Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Penitentiair verlof
Penitentiair verlof
Penitentiair verlof
Ebook88 pages1 hour

Penitentiair verlof

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Een man met een besmeurd verleden leeft twaalf jaar als een blinde. Op een ochtend wordt hij wakker en kan terug zien. Het begin van 48 opwindende, verwarrende uren...

LanguageNederlands
Release dateFeb 23, 2018
ISBN9781370159284
Penitentiair verlof
Author

Carolus Vonckx

53 jarige rijschoolinstructeur met een stapeltje verhalen, die nooit de weg naar een uitgever gevonden hebben. Tot nu toe. Hopelijk vinden ze nu hun weg naar geïnteresseerde lezers...

Read more from Carolus Vonckx

Related to Penitentiair verlof

Related ebooks

Related articles

Related categories

Reviews for Penitentiair verlof

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Penitentiair verlof - Carolus Vonckx

    Penitentiair verlof

    Carolus Vonckx

    Published by Carolus Vonckx at Smashwords

    Copyright 2018 Carolus Vonckx

    No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without the permission from the author.

    Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

    Het kind is in gevaar. Het moet gered worden. Wij moeten ingrijpen.

    1.

    De wekkerradio van Clement Neyrinck kwam, zoals het hem de avond ervoor opgedragen was, tot leven. Fatboy Slim bezwoer het publiek dat die dinsdag voormiddag om halftien op Joe fm afgestemd had, dat het Right here, right now te doen was.

    Clem Neyrinck opende zijn ogen en zag de wekkerradio. Een zwart, plat toestel met grote, rode cijfers. Niets bijzonders, behalve dat hij het voor het eerst in twaalf jaar zag

    De man hield zijn adem in terwijl hij zijn hand vanonder het laken haalde en tot voor zijn ogen bracht.

    Ik zie mijn hand.

    Dan rolde hij zich van zijn linkerzij op zijn rug en zag het plafond. Het bestond uit houten klik-planken, met in het midden een sierlijke koperen buis waarop vier spots gemonteerd waren.

    Voorzichtig draaide hij zijn hoofd naar rechts, en dan naar links. Voorzichtig, alsof hij bang was zijn zicht opnieuw te verliezen als hij te snel bewoog. Verdomme, niet alsof – hij was gewoonweg bang. Hij was vooral bang dat dit een droom was. Dat hij nog steeds stekeblind was en dat zijn onderbewustzijn hem een wrede poets bakte. Het zou niet de eerste keer zijn.

    Hij nam zijn kamer in zich op.

    Geel behang tegen de muren – of een soort geel; Neyrinck was er niet zeker van of dit nu wel echt geel was of niet. In de verduisterde kamer - om de schijn van normaliteit hoog te houden, trok zijn moeder iedere avond de donkere gordijnen die voor het raam hingen dicht - kon hij de kleur niet honderd procent goed inschatten. Bovendien had hij het behang nooit gezien; zijn moeder had een paar jaar geleden, met hulp van haar broer, de hele bovenverdieping opnieuw behangen. Wat wel nog hetzelfde was als twaalf jaar geleden, waren de witte kleerkast, het wit nachtkastje en de zwarte ladekast, waarop een midi-stereoketen. De deur had vorig jaar geleden een nieuwe laag witte verf gekregen.

    Voorzichtig richtte de man zich op. Onmiddellijk kneep hij zijn ogen dicht – hij had het idee dat de kamer zijn veranderend perspectief in slow motion volgde. Een ogenblik later opende hij zijn ogen opnieuw. Hij zwaaide zijn benen over de rand van het bed en stond recht. Het beeld op zijn netvliezen wiebelde en wobbelde. Zo ging dat vroeger toch niet… Behoedzaam schuifelde hij met uitgestoken rechterarm naar de deur – hij kon niet inschatten hoe ver zij af was. Contact! Zijn hand sloot zich rond de deurklink en opende ze. Daglicht stroomde van de gang de slaapkamer in.

    Het was alsof iemand twee tubes in zijn ogen stak en daar door kokend lood in zijn brein goot; met moeite voorkwam hij dat hij het uitschreeuwde van de pijn. Onmiddellijk gooide hij de deur terug dicht, zodat de kamer opnieuw in duisternis gehuld werd. Weldoende, koesterende duisternis.

    Stomme kloot! Wat had je verwacht, na twaalf jaar blindheid?

    Hij beantwoordde zijn eigen vraag niet. Op het nachtkastje lag zijn donkere bril. Hij zette hem op en opende de deur opnieuw; eerst op een kiertje, dan volledig. Het licht deed nog steeds pijn, maar het was nu draaglijk.

    Opgelucht verliet hij zijn slaapkamer. Terwijl hij de gang in zich opnam – meubels, decoratie, behang – schuifelde hij in de richting van de badkamer. Tot zijn grote opluchting stelde hij vast dat zijn beeld zich langzamerhand stabiliseerde.

    In de badkamer ging hij voor de wastafel staan – wit, met koperen kranen.

    Voor het eerst in twaalf jaar zag hij zijn gezicht.

    Hij herinnerde zich een min of meer knappe vent van achteraan in de dertig – tenminste, als hij de vrouwen mocht geloven – met een weelderige, zwarte haardos, helderblauwe ogen, een brede kin en een brede mond, met smalle lippen, die de wereld uitdagend toegrijnsde.

    Hetgeen hij zag, was een net-geen-vijftiger met een doorgroefd gelaat, met naar beneden getrokken mondhoeken die hem een verbitterd opzicht gaven. Zijn haar was nog steeds zwart – tenminste, wat ervan over bleef. Hij glimlachte droef toen hij zich herinnerde dat hij zijn vader altijd plaagde dat hij beter met een stift zou markeren waar zijn voorhoofd ophield en zijn kaalkop begon – kwestie van ’s morgens niet meer te wassen dan strikt noodzakelijk.

    Welnu, hij kon ook zo’n markering gebruiken… Zijn handen hadden hem reeds lang geleden op de hoogte gebracht van het feit dat z’n scalp dunner en dunner aan het worden was, maar nu zijn ogen met de waarheid geconfronteerd werden, voelde hij toch een steek door zijn ijdelheid.

    Nu ja, het haar dat ik nog heb, is tenminste nog altijd zwart, troostte hij zichzelf.

    Hij wilde zijn ogen zien. Hij trok het overgordijn van de badkamer dicht; voorzichtig zette hij vervolgens zijn bril af. Fletse, blauwe ogen die al hun levenslust verloren hadden en waaronder zich grote wallen bevonden, staarden hem aan. Snel zette hij zijn bril terug op.

    Hij kleedde zich uit en bekeek zich lichaam. Twaalf jaar lang had hij gevoeld hoe zijn middel langzaam maar zeker uitdijde, maar nu hij het zag, kon hij alleen maar zuchten. Het beviel hem maar niks. Hieraan moest gewerkt worden…

    Snel waste hij zich en kleedde zich aan – zijn moeder legde iedere avond zijn kleren klaar op de lage kast die rechts van het wasbekken stond. Een blauwe jeansbroek en een donkerrode sweater met het logo en de naam van de L.A. Raiders; hij stond er niet bij stil dat twaalf jaar duisternis zijn vermogen tot lezen blijkbaar helemaal niet aangetast had.

    Hij daalde de trap af, naar de keuken. Vandaar kwamen vertrouwde geluiden hem tegemoet. Zijn moeder kweet zich van haar huishoudelijke taken. Op de drempel bleef hij staan. Hij had al zijn moed nodig om haar te confronteren. Hij haalde diep adem en ging de keuken binnen. ‘Dag, ma,’ zei hij.

    2.

    De vrouw stond aan het aanrecht, met haar rug naar hem toe. Ze was bezig met het schillen van de aardappelen voor hun middagmaal. ‘Goeiemorgen,’ zei ze, zonder om te kijken.

    ‘Ma?’

    ‘Ja?’

    ‘Ik… ik kan zien, ma.’

    De vrouw verstijfde. Behoedzaam draaide ze zich om. ‘Wat zei je?’ fluisterde ze intussen.

    ‘Ik kan zien, ma!’

    Maria Neyrinck keek haar zoon aan.

    ‘M’n bril kan ik nog niet afzetten,’ verklaarde Neyrinck, terwijl hij zijn hand er naartoe bracht. ‘Het licht, begrijp je.’

    ‘Hoe kan dit nu, jongen?’ vroeg Maria.

    ‘Geen idee. Maar het is zo.’

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1