Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Ontworteling
Ontworteling
Ontworteling
Ebook653 pages11 hours

Ontworteling

Rating: 3 out of 5 stars

3/5

()

Read preview

About this ebook

In ‘Ontworteling’ volgen we de nieuwsgierige fotografe Rhona in haar bloedstollende vraag- en antwoordspelletjes met Aeolus, die beweert een vampier te zijn. Na het online contact volgt de echte ontmoeting, in Londen, die niet minder raadselachtig, opwindend en erotisch geladen is als de chats. Rhona en Aeolus komen al snel niet meer van elkaar los en sleuren elkaar in een duister spel naar een onafwendbare afgrond, van waaruit geen terugweg mogelijk lijkt.
LanguageNederlands
PublisherXinXii
Release dateDec 13, 2014
ISBN9789082037708
Ontworteling

Related to Ontworteling

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Ontworteling

Rating: 3 out of 5 stars
3/5

1 rating0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Ontworteling - Marion Altena

    INHOUD

    DEEL I

    NOOT VAN DE AUTEUR

    1 ‒ ‘VLUCHT’

    2 ‒ ‘DUNGEON’

    3 ‒ ‘CONTACT’

    4 ‒ ‘METSELAAR’

    5 ‒ ‘ONDERZOEK’

    6 ‒ ‘KERK’

    7 ‒ ‘SCHORPIOEN’

    8 ‒ ‘VERVELING’

    9 ‒ ‘LIEFDE’

    10 ‒ ‘INSPIRATIE’

    11 ‒ ‘SANDER’

    12 ‒ ‘WAPEN’

    13 ‒ ‘BAROK’

    14 ‒ ‘ZELFBEELD’

    15 ‒ ‘ASYLUM’

    16 ‒ ‘ANGEL’

    DEEL II

    17 ‒ ‘DROOM’

    18 ‒ ‘ILLUSIE’

    19 ‒ ‘VOORSTEL’

    20 ‒ ‘TRACEUR’

    21 ‒ ‘WAARHEID’

    22 ‒ ‘HOTEL’

    23 ‒ ‘NR. 1 POULTRY’

    24 ‒ ‘PRUIK’

    25 ‒ ‘HARRODS’

    26 ‒ ‘KERKHOF’

    27 ‒ ‘GRAFROOF’

    28 ‒ ‘OPERA’

    29 ‒ ‘PIANIST’

    30 ‒ ‘INCOGNITO’

    31 ‒ ‘LENTE’

    32 ‒ ‘Nr. 92’

    33 ‒ ‘GRAFFITI’

    34 ‒ ‘GARLICK HILL’

    35 ‒ ‘HOOGTEVREES’

    36 ‒ ‘VEILIGHEIDSTROEPEN’

    37 ‒ ‘KANAAL’

    38 ‒ ‘THE COMMON’

    39 ‒ ‘RELATIE’

    40 ‒ ‘CAMERA’

    41 ‒ ‘CHAOS’

    42 ‒ ‘KLEM’

    43 ‒ ‘WOEDE’

    44 ‒ ‘SCHRIJFSTER’

    45 ‒ ‘TEGENGAS’

    46 ‒ ‘DEPLACEMENT’

    47 ‒ ‘CONTROLE’

    48 ‒ ‘THERAPEUT’

    49 ‒ ‘INTROPERSPECTIEF’

    50 ‒ ‘STALKER’

    51 ‒ ‘KLEURLOOS’

    DEEL III

    52 ‒ ‘GEURSPOOR’

    53 ‒ ‘DOORSTART’

    54 ‒ ‘DRIEHOEK’

    55 ‒ ‘KASTEEL’

    56 ‒ ‘BUREN’

    57 ‒ ‘KAMELEON’

    58 ‒ ‘ONTWORTELING’

    59 ‒ ‘ONTBOEZEMING’

    60 ‒ ‘GOUDEN STAD’

    61 ‒ ‘MINDGAMES’

    62 ‒ ‘CONCURRENTIE’

    63 ‒ ‘GIRL POWER’

    64 ‒ ‘EILAND’

    65 ‒ ‘THEATER’

    66 ‒ ‘LESSEN’

    67 ‒ ‘HOLEŠOVICE’

    68 ‒ ‘SPIN’

    69 ‒ ‘EIGHTIES’

    70 ‒ ‘ONTVOERING’

    71 ‒ ‘OORDEEL’

    72 ‒ ‘RING’

    73 ‒ ‘FINALE’

    74 ‒ ‘TELEFOON’

    75 ‒ ‘EPILOOG’

    DANKWOORD

    ONTWORTELING

    DEEL I

    "ONDERZOEK ALLES,

    BEHOUD HET GOEDE"

    TESSALONICENZEN

    NOOT VAN DE AUTEUR:

    In deel II van Ontworteling wordt, tussen de avonturen van het verhaal door,

    verteld hoe de hoofdpersoon bezig is een foto-/kunstboek

    samen te stellen.

    Dit boek bestaat echt!

    Het is begin 2013 onder de naam van deze hoofdpersoon

    (Lente van ’t Zand) op de markt gekomen,

    heet ‘Liefde & Verval’ en is online te koop.

    Schrijver: Marion Altena

    Coverontwerp: Sander Viddeleer en Marion Altena

    Flaptekst: Hans van Willigenburg en Marion Altena

    Coverfoto: © 2008 Hakan Aker, Istanbul

    E-Book Distribution: XinXii

    www.xinxii.com

    Copyright © 2014 Marion Altena, Rotterdam

    ISBN: 978908203770-8

    www.marionaltena.com

    Contact: Ontworteling@gmail.com

    Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of

    openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie,

    microfilm, via het internet of op welke andere wijze ook,

    zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van

    de schrijver/uitgever Marion Altena,

    Ontworteling@gmail.com

    No part of this book may be reproduced in any form,

    by print, photoprint, microfilm, via the internet or any

    other means, without written permission from

    the author/publisher Marion Altena,

    Ontworteling@gmail.com

    1

    ‘VLUCHT’

    Mind your step klonk het metaalachtig uit een luidspreker vlak boven ons. Ik was echter zo druk in gesprek met Claire dat de waarschuwing net zo weinig mijn aandacht trok als de andere geluiden op Schiphol. Plotseling lag ik dan ook ondersteboven aan het eind van de lopende band… en hoewel ik me vaag bewust was van de geschrokken stemmen van opzij stappende en bijna over me heen struikelende mensen had ik nauwelijks tijd om me te schamen, want links van me verscheen er een gestalte die me onder mijn oksel greep en in één vloeiende beweging omhoog trok. Het was de man die me al eerder was opgevallen, op het andere vliegveld, en hij zei: Happy Valentine’s Day!

    Dit gebeurde allemaal binnen een tijdbestek van nauwelijks vijf seconden.

    Van de zevenentwintig keer 14 februari die ik in mijn leven had meegemaakt kon ik die van vandaag gerust de meest vreemde tot nu toe noemen. Maar toen mijn reiswekker me daarnet veel te vroeg naar mijn zin uit mijn slaap wekte had ik daar nog geen idee van. De routine van deze ochtend zag er tenslotte heel normaal uit: opstaan, aankleden, koffer inpakken, koffer uitpakken, efficiënter inpakken, haastig ontbijten en dan in de lobby van het hotel in spanning wachten op de komst van de shuttlebus. Ik had het wel vaker gehad hier in Reykjavík. Dan kwam je aansluiting te laat en dan moest je overstappen op het busstation met al het bijbehorende gedoe. Zware koffers eigenhandig uit bagageruim slepen en je hele hebben en houwen naar een grotere en steevast veel te volle bus verhuizen. Of hing dat al dan niet overstappen nou af van het hotel waar je opgepikt was? Ik wist het werkelijk niet meer. Het enige dat ik wèl wist was dat ik nog even helemaal geen zin had in Nederlanders om me heen… een veel te hoog gegrepen wens natuurlijk.

    Want al vonden Claire en ik ieder een plekje achter in de bus aan het middenpad tussen twee stil uit het raam starende IJslanders, de trage doch met schelle stem uitgesproken woorden van die Hollandse jongen een paar stoelen voor ons waren onmogelijk te negeren. De manier waarop hij uitgebreid aan een paar landgenoten verslag deed van hoe hij de complete nacht had doorgehaald en welke discotheken in de stad de meeste blonde langbenige chicks herbergden deed me wensen dat ik nog in bed lag en mijn hoofd kon begraven onder een heel erg dik kussen.

    Na het gebruikelijke geheister met jassen, tassen, laptops en zelfs schoenen bij de handbagagecheck was er nog even de vrijheid. Nog een uurtje over voor de last-minute aankoop van beperkt houdbare producten (gedroogde stokvis) en zo veel chocolade als het laatste wisselgeld in mijn portemonnee maar toeliet.

    Daarna de lange gang met links en rechts de wachtende mensen, buiten achter de ramen een enkele staart en vleugel met het blauw en geel van Icelandair en binnen aan de muren de foto’s, de reclamefoto’s die je bij aankomst in dit land altijd met verwachtingsvolle opwinding stemden maar die je op je weg naar de gate voor een vlucht terug naar je eigen land van weemoed bijna in huilen deden uitbarsten.

    Foto’s van de Blue Lagoon. Foto’s van met grijsgroen mos begroeide lavagronden en van de eindeloze weidsheid… we hadden het allemaal gezien de afgelopen twee weken. En deze keer nog wel vanuit een huurauto! Ik mocht de redactie van dat tijdschrift wel dankbaar zijn. En Claire mij – dat werd een heleboel keertjes het vuilnis buiten zetten in ruil voor de gratis rondritten langs de natuurverschijnselen die ze tot voor kort alleen nog maar kende van boeken en het internet. Ze had zich, vanaf haar riante positie in de passagiersstoel, dan ook letterlijk zitten vergapen aan al het moois dat aan haar voorbij was getrokken. Lavavelden zover als een mens kon zien op het schiereiland Reykjanes. De geothermische bronnen van Seltún met die kokendheet in donkergrijze bellen naar boven bloppende modder… We hadden een keer een volle dag besteed aan het in een grote cirkel om het meer van Thingvellir heen rijden, vanaf de licht besneeuwde heuvels aan de zuidwestelijke oever naar het spectaculaire vergezicht dat zich voor je oog ontsloot terwijl je naar beneden reed en toen via het zuiden langs het oosten en noorden weer terug. Maar waar Claire waarschijnlijk nooit meer van genezen zou was het feit dat we hadden ijs geklommen op de gletsjer van een levensechte vulkaan. En ondanks dat ik me die dag redelijk blasé had opgesteld – ik moest me per slot van rekening op mijn foto’s concentreren – was het ook mij niet in de koude kleren gaan zitten, het idee dat we, stoer uitgerust met crampons en pikhouwelen, hadden gelopen over een vuurberg die wat uitbarstingsverwachting betreft al een paar jaar over tijd was. De Eyjafjallajökull… een onuitsprekelijke en onvergetelijke ervaring.

    Ik zou het missen, dit eiland met haar rotte haai, brandewijn en Vikingsferen, haar onverstaanbare taal, het parmantige accent waarmee haar bewoners in het Engels tegen ons spraken… en al zei ik het zelf, de redactie zou zich in de handen mogen knijpen met mij als fotograaf. Op een van de laatste avonden had ik namelijk zelfs nog het Noorderlicht op de gevoelige plaat kunnen vastleggen. Met moeite, dat wel. Het was echt steenkoud geweest en minstens windkracht acht, maar toen ik, terug in het hotel, met stijf bevroren vingers door de resultaten op mijn beeldschermpje scrolde wist ik met zekerheid dat ik iets heel bijzonders te pakken had: de aurora borealis tegen het decor van een romantisch wit vuurtorentje. Claire zou zichzelf wel wat kunnen doen als ze straks zou zien wat ze gemist had die avond. Tja, had ze maar niet zo moeten opgaan in dat gesprek met die fijne gelovige Faroërs in de lobby…

    Heb jij dat daarnet ook gehoord, van die trouwactie? vroeg Claire terwijl we richting de gate slenterden.

    Wat moet ik gehoord hebben?

    Nou, iemand in de winkel zei dat ons vliegtuig, nadat we straks in Amsterdam zijn geland, omgebouwd gaat worden tot een heuse trouwkapel. En op de weg terug naar IJsland vindt er dan een huwelijksceremonie plaats voor een heleboel echtparen tegelijk, met Lutherse dominee en al! ratelde ze.

    Mooie publiciteitsstunt van Icelandair, mompelde ik. Zal ze wel heel wat nieuwe klanten opleveren.

    Een trouwactie, in de lucht nog wel, het moest niet gekker worden. Het enthousiasme dat mijn huisgenote had over dit soort nieuwtjes kon ik op dit moment echt even niet opbrengen. Veel te veel romantiek, zo op de vroege ochtend… ach, ik moest het gewoon toegeven: ik was chagrijnig. Luchthavens op de weg terug naar huis hadden nooit een goede invloed op me gehad. De onmogelijke vliegtijden, het te kleine aantal stoelen bij de gates en zoals altijd: die loodzware handbagage met veel te veel boeken, cameralenzen en buitenlandse lekkernijen. Zou ik het ooit leren? En dan had je ook nog de blikken van die types die wat subculturen betreft niks gewend waren, die mijn alternatieve voorkomen blijkbaar maar heel raar vonden. Hoe kon ik dit soort mensen toch duidelijk maken dat er anders uitzien niet per se synoniem hoefde te zijn voor willen opvallen? Ja, ik wist het, mijn haar was rood. En ik wist ook dat het geen rodeharenhennarood was maar cyclaamrood, want ja inderdaad, mijn haar was geverfd! En als je daar niet mee om kon gaan dan moest je maar een andere kant op kijken.

    Whow, mijn bui was wel erg slecht vanmorgen…

    De man die tegenover me op de grond zat kon mijn gedachten natuurlijk niet lezen en aan mijn

    afwerende gezichtsuitdrukking had hij duidelijk geen boodschap. Alsof ik een wetenschappelijk object was nam hij me onderzoekend in zich op. Totdat ik terug keek, toen gingen zijn ogen een andere kant op. Voor even maar trouwens, want binnen een paar seconden was zijn blik gewoon weer op me gericht en ging hij door met zijn beoordeling van mijn uiterlijk. Niets van aantrekken! Gewoon net zo doen als hij, schaamteloos terug inspecteren: Hmmm… roodbruin haar, een gezicht dat een chronisch slaapgebrek verried, grijze of lichtblauwe ogen onder een paar markante wenkbrauwen. Leeftijd zo’n beetje halverwege de dertig, een lekker lichaam, vlotte kleding… hij zag er bepaald niet slecht uit. Of eigenlijk was hij gewoon ronduit aantrekkelijk. Jammer alleen van die arrogante afstandelijkheid waarmee hij nu weer wegkeek…

    Nadat het vliegtuig zich los had gemaakt van de IJslandse bodem hielden Claire en ik eerst een discussie over de verdeling van de schoonmaaktaken in ons huis voor de komende weken. Daarna haalde ik mijn camera tevoorschijn om eens helemaal van voren af aan door de voorraad foto’s te wandelen die ik de afgelopen veertien dagen had aangelegd. Samen probeerden we in te schatten welke plaatjes een kans maakten voor het reistijdschrift en zoals verwacht was mijn huisgenote stikjaloers op mijn onverwachte avondje Noorderlicht. Ze vroeg me om nog eens uitgebreid te vertellen over hoe ik dat natuurverschijnsel nou had ervaren en of het echt geluid maakte zoals sommigen haar hadden verteld en hoe snel zoiets nou van kleur en vorm veranderde en… Man, zuchtte ze na mijn gedetailleerde maar ook ietsje te geromantiseerde uitleg, mocht iemand al twijfels hebben bij het bestaan van een Schepper, dan hoeft hij alleen maar naar zoiets te kijken.

    Zullen we God hier maar even buiten laten? reageerde ik geprikkeld, waarop ik me meteen, een beetje geschrokken, verontschuldigde.

    Ja ja, ik weet het. Jij zit in je atheïstische fase… spotte ze.

    Ach, trut.

    Alleen Claire kon dit soort dingen tegen mij zeggen. En als het niet kon, dan deed ze het nog. Dat scheen te horen bij ‘elkaars beste vriendinnen zijn’.

    Met een duw tegen haar schouder gaf ik aan dat ik er langs wilde. Even de benen strekken, even een plasje plegen. Ik was echter nog niet halverwege op mijn weg naar achteren toen een moment van turbulentie ervoor zorgde dat ik mijn evenwicht verloor en steun moest zoeken bij een willekeurige hoofdleuning naast me. De schommeling duurde niet lang maar was hevig genoeg om de aandacht te trekken van één specifiek iemand die in de buurt zat. En daar stond ik, ineens weer midden in het spel van staren en wegkijken met die toch wel interessante manspersoon van de gate op het vliegveld van Keflavík. Dit keer keek hij alleen met zo’n intensiteit naar me dat ik mezelf er bewust aan moest herinneren weer te gaan lopen. Mensenlief. Waar sloeg dit op, wat had ik gedaan? Het leek wel of hij ergens verbaasd over was, zoals hij me had aangestaard, alsof hij… ach, trap d’r toch niet in. ’t Zal wel gewoon een mannending zijn.

    Na mijn toiletbezoek liep ik daarom met een vinnige zelfverzekerdheid langs hem heen terug naar mijn stoel zonder hem nog een blik waardig te gunnen.

    De rest van de vlucht ging zoals je van een gemiddelde vliegreis mocht verwachten. Gesprekken werden langzaamaan minder intensief, maakten plaats voor periodes van stilte met af en toe nog een opmerking over en weer en ten slotte het zwijgen. We aten het door de stewardessen rondgedeelde ontbijt, dronken koffie en thee, we dommelden wat… en een tijdlang was er, ergens in een uithoek van mijn bewustzijn, alleen nog maar het hoog suizende, gelijkmatige draaien van de vliegtuigmotoren.

    Een belletje en de representatieve stem van een stewardess brachten me weer terug naar het hier en nu. Ik gaapte mijn oren open, keek op mijn horloge en om me heen en zodra Claire er wakker genoeg uitzag begon ik tegen haar te praten. Uit mijn ooghoeken zag ik dat de Hollandse jongen uit de bus van vanmorgen met een getergd gezicht naar zijn hoofd greep. Een kater, vast en zeker. Ikzelf voelde me daarentegen best wel goed eigenlijk. Ik had bepaald niet slecht geslapen en was mijn slechte bui wonder boven wonder helemaal kwijt.

    Vol frisse moed stapte ik daarom een minuutje of twintig later druk kletsende met Claire het toestel uit en betraden we gate F-zoveel van Schiphol. Of kon ik mijn optimisme beter ‘overmoed’ noemen? Hoe dan ook, ik was zó bezig met mijn huisgenote, mezelf en veertien dagen aan mooie herinneringen dat ik totaal vergat te kijken waar ik mijn voeten neerzette…

    En zo lag ik het volgende moment dus zomaar ondersteboven aan het einde van de loopband. Het deed nauwelijks zeer. En als het al pijn had gedaan, dan had ik dat niet opgemerkt, gebiologeerd als ik was door hem. Romantischer en ouderwetser had ik me een gebeurtenis als deze niet kunnen voorstellen… een vreemde, aantrekkelijke persoon had me gered en me ‘Happy Valentine’s Day’ toegewenst.

    En nu wilde ik hem leren kennen ook!

    Dus probeerde ik de man in te halen, onderweg naar de bagagehal. Eenmaal naast hem stelde ik een in aller haast verzonnen vraag, in het Engels: Je komt zeker niet uit Nederland, hè?

    Hij keek even opzij maar vertraagde zijn hoge looptempo niet. Ik ben van gemengde afkomst, antwoordde hij. Zijn intonatie was vlak en getuigde van een onverbiddelijke afstandelijkheid. Iets anders om te zeggen wist ik ook niet direct te bedenken en zo eindigde ons vluchtige contact precies zoals dat ruim drie uur daarvoor op het vliegveld van Keflavík was gestopt.

    Ik liet hem doorlopen en hield stil om op Claire te wachten. Wat was ik mezelf weer belachelijk aan het maken. Dat ik dingen niet altijd in het juiste perspectief kon zien was me wel bekend, maar dit…!

    Terwijl wij bij de bagageband aankwamen, verdween mijn mysterieuze geliefde-voor-heel-even net door de klapdeuren naar de aankomsthal.

    2

    ‘DUNGEON’

    Beide benen op de grond. Het leven bestond tenslotte niet alleen maar uit buitenaards mooie reizen naar verre buitenlanden – er moest ook gewerkt worden. Dus besteedde ik de hele week aan het laden van IJsland-foto’s op mijn computer, kansloze IJsland-foto’s dumpen en IJslandse visuele juweeltjes bewerken voor het tijdschrift waar mijn opdracht vandaan was gekomen.

    Claire zag ik hooguit op de trap of in de keuken. Zij was de dag na onze thuiskomst meteen de nachtdienst ingedoken…

    Op zaterdag moest ik naar de Dungeon om een fotoverslag te maken van een concert. De Dungeon was een duistere tent. Men zei dat het er ruig aan toe kon gaan, dat het een jongerencentrum was met een dubieuze reputatie, maar ik voelde me er eigenlijk best thuis. Zou wel liggen aan de band van vanavond, aan hoe de bleek geschminkte artiesten hun existentiële teksten in die heerlijk bedompte mist van dromerige tonen wisten te hullen. Want alleen in de gothic scene slaagden muzikanten daarin: zij konden hun boodschap als reptielen zo traag het podium af laten klimmen, de dansvloer op, om elke individu een cocon van vredige isolatie binnen te lokken en tegelijkertijd een onderlinge eensgezindheid te bewerkstelligen die je op andere plaatsen niet gauw tegenkwam. Lolita meisjes in hun popperige pasteljurkjes dansten zij aan zij met cybergoths in zwarte latex met felgekleurde accenten. De fluoriserende lichtstaafjes in hun handen scheerden langs het paarse fluweel en het smetteloos witte kant van de klassieke Victorianen met hun eeuwig zwarte eyeliner, bloedrode lippenstift en soms zelfs verlengde namaakhoektanden. Hoektanden die eens in de zoveel tijd jammerlijk los konden laten en uitvallen, tijdens het drinken van een goed glas rode wijn bijvoorbeeld.

    Na anderhalf uur fotograferen hield ik het voor gezien. Tijdens het wachten op een drankje aan de bar deed ik wat rek- en strekoefeningen.

    Magere Hein, de barman, keek geamuseerd naar me en vroeg: Massage, my dear?

    Nee, antwoordde ik zo beledigd mogelijk.

    Hij liet me met rust en ging door met zijn werk. Magere Hein, met zijn lange, stakerige ledematen… Zolang we al vage kennissen waren, had ik me afgevraagd of hij al dan niet leed aan een ernstige ziekte. Marfan of zo. Maar ik had het hem nooit durven vragen.

    Na een tijdje, toen hij in mijn buurt een paar glazen stond af te wassen, zocht hij opnieuw contact: Teveel in één houding gestaan zeker?

    Gezeten, antwoordde ik, aan mijn computer. ‘k Had een deadline…

    En nu heb je een stijve nek?

    Nee. Zere schouder.

    Magere Hein glimlachte, dit keer met een verleidelijke twinkeling in zijn ogen. Daar valt natuurlijk wat aan te doen, zei hij, en met nog wat meer nadruk dan zo-even: Massage, my dear…?

    Ze moesten wel een hele betrouwbare garderobe hebben bij de Dungeon! Enigszins beduusd stond ik te staren naar de complete, wanordelijke inhoud van mijn jaszakken die ik zojuist boven mijn bureau had geleegd. Het was zondagochtend en de hoogste tijd geweest om mijn koffer uit te pakken. Ik had gedacht dat het wel een goed idee was om naast mijn vieze kleren ook meteen mijn jas in de machine te gooien, maar toen ik zag hoe ik gisteravond vergeten bleek te zijn om de waardevolle zaken eruit veilig te stellen voordat ik ‘m in bewaring gaf, schrok ik toch wel even. Letterlijk alles had er nog in gezeten: fietssleutels, bankpas, OV-chipkaart… Nou ja, gelukkig was er niets gestolen. Hoofdschuddend liep ik naar mijn koffer. De vacuüm verpakte gedroogde vis lag in de koelkast. Die had ik op dinsdag al gered. De handcrème en facial scrub van de Blue Lagoon gingen naar mijn nachtkastje, en dan had je nog de Draumur, heel veel Draumur: die typisch IJslandse dikke zoute dropveters verstopt in repen mierzoete melkchocolade. Bang dat Claire ze ‘per ongeluk expres’ zou jatten bracht ik ze niet naar de koelkast maar borg ik ze op in een lade binnen grijpbereik.

    En nu die bankpas, sleutels, snoeppapiertjes en andere troep. Wat je allemaal niet verzamelde tijdens een tweetal weken buitenland… onbegrijpelijke notities op afgescheurde briefjes die je daarginds om een blijkbaar belangrijke reden had gemaakt en dus achteraf toch maar besloot te bewaren, al wist je bijna zeker dat je er nooit meer wat mee zou doen tot het moment dat ze over pakweg een jaar alsnog in de prullenbak zouden belanden.

    Een bijzondere steen die ik had gevonden bij het meer van Thingvellir, of nee, aan de rand van de Eyjafjallajökull. Papiertjes met adressen en een paar visitekaartjes van nieuwe vrienden. Waar echter dat ene briefje met dat e-mailadres vandaan kwam kon ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren…

    3

    ‘CONTACT’

    Alleen maar een e-mailadres, in een voor mij onherkenbaar handschrift, dat was nou niet echt handig. Waarom had ik er de naam niet meteen onder gekalkt? En bij wie van mijn kennissen paste in vredesnaam zulke met bijna wiskundige precisie opgetekende blokletters? Na een paar minuten nagedacht te hebben besloot ik dat dit soort gepieker geen zin had. Dit vroeg om een andere benadering. Dus zette ik mijn laptop aan, creëerde een gratis e-mailadres en schreef een beleefd berichtje waarin ik vroeg wie de persoon in kwestie was en waar ik hem/haar was tegengekomen. In het Engels en in het Nederlands. Opgelost.

    En nu naar buiten, dat zondagse reutelige gevoel uit mijn lijf weg wandelen.

    De kinderstemmen in de tuin van de benedenburen klinken helder en levendig, geluiden die zich volkomen thuis voelen in het licht van de late ochtendzon, dat via een dunne streep op de muur bij het raam zijn weg naar binnen zoekt in de verduisterde slaapkamer.

    Er komt beweging van onder de lakens op het tweepersoonsbed. In de eerste instantie draait de man zich nog om, weg van de geluiden die door het open raam zijn oor bereiken. Dan gaan alsnog zijn ogen open. Hij kijkt naar de wekker en kreunt. Na nog een paar minuten te hebben gelegen komt hij traag zijn bed uit. Hij sluit het venster, zijn arm achter de zware gordijnen langs, en een moment lang staat hij daar, bewegingsloos. Daarna beroert de hand van de man opnieuw het bruinpurperen fluweel en trekt hij het gordijn een klein stukje open. Een kolom van zonlicht transformeert de stofjes in de atmosfeer tot glitters, dromerig dansend op de stroming van de lucht.

    Afwezig wrijft de man langs de stoppels van zijn kin en over zijn hoofd. Hij trekt een haar uit en draait die om zijn vinger, flinterdun maar strak, een donkerbruin contrast met de aan weerszijden wit kleurende huid. Het topje van de vinger begint paars aan te lopen en de man bestudeert het fenomeen. Vervolgens bevrijdt hij met langzame draaibewegingen zijn door de afknelling geplaagde bloedsomloop.

    Nog een haar wordt uitgetrokken. Deze laat hij vallen, vlak boven de smalle baan van het naar binnen stromende licht. Donkerbruin verandert in roodgoud…

    In de woonkamer start de man zijn computer op. Hij opent zijn e-mailprogramma. Daarna loopt hij naar de eettafel. Hij gaat zitten, een beetje voorover gebogen, handen op de knieën, en staart voor zich uit.

    Na een poosje haalt hij een stukje tekenpapier, niet veel groter dan een half A-4tje, uit een lade en legt dat op de tafel. Ook haalt hij een mes tevoorschijn, een chirurgisch mes lijkt het, met een scherpe punt, en hij prikt zichzelf daarmee in het topje van zijn wijsvinger. De druppel bloed die eruit komt drukt hij op het papier. Hij knijpt, maar de vinger blijft verder droog.

    Nogmaals prikt hij, in dezelfde vinger. Smeert het bloed nu uit tot een licht gebogen streep, van scharlakenrood uitlopend naar bijna niet meer van het wit te onderscheiden. Hij herhaalt dit. Herhaalt het nog eens. Totdat er een cijfer op het papier te lezen is: drie.

    Dan staat hij op en gaat naar de keuken. Uit de koelkast haalt de man een

    chocolademuffin. Hij ontdoet het stukje cake van zijn omhulsel, zet het op een

    gebaksschoteltje. In een kast vindt hij een doosje met kleine gekleurde kaarsjes en een aansteker.

    Eenmaal terug aan de eettafel plaatst de man een van de kaarsjes met omzichtige precisie midden op de muffin. En opnieuw, zonder een krimp van pijn te geven, prikt de man zich in zijn wijsvinger. Strijkt zijn bloed uit. Prikt. En smeert. Totdat er een helderrode cirkel verschijnt. Het cijfer nul.

    De tijd voor de muffin blijkt te zijn aangebroken. Hij schuift het papier opzij en met een bijna ritualistische plechtigheid zet hij het schoteltje met de zoete traktatie recht voor zich en steekt het kaarsje aan. Even zit hij naar de zachtjes heen en weer bewegende vlam te staren maar dan, resoluut, haalt hij zijn schilderwerk toch weer naar zich toe. Er komt nog een nul te staan naast de twee in bloed opgetekende getallen – driehonderd – en nadat hij zijn vingertop schoon heeft gelikt staat hij op en brengt zijn creatie naar de boekenkast. Daar probeert hij het stukje papier rechtop te zetten en als dat niet meteen lukt vouwt hij de beide uiteinden om en klemt hij ze tussen een paar boeken.

    Terug aan tafel heft de man de muffin op, zoals je dat doet tijdens een toost met in je hand een glas van het een of ander, in de richting van de langzaam opdrogende cijfers. Van harte, klootzak, mompelt hij, en na het kaarsje te hebben uitgeblazen begint hij te eten. De muffin is oud, valt in stukjes uiteen tussen zijn vingers maar hij gaat door. Met een koppige vastberadenheid kauwt hij en slikt hij en alles gaat op, tot aan de laatste kruimel die zorgvuldig van het schoteltje wordt opgeveegd. Dan pakt de man het kaarsje en stopt die met verkoold lontje en al in zijn mond.

    Nadat hij klaar is met eten leunt hij achterover op zijn stoel, met zijn handen

    gevouwen achter zijn hoofd. Een glimlach – of eerder – een grijns vormt zich op zijn gezicht.

    Dan veert hij overeind en loopt hij naar de badkamer. Daar knielt hij voor het toilet, opent het deksel en steekt zijn vinger in zijn keel.

    Op dat moment klinkt er vanaf de computer in de woonkamer een geluidssignaal. De melding dat er een e-mail is binnengekomen…

    Zodra ik rond zevenen die avond weer online kwam verscheen er een pop-up op het beeldscherm van mijn laptop. Een vriendschapsverzoek van ene Aeolus. Wie dat nou weer was…? Even overwoog ik dus om de melding weg te klikken, maar ik kende mezelf. Zou er ooit een dag komen waarop ik mijn nieuwsgierigheid in bedwang kon houden? Nadat ik Aeolus had toegevoegd zag ik hem verschijnen in mijn vriendenlijst. Hij was online.

    Rhona zegt:

    ‘hallo’

    Aeolus zegt:

    ‘Goedenavond.’

    Ah, Nederlands dus. Oh wacht! Dat kon nog wel eens van dat vreemde e-mailadres komen…

    ‘ben jij diegene van dat briefje met dat mailadres’

    ‘Dat klopt.’

    ‘kennen wij elkaar?’

    ‘Nog niet.’

    ‘maar je hebt me ergens gezien?’

    ‘Ja.’

    ‘en je wilt contact’

    ‘Is dat niet duidelijk?’

    ‘maar eh, ik zou niet weten wie je bent.’

    ‘Dat vind ik juist zo charmant aan een online contact. Of denk jij daar anders over?’

    ‘weet ik nog zo net niet…het is niet mijn gewoonte om met willekeurige mensen te chatten’

    ‘Nooit gehoord van hoofdletters en interpunctie?’

    ‘?’

    ‘Je schrijft onduidelijk. Gebruik hoofdletters, komma’s, punten. Dat staat beter.’

    ‘Ja sorry hoor, maar daarvoor gaat chatten me veel te snel.’

    ‘Dat lijkt er al meer op.’

    ‘pfoei, echt verlegen ben jij niet hè?’

    ‘Slordig taalgebruik getuigt van weinig respect.’

    ‘en met je handen in andermans jaszak zitten om daar briefjes in te stoppen, hoe noem je dat dan?’

    ‘Je bent snel beledigd, is het niet?’

    ‘alleen als ik een reden heb’

    ‘En dus dacht je: laat ik die wildvreemde eens een mail sturen.’

    ‘oh shit…’

    ‘Een open deur.’

    ‘wie ben jij?’

    ‘Ik houd wel van de anonimiteit van het internet.’

    ‘dat vroeg ik niet’

    ‘Als je het niet erg vindt, houd ik mijn naam liever voor me.’

    ‘en je nickname is niet je echte natuurlijk…’

    ‘Nicknames zijn genoeg voor nu.’

    ‘vind ik wel wat vreemd allemaal. je wilt dus contact, maar toch – waar ken ik je van? ben je een model?’

    ‘Een model? Als in: fotomodel? Nee.’

    ‘werk je in de horeca, ben je barman of zo?’

    ‘woon je in mijn buurt?’

    ‘Als ik daarop ga antwoorden…’

    ‘ben je dan bang dat ik je kan natrekken?’

    ‘Absoluut niet. Daarvoor heb je niet genoeg kennis van zaken.’

    ‘hoe kom je daar nou bij?’

    ‘Ik observeer.’

    ‘jij observeert. en hoeveel tijd besteed je precies aan dat observeren?’

    ‘Mensen die meer kennis hebben op dit gebied zouden nooit hebben gemaild naar een onbekend adres.’

    ‘oh tuurlijk, stom van me. maar dat wil wèl zeggen dat jij misbruik van mij hebt gemaakt’

    ‘Als je het zo bekijkt…’

    ‘gelukkig heb ik een schrale troost: mij trek je niet na. m’n e-mailadres en profiel hier zijn gloednieuw. voor de gelegenheid, zeg maar. weet je veel van computers?’

    ‘Verstandig, heel verstandig. Toch wil ik je vriendelijk, maar dringend verzoeken, me daarin ook niet uit te dagen.’

    ‘hoe bedoel je?’

    ‘Ik voel me meer op mijn gemak als ik niet weet wie jij bent en waar je woont.’

    ‘ehm, wat jij wilt. denk ik. maar je hebt mijn vraag nog niet beantwoord.’

    ‘Of ik uit de voeten kan met computers… Ik heb wel wat kennis op dat gebied, ja.’

    ‘okay… en wérk je ook in dat veld?’

    ‘De IT bedoel je?’

    ‘ja’

    ‘De IT is nogal breed. Maar inderdaad, ik doe iets met computers.’

    ‘toe maar, ik ben iets over je te weten gekomen, terwijl we – hoe lang – al bezig zijn met deze chat? ‘k moet je eerlijk zeggen dat ik dit wel een beetje zinloos vind. zomaar praten met een vreemde met een zo goed als leeg profiel, zonder duidelijke reden waarom je in gesprek bent met elkaar… ik weet niet hoor.’

    ‘Dan doen we het anders. Tijd voor een spelletje.’

    ik ben niet zo’n spelletjesmens’

    ‘Ik zeg een woord en jij geeft een reactie. Niet meer dan één woord.’

    ‘pff, moet dit echt?’

    ‘Ah, toe nou…’

    ‘hahaha, zeikerd. nou ja, whatever. maar dan alleen als jij meteen weer reageert op mijn woord. want ik heb geen zin in een eenzijdig vragenspervuur. snap je dus wat ik bedoel? we reageren telkens op elkaars woorden, zodat we een soort van woordenketting krijgen.’

    ‘Dus je zag de bui al hangen. Goed, dan houden we het evenwicht erin. Dit is mijn eerste woord: ‘wit.’

    ‘sneeuw’

    ‘Storm’

    ‘waterglas’

    ‘Scherven’

    ‘bloed’

    ‘Donor’

    ‘nier’

    ‘Hart’

    ‘verzakking’

    ‘Hartzakje’

    ‘pericard’

    ‘Dat is Latijn.’

    ‘dat weet ik’

    ‘De regel is: alleen Nederlandse woorden.’

    ‘pericard is een leenwoord en wordt vaak genoeg gebruikt.’

    ‘In de medische wereld, ja. En het betekent ‘hartzakje’. Dus je hebt het woord dat ik aandroeg gewoon herhaald.’

    ‘sorry, ik zal het nooit meer doen.’

    ‘Iets zegt me dat je daar niets van meent.’

    ‘hahahahaha!’

    ‘Oké, we gaan gewoon door. Hit me.’

    ‘nee’

    ‘Waarom’

    ‘ik was al begonnen, hoor. ‘nee’ was mijn woord.’

    ‘En ‘waarom’ het mijne.’

    ‘ooh… goed, wacht even. ja, deze komt na jouw ‘waarom’: schuld.’

    ‘Hoezo’

    ‘onrecht’

    ‘Wereld’

    ‘overvol’

    ‘Logisch’

    ‘verlangen’

    ‘Waarnaar’

    ‘vrede’

    ‘Ziel’

    ‘pijn’

    ‘Heb je zielenpijn?’

    ‘stop. vergeet ‘pijn.’ laat me even zoeken naar een nieuw woord.’

    ‘Dat gaat niet werken. Ik wil graag weten wat er aan de hand is. Ben je verdrietig of heb je problemen?’

    ‘zou jij zomaar privézaken met een wildvreemde bespreken? op het internet?’

    ‘Het kan bevrijdend werken.’

    ‘misschien, maar wie weet, kom je uit mijn kennissenkring en...’

    ‘Rhona, ik kan je ervan verzekeren dat dat niet zo is.’

    ‘en jij verwacht nu zeker van mij dat ik je op je woord geloof. ja sorry hoor, maar zo zit ik niet in mekaar.’

    ‘Jij hebt een merkwaardige mengeling van onbezonnenheid en wantrouwen, weet je dat?’

    ‘och, nooit bij nagedacht. maar houd op met me af te leiden, ik wil jou een vraag stellen. denk je dat je die kan beantwoorden zonder moeilijk te doen?’

    ‘Wat heb je op je hart?’

    ‘oooh, wat ben jij arrogant zeg! ik wilde alleen maar vragen hoe je week was. niks geen dramatische dingen, gewoon belangstelling.’

    ‘Mijn week? Oké… nou, zonder in te veel details te treden: ik heb gewerkt aan een opdracht die kort geleden een onwelkome vertraging heeft opgelopen. Dat brengt de nodige spanning en conflicten met zich mee en daarom heb ik buiten werktijd wat ruimte geprobeerd te scheppen voor mijn geest.’

    ‘en hoe heb je dat gedaan?’

    ‘Ik heb me gestort op een gecompliceerde compositie.’

    ‘je maakt dus muziek?’

    ‘Viola da gamba.’

    ‘wat is dat? een soort viool?’

    ‘Het is een snaarinstrument dat oorspronkelijk is afgeleid van de gitaar. Je bespeelt het met een strijkstok en soms met je vingers. Voor een leek lijkt het nog het meest op een cello, maar dan zonder pin die op de grond steunt en de strijkstok wordt onderhands gehanteerd. Bovendien heb je meer snaren tot je beschikking: zes of zeven. Het timbre van de viola da gamba komt heel dicht bij de menselijke stem… het klinkt een beetje hees, heeft veel diepte. Erg rijk, vind ik persoonlijk.’

    ‘niet, wat je zegt, een gangbaar instrument! hoe kom je er zo bij om juist dat te kiezen?’

    ‘Mijn vader speelde het en ik heb het van hem geleerd.’

    ‘is hij beroepsmusicus dan?’

    ‘Nee.’

    ‘oei…je zei ook speelde…leeft hij nog wel?’

    ‘Nee, mijn vader leeft niet meer.’

    ‘sorry. ik had beter moeten opletten.’

    ‘Dat geeft niet. Ga je me niet vragen wat ik zoal doe met dat rare instrument?’

    ‘eh, ja. laat maar horen.’

    ‘Ik speel renaissance, barok – Mr. de Sainte-Colombe, Marais, Forqueray… Maar ook rock, metal en wat eigen werk.’

    ‘huh? rock??’

    ‘Het wordt meer gedaan hoor. Alleen meestal met cello’s…’

    ‘wat voor nummers speel je dan?’

    ‘Onder andere Behind Blue Eyes van Limp Bizkit en Ohne Dich van Rammstein, met wat aangepaste arrangementen.’

    ‘jaaa, zoiets als wat de jongens van Apocalyptica met Metallica’s muziek doen, toch?’

    ‘Zoiets ja.’

    ‘zie ik daar een glimlach?’

    ‘Ik weet niet zeker wat je bedoelt…’

    ‘nou gewoon, om eerlijk te zijn, tot nu toe had ik de indruk dat jij iemand bent die weinig tot nooit lacht. maar nou leek ik toch even iets te bespeuren. alsof je plezier had om wat ik zei.’

    ‘Ben ik zo transparant of ben jij zo scherp? Het lijkt erop dat ik moet gaan uitkijken met wat ik schrijf.’

    ‘nee, wees alsjeblieft gewoon jezelf! ik moet niet de enige zijn die plezier beleeft hieraan.’

    ‘Dus je hebt je mening over deze chat bijgesteld? Dat is een verrassing…’

    ‘eh, ja, op deze manier kletsen vind ik blijkbaar minder erg dan ik eerst dacht ;-) niet dat ik je nu helemaal vertrouw, maar…’

    ‘Maar wat?’

    ‘als je het op prijs stelt, kan ik wel wat over mijn week vertellen?’

    ‘Dat zou ik erg waarderen.’

    ‘okay, laat me dan even nadenken. ja, mijn week begon in feite met het einde van veertien dagen in het buitenland. ik was in IJsland om foto’s te maken. wist je dat ik fotograaf ben?’

    ‘Ga door met vertellen.’

    ‘eh, goed, daar begon mijn week dus. En toen ik thuis kwam had ik meteen van alles en nog wat te doen, zoals boodschappen, foto’s bewerken en klaarmaken voor het tijdschrift’

    ‘Zeg mij niets over dat tijdschrift en ook niet over het genre van die foto’s! We moeten anoniem voor elkaar blijven.’

    ‘whow, wat ben jij rigide, man! heb je iets te verbergen of zo ;-)’

    ‘hallo?’

    ‘Ik ben er nog.’

    ‘ik zal mezelf niet verraden, okay? En ook geen flauwe opmerkingen meer maken over je privéleven.’

    ‘Dus je deed boodschappen, je foto’s – wat nog meer?’

    ‘Nou ja, toen heb ik nog een andere opdracht gedaan. Bracht nauwelijks geld op, maar heb er geen spijt van. Was wel leuke tent, interessant publiek… ik moest foto’s maken van een band die optrad.’

    ‘IJsland, hè? Beviel het je daar?’

    ‘Ja, ik ben he-le-maal gek op IJsland. En d’r lag deze keer zelfs sneeuw!’

    ‘Je houdt van sneeuw?’

    ‘Behoorlijk ja… het maakt alles buiten zo lekker stil, het licht verandert er overdag en zelfs ’s nachts door, het maakt alles zo… intiem! Vind je ook niet?’

    ‘Nee, ik ben niet zo gecharmeerd van sneeuw.’

    ‘Ach, dat romantische verzin ik er nu natuurlijk even bij, hè. Ik ben namelijk nog steeds wat onder de indruk van de terugreis.’

    ‘Oh?’

    ‘Ja, het was Valentijnsdag en Icelandair zou later die dag in ‘ons’ toestel een heuse trouwerij houden voor meerdere liefdeskoppels. In de lucht, onderweg naar IJsland!’

    ‘Het vliegtuig waar jij eerst in zat? Apart…’

    ‘En dan maakte ikzelf ook nog iets mee. Maar je moet me beloven, me niet uit te lachen. Want ik waarschuw je, ‘t is echt maf.’

    ‘Ik had wat spannend oogcontact met een man, op het vliegveld in IJsland al die ochtend, en toen we op Schiphol waren, struikelde ik op de loopband en was hij plotseling daar om mij overeind te helpen en toen zei hij: ‘Happy Valentine’s Day.’

    ‘Dat is zo… fifties!’

    ‘Dat bedoel ik dus.’

    ‘Nou ja, jij hebt tenminste iemand gehad die aan jouw Valentijnsdag dacht. Ik moest het met minder doen, dit jaar.’

    ‘Maar die hele man was ook zo weer verdwenen hoor. Dus had ik er nóg niks aan…’

    Op dat moment klonk het belsignaal van mijn mobiele telefoon zo onverwacht en hard naast mijn toetsenbord, dat ik van schrik even omhoog kwam van mijn bureaustoel.

    4

    ‘METSELAAR’

    En in één klap was ik me weer bewust van mijn omgeving: mijn nooit helemaal opgeruimde werkplek, de felle bureaulamp boven mijn hoofd en… ja, ik had dorst. Een kopje thee zou er best ingaan. Maar eerst kijken wie me belde. Op de display stond de naam van Claire en ik nam op. Wacht even, zei ik, ik kom zo bij je.

    Snel stuurde ik het bericht ‘ff foon’ naar Aeolus en pakte toen mijn mobieltje weer op. Jaaa? zei ik.

    Ik verveel me. Kun je niet wat leuks voor me bedenken? klaagde mijn vriendin.

    Ik rekende uit hoeveel dagen ze al in de nachtdienst zat… drie, volgens mij. Of toch vier…? Terwijl ik opstond om naar de keuken te gaan vroeg ik: Niemand die een doekje voor het bloeden van je nodig heeft?

    Nee. Op het moment hebben we alleen maar modelpatiënten: slapen en keurig doorademen. Wat ben jij aan het doen?

    Ik pakte de ketel en hield die onder de kraan.

    Ik was aan het chatten, zei ik.

    Oh? Met wie? vroeg Claire.

    Gewoon, met iemand die ik op het internet ben tegengekomen…

    Ja, dat begrijp ik. Maar wie is ze? Of is het een hij?

    Ik zette de ketel op het gas en pakte een kopje. Mijn vrije hand reikte omhoog naar de kast en zocht ongeduldig door de doos met theezakjes, waarna die viel en met een doffe klap op het aanrecht terecht kwam. Het is een hij, zei ik met tegenzin.

    Ja… en? Claire wachtte. Claire won altijd.

    Inwendig mopperend begon ik de theedoos te herordenen en onderwijl vertelde ik haar wat summiere dingen over een briefje met een e-mailadres en het chat contact dat daaruit was voortgekomen.

    En hoe ga je erachter komen of hij niet een of andere enge pedo is?

    Ik rolde met mijn ogen. Laat ‘m lekker pedo zijn. Dan vindt hij gauw genoeg uit dat-ie bijna tien jaar te laat is. Ik ben meerderjarig, weet je nog?

    Tien jaar, twintig jaar… mijmerde Claire.

    Ja ja, jij zult altijd één jaar wijzer blijven dan ik. Ik weet het. Bitch. We lachten. En ik stelde haar gerust. Over hoe Aeolus juist degene van ons was die de zaak afremde zodra dingen te specifiek werden wat betreft identiteit en dergelijke…

    Gek inderdaad, dat hij zo panisch had gedaan over dat reistijdschrift en mijn foto-opdracht… Ineens begon ik haast te krijgen om te kijken of hij nog online was.

    Met de kop thee in mijn hand nam ik weer plaats achter mijn computer.

    Ik opende het chatscherm en typte: ‘Ben je er nog? Sorry dat het zo lang duurde, maar ik kreeg telefoon van mijn beste vriendin…’

    Aeolus zegt:

    ‘Kijk eens in je inbox – ik heb intussen een verhaaltje geschreven en je toegestuurd.’

    ‘Zo… je bent dus productief geweest, hehe… wacht even, dan open ik ‘m.’

    ‘We hadden het toch over sneeuw? Nou, naar aanleiding daarvan…’

    ‘Huh? Da’s niet zomaar een alineaatje, dat is een heel stuk! Dat kan je toch nooit in zo’n korte tijd geschreven hebben?’

    ‘Maakt dat wat uit? Lees het nou maar, dan ga ik even verder met mijn werk.’

    ‘Oh ja, oei, dat had ik me helemaal niet gerealiseerd! Het is al weet-ik-hoe-laat en we zitten maar te kletsen, maar misschien houd ik je wel van belangrijkere dingen af…’

    ‘Maak je over mij geen zorgen, ik kan mijn tijd heel goed zelf indelen. Concentreer jij je dus maar op mijn e-mail...’

    Wat een figuur. Moest ik hem nou aardig vinden, of juist autoritair? Hoe dan ook, ik haalde de stekker van mijn laptop uit het stopcontact en nam ik het ding mee naar mijn bed. In rap tempo kleedde ik me om en kroop onder de dekens. Toen ik begon te lezen ging er een onbehaaglijke rilling door me heen. Ik was moe aan het worden…

    "Rhona,

    Naar aanleiding van ons praatje over jouw voorliefde voor sneeuw wil ik je een verhaal vertellen. Aldus…:

    We schrijven 1709, het jaar van ‘Le Grand Hiver’, de grote winter die heel Europa lam legde en bedekte onder een laag ijs die letterlijk tot de bodem van rivieren en meren reikte. Wat later de oogst, voedsel voor velen moest worden, vroor kapot. Zeelieden crepeerden op hun schepen in de Golf van Genua. Daklozen stierven bij bosjes ondanks de openbare vuren die werden gestookt op de straathoeken en de pleinen. Door de grote voedselschaarste werden de rijken in de steden van bijvoorbeeld Frankrijk gedwongen, gaarkeukens voor de armen in te richten.

    In dit Frankrijk, om precies te zijn, in Lyon, leefde een architect. Laten we hem

    Raphaël noemen. Hij kwam uit een gegoede familie van Tsjechisch-Italiaanse afkomst, was getrouwd met een beeldschone vrouw en had twee kinderen, een meisje van tien en een jongen van twaalf. Raphaël adoreerde zijn vrouw en kinderen, al was er wel een constante bron van spanning in hun midden: het werk dat hij had en zijn lidmaatschap bij het maçonnieke gilde, dat later zou uitgroeien tot de vrijmetselarij. Uitgenodigd worden om deel te worden van deze broederschap was een eer en niet zelden lucratief. Het bracht hem ‘dicht bij het vuur,’ bij degenen die in opdracht voor hem werkten en iedereen die je nodig had om snel carrière te maken. Zo kon hij beroepshalve overal in Europa terecht en groeide zijn netwerk, maar de claim die dit op zijn gezins- en huwelijksleven legde was uitermate zwaar.

    Raphaël was een man die wist wat hij wilde, al waren zijn grillen niet altijd voor de buitenwereld te volgen. Zo troefde hij op een dag – hij was nog maar vijfentwintig en nauwelijks klaar met zijn opleiding – een bouwmeester af door zich een opdracht toe te eigenen voor een buitenhuis, even buiten Praag. Een uit bouwtechnisch oogpunt weinig uitdagend project. Niemand begreep dan ook waarom hij zoveel moeite had gedaan om uitgerekend deze villa te mogen bouwen maar de schatrijke opdrachtgevers zagen het toen het klaar was wèl als hun hoogstpersoonlijke prestigeobject en jaren later zou zelfs Wolfgang Amadeus Mozart er regelmatig te gast zijn. Hij was bevriend met de mensen die de villa op dat moment in bezit hadden en naar het schijnt heeft hij er de laatste hand gelegd aan zijn opera Don Giovanni.

    Aan het begin van januari 1709 was er opnieuw een situatie waarin de loyaliteit van Raphaël ten opzichte van zijn gezin op de proef werd gesteld. Een collega-architect en vriend in Venetië had expertise nodig die hij in huis had en hij zei, ondanks de smeekbedes van zijn vrouw, geen ‘nee’ tegen dat verzoek. Ze had deze keer alles in de strijd gegooid om haar echtgenoot thuis te houden, maar de architect rook als het ware de eer en het aanzien al op afstand. Hij vertrok, onwetend over de rampspoed die hem en zijn gezin te wachten stond…

    Een reis van Lyon naar Venetië in die tijd kon dagen-en-dagen duren. Meer dan een koets met een span paarden had je niet. En rond de zesde van die maand, we waren nog maar halverwege, daalde de temperatuur drastisch. Ik had het moeten voorzien. Ik had nota bene meteorologen in mijn uitgebreide kennissenkring. Het valt dan ook te zeggen dat de goden met Raphaël moeten zijn geweest, want hij arriveerde veilig op zijn bestemming. Totaal verkleumd, maar veilig…

    Langer dan een week of drie is hij niet aanwezig geweest bij zijn collega. Hij heeft altijd zorgvuldig geheim gehouden wat er is gebeurd, maar een paar dingen waren zeker: Raphaël was, na een gedempte maar intense woordenwisseling in het huis waar hij verbleef, op een avond plotseling vertrokken, op zoek naar een herberg. Ook was hij vanaf dat moment geen lid meer van het metselaarsgilde. Verhalen over de schending van ambachtsgeheimen zouden de ronde gaan doen, maar slechts weinigen wisten het fijne van wat er was voorgevallen. Vast stond wel dat dit het einde was van wat een glansrijke carrière had kunnen zijn.

    Het moment dat er een korte periode van dooi inviel gebruikte Raphaël meteen om een koetsier te zoeken. Hij moest en hij zou zo snel mogelijk naar huis, zeker omdat er steeds meer verontrustende berichten Venetië bereikten vanuit de rest van Europa over de vreselijke gevolgen van de strenge winter. De zorgen om en het verlangen naar zijn vrouw en kinderen waren met de dag gegroeid, zeker omdat hij hen met een vervelend gevoel had achtergelaten. En waarvoor? Hij was de laatste dagen gaan beseffen dat hij op een kruispunt in zijn leven stond en dat dat niet alleen voor zijn carrière gold.

    De energie van het enfant terrible zat er nog steeds in bij Raphaël en nu gebruikte hij dat in de herberg bij pogingen koetsiers te overreden, totdat er een zo dwaas was om hem tegen een flink bedrag naar Lyon te rijden.

    Van de koude die door alles heen sneed tijdens de reis merkte Raphaël wat minder dan de man die het rijtuig vanaf de bok bestuurde. Maar het verlangen naar een warm haardvuur was er wel degelijk, vermengd met de herinnering aan de zo vertrouwde geur van lavendel… lavendel, de lievelingsgeur van zijn vrouw, waarvan alles thuis doordrongen was: de meubelen, het beddengoed, haar handschoenen… met de mouw van zijn jas probeerde hij een deel van het raam naast hem wat doorzichtiger te maken om naar buiten te kijken. De sneeuw was opnieuw gaan vallen. Gelukkig zat het grootste deel van de tocht erop, maar er was nog een gevaarlijke hindernis te nemen: de Savoy, het berggebied ten westen van Turijn. Het landschap was al wat glooiender geworden en – een onverwachte ruk naar rechts en een felle knal verstoorden zijn dagdroom. Opeens gebeurde er van alles tegelijk. Het rijtuig slingerde wild, de voerman schreeuwde, paarden stootten een gierend gehinnik uit en toen kwam alles tot stilstand in een greppel naast de weg. Raphaël was zich er vaag van bewust dat de koets niet meer rechtop stond en voelde een stekende pijn in zijn hoofd. Het laatste wat hij zag voordat hij het bewustzijn verloor, waren de lege, gefixeerde ogen van de koetsier, onlogisch dicht bij zijn eigen gezicht, maar met het gebarsten glas van het zijraam tussen hen in. En een plas bloed die zich langzaam onder de koetsier uitbreidde…

    Visioenen van tuinen met lentebloesem en dansende kinderen in witte jurken werden afgewisseld door vlagen van verwarring en paniek. Het rillen was opgehouden, maar instinctief was hij met een van zijn armen aan het zoeken naar voorwerpen, kleding, wat-dan-ook om zich toe te dekken. De arm bewoog traag en ongecoördineerd en slaagde er niet

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1