Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

En dan niets meer: George Bracke Thriller, #7
En dan niets meer: George Bracke Thriller, #7
En dan niets meer: George Bracke Thriller, #7
Ebook292 pages3 hours

En dan niets meer: George Bracke Thriller, #7

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

George Bracke heeft een tijdje vakantie genomen, niet alleen om te bezinnen over zijn drukke job bij Europol maar ook omdat zijn dochter Julie hoogzwanger is en hij deze geboorte (in tegenstelling tot die van zijn drie eigen kinderen) niet wil missen.

Ook echtgenote Annemie is nagelbijtend van de partij. Alles ogenschijnlijk peis en vree dus, ware daar niet die vreemde vrouw en die ene bekende die wel de laatste persoon is die Bracke wil terugzien. Al is dat omgekeerd niet het geval…

Deze zevende George Bracke Thriller speelt zich weer zeer herkenbaar af in Vlaanderen (meer bepaald Gent), met personages van vlees en bloed die met het soort problemen worstelt waarmee iedere lezer(es) wel eens te maken krijgt, en is ook gelardeerd met een flinke scheut humor. Zo wordt ieder hoofdstuk voorafgegaan door een citaat of oneliner van grote filosofen als Simon Carmiggelt (Geld maakt niet gelukkig, dat heeft het met armoede gemeen.), Eddy Wally, Madonna... of Stefaan Van Laere zelf, natuurlijk.

LanguageNederlands
Release dateAug 17, 2015
ISBN9781516332717
En dan niets meer: George Bracke Thriller, #7
Author

Stefaan Van Laere

Als fictieauteur voor volwassenen schreef Stefaan Van Laere onder meer de George Bracke Thriller Reeks bij elkaar. ‘De Bracke thrillers lezen eens zo prettig omdat ze zich op Vlaamse bodem afspelen’. (TV-Familie) - ‘Een fijne schrijver, een lekker boek voor in de vakantie. zeker 4 dikke sterren waard!’ (detectives-kro.nl)

Read more from Stefaan Van Laere

Related to En dan niets meer

Titles in the series (8)

View More

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for En dan niets meer

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    En dan niets meer - Stefaan Van Laere

    Goede mensen zijn zelden goede mensenkenners.

    Peter Sirius

    Proloog

    ––––––––

    Een krant hoort op de ontbijttafel thuis, dacht Greta. Ze stond zuchtend op uit haar veel te luie zetel om voor de zoveelste keer te gaan kijken of de postbode nog niet geweest was. Haar adem wou weer niet mee, dat had ze al een tijdje.

    Net op dat ogenblik hoorde ze de post in de brievenbus ploffen. De klep ging open en een dik pak papier kwakte op de grond.

    Ze haastte zich nieuwsgierig naar de gang, stiekem hopend op een of andere miraculeuze zending die haar vastgeroeste bestaan een nieuwe wending zou geven. Een geheime boodschap die haar eindelijk duidelijk zou maken waarom ze op deze verdorven wereld was gezet. Voor zover het leven niet één groteske grap mocht genoemd worden.

    Ze nam het pak onder haar arm en slofte terug naar het keukentje. Ze bedwong zich onderweg om naar de post te kijken.

    Helaas. De oogst viel tegen.

    Wederom.

    Een aanslagbiljet van de belastingen met alweer nieuwe rubrieken waar ze kop noch staart aan kreeg, een verregende krant die voor de buren bedoeld was en die ze prompt in de vuilnismand kieperde, een overlij­densbericht van een vage bekende die ze verafschuwde en enkele onpersoonlijke staaltjes van een cosmeticabedrijf, meer was het niet. Die geheime boodschap zou nog minstens een dagje moeten wachten.

    Ze haalde de schouders op. Veel illusies maakte ze zich niet meer. Het kon trouwens alleen maar bergaf gaan. Elke dag kwam je weer een stapje dichter bij het onafwendbare einde.

    Maar de zon begon aarzelend te schijnen, en ze besloot er vandaag het beste van te maken. Nieuwsgierig scheurde ze het eerste het beste staaltje open, maar de weeë amandelgeur beviel haar niet.  Veel te indringend, lang niet subtiel genoeg.

    Ze stopte het bij de buren in de gang onder de deur, want die hielden er vast wel van. En zo had ze het gevoel haar goede daad van de dag verricht te hebben.

    Met het aanslagbiljet onder de oksel slofte ze naar het toilet, en floot een vrolijk wijsje dat vaag aan iets uit de kinderjaren van Mozart deed denken. Niet bepaald toonvast, maar daar trok ze zich niets van aan.

    Op het toilet had ze langer werk dan verwacht. Al die rubrieken, ze begreep er geen jota van. Maar ze vertikte het om hulp te vragen. Ze zou de belastingbrief dan maar lukraak invullen, zoals ze dat al zovele jaren deed. Blijkbaar controleerden ze toch niet, want ze kreeg meestal geld terug. Misschien moest ze maar eens een keer gewoon niets invullen en de brief leeg terugsturen om te kijken wat de gevolgen zouden zijn.

    Intussen was haar koffie koud geworden. Het gaf niet, koude koffie was goed tegen de dorst. De volgende, warme, kop zou des te beter smaken. Je moest eerst kunnen afzien om dan des te meer te genieten.

    Haar vestje, een namaak Ann Demeulemeester, had een weerbarstige ritssluiting. Het lipje bleef vaak halfweg steken, en kon dan niet meer naar boven of beneden. Vervelend toch. Hard trekken was ook geen oplossing, want de rits begon hier en daar los te komen.

    Ze overwoog of ze niet eens bij de naaister in de Bennesteeg zou binnenwippen. Dat kostte normaal stukken van mensen, maar ze had er nog mee in de klas gezeten en wie weet deed de naaister wel wat van haar prijs.

    Alhoewel, bedacht Greta toen, Cindy was maar een bekakte trut. Altijd al geweest. Toen al had ze van die dikke waterknieën, en hardnekkig zwart dons op haar bovenlip. En ze kon zo gemeen lachen.

    Geen haar op Greta’s hoofd dacht er aan haar handige zus Josefien om hulp te vragen. Ze viel nog liever ter plekke dood. Ze hadden elkaar niets meer te zeggen. Niet na dat laatste zogenaamde familiefeestje.

    Overigens, was Josefien deze maand niet jarig?

    Een week geleden, zag ze op de verjaardagskalender in het toilet. Dan maar geen kaartje dit jaar. Josefien zou er vast het hart van in zijn, want ze stalde haar oogst aan verjaardagskaartjes altijd maandenlang uit op haar nachtkastje, tot de nieuwjaarswensen kwamen.

    Buiten was het verrassend koud en nat. De zon was alweer weg. Greta sakkerde, want de sjaal die ze al meer dan tien jaar droeg was zoek. De sjaal had niet bepaald veel waarde, maar ze kon het niet hebben dat ze haar spullen niet meer terugvond. Dat gaf een slordige indruk, ze zou nooit toegeven dat ze haar sjaal blijkbaar kwijt was.

    Een nieuwe kopen dan maar, zuchtte ze. Moet mij dit nu weer overkomen.

    Meestal ging ze te voet naar het stadscentrum of nam ze de tram. Ze had een fiets, maar het had iets plechtig en exclusief het rijwiel voor de zondag voor te behou­den. Ze was uren zoet met het oppoetsen ervan.

    Elke zaterdag gebeurde dat, in de namiddag nadat ze eerst haar studiootje zorgvuldig van boven tot onder gepoetst en geschrobd had, tot de vloer blonk en ze er zichzelf kon in zien. Dat beloofde de reclame op tv althans, maar ze had het nog nooit zelf mogen meemaken.

    Eerst kuiste ze het frame van de fiets, met een sterk geurend reinigingsmiddel met een vleugje dennenaroma.

    Dan kwamen de kabels, de remmen, het licht en de versnellingen aan de beurt.

    De ket­ting werd elke keer eveneens flink gesmeerd.

    De velgen ook, met een speciaal roestwerend flesje. Spaak voor spaak.

    En elke week testte ze de dynamo. Niet dat ze vaak in het donker fiets­te, maar een ongeluk was gauw ge­beurd. Hoe vaak las je in de krant niet over aanrijdingen waarbij fietsers om het leven kwamen? Nu ja, zij had geen krant, maar elke week mocht ze de oude kranten van de buren lezen.

    In de haven kende ze een heerlijk ouderwets winkel­tje van het soort dat jammer genoeg een voor een de deuren sloot. Aan de kassa zat een besje van onbestemde leeftijd, met rimpels die een diepge­groefd reliëf op haar gelaat uittekenden. Ze kauwde godganse dagen op pruimenpitten, en soms spuwde ze er een achte­loos op de grond. Het was zaak ze te vermijden, want het vrouwtje keek naar niets of niemand om.

    Het scharminkel verkocht allerlei waardeloze snuisterij­tjes en fopar­tikelen. Nepjuwelen, als je er naar vroeg ook net echte hondendrol­len. En - voor de goede klanten - smokkelwaar die haar broer uit het Verre Oosten meebracht. Hij ging er prat op dat hij nog voor de Bende van de Miljardair gewerkt had.

    Greta kocht in het winkeltje een schattige sjaal met een motief dat bij haar gordijnen paste.

    Het oude wijf knikte amper, ook al was ze een goede klant. Dat leek wel het verhaal van haar leven, nooit opgemerkt te worden. Als een vergeeld bloemetjesbehang.

    Greta had even geen zin in denken. De dag was nog lang, en veelbelovend. Maakte ze zichzelf wijs. Het vooruitzicht niets te doen te hebben drukte als een zware, verpletterende steen op haar borst, maar ze wou niet toegeven aan de leegte.

    Daar zat ze dan op de tram. Half te dutten. De sjaal keurig opgevou­wen onder de arm. Nadenkend, tobbend.

    Urenlang kon Greta zitten mediteren. Ze voerde ge­sprekken met zichzelf, over uiteenlopende onderwerpen. Ze dacht na over de vraagstukken van de heden­daagse economie, zocht naar oplossingen voor de crisis. Eigenlijk was het allemaal heel eenvoudig. Geld moest rollen. Ze was wel niet rijk en had momenteel geen werk, maar ze beschikte gelukkig over een appeltje voor de dorst. Vroeg of laat zou er wel weer iets uit de lucht vallen.

    Een knappe jongeman die half uitgezakt lag keek Greta vrank aan, en hij lachte haar een beetje uit. Hij had van die schattige krulletjes, en wangen om in te bijten. Hij droeg lange lederen laarzen.

    Het werd Greta teveel. Ze haatte die knul, en begeerde hem tezelfdertijd. Nu zou ze hem op de vloer moeten sleuren en wild berijden, hier op de tram terwijl iedereen reikhalzend toekeek. Hem de kleren van het lijf rukken, alleen de laarzen mocht hij aanhouden. Ze raakte door de gedachte behoorlijk verward en drukte hard op de bel. Ook al moest ze er nog lang niet af.

    Op de stoep keek ze kwaad de tram na. Verdomde bink ook.

    Terug thuisgekomen zag ze dat ze het licht had laten branden. Daar werd ze een beetje kregelig om, want ze lette daar altijd op. Je moest geen geld door deuren en vensters gooien. Het ging allemaal naar vadertje staat.

    Haar zuster kon met de lichten ook zo slor­dig zijn. Op Kerstavond, dat verdomde feest waar ze soms nog nachtmerries van kreeg omdat het zo ongelooflijk triest en voorspelbaar was, had Greta bij haar zus het licht op het toilet twee keer uitge­daan, maar achter haar rug liet ze het weer branden. Dat had Josefien toch niet van moeder.

    Greta borg de schaarse boodschappen in de kast op. Die zag er akelig leeg uit. Word ik nu hulpbehoevend, vroeg ze zich af. Kansarm, zoals het in de boekjes staat? Begint het nu al?

    Ze had zin om weer in haar bed te kruipen. Maar deed het toch niet, en dat vond ze heel knap van zichzelf.

    Niet ieder salvo verkondigt een revolutie.

    Stalislaw Jerzy Lec

    1.

    ––––––––

    Zoals dat dan gaat, die laatste spannende, prangende uren vóór een bevalling, die momenten van vertwijfeling en afwachting, van gelaten de gebeurtenissen te moeten ondergaan zonder er vat op te hebben en van niet te weten wat je in het oog van de storm nog allemaal te wachten staat.

    Het mocht nu eindelijk wel eens beginnen, meende Gert, die intussen geen vingernagels meer had. Jarenlang had hij er niet meer aan geknabbeld, tot heel recent eigenlijk. Hij kon zichzelf wel voor het hoofd slaan.

    Tot de laatste week was de zwangerschap zonder noemenswaardige problemen en vreemde goestingskes behoorlijk snel voorbijgegaan, maar de voorbije dagen leken op zijn minst dubbel zo lang te duren.

    Gert keek met gemengde gevoelens naar Julie. Naar hoe ze daar zichtbaar lag af te zien, en hij kon haar niet helpen, dit moest ze alleen doen. Maar ze was een echte Bracke, dapper en recht door zee.

    En verdomd sexy, zelfs nu in haar bolle, hoogzwangere toestand, moest Gert tot zijn verbazing bekennen. Hij nam haar hand stevig vast en fluisterde een waterval van zoete woordjes in haar oor, net daar in dat geheime intieme plekje waar ze het graag had. Ze glimlachte en sloot vermoeid haar ogen.

    Hij masseerde traag en bekwaam haar rug, met grote, lome cirkels die steeds kleiner werden. Daar was hij intussen aardig bedreven in geraakt. Ze had er al weken pijn in, maar ze wilde niet klagen. Dat deed een Bracke niet.

    Hoe dichterbij het moment van de waarheid kwam, hoe kalmer Gert werd. Hij schaamde zich nu dat hij in het begin van de zwangerschap lafweg zijn verantwoordelijkheid was ontvlucht. Hij beantwoordde haar telefoontjes en e-mailtjes niet, en deed niet open want hij was voortdurend op de lappen om de gevolgen van zijn daden te ontvluchten.

    De schok was ook zo groot geweest. Hij had nog twee jaar hogere studies voor de boeg, en Julie was er amper aan begonnen. Nachtenlang had hij er van wakker gelegen en allerlei scenario’s overwogen. Het enige eerbare doen en met haar trouwen, een klotejob zoeken om de kost voor het jonge gezinnetje te verdienen.

    En pistes waarvoor hij zich nu schaamde, zoals wegvluchten naar het Vreemdelingenlegioen, een carrière als crimineel beginnen of emigreren naar Amerika of Zuid-Afrika. Zijn koffers stonden al klaar, tot hij na een zoveelste nacht van piekeren tot de conclusie gekomen was dat hij Julie gewoon niet kon missen.

    Uiteindelijk was hij met hangende pootjes teruggekeerd, en die enkele dagen die ze samen hadden doorgebracht zonder dat iemand van de zwangerschap op de hoogte was beschouwde hij als voorlopig de mooiste dagen van zijn nog jonge leven. Meteen voor hem de zekerheid dat hij met Julie het lot uit de loterij had getroffen. Met nog een extra prijs erbij die hij haar weliswaar zelf had bezorgd.

    Wat hij niet wist was dat Julies vader George Bracke van de zwangerschap op de hoogte was geweest en had klaargestaan om de rekel die zijn dochter had zwanger gemaakt op te sporen en indien nodig op zijn verantwoordelijkheid te wijzen.

    Bracke had dat nooit aan zijn dochter verteld, en zelfs niet aan Annemie. Hij had er nu nog altijd geen verklaring voor hoe hij het had geweten, het was gewoon zo en hij wilde er verder niet te veel aan denken omdat intussen alles toch vanzelf in orde gekomen was.

    Gert had stiekem veel bewondering voor het sterke karakter van Julie. Een echte Bracke, wist hij intussen, al zat er natuurlijk ook veel van haar moeder Annemie in. Bij de laatste echo had hij zich niet kunnen bedwingen en had hij stiekem het geslacht van de baby aan de gynaecoloog gevraagd, en ook probleemloos gekregen. Julie wou het nog niet weten tot de geboorte, bepaald knap van haar vond Gert.

    Normaal stond vandaag een tentamen op het programma, maar dat was momenteel het laatste van Gerts gedachten. Niet dat hij de school wou verwaarlozen, want hij was meer dan ooit vastbesloten om te slagen. Maar nu kreeg de geboorte even absolute voorrang, en hij was van plan om er na een kort ‘vaderschapsverlof’ weer stevig in te vliegen.

    In de gang van het ziekenhuis ijsbeerde George Bracke eindeloos heen en weer. De handen in de broekzakken, zodat niemand kon zien dat hij uit pure machteloosheid zijn vuisten balde, met gefronste wenkbrauwen.

    ‘Hoe jij daar zou rustig kan bij blijven’, schudde hij het hoofd. Hij voelde zijn hart te keer gaan en probeerde zijn adem weer onder controle te krijgen. Dat ellendige lang moeten wachten, hij liep er de muren van op. Probeerde hij zichzelf wijs te maken, want hij besefte dat hij dringend wat aan zijn conditie moest werken.

    Annemie lachte. Uit nervositeit, maar dat wou ze niet laten merken. Veel meer kon ze ook niet meer doen.

    Wachten, urenlang al, en proberen wat te lezen in een tijdschrift maar ze had het moeilijk om zich te concentreren.

    Praten met haar dochter, over allerlei triviale dingen maar ook over de belangrijke zaken uit het leven die nu ineens nog gewichtiger leken.

    Ze keek haar echtgenoot met een monkellachje aan. Zo opgefokt had ze hem nog maar zelden gezien, en hij kon er nochtans wat van.

    Wie is nu het zwakke geslacht, dacht ze geamuseerd, genietend van het binnenpretje. Maar best zeker dat mannen geen kinderen ter wereld moesten brengen, want dan was de aarde allang uitgestorven.

    Bracke strekte zijn handen voor zich uit. Hij kon niet beletten dat ze beefden.

    ‘Zie me hier nu staan’, zei hij hoofdschuddend. ‘Een oude, rillerige vent.’

    ‘Maar wel de mijne’, lachte Annemie, zoals alleen zij kon lachen. Met een smile die zelfs de meest hardnekkige zuurpruim zou ontdooien

    ‘Kom hier, mijn ventje.’ Ze wenkte hem met haar nog steeds slanke hand, die met de smaakvolle zilveren ring die ze van hem voor Nieuwjaar gekregen had.

    Hij had de ring gekocht in Antwerpen, bij Gold 50 in de Abdijstraat. Een familiebedrijf met ruime ervaring bij de aankoop en verkoop van nieuwe en tweedehandsjuwelen dat hem recent had geholpen bij het ophelderen van een internationale zwendel in juwelen en goud, wat hem een schouderklopje van zijn baas Antonio Diageo bij Europol had opgeleverd. Zaakvoerder Geert Dierckx had de nodige informatie kunnen doorgeven die leidde tot het opdoeken van een netwerk dat onder andere bloeddiamanten en gestolen juwelen te koop aanbood. Bracke was onder de indruk gekomen van de vakkennis van het team van Gold 50 en had het niet kunnen laten een souvenir voor Annemie te kopen, die hem nu met haar vingertje lokte.

    Bracke kwam aandraven, als een gehoorzaam kwispelstaartend schoothondje maar geen van beiden voelde dat zo aan dus het was oké.

    ‘Zeg het eens tegen het vrouwke.’

    Haar fluwelen toon was ronduit onweerstaanbaar. Zacht, sensueel, helemaal niet ridicuul zoals het uit de mond van om het even welke vrouw zou klinken.

    Het vrouwke. Als iemand anders dat van Annemie zou zeggen, zou Bracke furieus geworden zijn omdat het te denigrerend was, maar zij mocht dat natuurlijk wel.

    Zij mocht alles.

    Of toch bijna.

    Of nee.

    Toch echt wel alles.

    Zij wel.

    Hij was er zich op dat moment meer dan ooit pijnlijk van bewust dat hij geen enkele van de geboortes van zijn drie kinderen had bijgewoond. Het klonk onwaarschijnlijk, en vooral hardvochtig en hij wist nauwelijks een excuus te verzinnen.

    Altijd weer was er dat verdomde werk geweest. Stomme kloot dat hij toen nog was.

    Een overval op de bank die achteraf voor het interventieteam een fluitje van een cent bleek te zijn.

    Een staking van misnoegde boeren, die hooguit wat eieren tegen de poort van het stadhuis hadden gekwakt en nadien in ’t Krochtje pinten en jenevers hadden zitten hijsen.

    De ‘ontvoering’ van de vrouw van de ambassadeur door haar minnaar, die gewoon mee op skireis was vertrokken en haar vent de duvel wilde aandoen.

    Hij was er elke keer weer met misplaatste plichtgetrouwheid ingetuind.

    Als hij echt had aangedrongen, had zijn chef hem destijds ongetwijfeld vrij gegeven. Maar hij was toen nog een echte streber, een agent uit het boekje, een klabak die meende door hard werken en zijn privéleven op de achtergrond te schuiven, carrière te kunnen maken. Het type dat zijn eigen vrouw een bekeuring wegens te snel rijden zou geven.

    Hoe heeft ze het al die jaren met mij volgehouden, dacht hij, eikel dat ik toen was.

    Ben ik nu trouwens een beter mens?

    Een betere flik, met meer mededogen?

    Hij werd er nederig van, in het besef dat hij bij Annemie tot in de eeuwigheid in de schuld stond.

    Bracke begreep hier en nu pas ten volle hoe geweldig ze wel was, en moest even tegen zijn tranen vechten. Op zijn oude dag werd hij zowaar soft.

    Er was geen groter contrast mogelijk met de dag dat hij, als afgezwaaide paracommando, met een opgefokt lijf vol testosteron en een kop vol gevaarlijke machogedachten, bij de politie dienst genomen had met de vaste wil orde en wet te handhaven, desnoods - en bij voorkeur - met harde hand. De kop nauwkeurig gemillimeterd geschoren, terwijl al zijn leeftijdsgenoten hun haar tot op hun schouders lieten groeien.

    En zij, de goddelijke, de eeuwige muze, had de ballon toen al doorprikt en de gevoelige man gezien die zich in die onnatuurlijke spierenbundels verscholen hield.

    Hij prees zich nu gelukkig dat hij zich toen niet een van die afzichtelijke tatoeages had laten zetten in een van die gore winkeltjes in een of ander stinkend steegje in een achterafbuurt, zoals een aantal van zijn twijfelachtige makkers van weleer die hij nooit of te nimmer nog wou terugzien.

    ‘Een stuiver voor je gedachten’, mijmerde Annemie, die hem met een blik vol mijmering in haar harde schijf opnam. Hoe goed ze hem ook begreep, hoe veel ruimte ze hem ook wilde geven, er bleef altijd dat stukje duisternis dat van hem, en hem alleen was. Maar ze kende hem intussen voldoende om hem haar absolute vertrouwen te geven.

    En uiteindelijk hadden we allemaal toch recht op dat kleine beetje privacy, dat afgeronde, omzwachtelde geheime deeltje dat ieder van zich voor zichzelf heeft en waar hij geen pottenkijkers nodig heeft. Je eigen eiland, met slechts één bewoner, jijzelf. Kuisvrouw/kuisman en koning(in) tegelijk van dat kleine, solide imperium.

    ‘Wat zei je?’ klonk Bracke verstrooid.

    ‘Niets, schat’, zei ze.

    Kushandjes werpend.

    Op zo iemand kan je toch nooit kwaad worden, dacht Bracke. De beate glimlach deed hem er eerder idioot uitzien.

    * * *

    Daar zat hij dan, het onnozel meneerke met al zijn airkes,

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1