tegen elkaar op, zodat ze vrijuit gaan en rustig kunnen door feesten! Hans kan echter meer en meer reconstrueren en komt langzaam achter de reden van deze doofpot! Het blijkt later 'De Dutch Queengate!'
In 2017 heeft President Obama waarschijnlijk nog vlak voor zijn aftreden een klacht tegen Nederland ingediend bij UNCAT. In Nederland is het Koninklijk huis negatief betrokken en deze zaak daardoor Staatsveiligheid.

LanguageNederlands
PublisherHans Smedema
Release dateMay 24, 2011
ISBN9781458044198
Vechten tegen het onbekende: deel 3 - Verstoten
Author

Hans Smedema

Victim of a horrifying Dutch political conspiracy, or Dutch Queengate!Author of the Ebook 'Fighting the Unknown' autobiography about this unbelievable horror story, which is still ongoing!A book about the unbelievable 'Crime of the Century', which will be historical legacy!

Read more from Hans Smedema

Related to Vechten tegen het onbekende

Related ebooks

Related articles

Reviews for Vechten tegen het onbekende

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Vechten tegen het onbekende - Hans Smedema

    Titel

    Vechten tegen het onbekende

    Deel 3

    Verstoten

    Hans Smedema

    2011

    Colofon

    Smashwords Edition

    Versie voor publicatie – januari 2019

    Eigenaar alle rechten en hoofd uitgever:

    Hans Smedema Amnesia Foundation

    Website: https://hanssmedema.info/foundation

    Ebook, Dutch language, over 113.000 words

    Titel: Vechten tegen het onbekende

    Deel: 3 – Verstoten

    Auteur: Hans Smedema, El Albir, Spanje

    Blog: https://hanssmedema.info

    Omslagontwerp: Daniel Bies, Drachten

    Copyrights

    Copyright © Hans Smedema 2011

    Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

    Copyright © Hans Smedema 2011

    All rights reserved. No part of this book may be reproduced in any form or by any means without permission in writing from the author, except  for the inclusion of brief quotations in a review.

    Smashwords Edition, License Notes

    This ebook is licensed for your personal enjoyment only. This ebook may not be re-sold or given away to other people. If you would like to share this book with another person, please purchase an additional copy for each recipient. If you’re reading this book and did not purchase it, or it was not purchased for your use only, then please return to Smashwords.com and purchase your own copy. Thank you for respecting the hard work of this author.

    Disclaimer

    De lezer moet er uitdrukkelijk van uitgaan dat alle negatief betrokken mensen in mijn boek genoemd, vanzelfsprekend ontkennen wat ik heb beschreven. Om juridische gevechten te voorkomen maak ik daarvan uitdrukkelijk melding. De lezer zelf zal achteraf moeten uitmaken wie hij of zij wil geloven.

    Dit is in ieder geval mijn schriftelijke verklaring van alles wat ik nog weet over dit gruwelijke langdurige bedrog van een argeloos echtpaar.

    Alle namen van negatief betrokken personen in deze voor publicatie bedoelde versie zijn onherkenbaar gemaakt.

    Naar mijn niet zo bescheiden mening zal dit verhaal tot het historisch erfgoed van Nederland gaan behoren!

    Deel 3 – Verstoten!

    Hoofdstuk 11 - Arbeidsongeschikt

    Strategie

    Ik had dus al besloten dat ik nooit, èn kon blijven werken, èn tegelijkertijd deze doofpot opblazen. Mijn gedachten waren nu vrijwel continue bij de doofpot en de grote vraag hoe en vooral waarom men ons dit heeft aangedaan? Het blijft bijna niet voor te stellen en veel mensen zullen het als onzin afdoen zonder voldoende bewijs.

    Ik miste soms hele stukken uit gesprekken met opdrachtgevers, omdat mijn gedachten ondanks het belangrijke gesprek toch afdwaalden, en dat begon al wat op te vallen.

    Ik zal nooit geld vragen voor zaken waar ik niet voor honderd procent achter sta, dus moet ik wel stoppen met werken. Ik kan mijn normale garantie voor succes niet meer met goed fatsoen geven. En vertrouwen gebaseerd op hoge integriteit, is altijd de grootste succesfactor van mij geweest. Ook omdat ik weiger om te liegen en bedriegen, waren maar meer mensen zo integer, kan ik mijn vak niet meer normaal uitoefenen.

    De eisen zijn erg hoog op het hoge niveau waar ik nu werk in Noord Nederland. Tenslotte kwam men uitsluitend naar mij voor hulp, als het hun zelf niet was gelukt om iemand te vinden. Ik heb tientallen directeuren, financieel directeuren, commercieel directeuren of managers, bedrijfsleiders en dergelijke geplaatst. Vrijwel altijd Management Teamleden, dus de leiding van bedrijven. Ik was erg goed geworden in het herkennen van de succesfactoren van zowel potentiële kandidaten, als van de bedrijven en kon die goed combineren en op elkaar afstemmen.

    Vooral de Noordelijke Ontwikkeling Maatschappij in Groningen, de NOM was een grote opdrachtgever met Klaas Keestra als mijn voornaamste contact en inmiddels een zeer goede zakenrelatie geworden. Zeer integer persoon, en ik heb aan hem veel te danken.

    Nu ik de beslissing had genomen kan ik een strategie bedenken om deze doofpot op te blazen en alsnog al of niet deels het recht te laten zegevieren.

    Er zijn nu de volgende keuzes, heb ik strategisch bedacht:

    Ik laat alles op zijn beloop en doe dus niets om deze doofpot en samenzwering op te blazen. Gevolg is dan dat ik zou moeten accepteren, dat ik als idioot gezien zal worden voor de rest van mijn leven. Immers bij De Amersfoortse moet ik wel de waarheid vertellen en zal dan dus als plotseling idioot geworden Nederlander een uitkering moeten krijgen. Ook houd dat in, dat ik met Wies gewoon naar de verjaardagen en feestjes van haar familie en mijn familie zou moeten gaan, wetende dat die er voor gezorgd hebben door hun gewetenloze en meedogenloze criminele opstelling, dat de drie kinderen hoogstwaarschijnlijk niet van mij zijn, dat mijn lieve vriendin en vrouw gedurende 28 jaar verkracht kon worden en dat ik nu arbeidsongeschikt ben geworden. Om de moordaanslagen en veel meer maar even over te slaan. En hun stompzinnige weigering om gewoon openheid van zaken te geven, maakt ieder contact met hen onmogelijk voor mij.

    Ik meld het allemaal wel, maar doe verder niet veel en zal dan dus weer mee naar feestjes moeten met mijn vrouw en de daders en dus de medeplichtigen feliciteren met hun verjaardag?

    Ik maak een enorme stennis over deze zaak, schrijf een boek en publiceer alles wat ik weet op mijn website. Dan zal ik dus mijn Wiesje pijn moeten doen en zal zeker in het begin als volslagen gek gezien worden. Ooit weer mijn vak ‘Headhunter’ uitoefenen is dan onmogelijk. Voordeel is wel, dat heel Nederland uiteindelijk kennis kan nemen van wat volgens mij wel eens het ‘misdrijf van de eeuw’ kan zijn, of ‘De Nederlandse Watergate’. Ook kan dan iedereen er van leren en zal het in de toekomst vermoedelijk nooit weer zo gebeuren. Het algemeen belang en voorkomen van nieuwe onschuldige slachtoffers is met deze zaak enorm gediend, wat heel zwaar moet wegen.

    Gezien mijn integere opstelling altijd en het vertrouwen dat mij daardoor altijd werd gegund door opdrachtgevers, is er voor mij helemaal geen keuze. Ik weiger om te liegen, ik weiger om te gaan met bedriegers, en weiger om niet openlijk voor mijn mening uit te kunnen komen.

    Dus kies ik natuurlijk voor punt drie. Het past ook perfect bij mijn eigen missie om altijd ‘echt van onecht proberen te onderscheiden’, en zelfs als ‘echt’ nadelig is of lijkt daar toch altijd voor te kiezen. Bovendien heb ik een gruwelijke hekel aan lafheid zoals ik te veel zie bij anderen.

    Ik begrijp dat ik daarmee mijn normale leven totaal zal moeten opgeven:

    Ik kan mijn lieve Wiesje er mee verliezen.

    Ik zal zeker mijn familie verliezen, die ik volgens mij overigens nooit heb gehad sinds 1972.

    Ik zal mijn hele zakelijke relatienet verliezen.

    Ik zal wellicht mijn huis en alles van waarde verliezen, en wellicht nog veel meer.

    Ik zal het moeten opnemen tegen een overmacht en vijand, die al sinds 1972 op de hoogte is en ruimschoots de tijd heeft gehad om er gewetenloos voor te zorgen, dat ik het nooit zal kunnen bewijzen.

    Die bovendien over onbegrensde fondsen kunnen beschikken van onwetende en argeloze belastingbetalers.

    Ik zal feitelijk ‘Vechten tegen het onbekende!’

    Heel belangrijk voor mij is ook de afweging, dat als ik niet het gevecht met de doofpotters aan ga, zij gewonnen hebben. En ik heb tot op heden alle belangrijke juridische gevechten altijd nog gewonnen. En in een zo gruwelijke jarenlange reeks misdrijven, wil ik pertinent winnen!  Al is het pas na mijn dood!

    Niemand, ik herhaal niemand zal ons dit aandoen, zonder dat dit ernstige gevolgen heeft voor henzelf!

    Of ik dit gevecht juridisch kan winnen weet ik niet, maar zeker is dat ik dit wel kan winnen, als ik er een boek over ga schrijven wat uiteindelijk zelfs na mijn dood ons nog recht kan doen. Alexander Solzjenitsyn en de Goelag Archipel is een voorbeeld, maar de schrijver van Multatuli ook.

    Ik neem dus afscheid van alle materiële zaken en kies voor ethisch denken, integriteit en moreel besef.

    Maar ik sta moederziel alleen tegenover een overmacht, die al 32 jaar voorsprong heeft en vermoedelijk de hulp heeft van de Nederlandse staat en een geheime dienst zelf. Toch denk ik dit in maanden te kunnen oplossen met de hulp van een goede advocaat. Het moet immers mogelijk zijn om via het onder ede horen van getuigen te weten te komen, hoe dit mogelijk is geweest en welke documenten en wetten ten grondslag liggen aan deze samenzwering.

    Dat het op moment van afmaken dit deel III al 2010 is en ik dus al zes jaar zonder succes bezig ben, heb ik nooit kunnen vermoeden in het zogenaamd integere Nederland.

    Ook weet ik dat wil je een doofpot openbreken, dan moet je het tegengestelde doen van wat de doofpotters doen. Namelijk juist alles openlijk publiceren. Alleen de publieke opinie, zal uiteindelijk er voor kunnen zorgen dat ik mijn recht krijg.

    Juridisch mijn gelijk halen, kan heel moeilijk worden zonder medewerking van de Staat zelf en het openen van de blijkbaar geheime files over deze groteske zaak. Het meeste is natuurlijk al opzettelijk verjaard.

    En alles openlijk op internet zetten en via een boek publiekelijk bekend maken, zal mij eerst als idioot neerzetten en is gevaarlijk in verband met smaad en laster procedures tegen mij. Het zal vermoedelijk een hele tijd duren voordat men zal beginnen te begrijpen, dat ik gelijk heb en dat dit het ‘misdrijf van de eeuw’ is.

    Ik kan daar heel goed tegen, maar mijn Wiesje niet. Dat laatste maakt het veel moeilijker. Mijn liefde voor haar is nog onverminderd en ik zal ook tot de dood erop volgt voor mijn en vooral haar rechten blijven vechten. Als ik bedenk wat zij allemaal heeft moeten doorstaan in al die jaren, verstoten door haar eigen familie en specifiek haar gewetenloze zusters Klazien en Betty en ook mijn familie, met name de meedogenloze broers Johan, Marinus en Ruud, dan staan de tranen al in mijn ogen.

    Ik beschouw mijn leven als geëindigd in maart 2000 toen mijn geheugen met onbegrijpelijke flarden terug kwam. Mij kan daardoor ook niets meer gebeuren en dat geeft mij een totale onafhankelijkheid van alles wat mij ook maar probeert tegen te houden. Het geeft mij een onverzettelijke kracht om door te gaan tot ik gewonnen heb. Dit zal nooit in de doofpot blijven, nee het zal later als historisch Nederlands erfgoed de annalen ingaan.

    Het zal ook verfilmd gaan worden. Daarvan ben ik nu al overtuigd. En alles wat ik nu schrijf zal dus veel belangrijker worden, dan wat onze vijanden vertellen.

    Zelfs na 60 jaar zoekt men nog steeds naar de verraders van Anne Frank en haar arme weerloze familie.

    Bij ons ‘misdrijf van de eeuw’ zal dat wel net zo gaan!

    14 januari 2004 - Ziek gemeld

    Op 14 januari heb ik me dus ziek gemeld bij DJA Assurantiën in Norg, het verzekeringskantoor van mijn zwager Tjitte de Jong. En die meldden het bij ‘De Amersfoortse verzekeringen’.

    Daarna gingen de drie maanden wachttijd in en dan zou ik een uitkering moeten krijgen. Ik rekende uit dat het eerste jaar ik ongeveer een 49.000 euro zou moeten krijgen en omdat het met 4% geïndexeerd is, zou het moeten stijgen naar een 65.000 euro net voor ik 65 wordt. Dan gaat ons pensioen in, wat erg laag is en zeker nu we niet in staat zijn om extra donaties daarvoor te doen jaarlijks.

    Dat zou ons in ieder geval in de gelegenheid moeten stellen om behoorlijk te kunnen blijven leven. Niet zoals eerst, maar als we ons snel aanpassen kunnen we misschien nog hier blijven wonen. En als ik een schadevergoeding weet te krijgen wordt het helemaal beter, of het boek wat volgens mij gezien het bizarre gebeuren, normaal gesproken een bestseller zou moeten worden. Maar alleen als het voldoende bewezen kan worden.

    23 januari 2004 – Advocaat Johan Verwilligen

    Ik zoek een advocaat en mijn vaste advocaat Justus Werle, waar ik tot nu toe alles mee heb gewonnen, wil mij daar vreemd genoeg niet bij helpen. Hij geeft als voornaamste reden het feit, dat ik de publiciteit zoek. Waar ik niets van begrijp, want dat is vrijwel altijd juist het enige wapen tegen samenzweringen. Ik vermoed dat hij mij niet durft bij te staan of niet mag gezien de doofpot. Staatsveiligheid?

    Dus een afspraak met Johan Verwilligen gemaakt voor maandag 23 januari om 10.00 uur in Drachten.

    Essentie en samenvatting gemaakt van alles, met mijn vragen aan hem.

    Ik geef hem die en praat even met hem. Hij snapt het niet denk ik en zal het wel niet geloven, dus heeft het dan verder geen zin. Hij wil ook met Wies erbij verder praten. Maar dat ken ik al, daarmee schiet je niets op, want Wies gelooft het nog steeds niet.

    Met Wies erover gesproken en ze wil natuurlijk niet met een advocaat praten over volgens haar, mijn vermeende wanen.

    ‘Dat moet met een psychiater’ zegt ze volgens haar eigen werkelijkheid.

    Hem een e-mail daarover gezonden en gevraagd of een tweede gesprek dan nog zin heeft. Hij geeft geen antwoord dus besluit ik alleen nog een keer te gaan praten. Ik ben erg benieuwd, want wat kan hij toevoegen in deze complexe zaak?

    26 januari 2004 - Tjitte en Rin

    Op maandag 26 januari weer met Tjitte en Rin de Jong gesproken in Norg. Ze blijven zeggen van niets te weten ondanks nu veel informatie over mijn bewijzen.

    Tjitte zegt nogal schamper ‘Hans, slik nou maar een pilletje. Wij kennen dit soort paranoïde verhalen wel van een kennis. Het begon voorzichtig, maar die jongen werd uiteindelijk helemaal gek, dus het wordt ook bij jou straks steeds erger.’

    En zuster Rin zegt ‘waarom wil je dit, waarom zou je daar tijd aanbesteden? Ga gewoon leuke dingen doen!’

    Ze doet wel erg veel moeite om het in de doofpot te stoppen. Dus misdrijven mogen gewoon en de oplossing zit volgens hen in niets doen. Ze hebben volgens hun niet met Marinus gesproken, ook niet met Johan, wel weet hij er zogenaamd wat van af via Ma.

    ‘Ga nou eens met Marinus en Johan hierover praten! Die moeten er dan toch van af weten? En als die het ook ontkennen, dan weet je dat je het allemaal verzint.’

    Maar hun verhaal klopt helemaal niet met het verhaal van Ma die mij vertelde dat men er juist wèl met elkaar over gesproken heeft. Dat is ook het meest logische. Het zou zelfs gewetenloos geweest zijn als er niet over was gesproken. Waarom liegen ze daar al weer over?

    Het klopt ook niet met mijn wat vage herinnering dat Tjitte door mijn broers gevraagd was om mij vragen te stellen of ik het wilde weten als er iets geks gebeurd was vroeger met Wies. Hij noemde Wies toen ook nog een kindvrouwtje. Dat ben ik nooit vergeten, want op zich klopt het wel, ze is ook wat een kindvrouwtje. Maar dat is nou precies waar ik bij haar op val namelijk. De onschuld van Wies in alles wat ze doet. Zou het kunnen dat Tjitte dat nooit met Rin heeft besproken om zoveel mogelijk mensen er buiten te laten? Dat zou op zich logisch kunnen zijn?

    Van dat gesprek herinner ik me niet veel, wat logisch is als hij over Wies heeft gesproken en ik alles ter plaatse verdrong. Ik begreep ook niets van het gesprek.

    Maar één ding is mij wel duidelijk na dit gesprek, het is allemaal hun doofpot en samenzwering tegen Hans en Wies. Ze liegen als zeer godsdienstige mensen alsof het de normaalste zaak van de wereld is. ‘Gij zult niet liegen’, maar dat maakt hun even niet uit blijkbaar. Zelfs niet nadat ik arbeidsongeschikt ben geworden. Ik kan de reden ervoor maar niet begrijpen! Waarom in vredesnaam? Wat willen ze daar mee bereiken? Ik ben nu toch ook al arbeidsongeschikt, dus waarom alles nog erger maken?

    1 februari 2004 - Gesprek met broers in Epe

    Op 27 januari 2004 stuur ik na veel aarzelingen toch nog maar een e-mail aan mijn drie broers. Ik maak de overweging dat ik enkel Johan in 2000 een e-mail zond of hij iets wist van Wies en haar tijd op kamer in Utrecht met die hospes. Nee, antwoordde hij toen. Maar als ik dit wil gaan publiceren, dan zal men mij verwijten dat ik niet eens echt met hun heb gesproken. Dus dat moet ik wel even afdekken en wie weet spelen ze plotseling wel open kaart. Dus zend ik ze een e-mail en zorg dat deze eenduidig is. Enkel als ze openheid willen geven over het gebeurde, wil ik met ze praten. Om het wat sterker te maken lieg ik ook maar eens. Waarom zouden alleen zij mogen liegen? Dus noem ik dat Pa Jansma het mij op zijn sterfbed nog had bekend.

    Van Marinus krijg ik vrijwel direct een email als antwoord, hij wil wel praten en wil ook Johan en Ruud erbij hebben. Hoewel hij mij schandalig heeft opgelicht en ik geen contact meer met hem wil, bel ik hem toch.

    ‘Aardig van je om te willen praten met me’ probeer ik hem uit de tent te lokken.

    ‘Ja, ik wil je wel helpen om er weer bovenop te komen, we moeten maar even bijkletsen’, zegt hij.

    Dat is nog geen bekentenis, dus ik zeg ‘we kunnen ook met z’n tweeën eerst wel even praten’.

    Maar hij trapt er niet in en zal Johan en Ruud wel bellen. We spreken af dat in Epe vermoedelijk voor iedereen het gunstigst is. Wat later krijg ik een e-mail dat men zondag 1 februari 2004 om half elf wel met me wil praten. Omdat het dringend is maakt Johan zelfs tijd vrij zo wordt even extra gemeld. Wat een opoffering voor mij zeg!  Ruud is net terug van de wintersport en Ineke zit nog met Astrid op Tenerife in de zon.

    Jammer dat nu Peter R. de Vries niet mee wou werken, want dan had er met een band en video opname direct bewijs geleverd kunnen worden. Nu moet ik het alleen doen. Ik overweeg nog wel even om toch mijn opname apparaat stiekem mee te nemen, maar ga ervan uit dat ze dat toch zullen verwachten. Bovendien is het ding maar twee uur actief en als je te laat bent is dus het geheugen alweer gewist. Dat is me al eerder gebeurd tenslotte. Een professioneel klein zendertje en een bandopname vanuit een auto was beter geweest. Maar aan de andere kant als ze nu toch bekennen waar het naar uitziet, dan is het niet meer nodig.

    Als ik het Wies vertel, is die erg zenuwachtig en wil weten waarom ik niet eindelijk geloof dat het allemaal wanen zijn.

    Ineke belt ook nog vanuit Lanzarote met Wies en hoe het met haar is. Ruud heeft haar dus blijkbaar direct gewaarschuwd over het aankomende gesprek. Wies weet natuurlijk van niets, wel dat het gesprek komt natuurlijk, en Ineke zo te horen ook niet. Wies legt het verkeerd uit en maakt me nogal zwart tegenover Ineke. Ik luister het gesprek af via mijn computer en kan het dus prachtig horen.

    Alsof ik haar nooit had geholpen tijdens het overlijden van haar vader. Ik heb juist altijd belangstellend gevraagd en haar steeds zoveel mogelijk geholpen. Ik ben nog vaak meegegaan ook.

    Ook helemaal niet meer over mijn probleem gesproken, alleen Wies zelf begint er steeds over omdat ze natuurlijk wel iets merkt van mijn gepieker. Ik probeer haar er zoveel mogelijk buiten te houden, dat had ik ook in de e-mail aan mijn broers vermeld.

    Eigenlijk was het veel eenvoudiger geweest als Wies het gewoon zou kunnen accepteren. Het blijft slechts een verhaal en verder niets. De onzekerheid is voor mij wel slopend. Tenslotte ervaar ik het als een ernstig misdrijf met zwaar traumatisch psychisch letsel waarbij mij en ons iedere hulp geweigerd werd en nog steeds wordt.

    Op zondag ga ik een uur eerder om half tien weg. Ik ben toch nerveus, wat zal ik te horen krijgen? Het is allemaal waar en we hebben daar en daar om het nooit durven zeggen? Wat een afgang dan voor mijn boek. Dat gaat dan als een nachtkaars uit. Geen spannend slot. Zo zit ik wat te filosoferen onderweg, maar wordt steeds nerveuzer naarmate ik dichter bij Epe kom.

    Stel dat het allemaal toch nog weer wanen zijn? Dan ga ik af als een gieter, maar waarom hebben ze dat dan niet direct gezegd. Ik heb duidelijk aangegeven, dat Pa Jansma het mij al verteld had. Dan hadden ze toch direct moeten zeggen, we weten van niets, maar willen best even met je praten. Marinus gaf duidelijk aan dat hij mij iets wilde vertellen, ook vroeger heeft hij dat immers wel gedaan.

    Als ik aankom zitten ze al lang en breed in de keuken aan tafel, en praten eerst nog even over koetjes en kalfjes door. Ik doe daar niet of nauwelijks aan mee. Die prietpraat heb ik niks aan, ik wil boter bij de vis. Ik zit links, Marinus rechts van me en Ruud direct voor me, naast Johan die dus tegenover Marinus zit.

    Dan neemt toch eindelijk Johan die blijkbaar als leider optreedt het woord.

    ‘We kregen een e-mail van je, met daarin je dringende verzoek om hulp. Je schrijft daarin dat je wilt dat wij vertellen wat we weten, maar helaas we weten hier niets van.’

    ‘Dan zijn we snel klaar’ antwoord ik en doe mijn map met een papiertje om de zaken op te schrijven al weer dicht.

    ‘Ja wij weten niet waar je het over hebt’, probeert Johan snel nog eens, want hij wil blijkbaar wel meer weten en dus niet dat ik direct opstap.

    ‘Onmogelijk’ antwoord ik, ‘er zijn wel vijfenzestig bewijzen voor’ en ik open weer mijn map en blader nog eens door de 65 bewijzen die ik had opgeschreven. Ze kijken wel erg nieuwsgierig wat mee.

    Dat vinden ze erg interessant en Ruud krijgt een schop onder de tafel door, hij staat op om langs mij te lopen en kijkt zogenaamd ergens naar in de kamer en loopt opnieuw langs me en kijkt heel duidelijk naar mijn papieren. Zeker verdacht vind ik, dat doe je echt niet als het wanen zijn, dan zit je rustig achterover te luisteren naar die onzin, lijkt mij. Je kijkt al helemaal niet naar de waanzin die een waanzinnige opschrijft.

    Ik bedenk snel dat ik nu kan weggaan zoals ik vooraf al had bedacht, maar dan kan men later zeggen dat ik niet voldoende had laten weten wat ik al wist. En ik ben hier vooral om latere publicatie af te dekken. Dus begin ik toch maar om wat meer te vertellen.

    ‘Het gaat om Wies in 1972, maar ook later, ze is misbruikt en verkracht door haar hospes waar ze een kamer had gehuurd in Utrecht’. ‘Daar had ik je een e-mail over gezonden in 2000’ zeg ik naar Johan kijkend.

    ‘Ik weet van niets, wat moet daar dan ingestaan hebben?’

    Of je wist wat er in Utrecht was gebeurd en wat met Wies te maken moest hebben, dat kun je niet vergeten zijn, want ik kreeg direct een e-mail terug, waarin je zei van niets te weten en me vroeg wat er dan in Utrecht moest zijn gebeurd.’

    ‘Weet ik niets van’ antwoordt hij, ‘wanneer moet dat dan geweest zijn?’

    ‘In de tweede helft van 2000, want ik wilde een bevestiging of het waar was of wanen, het was heel belangrijk voor me en dus ben ik het zeker niet vergeten.’

    ‘Kun je dat bewijzen’ vraagt hij, ‘heb je die e-mail hier bij je, of kun je die laten zien?’

    ‘Vast wel’ antwoord ik, ‘zal ik nog wel ergens hebben’. Maar dat wist ik helemaal niet zeker, maar waarom zou ik hem dat nu vertellen?

    ‘Waarom is dat zo belangrijk voor je? Als het toch allemaal onzin is volgens jou, dan maakt het toch niet uit of ik hem wel of niet heb’?

    Hij schrikt duidelijk van deze scherpe waarneming van mij en kijkt beschaamd naar beneden, hij is even van slag en Marinus begint plotseling erdoor heen te praten over niets. Ik had hem dus te pakken en dat bewijst dus de doofpot ook mooi meteen.

    ‘Ja, kijk dat is wel zo, maar Johan wil het gewoon even weten zie je.’ En Marinus gaat maar door met niets te zeggen, maar wel met praten. Johan geeft hem een schop onder de tafel door en hij houdt eindelijk op.

    ‘Nou, jij zegt dat je die e-mail gezonden hebt en ik weet van niets dus wil ik bewijs zien’ zegt hij.

    ‘Hoezo, het is toch allemaal onzin, wanen?’

    ‘Zoek toch maar even die mail op en stuur mij die maar even.’

    Heel merkwaardig vond ik die ontkenning van die email uit 2000. Er moet een zwaarwegende reden zijn, dat hij wil weten of ik dat kan bewijzen of niet! Wellicht kan hem dat later verweten worden? Dus wil hij weten of hij daarover gewoon kon liegen zoals nu, of niet? Of hij had dat moeten melden aan Justitie?

    Inmiddels is Ruud boos geworden en zegt ‘Hans, je bent gek, ga naar een psychiater en val ons er niet mee lastig. Je beschuldigt Wies van vreemdgaan nota bene. Die stakker is er helemaal mee aan, ze weet niet meer hoe ze het heeft. Ineke en Anjo zijn er ook helemaal kapot van, van wat jij hier allemaal verzint.’

    Ik heb nog helemaal niets verteld en enkel gesproken over misbruik en verkrachting in Utrecht, dus hoe komt hij bij vreemdgaan? Dit is ons eerste gesprek, wat je nauwelijks een open gesprek kunt noemen en alleen Klazien heeft die 17 pagina’s met mijn flashbacks gelezen. Ze moeten dus veel en veel meer weten, anders kan het nooit.

    ‘Vreemdgaan…’, zeg ik dus, ook boos wordend ‘ben je nou helemaal gek geworden. Ik heb haar juist nooit beschuldigd van vreemdgaan, als ze wordt verkracht is dat niet vreemdgaan. Dan is het vrijwillig, en dit is onvrijwillig, dus honderd tachtig graden andersom man. Denk eerst eens goed na voor je wat zegt en luister dan ook beter naar wat er gebeurd om je heen. Ze heeft een dubbele persoonlijkheid opgelopen in Utrecht omdat ze met een stroomstok is bewerkt, idioot.’

    ‘Je bent gek’ zegt hij ‘ze heeft helemaal geen dubbele persoonlijkheid, dan hadden wij dat toch gezien man, niemand die daar iets van gemerkt heeft.’

    ‘O, waar heb je dan op gelet’, vraag ik belangstellend en woedend om zoveel onbenul. ‘Waar kijk je dan precies naar?’

    Hij blijft het antwoord daarop natuurlijk schuldig.

    ‘Heb je soms uitgekeken naar een blauw zwaailicht op haar hoofd? Oranje? Groen? Waar let je dan op, idioot? Bij iemand met een dubbele persoonlijkheid is er sprake van tijdverlies, ze weet niet wat ze in die tijd deed, dat geeft aan dat een andere persoonlijkheid het tijdelijk overnam.’ Ik was heel erg boos en liet dat ook duidelijk blijken. Hoe durven ze het om mij hierheen te halen en dan me direct voor gek neer te zetten, terwijl ze liegen dat ze barsten.

    ‘Ik zal je daarover een verhaal vertellen, ooit wilde ik naaktfoto’s van Wies hebben. Het is tenslotte een hele mooie meid, dan heb je later in het bejaardencentrum nog wat om naar te kijken tenminste.’

    Ze lachen er wat om als boeren met kiespijn, maar luisteren wel abnormaal belangstellend.

    ‘Maar je kent Wies die is preuts en wou dat niet. Dus heb ik een polaroid camera gekocht, maar weer wilde ze niet natuurlijk. En toen ik het eigenlijk al opgaf zei ik boos en dwingend ‘doe toch eens wat ik zeg verdorie, je luistert ook nooit naar me. En plotseling zegt ze tegen me ‘je moet zeggen wat ik moet doen’ en dat terwijl ik net een uur bezig was geweest om haar te vertellen wat ze moest doen.’

    ‘Vond ik maar vreemd, maar kon nu rustig mijn gang gaan, ze deed precies wat ik van haar vroeg. Toen ik met de foto’s klaar was vroeg ze me weer ‘je moet zeggen wat ik moet doen’ en toen ik haar vragend aankeek over zoveel bereidwilligheid ging ze verder ‘even pijpen?’

    ‘Ik viel haast van mijn stokje want dat is iets waar ze een hekel aan heeft en geloof ik zelfs nog nooit gedaan had’, vervolg ik.

    ‘De volgende morgen is ze als eerste beneden en ziet de foto’s op de tafel voor liggen, ze loopt er naar toe en bekijkt verbaasd die foto’s.’

    ‘Hoe kom je daar aan’ vraagt ze aan me.’

    ‘Dus’, zeg ik tegen mijn broers, ‘dat was vermoedelijk één van de eerste keren dat ik haar onbewust in de tweede persoon mee maakte, maar nog zonder het zelf door te hebben. En dat is géén waan, want ik heb die foto’s nog liggen, ik kan ze zo laten zien, dus hoezo wanen.’

    ‘Je moet alles verkeerd hebben begrepen’ vinden ze, ‘je hebt wel die foto’s maar er was niets aan de hand, ze wilde gewoon wel en was het even vergeten de volgende morgen.’

    Duidelijk het blijven ontkennen van alles, ze zijn blijkbaar als de dood.

    ‘Je moet dringend naar een psychiater’ stelt Ruud verontwaardigd en boos, ‘dat is het eerste wat je moet gaan doen.’

    Vreemd plotseling wil Johan nog wat drinken en duwt daarbij zelfs tegen Ruud aan om het te halen. Blijkbaar wil hij dat het gesprek anders verloopt dan Ruud deed. Ruud haalt een bijna lege fles op, waar nog precies een glas in zit, en schenkt die voor mij in. Uit een andere halflege fles schenkt hij hen zelf in. Maar ik merk dat ze daar wat abnormaal nerveus over doen en zeker als Marinus dan ook nog zegt ‘ja, toe Hans, drink dat nou eens even lekker op!’

    Ik voel dat hier iets niet goed is, ik ben de enige die uit die fles drinkt! Ik herinner me het drogeren bij Klazien ook nog wel en in Zeist. Dus begin ik snel een afleidingsmanoeuvre en zie langs Johan naar grote vijver waar eerder Ruud de goudvissen niet meer zo veel in zag, en zeg slim  ‘Ruud, kijk daar zwemmen die goudvissen nu wel aan de oppervlakte…, snel daar links achter!’

    Ruud komt onmiddellijk als door een wesp gestoken, belangstellend half overeind en kijkt ‘waar dan, ik zie ze niet.’

    Maar ook Johan en Marinus kijken gelukkig en Marinus staat ook al bij het raam, terwijl ik intussen snel het glas omruil van mij met dat van Marinus!

    ‘Ja, nou zie ik ze ook niet meer’, zeg ik en pak dan rustig het glas en drink het half op nog zoekend naar die goudvissen die ik natuurlijk nooit heb gezien.

    Marinus komt ook en drinkt zijn glas leeg, al of niet met die drug die ze blijkbaar mogen gebruiken van justitie of psychiater, en Ruud zegt dan tegen mij ‘drink je glas even leeg, dan ruim ik die glazen weg.’

    Duidelijk een poging om mij te drogeren met een middel om mij meegaand of opener te krijgen vermoedelijk.

    Wat ik nu rustig kon doen, en ik geef hem het lege glas, inwendig mezelf een complimentje gevend ‘goed zo Hans, we krijgen die schoften uiteindelijk wel.’

    Ik noem nog een voorval, n.l. dat Gelt Glas in het Oranje Hotel begint over Jan van Beek die hij toevallig op een soort reünie had ontmoet. En dat ik van niets mocht weten. Dat hij het later ontkent, maar dat Ans, zijn vrouw wel degelijk wist dat hij naar een reünie was geweest.

    ‘Hoe kan dat dan’, vraag ik?

    ‘Hoe wist ik dat Ans wist dat Gelt naar een reünie was geweest als het een waan moet zijn geweest?’

    ‘Verkeerd begrepen’ zegt Johan, ‘hij heeft wel die reünie genoemd, maar niets over Jan van Beek.’

    Hij pakt nog eens mijn e-mail en loopt die door ‘allemaal onzin, dat is geen bewijs en Pa Jansma..., ook dat niet, je verzint het gewoon.’

    Vreemd vond ik dat hij zo over de genoemde Pa Jansma heen liep, terwijl er nota bene staat dat deze op zijn sterfbed mij in vertrouwen had genomen en mij zaken had verteld. Ze vragen niet eens wat er dan verteld is. Waarom geen eenvoudige belangstelling voor een volgens hun misschien ziek persoon? Ze willen het niet weten omdat het waar is en daarom gevaarlijk voor hun zou kunnen zijn, of weten ze dat het wanen zijn en daarom niet? Nog steeds geen bewijs, maar toen Johan en Marinus zo nerveus werden bij mijn vraag waarom die e-mail zo belangrijk voor hen was, dat was wel degelijk het moment waarop ik dacht nu heb ik je te pakken Johan, het is wel degelijk waar, vervloekte rotzakken.

    Ik noem de foto’s nog een keer, dat het wel degelijk bewijs is en dat ik nog vijfenzestig punten heb.

    Plotseling begint Marinus over die foto’s, hij vraagt tot mijn stomme verbazing ‘heb jij die foto’s dan?’

    Ik had net verteld dat ik die naaktfoto’s had, dus die kon hij niet bedoelen, dus ik vraag ‘bedoel je de foto’s die in 1972 van Wies gemaakt zijn?’

    Plotseling me die andere serie foto’s herinnerend die Jan van Beek mij in 1977 of zo toezond en die ook door Pa Jansma gekocht waren.

    ‘Ja,’ zegt hij stompzinnig en krijgt direct een flinke schop onder de tafel van Johan. Alweer bewijs van hun doofpot en liegen. Blijkbaar werkt dat drogeer middel al bij Marinus, en is hij daardoor zo open!

    ‘Nee, die zijn door Wies verscheurd’ antwoord ik naar waarheid, ‘maar ik heb ze wel gezien.’

    Hij kijkt me nu vreemd schuldig aan en kijkt naar beneden alsof hij zich ergens voor schaamt. Hij was vreemd open en dom, zou het van die drank komen en wat ze erin hebben gedaan? Net als bij Klazien en Pieter? Hypnose middel en iets wat je open en spraakzaam maakt?

    Nou heb ik je denk ik, dat is informatie die ik niet genoemd heb, ik had het over die naaktfoto’s en niet over deze set foto’s. Dat kan Marinus alleen weten als het verhaal wel degelijk waar is! Hij was dus op de hoogte van het bestaan van foto’s over Wies haar misbruik. Blijkbaar had tijdens het gesprek Marinus niet goed opgelet en had nagedacht of ik bewijzen had. Daar hadden ze eerder natuurlijk uitgebreid over gesproken met elkaar! Heeft hij bewijzen of niet? Dus gaan we door met liegen of…?

    En als ik die

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1