Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Leve Tom Boonen!
Leve Tom Boonen!
Leve Tom Boonen!
Ebook142 pages2 hours

Leve Tom Boonen!

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

‘Leve Tom Boonen!’ bevat tien literaire verhalen waarin auteur Stefaan Van Laere diep graaft in de vaak onvoorspelbare ziel van mensen. Dat kunnen gewone mensen van om de hoek zijn die zich in hun troosteloze bestaan vastklampen aan de koers, maar ook volbloedavonturiers die niets meer te verliezen hebben. Het leven zoals het is, als het ware...

Auteur Stefaan Van Laere kreeg het wielrennen met de paplepel binnen gegoten. Zijn moeder groeide op vlakbij het geboortedorp van Eddy Merckx. Naast meer dan 70 fictie- en non-boeken voor jongeren en volwassenen heeft de auteur ook wielerboeken geschreven over enfant terrible Frank Vandenbroucke, uiteraard ook ‘Kannibaal’ Eddy Merckx, zijn dorpsgenoot ‘de Leeuw van Laarne’ Albert Van Damme, die hij als tienjarige op televisie wereldkampioen zag worden en veldrijder Bertje Vermeire.


Verhalen van de auteur verschenen eerder onder meer in bladen als Che, Whisky Magazine, ‘t Kofschip, Zefier, Appel, Dietsche Warande & Belfort en Gierik/Nieuw Wereldtijdschrift.

Ander bekend fictiewerk van Stefaan Van Laere is de reeks rond de Gentse commissaris George Bracke, waarvan intussen al tien delen verschenen. De oplage van zijn werk overschrijdt intussen de 400.000 exemplaren. Ook in de Vlaamse en Nederlandse bibliotheken worden zijn boeken gretig gelezen.

 

LanguageNederlands
Release dateJan 5, 2015
ISBN9781502269751
Leve Tom Boonen!
Author

Stefaan Van Laere

Als fictieauteur voor volwassenen schreef Stefaan Van Laere onder meer de George Bracke Thriller Reeks bij elkaar. ‘De Bracke thrillers lezen eens zo prettig omdat ze zich op Vlaamse bodem afspelen’. (TV-Familie) - ‘Een fijne schrijver, een lekker boek voor in de vakantie. zeker 4 dikke sterren waard!’ (detectives-kro.nl)

Related to Leve Tom Boonen!

Related ebooks

Reviews for Leve Tom Boonen!

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Leve Tom Boonen! - Stefaan Van Laere

    Alle rechten voorbehouden.

    Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

    Een gewijde plek

    1.

    Mijmerend wiegden zij heen en weer in hun gammele schommel­stoel en probeer­den tevergeefs te vergeten wat het doel van hun tocht was geweest. 's Avonds zaten ze nog altijd stilzwijgend naar de onder­gaande zon te kijken, naar de uitgestrekte maar kalme rimpels op het helblauwe water, naar de halfnaakte meisjes die zich door hun aandacht gevleid voelden. En ze hielden zich afzijdig van het dorp dat hen gedoogde - geheimzinnig waren ze, drie grote, gevaarlijke mannen met wie het kwaad kersen eten was.

    Joël was de oudste; althans, dat leek zo, want hun doorgroefde koppen verrieden dat ze alle drie een bewogen leven achter de rug had­den. Misschien had Joël gewoon de minste weerstand en zou hij het eerst onder de druk bezwijken.

    Gekkenwerk is het, snikte hij, en hij nam een sinaasappel, at met volle mond en voelde het sap langs zijn slecht geschoren kin glijden, kroop jankend rond in het vijandelijke witte huis dat hen amper gedoogde. De hitte buiten was ondraaglijk.

    Eens krijgen ze ons toch te pakken, wist Henk. Hij droeg een satijnen short die rond zijn witte benen fladderde. Voorts was hij een beminnelijke jongen, met typisch Hollandse kuiltjes in zijn wangen, echt een knul waarvoor een ietwat bijdehands meisje onvoorwaardelijk door de knieën ging. Of een van die lieve jongens die altijd in zijn buurt leken te vertoeven.

    Harry vette het pistool zorgvuldig in. Zo was hij getraind, zo deed hij het al zovele jaren zonder er nog bij na te denken. Pief poef paf, grinnikte hij, met één oog stijf dichtgeknepen mikkend naar de inboorlingen op het strand. Die tijden zijn voorbij, zuchtte Joël gelaten, zijn hand reikte automatisch naar de denkbeeldi­ge Lüger aan zijn gordel.

    2.

    Ergens uit een palmbosje steeg gezang op; liederen die boven het eilandje kringel­den, tot aan de met wolken omfloerste top van de vulkaan. Drie keer per jaar kwam het tot een uitbar­sting, en ooit zou een uitgekookte touroperator hier gouden zaken doen.

    Nooit eens post, gromde Joël behoorlijk uit zijn humeur. Geen televisie. Almaar kokosnoten zo ver je kunt kijken, geen bar. En de wijven die zo verdomd vrolijk zijn, maar ze hebben vlijm­scherpe scheermesjes tussen de benen.

    Dat kan je alleen maar van horen zeggen weten, grinnikte Henk, hoop ik. Onmiddellijk bereid het uit te proberen.

    Gelukkig is er de rum, veegde Joël zijn smoel schoon, tonnen vol. Hij krabde wat graag de korstjes van zijn littekens weg en at ze ongegeneerd op.

    En je mag kotsen waar je wilt, grijnsde Harry. Geen vrouw die achter je vodden zit. Hij plantte zijn mes tot aan het lemmet in de bamboetafel en hij beeldde zich in dat hij een buik open kerfde, tot de darmen stijlvol overboord hingen, als in een stilleven met bananen die uit de fruitmand puilden. Aan dat tafereel dacht hij vaak. Hij kon het niet laten.

    Wakker worden, Harry. Niet dromen. Jij bent aan de beurt. Echt waar.

    Hij nam het plakkerige pistool over, woog het zorgvuldig in zijn trillende hand.

    Neem er je tijd voor. Als je gáát, moet je het met stijl doen.

    Eén kans op vierhonderd eenenzeventig, wist Harry. Hij graaide met de ogen dicht in de munitiekist, tussen de kogelhulzen. Negenentwintig keer hadden ze nu al geprobeerd, en bij elke poging werd het gevaar weer iets groter.

    De blinddoek niet vergeten, wierp Henk behulpzaam op, een sigaret­je achteloos tussen de lippen bengelend. Altijd bereid om te helpen.

    En de akte van berouw, treiterde Joël. Is het niet goed voor nu dan misschien voor later.

    Harry legde het pistool op zijn schoot en tastte naar het voorhoofd, als had hij een zeldzaam meditatief moment. Achter de blinddoek rolden zijn ogen snel rond in hun kassen; op die manier kon hij helder denken, zelfs na veel te veel rum. Hij kon nu werkelijk zijn leven in een flits de revue zien passeren. Alle grote momen­ten liepen in een razendsnelle montage in elkaar over. Maar het enige echt duidelijke beeld was dat van de huizen aan het water. Hij was er nochtans al twintig jaar weg, en nooit was er iets gebeurd dat de moeite van het vertellen waard was. Alleen maar die brede vaart waarover ­zwaar beladen binnenschepen zich elke dag puffend verder slepen, en als je er woont merk je dat allang niet meer op. Hij dacht aan het huis nog altijd terug als zíjn huis. Voor de afreis was hij er langsgereden en hij had het nauwelijks herkend. De oude gevel opgeknapt, de open ruimte links nu ook al volgestouwd met lelijke bouwsels. En al die jongelui op straat die deden alsof hen niets kon gebeuren, op de duur zou je je nog afvragen wie de inwijkeling was. Goed dat vader dit niet meer moest meemaken. In het huis, zo had hij in een flits gezien, woonden nu minstens twee van die wansmakelijke families van het type liever lui dan moe. Zomaar halfweg de blok, klaar om zich als een kanker over de buurt te verspreiden.

    Behoedzaam ging Harry's hand naar de munitiekist, ze bleef halverwe­ge hangen. Hij nam een handvol kogels op en woog ze één voor één, telkens opnieuw. Dat was een ritueel dat hij telkens weer herhaalde.

    Kijk, hij denkt werkelijk dat hij er de zwaarste kan uithalen, lachte Henk. Harry toch.

    Waarom gaan we hier nog mee door, foeterde Joël, het heeft geen zin. Gek zijn we, stapelgek. Iemand moet ons hier komen weghalen, voor we ongelukken begaan.

    We beginnen wat we afgemaakt hebben, zei Henk beslist. Jij hebt het spel ingezet, weet je nog wel? Of moet ik je geheugen eens opfris­sen?

    Razendsnel stopte Harry een kogel in het pistool, zette de loop dwars op zijn voorhoofd en drukte af. De haan ketste droog, met een luguber klikje.

    Zo, dat hebben we weer gehad, herademde Harry. Volgende week jouw beurt, Henk.

    Hij had er een beetje spijt van. Hij probeerde zich voor de zoveelste keer in te beelden hoe het zou aanvoelen wanneer de kogel zijn hersenen doorboorde. Zou hij één nanoseconde lang onnoemelijke pijn voelen, of verzink je dan gewoon meteen in het verlossende niets?

    Pas nu kwam de weerbots. De gedachte aan de kade was weg. In een flits zag hij zichzelf liggen, de schedel kapot, het dikke bloed dat dampte in het zand en dan langzaam in de zoete grond trok.

    Zeven dagen ondraaglijke spanning, lachte Henk zijn tanden bloot, maar het was een groene lach. Laten we het er ons nog maar eens flink van nemen. De gedachte aan zijn afspraakje met Mercedes Asunción deed hem watertanden. Hij dronk nog wat rum, met fijne teugjes want die verrekte muggen glipten mee naar binnen voor je er erg in had.

    Harry stond aan de onderkant van de trap uit te hijgen, daar waar Joël in zijn onstuimigheid de leuning stuk getrapt had. Drie, vier keer per dag liet hij zich naar beneden glijden en was zo heel even weer een kind, waarna hij opnieuw in lethargie verviel. Harry het kind dat uren naar de boten kon liggen kijken, plat op zijn buik voor het zolderraam.

    Joël was ooit kok geweest op de Marie-Claire, zoveel jaar geleden toen hij nog jong genoeg was om plannen te hebben. Daar had hij het vaak over. Uren kon hij vertellen over de heerlijke gerechten die hij mocht bereiden voor de kapitein, en voor de bemanning was er elke dag kool met worst of spek.

    Harry deed zijn best om met één hand een sigaret te rollen. Dat ging moeizaam, zoals hij daar zat na te beven. Hij at nog slechts fijne lendenstukjes van de everzwij­nen die op het eiland overvloedig aanwezig waren, en verder af en toe wat fruit. Zijn droge rokershoest kwam diep vanuit een piepen­de borstkas opwellen.

    Enkele ogenblikken was het stil, tot Henk zei: Jongens, wij zijn inderdaad verdorie compleet geschift, maar het was een net zo onbedui­dend zinnetje als schat, staan de vuilbak­ken al buiten? En hij grolde vervaarlijk, met een ongenadige, korte grom die duidelijk maakte dat hij niet met zich liet sollen. Zo had hij ooit de overste afgeranseld toen de soldij naar zijn zin niet op tijd was uitbetaald; maar verder was hij een keurige, beleefde jongen van de buiten.

    Al de eerste dag op het eiland had Harry zijn kakikostuum weggestopt, volgens Joël had hij het aan een inboorling ver­kocht maar dat zouden wel lasterpraatjes zijn. Een huurling hield immers altijd zijn beroep in ere, zelfs als hij zo'n beetje op rust gesteld was.

    (Het waait wel allemaal weer over, had Joël gezegd. Een tijdje onderduiken en we zijn terug het heertje. Je moet het als een lange, welverdiende vakantie zien. Henk vroeg zich af of hij dat wel wilde, maar dat was hier duidelijk niet aan de orde.)

    Ik wil rust, eindeloze rust! tierde Joël; hij had een doorslaande stem waaraan vele kwalen ten oorsprong konden liggen, zijn gele, ongezonde huidskleur in aanmer­king genomen. Zijn manier van lopen liet doorschemeren dat hij een duister leven geleid had (omkij­ken, nooit zomaar een kamer betreden zonder het nest eerst grondig uitgerookt te hebben, voedsel kauwde je bedachtzaam).

    Zijn linkervoet sleepte ietwat, als na een jaren geleden slecht geheelde breuk. (Een gemene breuk, gevolg van een – te - close combat ergens in de Stille Zuidzee, maar niet treuren achteraf, het geld was goed, de drank overvloedig, de vrouwen weelderig en gewillig.)

    Harry hield er niet van aangegaapt te worden, zeker niet door Joël; Joël die tenslotte toch voor alles verantwoordelijk was.

    3.

    De grillige kampvuren van het eiland gaven de omgeving iets onwerke­lijk, en alle drie hadden ze een hoofd vol herinneringen die hen terugvoerden naar het slagveld.

    Hier zitten we goed, zuchtte Harry.

    Ik word er helemaal kierewiet van, lachte Henk wild, tureluurs, finaal door het lint. Hij gooide Harry's mes naar een van de inboor­lingen, schramde diens oor, een dun straaltje bloed gleed traag over de zonbestendige kaak naar beneden. Er kwam geen klacht over de lippen van de kroeskop, maar zijn vurige ogen zeiden genoeg.

    Joël was de voorbije maanden dikker geworden, onmiskenbaar. Hij liep zwijgend

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1