Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Het Kronosproject
Het Kronosproject
Het Kronosproject
Ebook259 pages3 hours

Het Kronosproject

Rating: 5 out of 5 stars

5/5

()

Read preview

About this ebook

Mei 2139. Zeven maanden na het hachelijke tijdspoortavontuur voert Rikkies vader de laatste testen uit om de tijdmachine te perfectioneren. Wanneer zijn familie niets meer van hem hoort, gaat Rikkie met zijn trouwe vriend Tristan op onderzoek uit. Al snel komen de jongens tot de ontdekking dat de tijdmachine werd ontmanteld. Het spoor leidt naar de Keulse professor Schweizer, die voor een grote multinational aan een uiterst geheim project werkt. Zal Rikkie zijn vader terugvinden? En wat zit er achter het mysterieuze Kronosproject?

Het Kronosproject is een nieuw, razend spannend avontuur waarin Rikkie en Tristan de grenzen van tijd en ruimte verkennen. Een boek voor fantasy-liefhebbers die in de toekomst willen reizen, dat oorspronkelijk verscheen bij uitgeverij Clavis, en nu als ebook ter beschikking wordt gesteld bij de gloednieuwe "digitale uitgeverij van de toekomst" Everstory Books.

LanguageNederlands
Release dateAug 27, 2014
ISBN9781502200365
Het Kronosproject
Author

Johan Vandevelde

Johan Vandevelde (° 1973) is een Vlaams jeugdauteur en scenarist. Hij volgde de opleiding Audiovisuele Kunsten aan de filmschool RITS. Hij werkte mee aan de strips gebaseerd op de bekende televisiereeks Windkracht 10 en maakte deel uit van het oorspronkelijke creatieve team achter de televisiereeks Flikken. In 2000 debuteerde Johan Vandevelde met het jeugdboek “De tijdspoort”, gebaseerd op een eerder geschreven scenario dat nooit gepubliceerd werd, en mocht hiervoor twee jaar later de eerste prijs van de Limburgse Kinder- en Jeugdjury in ontvangst nemen. In 2005 deed hij dit nog eens over met “Na het Licht”, deze keer bij de Vlaamse Kinder- en Jeugdjury. Ook zijn derde boek “Het Kronosproject” viel in de prijzen. Johan Vandevelde schrijft vooral in de genres fantasy en sciencefiction.

Read more from Johan Vandevelde

Related to Het Kronosproject

Related ebooks

Related categories

Reviews for Het Kronosproject

Rating: 5 out of 5 stars
5/5

1 rating0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Het Kronosproject - Johan Vandevelde

    Antwerpen - 1943

    Het zou een mooie dag worden. Dat zag je aan de wolkeloze hemel en aan de zon die in het oosten als een oranje lucht­ballon aan haar vlucht boven de stad begon. De lucht voelde zacht aan. Een duizelingwekkend palet van geuren prikkelde je gemoed en de vogeltjes floten hun ochtendlied alsof er niets aan de hand was. De bruisende lente was misschien wel de enige reden voor Josephine om op te staan. De wereld was in oorlog, België werd bezet en papa vocht in het leger tegen de Duitsers. Vooral dat laatste kon Josephine maar niet uit haar hoofd zetten. Steeds weer was het bang wachten op nieuws. Een briefje van papa waarin hij vertelde dat het goed met hem ging. Het ging eigenlijk altijd goed met hem. Josephine ver­dacht haar vader er stiekem van het slechte nieuws te verzwij­gen. Een vader vertelt zijn dochter van tien immers liever niet hoeveel mensen hij al heeft neergeschoten of hoeveel van zijn strijdmakkers er voor zijn ogen de dood vonden.

    ‘Josephine! Ben je klaar? We moeten vandaag om brood!’ De stem van Josephines moeder galmde door het huis als de klokken in de Onze-Lieve-Vrouwetoren.

    ‘Ja, mama!’ riep Josephine naar de kamerdeur. Ze kleedde zich snel aan.

    Beneden in de keuken stond er een glas melk voor haar klaar, en een halve snee brood. Het was niet veel, maar het was ge­noeg in een tijd waarin het eten was gerantsoeneerd en je zelfs geen schoenen kon kopen zonder bonnen.

    Mama had haar lange overjas aan en haar hoed al op en wriemelde haar linkerhand in een versleten handschoen. Haar handtas met de waardevolle rantsoenbonnen stond op het tafel­tje naast de paraplubak.

    ‘Haast je wat, meid. Straks is alles op!’

    ‘Ich ‘en klaag!’zei Josephine met volle mond en een melksnor.

    * * *

    Haar moeder zette er flink de pas in en Josephine had moeite om haar bij te houden op de grote leien in de Antwerpse bin­nenstad. Verderop stond een tram stil en de passagiers keken achter de ramen toe hoe Duitse soldaten een man hardhandig in een vrachtwagen duwden. Er werden wel vaker verzetsleden opgepakt met een vals persoonsbewijs. Josephine pakte de hand van haar moeder stevig vast toen ze een zijstraat in liepen.

    De rij voor de bakker was nog niet zo lang. Ze schoven ge­duldig aan. Aan de overkant van de straat stonden twee Duitsers gezellig te keuvelen bij hun pantservoertuig. Het huizenblok achter hen was volledig met de grond gelijkgemaakt. Slechts een paar zwartgeblakerde muren stonden nog overeind en hier en daar lag gebroken huisraad. Het waren maar enkele van de honderden huizen die waren getroffen tijdens het bombarde­ment van 12 april. Een datum die Josephine nooit zou ver­geten, want drie kinderen van haar klas waren bij de meer dan tweeduizend doden. Wat bezielde een vader om bommen te gooien op kinderen die net als de zijne tikkertje speelden op straat of voetbalden op het pleintje achter de kerk? Kon zo’n vader nog met een glimlach naar huis terugkeren en zijn eigen kinderen nog in de armen sluiten?

    Josephines gedachten waren in een flits verdwenen toen ze iets zag tussen het puin aan de overkant. Had ze het soms gedroomd? Nee, er bewoog iets – een schijn van zwarte pels. Het was geen kat, daar was het te groot voor. Een hond?

    Het diertje liep op zijn achterpoten en slenterde tussen de brokstukken naar een omgekeerde tafel. Het was een aap! Een champo ... een chempi ... ach hoe heette die soort ook alweer? Josephine had ze wel duizend keer gezien in de dierentuin. Misschien was hij wel ontsnapt!

    ‘Mama, kijk een ...’

    ‘Josephine, gedraag je! Wij zijn bijna aan de beurt!’

    ‘Maar mama ...’

    ‘Wat heb ik je gezegd?’

    Josephine zweeg. Mama was altijd zo nerveus als er Duitsers in de buurt waren. Ze vond dat je maar beter niet hun aandacht kon trekken.

    Josephine keek opnieuw naar de aap en de aap keek naar haar met zijn intelligente kraaloogjes. Nu zag ze ook dat hij iets om zijn pootje had. Het leek op een armband. Een brede witte armband die een groot deel van zijn linkervoorpootje bedekte.

    ‘Da, kuk mal! Ein Affe!’

    De Duitse soldaten hadden de aap ook gezien en een van hen trok zijn luger en richtte op het diertje. Josephine zag het, maar wat kon ze beginnen tegen een Duitser met een pistool? De aap had het gelukkig ook gezien en dook weg achter een badkuip.

    ‘Scheisse!’ vloekte de soldaat en hij liet zijn wapen zakken.

    ‘Er kommt bald wieder Raus’, zei de andere en hij trok ook zijn pistool.

    ‘Blijf waar je bent, aapje’, fluisterde Josephine stil. Maar al verstond de aap mensentaal, dan nog had hij Josephines gefluis­ter onmogelijk kunnen horen. De aap stak zijn kop boven de badkuip en twee pistolen knalden. De mensen in de rij voor de bakker schrokken en keken verschrikt om. Eén kogel boorde zich dwars door de badkuip, de andere plantte zich een paar centimeter van de aap tussen het puin. Het diertje vluchtte door een kapot raam weg.

    ‘Ze zijn gek geworden!’ zei een moeder die haar angstige zoontje tegen haar lichaam drukte.

    ‘Rotmoffen!’ schold Josephines moeder binnensmonds.

    De Duitsers borgen lachend hun pistolen weer op. Voor hen was het gewoon een spelletje. Josephine hoopte dat de aap niets mankeerde.

    * * *

    ‘Ik heb gezien waarop die Duitsers schoten,mama’, zei Josephine op weg naar huis. ‘Het was een aapje.’

    ‘Vertel geen nonsens, kind. Hier zijn geen apen.’

    ‘Wel in de dierentuin. Misschien is hij ontsnapt.’

    ‘Dan zouden ze het vanmorgen zeker op de radio hebben gezegd. Het was vast een hond. Die moffen schieten ook op al­les wat beweegt. Het zit in hun natuur.’

    Josephine zweeg. Ze wist wat ze had gezien en het had geen zin om mama te proberen overtuigen.

    Naarmate de dag vorderde, dacht Josephine steeds minder aan de aap. Er was weer een brief van papa gekomen, waarin hij schreef dat hij het goed maakte. Het was niet veel, maar het was meer dan genoeg. De opluchting zou na een paar dagen ech­ter plaats maken voor de angst om de volgende brief ... of voor die ene brief die steeds meer vrouwen kregen en waarin stond hoe moedig hun man was geweest. Een brief die vertelde dat ze er vanaf nu alleen voor zouden staan.

    Gelukkig was er nog de warme lentezon om Josephines gedachten af te leiden. Na het eten rende ze meteen de tuin in met haar springtouw. Van mama mocht ze niet op straat spelen en het zou doodzonde zijn om met zulk prachtig weer binnen te blijven. Deze keer zou ze haar record van driehonderd spron­gen verbreken. Eén, twee, drie ... het touw zoefde langs haar oren en haar schoenzolen tikten bij elke sprong op de tegels van het terras – het was een geruststellend geluid.

    Bij honderdveertig stopte Josephine, want ze hoorde iets. Nee, niet haar eigen schoenen op de stenen of het gekets van het touw ... het kwam van de andere kant van de tuin. Ze liet haar springtouw vallen en hield haar adem in, terwijl ze rondspeurde op zoek naar de bron van het geluid. Boven de haag zag ze de gevels van de huizen aan de overkant. Daar was het weer! Het geritsel kwam van de planten! Josephine waagde een paar pasjes in het gras. Haar hart maakte een zenuwachtig spron­getje toen ze twee glinsterende ogen tussen het loof ontwaar­de. Ze bleef als versteend staan. De ogen staarden haar nieuws­gierig aan, alsof ze haar bespioneerden.

    Aarzelend zette Josephine een stapje achteruit in de richting van het huis. Ze wilde naar binnen rennen en mama halen ...

    Weer geritsel. De ogen kwamen onder de Aucubastruik vandaan en de zon scheen op de zwarte vacht. Verbaasd keek Josephine naar de chimpansee die over het gras aarzelend haar richting uit waggelde.

    ‘Je bent ons gevolgd!’ riep ze, terwijl ze nog een stapje ach­teruitzette.

    De chimpansee bleef staan, tuitte zijn lippen en antwoord­de met een hoog ‘Oe-oe-ah’.

    Josephine moest lachen, maar ze durfde niet dichterbij te komen. Misschien zou hij bijten.

    Ze zag nu wel heel duidelijk de vreemde armband die nauw om zijn harige pootje sloot.

    Nog nooit had Josephine zo’n vreemd toestel gezien. Het was een goeie tien centimeter breed, vervaardigd uit een glan­zend witgelakt staal en de bovenzijde was helemaal bezet met piepkleine knopjes en lichtjes in alle kleuren van de regenboog. Er stonden vreemde symbolen bij en het enige dat ze kon lezen was het getal 1943 in blauw oplichtende cijfers.

    ‘Wat heb je daar?’ fluisterde Josephine. Ze waagde zich een beetje dichterbij. De aap liet haar begaan, hij was blijkbaar ge­wend aan mensen.

    ‘Waar kom jij vandaan?’

    De aap kon haar natuurlijk geen zinnig antwoord geven. Hij keek Josephine alleen maar lief aan.

    Plotseling biepte de vreemde armband. Josephine schrok en deinsde terug. Het leek alsof de aap door een bij werd gestoken. Geschrokken sprong hij overeind en hopte door mama’s bloembed naar de andere kant van de tuin.

    ‘Hé,wacht!’ riep Josephine en ze rende achter het diertje aan. Achter in de tuin bleef de aap staan en drukte een knop in op de armband.

    Wat er toen gebeurde was zo onvoorstelbaar dat Josephine haar ogen een paar keer open en dicht deed om zeker te zijn dat ze niet droomde. Er verscheen een gat, zomaar midden in de lucht, alsof iemand met een schaar een stuk uit de hemel had geknipt. Een perfect ronde, gapende opening, die een sui­zend geluid maakte, als een reusachtige stofzuiger. Bladeren, takjes en stof werden opgezogen en verdwenen in de duisternis. Josephine kon geen vin verroeren. Nog één keer keek de aap haar aan, alsof hij afscheid wilde nemen. Toen sprong hij in de gapende mond. Even zinderde de lucht om het gat als op een hete zomerdag. Het gat klapte weer dicht met zo’n enorme knal dat het keukenraam barstte en Josephine door de lucht­verplaatsing achteruit werd geworpen en op haar achterste in het gras belandde. Iedereen in de straat kwam zijn huis uit gerend om te kijken wat er was gebeurd en er verschenen zelfs een paar Duitse soldaten. Josephine krabbelde overeind en hol­de hals over kop het huis in. Haar moeder kwam haar tegemoet in de gang en vroeg wat er was gebeurd, maar Josephine ver­zon snel iets over een verdwaalde granaat. Toen wist ze al dat niemand haar ooit zou geloven, haar hele leven lang.

    Adres onbekend

    Een fractie van een seconde hing de jongen in de lucht, alsof iemand op de pauzetoets had gedrukt om het beeld te bevrie­zen.Toen schakelde hij de anti-zwaartekrachtgenerator van zijn fiets in en landde op het onzichtbare krachtveld, achter de schans die hij zojuist had genomen. Rikkie Matthijssen was vandaag exact twaalf jaar en acht maanden oud. Voor zijn geboorte hadden ze hem genetisch bewerkt om hem zo perfect mogelijk te maken, maar perfectie bestaat nu eenmaal niet. Er was een foutje in zijn genetische code geslopen: door zijn prachtige lange goudblonde haar liep een brede knalblauwe streep, van de sprieten in zijn pony tot de lokken in zijn nek. Daardoor leek hij een beetje op een geelblauw stinkdier, maar het had erger gekund. Uiteindelijk was Rikkie hierdoor ook uniek. Met zijn hand veegde hij een paar blauwe manen uit zijn groe­ne ogen en keek naar zijn vriend die wat lusteloos met zijn armen over het stuur van zijn zelfgeknutselde anti-zwaarte­krachtfiets voor zich uit zat te staren.

    Tristan De Roos was niet zomaar een schoolmakker. Hij was Rikkies enige en allerbeste vriend. Hij was exact drie maanden en twintig dagen ouder dan Rikkie en wie goed is in vraagstuk­ken heeft al uitgerekend dat hij de dagen voor zijn verjaardag aftelde. Zijn moeder was van Spaanse afkomst en afgezien van zijn donkere ogen, zijn wilde kastanjelokken en zijn koffie-met-­veel-melk-huid, bezat Tristan ook een pittig temperament. Zijn grote bek en zijn even grote hart had hij dan weer van zijn vader geërfd.

    Rikkie schakelde de AZ-generator uit om de energiecellen te sparen, zodat hij op zijn wielen landde. Even bouwde hij snel­heid op, maakte een wheelie en slipte vervolgens naast zijn vriend tot stilstand.

    ‘Blijf je hier de hele middag zitten? Je kont zal nog met je zadel vergroeien!’

    Tristan bleef verveeld voor zich uitkijken. ‘Je bent drieën­zestig keer over die schans gegaan, Rik! Ben je het nog niet zat?’

    ‘We hebben niet veel keus. De staatspolitie heeft de Skate­dome gesloten omdat er te veel drugs worden verhandeld en de woontorenraad heeft ons een schans gegeven in de parkeer­garage. Het minste wat je kunt doen is dankbaarheid tonen.’

    Tristan keek zijn blauw-blonde vriend schuin aan.

    ‘Dankbaarheid? Voor één enkele schans? Dat hebben ze ge­woon gedaan om ons zoet te houden.’

    ‘En lukt het?’ vroeg Rikkie.

    Tristan rolde met zijn ogen. ‘Trouwens, ik ben niet de enige die met z’n zadel zal vergroeien. Sinds je die AZF van je pa hebt gekregen, heb ik je niet meer op twee benen zien lopen.’

    ‘Ik heb er lang op moeten wachten’, verdedigde Rikkie zich en om te bewijzen dat het onderste deel van zijn rug nog rede­lijk zelfstandig werkte, stapte hij af.

    Twee andere kinderen hadden ondertussen de fietsschans in­gepalmd. Tristan had zo langzamerhand genoeg van in de don­kere, vochtige parkeergarages van Woontoren Delta 6.

    ‘Ik heb de perfecte oplossing tegen verveling’, zei Rikkie.

    ‘Net wat ik denk,’ zei Tristan.‘Ik vroeg me al af wanneer je zou voorstellen om naar het Virtuacenter te gaan. Daar kun je tenminste virtueel biken op tweehonderd negenenzestig schansen.’

    ‘Niet het Virtuacenter. Kom mee naar huis, ik moet je iets laten zien.’

    De jongens borgen hun fietsen op in de beveiligde kluizen en namen de lift naar het grondplatform van woontoren Delta 6. Dit was niet alleen de basis van waaruit de anderhalve kilo­meter hoge toren de lucht in rees, het was ook de belangrijk­ste ontmoetingsplek voor zijn vierhonderdduizend inwoners. Hier waren ook de dierentuin gevestigd, een sportcomplex en twee gigantische winkelcentra.

    Rikkie en Tristan liepen door het park, waar alles volop in bloei stond, over het lege marktplein en zo langs het monorailstation waar de mono van 16:12 uur net vertrok. Even schoof het lange, glanzende voertuig tergend langzaam uit het station om daarna als een kogel weg te schieten en in de tunnel te ver­dwijnen.

    ‘Hoe vorderen de testen?’ vroeg Tristan, terwijl hij een hap uit een blozende appel nam. Hij had het stuk fruit net bij een groentestalletje weggegrist.

    ‘Je weet dat ik dat niet graag heb, Tristan’, zei Rikkie.

    ‘Dat ik je vraag hoe het met de testen staat?’

    ‘Dat je dingen steelt.’

    ‘Die kerel heeft mijn moeder gisteren een euro te veel gere­kend. Die appel is van mij.’

    Rikkie zuchtte en schudde geërgerd zijn hoofd. Tristan was een geval apart. Sinds de dood van zijn vader zeven jaar geleden, hadden Tristan en zijn moeder het niet zo breed. Ze woonden in een miezerig huisje op het negende platform, tweehonderd eenenveertig verdiepingen lager dan Rikkie. Tristan had het grootste deel van zijn kindertijd doorgebracht in de tochtige straten van de Neo-Europese hoofdstad Paragon en kende er zo­wat elke misdadiger die er zich ophield. Zelf had hij al een joe­kel van een strafblad en Rikkie zag het een beetje als zijn taak om zijn beste vriend uit de kindergevangenis te houden.

    ‘De testen vorderen goed’, antwoordde Rikkie. ‘M’n pa heeft eergisteren een chimpansee naar de twintigste eeuw gestuurd en weer teruggehaald.’

    ‘Heelhuids of binnenstebuiten gekeerd?’

    Rikkie gaf zijn vriend lachend een por. ‘Soms denk ik dat er met jou wat is misgelopen toen jij erdoor bent gegaan.’

    ‘Waarom gebruikt hij apen en geen robots?’

    ‘Toch simpel? Stel je voor dat wetenschappers uit het verle­den onze technologie in handen krijgen.’

    ‘Dan worden intelligente robots veel vroeger uitgevonden’, concludeerde Tristan.

    ‘Precies. Dan zouden robots al veel langer bestaan en dus meer tijd hebben gehad om te ontwikkelen. De robot die mijn pa stuurde, zou dus gesofisticeerder geweest moeten zijn ... zie je wat er dan gebeurt?’

    Tristan dacht even na en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Maar dat kan toch niet? Als die dingen steeds vroeger worden uitge­vonden, kom je in een oneindige spiraal terecht.’

    ‘Dat is nu eenmaal een tijdparadox: je verandert iets in het verleden, waardoor je een kettingreactie op gang brengt en er een onmogelijke situatie ontstaat in het heden.’

    ‘Je vader heeft het me nog uitgelegd,’ zei Tristan. ‘Het is on­geveer hetzelfde als wanneer je in het verleden je eigen over-overgrootvader zou vermoorden. Dan kun je nooit geboren worden en dus ook niet naar het verleden reizen om je over-overgrootvader te vermoorden. Hij zei dat zo’n tijdparadox de fundamenten van het universum aantast, zodat het niet langer kan bestaan.’

    ‘Juist,’ zei Rikkie. ‘Een vreemde aap brengt hoogstens de plaatselijke dierentuin in rep en roer.’

    ‘Wanneer mogen wij nog eens?’

    ‘Naar de dierentuin?’

    ‘Naar het verleden, dummy!’

    ‘M’n pa wil de machine eerst grondig testen voor hij er op­nieuw mensen doorstuurt.’

    ‘Je hebt hem toch geschreven dat ik volgende week jarig ben?’

    ‘O, je bent jarig?’ lachte Rikkie. ‘Ik heb geschreven dat je harig bent!’

    Nu was het Tristans beurt om Rikkie een por te verkopen. Ze gingen één van de Glijders binnen, die als metrostellen om­hoog en omlaag gleden langs vijf van de vijftien enorme pylonen die de structuur van de toren ondersteunden. Woontoren Delta 6 was slechts één van de negentien woontorens, die verspreid stonden over de stad. De torens waren stuk voor stuk opge­bouwd uit zesentwintig plateaus: hele dorpen die boven op elkaar waren gestapeld als blokken. Ieder plateau had zijn eigen winkels en faciliteiten en werd omringd door tien niveaus met honderden villa’s, huisjes en voortuintjes. Het resultaat was een kegelvormige torenstad van anderhalve kilometer hoog.

    Het was woensdag en een rustdag in Neo-Europa. Rikkie en Tristan hadden een zee van plaats in de Glijder en keken uit het raam naar de voorbijschuivende verdiepingen. Het ding ging erg langzaam om het luchtdrukverschil tussen de plateaus op te vangen. Na ruim een kwartier stapten de jongens af op de twee­honderdvijftigste verdieping, waar Rikkie woonde.

    Mams werkte als kassaopzichter in de Hema en Tim was gaan spelen bij een vriendje, zesenveertig verdiepingen lager.

    ‘Goedemiddag, Rikkie, goedemiddag Tristan’, verwelkomde de stem van de huiscomputer hen.

    ‘We hadden beter naar het Virtuacenter kunnen gaan’, brom­de Tristan, terwijl hij wat verveeld de woonkamer van de Matthijssens rondkeek.

    Rikkie kwam uit de keuken en wierp hem een blokje cola. ‘Waarom?’

    ‘Niks persoonlijks, hoor, maar jouw huis is misschien wel het saaiste in de hele toren. Jullie sekskanaal is zelfs geblokkeerd!’

    ‘Ik heb iets veel beters’, zei Rikkie.

    Tristan nam

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1