Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Sprakeloos
Sprakeloos
Sprakeloos
Ebook307 pages3 hours

Sprakeloos

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Chloe werkt als journaliste bij een dagblad, ze woont samen met Alex, een filosoof. Hij is ervan overtuigd dat taal de bron is van alle leugens, daarom spreken ze niet met elkaar. Alleen het hoognodige communiceren ze via Post-its. Dit werkt prima, totdat Chloe een oude camera koopt waar een foto in staat van een vermoord meisje. Een reeks onverklaarbare gebeurtenissen volgt. Chloe beseft dat als ze dit mysterie wil oplossen spreken goud is...
LanguageNederlands
Release dateMar 16, 2013
ISBN9789461090782
Sprakeloos

Related to Sprakeloos

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Sprakeloos

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Sprakeloos - Anne Nicolai

    Simpsons

    Deel I - Zwijgen is goud

    Proloog

    Ik verlies mijn evenwicht en val. Mijn rechterarm schuurt over het gravel van het fietspad en ik voel hoe de steentjes bloederige strepen in mijn huid trekken. Zwarte vlekken dansen voor mijn ogen, mijn fiets ligt bovenop me, ik voel een stekende pijn in mijn rechtervoet. Kisha jankt. Ik zie haar niet. Ben ik ergens overheen gereden, heb ik iets gemist? God wat doet mijn been pijn. Als ik nog maar naar huis kan fietsen, anders moet ik mijn vader bellen en die is niet blij als ik hem op zondagochtend zo vroeg wakker bel. Hij weet niet eens dat ik niet thuis ben. Kisha uitlaten is mijn excuus. Als ze erachter komen dat ik door het bos fiets, gaan ze vragen stellen. Ze weten dat hij hier vlakbij woont, mijn ouders zijn niet dom. Als ik mijn vader vraag me hier op te komen halen dan weet hij precies hoe het zit. Dat wil ik niet. Ik wil hem blijven zien. Dat ze het niet met onze relatie eens zijn, houdt me niet tegen. Nog drie jaar en dan ben ik achttien, dan kan ik doen en laten wat ik wil.

    Nee, ik wil niet bellen. Ik sta gewoon op en fiets verder. Over een uur kom ik thuis en zeg dat ik bij de voetbalvelden gevallen ben. Daar laten ze Kisha zelf ook altijd uit. Nu moet ik eerst zien dat ik onder mijn fiets vandaan kom.

    Voorzichtig beweeg ik mijn been, het doet veel pijn, maar het lijkt niet gebroken. Ik kan mijn tenen nog bewegen. Ik steun op mijn handen, ga rechtop zitten en kijk dan om me heen. Ineens voel ik al mijn nekharen overeind schieten. Plotseling weet ik waarom ik gevallen ben. Naast mijn fiets ligt een schep. Ik herinner me dat ik een harde klap tegen mijn buik kreeg voordat ik viel. Ik moet hier weg!

    Ik duw de fiets van me af en voel een pijnscheut in mijn arm die ik negeer. Het is nog donker, te donker. De dichtstbijzijnde straatlantaarn staat zeker driehonderd meter verderop, waar de bebouwde kom weer begint. Verdorie, waarom moest ik ook het fietspad door het bos nemen? Koortsachtig kijk ik om me heen. Ik zie niemand, toch voel ik een aanwezigheid.

    Ik sta op, gravelsteentjes rollen van mijn kleren op de grond.

    ‘Kisha,’ roep ik.

    Als ik haar hoor grommen begin ik te rennen, naar de straatlantaarn, naar het licht. Daar zijn mensen, daar is het veilig. Mijn rechterbeen kwelt me bij elke stap, ik ren zo hard ik kan. Achter me hoor ik voetstappen. Niet achterom kijken. Niet kijken. Dan ga je langzamer.

    Een grom. De voetstappen achter me houden stil. Een dof geluid bereikt mijn oren. Ik hoor Kisha janken. Instinctmatig kijk ik om, Kisha is van mij sinds ze een pup was. Halverwege het pad zie ik haar. Ze zit ineengedoken en gromt tegen iemand die over haar heen gebogen staat. Hij heft een stuk hout en slaat. Ik zie hoe Kisha achteruit kruipt, het struikgewas in. Dan keert de man zich om en kijkt naar mij. Hij is lang, ik kan zijn gezicht niet zien. Ik wil het niet zien. Vlug draai ik me om en zet het op een lopen. Ik hoor hoe hij de achtervolging inzet. Ik let niet op waar ik loop, takken slaan in mijn gezicht. Tranen stromen over mijn wangen. Moet ik mijn mobiel pakken? 112 bellen? Dat duurt te lang, dan haalt hij me in.

    Mijn enkel zwikt om. Weer raak ik het gravel. Mijn handen gaan naar mijn voet, ik bijt op mijn wang en schreeuw het uit van de pijn. Verdomme! De voetstappen gaan langzamer. Rustig komen ze naderbij. Alsof hij hierop gewacht heeft. Alsof hij zeggen wil: ik heb alle tijd.

    Ik kijk naar de straatverlichting. Zover ben ik er niet van verwijderd. Maar wat zou ik ermee opschieten als ik in het licht zat in plaats van hier? Iedereen slaapt. Heeft het zin om te gillen of zouden de bomen al het geluid dempen voordat het de huizen bereikt? Hij is bijna bij me, ik kan hem horen ademen. Staan kan ik niet meer, daarvoor doet mijn enkel te veel pijn. Schreeuwen is mijn enige optie. Ik heb ooit geleerd dat je in geval van nood niet om hulp moet schreeuwen. Niemand reageert op ‘Help!’. In plaats daarvan moet je ‘Brand!’ roepen. Bij brand komt iedereen namelijk wel kijken.

    ‘Ben je gevallen meisje? Ik vroeg me al af hoe ver je zou komen.’

    Dit is het moment. Nu moet ik gillen. Zo hard ik kan. Ik open mijn mond. Er komt geen gil. Alleen een zacht gepiep ontsnapt aan mijn stembanden. Mijn handen trillen niet eens, ze liggen merkwaardig stil op mijn omgeklapte voet. Zelfs mijn gedachten komen langzaam tot een halt. Mijn hart is het enige in me dat nog lijkt te bewegen. Is dit nu hoe het voelt, om verlamd te zijn van angst?

    ‘Brand!’ wil ik roepen. Moet ik roepen. Iemand moet me komen helpen, iemand moet me vinden. Maar er komt geen geluid meer over mijn lippen.

    Zaterdag 5 november

    ‘Is die engerd ons echt niet gevolgd?’

    ‘Nee joh, die is toch door de beveiliging afgevoerd?’

    ‘Maar als hij nou gewacht heeft tot we naar buiten kwamen?’

    Zenuwachtig kijk ik achterom.

    ‘Kom,’ zegt Hilde. ‘Daar op dat terras kunnen we wat drinken, dan laat ik je zien hoe de camera werkt.’

    Eigenlijk wil ik hier weg, maar mijn knieën knikken en even zitten lijkt me niet onverstandig.

    ‘Ik heb er wel een beetje een naar gevoel bij,’ zeg ik.

    Ze kijkt me niet-begrijpend aan.

    ‘Hoe bedoel je?’

    ‘Nou de manier waarop we die camera gekocht hebben. Die man was echt heel boos.’

    ‘Ben je bang dat de camera nu een slecht karma heeft?’

    Ik schud mijn hoofd.

    ‘Nee, daar geloof ik niet in.’

    Toch zit het me niet lekker. Ik was al maanden op zoek naar een betaalbaar Lomotoestel. Alleen vond ik honderd euro voor een analoge camera, uit de voormalige DDR nota bene, niet grappig. Het toestel dat ik zojuist op de rommelmarkt gekocht heb, is voor twintig euro een koopje. Nou ja, eigenlijk heeft Hilde het voor me gekocht. Hilde en ik zijn collega’s, we werken allebei bij de krant. We sporten regelmatig samen en gaan vaak nog wat drinken. Vandaag zijn we na het squashen naar dit marktje gelopen. Meestal ligt er alleen maar rommel, toch hoop ik altijd stiekem dat ik iets bijzonders vind.

    Toen ik de camera zag, had een andere klant hem vast. Op het moment dat hij hem neerlegde – waarschijnlijk om geld uit zijn zak te halen – pakte Hilde het toestel snel en rekende voor me af. Daarop ontplofte de man en dreigde hij dat hij me zou komen opzoeken als ik de camera niet aan hem gaf. Als de verkoper niet tussenbeide was gekomen...

    ‘Kijk, zo maak je hem open,’ zegt Hilde.

    Ze drukt op een knopje en veegt een blonde lok uit haar gezicht. Verbaasd kijk ik naar de camera. In het toestel zit een rolletje.

    ‘Zo te zien is het gebruikt,’ zegt Hilde. ‘Er steekt geen stukje film meer uit.’

    ‘Krijg nou wat,’ zeg ik. ‘Wie doet er nou een camera met een oud rolletje weg?’

    In een klap ben ik mijn belager vergeten.

    ‘Het ziet er oud uit,’ zegt Hilde. ‘Nieuwe rolletjes hebben een veel modernere belettering.’

    ‘Wat zou erop staan?’ vraag ik me hardop af.

    ‘Waarschijnlijk saaie vakantiefoto’s of familiekiekjes van Kerstmis.’

    ‘Ik ben wel heel nieuwsgierig,’ zeg ik.

    ‘Dan laat je het ontwikkelen,’ zegt Hilde droog. ‘Het komt wel goed uit, want nu kan ik je laten zien op welke manier je het rolletje erin moet doen. Straks als er wel een stukje film uitsteekt, moet je zorgen dat het hier rechts over deze pinnetjes valt, zodat het transportsysteem de film kan oppikken. Met dit wieltje transporteer je en hier komt het leuke. Als je dit knopje indrukt,’ ze wijst op een klein knopje onderop de camera, ‘dan zet je het transport uit. Op die manier kun je dubbele belichtingen maken. Twee foto’s op één stukje film. Mede daardoor zijn de Lomocamera’s beroemd geworden.’

    Ik kijk mijn vriendin en collega bewonderend aan. ‘Joh, hoe weet je er zoveel van?’

    ‘Mijn vader was fotograaf. Ik ben met camera’s opgegroeid.’

    ‘Nog meer dingen die ik moet weten?’ vraag ik met een licht ironische ondertoon in mijn stem.

    Ik wist helemaal niet dat Hilde’s vader fotograaf was. Maar Hilde gaat serieus op mijn vraag in en legt me enthousiast uit hoe ik, als ik aan het einde van het rolletje ben, de film kan terugspoelen en op welke manier ik de brandpuntsafstand moet instellen. Het is niet heel moeilijk.

    ‘En je moet de batterijen even laten vervangen,’ zegt ze.

    Mijn telefoon piept. Het is Hannah.

    HEE, HET IS MOOI TERRASWEER, ZIE IK JE STRAKS?

    ‘Sorry Hilde, ik moet er vandoor,’ zeg ik. ‘Het was gezellig, maar ik heb nog een afspraak.’

    Ze kijkt teleurgesteld. Een moment voel ik me schuldig, maar Hannah is mijn beste vriendin en ik heb haar al te lang niet gezien. Bovendien zie ik Hilde iedere dag op kantoor.

    ‘Ik zie je maandag weer, fijn weekend’ zeg ik.

    We nemen afscheid. Als ik de hoek om ben, stuur ik Hannah snel een berichtje terug.

    OVER EEN UURTJE, KLEED ME FF OM EN MOET NOG FOTO’S LATEN ONTWIKKELEN. GROTE MARKT VASTE PLEK?

    Als ik bij mijn fiets sta, komt er weer een bericht binnen.

    JA

    Snel lever ik het rolletje in bij de fotozaak en haast me naar huis. Mijn fiets moet op slot anders is hij zo weg, dus daarvoor neem ik de tijd. Dan ren ik het trapje op naar de voordeur. Het huis heeft drie etages. Op de begane grond woon ik samen met mijn vriend Alex.

    Op de eerste etage woont een vrijgezel. Nou ja, ze zijn net uit elkaar. Zij heeft hem verlaten omdat hij vreemd ging. We hadden niet echt contact met ze. Plotseling, een maand of drie geleden, stond zij ineens huilend beneden in de portiek. Ze had een e-mail gevonden van hem aan zijn scharrel. Heel dom eigenlijk want het venster met de mail stond gewoon open toen ze thuiskwam. Alsof hij wilde dat ze het vond. Ze was in alle staten. Ik had haar mee naar binnen genomen en een kop thee gegeven om even bij te komen. Twee dagen later was ze vertrokken.

    Sindsdien zien we hem alleen de trap opgaan. Hij zegt gedag en daarmee is ook alles gezegd. Jaap heet hij, geloof ik.

    Op de tweede verdieping zitten drie studenten van het type nerd. Twee studeren informatica, de derde wiskunde. Ik moet zeggen dat de meeste clichés over nerds op deze jongens van toepassing zijn. Ze gaan naar de uni, er komt regelmatig een pizzakoerier voorbij en tot diep in de nacht zie je van buitenaf het flikkerende licht van hun beeldschermen.

    Bij mijn vorige baan hadden we ook zo’n type rondlopen, hij deed het netwerkbeheer. ‘Schuif er af en toe een doos met een pizza en een fles cola naar binnen,’ zei mijn baas, ‘en hij doet alles voor je.’ Nou dat dus.

    Eenmaal binnen gooi ik mijn jack over de kapstok. Het is sowieso veel te warm voor een jas. Vorige week liepen we nog te rillen en nu is het bijna tropisch. Ik verwissel snel mijn T-shirt voor een schoon zwart exemplaar en doe mijn haren in een staart. Er dansen nog steeds donkerbruine krullen rondom mijn gezicht. Voor de spiegel die in de kast hangt, werk ik snel mijn make-up bij.

    Mensen zeggen altijd dat ik mooi ben, zelf geloof ik dat niet zo. Ik heb grote bruine ogen, die naar mijn mening iets te ver uit elkaar staan. Met eyeliner en wat oogschaduw is dat gelukkig goed te maskeren. Het klopt wel dat ik mooi haar heb, mijn donkere krullen, ze zijn bijna zwart, heb ik van mezelf. Over een paar weken word ik negenentwintig, gelukkig heb ik nog nauwelijks rimpeltjes rond mijn ogen. Alleen als ik lach verschijnen er kleine lijntjes bij mijn ooghoeken. Ik klaag er wel eens over, maar krijg dan steevast het antwoord dat dat me juist schattig maakt.

    Weer terug in de woonkamer val ik neer op de bank en open mijn laptop. Vijf nieuwe e-mails. Twee ontvangstbevestigingen, een bericht van mijn provider, een lange mail van mijn zus die in Engeland woont, waarvoor ik nu geen tijd heb en een berichtje van mijn werk.

    ..

    Hi Chloe,

    Er zijn nieuwe ontwikkelingen rondom die bestuurlijke ruzie binnen de gemeente waar jij mee bezig was. Ik heb nog een paar mensen gebeld en pas het verder wel aan. Ik stuur het ook naar Stefan, dus jij hoeft er dit weekend niks meer aan te doen.

    Groet!

    Rolf

    ..

    Snel schrijf ik een dankjewelmailtje terug. Rolf is mijn directe collega. In de zes jaren dat ik als journalist werk, ben ik nog nooit zo’n atypische dagbladjournalist tegengekomen. Als je hem ziet, zou je denken dat hij voor de televisie werkt. Hij verschijnt standaard in pak op de redactie, compleet met stropdas en soms met giletje. Zijn donkere haar is halflang geknipt, in een nonchalante coupe, maar niet te vergelijken met het warrige uiterlijk van mijn meeste andere collega’s. Ik heb van alles voorbij zien komen bij mijn mannelijke collega’s: ongekamde krullenbollen, oude versleten T-shirts, brillen die al jaren uit de mode zijn, kapotte spijkerbroeken en legerkistjes. De dresscode die bij ons lijkt te gelden is: vooral niet te nieuw, niet te gelikt. Bij voorkeur een tikje alternatief en als je niet modebewust bent dan geeft dat helemaal niets: je trekt gewoon aan wat je vanochtend in de kast vond, wat toevallig droog is en schoon. Moeten ze op locatie interviewen dan willen ze nog wel eens een jasje aandoen.

    Mijn vrouwelijke collega’s doen het beter. Natuurlijk lopen er ook enkele van het type slons rond, maar Hilde en Gwen komen ’s ochtends toch in het algemeen goed verzorgd op de redactie binnen.

    Ik ben blij dat Rolf dit stuk van me overneemt. Nu ben ik de rest van het weekend vrij! Toen hij bij ons kwam werken had ik hem anders ingeschat. Ik dacht dat hij zo’n carrièretijger zou zijn, dat hij de baan bij de krant wilde gebruiken om snel hogerop te komen. Ik sloeg de plank volledig mis. Rolf werkt nu ongeveer een jaar op de redactie en ik kan goed met hem overweg. Hij weet enorm veel, lepelt op de meest onmogelijke momenten relevante feiten over moordzaken op en hij is erg behulpzaam. Tegenover mij in ieder geval. Met Hilde kan hij het minder goed vinden.

    Ik zie dat het al kwart voor zes is. Als ik de foto’s nog wil ophalen voordat ik met Hannah heb afgesproken, dan moet ik nu weg. Ik klap de laptop dicht, pak de plastic tas van de kapstok en haal de camera met een van de rolletjes eruit. Ik stop beide in mijn handtas en graai in mijn broekzak op zoek naar mijn fietssleutel. Mijn zakken zijn leeg. Snel loop ik terug naar binnen en kijk op de tafel. Daar ligt hij niet. Waar was ik nog meer? In de keuken ben ik niet lang geweest, op het bed ligt hij ook niet. Ik probeer mijn jas. Ook niets. Waar kan dat ding zijn? Als ik moet gaan lopen dan ben ik te laat om de foto’s op te halen.

    Tien voor zes. Misschien als ik een sprintje trek, dat ik het dan nog haal. Ik schop mijn nette schoenen uit en grijp naar mijn gympen die naast het nachtkastje liggen. Eenmaal weer buiten trek ik de deur achter me dicht en begin te rennen.

    ‘Rustig, je bent precies op tijd. Ze komen net droog uit het apparaat,’ zegt Cor, de vaste medewerker, als ik hijgend de fotowinkel binnenstorm.

    ‘Ik...’

    ‘... heb geen lucht meer,’ breng ik uit. ‘Fietssleutel kwijt.’

    ‘Ga even zitten, zegt Cor, en hij wijst naar de draaistoel die voor de pc staat. Ik doe wat hij zegt.

    ‘Hier zijn ze. Spannend?’

    Ik heb hem toen ik de foto’s wegbracht het hele verhaal van de camera verteld. Volgens mij is hij net zo nieuwsgierig naar de foto’s als ik.

    ‘Nogal.’

    Hij reikt me een mapje foto’s aan.

    ‘Zeven van de twaalf opnamen heb ik afgedrukt, de rest was te donker.’

    Ik open het mapje en haal de foto’s eruit. Op de bovenste foto staat een jonge vrouw. Ze heeft middenblond, licht krullend haar. Ze glimlacht naar de camera. Achter haar zie ik een houten schutting waaraan een plantenbak hangt. Het lijkt lente te zijn want er bloeien paarse en gele viooltjes in de bak. Hoe oud de foto is, is met geen mogelijkheid te zeggen. Door de donkere schaduw bij de randen ziet hij er ouderwets uit. De vrouw zou ik gisteren zo tegengekomen kunnen zijn.

    Op de volgende foto staat ze weer. Dit keer samen met een jonge man. Hij is iets kleiner dan zij, lijkt het, heeft een knap lang gezicht en donker haar. Hij knijpt zijn ogen een beetje dicht alsof hij tegen de zon inkijkt. Zij lijkt daar geen last van te hebben.

    Op de derde foto staan ze weer samen, ditmaal in een woonkamer. Ik krijg de indruk dat de foto niet heel oud is want op de achtergrond zie ik een televisie staan met een platte beeldbuis. Daarna volgen twee foto’s van een strand. Er staan geen personen op, alleen de zee, zand en een rij houten palen. Op de laatste foto zie ik de vrouw op het strand liggen. Ze ligt op haar zij te slapen.

    ‘Enig idee wie het zou kunnen zijn?’ vraagt Cor.

    Ik schud mijn hoofd.

    ‘Mag ik eens kijken?’

    Ik schuif de foto’s naar Cor toe. Hij draait ze om en laat ze een voor een door zijn handen gaan.

    ‘Ze komt me vaag bekend voor,’ zegt hij. ‘Maar waarvan? Ik weet het niet. Hem heb ik nooit gezien. Bij die laatste foto, waar ze ligt te slapen gaat heel vaag een lichtje branden. Misschien is het ook niets hoor. Ik zie zoveel foto’s voorbij komen.’

    ‘Ik zou de foto’s eigenlijk graag teruggeven,’ zeg ik. ‘Die mensen hebben ze vast niet voor niets gemaakt, maar hoe vind je ze?’

    ‘Misschien via de lokale krant?’ lacht Cor.

    Ik barst ook in lachen uit. ‘Ja, dat is een mogelijkheid. Het voelt alleen een beetje als misbruik van mijn positie.’

    ‘Laat je het weten als je erachter komt?’

    ‘Natuurlijk.’

    ‘Succes met de camera verder.’

    ‘Volgende week sta ik hier weer met een vol rolletje,’ roep ik terwijl ik richting de deur loop.

    Hannah is een stoer wijf, anders kan ik het niet zeggen. We kennen elkaar van de middelbare school. Toen ze zestien was, ging ze het huis uit. Op haar twintigste had ze een eigen bedrijfje, en nu, acht jaar later, heeft ze een bloeiende onderneming, een man en twee zoontjes. Hoewel ze nu minder werkt, is ze toch zeker vier dagen per week op kantoor. Daarnaast zit ze in de oudercommissie van school en schrijft ze van tijd tot tijd een column over haar ondernemerschap en moeder zijn op de website van onze krant. Een echte supervrouw dus.

    Ik zie haar al van ver naar me zwaaien. Ze is lang en door haar knaloranje korte stekeltjeskapsel pik je haar overal tussenuit. Ik loop naar haar toe en zink neer op een stoel.

    ‘Haaai lieverd,’ zegt ze met haar donkere hese stem die een zware roker doet vermoeden, wat overigens niet zo is.

    ‘Hoi hoi, sorry dat ik zo laat ben,’ hijg ik.

    ‘Geeft niet schat, je ziet eruit alsof je de marathon gelopen hebt.’

    Ze wenkt de serveerster. ‘Wat wil je drinken?’

    ‘Een verse jus d’orange graag,’ zeg ik tegen het meisje.

    ‘Doe mij er ook maar een,’ zegt Hannah. ‘Ik rammel. Doen we er meteen eten bij?’

    ‘Is goed.’

    ‘Je ziet er mager uit, lieverd. Eet je nog steeds alleen konijnenvoer? Van sla kom je niet aan hè?’

    ‘Ja, ik eet nog steeds geen dooie beesten,’ antwoord ik. ‘Daarvoor in de plaats des te meer chocola en noten, dus aan calorieën en vetten geen gebrek.’

    ‘Geen steakrestaurant dan?’

    ‘Zolang ik alleen van de saladbar hoef te nemen...’

    ‘Jammer jammer,’ zegt ze, met geveinsde teleurstelling. ‘Dan eten we hier.’

    We kennen elkaar al zo lang dat ze precies weet hoe ver ze kan gaan. Ze weet dat ik sinds mijn vijftiende geen hap vlees meer heb gegeten en dat respecteert ze. Hoewel ze het niet kan nalaten me er iedere keer weer mee te plagen.

    De menukaart is simpel. Ik bestel een vegetarische salade met geitenkaas. Hannah kiest voor varkenshaas met champignonsaus.

    ‘Als je een stukje wilt proeven zeg je het wel hè?’

    Ik moet hardop lachen. ‘Ja hoor, dan zeg ik het.’

    ‘Nou vertel,’ zegt ze als de serveerster weer weg is. Hoe is het met jou, met je goddelijke Griekse minnaar, met je wereldbaan en met je vakantieplannen?’

    Ik verslik me bijna in mijn sap. We hebben elkaar een paar maanden niet gezien. We hadden het allebei te druk om af te spreken, maar Hannah is voorspelbaar als het weer. Altijd doet ze drie dingen tegelijkertijd. Rustige momenten hoef je met haar niet te verwachten. Bovendien is ze supernieuwsgierig.

    ‘Waar wil je dat ik begin?’ vraag ik.

    ‘Met je werk.’

    ‘Oké. Werk is leuk. Ik ga echt een glanzende carrière maken dit jaar, alleen deze week is het eventjes saai,’ zeg ik meteen. ‘Ik ben bezig met bestuurlijk gekibbel in de gemeente en ze liegen allemaal. De een nog meer dan de ander. Ik weet niet of je er iets over gelezen hebt?’

    Ze knikt. ‘Iets met steekpenningen van een fabriek die chemicaliën maakt? Rubber en zo?’

    ‘Juist. Een of ander laag ambtenaartje heeft geld aangenomen van een groot bedrijf dat een fabriek wil neerzetten in een van de buitengebieden. Er broeden daar vogels. Er wordt water gewonnen. En toch wilden ze een vergunning gaan verlenen.’

    ‘Daarmee waren ze toch naar de rechter gestapt?’

    ‘De milieu-organisaties, gesteund door enkele kleine linkse fracties, ja. En je ziet nu de ene na de andere ambtenaar omvallen. Steeds hoger in de organisatie rollen er koppen. Het is moeilijk te bewijzen. Ik denk dat ze er allemaal van geweten hebben, maar als je er iets over vraagt ontkennen ze. Of ze hebben geen commentaar.’

    ‘En dan loop je vast met je verhaal?’

    ‘Precies. En het interesseert me ook eerlijk gezegd niet.’

    ‘Het is toch superspannend?’ vraagt Hannah.

    ‘Dat was het in het begin wel, nu gaat het alleen nog over de onenigheid binnen de gemeenteraad. Over welk bestuurslid waarover heeft gelogen. En alhoewel iedereen weet dat er veel, heel veel leugens verteld zijn, doen ze allemaal hun best het in de doofpot te stoppen. Daar ben ik nu wel klaar mee. Wees dan eerlijk en zeg: we hebben een fout gemaakt.’

    ‘En hoe

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1