You are on page 1of 113

K l o o s t e r m a n

BOEKBI NDERS
A' dam/ t el . 111666
01 117 8 6 4 8 9 UB A MS T E RDA M
B E S C H R I J V I N G
V A N E E N E
E L E CTRI ZE E R- M ACHI N E ,
E N V A N
P R O E F N E E M I N G E N
{}
M E T D E Z E L V E I N HE T W ERK GE S T E L D ,
D O O R
J . R . D E I M A N , M . B .
E N
A . P A E T S V A N T R O O S T W I J K ,
A M S T E R D A M ,
Bij W. H O L T R O P j
tui)
V O O R R E E D E .
D e ondervinding heeftgeleerd, dat naar mate men meergevorderd is in het
verbeteren vande inrirhtinfc Rlefl-rizeer.Werktuigen , men ookmeer-
dere kennis aan de eigenfchappen derElehiciteit gekreegen heeft, en dac
deeze kennis wederomop haare beurt aanleiding heeft gegeeven,omde Eletrifche
Werktuigen zodanig te verbeteren, datzij tot eenen aanmerkelijken trap van
volkoomenheid fchijnen gebragt te zijn.
Dan, welke vorderingen men ook van deezen kant mose gemaakt, en
hoe veel de verbeeterde werktuigen ook mogen toegebragt hebben, omde
fclenfche proeven te vermeerderen cn te verbeeteren , zo fchijnt het echter
zeeker dat de eigenlijk gezegde voortgang deezer weetenfchap in de laatEe
jaaren zeer gering geweest is, en dat de uitzichten zelfs op nieuwe Ontdekkingen
eemgszins bepaald zijn. Het fchijnt dan , dat men omverderen voortgang
m deeze Weetenfchap te maaken, eenen eenigszins anderen weg zal moeten
mflaarr, dan men tot hier toe gevolgd heeft: dat men zal moeten nafpooren
de verandering, welke zeekere bekende zelfflandigheeden door de werking der
Elenciteit ondervinden, en weederkeerig de veranderingen, die de elec-
tnke flof bij deeze zelfftandigheden ondergaat, ten einde op die wijze den
aart dier elefrike ftof eenigszins te leeren kennen.
Een der voornaamfle middelen omin dit zoveel beloovend onderzoek te
flaagen , is , dat men naar middelen uitzie, omde eleftrike ftof in groote hoe.
veelheiden fpoedig te kunnen daardellen , en dus dat men trachte Eleclrizcer-
Werktuigen te bekoomen, die de gewoone entot heeden in gebruik zijnde
* 3 In
C i v )
Sn vermogen verre te boven gaan. En in dedaad het werktuig, 't welk de
li eer V A N M A R J I , v o o r T E L E R ' S Gen ootrchap, door den Heer c U T H -
B K R T S O N heeft laaten vervaardigen, en dat in vermogen alle andere tot hier
toe bekende Werktuigen overtreft, heeft aan deeze zo gegronde verwachting
reeds merklijk bean twoord, naardien wij daardoor aan verfcheiden zaaken hebben
kennis gekreegen, die men zonder di t, zo vee]grooter,elec"lrisch vermoogen,
nog niet zoude gewecten hebben.
Daar het dan hoogst waarfchijnlijk is , dat wij van de vermeerdering van
het vermogen der Eleftrizeer-Werktuigen ons alle voordeden belooven
mogen ; daar het gemelde Werktui g, fchoonanders alle verdienflen bezitten ,
de, echter dit gebrek heeft, dat het Wegens deszelfs kostbaarheid, cn in het bi j-
zonder wegens de groote ruimte , welke voor het zelve nodig is .nimmeralgemeen
kan worden ; en eindelijk, daarde ondervinding van alle tijden getoond heeft,
dat de ontdekkingen in eene weetenfchap juist dan het veelvuldigfte geweest zijn ,
wanneer veelen te gelijk zich op dezelve hebben kunnen toeleggen , zo heb-
l un wij ons genoopt gevonden . om te beproeven ot men . met een Werk-
tui g, op foortgelljke wijze als dat van T C Y L E R faamgefteld, doch van eene
grootte, die meer tot algemeen gebruik gefchikt i s, niet eenigszins zoudekun uen
nabij komen aan het vermogen van het genoemde Werktui g, dat i s, of men niet
de zelfde' foort van onderzoekingen daarmede zoude kunnen verrichten.
De uitflag meer dan aan onze verwachting beantwoord hebbende, zo hebben
wij btflootcn , de Cefchi ij ving van dit ons Werktui g, gelijk ook van eenige proeven
waar uit deszelfs vermogen blijken kan , algemeen te maaken; zijnde ons
voorneemen , om indien deeze onze arbeid eenigszins gunftig ontfangen
wordt, dien met proeven van eenen anderen aart te vervolgen.
Voor het tegenwoordige hebben wij ons bepaald, om van de proeven , die reeds
met het Werktuig van T E Y L E R genoomen waren , de zodanigen te herhaalen,
welke ons het best gefchikt voorkwamen , om het betreklijk vermogen van
dat Werktuig en het onze aan te toonen. Wi j hebben dit zo wel gedaan om-
trent de proeven, die enkel met den eerden conductor genomen , alsomtrent die
gen en , welke met behulp van Batterijen bij E Y L E R ' S Werktuig gefchied
zijn ; ook hebben wij de eerden bij de negativc werking van ons Werk-
tuig on derzocht, en zijn dus in ftaat gefteld geworden , om zo wel het
negative als pofidve vermogen van hetzelve te kunnen opgeven. Betref-
fende de proeven met de Batterijen, hebben wij het onnodig gevon den , die
allen te herhaalen, welke men bij r E Y L i^Gen ootfchap genoomen heeft.;
wij
wij hebben vandeezen alleen die geenen uitgekoozen, die ons toerekenen
voldoende te
Z1
,n omhet vermogen aan te wijzen, datmenop deeze w i mlt
ons Werktmg kan daarftellen. Voorts hebben wii n ^ 7 ^ ,
l i l . vermogen der beide Werktuigen n o g t "vS 'betTr ^
blaken ons b,J alle de proeven van de zelfde roort van Amalg , ?
l i k die m, kwi k en zi nk, of kwik en bladtin, bediend, waarmee
de
de
proeven b,j het Werktuig van TE Y L E R genomen zi j n.
* S I N -
Cvi )
I N H O U D .
E E R S T E A F D E E L I N G .
Befchrijving der Eleclrizeer-Machine, en der Proefneemingen
met derzelver Conductor in het werk gefield.
I.
Befchrijving der Ele&rizeer-Machine. BI. 2
II.
Proefneemingen met den Condutor in het werk gefield.
I . A. Lengte der vonk of draal, bij den pofitiven conductor. 13
B. bij den negativen conduclor. 15
s. Lengte der vaakaf ftraali ala rij langs eene flechr geleidende opper-
vlakte gaat.
A. Bij den pofitiven conductor. >7
B. negativen conductor.
J
8
3. Lengte der vonk die tot eene fcherpe ftaalen punt overgaat.
A. Bij den pofitiven condutor.
J
9
B. negativen conductor. ' 9
4. Lengte der vonk die uit een dergelijk punt wordt nitgefchoten.
A. Bi j den pofitiven conductor. 2
B. negativen conductor.
2 0
5. Lengte der vonk tusfehen twee fcherpe (taaien punten, waarvan de eene
aan den conductor geplaatst is.
A. Bij den pofitiven conductor. 21
B. negativen conductor. 1
C. A. Uitgebreidheid der pluim uit een knop aan den pofitiven conductor. 21
tegen over den negativen
conductor.
2 2
7. A. Zijdelingfche uitftraling van dunne metaaldraden, die de electnke
ftof van den pofitiven conductor afleiden.
5
3
B. Verlichting van dunne metaaldraden, die de ftof tot den negativen
conductor aanvoeren.
2
*
i . A. De belading, die een enkele vonk of ftraal van den pofitiven con-
Cru)
dut or, bij eene leidfche fles van een' vierkanten voet bekleed
glas te weeg brengt. BI .
B . Die van de vonk of ftraal van den negativen conductor,
0 /
$> A. De gebrekkige afleiding der elelrieke ftof langs eenen koperdraad
van i duim dikte, die met den bol vereenigd is tot welken de
vonk van den pofitiven conductor overgaat. 29
B . De gebrekkige aanvoering der electrikeflof langs gemelden draad,
als zij van eenen bol tot den negativen conductor overgaat. 29
10. Aanfieeking van buskruid, tonder, zwam en harst; en de ontvlam-
ming van olie.
A. Bij den pofitiven conductor.
3 I
B #
negativen conductor.
3
2,
l. A. Smelting van lange reepen bladgoud, bij den pofitiven conductor, 32
' ~ " bij den negativen conductor. 33
12. A. Doorbooring van fpeelkaarten en dooding van vogelen, door eene
enkele vuuK vC maai van Ucu yumivenCondUCtur.
3
j
B
'
d o o r d
*e van den negativen conductor. , 5
13. A. De tijd in welken eene leidfche fles van een'vierkanten voet bekleed
glas bij den pofitiven conductor beladen wordt, zo dat zij zich over
haaren onbekleeden rand , welke 4 duimen hoog i s, ontlaadt.
3
5
Het meerder vermogen der ontlading van eene leidfche fles, die bij-
den condu&or van dit werktuig beladen i s, dan bij een gewoon
werktuig, fchoon deaffiand , op welken zij zich ontlaadt, de zelfde is. 37
De lengte van ijzerdraad, die 'er door eene leidfche fles van een'vier-
kanten voet bekleed glas bij den pofitiven conductor van dit werk-
tuig gefmolten wordt.
De ontlading, die van eene leidfche fles langs ofoverhaarenonbeklee-
den rand gebi edt , is geen bewijs van haare hoogde belading. A
9

C l I
J
d i n
welken een leidfche fles van een'vierkanten voet bekleed
glas bij den negativen conductor beladen wordt, zodat zij zich over
haaren onbekleeden rand ontlaadt.
De lengte van ijzerdraad, die 'er door eene zodanige fles bij den
3
negativen conductor gefmolten word.
14. A. De afiand van den pofitiven conductor , op welken men het ver-
wekken der tegengeftelde kracht kan gevoelen.
4 3
B.Den aflland van den negativen conductor,op welken men ztks gevoelt, 4I
15. A. De aflland van den pofitiven conductor, op welken men, bij het
over-
overgaan der vonk of ftraal, de herftelling der tegengeftelde kracht
gevoelt.
B 1 , 4 5
B. Bij den negativen conductor^ 45
16. A. De afftand van den pofitiven conductor op welken de verwek-
king en de herftelling der tegengeftelde kracht, door een vonk,
of de belading eener leidfche fles merkbaar is. '

4<>
B. Bij den negativen conductor. 47
17. Befchrijving van eenen Electrometer , op de wijze van eenen Unfter
gemaakt, waardoor de hoegrootheid derwegftotende en aantrekkende
kracht, in gewigt, kan blijken. 47
Hoeveel de vvegftoting en aantrekking bij den pofitiven conductor,
en bij den negativen conductor bedraagt. 5
T W E E D E A F D E E L I N G .
Befchrijving van de Batterij van dit Werktuig en van de
Proeven met de7.elvp gp.nnmpn.
I.
Befchrijving der Batterij.
Haare faamenftelling, Electrometer, laading en ontlaading. 5*
IL
Bef chrijving der proeven met de Batterij van dit werktuig genomen.
1. De fmelting van ijzerdraad van verfchillende dikte en lengte. 60
a. De grootere lengte van ijzerdraad die 'er kan gefmolten worden, als
het vooraf is heet gemaakt.
6 1
3. De verandering van het ijzerdraad tot rook en vlokken. 64
4. De verkalking van ijzerdraad, zo ver die uit de verandering van het
ijzer zelf kan worden opgemaakt. 5
5. De verkalking van ijzer en de vermindering der dampkrings-lucht. 63
6. Verkalking van lood in dampkngs-lucht en enkel zuivere lucht. 71
7. Verkalking van tin in dampkrings-lucht en in zuivere lucht. 74
8. De verandering en het niet verkalken van zilver. 76
. van goud. 7^
10. De verandering van verfchillende metaaldraden in moffet. 82
T
'
t
' , in het luchtledige. 84
12. De revifieering van kwikkalk.
j
3
. De voortbrenging van zuivere lucht bij de revifieering van metaalkalken. 88
E E R -
E E R S T E A F D E E L I N G.
Befchrijving der Ele&rizeer - Machine , en der
Proefneemingen met derzelver Conductor in het
werk gefield.
I.
Befchrijving der leirizeer-Machine.
D i t Wer kt ui g, aat opPWl.i oafgebeeld, be f W uit twee
glazen fchijven, elk van 3 rduimen middellijn ( V) , in Frankrijk
m dezelfde Fabriek gemaakt, waar die van het Werkt ak
van T E Y L E R vervaardigd zijn, - Deeze Schijven zi jn, op
den afland van 7 duimen van elkander, opdenzelfden As ge-
fteld, en worden elk door vier kusfens gewreven, waar van
de onderften door de letters nnnn worden aangewezen- de-
zeiven zi jn, even als by T E Y L E R S werktuig, met leder be-
kleed, en met lappen van gewaschte zijden taf voorzien-
welke in het midden ophet leder zijn vast gemaakt. Voor
het overige zijn deeze kusfens toegefteld, en aan het werk-
tuig geplaatst, opdezelfde wijze als bij de befchrijving
van T E Y L E R S werktuig is opgegeevenj elk van dezelven
1 heeft
00Ten einde men inalles beter de evenredigheid tusfehen dit'Werktuig enda*
van T E Y L E R zon kunnen beoordeelen, hebben wij ook van dezelfde, namen.liik
Engeche, maat gebruik gemaakt, die inde Befchrijving van het laatfle is opgegeevea.
A
c o
heeft eene lengte van 8 duimen, en eene breedte van 2 dui-
men ; zo dat 'er van elke glazen fchijf eene oppervlakte van 1150
vierkante duimen gewreven word.
De As , welke door de fchijven gaat, is van n duim dikte
r
van geel kooper ; tusfehen de fchijven , en ter plaatfe al-
waar hij door de fchijven gaat, is hij omzet met een houten
hos; ten einde hier door aan de fchijven de behoorlijke verbinding
met dcnzelven te geeven. Deeze houten bos is, ter dikte van 4
duimen, bekleed met een lak-of harstachtig cement, om de
afvloeijing der opgewekte ftof naar den as voor te komen; tot
het zelfde einde is ook elke oppervlakte van de fchijven, tot
op 3 duimen afftand van den as, bedekt met een dun bcklecd-
fel van vuurlak. Het einde van den as, a, waaraan de be-
weeging wordt medegedeeld , heeft een fchroefdraad, aan
welke gefchroefd is een ft uk raasfief glas , c , van 10 dui-
men lengte en 2 duimen middellijn, dat geheel en al bedekt
is met een fchijf van lak en harst; en daar toe, san het einde
dat naar den as gekeerd is, met een koperen monteerfel en een
fchroef voorzien is; terwyl deszelfs ander einde een koper
vierkant, dat van binnen een fchroef bevat, tot monteerfel
heeft; aan welk vierkant de palmhouten kruk b geplaatst en
door middel van een fchroef verbonden is. Deeze kruk be-
fchrijft een' cirkel van 22 duimen middellijn, en kan door n*'
man gemaklijk rond bewogen worden.
De ftijlen, welke den as ophouden, zij n, even als bij T E Y -
L E R S werktuig, in plaats van hout, van masfief glas geno-
men;:, deeze verandering ia de faamenftelliBg der Eletrizeer-
Ma*
Cs )
Machines met fchijven, welke door een' van ons CO bet eerst
uitgedacht, en op zijn voorftel bij het werktuig van T E Y -
L E R aangewend i s, was van te veel belang om niet van dezel-
ve bij dit werktuig gebruik te maaken. Immers is op deeze wij-
ze de as veel volkomener vrij gefteld, waar door niet alleen bij de
pofitive werking de afvloeijing der ftof van den conduftor tot den
as verder wordt voorgekomen, maar ook bij de negative werking
belet, dat de ftof zig minder gereedlijk tot den as, en van deezen
langs het ongewreeven deel der fchijven, aan de kusfens kan over-
geeven. Om nu deeze vrijftelling, welke in het algemeen altoos
volkomener i s, naarmaate zij dooreen minder getal vrijftellende
hghaamen gefchiedt, nog des te beeter te verrichten, hebben wij
in plaats van vier, zo als bij T E Y L E R S werktuig, flechts van drie
ftijlen ter ophouding van den as gebruik gemaakt, waar van twee,
d,e, op den afftand van 4 duimen nevens elkander aan het
voorfte gedeelte, en de derde, / , op zich zelf aan het achterfte
gedeelte van het werktuig geplaatst is. Deeze ftijlen hebben
een dikte van 2 duimen, en beftaan elk, zo als bij fg te zien
i s, uit twee ftukken, die in het midden, op de hoogte van
den as, door het koperen monteerfel h met elkander verbonden
zijn; tusfchen dit monteerfel van elk der voorfte ftijlen, is
een kruiswijs koperen ftuk vast gemaakt, door het welk de as
gaat, 't geen tevens dient om deeze beide ftijlen met elkander te
verbinden,terwijl in dit monteerfel van dert achterften ftijl flechts
een gat is, waar in de as wordt opgehouden. ' Elk der gemel-
de ftijlen is boven dien nog aan het boven - en beneden - einde
toe-
WA. P A E T S V A N T R O O S T WI J K .
A 2
C 4 >
toegerust met een zwaar ftuk koper, waar door zi j , door mid-
del van fchroeven, aan de kap en het voetftuk van het werk-
tuig zijn vastgemaakt. De geheele lengte van eiken fl ijl , met
deszelfs koperen toerusting, is 3 voeten en 4 duimen.
De kap en het voetftuk, waar aan ook de kusfens ter wrij-
ving van de fchijven zijn vast gemaakt, zijn van mahognij
hout, de eerde , * , , / , heeft geene grootere oppervlakte dan no-
dig is, om den toeftel waar aan de kusfens zijn, op te hou-
den ; en is van boven , ten einde de fchroeven te bedekken
die het monteerfel van de ftijlen met haar verbinden, belegd
met een dunne houten plank van dezelfde grootte. Het voet-
ftuk rn 0 heeft meer of min de gedaante eens drievoets, is op
zijne grootfte breedte,waar van flechts het g e d e e l t e i n de
guur zichtbaar is, 3 voeten, en vant ot o 2 voeten, het-
zelve heeft 2 duimen dikte. Onder dit voetftuk is een ander
Huk mahognijhout, van dezelfde gedaante en dikte, dat daar
aan door fchroeven is vast gemaakt, en het welk rust op drie
ftijlen van masfief glas, r, s, t,van % duimen dikte en 16
duimen lengte, die van onderen vast gemaakt zijn in een an-
der ftuk mahognijhout, dat van dezelfde gedaante als het voor-
gaande, doch een weinig grooter is. Het is met dit laatfte
dat het werktuig den grond raakt, op welke het, zonder dat
het aan denzelven behoeft te worden vastgemaakt, door zij-
Be zwaarte genoegzaam vast ftaat; 't geen het voordeel geeft
dat men dit werktuig altoos naar willekeur kan verplaatfen.
De conductor van dit werktuig, welke uit buizen van geel
koper is faamgefteld, beftaat uit vijf ftukken: twee derzel-
vea B en C, die de armen van den conductor uitmaaken, heb-
ben
C5 )
ben elk de gedaante van een' winkelhaak, die aan den hoek
by D met eenen bol voorzien is: deeze beide armen zijn bij
JPin eenen bol gevat, en met het lighaam des conductors ver-
bonden; aan de andere einden deezer armen zij n, zo als bij
Ete zien i s , de ontvangftukken geplaatst, welken uit eene
nauwere buis dan die der armen beftaan , die ter weder-
zijde met vijf itaalen punten voorzien , en, aan dat einde
daar zij het naast aan den as is, met een wel afgerond ftuk
palmhout gefloten is, terwijl het ander einde geftoken is in
eenen bol , die bij , al waar hij aan den arm des conductors ge*
plaatst is, een foort van bajonetbeugel heeft, pasfende in een' an-
deren dergelijken beugel, die bij E binnen in de arm des conduc-
tors gevonden wordt, Deeze beugels zijn zodanig gefteld, dat
de ontvangftukken wanneer zij aan de armen geplaatst zij n,
zo wel vertikaal als horizontaal kunnen gefteld worden; 't welk
gevoegd bij de beweeging, die de ontvangftukken zelve in de
bollen hebben, waar door zij ook met hunne punten op waards
kunnen gekeerd worden , een aanmerklijk gemak aanbrengt in
het plaatfen van dezeven tusfchen de fchijven; 't welk an-
ders door de zwaarte van den conductor zeer moeijeyk
is. De afftand, welken deeze ontvangftukken van den as
hebben, is 8 duimen; en die, welken de bol waarmede zij
aan de armen verbonden zij n, buiten den rand der fchijven
uitfteekt, n duim. A is het lighaam des conductors;
het zelve is een buis, die veel wijder is dan de reeds be*
fehreevenen: zij is aan haar eene einde, even als de ar-
men, aan den bol F verbonden, terwijl het ander einde
met den bol Ggefloten is,die een horizontaal en vertikaal gat
A
3 heeft.
heeft, waarin naar den aart der proeven koperdraden geplaatst
worden; De evenredigheid, die de bijzondere deelen des
conductors tot elkander en tot het geheele werktuig hebben ,
kan uit de af beelding, bij welke dezelve is in acht genomen,
verder blijken.
De geheele conductor wordt gedragen door een' ftijl van.
maslief glas, van 2 duimen middellijn en 2 voeten hoogte,
die van onderen eenen houten voet heeft. Deeze plaatfing van
den coriductor op gemelden ftijl gefchiedt door middel van een
rechtftandig gat dat in den bol Fgevonden wordt, het welk
fcbuift over een koperenden met welke de glazen ftijl is toe-
gerust, welke pen aan het einde een fchroefdraad heeft,
waarop de bol Hgefchroefd wordt, en dus, door middel van
deezen laatften, de conductor wordt vastgezet. De voornoemde
glazen ftijl is bij I; ter plaatfe daar de conductor op denzelven
rust, tot op 6 duimen afftand, bedekt met een harst- en lakachtig
bekleedfel, 't welk langzamerhand afneemt, en bij K insgelijks
voorzien met een dergelijk bekleedfel, dat mede in hetmidden
hooger is. Beide de bekleedfels dienen om de afvloeijing der ftof,
die de conductor, van de fchijven ontvangen heeft, en die,
gelijk door de ondervinding gebleeken is, altoos nog vooreen
gedeelte langs de oppervlakte van de glazen ftijl gefchiedt,
verder voor te komen.
Het is op deeze wijze dat de pofirive conductor van dit
werktuig is ingericht: dezelfde conductor Wordt ook voor
de negative werking, PlaatII.fig. 1,gebezigd, Hier toe wor-
den dan de ontvangftukken met hunne bollen van de einden
der armen des conductors weggenomen, en de conductor, in
plaats
plaats van methetgat mden bol F , met een ander gat, het welk op
zekeren afftand van het eerfte bij L, in eene tegengeftelde rich
tmg, m hetlighaam des conductors is geplaatst over de koperen
pen, die aan het boveneinde van den glazen ftijl gevonden wordt*
op welke dezelve wederom door den bol Hwordt vastgehouden"
Be armen van den conductor, die, zo als PI. Ij\ hg. ,
t e z
i eni s '
door deeze verandering eenen vertikaalen ftand verkrijgen , vin-
den zich dan zodanig geplaatst, dat, als de conductor aan het
werktuig is aangefchoven, hunne einden E Min aanraking zijn
met her onderfte en bovenfte monteerfel van den ftijl / , en
dus , dat zy, daar 'er van elk monteerfel een koperdraad, die
ook met de kusfens gemeenfchap hebben.
JBehalven deezen,
i s
'
e
r nog een ander conductor, van
welken wij ons voor de negative werking bij dit werktuig bedie-
nen. Deeze, welken wij voortaan den treden neganten conduc
midde r
n b G f h a t U i t k
P
6 r e n
^ van n duim
^ddelhjn,
d
, e eene hoogwijze gedaante heeft, en met zijn
grootfte bogt twee voeten van den achterften ftijl van het werk-
t ui g^ , verwijderd is. Deeze buis is aan beide de einden voor-
zien met eenen bol van i duim middellijn, waar van de
onderfte een koperen pen heeft, die geftoken wordt in een
gat, dat hier toe in het voetftuk is; de andere bol is door-
hoord om een fchroef door te laaten die aan haar bui-
ten einde een'koperen knop heeft, door middel van welkenzii
aan de kap van het werktuig wordt vast gemaakt. De buis, op
deeze wijze aan het werktuig geplaatst zijnde, raakt met de
eide bollen de monteerfels vandenfti j l/ ,
e f l
heeft dus met alle
de
C 8 )
de kusfens gemeenfchap; in het midden of liever op de hoog.
te van den as, is zij voorzien van een koperdraad van i duim
dikte en 6 duimen lengte, dat in de richting van den as
van het werktuig is afgekeerd, en aan deszelfs einde een fchroef
heeft, waar aan bollen van verfchillende middellijn kunnen
geplaatst worden. - Deezen condudor hebben wij verkoo-
zen, om hier door den glazen ftijl te kunnen misfen die
den anderen conduftor ophoudt, en dus om van het minst mo-
gelijk getal vrijftellingen gebruik te maaken; gelyk ook om
een beeter middel te hebben om de batterijen ook negatief te
kunnen beladen; waar bij, gelijk van zelf volgt, een uitge-
breide conductor altoos hinderlijk en nadeelig is.
Dit zij dan genoeg omtrent de zaamenftelling van dit werk-
tuig' 'er blijft nu nog over dat wij opgeeven, hoedanig het
zelve, om eene pofitive of negative werking voort te brengen,
behoort toegerust te zijn. - Voor de pojnve werking fpreekt
het van zelf, dat, volgens Plaat I , de conductor zodanig
moet geplaatst zijn, dat deszelfs armen eene horizontaale rich-
ting, en de ontvangftukken dien afftand van den as hebben,
en met hunne bollen zo verre buiten den rand der fchijven
komen, als hier boven is opgegeeven <> Men vereenigt
vervolgens den kap i,k,h door middel van een koperdraad, u,
met een ander koperdraad, dat, even als het voorgaande, \ duim
dikte heeft, en ter lengte van het vertrek langs de zoldering
is
MDe toeflei. welke in de plaat op den conductor is afgebeeld , behoort eigen-
Ujk Luoc dencondor, en wordt flechts voor
Z
eekere proefneennng o
P
denzelve*
geplaatst; - die toeftel zal ia het vervolg nader befchreeven worden.
C9)
is vast gemaakt; van waar hij langs eene der muuren, die aan
het einde van het vertrek i s, tot den houten vloer overgaat,
alwaar hij tusfchen twee planken tot het tegengeftelde einde
van het vertrek is voortgeleid; en eindelijk door een gat, dat
aldaar in de vloer gemaakt i s, tot een riool gaat dat beftendig
met grondwater gevuld is. Met deezen draad, welken wij voor-
taan den leidenden draad zullen noemen, wordt ook het voetftuk
m o, vereenigd ; 't welk gefchiedt door den koperdraad v,
die met zijn eene einde den leidenden draad op den grond
raakt, te plaatfen aan den knop der fchroef, welke dient om de
beneeden-kusfens aan het voetftuk te verbinden, en dus van
onderen aan het voetftuk is. - Het is dan op deeze wijze
dat de ftof aan de kusfens wordt aangevoerd, welke zij aan
de fchijven overgeeven; terwijl om de ftof af te leiden die de
conductor van de fchijven ontvangt, en aan een ander lighaam
overgeeft, aan dit laatfte insgelijks met den leidenden draad
gemeenfchap gegeeven wordt.
Wat de mgatiut werkmg betreft; bij deeze, welke Plaat II
fig. i, is afgebeeld, is de conductor ontdaan van de ontvang-
ftukken, en zodanig op den ftijl, /
K <
geplaatst, dat zijne
armen eene vertikaale richting hebben, en met het bovenfte
en onderfte monteerfel van den ftijlfin aanraaking zi jn; tegen
ivelken laatften ook de bollen van den tweeden negativen con-
duftor raaken, wanneer men van deezen,in plaats van den ge-
woonen, gebruikmaakt. De koperdraaden u, v,die bij de
pofitive werking de kap en het voetftuk met den leidenden
draad vereenigen, worden nu weggelaten ; integendeel wor-
den i V O, f>
R
, en S T, en dus elk der voorfte
B
en
C 10 }
en achterfte zijden van de kap en het voetftuk, voorzien met
een' koperdraad, die van dezelfde lengte is als elk deezer zij-
den, en aan beide einden een'bol van 3 duimen middellijn
heeft: deeze koperdraden zijn bij NO en P ^flechts op de kap
gelegd, doch bij RenSTtegen het voetftuk aan geplaatst,en
worden zo wel op de eerfte als tegen het laatfte door mid-
del van de bollen gekneld gehouden, welke daarom, ter plaat-
fe waar zij aan den draad gefchroefd zijn, een weinig vlak
gemaakt zijn. Deeze wijze om de uitfteekende gedeel-
ten van de kap en het voetftuk te bedekken, hebben wij van
een' wezenlijken dienst gevonden, om de aanvloeijing der ftof
tot de kanten en hoeken dewpr heiden voor te komen, welke
anders, even als bij T E Y L E R S werktuig, zeer aanmerkiijk is,
en zich zo wel door eenfterk geblaas, als door een aantal plui-
men of lichtpenfeelen kenteekent.
O m de ftof af te voeren welke de fchijven van de kusfens
ontvangen, het geen bij het werktuig van T E Y L E R , even als
bij alle anderen met fchijven, gefchiedt door aan den pofitiven
of eerften conductor gemeenfehap met den grond te geeven;
bedienen wij ons bij dit werktuig, alwaar flechts vannen, en
wel meesttijds van denzelfden conductor wordt gebruik ge-
maakt, van de beide ftukken x, die ter wederzijde, in
het midden van het voetftuk, tusfehen de randen der fchijven
geplaatst zijn. Deeze beftaan elk uit een' ftijl van masef
glas, die van boven met een houten buis of kooker is toege-
nist, waarin het ontvangftuk, dat te voren aan den arm des
conductors was , met deszelfs bol geplaatst wordt ; welke
ftijl, om alle afvloeijing der ftof voor te komen, aan het boven
ein-
C m )
einde en fa het midden bedekt is met een dergelijk lak-en harst-
achtig bekleedfel als hier. boven van den ftijl onderden con-
ductor is opgegeeven; terwijl dezelve voorts van onderen ge-
vat is in een ftuk hout, dat naar de rondte van het voetftuk is
uitgehold,en in deeze holligheid twee koperen pennen heeft
welke gefchoven worden in gaten, die hier toe ter zijde vaa
het voetftuk zijn, en dus geleegenheid geeven om den ftijl aan
het werktuig teverbinden. De hoogte van deezen ftijl is zodanig
dat, wanneer hij aan het voetftuk geplaatst is, het ontvangftuk
juist de hoogte van den as, en een' gelijken afftand van denzei ven
lieert* als wanneer het aan den arm des conductors geplaatst is.
0 1 D u d e e z e
-ontvangftukken gemeenfchap met den grond te
geeven, plaatst men op den bol, die aan elk ontvangftuk is
en wel in een gat, dat in deezen gevonden wordt, een'anderen
koperen bol van kleiner middellijn, die hier toe met een ko-
peren pen voorzien is, en op zijde een gat heeft, in welk
laatfte vervolgens de koperdraad z geftoken wordt, waar van
het einde den leidenden draad op den grond raakt. Het gebruik
deezer beide ftukken x, x is ondertusfchen niet alleen om bij-
de negative werking de ftof, welke de fchijven aanneemen ,
tot den grond over te brengen, maar zij kunnen ook gebezigd
worden, om, op foortgelijke wijze als bij T E Y L E R S werk-
tuig, de batterijen zonder behulp van den gewoonen con-
ductor te beladen , 't welk gefchiedt door de koperdraden
z, z, met de batterijen te vereenigen; en dus heeft men
bij dit werktuig het voordeel om de batterijen zo wel po-
tief als negatief te kunnen beladen, zonder door de uitge-
breidheid van eenen eerften conductor gehinderd te worden;
B 2
' twelk,
C )
't welk en het nadeel voorkomt dat het gebruik van den con-
ductor aan de belading, bijzonder bij eenen vochtigen damp-
kringi kan toebrengen, door de groote oppervlakte,welke hij
aan'de lucht aanbiedt; en tevens van een aanmerklijk voor-
deel is , wanneer men een vertrek van geene groote ruimte
heeft, door de mindere plaats, welke dan de geheele toe-
ftel inneemt (X) .
Het blijkt dan uit dit alles, dat dit werktuig, hoe zeer ook
in verfcheiden opzichten naar dat van T E Y L E R gevolgd, ech-
ter in eenige omftandigheden zekere voordeelen heeft, die
of aan den aart van dit werktuig eigen zijn,en dus geenszins
b het andere kunnen worden aangewend, of die men als ver-
beteringen in het algemeen voor deeze foort van Eleftrizeer-Ma-
chines kan befchouwen. Immers zal men moeten toeftaan, dat
de inrichting om een' endenzelfden condutor voor depofitiye
en nc-ative werking te bezigen, gelijk ook om van alle deftuk-
ren, die tot de eerfte nodig zijn, voor de andere gebruikte
maaken, behalven het voordeel, dat zij geeft om depofitiveen
L ative kracht van het zelfde werktuig met meer naauwkeu-
rieheid te vergelijken, tevens eene eenvouwigheid aan dit werk-
tui bijzet, die bij T E Y L E R S werktuigniet gevonden wordt;
alvvaar de uitgebreide en uit verfcheide ftukken beftaande con-
duaor,die door drie ftijlen gedragen wordt,ditonmogehjkmaakt.
Ten
f k Wanneer men nagaat dat flechts zeer weinigelieden in de onhandigheid zijn,
het doen van proefneemingen voor ieder een algemeen te maaken.
C 13 j
Ten anderen is het zeker, dat de toevoeging van den tweeden
negativen condutor, en het bedekken der uitfteekende deelen
van de kap en het voetftuk met koperen bollen, eene wezenlijke
verbeetenng voor de negative werking uitmaaken , die bij het
genoemde werktuig ontbreekt; en die het voordeel geeft
dat men ook van dezelve tot het beladen van batterijen ge-
bruik kan maaken, 't geen bij T E Y L E R S werktuig, door de
uitgebreide plaats, welke daar de negative condutor inneemt
en de gelegenheid, die de kap en het voetftuk hebben, om
door middel hunner kanten en hoeken de ftof aan te trekken,
niet dan zeer gebrekkig zou kunnen- gefchieden.
II.
Proefneemingen met den conductor in het wrkgefleld.
i.
A> Het is bekend dat de eletrieke vonk of ftraal totopgroo-
ter afftand van den condutor kan getrokken worden, als men
aan den bol aan het einde des condutors eenen anderen bol van
kemer middellijn , tot op zeekeren afftand van denzelven
plaatst, gelijk ook wanneer die bol kleiner is dan die tot welken
de vonk overgaat.
C
0 Beide deeze omftandigheden hebben
wij
O den conduftor met een' kleiner' bol iV toegerust, en tegen over deezen enea
ontvangenden conduftor O met een' veel grooter' bol ,geplaat
S
t!
B 3
C i4 D
wij bij dit werktuig op het voordeeligfte gevonden, wanneer
wij voor den eerften, welke op pi . i. doorais afgebeeld,eenen
bol van 2 duimen middellijn gebruikten, die door middel van
eenen koperdraad, horizontaal in den conductor geftoken,
duim afftand van G , den bol aan het einde des conductors
hadt; en wij van deezen bol a de vonk of ftraal lieten over-
gaan tot b , eenen bol van 5 duim middellijn, die tegen over
den eerften op een' houten ftijl geplaatst was, en met den lei-
denden draad gemeenfchap had.
De vonk of ftraal, die op deeze wijze van den conductor
overgaat, heeft gewoonlijk de lengte van 1 1 5 duimen; flechts
eenige weinige reizen, en wel bij nngnnfl-ig werler, is die ge-
weest 1 1 duimen; integendeel hebben wij dien meer dan eens,
bij eene voordeelige luchtsgefteldheid, ter lengte van 1 2J dui-
men verkreegen. Deeze ftraal is van eene kronkelende ge-
daante , en i s, de grootte uitgezonderd, gelijk aan di en, welken
men van T E Y L E R S werktuig vindt afgebeeld: i n het duis-
ter gezien, heeft hi j , voor zo verre men dit door het oog kan
bepaalen, eene dikte van B dui m; en uit denzelven fchieten
zydelings verfcheiden kleinere ftraalen, in eene ri chti ng, die
van den conductor is afgekeerd, waar van de meesten eene
lengte hebben van 2 of 3 duimen en fommigen zelfs van 4
duimen. CO . ~
B ) De
( ) De lengte der pofitive vonk of ftraal van T E Y L E R S werktuig is gewoonlijk
21 duimen , en op zijn meest 24 duimen; de dikte is als die van de fchacht eener
gewocne fchrijfpen; de zijdelingfcbe ftraalen zijn van 6, 7 of 8 duimen lengte.
Ten einde de vergelijking van dit werktuig met het onze gemakjker blijke, zullen
wij by elke zaak opgee ven, hoedanig men dezelve bij T E Y L E R S werktuig gevonden heeft.
C 15 )
B ) De lengte der negative vonk of ftraal hebben wij eerst
onderzocht bij den tweeden negativen conductor, en gevon-
den dat dezelve als dan de meeste lengte had wanneer hij van
een bol van , duim middellijn tot eenen van 12 duimen mid-
dellijn overging, die aan den koperdraad in het midden van
deezen conductor geplaatst was. De gewoone conductor,
tot de_ negative werking ingericht zijnde, is ons voorgeko-
men minder voordeelig voor de lengte der vonken te zijn,
uitgezonderd wanneer wij de vonk, in plaats van tot G of
tot het einde des conductors, lieten overgaan tot D of tot
dien bol van de hoeken der armen , die naar den grond
gekeerd was; in welk geval de lengte der vonk, die een
bol van , duim middellijn aan denzelven overgeeft, ten naas
tenby gelijk is aan dien welke onder gemelde omftandigheid
aan den tweeden negativen.conductor gegeeven wordt. D-eze
zaak is waarfchijnlijk toetefchrijven aan de gelegenheid waar-
in het gedeelte van den conductor, waar aan de bol D is
meer dan eenig ander zich bevindt, om eene pofitive kracht
bij den
o
grond te doen ontftaan; waar door gevoWijk de
negative werking, dat is de aantrekking der electrieke ftof,
van den geheelen conductor, zich voornaamlijk bij dit ge-
deelte moet bepaalen; terwijl het om dezelfde reden klaar
7
8
f
VQ
W G r k i n g V 3 n d e n

e h e e J e
inductor
z d door dat gedeelte, 't welk hetnaastbij den grond is, tracht
uitteoeffenen, en 'er, door de pofitive kracht, die dit gedeelte
by den grond doet ontftaan, een deel der negative werking
wordt tegengehouden en belet om elders deszelfs aantrek-
king te oerfenen; dat, zeg ik, om deze reden de bol aan het
ein-
C i O
einde van den gewoonen conductor nimmer zo gefchikt kan
zij n, om de ftof op dien afftand aan te trekken en dus zulke
lange vonken of ftraalen daar te ftellen, als zulks door den
bol van den tweeden negativen conductor, welke als het eenig
uitfteekond gedeelte van deezen conductor voornaamlijk die
aantrekking oeffent, kan gefchieden.
De vonk of ftraal dan, welke men, onder de voordeeligfte der
genoemde omftandigheden, bij de negative werking verkrijgt,
heeft meesttijds de lengte van 85 duimen; eenige maaien, b'y
gunstig weder, hebben wij denzelven ter lengte van9 duimen
verkreegen. Deeze ftraal vertoont zich met dezelfde kron-
kelingen als de pofitive: zijne dikte is echter niet zo groot;
doch hij is insgelijks voorzien van verfcheiden zijdelingfche
ftraalen van 2 of 3 duimen lengte, die uit het lighaam van
den ftraal zijdelings, doch in eene richting, die naar den conduc-
tor gekeerd is, uitfchieten ; en dus door haar tegengeftelde
richting met die, welke uit den pofitiven ftraal voortkomen,
een nieuw bewijs opleeveren, dat de ftellige en ontkennende
. eleftriciteit niet onderfcheiden zijn,dan in de ftreekUjn waar-
* in de ele&rieke ftof, het zij van of tot een lighaam, bewogen
wordt, (g)
2 .
De lengte tot welke de vonk of ftraal van dit werktuig zou
kun-
(s)De lengte der negative vonk of ftraal was bij T E Y L E R S werktuig 10 of n
duimen Ten opzicht der negative werking van dit werktuig heeft men echter te let-
ten, dat deezen, zo als de Heer VAN M A R U M zelf opgeeft, niet dan gebrekkig
heeft kunnen onderzocht worden.
C i7 3
kunnen verlengd worden wanneer men hem liet gaan langs
eene geleidende oppervlakte, bij welke de leidende deelen in
eene onvolkomene aanraaking zi jn, hebben wij beproefd
met een plank, die eerst met vernis beftreeken en vervolgens
met kopervijlfel beftrooid i s, welk laatfte wi j , beeter dan ee-
nige foort van brons, tot deeze proef gefchikt gevonden heb-
ben. Deeze plank heeft de lengte van 12 voeten en de
breedte van 7 duimen; zij i s, aan haare ne oppervlakte,
over de geheele lengte, en ter breedte van 4.1 duimen in het
midden van de breedte , met dit vijlfel bedekt. Op
beide de einden der met vijlfel beirooide oppervlakte, wordt
een koperen bri gopioof-ot; h n l , wolk/? naqr Hpn eonduc-
tor gekeerd i s, heeft 3 duimen, en de andere, welke met den
leidenden draad vereenigd i s, 51 duimen middellijn. - Daar
de lengte der plank te groot is , om dezelve rechtftandig
bij den conductor te plaatfen, zo wordt z i j , op gelijke hoog-
te met rl en mn r i u ^ n r , ovenwijdig aan den grond vrijgefteld.
Wi j lieten de vonk of ftraal niet onrniddelijk tusfehen de beide
bollen, namelijk van dien des conductors tot dien van de plank,
overgaan, maar tot eenen anderen bol van 51 duimen middellijn,
die op een glazen ftijl, ter gelijker hoogte, en op zekeren af-
ftand tusfehen de beide genoemde bollen geplaatst was; welke
afftand zo lang veranderd werd, totdat de vonk of ftraal met
de meeste rijkheid langs de met vijlfel beftrooide oppervlakte
overging.
A ) Met deze inrichting is het ons nog nimmer mislukt,
de pofitive vonk of ftraal in een' onafgebroken' ftaat van het
eene einde der plank tot het andere, en dus ter lengte van
C
I 3
12 voeten, te zien overflaan; zo dat het waarfchijnlifk is, dat
wanneer wij deeze plank nog van meer lengte genomen hadden,
wi j , bijzonder bij gunftig weder, ook aan de vonk of ftraal nog
grooter lengte zouden gegeeven hebben. Deeze proef levert
een fraai verfchiinfelop: behaiven den ftraal, die langs de opper-
vlakte van het vijlfel , van den-eenen bol tot den anderen , in ee-
ne menigte kronkelingen, overgaat, ziet men nog verfcheiden
andere ftraalen, die geduurig uk de genoemde ftraal voortko-
men, en zig wederom verdeden i n een aantal kleinere, die
hier en daar in elkander fchieten: zo dat de geheele opper-
vlakte van het vijlfel als met ftraalen bedekt i s, die i n het
duister cene BMMtga fst%^**s
v a
" s^
x c n
S
rr
>en Hcht
vertooncn ( 70-
IJ) De gemelde inrichting hebben wij ook bij de negative
werking gevolgd, met dit onderfcheid echter, dat, i n plaats
van den bol van 3 dui men, een van 11 duim op dat einde van
de plank geplaatst was, dat zi ch naar dcu wnJ u&o r gekeerd
bevond ; gelijk ook dat wi j , bevindende dat de afftand te groot
was dan dat de ftraal delengte der geheele plank kon afioopen,
den bol , die met den leidenden draad getneenfehap had, zo lang
naar den anderen bol verfchooven , tot dat de vonk of ftraal
onafgebroken, langs de oppervlakte van het vi j l fel , tusfehen
de beide bollen overging. Dit gefchiedde op den afftand van
6 voeten; voor het overige was het verfchijnfel het zelfde als
by de pofitive werking,
! I !
:
3*
( 4) Deeze proef is bij TEYLERS werktuig verricht met eene plank van 6 voe-
ren lengte ,, die met brons beftrooid was,-
C m >
3.
In navolging van fommigen, die gemeend hebben de kracht
van een werktuig daar uit te kunnen beoordeelen, hebben
wij ook onderzocht-de lengte der vonk of ftraal, die bij dit
werktuig tot een metaalen punt overgaat. Ten dien einde heb-
ben wij ons bediend van ftaalen punten, welke zo fcherp zij n,
als zij kunnen veriregen worden, en, even als die, welke
men bij T E Y L E R S werktuig'tot hef zelfde oogmerk gebeezigd
heeft, door den Heer C UT IIB E R T S ON vervaardigd zijn. Een
deezer punten, hebben wij , naar mate zulks met de pofitive of de
negative wo*k;
g
~ , r a o ^ n m mt**
S
o
P
i
a a
t
s t
,
of in eenen bol van gelijke middellijn als die aan het einde des
condudors , die op gelijke hoogte tegen over dezelve ge-
plaatst , en met den leidenden draad vereenigd was; of in den
bol aan het einde des conductors zelf; wordende in beide de
gevallpn d* bol, die tegen over den conductor was, hetzij
dezelve al of niet met de punt voorzien was, zo lang tot den
conduftor bewogen, tot dat de vonken tot de punt overgingen.
A)Dit gefchiedde bij den pofitiven conductor, op den afftand
van | duim, wanneer de punt 3 duimen, en op dien van hduim,
wanneer de punt s duimen buiten den bol uitftak die tegen over
den conductor was, zo dat de vonken of ftraalen, die tot de
punt overgingen, de lengte hadden van % en g duim CO-
B3 Bij den negativen conductor waren deVonken I duim,
zijn-
CO De lengte der ftraalen, die men, door eene punt bij denconductor te houden,
bij T E Y L E R S werktuig heeft waargenomen, is geweest i duim.
C 3
zijnde het onverfchillig of de punt 2of 3 duimen buiten den bol
des conductors uitftak, aan welke nu de punt geplaatst wasC*).
4-
Dezelfde wijze, als boven, hebben wij ook gevolgd om te
beproeven tot welke lengte de vonken of ftraalen bij dit werk-
tuig uit een punt zouden worden uitgefchooten; met dit onder-
fcheid echter, dat nu, bij de pofitive werking, de punt aan
den conductor, en bij de negative werking, aan den tegen
over den conductor ftaanden bol , geplaatst werd.
A} De vonken of ftraalen, die op deeze wijze van den pofi-
tiven conductor werden uiteeo- eevpn. hadden de lengte van
4i duimen, wanneer de punt 3 duimen , die van 71duimen,
als de punt 2duimen, en die van 7! duimen, wanneer de
punt i duim buiten den bol aan den conductor uitftak (O*
B ) Bij de negative werking hadden zij beftendig de lengte
van 6i duimen, zijnde het onverfchillig of de punt, die nu in
den bol tegen over den cndu&or geplaatst was, 3, 2of 1
duimen buiten deezen bol uitftak O >
5-
Wi j hebben ook onderzocht op welken afftand bij dit werk-
tuig
O) By T E Y L E R S werktuig.de punt3duimen buiten den negativen condutor uif
fteekende, waren de vonken t duim.
(OOe ftraal, die bij T E Y L E R S werktuig, van een punt, die 3 duimen buiten den
condnftor uitftak, tot eenen bol van 3 duimen overging, was 6 duimen lang.
(*) De punt bij den negativen condutor van T E Y L E R S werktuig gehouden
zijnde, zo waren de ftraalen, die van de punt tot deezen condutor overgingen, van
3 rot 1 duim lengte.
tuig de vonken of ftraalen tusfehen twee metaalen punten
zouden overgaan. Hier toe werden in eiken bol, zo wel dien
aan den conductor, als dien welke tegen over den conductor
was, eene der genoemde punten geplaatst, en wel zo, dat bi!
elke onderzoeking de punten eene gelijke lengte buiten elk
deezer bollen uitftaken. Deeze zaak beproefden wij wederom
Dij de pofitive en de negative werking.
A ) Bij de eerfte was het op den afftand van j duim, dat de
vonkenL of ftraalen tusfehen de beide punten overgingen, wan
neer elk der punten 3 duimen, - van
U
duim, wa ^ e l z i j
d e t ^
d e z e I
- ; ^im-buiten
B) Bij de negative werking was de lengte der vonken of
ftraalen, die tusfehen de beide punten ovef gi ngen, ? Zn
wanneer de punten 3 duimen
9
+
m
duim, wanneen^ X S '
en 1duimen, wanneer zij elk 1 duim van hunne bollen uitftaken!
6.
A ) Het vermogen van dit werktuig kan ook blijken door
de grootte der hchtkwasten of pluimen, en de omftandigheid
waarin die bij het zelve worden voortgebragt. Deeze
pluimen zijn, bij gewoone Eleftrizeer-machines, van eene /e
ringe grootte, en ontftaan niet ten zij dezelven met ftompe"
pun-
C) Bij het werktuig vanT E Y L E R wa
S
het op den afftand van , duimen dat d
a
ron en of ftraalen van een punt die 3 duimen buiten den conduftor uuftak 0 eene
punt, die daar tegen over gehouden werd, overeineen B J . n ,
di t, bij dat werktuig, niet beproefd geworden * *
J
*
i s
C 3
C 22 )
punten of met zeer kleine knoppen zijn toegerust. Bij den
pofitiven condutor van dit werktuig worden zij reeds voort-
gebragt, wanneer een bol van 3 duimen middellijn aan het
einde des conductors geplaatst is; zij verwonen zig nogthan*
op het voordeeligst bij een' bol van 2 duimen middellijn, die
| of I duim afftand van den bol aan het einde des conductors
heeft; in deeze omftandigheid zijn zij uitgebreid ter lengte en
breedce van 9 of 10 duimen (0).
D e gedaante deezer pluimen is bijna dezelfde, als die, welke
men van T E Y L E R S werktuig vindt afgebeeld: het is meest-
tijds eerst eene rechte ftraal, die uit den bol , ter lengte van
I of is d u i m , vuui<. rUiK. L , nrctire zlwfc zekeren afftand
van den bol verdeelt in drie of vier kronkelende ftraalen , die,
even als de recht doorgaande ftraal, ongevoelig in dichtheid
afneemen,en zich vervolgens in eene menigte lichtende veze-
len verfpreiden, welke zich aan alle kanten als een waaijer
uitbreiden. Niet zelden ziet men ook tusfehen of liever
over deeze lichtvezelen, zeer fijne kronkelende ftraalen voort-
ichieten.
B} Het is ons ook gelukt door middel der negative wer-
king eene dergelijke Electrifche pluim t doen ontftaan:
eene zaak, die men, zo veel ons bewust is, nog met geene
andere Electrizeer-werktuigen, ten minften niet tot die groot,
t e, en niet anders dan met punten, verricht heeft, en die
dus
( O i$ net werktuig van T E Y L E R ziet men de pluim voortkomen uit eenen bol
van
4
5 duimen', die, op 5 of meer duimen afftand, aan den bol des condudors ge-
plaatst is. Haare uitgebreidheid in lengte en breedte is 15of 16duimen.
C 23 )
das aantoont tot welken trap van vermogen de negative werking
bij dit werktuig gebracht is. Deeze pluim wordt op het gunftigst
voortgebragt, wanneer men tegenover een' bol van 1 2 dui-
men middellijn, onverfchiilig of deeze aan het einde van den
gewoonen condutor, of aan den tweeden negativen conduc-
tor geplaatst is, eenen knop van \ duim middellijn houdt, die
met den leidenden draad gemeenfchap heeft; en wel op eenen
afftand, die te groot is dan dat 'er eene vonk tot den conductor
kan overgaan: in deeze om Handigheid ziet men eerst den knop,
aan die oppervlakte, welke naar den conductor gekeerd is, met
eene dichte atmofpheer van licht omgeeven , die , wan-
neer men dn knnp M n ' oi ni rT ri adpr hij rlon rnndntor brengt,
in eenen dichcen fijnen ftraal verandert, welke zich op eenen
kleinen afftand van den knop in nog fijnere ftraalen verdeelt, en
verder, even als deezen, in eene menigte lichtende vezel*
uitloopt, die zich ter lengte en breedte van 2 duimen uitbrei-
den; en dus in W w^in hetzelfde verfchijnfel daarftellen
f
dat bij den pofiriven condutor wordt voortgebragt.
7-
Welk eene groote hoeveelheid eletrike ftof de vonk of ftraal
van dit werktuig bevat, wordt men gewaar als men dien
laat overgaan tot eenen koperen bol van 3 of meer duimen
middellijn, die op eenen glazen ftijl geplaatst is, en aan welken
een dunne metaalen draad is vastgemaakt, wiens einde op
5
den grond of op eenen kleinen afftand van den leidenden draad
geleegen is. Als dan vertoont zich bij eiken overgang der
vonk of ftraal J deeze dunne draad als eene verlichte cylinder
Var
van | duim breedte, uit welken van rondsom eene oneindige
menigte fijne ftraalen uitfchieten, die de lengte hebben van
i l of a duimen, ja zelfs tot 3 duimen lang zijn, wanneer de
bol op den uiterften afftand van den conductor gefteld wordt,
waarop de vonk of ftraal tot denzelven kan overgaan. Q>
Deeze verlichting en uitftraaling van een' dunnen metaalen
draad gefchiedt zelfs nog als men den draad van eene zeer aan-
merklijke lengte genomen heeft. Even als bij de voorgaande
proef, hebben wij ook bij deeze gebruik gemaakt van draad
van dezelfde dikte als men bij T E Y L E R S werktuig gebruikt
heeft, zijnde in dit gevat van xh duim dikte. Van deezen draad,
welke als vooren aan rlen koneren hol. die tegen over den con-
ductor ftond, was vastgemaakt, en met deszelfs einde op den
houten grond gelegd was, hebben wij eerst de langte van 36
voeten en vervolgens die van 96 voeten, zijnde zo veel als
de gelegenheid van het vertrek toeliet, aan zijden draaden
opgehangen ; dan , niettegenftaande deeze lengte , werd ,
bij eiken overgang der vonk of ftraal, de draad van het eene
einde tot het andere verlicht, en met ftraalen rondom bezet;
welke laatften bij den draad van 36 voeten \ duim, en bij den
anderen i duim lengte hadden (#>
B) Wij hebben het ook der moeite waardig geoordeeld deeze
proef
rp-) Een dergelijke draad bij T E YL E R werktuig van den condutor tot in den ,
bhheid van den leidenden draad gehangen, en dus van zo veel meerder lengte als dee-
ze conduaor hooger dan die van ons werktuig is, was metuitfchietende ftraalen be-
iet van li of a duimen lengte.
c
) Bij T E Y L E R S werktuig dezelfde foort van draad ter lengte van207 voeten ge-?
nomen zijnde, zo waren de ftraalen, met welke dezelve omzet was, van 1 duim lengte.
C 5 )
proef bij de negative werking van dit werktuig te herhaalen
Bij deeze vertoont zich de gemelde draad bij eiken overgang der
vonk of ftraal, van/den bol waar aan zij is vast gemaakt tot
den conductor, als eene verlichte cylinder van k duim dikte-
welke van nader bij befchouwd zijnde uit een oneindig aantal
nevens elkander geplaatfte lichtbolletjes fchijnt te beftaan
die zich bijzonder doen onderfcheiden, en in meerder grootte
zichtbaar zijn als de hand of eenig ander geleidend lighaam in de
nabijheid van den draad gehouden wordt. In dit verfchijnfel heb-
ben wij weinig verfchil gevonden, of wij de zaak met eene leng-
te draads van 5 voeten, of met eene van 40 voeten beproefden.
9
A} Schoon de hoeveelheid der electrieke ftof, welke bij
dit werktuig wordt opgewekt, of liever welke bij elke vonk
of ftraal overgaat, zich ook Iaat beoordeelen door den fchok
welken men gevoelt, als-men met de gefloten hand of met
den elboog een vonk van den conductor trekt, of liever als
men dit doet met eenen grootenbol, die in de hand gehouden
wordt, terwijl men ter zelfder tijd den voet op den leidenden
draad geplaatst houdt; welke fchok door verfcheiden des kundi-
gen gefchat is, die van eene leidfche fles van een'vierkanten
voet bekleed glas, door eene gewoone Electrizeer-Machine
geladen, te evenaaren; zo is het ons echter voorgekomen,
dat men van deeze hoeveelheid der electrieke ftof met meer
naauwkeurigheid zou kunnen oordeelen, wanneer men onder-
zocht welk gedeelte van de belaading eener leidfche fles van
eene bepaalde grootte , eene enkele vonk of ftraal van dit
werktuig uitmaakte.
D
Ten
c *o
Ten dien einde werd dan een fles van een' vierkanten voet
bekleed glas op dien afftand van den pofitiven conductor ge*
plaatst, dat 'er geen vonk of ftraal tot dezelve kon overgaan,
ten zij 'er eene anderen bol tusfehen den knop der fles, en
den conductor gehouden werdt. Om te beletten dat de fles
door den dampkring van dit werktuig niet eenige belaading
aannam , hield een onzer zo lang den vinger aan haar'
knop, tot dat een ander een' bol van 51 duimen, die dooreen*
glazen ftok afgezonderd was, zeer fchielijk tusfehen genoemden
knop en den conductor heen bewoog, en dus gelegenheid gaf,
dat 'er een vonk van den conductor tot deezen bol, en van
deezen tot do ij> a*- n
f i
p
B
6 '
n
5 wordende even
voor dit tijdftip de vinger van den knop te rug getrok-
ken, en voort de conductor aangeraakt: ten einde door het
eerfte de vonk of ftraal tot de fles zou kunnen overgaan, en
dr het andere de overblijvende ftof van den conductor, zou
worden weggenomen. Op deeze wijze dan eene enkele vonk
of ftraal in de fles opgevangen hebbende, onderzochten wij
tot herhaalde reizen, met eenen electrometer, die volgens de in-
richting van L A N E was toegefteld, welken afftand de knop van
deezen electrometer van dien der fles moest hebben,op dat 'er een
vonk tot deezen overging, en de fles dus ontlaaden werd (/>
Dit gevonden hebbende, belaadden wij eene andere leidfche
fles van gelijke grootte bij den conductor van dit werktuig,
tot
(r) De elearometer, welken wij tot deeze proef gebeezigd hebben, is gelijk aan
<3ien, welke door den Heer V A N M A R U M , en een onzer CA.p.v.TOinhetV IIdeel van
4e V erhandelingen van het Bataafsch Genootfchap befchreeven is; haare toeftelltag ?s
vol-
C 27 )
tot zo lang dat zij op het punt was van zich zelve te ontlaa-
den, wordende zij als dan fchielijk van bij den conductor wegge-
nomen; deeze fles, welke wij dus konden onderftellen zo hoog
mogelijk belaaden te zi j n, bragten wij met haaren knop in aanra-
king met dien der te vooren gemelde fles, die nu ontladen was,
terwijl om de buitenzijde der beide flesfen eene gemeenfchap.
jke metaalen draad gehouden werdt, en verdeelden op deeze
wijze de belaading tusfehen de beide flesfen. Di t deeden wij
tot twee en drie reizen, telkens vooraf met die fles tot welke de
belading was overgebragt, onderzoekende welken afftand de
knop van genoemden electrometer van den knop derfles moest
hebben, om eene vonk v
a n
de fles aanteneemen. en dan de
fles nog met eenen ontlaadbeugel ontlaadende, voor en al eer
wij de overgebleevene Jaading van de andere fles op nieuw
verdeelden. Den afftand nu, op welken 'er een vonk van de
fles tot den electrometer overging, vonden wi j , naa de laading
^^tJ^^/^T
V e r d e d d t e h e b b e n
'
e n d
"
s
' ge-
fteld dat telkens de verdeeling gelijkiijk gelchiedde, toen de
fles | van haare geheele belading had, volkomen gelijk aan den
afftand, op welken de fles wanneer zij door de enkele vonk
of ftraal beladen was door dezen electrometer ontladen werd 0>
volkomen dezelfde als die, welke men bij de Befchrijving van T E Y L E R S wf
de LtV; ,
a f g e b e e I d
'
a l l C e n l i j k

m b r e e k t a a n d e z e i
-
d e
^hroefL mee welke'
de houten kolom horizontaal bewogen wordt
t e ^ h e Z n * '
t U S f c h e
"
d e b e i d e
^ -eer zeker
e
"Zl
h
f^
t
'
i e b b e n d
"
d e b e , a a d i
" S ^ h e lies, tot
ZHH , " f
D
?
6 Wij2S
^ ^> gelijk was aan die van de fles
waann de vonk ot ftraal was opgevangen, ook de leidfche fles, van welke de belaadit
wai overgebragt, bij den electrometer onderzocht. '
D 2
C 28 )
Daar nu dezelfde reden, waar door eene fles niet haare geheele
belaading, maar flechts de helft aan eene andere fles van gelijk
bekleedfel overgeeft, ook plaats moet hebben bij den con-
ductor: zo dat namelijk ook deeze laatfte flechts zo veel van de
ele&rike ftof, die hij bevat aan de fles kan overgeeven, tot dat
het wegftootend vermoogen der ele&rike ftof bij beiden gelijk
is; en daar derhalven op de gemelde wijze altoos maar de helft
der ftof van den conductor tot eene leidfche fles kan over-
gaan , en deeze helft gelijk is aan een achtfte gedeelte van de ge-
heele belaading deezer fles: zo meenen wij uit deeze onder-
vinding te mogen befluiten, dat de geheele hoeveelheid eletri-
ke ftof die de mnHnfl-nr hevut-, om WP U C A hij hij de vonk of
ftraal aan een geleidend lighaam, en dus in eene omftandig-
heid overgeeft, waarbij hij deezen wederftand niet kan onder-
vinden , gelijk is aan de hoeveelheid electrike ftof, welke
nodig is om eene fles van eenen vierkanten voet bekleed glas,
voor een vierde te belaaden 0 > _
N
&J
( ) Men zal zig mogelijk verwonderen, daar de vonk of ftraal een fchok
pleevert, welke aan die van eene leidfche fles van eenen vierkanten voet bekleed glas
gelijk is, dat zij nogthans,op deeze wijze onderzocht zijnde, flegtsfvan de belading
deezer fles uitmaakt. Dit onderfcheid moet men alleenlijk toekennen aan de meerder*
imenfiteit met welke de conduaor de eletrike ftof overgeeft. Immers daar de inten-
fneit of de meerdere poging,welke de elearikeflof aanwendt om zich gelijk te ftellen,
afhangt van den betreklijken graad tot welken eenig lighaam beladen i s, en het uit de
proeven van den Heer V O L T A allerduidelijkst blijkt, dat eene oppervlakte bekleed glas
van 16 vierkante duimen, even zo veel eleftrike ftof kan bevatten als een conduaor
vsn i oo voeten lengte, zo fpreekt het ook van zelf, dat eene hoeveelheid elearike
ftof, die bij eene leidfche fles maar een klein gedeelte van haare belaading i s, inte-
gendeel bij den conduaor eene groote belading moet uitinaaken, en dus bij den laatften
eeneintenfiieit, dat i s, eene poging moet hebben om zich gelijk te ftellen, welke die
van de ftof bij de leidfche fles verre overtreft.
C )
B ) Deezeproef hebben w i j , even als bij den pofitiven
conductor, ook bij den negativen conductor herhaald, en ge-
vonden , dat, wanneer deeze onderzoeking bij eene gunftige
luchtsgefteldheid gefchied, gelijk deeze proefi n 't algemeen,
en althans bij de negative werking, anders met geene zeker-
heid te verrichten i s, dat als dan, haare uitkomst volkomen
gelijk is aan die bij den pofitiven conductor. Dus kan men
ook omtrent de hoeveelheid electrike ftof, die bij eiken over-
gang der vonk of ftraal van een geleidend lighaam tot den
conductor overgaat, een gelijk befluit afleiden.
A ) De hoeveelheid electrike ftof, die de vonk of ftraal van
dit werktuig bevat, blijkt insgelijks uit den tegenftand dien zij
bij den leidenden draad aantreft. Deeze draad heeft*
1
duim dik-
te, en is , gelijk hier boven breeder befchreeven is., met
zijn einde zo diep in den grond geftoken, dat hij beftendig
met het grondwater gemeenfchap heeft. Wanneer men nu bij
deezen draad, terwijl hij met den bol van 51 duimen, die te-
gen over den conductor ftaat, vereenigd i s, den vinger of
eenen metaalen knop houdt, onverfchillig op welken afftand
van het werktuig zulks gefchiede , zo ziet men bij eiken
overgang van de vonk of ftraal tot den genoemden bol, ook een
vonk van den draad affchieten, welke, wanneer men dit met
een koperen knop van n duim middellijn beproeft, \ duim
lengte heeft*
B) Bij de negative werking ziet men insgelijks bij eiken
D 3 over-
C JO y
overgang der vonk of ftraal, tusfehen den leidenden draad en den
vinger of metaalen knop, die in deszelfs nabijheid gehouden
wordt,een vonk voortkomen; die> wel is waar,fiegts de helft
der gemelde lengte heeft; doch welke nogthans genoegzaam
het vermogen aanwijst-, waarmede de electrike ftof door
den negativen conductor wordt aangetrokken; zo dat dezelve
niet genoegzaam door den leidenden draad, maar ook door an-
dere lighaamen, die in deszelfs nabijheid zijn, moet worden
aangevoerd.
10.
De kracht, welke eene en dezelfde Eletrizeer-Machine aan
eenen conductor geeven kan, is, gelijk bekend is ,
r
veel meer-
der wanneer deeze conductor eene groote uitgebreidheid heeft,
mits echter deeze uitgebreidheid aan het vermogen van het werk-
tuig evenredig zij. Wanneer men dan proeven, tot welke een zeer
groote conductor nodig is, met eenen veel kleineren condutor bij
een ander werktuig kan verrichten; zo is dit een bewijs dat bij
het laatfte eene aanmerklijke hoeveelheid electrike ftof wordt
opgewekt. ~ Deeze gevolgtrekking meenen wij op ons werk-
tuig te kunnen toepasfen, met opzicht tot de aanfteeking van
buskruid bij den enkelen conductor, welke men, behalven
bij het werktuig van T E Y L E R , nog niet heeft kunnen ver-
richten , dan bij den zeer grooten conductor met welken den
Heer W I L S O N zijne bekende proeven in het Pantheon te Lon-
don verricht heeft, wiens lengte alleen ruim 12000 voeten
uitmaakte.
C 3>)
A ) Deeze aanfteeking van het buskruid hebben wij verricht
op dezelfde wijze als zij door de Heer WI LS ON gedaan en
bij T E Y L E R S werktuig herhaald is: namelijk door met bus-
kruid te vullen een rolletje van oost-indisch papier j van $
duim
W
,jdt, en u duim lang, dat om een' gepunten koper-
draad gewonden was, zo dat de punt aan het onderfte bus.
kruid raakte. Dit rolletje werd met den koperdraad , aan
den conduftor, op eenen kleinen afftand, gehouden, zo, dat
er eene zeer kleine ftroom eleftrike ftof tot het zelve over-
ging i de aanfteeking gelukte echter doorgaands beter , als
wy het rolletje eensklaps aan den conduftor bragten, en dus
fchielyk een ,
t t o t
w ^ ^ '
n

s
laatfte w.jze ,s het ons flegts ns van de zes maaien, dat wii
SS&J??
beproefden
'
mis,utt
^N?
Het is ons insgelyks gelukt de aanfteeking van tonder, zwam
enharst.gelykookdeontvlammingvanohjfenterpentbijn^
by den conduftor van dit werktuig te verrichten. Ten opzie t
der ontvlamming van de laatffien, hebben wij nogt t aaf Zf
merkt, dat zy niet gefchiedt, voor en al eer'er eenige ont
vlambare lucht van de olie is voortgebragt, en deeze 2
eenige gewoone lucht gemengd is.
g
T o t
d\eze proef deiL
in een buisje van dik glas gedaan hebbende, dat on een fch!
e met dezelfde olie geplaatst was, en in Jelke wilfto "
gelyke wyze als de Heer VAN M AR U M bij T
ELE
! T
^ met de verfchiliende foorten van luch/gedaanhe<7
() i. 'c. p. 115. de
C 3* )
de vonken geduurende eenigen tijd lieten overgaan; zo be-
merkten wij , naa eenigen tijd daar mede beezig geweest te
zij n, eene voortbrenging van lucht, en kort daarna eene ont-
vlamming in het buisje, welke ontvlamming echter maar voor
een oogenblik was, en voort door eene inkrimping van lucht
gevolgd werd. Deeze ontvlamming gefchiedde vervolgens
nog verfcheiden maaien, met kleine tusfehenpozingen; dan
dezelve eindelijk niet meer gefchiedende , niettegenftaande
het buisje meer dan ter helfte met lucht gevuld was , zo
vonden wij goed het buisje met gewoone lucht aantevullen;
wanneer ook terftond bij den eerften overgang der vonk eene
CXplofie, en dus eene ilifc cwijiTtlutlni^c aanfteeking van
ontvlambaare lucht plaats had Qv).
B) Alle deeze aanfteekingen en ontvlammingen is het ons
ook gelukt, op de gemelde wijzen, bij den negativen con-
ductor van dit werktuig te verrichten; zo dat wij deeze proeven
ook ten opzichte der negative werking mogen befchouwen als
bewijzen van het vermogen, het welk dit werktuig, ook tot
deeze wijze van electrizeering, bezit.
'
!
'
R
' - H^ - ' oovl *3Ho i J i ^ I o:-i - tlv
Even, als bij het werktuig van T E Y L E R , is het ons ook
gelukt ce finelting van bladgoud, en dus van metaal, welke
tot
CO Daar de ontvlambaare lacht niet kan worden aaugeftoken, ten zij dezelve met
gewoone lucht vermengd is, en de gewoone lucht, welke de olie, even als andere
vloeilroffen, in haare tusfehenruiroten heeft , niet zo veel is, en eenigen tijd vo*
den om losgemaakt te worden, zo gelukt de ontvlamming veel fchielijker, als men I
de bui, waarin de olie gevuld is, een klein gedeelte gewoone lucht lut blijven.
C 33 )
tot hier-toe niet zonder bekleed glas heeft kunnen gefchieden,
bij den conductor van dit werktuig te verrichten. . Dit blad-
goud was in eene reep van i i lijn breedte gelegd tusfehen
twee glaazen ftrooken van gelijke lengte als het bladgoud, en
op deeze wijze tusfehen twee bollen van gelijke hoogte als
de conductor, geplaatst, waar van de eene, die naamlijk tot
welken wij de vonk of ftraal lieten overgaan, vrij gefteld was,
en de andere met den leidenden draad gemeenfehap had.
De lengte welke van dit bladgoud gefmolten werd, was
zeer onderfcheiden: zijnde bij drie achtereenvolgende proeven
15, 12, en 16 duimen (w); welk verfchil wij toefchrijven
aan de moeilijkheid die 'er
o m e e n e r e e p
b i
P
j
g o u d
van
die lengte , en van zulk eene geringe breedte , zodanig te
plaatfen, dat alle deelen elkander op gelijke wijze raaken,
en niet op fommige plaatfen een weinig meer van elkander ver-
wijderd , of over elkander gefchoven zijn; iets het welk, daar het
bladgoud niet van die len
g r
p h, kn
m p n
^
e n m e n z i c h v o o r
eene reep van genoemde lengte, van verfcheiden aan een geleg-
de reepen moet bedienen, niet wel voor te komen is, en altoos
eenen aanmerklijken invloed op deeze proef moet hebben.
B ) De fmelting van het bladgoud gefchied ook bij'den
negativen conductor. Ondertusfchen is de genoemde reden
ook oorzaak dat men met geene zekerheid kan opgeeven de
uiter-
f De lengte welke hier opgegeeven wordt, is zodanig dat het blad goud, zonder
een.g ftip metaal achter te laaten, gefmolten werd; - zonder hier op te letten zo
H
-
den wij eene veel grootere lengte, en zelfs die van
2 0
duimen, met welke lengte
van ftrooken wij ook deeze proef verricht hebbeu, kunneu opgeeven.
E
C 34 D
uiterfte lengte die 'er van eene zodanige reep van n lijn breed-
te, gefmolten wordt: zijnde deeze bij twee achtereenvolgende
proeven geweest 1 0 en 14 duimen.
1 2. O)
A) Onder die zaaken welke ons zijn voorgekomen , de
kracht van dit werktuig verder aanfewijzen, is ook het door-
booren van fpeelkaarten, dat door de vonk of ftraal gefchiedt.
Totdeeze proef hebben wij ons bedient van eenen foortgelijken
toeftel als door de Heer C U T H B E R T S O N befchreeven i s,
beftaande in twee glazen ftijlen, die op zekeren afftand tegen
over elkander, op eene huuien planlc geplaatst, en aan hun
boveneinden met koperen knoppen voorzien zij n; deeze knop-
pen zijn in dezelfde richting doorboord, en bevatten elk een'
koperdraad, waar van de beide einden met een' knop bedekt
zij n, welke in dezelven kan verfchoven worden, en wel zo,
dat, vk>ui Uecz-c ku^cidiciaUen LUI elkander te fchuiven, iets
tusfehen dezelven kan worden vast gezet. Deeze toeftel
werdt met den uit wendigen knop van eenen der draaden geplaatst
aan den bol van 52 duimen, die afgezonderd, en op zeekeren af-
ftand van den conductor gefteld was; terwijl aan den tegen
overgeftelden uitwendigen knop een ketting gehangen werdt,
waar van bet einde den leidenden draad raakte; . de kaarten
zel-
(*) De proefneemingen, bij T E Y L E R S werktuig onder N . XI. opgegeeven, heb-
ben wij niet herhaald, vermits hier toe ons vertrek ongefchikt is, en wij bovendien
verre af zijn van ten opzichte van ons werktuig, dat in vermogen toch beneeden dat
van T E Y L E R is, te vermoeden, dat de opgewekte ftof zo veel is, dat zij bij den
conduftor niet zou kunnen worden vrijgefteld.
C 35 )
zelve werden tusfehen de koperdraaden vast gehouden: Op
deeze wijze beproefden wij dan de vonk of ftraal door de
kaarten te laaten overgaan , 't welk ons zelfs met een geheel
fpel gelukte, dat hier door op verfcheiden plaatfen met klei-
ne gaten was doorboord geworden.
Wij hebben ook beproefd, met eene enkele vonk of ftraal
van den conduftor een vogel te dooden. Ten dien einde werd
de vogel, aan de einden der vleugels vastgehouden zijnde,
met deszelfs hoofd gehouden aan den bol van
5
> duimen mid-
dellijn, die afgezonderd was, en dien aflland van den conduc-
tor had, dat men, op de wijze als hier boven befchreeven
is, door middel van een' vrijgeftelden hol te brengen tusfehen
gemelden bol en den conductor, een vonk of ftraal tot den
eerften, en dus ook tot den vogel kon doen overgaan; terwijl,
om de vonk of ftraal af te leiden, aan eene der pootenvanden
vogel, een dun metaalen draadje was vastgemaakt dat met den
leidenden draad semppnOhnp *>J>H T W - / P proef deeden wij
eerst met vlasvinken : dan deezen flechts kortftondige ftuipen
en lamheid ondervindende, herhaalden wij dezelve met twee
letuwerken, welke beiden, op het ontvangen van de vonk,
geweldige ftuiptrekkingen kreegen, en in weinige feconden
waren omgekomen Qy},
B )
O) Ui t de proeven van vroegere Eledtrizeerderen, en bijzonder van Vader o o i
D ON in Schotland, fchijnt, wel is waar, te blijken, dat men het dooden van kleine
vogels, reeds voor lang bij den conduaor, zonder behulp van bekleed glas, verricht
heeft. Ondertussen,als men nagaat de meerdere volmaaktheid onzer tegenwoordige
El ear ueer - M. ch. ne. , en de onmogelijkheid om dit dooreen enkele vonic of ftraal
van dezelven te weeg te brengen; zo fchijnt het bijna zeeker, dat men dit dooden van
vogels ntmmer met eene enkelen vonk, maar met eenen aanhoudende overgang der Vonk of
draal verricht heeft, 't welk ten deezen opzichte een aanmerklijk ouderfcheid maakt.
E 2
c 3 0
B) Deeze doorbooring van fpeelkaarten , ~ en het dooden
van dieren, is het ons raeede gelukt bij den negativen condutor,
met een gelijk getal kaarten, en met dezelfde foort van vogels te
verrichten, zo dat ook bij deezen conductor de meesten dier
proeven kunnen gefchieden, welke men weleer als blijken van
het vermogen der electrike ftof bij bekleed glas heeft bijge-
bragt Qzy
13. !
A} De kracht van dit werktuig kan ook blijken, door den
tijd waarin eene bepaalde maat bekleed glas, tot zekere hoog-
te, bij het zelve beladen wordt. Even, ais bij het werktuig
van T E Y L E R , hebben wij dit onderzocht met eene leidfche
fles, welker bekleede oppervlakte eenen vierkanten voet be-
draagt, en waar van de onbekleede rand boven het bekleed-
fel, vier duimen hoog is. Deeze fles werd op den grond
onder den bol aan net einde des conductors gepiaaisi. door
welken een koperdraad van duim dikte gedoken was, die op
den bodem der fles rustte, en ter plaatfe daar hij bovenden
condutor uitftak, met eenen bol bedekt werd; de buiten
zijde der fles was door middel eener ketting met den leidenden
draad vereenigd. Het werktuig aan den gang gebragt zijnde, en
zo lang de condutor met de hand hebbende aangeraakt, zo
heb-
(*) M
e n
herinnere zig dat deeze proeven geweest zijn, het aanfteeken van bus
kruid, en van ligt brandbaare zelfftandigheden, hetfmelten van metaal, de doorfcheu-
ring van lighaamen, en het dooden van dieren; alle zaaken die wij getoond hebben
dat door de vonk of ftraal van dit werktuig kunnen worden te weeg gebragt,
C 37 )
hebben w,j geduurende 30 feconden waargenomen, hoe veel
malen de te zich van zelf, van het koperdraad tot het bui.
ten-bekleedfel, ontlaadde; gelijk ook hoe dikwijls defchiiven in
deezen tijd werden ombewogen. Di t hebben wij echter bii
herhaalde proeven, zeer onderfcheiden bevonden: zo dat wil
van deeze verfchillende uickomiten, waar van ftrafcs dereden
blaken zal, flechts het midden.geta! zullen opgeeven, We l k
i s , 25 maaien in 15 omwendingen der fchijven O")
v.ettegenrtaande dan uit deeze proef, wegens de verfchil-
lende uitkomst, geen zeker befluit kan worden afgeleid, om
het betrekhjk vermogen van twee Eleftrizeer - machines me
Juistheid te bep^ta, ;
z o l t a n

c h t o c d c e s =
m e
laading van deeze fles, die men kan ftellen dat in ruim t
feconde en rets meer dan eene halve omwending der fchijv
gefch,edt tot eene duidelijke blijk verftrekken van de groor
hoeveelheid eleftrike ftof die 'er bij dit werktuig word[Z
gewekt en aan den conductor meegedeeld: eene zaak die
verder bevestigd wordt, door den fterken flag waarmeet
deeze ontlaadmg vergezeld i s , welke verre te boven 2- hel
ge u,d, met het welk eene fles van deeze grootte en bkkedfe
btj eene gewoone Ele&i zeer. machine, onder dez fde
0
m'
ftand:ghe,d, naamlijk door eenen overgang der ftof 11T'
rand tot het buiten - bekleedfel, ontlaaden wordf
&
Deeze zaak dan, welke zo duidlijk eene hoogere belaading
/ N t r , der
(O Het getal ontlaadingen dat men hfi T V T , .
xelfde grootte en oppervlakte van h^Lr ,
L E
* '
W e r I l t u
* ' n e fles van d,
genomen, is g e we e s t o T, ' "* ^
0 B f f l
eI d heeft
W a 3 r
.
deezen tijd
4
o^aa^l r
o
;C g;
n
n " * - -
E 3
C 38 )
der fles bij die werktuig te kennen geefc, heeft ons aanleiding
gegeeven om te onderzoeken, of een fles die bij dit werktuig
geladen wordt, niet in alle gevallen, en dus ook als zij maar
tot eene bepaalde hoogte beladen is, eene grootere kracht zou
hebben, dan wanneer haare belading bij een gewoon werk-
tuig gefchiedt. Om de omftandigheden voor deeze proef zo
veel mogelijk gelijk te maaken, plaatften wij aan den conduc-
tor van het kleine werktuig, zijnde een van twee fchijven elk
van 18 duimen middellijn, eenn bol van dezelfde grootte, als
die aan het einde des condutors van het groote werktuig- De
leidfche fles, welker bekleede oppervlakte een' vierkanten voet
uitmaakte , plaatften wij met haar knop in aanraaking bij
den condutor van elk werktuig, vlak achter den bol die aan
het einde van eiken condutor was, tegen over welkenlaatften
wi j , op den afftand van n duim, een' anderen bol van 5
duimen middellijn ftelden, die afgezonderd was, en waar aan
gehangen werd zeekere lengte ijzer-of clavierdraad van
duim dikte, bekend onder de foort van N . 15, 't welk aan
eenen koperdraad was vast gemaakt die met het buiten-bekleed-
fel der fles gemeenfehap had. Op deeze wijze onderzochten
wij bij elk werktuig, welke lengte van ijzerdraad 'er door de
ontlaading der fles, die altoos op denzelfden afftand van den
bol aan den condutor, tot den bol waar aan de draad gehan-
gen was, voorviel, zoude gefmolten worden. Die vonden wij bij
het groote werktuig te zijn ii duim , terwijl in tegendeel bij
het kleine werktuig de lengte van l duim flechts was blaauw
geworden, en die van k duim de grootfte was die wij kon-
den fmelten.
Dee-
C 39 D
Deeze ondervinding leerde ons dan, dat de zo veel fterke-
rejflag welke men bij de ontlaading van eene fles waarneemt,
terwijl zij aan den condutor van het groote werktuig geplaatst
i s, indedaad veroorzaakt wordt door de grootere hoeveelheid
eletrike ftof, die'er, onverfchillig de hoogte tot welke de fles
belaaden is, ter gelijker tijd wordt gelijk gefteld: eene zaak
die men niet alleen kan toefchrijven aan de hoogere belading
die de fles bij dit werktuig ontvangt, dewijl dit wel bij het
uiterfte der belading, doch geenszins bij de zo evengemelde
proef kan plaats hebben; maar die ook voor een gedeelte ver-
oorzaakt wordt door de eletrike ftof die zich bij dit,
even als bij andere werkrnigen. van den condutor en de op-
pervlakte der fchijven komt te ontladen, op het zelfde tijd-
ftip dat de ontlading der fles voorvalt; welke omftandigheid
dus, bij dit werktuig, 't welk in grootte van conductor en
oppervlakte van fchijven, de gewoone werktuigen zoo aan-
merklijk te boven gaat, niet weinig de kracht der ontlading,
en dus ook den flag, moet vermeerderen.
Dat ondertusfchen, met uitzondering der genoemde om.
Handigheid, bij dit werktuig het bekleed glas tot veel grooter
hoogte kan beladen worden, dan bij eenig ander gewoon
werktuig, is ons allerduidlijkst gebleeken, door de grootte
lengte van ijzerdraad welke wij bij het zelve door middel van
gemelde leidfche fles hebben kunnen fmelten; wanneer wij
naamlijk den bol, aan welken de ijzerdraad gehangen was, in
plaats van op n' duim afftand, gelijk te vooren, zo verre van
den condutor verwijderden, dat de ontlaading van de fles nog
op dezelve kon gefchieden, en niet langs den onbekleeden
rand
C4o)
rand der fles voorviel, als wanneer de lengte van 4 duimea
van ijzerdraad van rf* duim dikte of van N . 15 > en 2 duimen
van x f
?
duim dikte of van N. 12 gefmolten werd; terwijl
integendeel de lengte van l duimen van de eerfte foort, de
uiterfte was die wij in gelijke omftandigheid bij het genoemde
kleine werktuig konden fmelten Qb).
Het was onder het doen deezer proef dat wij eene omftan-
digheid opmerkten, welke men tot hier toe fchijnt te hebben
over het hfd gezien , uit welke de reden blijkt waarom de ont-
laading eener leidfche fles, die langs deszelfs rand tot het bui-
ten bekleedfel voorvalt, den eenen tijd yeel fchielijker dan
den anderen, en d u s 7.0 onderfcheiden kan gefchieden, als
wij hier boven in het voorbijgaan opgaven. De fles bij
het fmelten der draad N* . 15 bij het groote werktuig gebro-
ken zijnde, en deeze fmelting met eene andere fles van ge-
lijke grootte en bekleedfel willende herhaalen , waren wij
niet weinig verwonderd dat deeze fles zich zo fchielijk bij eene
kleine omwending der fchijven langs deszelfs rand ontlaadde,
en
( ) Dat men waarlijk deeze meerdere lengte van draad die gefmolten wordt',
tan de hoogere belaading der fles moet toekennen, blijkt, wanneer men het verfchil ia
de lengte van den gefmolten draad bij de voorgaande proef, ton de fles tot eene bepaalde
en gelijke hoogte bij beide werktuigen beladen was, met het tegenwoordige vergelijkt.
Immers daar het eerfte f duim is , en het andere
3
J d u im, en het verfchil van t duim
voortkomt van de meerdere hoeveelheid eletrike ftof die 'er van den conductor en de
fchijven, te gelijk met de fles, bij het groote werktuig ontlaaden wordt, en dus van
eene omftandigheid d ie, het zij de fles tot meerder of minder hoogte beladen is .
fteeds dezelfde moet zijn; - zo volgt het dat dit meerdere verfchil dan van t duim
bij de uiterfte belaading der fles, moet worden toegefchreeveaaan de hoogere laadiog
welke de fles bij het groote werktuig ontvangen heeft.
C 4 i D
en dus dat om deeze laatfte te voorkomen/de bol waar aan
de draad gehangen was, zo veel nader bij den conduaor moest
geplaatst worden, dat het onmooglijk was meer dan 2 duimen
van dit ijzerdraad te fmelten. En deeze verwondering werd
nog grooter, toen wij vonden dat dezelfde fles, naa dat wij
eenigen tijd vertoefd hadden , zich niet alleen veel minder
fchiehjk langs haaren rand, maar ook op een veel verderen
afftand van den condutor, op den bol ontlaadde, en in ftaat was,
dezelfde lengte van draad als bij de voorgaande fles te fmelten.
Deeze omftandigheid nadenkende, herinnerden wij ons deeze
fles bij het begin der proef voor het vuur zeer droog gemaakt
te hebben: wij befloten dan de fles op nieuw te droogen en
te verwarmen, en wij bevonden ndedaad dat dezelve zich we-
derom veel fchielijker ontlaadde, doch tevens, dat deeze on tlaa.
ding wederom langs haaren onbekleeden rand gefchiedde, en dus,
dat om dit te voorkomen, en de fles op den bol te doen ontlaa-
den, aan den bol ccn veel mindere afftand van den condutor
moest gegeeven worden,en gevolglijk een afftand die te klein was
om de voorgaande lengte van draad te fmelten. Wi j plaatften toen
deeze fles geduurende eenigen tijd buiten de kamer, in eene lucht
die niet zeer droog was, ten einde dezelve eenige vochtig-
heid zou kunnen aantrekken, en wij zagen vervolgens dat deeze
fles in denzelfden tijd merklijk minder ontlaaden werd , doch
ook juist daar door zich op veel verderen afftand op den ge-
melden bol ontlaadde, en dus weder eene veel grootere fmel-
ting van draad te weeg bragt.
Deeze ondervinding toont dan hoe weinig recht men heeft
om de ontlaading eener fles die van zich zelve, langs den onbe- >
F
klee-
C 4 0
Ideeden rand gefchiedt, als eene blijk van haare hoogde belading
aantemerken: gemerkt deeze dan het gereedlijkst en het meeste
in denzelfden tijd gefchiedt, wanneer de fles zich in eene omftan-
digheid bevindt, die haar ongefchikt voor eene hooge belading
maakt; ten anderen, dat men uit het getal ontladingen die'er op
deeze wijze van eene fles in denzelfden tijd gefchieden, met geen
zekerheid het vermogen van twee Eleclrizeer - Machines kan
afmeeten en vergelijken, ten zij men deeze vergelijking op den-
zelfden tijd verrichte: wijl de fchielijker ontlading eener fles in
deeze omftandigheid altoos kan bevorderd worden, wanneer men
de fles verwarmt en haar dus eenen grooteren graad van droogte
geeft : eene zaak die ons naderhand nog bij een opzetlijk
onderzoek gebleeken is; en die men waarfchijnlijk heeft toe
te fchrijven aan de laading, welke, in gevalle dat de fles niet vol-
komen droog is, ook het onbekleede gedeelte van het glas
voor een zeker gedeelte (c} aanneemt, 't welk maakt dat de
eletrike ftof, die bij de bekleede oppervlakte zelve plaats
heeft, te veel tegenftand ontmoet, om zich, zo gereed als an-
ders, langs den rand tot het buitenbekleedfel te begeeven;
terwijl men het ook aan deeze belading van het onbekleede
gedeelte van het glas moet toekennen, dat eene fles die niet
volkomen droog is, bij haare ontlaading eene grootere kracht
daarftelt: dewijl dan niet alleen, gelijk bij eene fles die fterk
gedroogd is, de ftof die bij de bekleede oppervlakte is, maar
ook;
(c) Wij zeggen voor zeker gedeelte.-alzo, wanneer deeze belading even groot was a's
bij de bekleedde oppervlakte, de fchielijke ontlading der fles, in plaats van tekeer ge
gaan, nog door dezelve zou bevorderd worden.
C43 )
ook die van het onbekleede gedeelte van het glas, en dus
eene meerdere hoeveelheid eletrike ftof, in denzelfden tijd
ontlaaden wordt.
J
B ) Het vermogen 't welk dit werktuig ook bij de negative
werking, ter belaading van bekleed glas, bezit, blijkt reeds
uit het getal ontlaadingen die 'er geduurende eenen zekeren
tyd, en een bepaald getal omwendingen der fchijven, van
eene leidfche fles, van gemelde bekleede en onbekleede op-
pervlakte, langs haaren rand gefchiedt: het welk, wanneer
wij het middengetal neemen van de fles wanneer zij midden-
matig en wanneer zij volkomen droog was,bedraagt i o maalen,ge-
duurende 30 feconden , en 15 omwendingen der fchijven; en
dus een getal, dat, hoe onzeker deeze proef ook anders zijn mo^e,
om uit dezelve het betreklijk vermogen van twee elkander nabij,
komende werktuigen, gelijk ook van den pofitiven en negativen
conduaor van die werktuig, metnaauwkeurigheid te beoordee-
len, evenwel genoeg doet zien het vermogen, dat ook de
negative conduaor ter belaading van bekleed glas bezit:
eene zaak die nog verder bevestigd wordt, door de hoo-ere
belaading eener leidfche fles die ook bij deezen condutor
kan gefchieden; welke blijkt uit de grootere lengte van ijzer-
draad, die wij op de hier bovengemelde wijze bij de uiterfte
belading der leidfche fles gefmolten hebben: zijnde
3 i
duimen
van
3
y duim dikte of van N . 15, en t* duim van duim
dikte of van N . 12.
14.
A ) De tegenovergeftelde kracht, die de conduaor bij de
nabijzijnde lighaamen doet ontftaan, en welke zich bijgewoo-
F * ne
C44)
ne werktuigen niet, of op eenen zeer kleinen afftand van den
condutor, doet gevoelen, wordt men bij dit werktuig reeds ge-
waar wanneer men zig op drie voeten afftand ter zijde van
den condutor plaatst: als wanneer men eene zonderlinge aan.
doening en kitteling in het aangezicht en bij de handen on-
dervindt , die Zeer veel overeenkomst heeft met her gevoel
van fpinrag; deeze aandoening is bijzonder fterk, en wordt
zelfs in weinig tijds ondraaglijk, als men zich, achter het werk-
tuig, tusfehen de armen van den condutor plaatst Qd).
B ) Bij den negativen condutor, alwaar de tegenoverge-
ftelde kracht, die hij bij de lighaamen doet ontftaan, in eene
aantrekking der eletrike ftof gelegen i s, laat zich deeze ver-
wekking der tegengeftelde kracht op den afftand van iets
minder dan drie voeten ter zijde van den condutor bemer-
ken, en zij is gepaard met eene foortgelijke aandoening als
men bij den pofitiven condutor gevoelt.
Het is echter geenszins uit deeze nmiT-anrligheid datmenhet
vermogen van dit werktuig moet beoordeelen: naardien de
kleinheid van het vertrek waar in het zelve geplaatst is, en
de voorwerpen die zich aan alle kanten van het zelve bevin-
den , niet weinig toebrengen om het vermogen van dit werk-
tuig ten deezen opzicht te verminderen, en althans het on-
mooglijk maaken, om, gelijk bij T E Y L E R S werktuig, dat van
alle andere voorwerpen genoegzaam verwijderd i s, het uiter-
fte
( i ) De afftand" op welken zig bij T E Y L E R . 3 werktuig de verwekking der tegen
gefielde kracht onder hec zelfde gevoel doet bemerken, 5, 6 ?.n fomtiids zelfs !
Koeten ter zijde van den conductor
C45 )
ftl?,
W a 8 r
* "
e e m e n
' P ^ t e t e ge n-
ftelde tocht hj een enkel voorwerp geboren wordt.
2
15-
A) De toefchieting der ftof, welke bij een niet vrijgefteid
hghaam telkens moet voorvallen, als de conduite zijn kracht
aan een ander lighaam overgeeft, laat zich, wanneer men zich te
zijde van den conduaor plaatst, bij eiken overgang dor vonk
li k be t 7 7
a f f l a n d
*'
f
*
V o e t
- duid^
lijk bemerken, door eene iigte trilling, die men bijzonder in
het aangezicht gevoelt, gelijk ook door eene vonk d e,alsmen
den voet op eenen kieinen afftand houdt van eenen koperdraad
die met den leidenden draad gemeenfehap heeft, telkens bij el-
ken overgang der vonk of ftraal van den condutor, gezien
wordt Wanneer men den conductor meer nadert, zo veroor"
zaakt deeze toefchieting der ftof kleine fchokken; welke ii
over her
%

a a m d o e n
^ ^ ^
duftor tot op u voet genaderd is f
B ) Het is op gelijke wijze dat zich de te rug keering der
aangetrokken ftof bij eiken overgang der vonk offtraal, bfden
negativen conduaor, doet gevoelen: dezelve is echter eer top
den afftand van
3
, voeten ter zijde van den conductor merk!
baar, en vertoont zich mede met een vonk, als men, op deezen
fftand van den conduaor, den voet dicht bij geme.den koper!
draad houdt; ook veroorzaakt zij kleine fchokjes of zwaare
tril.
F 3
C4<5 )
trillingen, als men i of i i voet van den condu&or ver-
wijderd is.
0 CO-
A) Deeze verwekking der tegengeftelde kracht, en de toe-
fchieting der verdrevene ftof, is ons nog op eene andere wijze
bij dit werktuig gebleeken: wanneer namelijk een onzer zich
op den afftand van vijf voeten Czijnde de verfte die de ruimte
van het vertrek toeliet) op eene afzonderende bank bezij-
den den conductor plaatfte, met het aangezicht van den con-
dutor afgekeerd, en in deezen ftand den vinger op eenen
kleinen afftand hield van den knop eens koperdraad, of
eener leidfche fles die hem door een' ander', die niet afgezon-
derd was, werd aangeboden; als wanneer 'er, de fchijven i n
beweging gebragt zijnde, een enkele overgang van een
vonk tusfehen den vinger en een der gemelde knoppen plaats
had; welke, wanneer men de proef met de fles verricht had,
de fles poitief belaadde, en dus eene verdrijving der eletrike
ftof bij den vrijgeftelden perfoon te kennen gaf. Den
conductor vervolgens een vonk of ftraal aan een' bol hebben-
de deen overgeeven, en te gelijk ophoudende met de fchijven
te beweegen, zag men op het zelfde tijdftip weder een vonk
tusfehen den vinger van den afgezonderden perfoon, en eenen
der genoemde knoppen overgaan, doch welke nu de fles ne-
ga-
C/^De geringe ruimte van het vertrek heeft ons belethet verwekken der tegengeftelde
kracht met houte vlakken of borden, die met metaal bekleed zi jn, te onderzoeken;
deeze is ook oorzaak geweest, dat wij de proeven, bij de befchrijving van T E Y L E R S
werktui g, onder No. 16, 17, 18 opgegeeven, niet hebben kunnen herhaalen.
f * 3
gatief belaadde, en dus bleek van eene weder-toefchietin der
elearike ftof tot den vrijgeftelden perfoon voortTe koinen.
B ) Op gelijke wijze hebben wij ook bevonden, dat- zich de
aantrekking en de terugkeering der eletrike ftof, bij den
negativen conduftor, op denzelfden afftand laat aantoonen-
namelijk door de negative belading welke dan de leidfche fles
verkrijgt, terwijl men aan den conductor kracht'mededeelt en
hu dus bij den vrijgeftelden perzoon eene aantrekking der
electrike ftof veroorzaakt; daar in tegendeel, wanneer men
een vonk of ftraal tot den conductor laat overgaan, en dus,
denzeven van zijn kracht beroovende, gelegenheid geeft dat de
eletrike ftof, die te vooren door den vrijgeftelden perzoon
was aangetrokken, weder kan te rug keeren, de vonk die 'er
dan tusfehen deezen perfoon en den knop der leidfche fles ge-
zien wordt, eene pofitive belading bij de leidfche fles te
weeg brengt.
U lod ji Isjv C3
t
3309w aJ?rm:4 shuo ^ ^ ' ' ^ ^ . ^
Behalven de opgenoemde proeven, welke zeer wel gefchikt
zijn om in het algemeen het vermogen van dit werktuig aan
te toonen, is het ons nog voorgekomen dat men dit venno-
gen zou kunnen afmeeten, en dus met meer naauwkeurigheid
weeten in welke betrekking het zelve is tot dat van andere
werktuigen, wanneer wij onderzochten, hoe veel de kracht, met
weke een lighaam bij den condutor van dit werktuig wordt'
weg geftoten of aangetrokken, in gewigt bedraagt.
de^RV
S d

0 r G e n e n E l e l r 0 m e t e r
>
d i e
volgenadetarichtingvan
den Heer B
R
ooKisfaamgefteld,dat wij in ftaat gefteld zijn de-.
se'
C 48 )
ze proef met genoegzaame naauwkeurigheid te verrichten.
Deeze Electrometer, welke op plaat I., als op den condutor
geplaatst, is afgebeeld, beftaat hoofdzaaklijk uit eenen zeer
gevoeligen unfter, waar van de as en de korte arm geborgen
zijn in den koperen bol c die van 4 duimen middellijn is De
lange arm g is een buis van dun kooper, die de lengte van
10 duimen, en de wijdte van \ duim heeft, en aan haar ein-
de voorzien is van eenen koperen bol d,die van gelijke middel-
lijn als de voorgaande is , doch eene zeer geringe zwaarte
heeft. Het gewigt bij deezen unfter is eene breede koperen
ring i die van-het eene einde des langen arms tot het andere
kan verfchoven worden, en welke juist die zwaarte heeft dat
hij met den bol daan het einde deezes arms evenwigt maakt,
wanneer hij op eenen bepaalden afftand nabij den as gefteld
is: zo dat, door deezen ring van den as te verwijderen, de
bol din gewigt toeneemt, en zulks meerder doet naar maate
de ring cp verderen afftand van den as gefteld is. Ten
einde men nu voort zoude kunnen weeten, hoe veel de bol d
door verfchuiving van het gewigt i is verzwaard geworden,
is 'er op de buis g eene zeer naauwkeurige fchaal gefnee-
den, waar in het gewigt, dat de bol dop eiken ftand van
het fchuifgewigt heeft, in greinen wordt aangeweezen; zo als
dit vooraf door den Heer C U T H B E R T S O N , welke ook de
maaker van deezen Electrometer is, is beproefd geworden.
Deeze unfter, welke tot hier toe gelijk is aan dien welke bij
het werktuig van T E Y L E R als Electrometer gebeezigd wordt,
is geplaatst op eenen anderen toeftel e h f, die insgelijks
uit twee bollen en eene buis van geel koper, van dezelfde af-
mee-
C 49 )
meeting als de unfter, beftaat; een deezer bollen e is van
boven en van onderen met een' fchroefdraad voorzien - on
den eerften is de bol cvan den unfter gefchroefd ; te'wiil
de andere dient om den Electrometer, naarmaate het gebruik
vordert, op den conductor of op een' houten voet te plaatfen
De plaatfing van den unfter op deezen toeftel e h fh
zodanig , dat de buizen en hin het zelfde loodlijnige vlak
zijn, en de bol d
9
wanneer hij door verfchuiving van het
gewigt verzwaard i s, ruste op den bolf die aan deezen toe-
ftel is ( >
Het gebruik van deezen Electrometer is zeer eenvouwfe
Om de wegftootende kracht te onderzoeken, plaatst men den-
zelven op het lighaam van den conductor; waartoe wij een
koperen plaatjen gebeezigd hebben dat om den conductor fluit
en waar op de bol e van den Electrometer gefchroefd wordt'
Voor de aantrekking, word de Eledrometer op den houten
voet geplaatst, en men fteft hem met den bol d
y
op zee-
ke-
Q) Deeze toevoeging van den toeftel h f aan den unfter, aivooren,
denzelven aiseletrometer gebruike, geeft niet alleen het voordeel, dat
m n
van
dezelve zo als in het vervolg blijken zal, ook bij debatterijen kan gebru.k maaien
maar^ ,s ook volftrekt noodzaaklijk, zal men eene algemeene bepal g
v a n e
'
kracht van den condutor kunnen opgeeven, dat U , eene, die men bij andere werluuT
gen kan vergelen: .mmers daar deafmeeting van den condudor bij elk werking
b.jna derfche.de .s en het een aanmerklijk verfchil bij den unfter maakt of de weg
ftotendeof aantrekkende kracht door eenen grooteren of kleineren bol geoefendworde- zo
blnkt het dat men deezekracht nimmer behoorlijk kan vergelijken dan wanneer dit
met eenen toeftel gefch.edt, d.e, onverfchi.lig bij welk werktuig zij gebeezigdworde
altoosaan wijst hoe vee. dewegftotende of aantrekkende kracht van eenen bol van b i
paalde middellijn op eenen anderen van gejke grootte bedraagt.
G
C 50 )
keren afftand , vlak onder een bol van gelijke middellijn,
die , ten einde men de aantrekkende en de wegftootende kracht
met bollen van dezelfde grootte zou kunnen onderzoeken,
daar toe opzetlijk van onderen aan den bol aan het einde des
conductors gedoken wordt. In beide gevallen , het zij mende
hoegrootheid der kracht bij de aantrekking of bij de wegfto-
ting wil weeten, onderzoekt men eerst hoe verre de ring of
het gewigt 1 van c naar d kan verichoven worden, dat de bol
tl nog door de kracht, die de condudtor bij de omwending der
fchijven verkrijgt , kan worden opgeligt; en dit gevonden
hebbende, ziet men op de ichaal, die op de buisg gefnee-
den is, bij welke afdeeiing of getal van greinen de voorkant
van het gewigt ftaat; welk getal dan aantoont het gewigt
waar meede de bol d op den bol / drukt, en dus dat gewigt,
het welk door de kracht van den conductor wordt opgeligt.
Het is dan op deeze wijze, dat wij de hoegrootheid der
wegftotende, en die der aantrekkende k wo h r . die twee bol-
len eik van 4 duimen middellijn op elkander oeffenen, bij den
conductor van dit werktuig hebben nagegaan. Voor de weg-
ftoting hebben wij dit niet anders dan bij eene omftandigheid
kunnen doen , namentlijk wanneer de Electrometer op den
conductor gefteld was; doch ten opzichte van de aantrekking
hebben wij dit eerst onderzocht wanneer de bol d t duim
van den bol onder den conductor verwijderd was , zijnde dit
de kortfte afftand dien men aan dezen bol kan geeven, om
nog te kunnen waarneemen dat hij in het begin wanneer men dg
fchijven gaat beweegen, wordt aangetrokken; vervolgens heb-
ben wij den bol d zo lang van den bol aan den conductor,
ech-
C 5i )
echter altoos in de zelfde perpendiculaire richting, verwijderd,
tot dat wij vonden dat hij met de meeste kracht werd aange-
trokken De hoegrootheid nu deezer kracht, bij den pofiti-
ven conductor, hebben wij gevonden te zijn, bij de wegfto-
ting 235 greinen; bij de aantrekking op * duim afftand 60 grei.
nen, en op den afftand van'31 duimen 425 greinen. Bijden
negativen conductor was de wegftoting.122 greinen, de aantrek-
kende kracht op * duim afftand 60 greinen, en op den afftand
van 2, en 21 duimen 530 greinen
C *) Over het geheel hebben wij bevonden, dat van den afftand van f duim af tot
op zeekeren afftand van den conduftor, de kracht der aantrekking grooter bij den
negauven dan bij den pofitiven condutor is. Deeze zaak, die men zeker niet kan
toefchnjven aan het meerder vermogen der negative werking: dewijl deeze bij het zelfde
werkru.g, zo met mmder, althans o
P
het meeste flechts aan de pofitive werking gelijk
zrjn kan; fchijnt men te moeten verklaaren van de uitbreiding der eleftrieke ftof, di e,
daar z,j bi, den pofitiven condutor is faamgedrongen, en bij den negativen in eenen
ftaat van .jlheid i s, alln bij den pofitiven conduftor kan gefchieden; waar door ge-
volglijk de tegengeftelde kracht, die het lighaam dat aangetrokken wordt, verkrijgt, en
Welke (lp O O W l r rfor u n t n W. , , ; t _ . . i
. . ~ .. , ~ mmmorao groot en zo volkomen als bii
den negativen conduftor zijn kan : En dat dit \
n
J
a
A**A J J ,
, , . . . , l
1 0 1 C
ndedaad de reden der mindere aan <
trekkmgs- kracht bij den pofiuven conduftor i s, fchijnt niet weinig bevestigd te wor-
den, daardoor, dat, als men den bol d op dien afftand van deezen-conduftor fielt
dat dezelve zich niet in de ftof die om den conduftor is uitgebreid, kan bevinden -b v'
op eenen d.e grooter is dan j duimen , de aantrekkende kracht bij den pofitiven conduftor
beftendig grooter zijn zal , dan die van den negativen conduftor op deezen afftand is.
G 2
TWEE-
T W E E D E A F D E E L I N G .
Befchrijving van de Batterij van dit Werktuig en
van de Proeven met dezelve genoomen.
I
Befchrijving der Batterij.
D e Batterij, waar van wij voor de volgende proeven hebben
gebruik gemaakt, beftaat uit negen afzonderlijke Batterijen,
waar van 'er een Pk II. fig. 2 is afgebeeld, zijnde elk van
vijftien flesfen. De flesfen zijn van dezelfde grootte en ge-
daante als die van de Batterij van T E Y L E R S werktuig: zo
dat de bekleede oppervlakte van pik ten naasten bij enen vier-
kanten vcet, en de hoeveelheid bekleed glas der geheele Bat-
terij omtrent 135 vierkante voeten bedraagt; het onbekleede
gedeelte van-elke fles, 't welk vier duimen hoog is, is, ter plaatfe
waar het den hals der fles uitmaakt, ter wederzijde bedekt
met een lakachtig bekleedfel, ten einde de te fchielijke ont-
laading der flesfen van zich zelf, langs den onbekleeden rand
tot het buitenbekleedfd, e voorkomen, en dus om de Bat-
terij tot grootere hoogte te kunnen belaaden. De kisten, welke
deeze flesfen bevatten, en welke, zo als gezegd is, negen in ge-
tal zijn, hebben omtrent dezelfde hoogte als het bekleedfel
der flesfen, en zijn elk, door middel vanoverndftaandeplan-
ken ,
C 53 3
ken, die elkander kruisfen, en van gelijke hoogte als de zijden
der kisten zijn, in vijftien vakken afgedeeld, in ieder van
welken een fles geplaatst is, en welke zodanig zijn ingericht
dat het buitenbekleedfel van elke fles zich met de vier zij.
den van een vak in aanraaking bevind.
;
H e t b i n n e n f t e
der kisten, gelijk ook het hout dat de vlakken
uitmaakt, is, in plaats van met lood of bladtin, dat wij r
e
.
vonden hebben, dat dikwerf bij de ontiaading gefcheurd,
opgeheven of gefmolten wordt, bedekt met grof vijlfel van
koper, dat door middel van vernis daar aan gehecht en zeer
dicht op elkander geflrooid is; op gelijke wijze is ook de bui-
tenfte oppervlakte van den bodem van elke kist met ko-
pervylfel bedekt, en boven dien nog in de lengte en breedte
beflagen met verfcheiden rijen van koperen fpykers, die het
vijlfel van het binnenile der kist raaken, en waar van de
rijen zig telkens onder den bodem van elke fles kruisfen
Op deeze wij i . hec dan da
C
do buitenbeUcedfefc der
flesfen van elke kist onderling vereenigd zijn. Om de bin
nenbekleedfels te vereenigen, dient de toeftel PI II v "
beftaande uit een vierkant van elkander kruisfende kope-dra'
den , van | duim dikte , waar van 'er drie in de lengte
en vijf in de breedte gevonden worden, welke met elkander
acht ruiten maaken, en ter plaatfe waar zij
z i c h k r u i
,
f e n
elkander verbonden zijn, door middel van eenen koperen bol
van 2 duimen middellijn, door welken de koperdraden he-n
gaan: deeze bollen, welke dus vijftien in getal zijn, heb
ben allen, uitgezonderd de vier op de hoeken, van onderen
een koperdraad, dat een koperen fchalm aan zijn einde heeft
G 3
en
C 5 4 )
cn van zodanige lengte is, dat wanneer deeze toeftel boven de
flesfen geplaatst is, de fchalm op den bodem der flesligge:de
vier andere bollen, welke dienen om deezen toeftel opdefles-
fen te plaatfen , zijn Van onderen met een gat voorzien,
waarin een koperdraad past die in elk der hoekflesfen op den
bodem is vast gemaakt, en 3 duimen boven deszelfs rand uit-
fteekt. Deeze toeftel dus geplaatst zijnde, zo bevinden de
koperdraaden die onder aan de bollen zij n, zich loodrecht
in het midden van elke fles , terwijl de bollen zelve 3
duimen boven derzelver rand verheven zijn. Deeze inrich-
ting heeft dit voordeel , dat men de vereeniging der bin-
nen bekledfels der flesfen van elke kist op eens kan maaken,
en dus dat men bij het breeken van eene of meer derzelven
niets te doen heeft, dan deezen toeftel van boven de fbsfen
weg te neemen, en de gebrokene te verwisfelen.
Om deeze negen kisten of afzonderlijke Batterijen te ver-
eenigen en tot eene algemesno Batterij fanmtortellen , worden
dezelven in drie rijen nevens elkander op looden ftrooken ge-
plaatst ; waar door dan de bodems der kisten, die, gelijk zo even
gezegd is, ter wederzijde met leidende zejfftandigheden voor-
zien zij n, en dus de buitenbekleedfels der flesfen van de af-
z'onderlijke batterijen, onderling gemeenfehap hebben. Dee-
ze vereeniging gefchiedt bovendien'nog door middel van een
vlikke koperen knop of plaatje, dat aan de beide langfte zij-
den van elke kist gevonden wordt, en met eenen pen of ftift
tot binnen de kist uitkomt; gel ij kook door de koperen handvat-
fels die aan de andere zijden van elke kist zij n, en binnen
de kist zijn doorgeklonken; welke knoppen en handvatzeis elk-
an-
c 5 5 ;
ander raaken , wanneer de kisten tot elkander gefchoven
zijn.De.koperen ftellen, die de binnenbekleedfels der fles.
fen onderling gemeenfchap geeven, worden met elkander ver-
bonden, door middel van koperdraaden van f duim dikte, die
eenen knop aan de beide einden hebben; welke op de nevens
elkander geplaatfte toeftellen gelegd, en waar van'er drie voor
de langfte, en twee voor de andere zijden deezer toeftellen
gebeezigd worden.
De belading deezer groote Batterij,gefchiedt op foortgelijke
Wijze als bij T E Y L E R S werktuig: ten dien einde wordt de
conduftor van voor de fchijven weggelaaten, en, even als bij
ne negative werking, de beide toeftellen * Plaat II, met de
ontvangftukken tusfehen de fchijven aan den ftoel geplaatst;
terwijl de koperdraden zdie in de bollen op dezelven gefto-
ken zi j n, en welke bij de negative.werking dienen om de
itot naar den grond aftevoeren, met hun einde geplaatst wor.
den op twee der bollen van de vereenigde Batterij. Op eene der-
gelijke wijze kan men ook deeze Batterij bij dit werktuig ne-
gatief bekaden, doch als dan moeten de gemelde koperdraa-
den met den leidenden draad in den grond vereenigd zijn, ter-
wijl m tegendeel twee andere koperdraaden, van dezelfde dikte
als de voorgaande, de gemeenfchap maaken tusfehen de ftraks
gemelde bollen der Batterij, en die van den tweeden negati-
ven condutor, welke laatfte als dan aan den ftoel gevoegd
wordt ( De ontlading deezer Batterij hebben wij altoos
ver-
f>)Daar de Batterij wanneer zij tot gelijke krachtpof iuef of n
eg
atief beladenis,nie
&
- uuwerknig kan vergillen, en de polideve belading bij dit wef kmig altoos in 1-
de?
C 5 0
verricht op eenen bol van 4duimen middellijn, die op eenen
der bollen der buitenfte flesfen van de middenfte kist aan het
einde der Batterij, geplaatst was, terwijl aan het lighaam door of
langs het welk de ontlading ging, door middel van eene der loo-
den ftrooken, die daar ter plaatfe buiten den bodem der kist
uitkwam, met de buitenbekleedfelen der flesfen gemeenfchap
gegeeven wordt.
De EiecVometer, van welken wij bij deeze Batterij hebben
gebruik gemaakt, is door den Heer C U T H B E R T S O N uitge-
dacht, en is PI. II. fig. 4. afgebeeld, a b is een koperen ftijl,
die naar boven waar hij met den bol hbedekt i s, met een
fijne ftaalen punt eindigt. Deeze ftijl bevat ter hoogte van c
het ftuk t d, dat uit twee koperdraaden van j duim dikte, en
uit twee bollen is faamgefteld , waar van die, welke aan het
boveneinde des draads e is, 1 duim middellijn heeft. By
bevindt zich een dergelijk ftuk a f, dat insgelijks uit twee ko-
perdraden Vfln gel ij ke Hilrff aio do vooi-gnando , n rwee bol-
len beftaat, doch waar van de eene bol bij aom den ftijl ge-
vat is, terwijl bij geen ijvooren plaatjen, dat in graaden is af.
gedeeld, is vast gemaakt. Op de punt aan het boveneinde
van den ftijl a b is geplaatst het ft uk/ , waar van h een holle
koperen bol is van 2 * duimen middellijn, die, even als eene
kompasnaald, vrijelijk op deeze punt beweegt, en voorts
VOOr -
der' tijd gefchiedt zo hebben wij , naa dat het onsgebleeken was dat de Batterij tot
h?are volkomen kracht ook negnicf kon beladen worden, het overtollig gevonden
verdere proeven met de negative belading te verrichten. Wanneer dus in het vervolg
van eene belading der Batterij gefproken wordt, heeft men altoosaan eens pofitive
belading te denken.
C 57 3
Vrzien is van een' dunnen koperdraad* die aan zijn einde een*
wijzer heeft, welke zich voor een klein gedeelte over de fchaal g
uitftrekt, terwijl bij het daar tegen over gefielde gedeelte van
deezen bol een koperdraad i i s, die een' bol van i duim mid-
dellijn aan zijn einde heeft, en van die lengte is, dat wanneer
e wijzer op het begin der fchaal Haat, deeze bol juist raakt
aan den bol die boven aan den koperdraad e is. De geftippelde
boog die bij den bol aan den koperdraad i gevonden wordt, wijst
den weg aan welken deeze bol befchrijft, wanneer hij zich van
dien boven e verwijdert, en de wijzer dus de fchaal afloopt.
Om nu te maaken dat de eerst gemelde bol beiendig met de.
zelfde kracht tot dien boven e bepaald blijve , en dus al-
toos tot deezen ftand trachte weder te keeren, zo is 'er in den
draad k, en welin dat gedeelte van denzelven dat in de nabijheid
van hi s, een groefje, waarin een linnen draad gehangen is die
een ijvooren bolletje mdraagt, en welke in dier voegen over den
koperdraad af
s
rie
B
d ^a *, hij tidxmner verkorten als
de bol van i zich van dien boven e komt te verwijderen Het
beneeden einde van deezen Electrometer beftaat uit een rond
koperen ftuk n dat van onderen mee eene fchroef voorzien is
door middel van welke de Electrometer geplaatst worde
0
p
den bol der fles die aan eene der hoeken aan het einde der
Batterij is. Di t ftuk n is bij b klootswijze uitgehold, ten ein
de te kunnenbevatten eenen bol die aan het einde van den ftijl
a
l
gevonden wordt, en welke in die uitgeholde gedeelte van n
gekneld is; welke inrichting dient om den Electrometer zo-
danig te ftellen, dat wanneer de bollen aan i en e zich van elk
H
C 5.8 ^
ander verwijderen, 'de wijzer dan vrijelijk en evenwijdig over
de ijvooren fchaal beweege, zonder dezelve te raaken
De wijze op welke door deezen Electrometer de voort-
gang en de hoogte der belading wordt aangewezen, is zeer
eenvouwig ; immers , daar deeze Electrometer zodanig is
toegefteld, dat de wijzer bij het begin der fchaal ftaat, wan-
neer de bollen aan i en e elkander raaken, en de beide draa-
den i en k aan een gemeen middenpunt bij h verbonden zijn,
en dus in denzelfden tijd gelijkvormige bogen moeten befchrij-
ven ; zo is het klaar, dat wanneer aan de Batterij en dus
ook aan den Electrometer kracht wordt medegedeeld, en ge-
volglijk de beide gemelde bollen zekere afftoting op elkan-
der oeffenen; de bol aan i, als alleen beweegbaar zijnde, zich
van dien aan e zal verwijderen, en dat dus de wijzer een zeke-
ren weg op de fchaal zal afloopen, die aan de verwijdering
deezer twee bollen gevenredigd is ren dus dat de hoegrootheid
der belading van dc Batterij, wclkw, gtlljk van eolf volgt 5
gevenredig is aan de hoegrootheid der afftoting, zal worden
aangewezen, door die afdeeling van de fchaal, boven welke
de wijzer zich bevindt
Deeze Batterij kan bij dit werktuig zodanig beladen worden,
dat zij zich van zelve, langs of over den onbekleeden rand van
een
Qi ) Behalven van deezen Eleftrometer zijn wij ook voorneemens geweest van
den te vooren befchreevenen Unfter- eletrometer gebruik te maaken, bij welken de
opligting van deszelfs langenarm zeeker het juiste tijdftip kan aantoonen dat de
Batterij tot eene bepaalde kracht gekomen is; dan daar hier toe vooraf een zeer
moeijelijk en langwijlig onderzoek zou nodig geweest zijn, ten einde de juiste ver
zwaaring van den langen arm voor verfchiliende beladingender Batterij, te weeten5
.'.hebben wij zulks om deeze redennagelaaten..
C 59X
een der flesfen ontlast. Deeze ontlasting hebben wij Mj gunftig
weder, wanneer de flesfen droog en van ftof gezuiverd waren,
zien gefchieden bij 180, 178 en 182 omwendingen der fchij.
ven (O; en zeeker zou dezelve nog bij een minder getal om-
wendingen zijn Voorgevallen, indien niet de hals der flesfen
van deeze Batterij met lak bedekt was, en wij gelegenheid ge-
had hadden, om deeze Batterij voor af door den zonnefchijn of
het vuur te verwarmen; welke omftandigheid, gelijk wij hier
boven reeds opgaven, eenen aanmerkiijken in vloed op hetfchie-
Jijker ontladen van zich zelf van bekleed glas kan hebben.
Bij deeze ontlading der Batterij hebben , wij ook beftendig
waargenomen, dat het gks der fles, over welke de ontlading
gaat, op deszelfs oppervlakte gefmolten wordt, 't geen door n,
en zomtijds door twee of drie nevens elkander zijnde ruuwe
ftreeken van i tot i duim breedte , die ter wederzijde van
het glas zij n, zichtbaar is: eene omftandigheid, die, gevoegd
zijnde h;j w Wo
3
,_,_ flocr^ ,'t
s e e n
wij f
o m
-
tijds bij de ontlading deezer Batterij ondervonden hebben, en
welker wijze van breeken alleszins kenmerken van een ver-
baazend vermogen oplevert; verder ten blijke kan ftrekken
van de gefchiktheid van dit werktuig om de gemelde Batterij-
te beladen.
CODe ontlading eener Batterij van gelijke grootte, doch waarvan &
zekerweeten) de halzen derflesfen ten dien tijde metgeen lak bedektwaren en weS
voorafin den zonnefchijn geftaan had, gefchiedde bij
T a y L E R w e r k t u ;
;
n a o f f l
.
trent 100omgangen derfchijven.
H 2
l L
C6b>
t
Befchrijving der Proeven met de Batterij van dit werktuig
genomen.
i*
Van alle proeven, waar uit het vermogen van de ontlading
van bekleed glas kan blijken, is 'er zeeker geene waardoor
men dit vermogen met meer naauwkeurigheid kan afmeten, en
welke dus beter voor eene vergelijking dienen kan, dan de
fmelting van metaaldraaden van onderfcheiden dikte en lengte.
Het is dan ook, om deeze reden, dat wij , om de kracht der
ontlading van de zo even befchrevene Batterij, te onderzoe-
ken, en met eene van eene Batterij van gelijke grootte bij
T E Y L E R S werktuig te vergelijken,, deeze proef boven ande-
ren hehhp.n nirgokr^ot i-
Ons oogmerk flechts zijnde om eene maatftaf van de kracht
te hebben, zo hebben wij begrepen dat het genoeg zou zijn de
fmelting met n foort van metaal te onderzoeken; en wel
met ijzerdraad: dewijl de fmelting daarvan niet alleen aan
mindere ongeregeldheden onderhevig fchijnt, maar ook.be-
ftendig door andere Eletrizeerderen tot hetzelfde einde is
gebruikt geworden.
Van dit draad hebben wij eerst genomen dat van rft duim dikte,
bekend onder den naam va n N . 1 1 , van hetwelk het ons ge-
lukt is eene lengte van 15 voeten van het eene einde tot het ande-
re te fmelten; 'tgeen echter ook de uiterfte kracht der ontlaading
fcheen
C 6*0
feheen te zi j n: alzo hetzelfde draad, tot de lengte van 16 voe-
ten genomen zijnde, flechts voor een gedeelte in het midden,
en niet geheel en al gefmolten werd. I U Vervolgens hebben
Ji j ons bediend van ijzerdraad van duim di kte,' t geen onder
den naam van N . 1. verkocht wordt, van hetwelk de lengte
van16 duimen geheel en al , en die van 61 duimen bijna voor
de helft door de ontlading deezer Batterij gefmolten werd. i U
Van andere dikte van draaden en wel van eene mindere dikte
dan de opgegeevcne , hebben wij geen gebruik gemaakt;
dewijl de ruimte van het vertrek niet toeliet eene grootere
lengte van draad, gelijk wij dan verpligt zouden geweest zijn
te bezigen, zodanig uitgefpannen te houden, dat zij noch aan
de belading der Batterij fchadelijk was , noch door haare raa-
king aan andere lighaamen in haare fmelting gehinderd werd ;
en dat bovendien de kracht der ontlading genoegzaam uit de
verrichte fmeltingen , die volkomen overeenkomen met die,
welke m e t e e n e e e l l r P W r b T E Y L E R S werktuig gefchied
zijn,en,behalven deezen, alle anderen overtreffen,kon wor
den afgeleid
2.
Meerder hebben wij het der moeite waardig geoordeeld te
be-
C^Schoon dit reeds door den Heer V A N
m a r u m
* opgegeeven, hebben wij nier
ondtenlhg gevonden te herinneren dat de g-ootfte lengte van i j
z e r d r a
a d, die tnen Z
halven b,j T E Y L E R S werk tuig, gefmolten heeft, i
s
geweest 3 voeten en
5
duimen
v n het draad N . 11 j van welke wij, gelijk gezegd is, ,5 voeten gefmolten hebl "
felyk ook dat het diklte draad geweest is >J duitn ; daar het ons, zo als blykt, i
is dat van *
g
duim middellijn te fmelten.
H a
beproeven, of de fmelting van ijzerdraad, en dus, bij gevolg-
trekking , die van andere metaaldraaden, niet zou bevorderd
worden, dat is , of men van hetzelfde draad nieteenegrootere
lengte zoude fmelten, wanneer men hetzelve, voor en al eer
de ontlading daar door te laaten overgaan, eenen zekeren trap
van hitte gaf.
Tot deeze proef genoodzaakt zijnde het ijzerdraad een' grooten
aflland van de Batterij te geeven, op dat het vuur waarin de
draad werd heet gemaakt niet aan de belading der Batterij
zou hinderen; zo werd de ijzerdraad tusfehen twee dikke ko-
perdraden, waar van de eene met het buitcnbekleedfel der
flesfen, en de andere met den ontlaadftaf gemeenfchap had,
op den aflland van 5voeten van de Batterij vast gemaakt.
Deeze koperdraden waren gelegd tegen een tafel, en wel zo-
danig , dat het gedeelte van dezelven waaraan de ijzerdraad
vast was, zo verre boven de tafel uitftak, dat, wanneer een
komvoor mer vuur rucfr-Vi^n o ovor dor dooao draden ge-
plaatst was, de ijzerdraad op het vuur rustte. Op deeze wijze
werd dan de ijzerdraad gloeijend, of liever heetgehouden, tot
dat men de ontlading der Batterij door dezelve liet gefchieden,
wanneer, een ogenblik te voren, het komvoor met vuur fchielijk
van onder den ijzerdraad werd weggenomen, Deeze toeftelling,
die niet wel anders konde gefchieden, bragt te weeg, dat van
ijzerdraad hetwelk niet heet gemaakt was, geenszins dezelfde
lengte kon gefmolten worden, als wanneer het zelve op de
gewoone wijze nader bij de Battrij geplaatst was, en de be-
lading dus niet nodig had eenen zo grooten omweg afteloopen;
ook was zij oorzaak dat de ijzerdraad op het tijdftip der ont-
la-
C 63 3
lading flechts in de beginzelen van gloeijing was, dewijl, hoe
fchielijk ook de wegneeming van het vuur gefchiedde, de draad,
wegens zijne dunheid, zijne gloeijing terftond verloor.
Op deeze wijze dan lieten wij , de Batterij tot eene bepaalde
hoogte beladen zijnde, de ontlading gaan door de lengte van
4
i
duimen ijzerdraad van vl duim dikte, of N . 5.; dat hier door
niet alleen gefmolten, maar in gloeijende bolletjes door het
vertrek verfpreid werd; daar dezelfde lengte van dit ijzer-
draad , op dezelfde wijze tusfehen de koperdraaden geplaatst J
doch vooraf niet heet gemaakt, bij eene even groote belading
der Batterij , niet dan gedeeltelijk, en flechts voor nduim
gefmolten werd. Nog meerder verfchil in de uitwerking
der ontlading was 'er, wanneer wij ijzerdraad van duim dikt
te, of van N . 1. beezigden: van dit, waarvan op de laatstge-
melde wijze, dat is, niet heet gemaakt, bij eene bepaalde be-
lading der Batterij, de lengte van 2 duimen flechts gegloeid
was , W P M do
3
oifdo i
0

s t 0
,
w a n n o o f f J o t
j
v n o r a f m
heet gemaakt, niet alleen gefmolten, maar wijd en zijd tot
gloeijende bolletjes weg geflagen. Eindelijk bleek ons dit
verfchil nog fterker, wanneer wij voor den draad welke vooraf
werd heet gemaakt, de Batterij flegts tot f, en voor den anderen
tot.haaregrootfte hoogte belaadden; terwijl wij voor den eerften
eene lengte van 6 duimen, en voor den anderen eene van 5
duimen bezigden, van draad het welk ,s duim dikte had; als
wanneer de eerfte, niet tegenftaande het minder vermogen
der ontlading en de meerdere lengte , gefmolten, en toe
gloeijende bolletjes werd weggeflagen; terwijl de draad, welke
niet
niet heet gemaakt was, flechts gegloeid en in het midden afge-
broken f en dus niet gefmolten werd.
S-
BehaTven de verfpreiding van het ijzerdraad tot bolletjes,'
wanneer de kracht der ontlading meer dan toereikende tot de
fmelting i s, hebben wij ook, even als men dit bij de proeven
met de Batterij van T E Y L E R S werktuig herfr. opgemerkt,
ondervonden , dat wanneer men yan ijzerdraad, dat door
eene bepaalde kracht der ontlading kan gefmolten worden,
nog eene mindere lengte neemt ,, en dus het vermogen der
ontlading met opzicht tot de fmelting van het draad, nog zo veel
meer overtollig maakt, dat, dan het ijzerdraad, niet alleen
tot verfpreidende bolletjes, maar ook gedeeltelijk tot vlokken
en rook, ook wel eens geheel tot vlokken, en zelfs fomtijds
geheel en al tot rook veranderd wordt. Ten opzicht dee-
zer vlokken hebben wij een groot verfchil waargenomen, zo dat,
in plaats dat dezelven fteeds van eene gelijke uitgebreidheid, of
ten minftenbij dezelfde kracht der ontlading in lengte aan el-
kander gelijk zouden zijn, zij dikwerf van n tot zes duimen
in lengte verfchillen. Deeze zaak, die dus fchijnt van zeeke-
re toevalligheid aftehangen, hebben wij niet van dat belang
gevonden, om dezelve opzetlijk nategaan; en wij hebben dit
te meer nagelaten, daar men ons bericht heeft, dat men met
de ontlading eener veel mindere oppervlakte bekleed glas,
die door een werktuig van veel minder vermogen dan het on-
ze
C 65)
ze beladen was, geflaagd i s, om deeze vlokken ter lengte van
enen voet daar te ftellen f>>
4-
Van meer belang hebben wij gerekend, de natuur van deezen
rook of vlokken, waartoe het ijzerdraad door de ontlading kan
veranderd worden, nategaan. Hier toe nu nodig zijnde, dat
de verfpreiding van den rook of vlokken wierd voorgekomen, zo
werd de ijzerdraad, door welken de ontlading moest gaan, in
een cylindrisch glas, aan eenen koperen plaat, die tevens dien-
de om den cylinder te dekken, opgehangen; terwijl aan deszelfs
ander einde gemeenfchap gegeeven werd met een papier
waar op de cylinder geplaatst, en dat op een der looden ftroo'.
ken van de Batterij gelegd was. De ijzerdraad, welken wij
hier voor beezigden, was de foort van N . 5,
0
f van
5
J duim
dikte, en werd altoos tot eene lengte genomen, waarvan wii
zeker waren datzydoor de ontlading tot rook veranderde CH
In deeze omftandigheid dan de ontlading door den ijzerdraad
gegaan zijnde, was het glas geheel en al met eenen dikken rook
gevuld, die, naa eenigen tijd nedergezakt zijnde, op het pa
pier een bruinachtig geel poeder vormde, dat hier en daar
met vezelen van eene bruinere kleur bedekt was. Deeze ve-
ze-
C O De Heer cu T H B E R T S O N , an wien deeze waarneeming door den HeerE sc H E N
"
L e , p
* * "
me de
S edeeid, heeft ons wel willen toelaaten dezelve hierin te voegel'
CfO Daar het zeker fchijnt, dat de rook en de vlokken niet dan intrap van e,kat
der verfchflleni zo hebben wij gemeend ons onderzoek alleen tot den rook,
e n d u
tot de grootile uitwerking der ontlading, te moeten bepaa.'en.
I
C 6-0
zelen werden door den magneet aangetrokken, welke on-
dertusfchen op het poeder zelf geene uitwerking fcheen te
hebben, ten minften zo lang het zelve op het papier verfpreid
bleef; 't welk de eenige omftandigheid was, waarin wij zulks
konden onderzoeken: dewijl dit poeder, wanneer wij het bij een
wilden ftrijken, zich in de nerf van het papier verloor, en niets
dan eene bruine kleur achterliet QO
Om dan eene grooter hoeveelheid van dit poeder te beko-
men, werd deeze proef, eenige reizen achter elkander, her-
haald met twee cylinders, waarvan telkens die, in welken de
ijzerdraad geweest was, onmiddellijk naa de ontlading geplaatst
werd op dat gedeelte van het papier, waar de rook van de
vorige ontlading reeds in poeder was nedergezakt; welk papier
nu niet op de looden ftrook, op welken de cylinder nu onmid-
lijk geplaatst werdt, maar ergens elders gelegd was. Het
poeder, 't welk wij op deeze wijze verkreegen, had de zelfde
klein la v o t g a u u J o , <~u was Iiit>gclljk> l i l ci cu daar met
vezelen van eene bruiner kleur bedekt, welke wederom voort
door den magneet werden aangetrokken ; het poeder zelf
ondervond geene uitwerking van den magneet, zo lang het niet
werd tot een geftreeken, dan, zo dra dit gefchiedde, werd het
zelve, telkens naarmaate deszelfs deelen dichter bij elkander ge-
bragt werden, van een bruiner kleur, en het werd indienliaat
door den magneet aangetrokken, zo dat, naa dat al het poeder
bij een geftreeken was, het zelve zich geheel en al aan den mag-
neet
(g) De reeden, dat wij deeze omftandigheid aanmerken, is, dat wij deeze verdwij-
ning van het poeder onder de bijeenftrijking ook bij andere metaalen, en bijzonder bij
het zilver en goud hebben waargenomen.
C*7)
neet gehecht had. Dit poeder bij falpeter-geest gedaan zijn-
de, werd voor een gedeelte daarin opgelost, terwijl het an-
dere als ijzerfcorin op de oppervlakte van den falpeter-geest
bleef drijven.
6
j Daar dan het poeder, dat in de gemelde omftandigheid ver-
Kreegen was, nog eenige metaalachtige eigenfchappen aantoon-
de, bedachten wij, om den ijzerdraad in zuivere lucht te plaat-
s e n in die omftandigheid de uitwerking der ontlading op den-
zeiven te beproeven
W
. Hier toe nu nodig zijnde dat het
glas, waarin de draad was opgehangen, volkomen gefloten was
ten einde eerst luchtledig gemaakt, en vervolgens met zuive-
re lucht gevuld te worden ,
z o
hebben wij gebruikgemaakt van
eenen dergelijken toeftel, als. Plaat II. fig. 5. is afgebeeld, doch
waarvan het glas A eene veel meerdere wijdte heeft, en in
plaats van met de koperen monteerzels B en C, met twee ko
peren dekplaaten door middel van fmeer gefloten i s, waar van
de onder ft e,
t c l l c i l J e e p o e e i L C b c c t c v
^
n d e r r c f t
met een wit papier bedekt werd. De ontlading gefchied
zijnde, was het glas met eenen rosachtige dikken rook *
e
vuld, welke, na eenigen tijd nedergezakt zijnde, het panier
met een bruinachtig oranje poeder bedekte. Dit poeder werd
zo lange het op het papier bleef leggen, in het geheel niet'
en wanneer het bij een geftreeken werd, waar door het
zich, even als het voorgaande, een weinig bruiner van kleur
iuicrde-lucht,
m e t
de onverfchillige naamen van
zui
yenlucht en b e J Z I
C O'S )
vertoonde, Hechts zeer flaauwlijk door den magneet aangetrok-
ken ; het werd ook niet door falpeter-geest aangetast, en
fcheen dus veel overeenkomst met ijzer-kalk te bezitten CO
5-
De laatere proefneemingen omtrent de verkalking der me-
taalen geleerd hebbende, dat de lucht, waarin dezelve gefchiedt,
verminderd wordt; zo hebben wij , ten einde meer zeker
te zijn, dat het gemeld poeder een ijzerkalk was, en dus dat
de ontlading waarlijk deeze verkalking kon te weeg brengen,
ook onderzocht de verandering, welke bij de lucht, in dee-
ze omftandigheid, voorvalt.
Zo voor deeze proefneeming, als ook de volgenden, ten einde
dit bij de ontlading door andere metaaldraaden te onderzoeken,
hebben wij gebruik gemaakt van den toeftel Plaat II. fig. 5.
afgebeeld. A is een glazen buis van 8 duimen lengte,enIdui-
men middellijn, die, ten einde door de uitzettende kracht der
ontlading niet gebroken te worden, duim dikte heeft. Dee-
ze buis is bij B gefloten met een koperen monteerfel, dat
haare opening bedekt, en bij a een fchroef heeft, die in het
mid-
( } De bruiner kleur, welke het poeder in alle gevallen onder de bijeenftrijking
aanneemt, heeft men waarfchijnlijk toe te fchrijven aan eenige onveranderde, of min^
der veranderde ijzerdeelen, die zwaarer dan de rook zijnde, het eerfte nedervallcn,
en dus de onderfte oppervlakte van het poeder uitmaaken: immers zal het in het
vervolg blijken dat de metaal-draad niet over deszelfs geheele uitgeftrektheid het
zelfde uitwerkfsl ondervindt, maar dat dit fterker wordt naarmaate de ontlading langt
den draad voortgaat.
C**3
midden, tot binnen in de buis,doorboord is, doormiddel van
welke de Juchtkraan E aan deezen toeftel geplaatst wordt.
C is een koperen monteerfel aan het ander einde van de buis,
doch dat met zijnen rand flechts een klein gedeelte over den rand
van het glas uitfteekt, waar in het koperftuk b gefchroefd
wordt, dat in het midden met een doosje met geoliede leeren
voorzien is, door welk laatfte de koperdraad D c, die bij c
binnen de buis een haakje heeft, geftoken is. Om den ijzer-
of eenigen anderen metaal - draad in de buis te plaatfen
wordt aan zijne eene uiteinde een los ftuk koperdraad d
met een haakje voorzien, gehecht , en met het ander
uiteinde wordt hij aan her haakje c van Dc vast gemaakt en
door middel van D c, die in het ftuk b verfchuifbaar is, in
de buis neergelaten tot dat d het monteerfel B raake, en dat
ondertusfchen de ijzerdraad gefpannen en van de wanden der
buis verwijderd blijve. De kraan E, welke, gelijk van zelf
Vol gt, geduurendP Hg onrlnding gpflntpn i *. Hi p
n
t , behalven
dat zij gefchikt is om naa de ontlading de vermindering der
lucht te onderzoeken, ook, om wanneer men deeze proefin
andere foorten van lucht, of in het luchtledige wilde verrich
ten, den toeftel luchtledig te kunnen maaken; ten einde dus"
in het eerfte geval, de buis met de vereischte foort van Juch
te vullen, zonder dat zij bevochtigd worde
Tot deeze proef met den ijzerdraad, bij welke de toeftel
flechts gefloten werd, en die dus in dampkring, of gewoone
lucht gefchiedde, was de ij.erdraad, die anders dezelfdedikte
had, toevallig een weinig langer genomen, dan hij, bi, de zo
evengemelde proeven in de dampkringslucht, bij welke het
* 3 ijzer
C70)
ijzer noch eenige zijner metaalachtige eigenfchappen behield,
gebeezigd was. Het glas werd dus flechts met eenen flaauwen
waasfem bedekt, door welken een aantal bolletjes van het ge-
fmolten ijzer en eenige weinige vezelen, die zich allen aan het
glas gehecht hadden, zeer duidelijk zichtbaar waren. Deeze
proef was dus verre af van volkomen te zijn; ondertusfchen
dachten wij echter nodig, de lucht te onderzoeken; en wel,dewijl
de minfte verandering of vermindering van dezelve, in eene
omftandigheid die naauwlijks meer dan eene fmelting aankon-
digde, ten opzicht der verandering van het ijzerdraad bij de
zo even gemelde proefneemingen, zeer veel kon beflisfen.
De kraan dan geopend zijnde , terwijl dezelve in kalk-
water geplaatst was , bleek het uit de oprij^ing van het
water in de buis, dat de lucht eenigzins verminderd was;
het kalkwater bleef ondertusfchen volkomen helder. Dee-
ze overgebleevene lucht met den Eudiometer van F O N -
T A N A o n d e r z o c h t aijndo , we r d e n a me mt on van deez.e
lucht, en 3 maaten falpeter-lucht \t%verminderd; daar de ver-
mindering der dampkrings lucht met de zelfde falpeter - lucht op
dezelfde wijze beproefd \ %% uitmaakte.
Deeze proef fcheen dan te bewijzen, dat zelfs de geringde
verandei ing van het ijzerdraad tot rook of vlokken,indedaad een
beginfel van verkalking is Om nu deeze uitkomst nog meer be-
flisfend waar te neemen, herhaalden wij de gemelde proef, met
een dunner foort van ijzerdraad, namelijk met dat van N .
10 of van 4 B duim dikte, van het welk wij 7 duimen lengte na-
men. De ontlading gefchied zijnde, was de buis geheel
en al ondoorfch ij tiend, en met eenen zwartachtig bruinen rook
ge-
C 7i )
gevuld. De vermindering der lucht, die wegens deezen rook
met anders dan door overbrenging der lucht in een ander glas
kon onderzocht worden , bedroeg | gedeelte. De lucht
had, even gelijk te vooren, geen uitwerkfel op kalk water,
doch deed de vlam van een kaars verfcheiden maaien uitgaan;
met den Eudiometer op de gemelde wijze onderzocht zijnde,
was de vermindering flegts *|,j en dus ten naasten bij gelijk
aan die, welke de lucht waarin een kool is uitgedoofd, in de
zelfde onjflaudiglieid ondergaat Qk~).
6.
Daar het dan, in zo verre men de vermindering of op-
florping der lucht als een blijk der verkalking kan befchou-
wen, beweezen was, dat de ontlading het ijzer tot eene waa-
re metaalkalk kon veranderen, meenden wij dit ook met eenige
andere metaalen te mooten onderzoeken; en wel in de eerfte
plaats met lood, dat niet alleen zeergereedlijk verkalkt wordt,
en waar van het dus waarfchijnlijk was dat wij door het zelfde
vermogen der ontlading eene grootere hoeveelheid zoude
kunnen doen verkalken; maar het welk ook bij verfchillende
trappen van verkalking, eene onderfcheiden kleur aanneemt.
Wi j bezigden dan hier toe lood-draad van , duim middellijn
dat dus eene veel meerdere dikte had dan het ijzerdraad
van
C *) Schoon wij wel overtuigd waren geene verandering aan het kalk water te be-
merken, zo hebben wij deeze omftandigheid echter willen beproeven: dewijl voor-
aaame fcheikundigen, die de verkalking al
S
eene uitdrijving van hetphlogiston aanzien,
ellen, dat de zuivere lucht door vereeniging met phlogiston tot vaste lucht verandert.
C 7 0
van welk looddraad de lengte van 7 duimen geplaatst werd in den
zo even befchreeven toeftel, die wederom, gelijk te vooren,
met dampkrings lucht gevuld was. De ontlading door dezelve
gegaan zijnde, was de buis geheel en al met rook gevuld,
die ter plaatfe waar de ontlaading tot den draad was overgegaan,
van eene lichtblaauwe kleur was, die ongevoelig lichter werd;
en ter plaatfe waar de ontlading den draad verlaaten had, eene
melkwitte kleur had ; deeze rook vervolgens van binnen
het glas geveegd zijnde, vertoonde zich als ecnc fijne poeder-
achtige zelfftandigheid , waarin het zelfde onderfcheid van
kleur gevonden werd. De proef nog eens herhaald zijnde,
ten einde de verandering der lucht te onderzoeken, zo bleek
het dat de lucht bij deeze omftandigheid wat meer dan iver-
minderd werd; en met falpeter lucht vermengd zijnde, geene
merkbaare vermindering onderging: zo dat zij gelijk gewor-
den was aan moffet of dampkrings lucht, waar van de zuive-
re lucht io afgofchoidon C O-
De verfchillende kleur van den rook, of liever van de poeder-
achtige zelfftandigheid, die zich wegens haare fijnheid onder de
gedaante van waasfem of rook vertoonde, had dus reeds twee
graden van verkalking doen blijken; om nu te weeten of men
door middel der ontlading tot eene volkomener verkalking van
het lood, namelijk tot de geele en roode kleur, zou kunnen
komen, werd de proef herhaald met zuivere lucht, met wel-
ke de gemelde toeftel gevuld werd, terwijl voor het overige de
loot-
(/) Geene verandering aan het kalkwater bij de verkalking van het ijzer gezien heb.
benie, is het ons overtollig voorgekomen, dit bij de verkalking van andere metaa-
len te beproeven.
C 73 D
Jooddr'aad van de zelfde dikte en lengte was. D e ontlaading had
hier wederom een foortgelijk uitwerkfel, dat zij namelijk
den looddraad een onderfcheiden en grooter trap van verkalking
deed ondervinden , naarmaate dezelve verder af was van
dat gedeelte waar de ontlaading het eerft rot haar was overge-
gaan (m); ondertusfchen was nu de buis eerst met eenen gee-
ien, en vervolgens met eenen roodenrook of waasfem gevuld,
die van binnen de buis uitgeveegd zijnde eene poederachtige
zelfftandigheid ven de zelfde kleuren deed bemerken: 'er was
dus bij deeze proef, even gejk men zulks uit de aanweezig-
heid der meerdere zuivere lucht kon verwachten, een veel
grooter trap van verkalking voorgevallen; het welk verder bleek
uit de grootere vermindering der lucht, die nu bijna de helft
vmhaare geweezene hoeveelheid bedroeg.
7*
(O <V%t wfim 6 J e ewitcn u
F
na
S
. j j
c
metaaldraad op het ei n.
de een grooter trap van verkalking kan ondervinden; en we, , daar de fnelhe^ der
ontlaading te groot i s, om van dezelve eene voortgaande werking , als van het vuur
te ftellen. Misfcbien moet deeze omftandigheid worden toegekend ,an den tegenftand en
dus aan de verdikking, die de eleftrieke ftof altoos bij dunne metaaldraaden van zee'ke
re lengte aantreft, imkers gefteld zij nde, dat deeze niet alleen plaats heelt bijdenont-
laader, die de eledtrieke ftof tot het begin der draad overbrengt, maar ook by alle de
elkander volgende deelen van den metaaldraad zelf, zo is het klaar dat de eleftrieke ftof
bij de vooraan zijnde deelen verdikt zal worden, totdat zi j , door haare meerdere
famenperflng den wederftand der volgende deelen kan overwinnen; en dus dat, wanneer
deeze zaak daar i s, de laatften de eleftrieke ftof in grooter hoeveelheid ontvangende
noodwendig eene meerdere uitwerking van dezelve zullen ondervinden. Het fpreekt
van zelf dat de opvolging van t i j d, die hier gefteld wordt, ten opzicht van de ontlat.
Ging ui geen aanmerking kan komen.
K
C M}
7-
Het ti n, volgens de proeven van Mr. D E M O R V E A U , be-
kend zijnde als een metaal, dat eene zeer groote hoeveelheid
zuivere lucht tot zijn verkalking vordert, zo fcheen het ons
der moeite waardig, te onderzoeken, of deeze zaak verder zou
bevestigd worden, wanneer men het zelve door de ontlaading
deed verkalken. Geen ander tindraad voor handen hebben-
de dan van ,
s
duim middellyn, en dus van de zelfde dikte als
het looddraad dat bij de voorgaande proef gebeezigd was, na-
men wij alleen eene mindere lengte van hetzelve, namelijk die
van 5 duimen; welke wij in den gemelden toeftel plaatften,
die wederom eerst met dampkrings-lucht gevuld was. De
ontlaading gefchied zijnde j was de glazen buis flechts met eenen
zeer flaauwen rook of waasfem bedekt die van eene ligtblaau-
we kleur was, door welke verfcheideftukkendesvan een gella-
gen' cn gefmolten' draad3,mct hunnen" metaalachtigen glans,
duidelijk zichtbaar waren; 'er fcheen dus, immers voor zo
verre men den rook of waasfem in deeze proef als een blijk
van verkalking kan befchouwen C*0> flechts eene zeer geringe
verkalking te hebben plaats gehad, en ondertusfchen bedroeg
echter de vermindering der lucht ruim f gedeelte, en was de
zui-
(w)Wy zeggen by deeze proef: gemerkt ftraksblijken zal, dac de rook of waasfem
ook kan plaats hebben, zonder dit 'er eenige opneeming of vermindering der lucht
gefchiedt; en dus dat dezelve, in de onderflelling dat'er geene verkalking zonder op.
neeming der lucht gefchiedt, ook door eene enkele verdeeiing van het metaal kaa-
veroorzaakt worden..
C 75 3
zuivere lucht zo volkomen van de lucht afgefcheiden, dat de
laatfte, met falpeter -lucht gemengd zijnde, geene de minfte
vermindering aantoonde.
Deeze proef was dan nier alleen overeenkomftig met het
geen men bij de gewoone verkalking van tin had waargeno-
men, maarzij fcheen ook aan te duiden, dat de onvolmaakte
verkalking van het tin alleen van de te geringe hoeveelheid
zuivere lucht was voorgekomen. Om nu van dit laatfte meer
zeker te zijn, herhaalden wij dezelve met enkel zuivere lucht,
en namen, ten einde de uitvomst nog meer befiisfen zoude,'
den tindraad n duim langer,, en dus ter lengte van zes dui.
men. De buis was nu, naa dat d ontlaading gefchied was,
gevuld me- eenen witachrigen dichten rook, die meer of min
naar het blaauwe helde, en van binnen uit de buis geveegd zijn-
de, zich als een bleek loodkleurig poeder vertoonde; 'er was
ook niet het minfte tin meer in de buis te bemerken. De ver-
mindering der zuivere lueiu , om wuhc re
m c i l w i j v e r p ] i ; r C
waren de proef nog eens onder dezelfde omftandigheden te
herhaalen, beweeg ten naasten bi j - , en was dus nog meer
dan bij den looddraad, niettegenftaande de laatfte een duim lan-
ger genomen was; en dus werd her wederom door deeze proef
bevesti,d, dat het tin tot zijne verkalking eene aanmerklijke
hoeveelheid zuivere lucht, en althans eene meerdere dan het
lood, nodig heeft
8.
CV. Deze foort van proeven met eene gelyke hoeveelheid zuivere lacht, en metoi.
derfche.de met* Jdruden van d
e
zelfde, en wel van die len
g t e e n
dik verrichtende, die
m
ia
zeeker was, dat door de ontlaading eene gelijke uitwerking, namelijk de veran-
K 2 de-
( 7 0
8.
Dewijl verfcheidenScheikundigen de verkalking van het zilver
door de enkele werking des vuurs, of twijffelachtig of zeer
moeijelijk ftellen; zo hebben wij beproefd deeze door de ont-
laading te verrichten. De zilverdraad, welken wij bezigden, was
van zuiver kapel-zilver getrokken, en had de dikte van
duim ; van welken wi j , ten einde deeze proef terftond op het
voordeeligfte te verrichten, flechts de lengte van n duimplaat-
ften in enkel zuivere lucht, met welke de gemelde toeftel
gevuld was. De ontlaading fcheen op deezen draad eene gelijke
uitwerking te oeffenen, als op de andere metaaldraden, daar
de glazen buis mede met eenen dichten rook vervuld werd, die
nu van een groenachtig grijze kleur was; ondertusfchen had
de zuivere lucht geene de minfte vermindering of verandering
ondergaan.
De csc laatflc oiijfiaiiUiglicld, zo rtrijdlg mee liet geen bij
de voorgaande proeven was waargenomen, deed ons deeze
proef met nog eene kleinere lengte, namelijk met \duim
zilverdraad herhaalen; welke ook, op dat hij zig door eene
groote hoeveelheid zuivere lucht zou omgeeven vinden, in
plaats van in den laatst gebezigden toeftel, (bij welken de geringe
wijdte van de buis te weeg bragt , dat de lucht ter plaatfe van
den
tieringtot rook of waasfem zoude ondergaan; zozou men hier in weligt een middel
hebben, om door de verfchillende verminderingder lucht, die zeeker bij deeze om-
ftandigheidzou plaats hebben, de hoeveelheidzuivere lucht te bepalen, die onderfc'rieN
de metaalen, namelijk zulken, welken zonder zuuren kunnen verkalkt worden, tot
hun verkalking nodighebben
C 77 3
den zilverdraad, flechts in kieine hoeveelheid voorhanden was 1
geplaatst werd in den anderen toeftel, welke mede op foort-
gelijke wijze, doch uit een veel wijder glas, is faamgefteld,
en hier boven reeds befchreeven is. De uitkomst was onder-
tusfchen de zelfde, dat 'er namelijk wederom geene de minfte
verminde/mg of verandering der lucht gefchiedde, niette^en-
ftaande het glas, even als bij de voorgaande proeven bij wel-
ke er eene vermindering der lucht plaats had, met eenen dik-
ken rook gevuld werd, die nederzakkende, het papier, dat
onder in het glas gelegd was, met eene poederachcige zelfftan-
digheid bedekte, die uitwendig niets van de gedaante van
metaa feheen te hebben. Di t poeder was donkergroen of
olijfkleurig , en verdween , even als bij dat van het ijzer
was waargenomen, onder her bijeenftrijken: zodat deszelfs op-
losfing in zuuren niet anders dan op het papier zelf, en wel
door de zuuren daarop droppelswijze te laaten vallen, kon on-
derzocht worden, l j dc hoe va d
e z o ] a a t f l e n h e t f a }
twelk dit poeder aantastte, en met het zelve een zout vormde'
dat echter, waarfchijnlijk door het papier waar op het poeder
gelegd was,- van eene onregelmatige gedaante was
Deeze proef, bij welke de verkalking van het zilver met
zo veel grond in twijffel kon worden getrokken, beantwoord-
de dan wel niet aan onze verwachting; doch daar een foort
gelijk verfchijnfel, namelijk de verandering van het zilver"
eerst tot eene groenachtige zelfftandigheid, die met wit ver'
mengd was, en vervolgens, toen het tot kleinere lengte
s e
nomen werd tot eene donker groene of olyfkleurige-
en dus die zelfde omftandigheid werd waargenomen, waar"
K
3
u i c
C 78 )
uit J U N C K E R en vervolgens M A C Q U E R de verkalking van
het ziiver door enkele hitte hebben afgeleid; zo leerde die proef
niet alleen hoe veel 'er nog ontbrak eer men dit beiluit als
zeeker kon ftellen ; maar zij toonde tevens het groot ver-
mogen der ontlaading, gemerkt door deeze in een ogenblik het
zilver tot eenen ftaat gebracht werd, waar toe het M A C Q U E R
tot twintig maaien achter elkander met een geweldig vuur
had moeten fmelten of het aan het brandpunt van een zeer
groot brandglas blootftellen.
9-
Ni et geflaagd zijnde om bij het zilver eenige opfWping der
lucht , en dus die omftandigheid waarteneemen, die in andere
gevallen van de verkalking onaffcheidlijk i s, en derzelvcrken-
n e I fchijnt uittemaaken, was het meer dan twijffelachtig ora
die bi] het goud te bemerken. IVW dat ai heflmen wij de ont-
laucnng op het goud te beproeven, en wel t meer om te zi en,
of door middel der ontlaading wederom foortgelijlce verfchij'de-
len en verandering van het goud zou worden voortgebragt,
als waaruit men de verkalking van dit metaal , dooi enkele
werking des vuurs, heeft afgeleid.
Het gouddraad dat wij hier toe beezigden was van zuiver
goud getrokken, en had de dikte van ^ duim; van dit draad
namen wij eene lengte van ii dui m, die wij plaatften in den
toeftel met denaauwebuis, PI. II. fig 5 afgebeeld, waarvan de
kraan flechts gefloten, en welke dus met dampkrings lucht ge-
vuld was. De ontlaading gefchied zynde, was de gouddraad
ge-
C 79 )
geheel en al verd weenen, doch de glazen buis ter plaatfe waar de-
zelve geweest was geheel verguld, en voor het overige met
eenen bruinachtig purperen waasfem of rook bedekt, die
Hechts gedeeltelijk van het glas kon worden afgeveegd:
de uitkomst was dus bijna dezelfde, als M A C Q U E R met het
goud in het brandpunt van het groote brandglas van Mr . D E
T R U D A i N E t e plaatzen ondervonden had, bij welke proef het
goud gefmolten, en voor een gedeelte tot rook werd opge-
heven, die zilver, dat daarin gehouden werd, verguldde, en
eenen purperen waasfem op het fupport, waarop het goud ge-
legd was, naliet. Ondertusfchen konden wij niet alleen gee*
ne vermindering der lucht, maar zelfs niet het minfte Eudio-
metrisch verfchil derzelve, met lucht van den Dampkring, welke
op de zelfde tijd genomen was, bemerken.
Schoon dan deeze uitkomst, wat de verandering van ht-
goud betrof, bijna gelijk was aan die waar uit men deszelfs
verkalking door e n k d c hitte h
e e
f
r
z
8
ei
e
id ; zo bleef het echtef
twijffelachtig of het niet verminderen der lucht, en dus het niet
waarneemen van dat verfchijnfel dat in andere gevallen van de
verkalking onaffcheidlijk is, ook daaruit voortkwam dat de goud-
draad,met betrekking tot het vermogen der ontlaading, tot eene te
groote lengte genomen was; en,wel vermits, de vergulding van
de buis flechts eenen grooten trap van fmelting; en dus de purpe-
re waasfem, die daarmede verzeld ging, flechts eene aanvang.-
hjke verkalking fcheen aan te duiden. Om deeze reden dan
herhaalden wij de gemelde proef, eerst met eene lengte van *
duim, en vervolgens met die van \ duim van hetzelfde goud-
draad; doch fchoon de ontlaading in beide gevallen een meerder
ver*
vermogen op den gouddraad fcheen te oeftenen, daar zij dien
geheel en al tot eenen purperen waasfem deed verande-
ren, zonder dat het glas verguld werd , zo was 'er echter
wederom niet de minfte vermindering of verandering der lucht
waarteneemen.
' Er bleef dan nog over, even als dit met den zilverdraadge-
fchied was, den gouddraad te plaatien in den toeftel met het
wijde glas, en deezen met zuivere lucht te vullen; ten einde
de draad zich dus met eene grootere cn gcnocgaaarne hoe-
veelheid zuivere lucht zou omgeeven vinden, en zich dus veel
gereeder met dezelve kunnen vereenigen. Bij deeze proef,
welke wij even als de voorgaande met verfchillende lengten
van gouddraad, namelijk met j duim en met j duim, her-
haalden, konden wij wederom geene de minfte vermindering
of verandering der lucht befpeuren, fchoon het glas, waarin
de gouddraad geweest was, met eenen bruinachtig purperen
d'chten rook gevuld werd, die nedergezakt zijnde, het pa-
pier , dat onder in het glas gelegd was, met een poeder van
eene fraaije purper-kleur, die meer of min naar het bruine trok
bedekte, het welk geenen den minften fchijnvan metaaloplee-
verde. Omtrent dit poeder had wederom het zelfde plaats dat
wij te vooren bij het ijzer hadden opgemerkt, namelijk dat
het onder het Bijeenftnjken donkerer van kleur werd, en
niet meer dan eene vlek op het papier naliet; zo dat wij des-
zelfs oplosfing in koningswater niet dan op het papier zelf,
en wel door dit druppelswijze daar op telaacen vallen, konden
onderzoeken; het welk, immers voor zo verre wij dit uit
dee*
C 8 0
deeze gebrekkige wijze konden befluiten, dit poeder fcheen
aan te tasten.
Deeze proef bevestigde dan verder , dat het goud door
de ontlading niet verkalkt werd: daar echter de Heer V A N
M A R U M , uit de gkleurde tekening die, even als bij andere
metaalen , ook bij den doorgang der ontlading door goud-
draad, op het papier, boven het welk het zelve op eenen kleinen
aflland uitgeftrekt gehouden wordt, wordt voortgebragt, de
verkalking van het goud heeft afgeleid , en die proef met
eene veel grootere batterij gefchied is; zo hebben wij ook
nog beproefd dezelve met de ontlading onzer batterij te verrich-
ten, ten einde dus te weeten of de kracht onzer ontlading ge-
noegzaam was om dit verfchijnfel daar te ftellen, en gevol-
gehjk zeeker te zijn dat men ook deeze omftandigheid niet als
een gevolg van de verkalking van het goud hebbe aan te zien.
Onze batterij flechts fuitmaakende van die, welke de Heer V A N
W l
wat: proer ge
B
, g
d
I ^ A ,
Z O H E B 5 E N W J J
tot dezelveflechtseenekleinelengte, namelijk,duimgouddraad
genomen; ondertusfchen is het ons, hoe zeer deeze proef
ook aan wisfelvaliigheden onderhevig is, tot tweemaalen toe
gelukt eene tekening voort te brengen , die in allen opzichte
met de gemelde overeenkomftig, en flechts alleen door de min-
dere grootte onderfcheiden is; zo dat wij met alle recht meenen te
kunnen befluiten dat ook deeze omftandigheid als geen bewijs
van de verkalking van het goud kan worden opgegeeven.
L
C 82 )
10.
Behalven in dampkrings-lucht en in zuivere lucht, hebben
wij ook de ontlading op metaalen in moffet beproefd; welke
verkreegen was door dampkrings-lucht aan een mengfel
van ijzer-vijlfel en zwavel bloot te ftellen , en waar van wij
ons vooraf verzekerd hadden dat zij geene vaste lucht of zui-
vere lucht, en dus zulke lucht, welke aanleiding tot verkal-
king kon geeven , met zig 'vermengd had.
Wi j namen hier toelooddraad vandui m dikte, van het welk
wij de lengte van 3 duimen plaatften in den toeftel met de
naauwe buis PI. II. fig. 5, die vervolgens op de befchrevene
wijze, zonder dat zij werd nat gemaakt, met de moffet ge-
vuld werd. Deeze looddraad werd, even als in de damp-
krings-lucht gefchied was, veranderd tot eenen rook, die d ge-
heele buis vervulde, doch die veel donkerer van kleur was,
en duidelijk bleek verdeeld lood te zij n, gemerkt de poeder,
onder welke gedaante zij zich vervolgens aan de wanaen van
het glas geplaatst had, in falpeter - geest werd opgelost, die
wij in de buis gooten. De moffet had, gelijk dit wel te
verwachten was, geene verandering ondergaan.
Wi j herhaalden deeze proef met een' draad, die uit een
mengfel van gelijke deelen lood en tin beflond, en de dikte
had van -;
5
duim, van welke wij de lengte namen van 3 dui-
men. De buis bleef bij de ontlading volkomen helder, en wij
vonden dezelve vervolgens met eeiraantal flukken en fpatten van
het gefmolten metaal, die allen hunnen luister behouden hadden,
bedekt; zo dat 'er zelfs geene fchijnbaare tekenen waren van
verkalking. De moffet was wederom onveranderd gebleven.
Dee-
C 83 )
Deeze proef deeden wij ook nog met ijzerdraad, ten einde
dus ook nog van een metaal gebruik te maaken, welks ver-
kalking in dampkrings-lucht wij zo duidlijk ondervonden had-
den, Het draad, het welk wij hier voor beezigden was,van'i
duim dikte of van de foort van N . 15, en had de lengte van
3* duimen. Deeze draad werd door de ontlading veranderd
tot een' dikken rook, die de geheele buis ver vulde, en, behal-
ven dat hij geheel zwart, en dus veel donkerer van kleur
was, uitwendig weinig onderfcheiden fcheen van die waar toe
de ijzerdraad in dampkrings-lucht veranderd was. Om nu deezen
rook, of liever het poeder dat door deszelfs nederzakking ont-
ftaat, te beter te kunnen onderzoeken, herhaalden wij deeze
proef met den ijzerdraad in den toeftel met het wijde glas. Het
poeder, dat wij op deeze wijze verkreegen, was merklijk on-
derfcheiden van dat, het welk in de dampkrings-lucht was voort-
gebragt; zijnde niet alleen van eene geheel zwarte kleur,
maar bovendien als bezaaid met fijne lhikjea blinkend ijzer,
zo dat het zelve fcheen uit verdeeld metaal te befhan ;'t welk ook
verder daar uit bleek dat het niet alleen even als ijzervijlfel
de beweeging eens magneets volgde , die onder het papier
waar op het was, gehouden werd, maar dat het daarenboven
ook geheel en al en zeer fpoedig door falpeter - geest werd aange-
tast C/0. E n dus bleek het ook allerduidelijkst uit deeze
O) De Heer V A N
M A R M
heeft bij deezeproef, die hij nogthans opllnezn.
dere w. ze verr.cht heeft, den ijzerdraad flechrs tot fijne bolle. e. gefmolten :Tw k
wein. g te lang genomen wa
S ; e

h i e r i n w o r d e n w i j v e r d e r b
^ J
lood m deeze omftand.gheid tot een fijn poeder heeft zien veranderen, 't welk zeer
overeenkomende met onze ondervinding is. *
L s
C 8 4 )
proef, even als uit de voorgaande, dat, tot het verkalken der
metaalen, de aanwezigheid der zuivere lucht een volftrekt
vereischte is.
n.
D e uitwerking der ontlading op metaaldraden hebben wij
eindelijk nog onderzocht in het luchtledige. Wij hebben hier
toe gebruik gemaakt van den toeftel met de uaauwe buis
waarin de metaaldraad werd geplaatst, en welke vervolgens
luchtledig gemaakt werd door middel der nieuw uitgevonden
pomp van de Heer C T H B E R T S O N , welke ten dien tijde de
lucht 1200 maal verdunde.
Wij deeden deeze proef eerst met ijzerdraad, beezigende
hier toe dezelfde dikte en lengte van draad, welke voor de
moffet genomen was, zijnde flechts de lengte van 31 duimen,
van de foorc van N
0
. 15; doch deeze draad geene verandering
door de ontlading ondervindende, behalven dat zij een weinig
weeker fcheen te zijn; waarfchijnlijk doordien 'er te veel van de
ontlading in het luchtledige werd afgeleid, zo gebruikten wij
eenen draad van het zo evengemeldefoldeer ter lengte van 3 dui-
men. D eeze draad werd door de ontlading, aan Hukken geflagen
en gefmolten, zo als aan de fpatten, welke de wanden van
het glas bedekten, zichtbaar was; alles had nogthans zijnen me-
taalachtigen luister behouden, en behalven een zeer flaauwe
waasfem, die de buis bedekte, was 'er niet de minfte zweem
van verkalking.
Niet-
C 85 )
Niettegenftaande deeze uitkomst bleef het echter twijfel-
achtig of het niet verkalken van den foldeerdraad niet van
het minder vermogen der ontlading, dat noodzaaklijk in het
luchtledige plaats moest hebben, kon voortgekomen zijn. Om
nu deeze zaak te beflisfen , herhaalden wij deeze proef
met eenen looddraad van ,$duim dikte, en 3. duimen lengte;
en dus met een metaal waar van wij bij de proeven met de
moffet ondervonden hadden, dat het zelve, zonder daarom
te verkalken, tot rook veranderd werd. Deeze draad werd
echter nu flechts aan ftukken geflagen en gefmolten, terwijl de
buis volkomen helder bleef; en dus toonde deeze uitkomst,
dat, fchoon het door andere omftandigheden bevestigd wordt,
dat de zuivere lucht een volftrekt vereischte tot de verkalking
zi j , zulks echter geenszins door het niet verkalken van het me-
taal in het luchtledige kan beweezen worden, vermits 'er te
veel van de kracht der ontlading verlooren gaat, om zelfs
wanneer dit mogelijk was, de verkalking te kunnen bewerken.
12.
Het vermogen der ontlading deezer batterij is ons eindelijk
nog gebleeken in het revifieeren van metaalkalken. Ons
eerfte oogmerk zijnde, te weeten of dit, even als bij de bat-
terij van T E Y L E R S werktuig, kon gelukken; en zo j a ,
te zien welke verdere omftandigheden deeze proef vergezel-
de, zo gebruikten wij eerst eene pennefchaft in welke wij de
kalk deeden; deeze pennefchaft werd aan elk einde gefloten
met een ftuk kurk, door het welk een koperdraad of ontlader
L 3
ging,
C 8 6* )
ging, die tot een zeker gedeelte in de kalk Hak, en wel zo,
dat de ontlading, om van den eenen ontlader tot den anderen
over te gaan, zekeren weg, die van I duim was , door de
kalk moest afloopen. Om nu de pennefchaft voor het fplij-
ten te bewaaren, of ten minften om te beletten, dat de kalk
zich niet zo gereedhjk door de uitzettende kracht der ontlading
verfpreiden kon, werd dezelve met.zijden koord bewonden;
en, ten einde, gelijk gezegd is , te beter waarteneemen wat
'er bij de ontlading voorviel, opgehangen in een wijd glas,
dat van onderen op een papier op eene der looden ftrooken
van de batterij geplaatst, en van boven met een houten dekfel
bedekt, doch niet gefloten was- Wi j namen voor deeze proef
bij voorkeur de roode precipitaat, als zijnde eene kalk, welke
men nog niet door de ontlading gerevifieerd heeft, en welke
bij haare reviflcatie, door de affiniteit, die d kwik tot an-
dere metaalen bezit, zich zeer gereedelijk laat onderkennen.
De ontlading op de gemelde wijze door de roode precipi-
taat gefchied zijnde, zo was het glas geheel en al met eenen
loodkleurigen blaauwen rook gevuld, die vervolgens nederzak-
kende het papier met een poeder van dezelfde kleur bedekte:
dit poeder bleek duidlijk kwikzilver te zi j n, daar het bij het
goud, zilver en koper, dat Hechts even met het zelve geftree-
ken werd, dezelfde vlek als gewoon kwikzilver deed ontftaan;
ondertusfchen konden wij het zelve, door bijeenftrijking of
fchudding tot geene kwikbolletjes brengen. De pennenfchaft
was vaneengereeten en de zijden koord gezengd, en 'er was
flechts een zeer gering gedeelte roode precipitaat overgeble-
ven , die nogthans, even als zulke, welke op het punt is
van
e 7 )
wgerevifieerd te worden
r
een bruinere kleur had aan-
genomen.
Om de uitkomst nog. beflisfender te doen'zijn , en, ware
net mogelijk, het poeder in den ftaat van bolletjes, en dus
ontwijffelbaar gerevifieerd te bekomen, herhaalden wij de
Proet op de wijze als hier boven , bij de verkalking van
net ijzer, is opgegeeven, namelijk met dezelve eenige maa-
ien achter elkander, telkens in een ander glas te doen, en
ieder reis het glas, waarin zij het laatst gefchied was, te plaat-
zen boven dezelfde plaats van het papier, alwaar de rook van
het voorgaande glas in poeder was neergevallen. Op deeze
wijze verkreegen wij eene aanmerklijke hoeveelheid poeder,
dat wel waar, tot
g e e n
e kwikbolletjes kon gebracht wor-
den,* die voor het oog zichtbaar waren, doch dat zich duidelijk
als zodanig, doormiddel van het microscoop, liet onderken-
nen, en zelfs, voor zo verre hetaan het papier gehecht bleef,
ZlrT ^1,
P

e d e r
* " ^ " k e n , zich als
kwi t e r e n, met allen metaalachtigen luister, tusfehen de nerven
van het papier vertoonde. Di t poeder vereenigde zig als te
vooren doch veel fterker , met goud , zilver en l oper ,
en maakte met bladtin ten eerften amalgama; 'er ontflond ook
eene opbruifchmg wanneer het bij verwarmden falpetergeest
gevoegd werd; welke hier door, zo als zulks duidelijk aan
de reu* kenbaar was, tot falpeterlucht veranderd werd.
Deeze uitkomst ftelde het dan buiten twijffel dat de kwik-
kalk door de ontlading gerevifieerd werd , en toonde op
meuw eene omftandigheid, die meede bij de proeven met het
aiver- en goud-draad was opgemerkt; namelijk de fijne ver-
dee-
C
8 8
)
deeling, welke een metaal kan ondergaan, zo dat het zich
beroofd van zijne metaalachtige gedaante , en dus uiterlijk
als een kalk opdoet, fchoon het indedaad metaal is, of ge-
bleven is.
13-
De voorgaande proef had dus doen zien, dat de metaal-
kalk door de kracht der ontlading gerefivieerd kon worden;
dan het was nog onzeker of deeze refivicatie niet van de
zelfftandigheid voortkwam, waarin de kalk geplaatst was; en
zo neen, of de ontlading dit op dezelfde wijze als het vuur,
dat is,zonder zelve iets aan de kalk medetedeelen,ofdaarvan
te onttrekken, dan wel , of zij dit op eene andere wijze bewerkte.
Om dit te beflisfen, begreepen wij te moeten onder-
zoeken, of de kalk bij de revificatie door de ontlading, even
als wanneer dc revificatie enkel door her vuur gefchiedf, zui-
vere lucht uitgeeft: dewijl, wanneer 'er, het zij door de pen-
nenfehaft en de koperen ontlaaders, of door de ontlading, om
volgens het gevoelen van S T A H L te fpreeken, eenig phlo.
giston aan de metaalkalk werd medegedeeld, of dat eene dier
beiden, volgens de nieuwe leer, eene vereeniging met derzelver
zuivere lucht aanging; en dus indien de refivicatie op eene an-
dere wijze dan door het vuur veroorzaakt werd, 'er geene
zuivere lucht kon worden voortgebragt
De
(?) Men dient zichhier te herinneren, dat metaalkalken, die niet enkel door hette,
maar ook door bijvoeging van kool of eene andere zelfftandigheid gerevifieerd wor
den, of vaste lucht of geene lucht bij hunne revificatie opleeveren.
c 8 9 ;
De voornaame zwaarfgheid omtrent dit onderzoek was, hoe
tVriT r!
t e b e m e r k e n
' en wel dewi j l ' *, uithoofde
van de kleine hoeveelheid metaalkalk, welke men tot deeze
proef kon beezigen, en welke wederom flec hts voor een gedeelte
gerevifieerd werd, niet dan een zeer klein en dus bijna onmerk-
baar gedeeke zuivere luc ht, onderfteld zijnde dat zulks ge-
fc hiedde , kon worden voortgebragt. Het eenvoudigst fc heen
te zij n, de metaalkalk in een gefloten glas te plaatfen, dat ver
volgens luc htledig gemaakt werd: doc h als dan was het be-
tokhjk, of 'er niet, even als zulks bij de proeven met de
metaaldraden in het luc htledige had plaats gehad, te
veel van de krac ht der ontlading zou worden afgeleid, om de
revific atie te kunnen veroorzaaken. Een ander middel beftond
hierin: het glas met eene foort van luc ht te vullen, die op zic h
zelf geene verandering door de ontlading onderging, en on-
dertusfc hen bekwaam was om eene vereeniging met de zuive-
re luc ht aantegaan; om dus uit de vermindering deezer luc ht
omtrent de voortbrenging der zuivere luc ht te befluiten De
ontvlambaare luc ht, en de moffet de eenigen zijnde welke
ten deezen opzic hte in aanmerking konden komen, zo verko
zen wij , om niet aan de toevallen der explofie met de eerfte
onderworpen te zij n, de moffet; van welke het bekend is dat
zij door de eletrike ontlading of eenige andere bewerkinggee
ne verandering ondergaat; en dan alleen door de eerfte ver
minderd wordt als zij met zuivere luc ht gemengd is <
De
O) De moffet, die tot deeze proef gebeezigd werd, was op dezelfde wijze ver.
we n
a l s h i e r b o v e n C N o < 1 G 3 i s o p g e g e e v e n ; o o k m e
/
d e 2 e I f d
; j
r
-
Stbnukt om zeeker te zijn dat zij met geene andere luchs vermengd was. *
M
C 90 3
De toeftel, welken Wij tot deeze proef gebruikt hebben, is
PI. II. fig- 6. afgebeeld. A is een glas van eene peerswijze ge-
daante, dat van boven open, en van onderen doorboord i s,
en, ten einde de uitzettende kracht der ontlading te kunnen
wederftaan, ! duim dikte heeft. Di t glas is van boven voor-
zien met het koperen monteerfel B , dat een weinig over
deszelfs opening uitfteekt, en een fchroef bevat, waarin het
koperftuk C gefchroefd wordt; dat in het midden een doosje
met lederen heeft, door het welk de koperdraad D geftoken, en
verfchuifbaar is. E is een hol ftuk koper, dat in het door-
boorde gedeelte van A met een hard cement is vastgezet, en
aus met zijn einde binnen in A komt; terwijl deszelfs ander
einde een fchroef heefc , waar aan een gewoone luchtkraan
geplaatst is. Deeze kraan, welke ook dient om den toeftel
vooraf luchtledig te kunnen maaken, teneinde denzelven dus,
zonder dat hij bevochtigd wordt, met de moffet te vullen;
wordt, naa dat de ontlading gefchied i s, aan een glazen buis ge.
fchroefd, die met zijn uiteinde in water gedompeld i s; ten
einde dus uit het opklimmen van het water in de buis bij het
openen der kraan, de vermindering der lucht te kunnen wee-
ten ; 't welk wegens de gedaante van het glas niet zo wel in
den'toeftel zelf te verrichten is. a is het toeftelletje dat met
de metaalkalk gevuld wordt; waar van de doorfneede naast
deeze figuur is afgebeeld: het zelve is van koper, en beftaat
uit eenbuisje b van duim wijdte, dat met een ftifc eindigt,
waarmeede het in de holligheid van E in den toeftel wordt
vastgezet; en uiteen vlak plaatje c van * duim middellijn, dat
aan eenen koperdraad vast i s, welke laatfte raakendegeplaatst
wordt
C PI )
wordt aa
h e t
eindevan den draad D , die binnen den tefte!
UiH ^
t 0 t d e h

g t e V a
" ' ^ metaalkalk
gevuld,
d l
e zeer ftijf i een geperst, en vervolgens bedek
zLzi f:f %
boven het we,k
;

fte gefchiedt op dat de ontlading iet van het plaatje, of van
den daarmede vereenigden koperdraad, totdewandenvanhet
buisje zou overgaan, en dus op dar dezelve verpliptzouziin
va wat kant dit ook gefchiede, door de metaal ka,k heen = g in!
madden eerst gedacht de metaalkalk te wegen, en ver
volgens dit gewigt niet dat der overblijvende kalk naa de out-
, ? / g e J i j k e n , om dus door dit verfchil, en de hoe-
vee e
l d d e r v e r n
,
t e d e
^ ^ J ^ ^ -
bragtezuivere 'ucht te kunnen opgeeven; dan wij hebben
K S ^ * r^r
seen
r?
pheid desze,fs
, f '
d C W 1
J scj iuudz. aakc zijn geweest,
onderzoek enkei tot de vermindering der U t \l
^J^it:^:"
rooden predpitMt:
I w M . I , waargenomen, werd nu ook
' * "
b l
J
d e
h i i g gevuld met eenen loodkleurige,,
hiaauwen rook , die he t ypl ve ; j u ""cungen
b w - . i r , . ^ ,
d e n b e
S
, n n e
""doorzicht-
baar maakte. De glazen buis aan de kraan gefchroefd, en
de aatfte vervolgends geopend hebbende, ' zo bic k he
dat het water, waarin het einde der buis gep, atst was in de
bus oprees, en dus dat 'er waarlyk eene verminder , der
lucht was voorgevallen. Den toeftel vervolgens geopend heb.
M i
ben. .
(.9* )
bende, vonden wij den rooden precipitaat door het glas ver-
fpreid, hebbende dezelve echter eenhooger kleur aangenomen;
het buisje, waar in de kalk was geweest, was bijna leedig, en ge-
heel witachtig van kleur geworden, even als of het zelve ee-
nigen tijd met kwikzilver gewreeven was; zelfs was het met
een paar kleine kwikbollejjes bezet, die met een vergrootglas
zichtbaar waren. -Het Was dus bijna zeeker dat 'er eene revi-
ficatie en voortbrenging van zuivere lucht was voorgevallen.
Om nu evenwel volkomen te weeten dat de vermindering der
lucht alleen aan deeze laatfte omftandigheid moest worden
toegefchreeven, en dus te beproeven of de ontlading zelve,
die zeekerlijk de enkele vonk, bij welke de moffet onver-
anderd blijft, aanmerklijk in vermogen te boven gaat,
de moffet niet zou verminderen, herhaalden wij deeze proef
in alleszins de zelfde omftandigheid , uitgezonderd dat het
buisje, dat echter in het glas A geplaatst bleef, van alle kalk
gezuiverd was; eu vervolgens nogmaals,mei liec zelve als tevoren
weder met den rooden precipitaat te vullen; en vonden dat bij de
eerfte geene de minfte, en integendeel bij de andere de voori-
ge vermindering der lucht plaats had; en dus zagen wij ten
fterkften bevestigd, dat men de vermindering der moffet als
een gevolg der revificatie, namelijk der daarbij voortgebragte
zuivere lucht heeft aan te zien.
De beflisfende uitkomst deezer proef noopte ons om dezelve
nog eens met eene andere metaalkalk, namentlijk met de menie
te verrichten; doch de verandering of amalgamatie, die het kope-
ren buisje reeds ondervonden had, maakte dat wij deszelfs ver-
andering bij de revifieering deezer metaalkalk niet konden be-
mer-
CP3 )
merken. Ondertusfchen werd het glas wederom, gelijk te
vooren, met eenen, hoewel minder dichten, rook gevuld,die
nu wat donkerer van kleur was. De vermindering der moffet,
en dus de voortbrenging van zuivere lucht, was wederom
duidlijk blijkbaar uit de oprijzing, die van het water in de
glazen buis plaats had.
Deeze proeven omtrent de voortbrenging van zuivere lucht
bij de revificatie, die wij onnodig gevonden hebben met an-
dere metaalkalken te herhaalen, bewijzen dan niet alleen, dat
de electrieke ontlading , even als het vuur , de eigenfchap
heeft om de metaalkalken daartoe te brengen, dat zij zich van
de zuivere lucht ontdoen ; maar zij toonen ook, wanneer
zij vergeleeken worden met het geen in het voorgaande om-
trent de fmelting van heet gemaakte metaaldraden, en de ver-
kalking van anderen, is waargenomen, eene alleszinsovereen-
komflige werking van de electrieke ftof en het vuur op de
metaalen: eene zaak, die men ook zelfs bij die metaaldraden,
welke tot nog toe niet hebben kunnen verkalkt worden, na-
melijk die van zilver en goud, heeft bevestigd gezien, en
die, daar zij aanleiding kan geeven, om de eletrike ftof en
het vuur veider met elkander te vergelijken, en dus, om ons
welligt iets van den aart der eerfte te leeren kennen, zeeker
onze opmerking waardig is.
M 3
o De Phattn moeten achter San gevoegd worden.
P l - . J X

You might also like