Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Dracula (Translated): Getrouwe Nederlandstalige herwerking
Dracula (Translated): Getrouwe Nederlandstalige herwerking
Dracula (Translated): Getrouwe Nederlandstalige herwerking
Ebook312 pages4 hours

Dracula (Translated): Getrouwe Nederlandstalige herwerking

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Eindelijk de 'echte' Dracula...

De naam Dracula als dusdanig is bekend bij de meeste mensen, maar velen – wellicht de meerderheid – hebben er geen besef van dat de vampier die zij kennen niet veel meer te maken heeft met de identiteit die hem werd gegeven door zijn schepper Bram Stoker. Het populaire imago van de vampier heeft weinig gemeen met het demonische wezen dat Stoker beschreef. De adaptaties van de Dracula-figuur in theater en film zijn het resultaat van een (om het zacht uit te drukken) erg vrije interpretatie van de karakterisering en soms zijn ze niet meer dan een anemisch afkooksel van Stokers personage. Bijna nooit werd een fictief figuur zó willekeurig afgeschilderd als Dracula. Niet zelden moet de film het hebben van speciale effecten, is hij mijlenver vervreemd van het oorspronkelijke verhaal en ontbreekt er de meesterlijke, onaflatende, betoverende sfeerschepping die door Stokers kunst van beschrijving en oog voor detail, tot nu onovertroffen is.

Het was de bedoeling van de auteurs dit meesterwerk opnieuw vlot leesbaar te maken voor lezers van deze tijd. Maar de waardigheid en de integriteit van het boek diende behouden te worden. Er werd niets achterwege gelaten, er werd niets toegevoegd aan dit prachtige boek. De inhoud en de sfeer zijn intact gebleven.
Het betekende echter ook dat de stijl moest worden gemoderniseerd. De epistolaire stijl was typisch voor de Victoriaanse tijd waarin dit boek werd geschreven. Voor de moderne lezer betekent dit blijkbaar een hinderpaal, en het originele werk wordt hierdoor te dikwijls neergelegd om nooit opnieuw te worden opgenomen.
Deze hinderpaal overwinning ten behoeve van de lezer was de taak die zich werd gezet door de bewerkers. U leest het echte verhaal zoals bedoeld door Bram Stoker, maar modern gebracht.
LanguageNederlands
PublisherBookBaby
Release dateOct 26, 2014
ISBN9781483542737
Dracula (Translated): Getrouwe Nederlandstalige herwerking

Related to Dracula (Translated)

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Dracula (Translated)

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Dracula (Translated) - Stoker, Bram

    hel

    Deel 1: Slot Dracula

    I: Reis naar de hel

    Het was aan de duisterste kant van de schemering toen de postkoets Bistritz bereikte. Jonathan Harker stapte uit en keek om zich heen naar het vreemde allegaartje van mensen dat zich op de stopplaats vóór de herberg had verzameld. Sommigen onder hen deden denken aan de boeren van thuis, in Engeland, of aan buitenlui die hij op zijn lange reis door Frankrijk en Duitsland had gezien. Anderen hadden dat pittoreske en pasten volgens hem beter in het landschap van scherp getande bergen en dichte wouden. De vrouwen zagen er op het eerste gezicht best prettig uit, maar die mening herzag hij toen hij ze van dichterbij bekeek. Ze waren zonder uitzondering meer dan vol om het middel, wat nog werd geaccentueerd door hun losse, witte hemden, met lange, wijd zittende pofmouwen, die in hun rokken staken. De meesten droegen een brede riem waaraan kleurige linten die tijdens het stappen om hen heen slingerden. Ze deden Jonathan Harker nog het meest denken aan plompe figuranten uit een opera. Maar de vreemdste vond hij de Slowaken die hem bijzonder ruw, haast barbaars leken. Ze droegen grote, breedgerande hoeden, ruim zittende, vuilwitte broeken, witte linnen hemden en zware, lederen gordels van haast dertig centimeter breed die over de hele lengte met bronzen spijkers waren beslagen. Aan hun voeten zaten hoge laarzen waarin hun broekspijpen gepropt waren. Ze hadden zonder uitzondering lang, zwart haar en zware, afhangende snorren. Ondanks hun ruige uiterlijk, zo had Jonathan ooit gelezen, waren ze helemaal onschuldig en stonden ze bekend als een gastvrij volk.

    Een zekere Graaf Dracula had aan notaris Hawkins, voor wie Jonathan Harker werkte, geschreven dat hij voor hem een kamer zou laten reserveren in het Gouden Kronen Hotel. Tot groot genoegen van de notarisklerk bleek het er lekker ouderwets. Hij had nauwelijks de dubbele toegangsdeur bereikt of die werd opengeduwd en een forse vrouw in de klassieke klederdracht kwam op hem afzeilen.

    Meneer is de Engelsman die wij mochten verwachten? vroeg ze in een mengelmoes van talen. Nadat Jonathan hierop positief had geantwoord gaf ze, met niet meer dan een hoofdknik, aan een wat oudere man die als een hondje achter haar aan was komen trippelen en nieuwsgierig toekeek, te kennen dat hij er niet was gewenst. Terwijl die gehoorzaam terug het hotel binnen huppelde, nam ze zonder moeite de bagage van haar voorname gast onder haar brede armen en ging hem voor naar binnen. Daar stond weer dezelfde oude man. Hij had een brief die aan Jonathan Harker was gericht en overhandigde hem met een diepe buiging. Jonathan verbrak het zegel en las:

    Mijn vriend,

    Welkom in de Karpaten. Ik wacht vol ongeduld op uw komst. Slaap vannacht rustig en relaxed. Om drie uur morgenmiddag gaat er een postkoets richting Burkovina waarin ik een plaats voor u heb laten reserveren. Mijn eigen koetsier wacht u op in de Borgo Pas en zal u naar mijn kasteel brengen. Ik vertrouw erop dat uw reis vanuit Londen tot hier alvast aangenaam was, en dat u zult genieten van uw verblijf in mijn mooie land.

    Dracula

    De volgende dag merkte Jonathan dat de wensen van Graaf Dracula er blijkbaar wet waren. In de postkoets was de beste plaats voor hem gereserveerd. Toen hij zijn gastvrouw om meer details vroeg over de graaf en zijn kasteel, was ze plots heel gesloten en deed ze alsof ze zijn Duits opeens niet meer begreep. Dat kwam Jonathan heel vreemd voor. De vorige avond hadden ze nog honderduit met elkaar zitten tateren over alles en nog wat. Het enige dat hij nog uit haar kon loswrikken, en dan nog met heel wat moeite, was dat het geld voor zijn verblijf in de herberg en voor de passage naar de Borgo Pas, hier in een enveloppe was bezorgd. Telkens Jonathan het gesprek op Dracula en zijn slot probeerde te brengen keek de vrouw haar oude bediende bang aan. Beiden sloegen dan een kruis en deden er verder het zwijgen toe.

    Net voor het tijd was om in te stappen, en hij de laatste hand aan z’n bagage legde, kwam z’n gastvrouw de kamer van Jonathan binnen. Plots sprak ze blijkbaar weer goed genoeg Duits, en vroeg: Moet u echt daarheen gaan, jongeman? Moet u heus? Daarop verviel ze opnieuw in een eigen taaltje waar de notarisklerk geen jota van begreep. Dan keek ze hem recht in de ogen en vroeg weer begrijpbaar: Weet u wel welke dag het is?

    Ja. Uiteraard weet ik dat. Het is vier mei en over een paar jaar vieren we het jaar negentienhonderd, antwoordde hij lachend.

    Ja ja, dat weet ik ook wel beet ze hem toe, maar weet u ook wat het vandaag is? De Engelsman staarde haar niet begrijpend aan. Ze stak een belerende vinger op en ging verder: Vandaag is het de vooravond van Sint-Jorisdag. Beseft u dan niet dat vannacht, als de klok middernacht slaat, al het slechte in de wereld vrij spel krijgt? Weet u wel waarheen u gaat en wat u ginder te wachten staat?

    Daarop viel ze tot zijn verbazing plotseling op haar knieën en smeekte Jonathan dat, als hij absoluut naar Slot Dracula wilde reizen, hij daarmee minstens nog twee dagen zou wachten. Hoewel hij helemaal niet bijgelovig was gaven de duidelijke angst in haar stem en het feit dat ze haar tranen vrijuit liet rollen, hem een uiterst onbehaaglijk gevoel. Maar hij was op zakenreis. De graaf had de wens te kennen gegeven een groot landhuis in Londen te kopen en notaris Hawkins had hem hierheen gezonden om de verkoop af te ronden en de nodige contracten met Graaf Dracula op te stellen. Niets zou hem tegenhouden zijn opdracht af te werken, vooral geen bijgelovige, dikke Slowaakse. Toen die zag dat al haar smeekbeden niets uithaalden, stond ze van de grond op. Ze droogde haar tranen, haalde een gouden kruisje van rond haar hals en hield dat Jonathan voor. Hoewel die de hele vertoning meer dan beu was, nam hij het toch maar aan. Al was het maar om van de vrouw af te komen.

    Draag het, omwille van allen die je lief zijn, zei ze en hing het om de hals van Jonathan. Ze draaide zich bruusk om, nam zijn bagage, ging hem voor naar de koets die buiten stond te wachten en gooide alles in het daarvoor bestemde rek.

    Jonathan stapte in. Hij was de eerste passagier. Nieuwsgierig naar buiten kijkend zag hij de koetsier op de waardin afstappen, argeloos, als om een alledaags praatje te slaan, maar de Engelsman merkte duidelijk dat ze het over hem hadden. Zo nu en dan wierpen ze een steelse blik in zijn richting. Al gauw verzamelde er zich een groepje rond de twee. Jonathan spitste de oren en kon enkele flarden opvangen van de verhitte discussie die ontstond. Hij nam het woordenboekje dat hij had meegebracht uit zijn handbagage en zocht de meest voorkomende woorden op. Wat hij vond was weinig bemoedigend. Ordog betekende blijkbaar satan, en pokol stond voor hel. De vertaling voor stregoica was tovenaar, en zowel vrolok als vlkoslak duidden iets aan dat nog het best vertaald kon worden als weerwolf of vampier.

    Nadat de overige passagiers, na lang dralen, uiteindelijk instapten, maakte de koets aanstalten om te vertrekken. Een groep die wel leek te bestaan uit de volledige bevolking van Bistritz, keek toe. Ze sloegen allemaal een kruisteken en enkelen staken de wijs-en middenvinger van hun rechterhand naar hem uit. Met enige moeite kon Jonathan een van zijn medepassagiers overhalen hem de betekenis van dit gebaar uit te leggen. Het bleek een soort bezwering te zijn om het Boze af te weren van de koets… en van hem in het bijzonder! Dit alles was niet van een aard dat het hem gerust kon stellen, hier op reis in dit voor hem totaal onbekende land, op weg naar een man die hij nog nooit had ontmoet, op een avond die werd gevreesd.

    Dan liet de koetsier de zweep knallen over de vier kleine paarden die zij aan zij waren ingespannen. Toen Bistritz uit het gezichtsveld verdween, liet Jonathan ook zijn sombere gedachten min of meer daar achter. Vóór hen lag een groen, heuvelig landschap met hier en daar boerderijen, omgeven door boomgaarden. De weg was hobbelig, maar toch leek het Jonathan alsof ze er met koortsachtige haast overheen vlogen. De koetsier was klaarblijkelijk niet van plan veel tijd te verliezen.

    Na enkele uren maakte de betrekkelijke lieflijkheid van het lage heuvelland abrupt plaats voor ruige bergen. Ze reden Transsylvanië binnen. In Londen had Jonathan geprobeerd in de bibliotheek meer te weten te komen over de streek, maar er was zo goed als geen informatie te vinden. Hij achtte zich gelukkig dat Graaf Dracula hem een precieze reisweg had uitgestippeld naar zijn kasteel dat er midden in moest liggen.

    Links en rechts torenden nu hoge bergen. De late middagzon deed hun toppen schitteren. Onder het diepe blauw en paars van de schaduwen boven de boomgrens, lagen vlekken groen en bruin tussen het grijs van stenen. Het geheel bood de aanblik van een eindeloze, spitsige rotsmassa die zich in de verte verloor. Hier en daar stortte zich een waterval naar beneden.

    Terwijl de schijnbaar eindeloze weg verder kronkelde, zonk achter hen de zon dieper en dieper. De schaduwen van de avond begonnen op de koets toe te kruipen. De bergtoppen werden nu gevangen in een delicaat, koud roze. Met de avond viel de kilte en wat later rilde Jonathan van de kou. De avondschemering liet de bomen in de vallei vervagen tot een mistig decor. Ze reden de pas in en vanaf dat moment waren nog maar alleen de spitse toppen van de sparren zichtbaar tegen een achtergrond van late sneeuw. Soms, terwijl de koets zich een weg zocht door het naaldwoud dat zich er omheen leek te willen sluiten, voerden grote, grijze schaduwvlekken een spookachtige dans uit onder de zwarte wolken die tussen de toppen van de Karpaten kwamen dolen. Nu en dan was de weg zó steil dat de paarden, ondanks de haast en de gevloekte aansporingen van de koetsier maar stapvoets verder konden. Jonathan wilde de vracht voor de trekdieren verlichten en maakte aanstalten om uit te stappen en te voet naast de paarden verder te gaan. Een zweepslag die de koetsier vlak voor zijn gezicht deed kraken, maakte duidelijk dat daarvan geen sprake kon zijn.

    Nee! Blijf in de koets! riep die hem woedend toe. De… de honden zijn hier veel te woest! Daar voegde hij met spot in zijn stem, die door Jonathan helemaal niet werd geapprecieerd, aan toe: Spaar je adem. Je zult nog genoeg meemaken voor je eindelijk je hoofd neerlegt vannacht!

    Toen het helemaal avond was geworden, hield de koetsier even halt, heel even maar. Net lang genoeg om de lantaarns aan weerszijden van de koets aan te maken. Ze reden verder en de sfeer onder de passagiers, die de hele reis al gespannen was geweest, werd met het moment meer geagiteerd. De een na de ander, of beter, iedereen tegelijkertijd, riep de koetsier aan, en hoewel Jonathan niets verstond van wat er werd gezegd of gevraagd, begreep hij toch dat ze hem aanspoorden haast te maken. Hij sloeg meedogenloos met zijn zweep op de ruggen van de kleine paarden die, hinnikend van de pijn, trokken wat ze konden.

    Turend door het duister zag Jonathan plots een grijze lichtvlek voor hen, alsof er verder tussen de bergen een kloof was. De opwinding bij z’n medepassagiers bereikte een hoogtepunt. De koets schommelde hevig op de grote lederen veren, danste heen en weer als een schip op een kolkende zee. Jonathan moest zich stevig vasthouden om niet uit zijn zitje te worden gegooid. Dan werd de weg vlakker en de koets leek te vliegen. In het vale avondlicht zag Jonathan hoe de bergwanden aan weerskanten steeds dichter op hen afkwamen, alsof ze fronsend op de koets neerkeken. Dit was de Borgo Pas. Voor Harker nog akeliger dan wat hij zich aan de hand van de beschrijving van zijn medereizigers had voorgesteld. Dan, terwijl de koets nog altijd zo snel mogelijk verder draafde, ging de koetsier opeens halfrecht op de bok staan. De reizigers leunden naar buiten en staarden in dezelfde richting voor zich uit, in angstige, gespannen afwachting. Maar hoewel Jonathan de ene na de andere vraag afvuurde, kreeg hij alleen nors stilzwijgen als antwoord. Uiteindelijk opende de pas zich aan de oostzijde. Daar hingen donkere, rollende wolken en het donderde constant. Het leek alsof de bergkam twee totaal verschillende werelden scheidde die alleen door de smalle Borgo Pas met elkaar in verbinding stonden.

    Jonathan Harker keek uit naar het rijtuig dat hem hier zou opwachten om hem naar Slot Dracula te brengen. Hij verwachtte elk moment het schijnsel van lampen door het donker te zien priemen, maar alles bleef duister. Het enige licht was het flikkeren van de lampen van de koets waarin de adem uit de neusgaten van de paarden oploste in witte mist. Er was geen spoor van welk rijtuig dan ook. De medepassagiers van Jonathan maakten het zich terug wat comfortabeler op hun zitjes. De opluchting in hun ogen leek de spot te drijven met de teleurstelling die over het gezicht van de notarisklerk lag. De koetsier nam zijn zware zakhorloge en riep iets over zijn schouder waaruit Jonathan begreep dat ze de reis in een recordtempo hadden afgelegd.

    Dan keerde hij zich tot hem en zei in gebrekkig Duits: Geen koets hier. De Herr wordt niet verwacht. Hij reist met ons mee tot Burkovina! Morgen of overmorgen komt hij terug naar hier. Beter overmorgen!

    Terwijl hij sprak hielden de paarden plots even halt om dan te hinniken en wild te steigeren. De koetsier kon ze nauwelijks in bedwang houden. Er verscheen een kleine koets, een calèche. De reizigers doken weg in hun dikke jassen en sloegen zonder ophouden kruistekens. De calèche haalde de postkoets in en hield halt. In het licht van de lampen kon Jonathan zien dat zowel de koets zelf als de paarden die ze trokken, gitzwart waren. De menner was een imposante figuur met een lange, bruine baard en een grote, zware hoed die zijn gezicht verborg. Onder de rand van de hoed zag Jonathan twee rode ogen schitteren als vuur.

    De menner keerde zich tot de koetsier: Je bent vroeg vandaag.

    Die stamelde: De Engelse Herr was zeer gehaast.

    De vreemdeling kaatste terug: Dat is dan waarschijnlijk de reden waarom je al het mogelijk hebt gedaan om hem verder te laten meereizen tot Burkovina… Vergeet niet dat je mij niet kan bedriegen, beste vriend. Ik weet veel, en mijn paarden zijn snel. Terwijl hij sprak, braken zijn bloedrode lippen open. Daartussen glinsterden scherpe, witte tanden.

    Eén van de mannen in de koets mompelde: De doden rijden snel.

    De menner van de calèche had de woorden blijkbaar opgevangen. Hij keek de man met een spottende glimlach aan. Die maakte zich zo klein mogelijk, sloeg alweer een kruisteken en stak twee vingers voor zich uit.

    Geef me de bagage van meneer Harker, zei de menner kort. Met de grootste haast voldeed de koetsier aan het bevel en gooide de bagage van de Engelsman op de grond. De menner nam die zonder moeite op, stak ze onder een van zijn krachtige armen en stouwde alles in de calèche. Dan stak hij zijn hand uitnodigend uit naar Jonathan om hem te helpen uitstappen. Die voelde hoe zijn bovenarm werd omkneld in een ijzeren greep. De kracht van de menner was bovennatuurlijk. Hij dropte Jonathan op het bankje van het rijtuig, en keerde de paarden. Even later werden ze opgeslokt door het duister.

    Een nare kilte overviel Jonathan. Hij voelde zich eenzamer dan ooit, en dacht aan zijn vriendin Mina die in Engeland was achtergebleven. Hij werd uit zijn mijmeringen gehaald door de koetsier die de deken van zijn eigen knieën trok en het zijn passagier toewierp. "De nacht is kil, mein Herr, en mijn meester, de graaf, heeft me opgedragen goed voor u te zorgen. Onder de bank ligt een fles slivovitz in geval u een hartversterkertje zou wensen." Dat wenste Jonathan helemaal niet. Hij voelde zich te vreemd en te bang om ook maar om het even wat te wensen, behalve dat hij deze opdracht nooit had gekregen.

    De koets snelde in volle vaart verder. Opeens was er een scherpe bocht waardoor ze gevaarlijk ging overhellen. Een tijd later gebeurde net hetzelfde. Het leek Jonathan dat ze elke keer opnieuw dezelfde weg op en af reden. Hij nam de weinige herkenningstekens die hij in het duister kon zien nauwkeurig in zich op en realiseerde zich een tijd later dat hij zich niets had ingebeeld. Hij wilde de menner hierover wat kwijt, maar om de een of andere reden durfde hij niet. Hij troostte zich met de gedachte dat de man afspraak had op een precies uur, en dat hij op deze manier wellicht gewoon de tijd die de postkoets had ingewonnen, compenseerde. Hij streek een lucifer in vlam en keek in het flikkerende licht op zijn horloge. Het was middernacht. Hij rilde. Het bijgeloof over het middernachtelijk uur was bij hem versterkt door de manier waarop hij de vorige nacht in de herberg en vandaag in de postkoets was behandeld. Met een naar gevoel in zijn maag wachtte hij gelaten - wat kon hij anders – af.

    Ergens, wellicht op een boerderij ver van de weg, begon een hond te janken, lang en bang. Dit werd overgenomen door een andere hond en dan door nog een en nog een, tot het janken van de dieren de pas vulde als een razende wind die van overal tegelijkertijd leek te komen. Al meteen waren de paarden beginnen steigeren. Maar de menner sprak ze zacht toe, waarop ze een tikkeltje rustiger werden. Toch bleven ze huiveren en zweten alsof ze net aan een groot gevaar waren ontsnapt.

    Nu klonk er van twee kanten een ander, nog harder huilen. Dit waren geen onrustige honden, maar wolven. Het had op Jonathan dezelfde uitwerking als op de paarden. Het liefst was hij zó van de calèche gesprongen en gevlucht, moest hij zich al niet tot het uiterste inspannen om niet uit de koets te worden gegóóid. De paarden steigerden nu als gek en de menner moest al zijn krachten gebruiken om ze in de hand te houden. Hij ging vóór ze staan, klopte ze bemoedigend op de hals en fluisterde ze dicht bij hun oren iets toe, net zoals een paardentemmer doet en met hetzelfde resultaat. De koetsier steeg weer op, klakte met de teugels en de paarden gingen er meteen in volle vaart vandoor. De koets reed door een tunnel van bomen waarvan de kruinen boven de weg in elkaar groeiden. Grote, enge rotsblokken maakten hier en daar de doorgang erg nauw zodat het rijtuig er, ei zo na, langs schuurde.

    De taken van de bomen kraakten door de snerpende wind die zich door de engte perste en nog altijd het vreselijke huilen van de wolven met zich meebracht. Het leek Jonathan of de koets was langs alle kanten omsingeld. Het werd nog kouder en er begon poedersneeuw te vallen. Hij voelde zich misselijk van angst. Maar niets scheen de menner van de calèche te storen. Hij keek links en rechts van zich hoewel het zijn passagier toescheen dat daar helemaal niets te zien kon zijn.

    Maar plots flakkerden links van de weg, net boven de grond, blauwe vlammen op. Vreemd, erg vreemd. De paarden werden bruusk tot staan gebracht. De Calèche schokte. De menner sprong van de koets en verdween meteen in het duister. Jonathan hoorde de wolven nu heel dichtbij. Dan dook de menner weer op, zomaar uit het niets, om zonder één woord uitleg terug op de bok te gaan zitten, de paarden aan te manen en door te rijden.

    Wat verder gebeurde zou Jonathan zich niet duidelijk herinneren. Hij dacht en hoopte dat hij in slaap was gevallen en gewoon een kwaaie droom had, veroorzaakt door al het nare van die dag. Het fenomeen van de blauwe vlammen aan de kant van de weg had zich telkens opnieuw en opnieuw voorgedaan.

    Eén keer dook het zó dicht bij de weg op dat Jonathan de menner in het licht kon zien. Die was naar de vlammen gesneld en raapte daar enkele stenen bij elkaar die hij op een doelbewuste manier opeen stapelde, als om de plaats voor later te merken. Dan steeg hij weer op. Het voorval zou zich nog enkele keren herhalen en het huilen van de wolven bleef maar de hele tijd de calèche omringen. Plots ging de menner verder dan voordien van de koets weg. De paarden werden onrustiger, ze huiverden en hinnikten. Jonathan begreep het niet, het huilen van de wolven was immers ineens opgehouden. De volle maan kwam net van achter zwarte wolken en bleef nu ongehinderd schijnen boven de getande rug van een met sparren begroeide berg. In het vale licht zag Jonathan plots de koets gevangen in een gordel van wolven. Hun flikkerende tanden en rode tong duidelijk zichtbaar. Droomde hij of niet? Ze stonden gespannen toe te kijken op hun magere, pezige poten, hun hoge ruggen opgetrokken en hun borstelige nekharen steil overeind. De doodse stilte was voor Jonathan nog vreselijker dan het oorverdovende gehuil. Hij wist nu zeker dat hij niet droomde en was verlamd van angst. Opeens begonnen weer alle wolven samen te huilen. Alsof de maan er het sein toe gaf. De paarden sloegen hun achterbenen uit en gooiden steigerend hun wild klauwende hoeven in de lucht. De doodsangst in hun grote, mooie ogen was pijnlijk om zien.

    De ring van wilde wolven sloot hen nauwer in. Jonathan riep luidkeels, in ware paniek, naar de koetsier. Hij schreeuwde z’n keel schor en beukte op de zijkant van de koets. Dan hoorde hij plotseling de menner. Die stond aan de rand van de weg en sprak op een kalme, zalvende toon die geen tegenspraak duldde. Het was niet tot zijn passagier dat hij het had, maar tegen de horde wolven! Ze keken hem aan en toen hij met z’n rechterarm een wijds gebaar maakte, alsof hij ze van het aardoppervlak wilde vegen, deinsden ze op hun buiken schuifelend achteruit, om tenslotte op te springen en weg te rennen als zat de duivel zelf ze op de hielen. Even later waren ze opgeslokt door het donker van het woud.

    De menner sprong weer op de bok en ze vertrokken zonder dat de man één woord uitleg gaf. Dit alles kwam Jonathan zó onwezenlijk voor dat hij niet in staat was te bewegen, laat staan spreken. De tijd had geen betekenis meer terwijl de koets met halsbrekende vaart verder snelde. Het leek alsof de menner de weg net zo goed kon zien als bij klaarlichte dag. Ze bleven maar stijgen – onderbroken door korte tussenpozen waarin de calèche naar beneden leek te suizen. Dan voelde hij dat de menner de paarden inhield. Hun hoeven trappelden op de stenen van een binnenplaats van een haast tot rusïne vervallen kasteel. Uit de ramen scheen geen licht. Verbrokkelde kantelen staken als rotte tanden tegen de hemel af.

    II: Te gast bij Graaf Dracula

    Toen hij het imposante kasteel zag vroeg Jonathan zich toch nog eventjes af of hij inderdaad niet had geslapen en alles in een nachtmerrie had beleefd. Iets dergelijks naderen zonder het van ver te zien, leek hem immers niet mogelijk.

    De menner sprong van de bok en hield zijn hand op om zijn passagier te helpen uitstappen. Opnieuw die vreselijke kracht. Zijn hand was als een bankschroef. Zonder enige moeite nam de man de bagage en zette die naast de notarisklerk vóór de brede deur. Die was oud en beslagen met grote metalen spijkers en gevat in een naar voren uitstekend frame van massieve steen. In het licht van de maan kon hij zien dat dit was versierd met sculptuurwerk dat was verweerd door tijd en weersomstandigheden, maar waarin hij toch nog taferelen uit het Laatste Oordeel kon ontdekken. Terwijl hij de details ervan opnam, was de koetsier opnieuw op de bok gesprongen, had de paarden aangemaand en was verdwenen in één van de vele zijgangen die uitkwamen op de centrale binnenplaats.

    Jonathan bleef zwijgend staan, alleen en bang. Hij wist niet wat hij hiervan denken kon. Ook niet wat hij verder doen moest. Een notarisklerk die een onbekende buitenlandse klant kwam uitleggen hoe hij het best een eigendom kon kopen en welke het best bij zijn geaardheid paste. Hij rechtte zijn schouders en schudde de angst, voor zover hij dit kon, van zich af. Er was geen spoor te bekennen van een bel of een deurklopper en hij was ervan overtuigd dat roepen geen zin had. Geen geluid kon door deze dikke, dreigende muren en kleine ramen dringen. Wat voor soort plaats was dit? En wat kon van een gewone notarisklerk worden verwacht? Jonathan glimlachte plots. Gewone notarisklerk! Als Mina hem dat kon horen denken, zou ze vast niet akkoord gaan. Net voor zijn vertrek had hij het bericht ontvangen dat hij in al zijn examens was geslaagd. Hij had nu het recht alle bevoegdheden van een volwaardig

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1