Professional Documents
Culture Documents
huidige editie van rmad Bhagavad-gt publiceert. Deze bevat de originele Sanskriet
lokas, anvaya (woord voor woord) vertalingen, loka-vertalingen en het Srtha-vari
commentaar van de grote leermeester r-gauya-vaiava-crya mah-mahopadhyya, r
rla Vivantha Cakravart hkura, alsmede de ongecompliceerde, ongekunstelde en
veelomvattende Srtha-vari prakik-vtti. r Gauya Vednta Samiti zal hem eeuwig
dankbaar en verschuldigd zijn voor deze dienst. Door dit boek grondig te bestuderen zullen
de deugdzame en intelligente lezers zeker grote gelukzaligheid en ultiem voordeel
ontvangen.
Jagad-guru o viupda rla Bhaktivinoda hkura schreef aan het eind van zijn
inleiding (die avataraik was genaamd) van de Gt:
Jammer genoeg zijn de meeste commentaren en Bengali vertalingen van rmad
Bhagavad-gt die tot op heden zijn uitgebracht geschreven door voorstanders van
ononderscheiden monisme (brahmavds). Slechts enkele publicaties bevatten
commentaren en vertalingen die in overeenstemming zijn met bhagavad-bhakti.
kara-bhya en nandagiri-k zijn vervuld van ononderscheiden monisme of
abheda-brahmavda. r Madhusdana Sarasvatpdas commentaar bevat een paar
verklaringen die het proces van bhakti voeden, maar wanneer we diens essentie en
prominente instructies in overweging nemen, zien we dat ook dit commentaar probeert
ononderscheiden monisme, brahmavda of mukti vast te stellen. Hoewel niet volledig
begiftigd met monisme, heeft rla rdhara Svms commentaar nog steeds een vleugje
van smpradyika uddhdvaitavda (zuiver non-dualisme) in zich. rla
Rmnujcryas commentaar is volledig in overeenstemming met het proces van
bhakti, maar de rasika bhaktas, die de ultieme zuivere bhakti-rasa proeven, kunnen er
geen nanda (immer toenemende gelukzaligheid) aan onttrekken.
In ons land was er geen commentaar op de Gt dat gebaseerd is op r Caitanya
Mahprabhus filosofie van acintya-bhedbheda. Om deze reden, om de uddha-bhaktas
aan te zetten tot het proeven van bhakti-rasa en om voordeel te schenken aan de
gelovige mensen in het algemeen, ondernam ik grote moeite om het commentaar
geschreven door mah-maho-padhyya rla Vivantha Cakravart Mahaya, die het
kroonjuweel onder de bhaktas en een loyale volgeling van r Gaurga Mahprabhu
is, te verzamelen.
Nu heb ik rmad Bhagavad-gt gepubliceerd met zijn Sanskriet commentaar,
evenals de Bengali vertaling getiteld Rasika Rajana, die ermee in lijn is. De Gtbhya van rla Baladeva Vidybhana Prabhu is uiteraard ook conform de
leerstellingen van rman Mahprabhu, maar bestaat voornamelijk uit filosofische
lichaam bevinden; dit is louter giswerk en fantasie. Het is natuurlijk voor een geest die
beheerst word door de ziel om goddelijk zicht te hebben, want zon geest kan de materile
zintuigen onder controle houden. De strekking van Gt zoals begrepen door Arjuna,
Sajaya, Dhtartra, Janamejaya, aunaka en andere is kan onmogelijk slechts een
metaforische uitdrukking zijn.
Het wordt over het algemeen aanvaard dat het woord Gt enkel refereert aan die
rmad Bhagavad-gt die r Ka aan Zijn vriend Arjuna onderwees. Tegenwoordig
vinden we in boekenwinkels boeken met titels zoals Gt-samanvaya of Gt-granthval.
Deze boeken worden populairder gemaakt door de claim dat ze grote stras zijn die de ware
essentie van alle stra kennis bevatten. Echter, rmad Bhagavad-gt, welke voortvloeide
uit de lotusmond van r Bhagavn Zelf, is soeverein en eeuwig, en gaat getooid met
onovertroffen aanhangsels zoals sarva-jna-prayojik (datgene wat het doel van alle kennis
vervuld), sarva-stra-srabhta (het wezenvan alle stras), en tattvrtha-jna-majar
(de bloeiende knop van kennis van de betekenissen van de absolute tattva). Waarom zou
iemand weigeren dit te aanvaarden?
Er bestaan vele groepen van bespiegelaars die hun onafhankelijke schaamteloosheid
vertonen door te zeggen, Alles is hetzelfde; het is allemaal n. Zo prediken de nirvieavds bijvoorbeeld ononderscheiden monisme;sluiten de cit-jada-samanvaya-vds een
irrationeel compromis door te proberen harmonie te scheppen tussen cit en jada (geest en
materie); aanvaarden de bahu-vara-vds vele varas; en beschouwen de jva-brahmaekavdsjva en brahma als n. Deze en andere scholen hanteren over het algemeen termen
zoals samanvaya (harmonie), in een poging overeenkomsten te vinden tussen cit en acit, in
plaats van hun vaiiya (unieke kenmerken) aan te tonen. Zulke personen spreiden
voortdurend hun liberale moraliteit tentoon via speculatieve en bezoedelende
commentaren op de Gt, Bhgavata en andere stras. Op deze manier zijn ze vlijtig bezig
tevergeefs te trachten hun wijsheid en activiteiten tentoon te stellen, welke ze voordoen als
zijnde zeer bewonderenswaardig en vrijgevig.
Tegenwoordig wordt het woord samanvaya (harmonie) misbruikt en verkeerd
genterpreteerd. Werkelijke, onvervalste samanvaya kan alleen in Bhagavn worden
waargenomen, en men kan geen speculatieve of denkbeeldige opvattingen gelijkstellen aan
deze ware samanvaya. Moderne boekenwinkels en bibliotheken bevatten vele voorbeelden
van samanvaya-bhya (irrationele, bezoedelende commentaren die claimen een
harmonieuze conclusie te presenteren) op de Gt, maar hun zogenaamde samanvaya is vals.
Als we alleen de eenheid van Paramevara, de Allerhoogste Bestuurder, en deze wereld
aanvaarden, kunnen we geen staat van samanvaya tussen deze twee vaststellen, noch
kunnen enige anvaya (directe verbinding) tussen ze maken. Het is geen anvaya
gedaante, ofwel r vigraha. Integendeel, ze minachten het en zien het aan voor een
doodgewoon, vergankelijk, menselijk lichaam. Iets wat onpersoonlijk is of verstoken
van kenmerken, kan nooit aanbiddenswaardig zijn. Bovendien kunnen we niet
accepteren dat de afwezigheid van kenmerken nirgua of aprkta (transcendentie)
vertegenwoordigt. De gedaantes van r Bhagavn en de Vaiavas zijn sac-cidnanda, eeuwig, al-bewust en vol gelukzaligheid. Ze kunnen niet waargenomen worden
door de materile zintuigen en zijn buitengewoon zuiver, vrij van materile
geaardheden (nirgua tattva) en aprkta, transcendentaal.
Jagad-guru rmad Bhaktisiddhnta Sarasvat Prabhupda schreef in de introductie van
zijn k (commentaar):
rmad Bhagavad-gt, welke uit achttien hoofdstukken bestaat, staat ook bekend als
een Upaniad. Er zijn talrijke commentaren, verklaringen en vertalingen van deze
stra in verschillende talen. Onder al de verscheidene commentaren op rmad
Bhagavd-gt die nu voorhanden zijn, zijn die van rla rdhara Svm, rla
Rmnujcrya, rla Madhvcrya, rla Vivantha Cakravart hkura en rla
Baladeva Vidybhana het meest prominent. Toegewijden die hun beschutting
hebben gezocht bij r Caitanyadeva, de aanbiddenswaardige ia van Gauya
Vaiavas, halen het grootste genot uit deze commentaren, die worden aangeraden
door de metgezellen van r Gaurgadeva. Brhmaas die zijn geboren in een
oorspronkelijke brhmaa familie (aukra brhmaas), volgen smrta dharma, welke
door Manu werd verkondigd. De Gt zet echter het systeem uiteen dat iemands vara
bepaalt naar gelang het karakter van iemand, een systeem dat gekant is tegen deze
speculatieve doctrine; het baseert iemands vara of sociale klasse dus op
bezigheidsaanleg en niet slechts op geboorte zoals de smrtas het hanteren. Bhagavn
r Ka heeft gezegd, Wanneer iemands verstand gestolen is, of door materile
verlangens om weelde te vergaren of leed te verwijderen bedekt is geraakt, wordt hij
gedreven door zijn eigen aard om de respectievelijke devas te aanbidden naar gelang de
juiste regels en bepalingen. Waarom zouden we de beschutting van Adokaja Bhagavn
opgeven, en de beschutting aanvaarden van verschillende devas? Wanneer men de
verering van aprkta Kmadeva, Bhagavn Viu, verzaakt en in plaats daarvan
anderen aanbidt, is zijn kennis vernietigd en verloren. Het is niet mogelijk om
Kmadeva, de apkta Navna Mdana, te aanbidden, totdat men vrij is van alle andere
soorten verlangens.
enzovoorts. Sterker nog, ze zijn onze enige welvaart. Verschillende bomen aan de oever van
de Bhagavat Gag, zoals de neem, mango, bela en mli, ontvangen allemaal hetzelfde
zuivere water, maar ze produceren allemaal verschillende soorten vruchten, die bitter, zoet
en zuur zijn. Evenzo lezen verschillende jvas, die nog steeds betoverd zijn door daivi-my,
allemaal dezelfde stra, en komen tot verschillende conclusies naar gelang hun
respectievelijke svabhvas.
Men kan zich afvragen waarom Bhagavn Zijn dierbare vriend Arjuna opdraagt om aan
karma, jna, yoga enzovoorts te doen, als ze niet het allerhoogste middel zijn. Het antwoord
is dat, waar r Ka deze onderwerpen ook maar besproken heeft, Hij op diezelfde plaatsen
ook vermeldt dat streven naar karma, jna en yoga zinloos en vruchteloos zijn zonder
bhagavad-bhakti. r Caitanya Mahprabhu heeft laten weten dat de hoogste methode van
bhajana is om onder de nugatya (leiding) te verblijven van de vraja-gops: aivarya ithila
preme nahi mora prtaliefde die verzwakt is door aivarya-jna stelt Me niet tevreden
(r Caitanya Caritmta, di-ll 3.16). Dit is Zijn enige intiemste bedoeling. Bhagavn r
Ka, die de oorsprong van alle avatras is, heeft in de Gt gezegd: sarva-dharmn
parityajya. In deze loka heeft Hij bewezen en onderwezen dat Hij de allerhoogste bestuurder
van my, de devas en de gehele kosmos is, en ook dat Hij het allerhoogste
aanbiddenswaardige doel is van allemaal, het allerhoogste doel van bhajana. Hij is het
grondbeginselen de handhaving van nirviea-brahma, het vereerbare doel van de jns.
Hij is de non-duale Absolute Waarheid (advaya-jna tattva), en Hij is de advitya vstvavastu (de Absolute Waarheid zonder een gelijke). Als para-tattva is Hij de belichaming van
alle nectargelijke luimen en is Hij aanbiddenswaardig voor iedereen.
Het onderwerp van de eerste zes hoofdstukken van Gt-stra is karma-yoga, het pad
van spirituele vordering waar het resultaat van iemands vrome activiteiten aan de Heer
geofferd wordt, en de laatste zes hoofdstukken behandelen jna-yoga, het pad van
spirituele vordering middels transcendentale kennis. De middelste zes hoofdstukken
behandelen bhakti-yoga, het pad van liefdevolle toewijding aan de Allerhoogste Heer.
Aangezien bhakti-yoga in de middelste zes hoofdstukken is geplaatst, dienen we te begrijpen
dat Bhakti Mah-dev de allerhoogste beschutting van karma en jna is. In de bijeenkomst
bij Mytrtha Haridvara, de beste onder de zeven heilige plaatsen, waar rmad
Bhgavatam was gesproken, werd Bhakti Mah-dev vastgesteld als de enige
levensverschaffende bron van jna, vairgya etc. Karma, jna en yoga kunnen hun
respectievelijke verlangde vruchten niet verlenen zonder de genade van Bhakti-dev. Het
specifieke bewijs hiervoor wordt geleverd door verklaringen zoals: bhakty mam abhijnti
(Gt 18.55); bhakty labhyas tv ananyay (Gt 8.22); bhaktyham ekay grahya (SrmadBhgavatam 11.14.21); bhakty tuyati kevalam; bhaktir evaina nayati (Mthara ruti); na
Gaurbda 510
Phlguna 3 Savat 2053
r Guru Vaiava dsnudsa
Tridaibhiku
r Bhaktivednta Vmana
25 februari 1997
Introductie
(voor de Hindi editie)
rmad Bhagavad-gt is onderdeel van r Mahbhrata, waarvan rmad bhgavataavatra, jagadguru r rmad Ka Dvaipyana Veda-Vysa de auteur is. Bhagavad-gt
bevat achttien hoofdstukken, die hoofdstukken vijfentwintig tot en met tweenveertig van
de Bhma-parva van r Mahbhrata vormen.
De spreker van Bhagavad-gt, Svayam Bhagavn r Ka Zelf, richtte Zijn woorden
tot Arjuna, Zijn eeuwige metgezel en dierbare vriend. Op deze manier zegende Hij de gehele
mensheid met deze buitengewoon waardevolle en essentile instructies, zodat
geconditioneerde zielen de oceaan van geboorte en dood kunnen oversteken, en dienst tot
Zijn lotusvoeten kunnen verkrijgen. Geconditioneerde zielen zijn bevangen door de
waanvoorstelling van my, daar waar Arjuna, Kas vriend zijnde, vrij is van
begoocheling. Echter, om de geconditioneerde zielen te verlossen, bracht r Ka Arjuna
ertoe zich te gedragen alsof hij misleid was, en vragen te stellen vanuit het oogpunt van de
misleide jvas. Terwijl r Bhagavn Arjunas vragen beantwoordde, verdreef Hij allerhande
twijfels, en legde op beslissende wijze de juiste volgorde uit van de systematische beoefening
waardoor de jvas bevrijd kunnen raken van de verbijstering van de materile energie.
rmad Bhagavad-gt wordt ook wel Gtopaniad genoemd. Het is de meest belangrijke
Upaniad binnen de Vedische filosofie, want het bevat de essentie van alle Vedische kennis.
Als men deze stra voortdurend met geloof bestudeert, onder de beschutting van de
lotusvoeten van guru, sdhu en Vaiavas, zal men haar ware, innerlijke bedoelingen
eenvoudig kunnen onderscheiden. Dientengevolge zal men de oceaan van geboorte en dood
op een simpele en natuurlijke manier oversteken, par bhakti tot de lotusvoeten van r
Ka verkrijgen, en in aanmerking komen om Ka prema te ontvangen. Hier bestaat nog
niet de minste twijfel over.
Tegenwoordig zien we dat grote denkers en achtenswaardige mensen van India rmad
Bhagavad-gt, de koning van de stra, respecteren. Leden van alle sampradyas tonen ook
grote eer en geloof in de Gta. Zelfs velegevierde politici en diepzinnige mensen uit alle
landen van de wereld hebben de glories van Bhagavad-gt geprezen.
Sinds de oudheid zijn er vele commentaren geschreven op de Gt. Vooral die van
monisten (kevala-advaita-vds) zoals r akarcrya, r nandagiri en r
Madhusdhana Sarasvat zijn bekend. Sterker nog, de meeste mensen hebben de Gt alleen
via deze commentaren bestudeerd en onderwezen. Sommige mensen bestuderen het
commentaar op de Bhagavad-gt geschreven door de viia-advaita-vd r
Rmnujcrya, anderen bestuderen het commentaar van rla rdhara Svm, die een
volledige studie van de stras te voltooien, en hun eigen kwalificaties (adhikra) vast te
stellen middels grondige overweging. Om deze reden is het van essentieel belang om een
eenvoudige, wetenschappelijke samenvatting te lezen van deze gebruiken.
Aan het einde van Dvpara-yuga konden de meeste mensen de ware conclusies van de
Vedische stras niet meer begrijpen, dus daarom werden er verschillende conclusies
getrokken met betrekking tot het definitieve doel. Sommigen zeiden dat het karma was, en
anderen dat het zintuiglijk genot, skhya-jna, logica of ongedifferentieerd monisme
(abheda-brahmavda) was; al deze verschillende commentatoren begonnen hun eigen
conclusies te bepleiten volgens hun respectievelijke standpunten. Net zoals ongekauwd
voedsel pijn veroorzaakt in de maag, begonnen deze uiteenlopende meningen, die gebaseerd
waren op onvolledige, speculatieve kennis, pijn en verstoringen te veroorzaken binnen de
Indiase samenleving van die tijd.
Dit was de reden waarom de opperbarmhartige Bhagavn r Kacandra deze
Bhagavad-gt sprak, welke de essentie is van alle Vedas. Zijn instructies tot Zijn dierbare
metgezel en sakh, Arjuna, zijn voor het hoogste profijt van de jvas van de hele wereld.
Gt-stra is het kroonjuweel van alle Upaniads. Het beschrijft de wederzijdse
verhoudingen tussen verschillende processen van zelfrealisatie, en stelt opperzuivere haribhakti vast als het enige echte allerhoogste doeleinde van de jva. Karma-yoga, jna-yoga
en bhakti-yoga lijken afzonderlijke processen te zijn, maar in feite zijn ze respectievelijk de
eerste, tweede en derde stap van hetzelfde yoga proces. De conclusie van alle Upaniads, en
ook van de Brahma-stra en Bhagavad-gt, is dat men zich volledig dient bezig te houden
met uddha-bhakti. Hoewel deze stras op bepaalde plaatsen uitvoerige verklaringen geven
over karma, jna, mukti en het bereiken van brahma, zien we nadat we ze nauwkeurig
hebben onderzocht, dat ze allemaal uddha-bhakti vaststellen als het enige allerhoogste doel.
Lezers van deze Gt-stra kunnen worden onderverdeeld in twee categorien: degenen
die de oppervlakkige of externe betekenissen (sthla-dar) aanvaarden, en degenen die de
subtiele innerlijke betekenissen (skma-dar) aanvaarden. Sthla-dar lezers aanvaarden
alleen de oppervlakkige betekenissen van de Gt, en trekken hun eigen conclusies
dienovereenkomstig, maar skma-dar lezers zijn niet tevreden met zulke oppervlakkige
opvattingen, en zij onderzoeken de diepzinnigere conclusies betreffende tattva. De sthladar lezers studeren de Gt van begin tot eind, en komen tot de conclusie dat de Gt
karma voorschrijft. Dit komt doordat Arjuna aan het eind van de Gt concludeerde dat het
bevorderlijk zou zijn voor hem om de strijd aan te gaan.
Skma-dar lezers zijn echter niet tevredengesteld door zon oppervlakkige conclusie.
Zij zien dat de wezenlijke leer van de Gt over brahma-jna of par-bhakti gaat, en dat
Arjunas aangaan van de strijd niet de allerhoogste strekking was, maar slechts een
voorbeeld was van zijn adhikra-nih, zich vasthoudend aan zijn eigen kwalificatieniveau.
Arjuna begreep dat hij zijn varrama-dharma alleen hoorde uit te voeren zonder enig
verlangen om van de resultaten te genieten (nikma-karma), en dat aangezien hij een
katriya was, vechten dekarma was waarvoor hij specifiek geschikt was.
Iemands kwalificatie om een bepaalde activiteit uit te voeren (karma-adhikra) komt
voort uit diens aard. Als men zijn levensonderhoud veiligstelt door de activiteit aan te gaan
waarvoor men gekwalificeerd is, bereikt men ook geleidelijk aan tattva-jna, dus karma is
het middel van zowel het onderhouden van zichzelf als het verwerven van kennis over de
waarheid (tattva-darana). Aangezien het moeilijk is voor iemand om tattva-jna te
verkrijgen tenzij hij zich bezighoudt met karma, is het voor hem onontkoombaar om in het
beginnende stadium voorgeschreven plichten (sat-karma) uit te voeren in
overeenstemming met zijn specifieke neiging tot werken (vara) en sociaal-spirituele status
(rama). Echter, volgens de Gt dient men, zelfs wanneer men zich aan zijn
voorgeschreven plichten houdt, hoe dan ook slechts onbaatzuchtig te handelen en de
resultaten aan Bhagavn te offeren. Dit wordt bhagavad-arpita nikma-karma genoemd,
wat volgens de Gt de enige manier is om karma uit te voeren; geen andere karma dan deze
wordt accepteerd. Deze nikma-karma zuivert geleidelijk aan het hart, zodat men tattvajna verkrijgt. Uiteindelijk is het alleen door bhagavad-bhakti dat Bhagavn bereikt wordt.
Om het ultieme doel te begrijpen dat wordt vastgesteld door de Bhagavad-gt, dienen
we de instructies te aanvaarden van diens spreker, Bhagavn r Ka Zelf. Op elke pagina
van de Gt verwijst men naar Hem als Bhagavn, en uit Zijn oorzaakloze genade heeft r
Ka Zelf op vele plaatsen verklaard dat Hij Bhagavn is, de Allerhoogste Absolute
Waarheid, para-tattva:
aha sarvasya prabhavo / matta sarva pravartate
iti matv bhajanate m / budh bhva-samanvit
(Gt 10.8)
Ik ben de bron van zowel de materile als spirituele werelden. Alles komt voort uit Mij.
De wijzen die dit goed weten houden zich bezig met bhajana aan mij, met extase in hun
harten.
matta paratara nnyat / kicid asti dhanajaya
mayi sarvam ida prota / stre mai-ga iva
(Gt 7.7)
O Dhanajaya, veroveraar van rijkdom, er is niets wat superieur is aan Mij. De hele
schlepping is afhankelijk van Mij, net zoals parels aan een draad zijn geregen.
r Ka, die de ware gedaante van Absolute Waarheid in de drie fases van tijd
(verleden, heden en toekomst) is, heeft Zijn oppermacht bewezen in deze lokas door te
zeggen: mm eva, mm eva en mm ekam. Hij heeft ook vastgesteld dat Ka bhakti te allen
tijde de allerhoogste spirituele beoefening (sdhana) en het allerhoogste doeleinde (sdhya)
is. Bovendien heeft niet alleen Ka dit Zelf verklaard, maar hebben ook grote wijzen en
volmaakte heiligen zoals Devai Nrada, Asita, Devala en Vysa dit feit bevestigd. Arjuna
aanvaardt deze allerhoogste waarheid (parama-tattva) ook vanaf het allereerste begin van de
Gt.
Het is van essentieel belang dat degenen die Gt-stra lezen of horen, verlost raken
van twijfels en de ultieme waarheid (param satya) accepteren dat de spreker van de Gt,
r Ka, Svaya Bhagavn is, en dat elk van Zijn instructies waar is. In Gt (4.3) zegt r
Ka tegen Arjuna dat deze Gt een eeuwige stra is:
sa evya may te dya / yoga prokta purtana
bhakto si me sakh ceti / rahasya hy etad uttamam
Ik onderwees deze Gt eerst aan Vivasvn (Srya-deva) miljarden jaren geleden.
Srya onderwees het aan Manu, en Manu onderwees het op zijn beurt aan kvku. Op deze
wijze bleef het systeem van yoga in de wereld via het medium van de guru-parampar, maar
deze parampar verdween na verloop van tijd. Jij bent Mijn ekntika bhakta, Mijn dierbare
vriend en directe discipel, dus schenk ik jou deze uiterst vertrouwelijke kennis.
Het is onmogelijk om de diepzinnige en gewichtige tattva van de Gt begrijpen zonder
een bhakta (toegewijde) te zijn, want er wordt in het begin, midden en einde van de
Bhagavad-gt gezegd dat niemand haar strekking in zich op kan nemen of kan realiseren
zonder zich met bhakti bezig te houden: bhakty tv ananyay akya aham eva-vidho rjuna,
Men kan alleen darana van Mij in deze svarpa krijgen door middel van anany bhakti.
(Gt 11.54). de Gt is alleen voor de toegewijden van Bhagavn gesproken. Dit is wat er
bedoeld wordt met de verklaring, ida te ntapaskya nbhaktya kadcana, De tattva van
de Gt dient alleen aan bhaktas te worden onderwezen, niet aan degenen die hun
zintuigen niet onder controle hebben, die geen toegewijden zijn, die verstoken is van een
dienstbaar gemoed of die afgunstig is op Mij. (Gt 18.67).
De Gt beschrijft drie soorten sdhakas (degenen die een bepaalde spirituele discipline
beoefenen): de jn, de yog en de bhakta. Hier verwijzen de woorden jn en yog niet
naar myvds of naar degenen die in het ongemanifesteerde, ongedifferentieerde,
vormloze brahma geloven. Integendeel, deze termen refereren aan die jns en yogs die
begiftigd zijn met bhakti. r Ka heeft duidelijk verklaard dat de enige echte jn er een
is die zich aan Hem heeft overgegeven en die anany bhakti tot Hem bezitten. Zulke grote
zielen zijn erg zeldzaam: bahn janmanm ante jnavn m prapadyatede ware jn
is hij die zich heeft overgegeven aan Mij en die zuivere toewijding voor Mij heeft. Zon ziel
is erg zeldzaam(Gt 7.19). Er is ook een vergelijkbare instructie voor de yogs: yoginm api
sarve mad-gatenntartmanhij die Mij voortdurend aanbidt met volledig geloof en
innerlijk altijd exclusief aan Mij denkt, is naar Mijn mening de allerhoogste van alle yogs
(Gt 6.47).
Het is dus duidelijk dat mensen die verstoken zijn van bhakti nooit de adhikra kunnen
verkrijgen om de Gt te horen en diens strekking te kunnen bevatten. Als hij zelfs niet
geschikt is om het te horen, hoe kan hij dan haar innerlijke betekenis begrijpen? Het is
noodzakelijk om zich over te geven aan de lotusvoeten van r Ka met de wetenschap
dat Hij Svayam Bhagavn is, en om de waarheden van de Gt te horen uit de mond van
een grote toegewijde uit een bonafide guru-parampar die de Waarheid heeft gezien. Tenzij
een persoon dit doet, zal hij niet in staat zijn om de ware strekking van de Gt te begrijpen.
Volgens de Gt is r Ka, die vervuld is van alle weelderige rijkdom (aivarya) en
zoetheid (mdhurya), het allerhoogste doel van aanbidding voor de jvas, en is bhakti, wat
r Ka aantrekt, de allerhoogste sdhana en sdhya. Onwetende mensen kunnen bhaktitattva echter niet goed begrijpen. Dit komt doordat ze het grofstoffelijk lichaam voor het ik
aanzien, en de dingen die in relatie staan tot hun lichaam als mijn beschouwen. Aldus
blijven ze misleid en kunnen ze de constitutionele betrekking van het ware zelf (tmadharma) noch begrijpen noch beoefenen. Aangezien ze wereldse intelligentie (sthlabuddhi) bezitten, blijven ze gehecht aan wereldse activiteiten die zij als de enige
werkelijkheid beschouwen. Zulke mensen lopen over het algemeen op een van de twee
manieren in de val. Ze raken of in beslag genomen door de wereldse activiteiten die worden
voorgeschreven in de Vedas, waarbij ze de ingevingen van eigen geest volgen, of ze raken
betoverd door het concept van keval-advaitavda oftewel myvda. r Ka inspireerde
Arjuna om Hem vragen te stellen over de kern van deze wereldse religies zodat Hij hun
onbeduidendheid kon staven, en de oppermacht van bhakti-tattva vast kon stellen.
Van de achttien hoofdstukken van deze Gt-stra, stellen de eerste zes het svarpa
vaiiya (unieke kenmerk) van karma-yoga vast, de middelste zes stellen bhakti-yoga vast,
en de laatste zes stellen jna-yoga vast. De reden voor deze specifieke volgorde is dat karma
en jna hun resultaten niet afzonderlijk kunnen schenken, zonder de hulp van Bhaktidev. Bhakti-dev kan aan zowel karma als jna haar beschutting geven wanneer ze zo
tussen beiden is geplaatst. Het is alleen met de hulp van bhakti dat karma en jna hun
vruchten kunnen verlenen.
Karmar Ka zei persoonlijk tegen Arjuna dat tenzij men karma uitvoert voor het
genoegen van Bhagavn, het de oorzaak van gebondenheid wordt. In de loka: yajrtht
karmao nyatra (Gt 3.9), betekent het woord yajrthto het offeren aan Viu. Daarom
dient karma alleen voor het plezier van r Viu te worden verricht. r Ka zegt in Gt
5.29 namelijk: bhoktra yaja-tapasm, waarmee Hij bevestigt dat karma alleen voor het
genoegen van Viu dient te worden uitgevoerd. Verder zegt Hij in Gt 3.30: mayi sarvi
karmi, Elke actie (karma) die men onderneemt dient men aan Mij op te dragen. En in
Gt 9.27 zegt Hij, yat karoiWat je ook doet, doe het slechts voor Mijn plezier, en offer
alles aan Mij alleen. Derhalve zien we dat r Ka degenen die enkel gekwalificeerd zijn
om karma uit te voeren de instructie geeft om zich alleen bezig te houden met nikmabhagavad arpita-karma, onbaatzuchtig handelen dat aan Bhagavn wordt, en niet simpelweg
met alleen maar karma.
Het woord karma verwijst doorgaans naar karma die uitgevoerd wordt met bhakti. De
karma waarin bhakti overheerst en karma ondergeschikt is wordt karma-mira-bhakti of
pradhn-bht-bhakti genoemd. Echte karma is feitelijk de verrichting van karma waarbij
het enige doel het genot van Bhagavn is. Tat karma hari toaa yat (rmad-Bhgavatam
4.29.49). Daarom wordt er gezegd in de Gt (11.55):
mat-karma-kn mat-paramo / mad-bhakta saga-varjita
nirvaira sarva-bhteu / ya sa mam eti pava
Niemand kan Mij bereiken behalve diegenen die karma alleen verrichten voor Mijn
plezier.
Jnar Ka heeft uitgelegd dat van de vier soorten mensen die zich overgeven
aan Bhagavn, namelijk: degenen die in nood verkeren (rtta), degenen die nieuwsgierig
zijn (jijsu), degenen die rijkdom zoeken (arthrth) en degenen die op zoek zijn naar
kennis (jn), de jns het bestezijn van al deze soorten mensen. Wat is de aard van de
jns? Te jn nitya-yukta eka-bhaktir viiyate, Zij zijn jns die ekntika
(exclusieve) bhakti hebben, en altijd met Mij verbonden zijn (Gt 7.17).
Deze loka verwijst niet naar nirviea brahmavd jns, die verstoken zijn van bhakti.
Om dit te verduidelijken, zegt r Ka later in Gt (7.19): bahn janmanm ante
jnavn m prapadyate, Na vele geboortes neemt de jn-bhaktas, die begiftigd is met
de kennis dat al het bewuste en inerte gerelateerd is aan Vsudeva, volledige beschutting
van Mij. Zon grote ziel is uitermate zeldzaam.
Het woord jna verwijst naar kennis waarbij bhakti niet overheerst, daar waar de jna
die naar prema-bhakti neigt jna-mira-bhakti wordt genoemd. Wanneer men vooruitgang
heeft geboekt in zijn sdhana en jna opgeeft vanwege een overvloed aan prema,
manifesteert zich viuddha (uiterst zuivere) keval-bhakti oftewel prema-bhakti in zijn hart.
Yogar Bhagavn heeft aan het einde van het zesde hoofdstuk met name yogs
geprezen, waar Hij verklaart dat ze superieur zijn aan karms, tapasvs en jns. Hij geeft
Arjuna de opdracht een yog te worden: tapasvibhyo dhiko yog (Gt 6.46), en in de
volgende loka (6.47) legt Hij uit wat voor soort yog hij dient te worden: yoginm api
sarve mad-gatenntartman, De besten van alle verschillende soorten yogs zijn
diegenen die trouw vanuit de grond van het hart Mijn bhajana verrichten. Hier refereert
het woord Mijn aan r Ka Zelf. Wanneer de Gt daarom het woord yog bezigt,
verwijst het alleen naar die yogs wiens bhajana volledig is toegewijd aan r Ka alleen.
Het verwijst niet naar degenen die het Ptajala-yoga systeem volgen, of naar karms,
yogs, tapasvs of athestische yogs die allemaal verstoken zijn van bhakti.
Bhaktir Ka laat Arjuna Zijn vivarpa zien en maakt van hem een instrument
tot wie Hij Zijn instructies kan richten. Daarna zegt Hij: bhakty tv ananyay akya aham
eva-vidho rjuna (Gt 11.54), Men kan alleen darana van Mijn svarpa hebben via
anany bhakti. Jij bent in staat om deze svarpa te zien omdat je Mijn anany-prem-bhakta
bent. Bovendien zegt Hij in Gt 18.55 , bhakty mam abhijntiHet is enkel via ananybhakti dat men darana van Mij kan hebben, Me in waarheid kan kennen (tattva), en prema
may sev tot Mij in Mijn dhma kan verkrijgen.
In het laatste deel van de Gt geeft r Ka vertrouwelijke instructies over brahmajna, meer vertrouwelijkere instructies over paramtm of vara-jna, en Zijn meest
vertrouwelijke instructies over bhagavat-jna. Tot slot spreekt Hij de loka: sarva-dharmn
parityajya / mam eka arana vraja (Gt 18.66), waarin Hij Arjuna instrueert alle soorten
wereldse dharma op te geven, en zich aan Hem over te geven. Dit toont duidelijk aan dat
bhakti het enige middel is om Bhagavn te bereiken, en de enige manier is om Zijn volledige
svarpa te realiseren. Er zijn twee soorten Bhakti: (a) keval (exclusieve), en (b) pradhnbht (waarbij bhakti overheerst maar niet in volledigheid bestaat).
Keval bhakti is zuiver en onafhankelijk, en het is volledig vrij van enige zweem van
karma, jna etc. Pradhn-bht-bhakti bestaat uit drie soorten: (i) karma-pradhn-bht
(waarbij bhakti gemengd is met karma), (ii) jna-pradhn-bht (waarbij bhakti gemengd is
met jna), en (iii) karma-jna-pradhn-bht (waarbij bhakti gemengd is met zowel
karma als jna). Pradhn-bht-bhakti verwijst naar karma of jna waarbij bhakti
overheerst. Wanneer bhakti aanwezig is in karma of jna, maar de functie van bhakti niet
overheerst, staat het simpelweg bekend als respectievelijk karma en jna.
Het klopt dat we hier en daar in de Bhagavad-gt instructies terugvinden met
betrekking tot pradhn-bht-bhakti (gemengde bhakti), maar zelfs in deze instructies is er
een blijk van keval-bhakti. Het is uitermate lastig om Bhagavn via pradhn-bht-bhakti
te bereiken of kennen. Ik ben alleen te bereiken via keval-bhakti. Om dit duidelijk vast te
stellen heeft r Ka zeer uitvoerig in Gt (8.14) verklaard:
ananya-cet satata / yo m smarati nityaa
tasyha sulabha prtha / nitya-yuktasya yogina
Ik ben eenvoudig te bereiken voor die nitya-yogs die voortdurend met Mij verbonden
zijn, die begiftigd zijn met anany bhakti, die zich Mij voortdurend heugen en die zich
bezighouden met Mijn bhajana.
Bhagavn wordt bereikt en ook bestuurd door de ekntika prema-may sev van bhaktas
die begiftigd zijn met anany bhakti. Ka legt dit uit in Gt (9.22): anany cintayanto
m ye jan paryupsate / te nitybhiyuktn yoga-kema vahmy aham, Ik breng
persoonlijk yoga-kema mee naar die bhaktas die zich voortdurend met anany-bhva
bezighouden met bhakti tot Mij, en die Mij in alle opzichten aanbidden.
Bhagavn r Ka heeft op verschillende plaatsen in de Gt gezegd dat Hij alleen
bereikt kan worden door anany bhakti. Bhakty labhyas tv ananyay (Gt 8.22), bhajanty
ananya-manaso (Gt 9.13), bhakty tv ananyay akya (Gt 11.54) en ten slotte sarvadharmn parityajya (Gt 18.66). Zo is via deze lokas geverifieerd dat het ultieme doel van
de jvas voorzeker zuivere anany- of keval-bhakti is.
Hoe dient men deze anany bhakti uit te voeren? In dit verband geeft Ka de volgende
instructie aan Arjuna:
satata krtayanto m / yatanta ca dha-vrat
namasyanta ca m bhakty / nitya-yukt upsate
Gt (9.14)
Via deze loka leert r Ka ons dat sakrtana de beste manier is om Hem te
aanbidden. Hier betekent sakrtana het hardop verrichten van krtana van de nma, rpa,
gua en ll van Bhagavn. Het verwijst ook naar navadh-bhakti (het negenvoudige proces
van ravaam, krtanam etc.) in zijn geheel.
Vele mensen proberen brutaal en onbeschaamd de Gt te begrijpen met hun materile
kennis, en ze onderrichten hun wereldse conclusies ook aan anderen, hoewel ze niet
begrijpen dat de Gt aprkta (buiten bereik van materile kennis, logica en intelligentie)
is. Het feit is dat men aprkta onderwerpen niet kan bevatten door wereldse
eigenschappen zoals hoogmoed, doortraptheid, durf en scholingsvermogen. Men kan het
alleen begrijpen door de genade van Bhagavn, geschonken via het medium van overgave
(aragati). Daarom zeggen de rutis: nyam tm pravacanena labhyo (Muaka Upaniad
2.3.3) en: te satata-yuktn bhajat prti-prvakam dadmi buddhi-yoga tam (Gt
10.10). Ik schenk buddhi-yoga aan die sdhakas die voortdurend met Mij verbonden zijn
door bhakti, en dat is het middel waarmee ze Mij eenvoudig bereiken.
Om de strekking van om het even welke stra te kunnen ontdekken, is het belangrijk
om zich te beraden over haar: (i) begin (upakrama), (ii) conclusie (upasahra), (iii)
herhaling van een onderwerp (abhysa), (iv) doel of bijzonder resultaat van het lezen ervan
(aprvat phala), (v) glorie of lofspraak betreffende een onderwerp (arthavda) en (vi)
beweegreden of logische argumenten die een conclusie vaststellen (upapatti). Tenzij men dit
doet, blijft de werkelijke strekking van om het even welke stra onvatbaar. Degenen r
Gt-stra nauwkeurig bestuderen en deze zes takken in gedachten houden, zullen
gemakkelijk kunnen begrijpen dat de ultieme strekking van de Bhagavad-gt enkel en
alleen uddha-bhakti is. Vandaag de dag nemen mensen deze takken niet erg serieus in
overweging; in plaats daarvan ontlokken ze betekenissen naar gelang hun speculatieve
nukken. Ze denken niet na over deze zes takken van analyse en daarom zijn ze niet in staat
om de werkelijke strekking van de schrijver te bevatten.
Het is heden ten dage gebruikelijk voor schrijvers en sprekers om de respectieve
waarden van verschillende scholen van jna (kennis), vijna (wetenschap), politiek
enzovoorts te vergelijken. Echter, deze schrijvers en sprekers aarzelen om dezelfde
vergelijkende aanpak te gebruiken wanneer ze zich beraden over het onderwerp van religie,
of dharma. Ze denken dat zon studie, die de ene religie als superieur aanduidt en de andere
als inferieur, de onderlinge spanning tussen verschillende branches van de gemeenschap
zou doen toenemen, en dat de daaropvolgende verstoringen de ontwikkeling van de
samenleving en gehele wereld zou belemmeren. Om die reden concluderen ze dat het
essentieel is omgelijkheid en vriendschap te stichten tussen alle mensen en verschillende
groepen, en ze denken dat ze dit kunnen bereiken door harmonie en gelijkheid (samanvaya)
in te stellen, in plaats van vergelijkende gradaties. Op het gebied van religie suggereert dit
standpunt dat de enige manier om vrede en wederzijdse vriendschap tussen alle religies te
scheppen is om te vermijden de verschillen aan te wijzen, en in plaats daarvan te werken op
basis van harmonie en overeenkomsten. Het is waar dat het politieke strijdperk de gevaren
toont van waardeoordeel; evaluatie van het specifieke beleid van de verschillende politieke
partijen schept politieke onenigheid, en de resulterende ruzies kunnen grote schade
veroorzaken aan land en samenleving. Derhalve zijn veel mensen bang dat het vaststellen
van hogere en lagere niveaus van dharma ook tot onenigheid tussen groeperingen zal leiden,
en zal resulteren in ruzies en rellen.
Als we al deze overwegingen in aanmerking nemen, is het nog steeds waar dat we
moeten beslissen hoe we jna en karma kunnen beoordelen. Sterker nog, samanvaya
(harmonie) zelf is een belangrijke kwestie om in overweging te nemen. Stel dat we, in onze
pogingen om harmonie te scheppen, dezelfde maatstaf aanhouden voor het meten van goed
en kwaad, het bewuste en inerte, een diamant en steenkool, een dief en een heilige,
gerechtigheid en onrechtvaardigheid enzovoorts. Als we vervolgens verklaren dat ze
allemaal gelijkwaardig zijn, waar is er dan sprake van enige serieuze overpeinzing? Om
gelijkheid te verklaren in zulke gevallen is niets anders dan onwetendheid en is niet in staat
om ware samanvaya (harmonie) teweeg te brengen.
Als we het woord samanvaya ontleden, krijgen we het woord samyak (grondig en
correct) en het woord anvaya (de natuurlijke of grammatische volgorde van woorden in een
zin, of de logische verbinding van oorzaak en gevolg). Met andere woorden, samanvaya
betekent grondige en correcte anvaya. Als we samanvaya willen scheppen in een zin,
dienen we het onderwerp, voorwerp, werkwoord en andere zinsdelen aan te passen, en op de
juiste plaatsen neer te zetten. Hoe kunnen we ooit verwachten de correcte anvaya te krijgen
als we het werkwoord op de plek van het onderwerp zetten, het voorwerp op de plek van het
werkwoord, en een ander zinsdeel op de plek van het voorwerp? Hoe kunnen we samanvaya
(grondige anvaya) tot stand brengen als we nog niet eens primaire anvaya kunnen creren?
De ware toepassing, vereniging en samenhang van welke zin dan ook kan alleen bereikt
worden door correcte samanvaya. We kunnen geen samanvaya bereiken door alles in
dezelfde positie te plaatsen, zonder de betreffende kwalificatie of diskwalificatie op waarde
te schatten en zonder te overwegen of het goed of slecht is. Als we bang zijn dat mensen
ontevreden zullen worden over ons, kunnen we verklaren dat alles gelijkwaardig is, in de
hoop dat we iedereen op deze manier hoe dan ook tevreden kunnen houden. Dit zal echter
niet leiden tot authentieke samanvaya. Kunstmatig alles gelijkstellen zonder deugd en
tekortkoming, kwalificatie en diskwalificatie vast te stellen kan geen harmonie genoemd
worden. Het is geen ware anvaya om te trachten iedereen tevreden te stellen door te zeggen
dat ze allemaal gelijkwaardig zijn. Te trachten iedereen tevreden te stellen is niemand
tevredenstellen.
Nu beweren enkele zogenaamde samanvaya-vds (degenen die een irrationele
compromis propageren op basis van valse gelijkwaardigheid) dat de Gt karma, jna, yoga
en bhakti gelijkstelt, maar r Bhagavn heeft juist duidelijk vastgesteld in de Gt dat jna
superieur is aan karma, en yoga aan jna; en uiteindelijk heeft Hij verklaard dat bhakti
superieur is aan yoga. Sakma-karma, dat wil zeggen vruchtdragende activiteiten die
verricht worden in overeenstemming met de stra, is voorgeschreven voor jvas die misleid
zijn door my. Degenen die wat meer gevorderd zijn worden opgedragen zich bezig te
houden met bhagavata-arpita nikma-karma. Sdhakas die nog verder gevorderd zijn
worden opgedragen tattva-jna te cultiveren, en bovenal wordt de opperheerschappij van
uddha-bhagavat-bhakti beschreven.
r Ka stelt Zelf bhakti vast als het definitieve en hoogste onderwerp dat verklaard
wordt in de Bhagavad-gt. Dit is de eigenlijke samanvaya van de Gt, en het is gebaseerd
op de wetenschappelijke gradatie die Bhagavn Zelf heeft verklaard. Het is volkomen
dwaasheid om deze authentieke samanvaya op te geven, en diens eigen beperkte
Veel mensen denken dat het tweede deel van deze loka, mama vartmnuvartante
manuy prtha sarvaa, inhoudt dat iedereen in alle opzichten vooruitgang boekt op het
pad naar het bereiken van Bhagavn. Dit suggereert dat dieven, rovers, schurken en
degenen die zich te buiten gaan aan ongeoorloofde seks, ook het pad volgen om Bhagavn te
bereiken, maar is zulke logica correct? Nee, nooit! Deze loka betekent in werkelijkheid dat
karma, jna, yoga en bhakti de allemaal paden zijn die door Bhagavn zijn
voorgeschreven.Het resultaat van iemands inspanningen zal afhangen van zijn kwalificatie
en het pad dat hij volgt. We dienen te aanvaarden dat verschillende sdhanas verschillende
resultaten opleveren.
Er is een duidelijk onderscheid tussen de gedachten van Boeddhisten, myvds,
Janisten, aivieten, aktas (aanbidders van de Godin Durg), en Vaiavas. Aangezien ze
allemaal verschillende methodes toepassen om hun verschillende verlangens te vervullen, is
het volslagen onlogisch om te zeggen dat ze allemaal hetzelfde resultaat zullen krijgen en
dezelfde bestemming zullen bereiken. De unyavds (Boeddhisten) willen nirva, opgaan
in de leegte. Advaita-vds willen brahma-syujya (n worden met brahma), aktas willen
zintuiglijk genot, en aivieten reciteren so ham of ivo ham om moka te verkrijgen.
Bovendien accepteren de Boeddhisten de Vedas helemaal niet, daar waar de advaitavdsdat wel doen en de Vedas als apaurueya (van bovenaardse afkomst) beschouwen.
aktaszienmah-my als het oorspronkelijke, voornaamste vermogen (dya-akti), en
aivieten stellen dat het Umpati iva is die depara-tattva(de Allerhoogste Absolute
Waarheid) is. Ze hebben allemaal verschillende meningen, verschillende sdhanas,
verschillende doeleinden en bedoelingen, en verschillende aanbiddenswaardige goden.
Derhalve is het niets anders dan dwaasheid om te zeggen dat ze allemaal hetzelfde resultaat
zullen behalen; deze conclusie wordt zeker niet bevestigd in de Gt.
studeerde, schreef hij drie boeken: Bhakti-rasmta-sindhu-bindhu, Ujjvala-nla-maikiraa, en Bhgavatmta-ka. Kort daarna gaf hij het gezinsleven op en ging naar
Vndvana, waar hij vele andere boeken en commentaren schreef.
Vivantha Cakravart hkura schreef een commentaar op het rmad-Bhgavatam
genaamd Srtha-darin. Aan het begin van de vijf hoofdstukken die r Kas ll (rsapacdhyya) beschrijven, schreef hij de volgende loka:
r-rma-ka-gag-carannatv gurnuru-premna
rla-narotamma-ntha r-gaurga prabhu naumi
Hier verwijst de naam r Rma naar r Rdh-ramaa, de Gurudeva van Vivantha
Cakravart hkura. Ka verwijst naar r Ka-caraa, zijn grootspirituele meester
(parama-gurudeva). Gag-caraa verwijst naar de naam van zijn overgrootspirituele
meester (partpara-gurudeva) r Gaga-caraa, en Narottama is rla Narottama
hkura, zijn over-overgrootspirituele meester (parama-partpara-gurudeva), en het woord
ntha verwijst naar r Lokantha Gosvm, de spirituele meester van rla Narottama
hkura. Op deze manier heeft hij zijn eerbetuigingen gebracht aan zijn guru-parampar tot
aan rman Mahprabhu.
zich buiten deze vier sampradyas bevonden en daarom zonder zuivere afkomst waren.
Bovendien stelden ze dat omdat de Gauya Vaiavas niet beschikten over hun eigen
commentaar op de Brahma-stra (ook wel bekend als Vednta-stra), het niet kon zijn dat
zij een bonafide Vaiava sampradya aan het volgen waren.
Mahrja Jaya Singh wist dat de vooraanstaande Gauya Vaiava cryas volgelingen
waren van rla Rpa Gosvm, en hij riep ze op naar Jaipur om de uitdaging van de
Vaiavas uit de lijn van r Rmnuja aan te gaan. Aangezien r Cakravart hkura erg
oud was, en verzonken was in de gelukzaligheid van bhajana, stuurde hij zijn student
Gauya Vaiava Vedntcrya mah-mahopdhyya (de grote onder grote leraren)
paita-kula-mukua (de kroon van de bijeenkomst van erudiete geleerden) rpda
Baladeva Vidybhana naar Jaipur om de leden van de bijeenkomst toe te spreken. Ook
stuurde hij zijn discipel r Kadeva met rpda Baladeva mee.
De kaste-gosvms waren hun eigen connectie met de Madhva sampradya volledig
vergeten, en waren ook oneerbiedig tot de Gauya Vaiava-Vednta door te zeggen dat
deze geen connectie had met Vednta. Dit veroorzaakte een behoorlijke opschudding bij de
echte Gauya Vaiavas. rla Baladeva Vidybhana gebruikte echter onweerlegbare
logica en krachtig bewijs uit de stra om te bewijzen dat de Gauya sampradya een
zuivere Vaiava sampradya was in de lijn van Madhva. De naam van deze sampradya is
de r Brahma-Madhva Gauya Vaiava sampradya. Onze voorgaande cryas zoals rla
Jva Gosvm, Kavi Karapra en anderen hebben dit feit aanvaard. De Gauya Vaiavas
erkennen het rmad-Bhgavatam als het natuurlijke en echte commentaar op de Vedntastra. Om deze reden was er geen afzonderlijk commentaar geschreven op de Vednta-stra
binnen de Gauya Vaiava sampradya.
De naam van rmati Rdhik wordt in diverse Puras vermeld, waarbij wordt
verklaard dat Zij de verpersoonlijking is van de hldin-akti (het vreugde schenkende
vermogen) en de eeuwige geliefde van r Ka. Ze wordt op een erg verhulde wijze op
verschillende plaatsen in het rmad-Bhgavatam vermeld, en dan met name in het Tiende
Canto, in verband met de beschrijving van rs-ll. Dit vertrouwelijke geheim kan alleen
worden begrepen door rasika en bhvuka bhaktas die vertrouwd zijn met de conclusies van
stra.
rla Baladeva Vidybhana weerlegde alle argumenten en twijfels van de tegenpartij
tijdens de erudiete bijeenkomst in Jaipur. Hij stelde grondig vast dat de aanbidding van
Rdh-Govinda authentiek is, en dat de Gauya Vaiavas de lijn volgen van geestelijke
erfopvolging afstammend van Madhva. De oppositie was tot stilzwijgen gebracht door zijn
presentatie, maar ze hielden toch vol dat de Gauya Vaiava sampradya geen zuivere lijn
van vaiava geestelijke erfopvolging was, omdat er geen Gauya Vaiava commentaar
blikken, haar verfijnde vrouwelijke houding, en haar zachte glimlach. Alle onzuiverheid in
hun gedachten was overwonnen, en hun harten vertederden. Ze verzochten het meisje om
zichzelf voor te stellen, en ze antwoordde, Ik ben het hulpje van Svmin rmat Rdhik.
Zij is nu in het huis van Haar schoonmoeder te Yvaa, en ze heeft me gestuurd om bloemen
te plukken. Toen ze dit had gezegd verdween ze, en in haar plaats verscheen wederom rla
Vivantha Cakravart hkura. Ze vielen neer aan zijn voeten en smeekten hem hun te
vergeven, wat hij vervolgens ook deed. Het leven van r Cakravart hkura zit vol van
zulke verbazingwekkende gebeurtenissen.
Op deze manier weerlegde rla Vivantha Cakravart hkura de theorie van svakyvda en stelde hij en de waarheid van zuivere paraky vasteen prestatie van groot belang
voor de Gauya Vaiavas.
rla Cakravart hkura beschermde niet alleen de integriteit van de r Gauya
Vaiava dharma, maar vestigde ook opnieuw haar invloed in r Vndvana. Iedereen die
deze prestatie beoordeelt zal zeker met stomheid worden geslagen door zijn bijzondere
genialiteit. De Gauya Vaiava cryas hebben de volgende loka samengesteld ter
verering van zijn buitengewone werk:
vivasya ntharpo sau / bhakti-vartma-pradarant
bhakta-cakre vartitatvt / cakravarty khyaybhavat
Men kent hem onder de naam Vivantha, de heer van het universum, omdat hij het
pad van bhakti aangeeft, en hij wordt Cakravart (hij rondom wie een kring of
gezelschap draait) genoemd, omdat hij altijd in het gezelschap (cakra) van uddha
bhaktas verblijft.
Toen rla Vivantha Cakravart hkura ongeveer honderd jaar oud was, betrad hij
aprkaa (verhuld) Vndvana in r Rdh-Kua terwijl hij diep opging in zijn innerlijke
staat van bewustzijn. Dit vond plaats op de vijfde dag van de lichte fase van de maan, in de
maand Mgha (januari-februari) in het jaar 1754. Zijn samdhi kan men tegenwoordig
vinden net naast de tempel van r r Rdh-Gokulnanda in r Dhma Vndvana.
Inleiding
(tot de Derde editie van de Engelstalige Versie)
Deze editie van rmad Bhagavad-gt is een vertaling van de Hindi editie die
gepresenteerd werd door onze meest dierbare rla Gurudeva, nitya-ll-pravia o
viupda aottara-ata r rmad Bhaktivednta Nryaa Gosvm Mahrja. Het bevat
een vertaling van de Srrtha-vari-tka (commentaar dat een neerslag is van essentile
betekenissen), dat was geschreven door de eminente Gauya Vaiava crya rla
Vivantha Cakravart hkura. Dat commentaar is verder verhelderd door r rmad
Bhaktivednta Nryaa Gosvm Mahrja in zijn eigen betekenisverklaring getiteld
Srrtha-vari Prakik-vtti (dat wat Srrtha-vari toelicht). Hij besluit zijn
uiteenzetting vaak met passages uit het bekorende commentaar van rla Bhaktivinoda
hkura genaamd Rasika-rajana (dat wat vreugde schenkt aan degenen die deskundig zijn
in het proeven van transcendentale rasa).
Tijdens zijn zichtbare spel en vermaak in deze wereld toonde r Caitanya Mahprabhu,
die r Ka Zelf de spreker van de Gtis, in Zijn leven en voorschriften het ware
toppunt van toewijding, wat vanzelfsprekend het toppunt van de leer van de Gt bevat.
Omdat rla Vivantha Cakravart hkura de intieme toegewijde is van rman
Mahprabhu, is hij gekwalificeerd om de diepere betekenissen van r Kas boodschap te
onthullen. Om de lezer een inzicht te bieden in de ingewikkeldheid, diepgang en
schoonheid van het gesprek tussen r Ka en Arjuna, heeft rla Vivantha Cakravart
hkura de traditionele stijl toegepast van prva-paka, wat objectie en wegnemen van
twijfel betekent, wat een voortdurende stroom aanvragen en antwoorden oplevert, en zo
alle lokas van de Gt aan elkaar rijgt als juwelen aan een ketting. Zijn
betekenisverklaringen bezitten daarom de uniekheid van het onthullen van r Kas
innerlijke bedoeling bij het onderwijzen van Arjuna. En ze onthullen ook de twijfels die
ontstonden in de geest van Arjuna die zijn vragen opriepen. De lezer is daarom op de
hoogte van de intimiteit van hun gesprek en is beter in staat om de reden voor de
opeenvolging van lokas te begrijpen.
Bovendien heeft rla Vivantha Cakravart hkura in zijn commentaar onthuld dat
de ware essentie van de rmad Bhagavad-gt uit de vier kernverzen die bekend staan als
catu-loki-gt (Gt 10.8-11) bestaat. Hij legt uit dat r Ka in deze vier verzen bhaktiyoga schenkt die gekenmerkt is door spontane toewijding, wat Zijn exceptionele genade is
jegens de jvas. Deze essentie stroomt ook door de andere voornaamste lokas van de Gt.
Zonder zijn hulp of de onthullingen van geachte Gauya commentators zoals hem, zou het
niet mogelijk zijn om dit te kunnen bespeuren.
Dhtarra, en stelde hem verantwoordelijk voor de bescherming van het koninkrijk totdat
de prinsen wat ouder waren.
Toen de vijf Pavas en de zonen van Dhtarra aangevoerd door Dhuryodhana
opgroeiden, ontstond er een grote strijd over de troonopvolging. Koning Dhtarra gaf de
voorkeur aan zijn zonen, en wou dat Duryodhana op welke manier dan ook koning werd.
Echter, de hooglijk dharmika grootvader Bhma kon dit niet toestaan vanwege de druk van
andere achtenswaardige persoonlijkheden en burgers. Duryodhana, die uit de aa van Kali
was voortgekomen, was uitermate verdorven en adharmika van aard, en hij wou het
koninkrijk voor zichzelf hebben, zonder enig verzet. Om dit te bewerkstelligen, bedacht hij
verschillende samenzweringen om de Pavas te doden, met de geheime goedkeuring van
Koning Dhtarra.
Ondanks herhaaldelijke verzoeken van Mahai Veda-Vysa, grootvader Bhma, Guru
Drocrya, de vrome Vidura en anderen, gaf Dhtarra de Pavas niet het deel van
het koninkrijk wat hen toekwam. Echter, voor het uiterlijke vertoon kroonde hij Prins
Yudhiira als koning van het halve koninkrijk. Daarna stuurde hij hem naar de
pasgebouwde stad Vravat, waar Duryodhana van plan was om alle Pavas te doden
door het nieuw gebouwde paleis aldaar in brand te zetten. Dhtarra gaf zijn goedkeuring
aan dit snode plan, maar door de wil van Bhagavn werden de Pavas op een of andere
manier gered.
Na verloop van tijd trouwden de Pavas met Draupad. Toen Duryodhana erachter
kwam dat ze nog steeds in leven waren, overlegde hij weer met zijn vader, en nodigde hen
uit om naar Hastinpura te komen. Op bevel van Grootvader Bhma en andere ouderen,
en op het verzoek van de onderdanen, werd de Pavas soevereiniteit gegeven over
Khavaprastha (Indraprastha). Daar, met behulp van r Ka en de asura genaamd
My, bouwden de Pavas een prachtig paleis en stad. In een kort tijdsbestek
overmeesterden ze alle machtige koningen van India en verrichtten een grote rjsyayaja.
Als gevolg van de weelde en het succes van deze yaja werden Koning Dhtarra en
Duryodhana uitermate jaloers op de Pavas, en zwoeren samen om ze in een gokpartij te
verslaan. Ze namen het gehele koninkrijk van de Pavas af en dwongen hen om een
twaalfjarig ballingschap te ondergaan, en om daarna nog een jaar incognito te leven. Zelfs
na deze lange beproeving gaven Dhtarra en Duryodhana het koninkrijk nog steeds niet
terug aan de Pavas. r Ka ging Zelf naar Hastinpura als ambassadeur van de
Pavas, en bracht hun verzoek over dat Duryodhana hen op zijn minst vijf dorpen zou
moeten geven. Duryodhana bleef echter hardnekkig en ontoegeeflijk, en vertelde Ka dat
hij de Pavas nog niet genoeg land zou geven om op het puntje van een naald te houden,
laat staan vijf dorpen, tenzij ze hem zouden verslaan in de strijd.
Bhagavn r Ka verscheen om dharma opnieuw in te stellen, de sdhus te
beschermen en de suras te vernietigen. In de loop van de slag van Mahbhrata, gebruikte
Hij Arjuna en Bhma als hulpmiddelen om Hem bij te staan in Zijn plan om de enorme last
die op de aarde rustte te verlichten.
HOOFDSTUK EEN
Sainya-Darana
Het Waarnemen van de Legers
LOKA 1
/k`rjk"V mokp
/keZ{ks=s dq#{ks=s leosrk ;q;Rq lo%A
ekedk% ik.Mok'pSo fdedqoZr lt;
dhtarra uvca
dharma-ketre kuruketre / samavet yuyutsava
mmak pav caiva / kim akurvata sajaya
ANVAYA
dhtarra uvcaKoning Dhtarra zei; dharma-ketre kuru ketrein het land van
dharma genaamd Kuruketra; samavetverzameld; yuyutsavaverlangend te vechten;
mmakmijn zonen (aangevoerd door Duryodhana); pavade zonen van Pu
(aangevoerd door Yudihira); caen; evain feite; kimwat?; akurvatadeden ze;
sajayaO Sajaya.
VERTALING
Dhtarra zei: O Sajaya, wat deden mijn zonen en die van Pu, nadat ze zich
hadden verzameld op het heilige land van Kuruketra, in hun verlangen om te
vechten?
DE BHVNUVDAVAN DE SRRTHA-VARI K
Moge r Ka Caitanya Mahprabhu, die het duister van de Aarde heeft verdreven
door Zijn eigen naam (r Ka) te verspreiden; die de gelukzaligheid van de
lotusachtige bhaktas doet toenemen; die het pakhuis van de nectar van prema is; en die
de schenker van unnata-ujjvala-rasa is, welke de meest verheven verhouding van
goddelijke conjugale liefde is, Zijn speelse vermaak in mijn hart uitvoeren. Hoewel ik
onwetend ben, heb ik door de conclusies te volgen van r Gaurga-Sundara, het
kroonjuweel van alle sannyss, en door na te denken over het gedachtengoed van de
vaststaat, zal het bevorderlijk zijn om te vechten. Deze innerlijke gevoelens van hem zijn
echter niet waar te nemen voor anderen.
Sarasvat-dev geeft hier via het bestanddeel ketra in het woord dharma-ketra een
speciale betekenis voor dharma aan: Dharma, of Yudhihira, de belichaming van dharma,
en zijn metgezellen zijn als rijstplantjes en hun handhaver, Bhagavn r Ka, is als een
boer. De verschillende vormen van hulp die Ka aan de Pavas heeft gegeven worden
vergeleken met het wateren van de gewassen en het aanleggen van een verhoogde weg
rondom het rijstveld. De Kauravas, aangevoerd door Duryodhana, zijn als het ym
(zwartachtige) onkruid dat in het rijstveld groeit. Dit geeft aan dat zodra het ym onkruid
ontworteld is van het rijstveld, op dezelfde manier Duryodhana en de andere Kauravas van
dit land van dharma, ofwel dharma-ketra, ontworteld zullen worden.
DE SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Ik breng mijn meest nederige eerbetuigingen aan r Gurudeva, die met de fakkel van
transcendentale kennis mijn ogen, die verblind waren door het duister van
onwetendheid, heeft geopend.
nama o viu-pdya ka-prehya bh-tale
r-rmad-bhakti-prajna-keava iti nmine
ati-martya-caritrya sv-rtnca-pline
jva-dukhe sadrttya r-nma-prema-dyine
Ik bied mijn eerbetuigingen aan de lotusvoeten van o viu-pda aottara-ata r
rmad Bhakti Prajna Keava Gosvm Mahrja, die zeer dierbaar is tot r Ka in
deze wereld. Hij is een volledig goddelijke persoonlijkheid die met grote aandacht
degenen die beschutting bij hem hebben gezocht grootbrengt en koestert. Gekwetst
door het zien van het lijden van die jvas die zich tegen r Ka hebben gekeerd,
schenkt hij ze r-nma samen met prema.
nama o viu-pdya ka-prehya bh-tale
rmate bhaktisiddhnta sarasvatti nmine
Ik bied mijn eerbetuigingen aan o viu-pda r rmad Bhaktisiddhnta Sarasvat
Prabhupda, die zeer dierbaar is tot Ka en beschutting heeft genomen van Zijn
lotusvoeten.
namo bhaktivinodya sac-cid-nanda nmine
gaura-akti-svarpya rpnuga-varya te
Ik bied mijn eerbetuigingen aan Saccidnanda rla Bhaktivinoda hkura, die de
meest vooraanstaande van de volgelingen van r Rpa Gosvm (de rpnuga
toegewijden) is, en de belichaming van r Caitanya Mahprabhus akti of interne
vermogen.
vivasya ntha-rpo sau bhakti vartma pradarant
bhakta-cakre varttitvt cakravarty khyaybhavat
Omdat hij het pad van bhakti voor iedereen (viva) verheldert, staat hij bekend als
Vivantha, en omdat hij de meest vooraanstaande positie binnen de gemeenschap van
bhaktas heeft verkregen (bhakta-cakra), staat hij bekend als Cakravart. Derhalve heeft
zijn naam substantie gekregen als Vivantha Cakravart.
De grote leermeester, mah-mahopdhyya rla Vivantha Cakravart hkura, een
verheven crya en groot geleerde van Vednta binnen de r Gauya sampradya en het
kroonjuweel van rasika bhaktas, heeft een commentaar geschreven op rmad Bhagavadgt genaamd Srrtha-Vari, een neerslag van essentile betekenissen, dat van
onschatbare waarde is. Dit commentaar was in het Sanskriet geschreven en was voorheen
alleen beschikbaar in Bengali vertalingen. Derhalve is het Hindi sprekende publiek volledig
onthouden van de mogelijkheid deze parel van onschatbare waarde te lezen. Dus, voor het
veelomvattende welzijn van gelovige personen, ben ik het commentaar in het Hindi aan het
vertalen.
De stijl en bhva van het commentaar is buitengewoon diep en verrijkt met verheven
filosofische conclusies (siddhnta). Om de vertaling simpel en begrijpelijk te maken, achtte
ik het nodig een Srrtha-Vari Prakik-vtti te schrijven, een verdere uitleg om het
commentaar toe te lichten. Deze lastige opgave is niet mogelijk zonder de genade van r
Guru, de Vaiavas en rla Vivantha Cakravart hkura zelf. Daarom bid ik allereerst,
in een gemoed van grote noodlijdendheid, aan hun lotusvoeten om hun genade en
zegeningen.
rmad Bhagavad-gt is de essentie van alle rutis, Upaniads en Puras. Gebaseerd
op het gezaghebbende bewijs van de Vedische literatuur ontvangen via de guru-parampar,
is de conclusie dat Vrajendra-nandana r Ka Zelf, de zoon van de koning van Vraja,
Svaya Bhagavn is, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid Gods. Hij is de belichaming van
alle nectargelijke luimen (akhila-rasmta-mrti), Hij is de alvermogende (sarva-aktimn),
en Hij is non-duale Absolute Waarheid (advaya-jna-para-tattva). Onder Zijn onbeperkte
energien zijn er drie vooraanstaand: cit-akti (de interne energie), jva-akti (de marginale
energie) en my-akti (de externe energie). Door de wil van Svaya Bhagavn r Ka
zijn Vaikuha, Goloka en Vndvana transformaties van Zijn cit-akti. Alle jvas zijn
transformaties van Zijn jva-akti en de materile schepping is de transformatie van Zijn
my-akti.
De jvas bestaan uit twee soorten: mukta (bevrijd) en baddha (gebonden). De muktajvas houden zich eeuwig bezig met het genieten van de gelukzaligheid die voortkomt uit het
dienen van Bhagavn in Vaikuha, Goloka en verschillende andere dhmas. Ze zullen
nooit gebonden raken in deze materile wereld, de gevangenis van my, en daarom worden
nitya-mukta genoemd, ofwel eeuwig bevrijd. Soms verschijnen ze door de wil van Bhagavn
in deze illusoire wereld als Zijn metgezellen met als enige doel om welzijn te schenken aan
de mensen. Het andere type jva wordt andi-baddha genoemd, ofwel gebonden door my
sinds onheuglijke tijden. Als gevolg van het gebonden zijn, wordt de jva geteisterd door de
drie soorten ellende terwijl ze ronddolen in de kringloop van geboorte en dood.
Bhagavn r Ka, die een oceaan van genade is, heeft door de invloed van Zijn
acintya-akti (onvoorstelbare energie) onwetendheid (ajna) geschapen in het hart van
Zijn nitya-siddha-parikara Arjuna. Dus sprak Hij, onder het voorwendsel deze illusie te
verdrijven, Bhagavad-gt, welke tma-tattva vaststeltlouter voor de verlossing van alle
jvas die in de ban zijn van my. Het onderwerp dat uiteindelijk wordt vastgesteld in
Bhagavad-gt is viuddha-bhagavad-bhakti, hoogst verheven zuivere toegewijde dienst aan
Bhagavn. De jvas die door my benvloed worden, kunnen alleen in hun zuivere
constitutionele positie (viuddha-svarpa) gevestigd raken door beschutting te nemen van
uddha-bhakti, zoals beschreven staat in de Gt, en zodoende kunnen ze dienst verlenen
aan Bhagavn. Behalve dit bestaat er geen heilzaam pad voor de baddha-jvas.
Op basis van concreet bewijs en onoverwinnelijke argumenten uit de stra, hebben
rla Vivantha Cakravart hkura en andere prominente cryas duidelijk vastgesteld
dat de spreker van Bhagavad-gt niet niaktika (verstoken van energie of vermogen),
die directe sdhana te verkrijgen. Wanneer het hart gezuiverd raakt door het volgen van
karma-yoga gemengd met bhakti, wat bhagavad-arpita-karma (het offeren van de vruchten
van diens activiteiten aan Bhagavn) is zoals beschreven in de Vedas, verschijnt daar
tattva-jna (de ware kennis van het geestelijke en niet-geestelijke). Zowel jna als karma
zijn nutteloos wanneer ze verstoken zijn van een gevoel van bhagavat-tattva.
Wanneer er tattva-jna verschijnt, manifesteert er zich ook keval-bhakti in het hart.
Wanneer deze keval-bhakti zijn volgroeide stadium bereikt, manifesteert zich prema in het
hart van de jva. Deze prema is het enige middel om directe realisatie van Bhagavn te
verkrijgen. Dit is het verborgen geheim van de Bhagavad-gt. Men kan niet louter via
nirviea-jna (kennis van Bhagavns onpersoonlijke aspect) mukti bereiken. Alleen
wanneer jna gemengd wordt met bhakti-bhva kan men als onbeduidend resultaat mukti
in de vorm van salokya, srpya enz. verkrijgen. Men kan prema-may sev tot Svaya
Bhagavn r Ka in Zijn Allerhoogste verblijf verkrijgen door aan keval-bhakti te doen,
zoals beschreven staat in de Gt. Wanneer men dit verblijf bereikt, bestaat er geen kans op
terugkeer naar de materile wereld. Voor de jvas is het bereiken van deze prema-sev de
prayojana, het ultieme doeleinde.
Er zijn twee soorten bhakti: kevala (exclusieve) en pradhn-bht (gemengd met een
ander proces maar voornamelijk inherent). Keval-bhakti wordt ook anany- (verstoken
van ieder ander verlangen anders dan het geluk van Ka), akican- (waarin Ka zijn
enige bezit is), viuddha- (volledig zuiver) en nirgua- (vrij van de besmetting van de drie
geaardheden der materile natuur) bhakti genoemd.
Pradhn-bht-bhakti is er ook in twee vormen: karma-pradhn-bht, waarbij karma
gemengd gaat met bhakti maar bhakti over karma heerst, en jna-pradhn-bht, waarbij
jna gemengd gaat met bhakti maar bhakti over jna heerst. Door aan karma-pradhnbht bhakti te doen, wat geleidelijk aan het hart zuivert, wordt tattva-jna verkregen. Het
doen aan jna-pradhn-bht bhakti resulteert in mukti.
Alleen die karma-pradhn-bht bhakti die zich richt op tattva-jna, en die jnapradhn-bht bhakti die zich richt op het verkrijgen van keval-bhakti dient men te
kennen als respectievelijk karma-yoga en jna-yoga. Zowel jna als karma zijn slechts
stappen richting bhkti. Zonder bhakti zijn zowel jna als karma nutteloos.
Deze Bhagavad-gt, ook wel Gtopaniad genoemd, is samengesteld uit achttien
hoofdstukken, beginnend bij hoofdstuk vijfentwintig van de Bhma-parva van
Mahbhrata, en eindigend bij hoofdstuk tweenveertig van diezelfde parva.Hij heeft drie
delen, elk bestaande uit zes hoofdstukken. Het eerste deel verklaart dat de jvtm
(individuele ziel) een aa (deel) is van vara, en dat zijn svarpa (natuur of wezenlijke
positie) zodanig is, dat hij de bekwaamheid kan verkrijgen om dienst tot Bhagavn, de ai
in moraliteit (maryd) en raakte nooit verontrust door het slechte gedrag van anderen.
Door altijd onbevooroordeeld en onbevreesd te blijven, was zijn spraak volledig strokend
met dharmika principes.
LOKA 2
lt; mokp
n`"V~ok rq ik.Mokuhda O;w<a nq;ksZ/kuLrnkA
vkpk;ZeqilE; jktk opueczohr~
sajaya uvca
dv tu pavnka / vyha duryodhanas tad
cryam upasagamya / rj vacanam abravt
sajayah uvcaSajaya zei; dvna te hebben overzien; tuen; pava-ankamhet
leger van de Pavas; vyhamopgesteld in militaire formatie; duryodhana
Duryodhana; tadtoen; cryamzijn leraar (Drocrya); upasagamyabenaderde;
rjkoning; vacanamwoorden; abravtsprak.
Sajaya zei: O Koning, nadat hij het in militaire formatie opgestelde leger van
de Pavas had overzien, benaderde Duryodhana zijn guru Drocrya en sprak de
volgende woorden.
SRRTHA-VARI
Na de innerlijke bedoeling van Dhtarra te hebben begrepen, bevestigde Sajaya dat
er voorzeker een oorlog zou komen. Maar omdat hij wist dat de afloop precies
tegenovergesteld aan Dhtarras verwachtingen zou zijn, sprak Sajaya deze woorden
beginnend met dv etc. Het woord vyham betekent hier de ordening van het Pava
leger tot een strategische formatie. Zo sprak Koning Duryodhana, die zich angstig voelde,
negen lokas beginnend met payaitm in de volgende loka.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Helaas was Dhtarra rond de tijd van de Mahbhrata oorlog, behalve blind vanaf
zijn geboorte, ook verstoken van zowel dharmika als spirituele visie. Dus raakte hij
overmand door verdriet en zinsbegoocheling. Door de invloed van de dharma-ketra zou zijn
zoon Duryodhana wel eens het halve koninkrijk aan de Pavas terug kunnen geven. Dit
scenario vrezend, raakte hij terneergeslagen.
Sajaya, die zeer dharmika was alsmede een visionair (drdari), was zich bewust van de
innerlijke gevoelens van Dhtarra. Hoewel Sajaya wist dat de uitkomst van deze
veldslag niet in het voordeel van Dhtarra zou eindigen, verborg hij deze informatie heel
verstandig en zei, terwijl hij Dhtarra bedaarde, Duryodhana gaat geen compromis
sluiten met de Pavas. Integendeel, na het zien van de uitermate sterke opstelling van
het Pava leger, benadert hij persoonlijk Drocrya, zijn guru van de militaire
wetenschap, om hem in te lichten over de huidige situatie.
Duryodhana had twee motieven om de crya te benaderen. Ten eerste werd hij bang
toen hij de formidabele slagorde van het Pava leger aanschouwde.Ten tweede wilde hij,
onder het voorwendsel van het geven van gepast respect aan zijn guru, zijn politieke
expertise tentoonspreiden. Vanwege zijn deskundigheid op het gebied van politiek was hij
zeker in alle opzichten geschikt om de positie van koning te bekleden. Dit wordt hier
bevestigd door zijn diplomatieke gedrag. Dit is de betekenis van de loka: sajaya uvca enz.
Duryodhana: Van de honderd zonen van Dhtarra en Gndhr was Duryodhana de
oudste. Ten tijde van zijn geboorte waren er verschillende slechte voortekens die er voor
zorgden dat vele heilige personen zoals Vidura bang waren dat hij de oorzaak zou worden
van de ondergang van de Kuru dynastie. Volgens de Mahbhrata nam Duryodhana
geboorte uit een aa (een deel) van Kali. Hij was zondig, gemeen en een schande voor de
Kuru dynastie. Ten tijde van zijn naamgevingceremonie, gaven de familiepriesters en
andere geleerde astrologen hem de naam Duryodhana, iemand die vecht tegen de
bepalingen van religieuze oorlogsvoering, nadat ze de indicaties zagen van zijn toekomst.
Uiteindelijk doodde Bhma hem, na een aanwijzing van r Ka, op zon afschuwelijke
wijze dat men alleen al door er aan te denken kippenvel krijgt.
Vyha: In abda-ratnval wordt gezegd: samagrasya tu sainyasya vinysa sthnabhedata / sa vyha iti vikhyto yuddheu pthiv-bhujm, Een vyha is de formatie van een
militaire falanx, op zon manier gearrangeerd door een deskundige koning dat deze van alle
richtingen ondoordringbaar is voor tegenstanders, en zodoende de overwinning vaststelt in
de veldslag.
Drocrya: Drocrya onderwees astra-astra, de wetenschap van wapentuig, zowel
aan de zonen van Pu als die van Dhtarra. Hij was de zoon van de grote wijze
Bharadvja. Omdat hij geboren was uit een droa, een houten waterpot, werd hij beroemd
onder de naam Droa. Net zoals hij een grote leraar was van astra-astra, was hij eveneens
deskundig in de kennis van Veda en Vedga (supplementaire delen van de Vedas). Nadat
hij de Mahri Paraurma tevreden had gesteld, leerde Drocrya van hem de geheimen
van dhanur-veda (de wetenschap van het boogschieten) en andere wetenschappen.
Aangezien hij de zegening had verkregen dat hij kon sterven op een tijdstip naar eigen
keuze, kon niemand hem doden. Nadat hij was beledigd door zijn jeugdvriend, Koning
Drpada van Pcla, ging Drocrya naar Hastinpura om de kost te verdienen.
Grootvader Bhma was onder de indruk van Droas capaciteiten, en benoemde hem als de
crya die Duryodhana, Yudhihira en de andere prinsen moest trainen en onderrichten.
Arjuna was zijn meest dierbare discipel. In de veldslag van Kuruketra stelde Koning
Duryodhana hem middels verfijnde overreding aan als opperbevelhebber van het Kaurava
leger, en onderbevelhebber van Bhma.
LOKA 3
O crya! Zie toch dit grote leger van de Pavas, opgesteld in een militaire
falanx door uw intelligente discipel Dhadyumna, zoon van Drupada.
SRRTHA-VARI
Met deze woorden suggereert Duryodhana, Dhadyumna, de zoon van Drupada, is
voorwaar uw discipel. Hij heeft slechts geboorte genomen om u te doden. Hoewel u dit wist,
bleef u hem toch ik (militaire training) geven. Dit brengt met zekerheid uw afgestompte
intelligentie aan het licht. Hier heeft Duryodhana het woord dhmat, intelligent, gebruikt
voor Dhadyumna. Dit heeft een diepe betekenis. Duryodhana wil dat Drocrya zich
realiseert dat, hoewel Dhadyumna Drocryas vijand is, hij van Drocrya persoonlijk
geleerd heeft hoe hij hem moet doden. Dus is hij erg intelligent. Enkel om de woede van zijn
leraar op te wekken, merkt Duryodhana diplomatisch op, Zie nu zijn grote intelligentie ten
tijde van het aanwenden van de vruchten van zijn training.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dhadyumna: Drupada, de Koning van Pcla, verrichtte een yaja met het
verlangen een zoon te krijgen die Drocrya zou doden. Uit het vuur van de yaja kwam
een jongen tevoorschijn die een harnas en wapens vasthield. Op hetzelfde moment
voorspelde een stem uit de hemel dat deze zoon van Drupada Droa zou doden. De
brhmaas noemde deze heldhaftig uitziende jongen Dhadyumna. Hij leerde de dhanurveda van Drocrya, die uitermate welwillend was. Hoewel hij wist dat Dhadyumna hem
op een dag zou doden, trainde hij hem toch met grote inspanning in astra-astra. Zo werd
crya Droa gedood door zijn eigen discipel in de Mahbhrata oorlog.
LOKAS 4-6
In dit leger zijn grote boogschutters zoals Styaki, Koning Vira en de grote
krijger Drpada aanwezig, die gelijkwaardig zijn in de strijd aan Arjuna en Bhma.
Ook aanwezig zijn Dhaketu en Cekitna, de heldhaftige Kirja, Purujit,
Kuntibhoja, de meest moedige aibya en andere edele mannen zoals de triomfantelijke
Yudhmanyu, de heldhaftige Uttamauj en Abhimanyu, en ook Pratibindhya en de
andere zonen van Draupad. Zij zijn allemaal mahraths.
SRRTHA-VARI
Het woord mahevs betekent hier dat al deze grote krijgers sterke bogen bij zich
dragen die niet door de vijand gebroken kunnen worden. Het woord yuyudhna verwijst
naar Styaki. Saubhadra verwijst naar Abhimanyu, de zoon van Subhadra, en
Draupadey duidt op de zonen van de vijf Pavas geboren uit Draupad, aangevoerd
door Pratibindhya. De kenmerken van een mahrath worden hier nu beschreven. Onder
een groep van grote krijgers die deskundig zijn in astra-astra, wordt iemand die in zijn
eentje tegen tienduizend krijgers kan vechten een mahrath genoemd. Iemand die in zijn
eentje tegen een onbeperkt aantal krijgers kan vechten, staat bekend als een atirath.
Iemand die alleen maar tegen n persoon kan vechten staat bekend als een yoddh, en
iemand die hulp nodig heeft om een enkele tegenstander te verslaan wordt een ardharath
genoemd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Yuyudhna: Yuyudhna is andere naam voor de heldhaftige Styaki. Hij was een zeer
dierbare dienaar van r Ka, uitermate moedig en een atirath onder de
opperbevelhebbers van het Ydava leger. Hij leerde de geheimen van astra-astra van
Arjuna. In de Mahbhrata oorlog vocht hij aan de zijde van de Pavas.
Vira: Vira was de vrome koning van het land van Matsya. De Pavas brachten
n jaar incognito door onder zijn beschutting. Zijn dochter Uttar trouwde later met
Abhimanyu, de beroemde zoon van Arjuna. Vira werd samen met zijn zoons Uttara, Sveta
en akha gedood in de Mahbhrata oorlog.
Drupada: Drupada was de zoon van Pata, de koning van Pcla. Aangezien Mahrja
Pata en Mahri Bharadvja, de vader van Drocrya, vrienden waren, waren Drupada
en Drocrya in hun jeugdjaren ook vrienden van elkaar. Later, toen Drupada koning
werd, benaderde Drocrya hem voor financile hulp, maar Drupada beledigde hem.
Drocrya kon deze oneerbiedigheid niet vergeten. Toen Arjuna zijn opleiding in astraastra had voltooid, vroeg Drocrya Arjuna om Drupada te vangen en hem aan Droas
voeten te offeren als guru-daki. Arjuna volgde zijn bevel op. Drocrya nam het halve
koninkrijk van Drupada in beslag en liet hem daarna vrij. Om deze belediging te wreken
verrichtte Drupada een yaja waarbij Draupad en Dhadyumna uit het vuur tevoorschijn
kwamen.
Cekitna: Cekitna was een Ydava in de dynastie van Vi. Hij was een erg
ridderlijke mahrath en was een van de opperbevelhebbers van het Pava leger. In de
Mahbhrata oorlog werd hij gedood door Duryodhana.
Kirja: Kirja was de koning van Ki (het huidige Vras). Hij werd geboren uit
een deel van de asura Drghajihva. Een heldhaftige en onverschrokken held, vocht hij aan
de kant van de Pavas.
Purujit en Kuntibhoja: Purujit en Kuntibhoja waren broers van Kunt, de moeder van
de Pavas, en waren dus de ooms van moederszijde van de Pavas. In de Mahbhrata
oorlog werden zij gedood door Drocrya.
aibya: aibya was de schoonvader van Mahrja Yudhihira. Zijn dochter Devik was
getrouwd met Yudhihira Mahrja. Hij staat bekend als nara-pugava, de beste onder de
mannen, en was erkend als een krachtige, heldhaftige krijger.
Yudhmanyu en Uttamauj: De moedige, krachtige bloedbroeders Yudhmanyu en
Uttamauj waren prinsen uit het Pcla koninkrijk. Aan het eind van de Mahbhrata
oorlog, werden zij gedood door Avatthm.
Saubhadra: Subhadr, de zus van Bhagavn r Ka, was getrouwd met Arjuna. De
heldhaftige Abhimanyu was geboren uit de schoot van Subhadr, en daarom staat hij ook
wel bekend als Saubhadra. Hij ontving training in astra-astra van zijn vader, Arjuna, en
van r Balarma. Hij was een uitzonderlijk ridderlijke held en een mahrath. Ten tijde van
de Mahbhrata oorlog was hij zestien jaar oud. In afwezigheid van Arjuna wist Abhimanyu
in zijn eentje binnen te dringen in de cakra-vyha, een speciale militaire formatie die door
Drocrya was opgesteld. Gevangen in de vyha werd hij op onrechtvaardige wijze gedood
door de vereende inspanningen van zeven mahraths, waaronder zich Droa, Krpcrya en
Kara bevonden.
Draupadeya: Draupad baarde een zoon van elke van de vijf Pavas. Hun namen
waren Pratibindhya, Sutasoma, rutakarm, Satnka en rutasena. Gezamenlijk stonden ze
bekend als Draupadeya. Hun vaders waren respectievelijk Yudhihira, Bhma, Arjuna,
Nakula en Sahadeva. Aan het eind van de Mahbhrata oorlog vermoordde Avatthm
deze vijf prinsen in de nacht terwijl ze sliepen, in zijn verlangen om zijn vriend Duryodhana
tevreden te stellen.
Naast de namen van de krijgers die door Duryodhana genoemd werden, waren er nog
vele andere mahraths in het leger van de Pavas. Duryodhana heeft naar hen allemaal
verwezen door de woorden sarva eva te bezigen.
LOKA 7
SRRTHA-VARI
Hier betekent het woord nibodha begrijp alstublieft, en sajrtham betekent voor uw
exacte kennis.
LOKAS 8-9
In mijn leger bevinden zich helden zoals uw goede zelf (Drocrya), Grootvader
Bhma, Kara, Kpcrya, die altijd zegevierend is in de strijd, Avatthm, Vikara,
Bhrirav (de zoon van Somadatta) en Jayadratha, de Koning van Sindhu. Er zijn
vele andere helden die bereid zijn hun levens te geven in mijn naam. Ze zijn allemaal
uitgerust met allerlei soorten wapen en zijn deskundig in oorlogsvoering.
SRRTHA-VARI
Hier verwijst het woord somadatti naar Bhrirav. Tyakta-jvit duidt op een persoon
die vastberaden is om te doen wat er van hem verlangd wordt, nadat hij goed gerealiseerd
heeft dat hij er zeer veel profijt van zal trekken, of hij het nu zal overleven of niet. In Gt
(11.33) zegt Bhagavn, O Arjuna! Al deze personen zijn al door Mij gedood; je hoeft slechts
een instrument te worden. In overeenstemming met deze verklaring liet Sarasvat-dev het
woord tyakta-jvit uit de mond van Drocrya komen, wat er op wijst dat zijn leger al
vernietigd was.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Kpcrya: Onder het nageslacht van Gautama bevond zich een i die aradvn heette.
Eens, na het zien van de apsar Jnapad, viel zijn zaad spontaan op een stuk woudgras. Dit
zaad splitste zich in twee delen, waaruit een jongen en een meisje werden geboren. Het
meisje werd Kp genoemd en de jongen, Kpa. Kpa werd later vermaard als een grote
krijger. aradvn i begiftigde Kpa persoonlijk met deskundigheid in dhanur-veda en
andere vaardigheden. Kpa was bijzonder moedig en vroom. In de veldslag van Mahbhrata
vocht hij aan de kant van de Kauravas. Na de strijd stelde Mahrja Yudhihira hem aan
om Prins Parkit te op te leiden.
Avatthm: Kp, de zus van Krpcrya, was getrouwd met Drocrya. Uit haar schoot
werd Avatthm geboren, die een combinatie was van Heer iva, Yama, kma (begeerte)
en krodha (woede). Hij leerde de stras en astra-astra (wetenschap van wapentuig) van
zijn vader Drocrya. Hij aanvaardde ook de verantwoordelijkheid van het zijn van de
laatste opperbevelhebber van de Kauravas in de veldslag van Mahbhrata. Hij vermoordde
de vijf zonen van Draupad terwijl ze in diepe slaap waren, nadat hij ze had aangezien voor
de vijf Pavas. Uit wraak beledigde de Pavas hem zwaar en verwijderden met geweld
een juweel dat deel uitmaakte van zijn voorhoofd. Na deze belediging brandde hij van
woede en trachtte de ongeboren Parkit Mahrja te doden, die de enige erfgenaam was
van de Pava dynastie, door zijn brahmstra te richten op het kind in de schoot van
Uttar, de vrouw van Abhimanyu. Echter, Bhagavn r Ka, die bhakta-vatsala is, ofwel
toegenegen tot Zijn bhaktas, riep Zijn Sudarana cakra op om Mahrja Parkit te
beschermen in de schoot.
Vikara: Vikara was een van de honderd zonen van Dhtarra. Hij werd door
Bhmasena gedood in de Mahbhrata oorlog.
Somadatta: Somadatta was de zoon van Bhlka en de kleinzoon van Koning Pratka van
de Kuru dynastie. In de veldslag van Mahbhrata werd hij gedood door Styaki.
Bhrirav: Bhrirava was de zoon van Koning Somadatta uit de Candra-vaa
(Maan-dynastie). Hij was een erg moedige en beroemde koning. In het conflict van
Mahbhrata werd hij gedood door Styaki.
astra: Een wapen zoals een zwaard of sabel dat wordt gebruikt om anderen te doden in
een man tegen man gevecht, wordt een astra genoemd.
Astra: Een wapen zoals een pijl die naar de vijand wordt geschoten wordt een astra
genoemd.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
Hier betekent het woord aparyptam incompetent of ontoereikend. Dat wil zeggen, de
Kauravas zijn onbekwaam en hebben niet voldoende kracht om met de Pavas te
vechten. Bhmbhirakitam betekent, Hoewel ons leger goed beschermd wordt door
Bhma, die is begiftigd met uitermate goede intelligentie en deskundig is in zowel astra
(wapentuig) als stra (kennis), is de kracht van dit leger nog steeds niet toereikend omdat
Bhma beide partijen gunstig gezind is. Parypta bhmabhirakitam betekent, Maar het
leger van de Pavas, hoewel beschermd door Bhma, die minder deskundig is in stra en
astra, is bekwaam om met ons te vechten. Met deze verklaringen wordt kenbaar gemaakt
dat Duryodhana zich erg ongerust voelt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Grootvader Bhma is een ongevenaarde held. Hij ontving de zegen van zijn vader dat
hij op een tijdstip naar eigen keuze kon sterven. Hij is onoverwinnelijk. Hoewel hij aan de
kant van Duryodhana vecht, is hij de Pavas zeer toegenegen en wil hij niet dat ze
vernietigd worden. Omdat hij zich zorgen maakt over het welzijn van beide partijen, zal het
leger dat door hem wordt aangevoerd niet in staat zijn om met deskundigheid te vechten in
de veldslag. Bovendien kan Bhma zijn volledige bekwaamheid niet inzetten om tegen de
Pavas te vechten. Daarom wordt het leger dat door hem geleid wordt beschreven als
aparypta, incompetent of ontoereikend. Aan de andere kant zal Bhma, die niet zon grote
held is als Bhma, zijn volledige bekwaamheid inzetten om de overwinning te behalen voor
zijn partij. Aldus wordt het leger dat onder zijn leiding staat beschreven als parypta,
competent of toereikend.
LOKA 11
SRRTHA-VARI
Duryodhana zegt hier, Daarom moeten jullie allemaal (Droa en anderen) voorzichtig
zijn. Enkel om deze reden zegt hij tegen ze, Verspreid je over alle toegangspunten van de
falanx en verlaat jullie toegewezen plekken niet tijdens de veldslag. Op deze manier zal
Bhma niet van achteren worden gedood terwijl er met de vijand wordt gevochten,
aangezien de kracht van Bhma ons momenteel in leven houdt.
LOKA 12
tasyazijn (Duryodhana); sajanayanschenkend; haramvreugde (in het hart); kuruvddhaoudere Kuru; pitmahade Grootvader (Bhma); siha-ndamklinkend als
de brul van een leeuw; vinadyaweerklinkend; uccaierg luid; akhamschelphoorn;
dadhmaublies; pratpavnde moedige.
Toen blies Grootvader Bhma, de moedige oudere van de Kuru dynastie, luid op
zijn schelphoorn, wat klonk als de brul van een leeuw en het hart van Duryodhana in
verrukking bracht.
SRRTHA-VARI
Grootvader Bhma raakte erg vergenoegd om Duryodhanas verheerlijking van hem te
horen in aanwezigheid van Drocrya. De oudere Kuru Bhma blies op zijn schelphoorn
en bracht een geluid voort als de brul van een leeuw om Duryodhanas angst weg te nemen
en hem op te vrolijken.
LOKA 13
Daarna
weerklonken
plotseling
schelphoorns,
pauken,
kleine
trommels,
SRRTHA-VARI
Het doel van deze loka die begint met het woord tata, is simpelweg om kenbaar te
maken dat beide partijen onmiddellijk daarna hun enthousiasme voor oorlog vertoonden.
Hier verwijzen de woorden paava, naka en gomukh respectievelijk naar de kleine
trommel, mdaga en verschillende toeters en trompetten.
LOKA 14
LOKA 15
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Pcajanya: Nadat Hij zijn opleiding in de rama van Zijn guru had voltooid, verzocht
r Ka Zijn guru en diens vrouw om wat guru-daki (een geschenk dat traditioneel
gegeven wordt nadat men zijn studies heeft voltooid) te aanvaarden. Als hun guru-daki
vroegen ze dat hun zoon,die was verdronken in de oceaan, levend en wel aan hen
teruggegeven werd.
Nadat Hij informatie had ingewonnen bij Varua, de gezaghebbende godheid van de
oceaan, ontdekte r Ka dat de zoon van Zijn guru was opgeslokt door een
oceaanbewonende asura genaamd Pcajanya. Echter, nadat Hij de asura had gedood, vond
r Ka de jongen niet terug in zijn maag. Vandaar uit ging r Ka naar Mahklapur,
van waar Hij de zoon van Zijn guru terugbracht en de jongen aan Zijn guru schonk als gurudaki.
Aangezien r Ka het uitwendig deel (de schelp) van het lichaam van de asura
Pcajanya als Zijn schelphoorn heeft aanvaard, staat Zijn schelphoorn bekend als
Pcajanya.
LOKA 16
LOKAS 17-18
SRRTHA-VARI
Pcajanya en anderen zijn de namen van de schelphoorns die r Ka en
verschillende krijgers op het slagveld toebehoren. Aparjita betekent iemand die door
niemand verslagen kan worden, of iemand die met een boog getooid gaat.
LOKA 19
Echond tussen hemel en aarde, verbrijzelde het tumultueuze geluid van deze
schelphoorns de harten van de zonen van Dhtarra.
LOKA 20
O Koning, nadat hij uw zonen in militaire formatie zag staan, hief Arjuna zijn
boog op en bereidde zich voor om zijn pijlen af te vuren. Toen sprak hij de volgende
woorden tot r Hkea (Ka).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Kapi-dhvaja: Kapi-dhvaja is een naam voor Arjuna die de aanwezigheid van de
machtige Hanumn op de vlag van zijn strijdwagen aanduidt. Arjuna was erg trots op zijn
vaardigheid in het boogschieten. Eens wandelde hij aan de oever van een rivier terwijl hij
zijn Gva boog bij zich droeg. Daar zag hij een oude aap. Terwijl hij zijn eerbetuigingen
bracht vroeg Arjuna, Wie bent u?
De aap antwoordde zeer beleefd, Ik ben Hanumn, dienaar van r Rma.
Arjuna vroeg toen, Bent u de dienaar van dezelfde Rma die, niet in staat zijnde een
brug van pijlen te maken over de oceaan, apen in dienst nam om een brug van stenen te
bouwen? Alleen daarna kon zijn leger de oceaan oversteken. Als ik er rond die tijd was
geweest zou ik zon sterke pijlenbrug hebben gebouwd dat het hele leger met gemak over had
kunnen steken.
Hanumn antwoordde zeer beleefd, Maar uw brug zou nog niet eens het gewicht van
zelfs het zwakste aapje in r Rmas leger hebben doorstaan.
Arjuna zei, Ik ga een brug van pijlen maken over deze rivier en u mag die oversteken
met een last zo zwaar als u maar kunt dragen.
Toen expandeerde Hanumn zich tot een reusachtige gedaante en sprong richting het
Himlaya gebergte. Hij keerde terug met zware stenen vastgebonden aan elk van de haren
op zijn lichaam. Zodra hij een stap op de brug zette begon deze te beven, maar brak
verbazingwekkend genoeg niet. Arjuna beefde van angst. Hij herinnerde zich zijn
aanbiddenswaardige Godheid r Ka en bad, O Heer! De eer van de Pavas is in Uw
handen.
Toen Hanumn met zijn volle gewicht op de brug ging staan, was hij met stomheid
geslagen toen hij merkte dat deze niet brak. Als de brug niet zou breken, zou het een kwestie
van grote schande voor hem betekenen. In zijn hart herinnerde Hanumn zich zijn
aanbiddenswaardige Godheid, r Rmacandra. Ondertussen viel zijn blik op het water
onder de brug, waar hij stromen bloed zag vloeien. Hanumn sprong onmiddellijk van de
brug af en keek onder de brug. Oh! Wat is dit? Mijn aanbiddenswaardige Heer, r
Rmacandra, is persoonlijk de brug van scherpe pijlen met Zijn rug aan het ondersteunen!
Hij viel direct neer aan de lotusvoeten van r Rmacandra.
Op hetzelfde moment zag Arjuna de Heer niet als r Rma maar als r Ka.
Hanumn en Arjuna lieten allebei hun hoofden uit schaamte zakken voor hun
aanbiddenswaardige Heer, die zei, Er is geen verschil tussen deze twee gedaantes van Mij.
Ik, Ka, in de gedaante van r Rma, ben gekomen om de grenzen van moraliteit en
correct dharmika gedrag (maryd) in te stellen, en in deze gedaante van ll-puruottama
Ka ben ik akhila rasmta mrti, de verpersoonlijking van de nectar van alle rasas.
Vanaf vandaag zouden jullie, die beiden Mijn dienaars zijn, vrienden moeten worden Bij
een veldslag in de nabije toekomst zal de machtige Hanumn, geplaatst op de vlag van
Arjunas strijdwagen, hem in alle opzichten bescherming bieden.
Om deze reden versierde Hanumn de vlag van Arjunas strijdwagen in de slag van
Mahbhrata. Arjuna verkreeg zo de naam Kapi-dhvaja, ofwel iemand die een aap op zijn
vlag heeft.
LOKAS 21-23
vtqZu mokp
lsu;ks#Hk;kse/Z ;s jFka LFkki; esP;qr
;konsrkfkjh{ksga ;ksqdkekuofLFkrku~A
dSeZ;k lg ;ksO;efLeu~ j.kleq|es
;ksRL;ekukuos{ksga ; ,rs= lekxrk%A
/kkrZjk"VL; nqcqZs;qZs fiz;fpdh"kZo%
arjuna uvca
senayor ubhayor madhye / ratha sthpaya me cyuta
yvad etn nirke ha / yoddhu-kmn avasthitn
kair may saha yoddhavyam / asmin raa-samudyame
yotsyamnn aveke ha / ya ete tra samgat
dhrtarrasya durbuddher / yuddhe priya-cikrava
Arjuna zei: O Onfeilbare! Zet alstublieft mijn strijdwagen tussen de twee legers
in, zodat ik kan zien wie er allemaal verlangen te vechten en met wie ik zal moeten
vechten in deze veldslag. Laat me degenen ziendie zich hier verzameld hebben en de
boosaardige zoon van Dhtarra het beste toewensen.
LOKAS 24-25
lt; mokp
,oeqks "khds'kks xqMkds'ksu HkkjrA
lsu;ks#Hk;kse/Z ;s LFkkif;Rok jFkkskee~
Hkh"eks.kize[q kr% losZ"kka p eghf{krke~A
mokp ikFk i';Srku~ leosrku~ dq:fufr
sajaya uvca
evam ukto hkeo / gukeena bhrata
senayor ubhayor madhye / sthpayitv rathottamam
bhma-droa-pramukhata / sarve ca mahkitm
uvca prtha payaitn / samavetn kurn iti
sajaya uvcaSajaya zei; evamzo; uktatoegesproken; hkear Ka;
gukeenadoor de overwinnaar van slaap (Arjuna); bhrataO telg van Bhrata;
senayolegers; ubhayovan de twee; madhyein het midden; sthpayitvplaatsend;
ratha-uttamamgoddelijke strijdwagen; bhmaGrootvader Bhma; droaDrocrya;
Sajaya zei: O Bhrata (Koning Dhtarra), nadat hij zo was toegesproken door
Gukea (Arjuna), reed Hkea de voortreffelijke strijdwagen naar het midden,
tussen de beide legers in, in het bijzijn van alle koningen en vooraanstaande
persoonlijkheden zoals, Bhma, Droa en anderen. Daarna zei Hij: O Prtha, zie toch
dit gezelschap van Kurus.
SRRTHA-VARI
Hkea betekent de heerser van alle zintuigen. Hoewel Ka Hkea is, raakte Hij
door alleen het spraakvermogen van Arjuna al bedwongen. Aho! Bhagavn wordt alleen
bestuurd door prema. Guke bestaat uit twee woorden, gu en ake. Gu refereert aan
gua, erg zoete, ongeraffineerde suiker. Net zoals gu alleen zoetheid vertoont, vertoont
Bhagavn de zoete smaak van Zijn eigen genegenheid. Ake verwijst naar de guaavatras: Viu, Brahm en Mahea. A duidt op Viu, ka duidt op Brahm en ia duidt
op Mahea (iva). Hoe kunnen deze delen, of gua-avatras, hun aivarya (superioriteit
van weelde) kenbaar maken ten overstaan van een persoon wiens opdracht uit prema werd
uitgevoerd door Svaya Bhagavn r Ka, het kroonjuweel van alle avatras? In plaats
daarvan beschouwen ze hun levens als geslaagd door het zoete gemoed van hun genegenheid
kenbaar te maken aan Arjuna, die daarom bekend staat als Guke (iemand die de zoete
genegenheid van de drie gua-avatras ontvangt). Voorwaar, Bhagavn Mahviu,
Paravyoma-ntha (Heer van de transcendentale hemel), gaf eens aan Arjuna toe, Ik bracht
de zoons van de brhmaa alleen hier uit het verlangen om zowel jou als Ka te zien.
(rmad-Bhgavatam 10.89.58)
Guk betekent ook slaap, en iemand die zijn slaap onder controle heeft wordt
Guke genoemd. Het is niet verrassend dat dezelfde Arjuna door wiens prema zelfs
Ka, de heerser van my, werd bedwongen, slechts een doodgewone functie van my
genaamd slaap heeft bedwongen. Dit is zijn verborgen betekenis.
Bhma-droa-pramukhata betekent ten overstaan van Bhma en Droa en sarve
mahkitm betekent ook ten overstaan van alle andere koningen.
LOKA 26
Daar, te midden van beide legers, zag Arjuna zijn ooms van vaderszijde,
grootvaders, leraren, ooms van moederszijde, boezemvrienden, neven, kleinzonen,
vrienden, schoonvaders, zonen en welgezinde personen.
SRRTHA-VARI
Arjuna zag de zonen en kleinzonen van Duryodhana en vele anderen.
LOKA 27
Toen hij al zijn vrienden en familieleden zo dichtbij hem zag staan op het slagveld,
sprak de treurende Kaunteya, overweldigd door mededogen voor ze, als volgt.
LOKA 28
vtqZu mokp
n`"V~oseku~ Lotuku~ ".k ;q;Rq lwu~ leofLFkrku~A
lhnfUr ee xk=kf.k eq[ka p ifj'kq";fr
arjuna uvca
dvemn svajann ka / yuyutsn samavasthitn
sdanti mama gtri / mukha ca pariuyati
arjuna uvcaArjuna zei; dvna het zien; imnal deze; sva-jannaanverwanten;
kaO Ka; yuyutsnverlangend naar strijd; samavasthitnverzameld; sdanti
verslappen; mamamijn; gtriledematen; mukhammond; caen; pariuyati
droogt uit.
Arjuna zei: O Ka, nu ik hier al mijn aanverwanten bijeengekomen zie met een
verlangen om te vechten, voel ik mijn ledematen verslappen en mijn mond droog
worden.
LOKA 29
Mijn lichaam trilt en mijn haren staan recht overeind. Mijn Giva boog glipt uit
mijn handen en mijn huid brandt.
LOKA 30
O Keava, ik ben niet in staat te blijven staan. Mijn geest lijkt te wankelen en ik
bespeur slechts ongunstige voortekens.
SRRTHA-VARI
In deze loka duidt het woord nimitta op een doel, net zoals in de zin, Ik woon hier met
het doel (nimitta) om rijkdom te vergaren. Arjuna zegt: Daarna zal, ondanks het winnen
van de veldslag, het verkrijgen van het koninkrijk ons geen vreugde (het doel, nimitta)
schenken. Integendeel, het zal een bron van ellende en zorgen zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Keava: Hier onthult de bhakta Arjuna de gevoelens binnenin zijn hart door Bhagavn
met Keava aan te spreken. Ondanks dat U vooraanstaande asuras zoals Kei en anderen
hebt gedood, onderhoudt U altijd Uw bhaktas. Verwijder alstublieft op dezelfde wijze het
verdriet en zinsbegoocheling uit mijn hart en onderhoud Mij.
rmad-Bhgavatam geeft een nadere, vertrouwelijke uitleg van het woord Keava, die
alleen voor rasika-vaiavas is. rla Vivantha Cakravart hkura heeft uitgelegd dat
het woord Keava het volgende betekent: ken vayate saskrotti, Omdat Hij het haar
(kea) van Zijn geliefde in model brengt, wordt Ka Keava genoemd.
LOKA 31
O Ka, ik zie niet hoe er iets voorspoedigs kan voortkomen uit het doden van
mijn eigen familieleden in de strijd. Noch verlang ik naar de overwinning, het daaruit
voortvloeiende koninkrijk, of zelfs geluk.
SRRTHA-VARI
reyo na paymti betekent, ik zie helemaal niets voorspoedigs. De sannyss die
perfectie in yoga hebben bereikt en de krijgers die in het gevecht gedood worden, bereiken
allebei de hemelse zonneplaneet. Deze verklaring doet voorkomen alsof iemand die in een
gevecht gedood wordt voorspoed verwerft, maar dat iemand die doodt niet zon sukti
(vroom resultaat) ontvangt. Men kan dit betwisten door te zeggen dat iemand die doodt en
zegevierend is in de strijd zeker zowel faam als de heerschappij over een koninkrijk zal
ontvangen, daarom is het bevorderlijk voor Arjuna om te vechten. Als antwoord hierop
zegt Arjuna: na kke. Dit verlang ik niet.
LOKAS 32-34
O Govinda! Wat hebben we aan een koninkrijk, genot of zelfs het leven zelf,
wanneer degenen voor wie we dat verlangen; leraren, ooms, zonen, grootvaders, ooms
van moederszijde, schoonvaders, kleinzoons, schoonbroers en andere familieleden,
allemaal voor ons staan in slagorde, bereidwillig om hun levens en rijkdom op te
geven? O Madhusdana, daarom wil ik ze, zelfs als zij mij van het leven beroven, nog
steeds niet doden.
LOKA 35
O Janrdana, welke voldoening zullen wij, om maar te zwijgen van deze aarde,
zelfs aan heerschappij over de drie werelden ontlenen, door de zonen van Dhtarra
te doden?
LOKA 36
ikiesokJ;snLeku~
gRoSrkukrrkf;u%A
rLekkkgkZ o;a gUrqa /kkrZjk"Vku~ lckU/koku~A
Lotua fg dFka gRok lqf[ku% L;ke ek/ko
ppam evrsayed asmn / hatvaitn tatyina
tasmn nrh vaya hantu / dhrtarrn sa-bndhavn
svajana hi katha hatv / sukhina syma mdhava
ppamzonde; evazeker; rayetzal kleven; asmnaan ons; hatvdoor te doden;
etndeze; tatyinaagressors; tasmtdaarom; naniet; arhpassend; vayam
voor ons; hantumom te doden; dhrtarrnde zonen van Dhtarra; sa-bndhavn
samen met familieleden; sva-janamonze verwanten; hivoorwaar; kathamhoe; hatv
door te doden; sukhinablij; symazullen wij zijn; mdhavaO Mdhava.
O Mdhava, we zullen ons slechts zonde op de hals halen door al deze agressors te
doden. Daarom is het niet juist om Duryodhana en al onze andere familieleden te
doden. Hoe kunnen we gelukkig worden door onze verwanten te doden?
SRRTHA-VARI
Volgens ruti zijn er zes soorten agressors (taty): (1) zij die een huis in brand zetten,
(2) zij die gif toedienen, (3) zij die met dodelijke wapens aanvallen, (4) zij die iemands
rijkdom stelen, (5) zij die iemands land usurperen en (6) zij die iemands vrouw ontvoeren.
Arjuna werpt tegen, Als U zegt, O Bhrata, direct na het zien van deze zes soorten
agressors dient men ze zonder overweging te doden, want volgens de stra is zulke doding
correct en zal men geen zonde oplopen, dan zou ik als antwoord zeggen, Door degenen die
zich hier verzameld hebben te doden, wij ons voorzeker zonde op de hals zullen halen.
Er schuilt een reden achter Arjunas logica. Volgens artha-stra, de wetenschap van
politieke economie, is het correct om een agressor te doden. De bepalingen van artha-stra
zijn echter minder belangrijk dan die van dharma-stra, de Schriftuurlijke regels en
bepalingen die over gedragscode en correct handelen gaan. Zoals Yajavalkya i heeft
gezegd, Weet dat dharma-stra superieur is aan artha-stra. Daarom zei Arjuna, Volgens
dharma-stra zullen we, door cryaste doden, zeker zonde opdoen. Niet alleen dat, maar
we zullen er ook nog niet eens enig werelds plezier aan ontlenen. Om deze reden gebruikt
Arjuna uitdrukkingen zoals sva-janam, wat iemands eigen verwanten betekent.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Volgens Smti-stra doet men geen zonde op door zes soorten agressors te doden. Maar
met de verklaring van ruti: m hisyt sarva bhtni, wordt het bevel om geen enkel
levend wezen te doden vastgesteld. Wanneer er ook maar een tegenstrijdigheid lijkt te zijn
tussen ruti en Smti, worden de verklaringen van ruti als superieur aanvaard. Dit is het
voorschrift van de stras. Op dezelfde manier dient het pad van dharma-stra in
vergelijking met artha-stra als superieur te worden beschouwd. In navolging van deze
logica vindt Arjuna dat hoewel de zoons van Dhtarra de agressors zijn, men toch zonde
zal oplopen door ze doden.
Hier zien we ook een ander bijzonder kenmerk in het karakter van Arjuna. Aan het
einde van de slag van Mahbhrata bond Arjuna Avatthm vast zoals men een dier zou
vastbinden en bracht hem naar de voeten van Draupad voor de overtreding van het doden
van de zonen van de Pavas. Op dat moment huilde Draupad. Omdat ze grootmoedig en
ruimdenkend was, zei ze dat Avatthm, de zoon van hun guru, vergeven diende te worden.
Bhma, aan de andere kant, zei dat hij onmiddellijk gedood moest worden. Arjuna, die voor
een dilemma stond, keek naar Ka, die zei, Een brhmaa verdient, zelfs als hij van zijn
status is gevallen, nog geen doodstraf. Aan de andere kant moet iemand die komt om een
dodelijke aanval te maken met wapens zeker gedood worden. Kas innerlijke bedoeling
begrijpend, sneed Arjuna het haar af van die ongekwalificeerde brhmaa Avatthm,
verwijderde met bruut geweld de edelsteen uit zijn voorhoofd en verdreef hem uit het kamp.
Het innerlijke sentiment van Arjuna is dat, wat de situatie ook maar mag zijn, niemand
gelukkig kan zijn door zich met zonde in te laten. Zo iemand kan niet eens werelds geluk
ontvangen, laat staan transcendentaal genoegen. Het aanhangen van de Vedas, Smti,
sadcra (de geboden van vroom gedrag) en zelfvoldaanheid zijn de vier symptomen van
dharma. Vechten tegen diens verwanten is een activiteit die in strijd is met zowel de Vedas
als sadcra, en brengt gevoelens van schuld en berouw met zich mee.
LOKAS 37-38
SRRTHA-VARI
Arjuna vraagt, Aho! Waarom gaan wij nog steeds door met deze strijd? Om zijn eigen
vraag te beantwoorden spreekt hij deze loka die begint met de woorden yady apy.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna overweegt dat er in deze strijd leraren zijn zoals Drocrya en Krpcrya, ooms
van moederszijde zoals alya en akuni, ouderen onder de familie zoals Bhma, de zonen
van Dhtarra en familieleden en verwanten zoals Jayadratha. stra verbiedt het om zich
tegen zulke personen te keren: tvik-purohitcrya-mtultithi-sarte / bla-vddhturair
vaidya-jti-sambandhi-bndhavai. Men dient geen ruzie te maken met iemand die een
yaja verricht, een familiepriester, een leraar, oom van moederszijde, een gast, zij die
afhankelijk zijn, jonge kinderen, oudere personen en familieleden.
Maar ik moet vechten met precies deze personen. Zo uitte Arjuna zijn onwilligheid
om te vechten met zijn eigen verwanten, die nu voor hem stonden. Maar waarom zijn zij
allemaal zo vastberaden met ons te vechten? Dit overwegend concludeert Arjuna dat zij
bevangen zijn geraakt door hun bekrompen, egostische belangen en zo hun vermogen
hebben verloren om onderscheid te maken tussen wat bevorderlijk is en wat niet
bevorderlijk is, tussen dharma en adharma. Dientengevolge zijn ze vergeten welke zondige
reacties men opdoet door diens eigen dynastie te vernietigen. Wij hebben geen egostische
motieven, dus waarom zouden wij ons moeten inlaten met zon afschuwelijke en zondige
daad?
Zo eindigt de srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivednta Nryaa Mahrja,
op het Eerste Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
LOKA 39
kula-kayewanneer een dynastie wordt vernietigd; praayantivergaan; kuladharmreligieuze tradities van de familie; santande aloude; dharme
deugdzaamheid; naeverloren; kulamfamilie; ktsnamde hele; adharmazonde;
abhibhavatioverweldigt; utaook.
SRRTHA-VARI
Santan verwijst naar die principes die zijn overgeleverd door de dynastie uit een ver
verleden.
LOKA 40
O Ka, wanneer een dynastie bevangen raakt door adharma, raken de vrouwen
van die dynastie ontaard. O afstammeling van Vi, wanneer vrouwen ontaard en
onkuis worden, wordt er vara-sakara (ongewenst nageslacht) geboren.
SRRTHA-VARI
Het is adharma dat er voor zorgt dat ze zich met onkuise activiteiten inlaten.
LOKA 41
LOKA 42
o.kZljdkjdS%A
nks"kSjsrS% dqy?ukuka
mRlk|Urs tkfr/kekZ% dqy/kekZ'p 'kk'ork%
doair etai kula-ghnn / vara-sakara-krakai
utsdyante jti-dharm / kula-dharm ca vat
doai etai door deze fouten; kula-ghnnmvan de vernietigers van de familie; varasakaronzuiver
nageslacht;
krakaiveroorzakend;
utsdyanteraakt
in
vergetelheid; jti-dharmde dharmika activiteit volgens geboorte; kula-dharm
familietraditie; caen; vatade eeuwige.
Door de kwade daden van deze vernietigers van de dynastie raakt de leer van
SRRTHA-VARI
Utsdyante betekent zij raken verloren.
LOKA 43
LOKA 44
Ach! Hoe betreurenswaardig is het dat we vastberaden zijn om ons in te laten met
deze grote zonde. Gedreven door hebzucht voor koninklijk geluk, zijn we bereid om
onze eigen familieleden te doden.
LOKA 45
;fn ekeizrhdkje'kL=a
'kL=ik.k;%A
/kkrZjk"Vk j.ks gU;qLrUes {kserja Hkosr~
yadi mm apratkram / aastra astra-paya
dhrtarra rae hanyus / tan me kematara bhavet
yadials; mammij; apratkramniet verweren of in de tegenaanval gaan; aastram
ongewapend; astra-payadegenen met wapens in hun handen; dhrtarrade
zonen van Dhtarra; raeop het slagveld; hanyuzouden doden; tatdat; mevoor
mij; kematarammeer bevorderlijk; bhavetzou zijn.
Zelfs als de volledig bewapende zonen van Dhtarra mij ongewapend en zonder
verweer op het slagveld zouden doden, zou dat nog meer bevorderlijk voor me zijn.
LOKA 46
lt; mokp
,oeqDRoktZqu% la[;s jFkksiLFk mikfo'kr~A
fol`T; l'kja pkia 'kksdlafoXuekul%
sajaya uvca
evam uktvrjuna sakhye / rathopastha upviat
visjya sa-ara cpa / oka-savigna-mnasa
sajaya uvcaSajaya zei; evam uktvzo gesproken hebbend; arjunaArjuna;
sakhyete midden van het slagveld; ratha-upasthastaand op de strijdwagen; upviat
ging zitten; visjyaaan de kant werpend; sa-aramsamen met zijn pijlenkoker en pijlen;
cpamzijn boog; okadoor verdriet; savignavan streek; mnasazijn geest.
Sajaya zei: Nadat hij deze woorden midden op het slagveld had gesproken, gooide
Arjuna, zijn geest afgeleid door verdriet, zijn boog en pijlen aan de kant en ging op de
strijdwagen zitten.
SRRTHA-VARI
HOOFDSTUK TWEE
Skhya-Yoga
Yoga Via het
Principe van Analyse
LOKA 1
lt; mokp
ra rFkk i;kfo"VeJqiw.kkZdqys{k.ke~A
fo"khnUrfena okD;eqokp e/kqlnw u%
sajaya uvca
ta tath kpayviam / aru-prkulekaam
vidantam ida vkyam / uvca madhusdana
sajaya uvcaSajaya zei; tamtot hem; tathaldus; kpaymet mededogen;
viamoverstelpt;
aru-pravol
tranen;
kularusteloze;
kaamogen;
vidantamde treurende (Arjuna); idamdeze; vkyamwoorden; uvcasprak;
madhusdanar Madhusdana.
Sajaya zei: r Madhusdana sprak aldus deze woorden tot de treurende Arjuna,
die door mededogen was overmand en wiens rusteloze ogen vol tranen waren.
LOKA 2
JhHkxokuqokp
dqrLRok d'eyfena fo"kes leqifLFkre~A
vuk;Ztq"VeLoX;ZedhkdjetZqu
r bhagavn uvca
kutas tv kamalam ida / viame samupasthitam
anrya-juam asvargyam / akrtti-karam arjuna
r bhagavn uvcar Bhagavn zei; kutawaarvandaan; tvtot jou; kamalam
begoocheling; idadeze; viamein deze vijandige omstandigheden; samupasthitam
gekomen; anryadoor de non-Arirs; juambedreven; asvargyamleidt niet naar
Svarga; akrttiberuchtheid; karamde oorzaak van; arjunaO Arjuna.
SRRTHA-VARI
In dit Tweede Hoofdstuk kenschetst Bhagavn r Kacandra de symptomen van
bevrijde personen. Hij verwijdert het duister dat door verdriet en begoocheling wordt
veroorzaakt door onderscheid te maken tussen materie en geest (het zelf).
Kamalam betekent begoocheling, viame betekent op dit cruciale moment of op het
keerpunt van de strijd, kuta betekent wat is de oorzaak? En upasthitam betekent het
heeft beschutting genomen in jou. Het woord anrya-juam houdt in dat deze actie niet
gewaardeerd zou worden door nobele of respectabele personen, en asvargyam akrti-karam
betekend dat deze actie niet bevorderlijk is voor het verkrijgen van zowel werelds als
transcendentaal geluk.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het deed Dhtarra goed om te weten dat zelfs voordat de strijd begonnen was, er
plotseling een religieus gevoel (dharma-pravtti) binnenin het hart van Arjuna was
opgewekt. Arjuna uitte zijn weerzin tegen het aangaan van de strijd door zich aan het
principe van geweldloosheid te houden, en dit als de allerhoogste dharma (ahim paramo
dharma) te beschouwen. Dhtarra beraadde zich als volgt: Het zou gunstig zijn voor ons
als deze veldslag niet plaats vindt, omdat mijn zonen dan de blijvende heersers van het
koninkrijk zouden kunnen worden, zonder enig obstakel. Hij vroeg echter toch naar wat er
daarna gebeurde.
Sajaya, die was begiftigd met voortreffelijke intelligentie, kon Dhtarras innerlijke
beweegreden begrijpen; aldus bespeurde hij op deskundige wijze de gevolgtrekking, en
drukte de hoop van de blinde koning de kop in. Hij zei, Zelfs nadat Hij Arjuna in zon
toestand zag, heeft Bhagavn r Ka hem nog niet aan zijn lot over gelaten. Integendeel,
Hij zal dezelfde natuurlijke neiging in het hart van Arjuna laten doordringen waarmee Hij
Madhu en andere asuras heeft vernietigd. Via Arjuna zal Hij voor de dood van al uw zonen
zorgen. Koester daarom geen hoop op het verkrijgen van het koninkrijk zonder een gevecht
aan te gaan.
Sajaya ging door met het beschrijven van de verklaringen van r Ka aan
Dhtarra. Vechten is de sva-dharma (voorgeschreven plicht) van katriyas. Waarom sta
je nu, de tijd om te vechten is aangebroken, afwijzend tegenover je sva-dharma? Het
verliezen van interesse in deze dharma-yuddha (rechtvaardige strijd) is ongunstig voor
iedere hogere bereiking (anrya-jua) die je moka, Svarga en faam zal geven. Zon
weigering of verlies van interesse vernietigt reputatie en geluk in deze materile wereld
(akrti-kara).
LOKA 3
O Prtha, buig niet voor zulke lafheid; het past niet bij je. Laat deze nietige
zwakte van hart achter je, O Parantapa, en sta op om te vechten.
SRRTHA-VARI
Hier betekent het woord klaibyam onwaardigheid of onvermogen in de vorm van
lafheid. Ka zegt, O Prtha, ondanks dat je de zoon van Pth bent, gedraag jij je als een
lafaard. Om deze reden gebruikt r Bhagavn de woorden: m smagama. Wees geen
lafaard. Hij zegt, Zulke schijnbare lafheid past bij een minderwaardige katriya, maar jij
bent Mijn vriend; daarom past het op geen enkele manier bij jou. Arjuna kan zeggen, O
Ka, twijfel niet aan mijn gebrek aan moed. Ik ben gemotiveerd om te vechten. Begrijp
alstublieft dat mijn beslissing vanuit een dharmika standpunt een teken is van onderscheid,
om respect te tonen aan mijn gurus zoals Bhma en Droa; en het is een symptoom van
mijn mededogen voor de zonen van Dhtarra, die zwak zijn en op het punt staan te
sterven aan wonden veroorzaakt door mijn wapens. Ka zegt, Mijn antwoord hierop
is:kudramdit is geen onderscheiding of mededogen, maar geweeklaag en begoocheling.
Beiden onthullen de zwakte van je geest. Daarom, O Parantapa, zie af van deze zwakte van
hart en sta op en vecht. Para verwijst naar vijanden en tapa naar de daad van het kastijden
van deze vijanden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn zei, Voor katriyas die moedig zijn en zich in hun sva-dharma bevinden,
is het niet gepast of glorieus om laf te zijn in de strijd. Omdat je ontsproten bent uit Pth
van het deel van Devarja Indra, ben je net zo geniaal en krachtig als hij is. Daarnaast ben
je erg invloedrijk, aangezien ik mah-mahevara ben, de Allerhoogste Bestuurder, en jij
Mijn vriend bent; het betaamt je daarom niet om laf te zijn. Als je beweert dat zulk gedrag
geen lafheid is maar wijsheid en mededogen, dan is Mijn antwoord dat dit niet waar is. Dit
is geen wijsheid en mededogen; het is smart en begoocheling ontstaan uit zwakte van geest.
Wijsheid en mededogen leiden niet tot verwarring en begoocheling. Na je vorige verklaring
na ca aknomy avasthtu bhramatva ca me mana (Gt 1.30), is het duidelijk dat je geest
aan het wankelen is.
Het is gepast om hier te vermelden dat, nadat hij tevredengesteld was door de dienst
van Kunt, de wijze Durvs haar een zegen gaf in de vorm van een mantra waarmee ze elke
devat kon oproepen om voor haar te verschijnen en haar verlangens te vervullen. Op last
van Mahrja Pu, reciteerde Kunt die mantra om Dharma (Yamarja, de god van
dharma), Vyu (de god van de wind) en Indra (de god van alle devats) te roepen. Als
gevolg daarvan werden respectievelijk Yudhihira, Bhma en Arjuna geboren. Via de
tweelingen Avin Kumras, gaf Pus tweede vrouw, Mdr, geboorte aan Nakula en
Sahadeva.
LOKA 4
vtqZu mokp
dFka Hkh"eega la[;s ks.ka p e/kqlnw uA
it
b"kqfHk% izfr;ksRL;kfe
w kgkZofjlwnu
arjuna uvca
katha bhmam aha sakhye / droa ca madhusdana
ubhi pratiyotsymi / pjrhv arisdana
arjuna uvcaArjuna zei; kathahoe?; bhmamGrootvader Bhma; ahaik;
sakhyein gevecht; droamDrocrya; caen; madhusdanaO Madhusdana;
ubhimet pijlen; pratiyotsymizal in de tegenaanval gaan; pj-arhudie het waard
zijn door mij aanbeden te worden; arisdanaO doder van de vijanden;.
Arjuna zei: O Madhusdana! O Arisdana, doder van vijanden! Hoe kan ik met
pijlen in de strijd vechten tegen Grootvader Bhma en Drocrya, die mijn
aanbiddenswaardige meerderen zijn?
SRRTHA-VARI
Om de vraag waarom hij niet vecht te beantwoorden, beweert Arjuna dat, volgens
dharma-stra, het schenden van de eer van een aanbiddenswaardige persoonlijkheid
ongunstige gevolgen met zich meebrengt. Daarom zal ik niet vechten. Om deze daad te
ondersteunen, spreekt hij deze loka, beginnende met katham. Als Ka zegt, Bhma en
Droa vechten tegen je, dus hoe kun je niet terugvechten?, dan kan Arjuna antwoorden,
Omdat ik ze als pj-arhau zie, aanbiddenswaardg. Daarom is het correct dat ik niet met ze
vecht. Is het gepast voor mij om met scherpe pijlen die personen te doorboren aan wiens
voeten ik met devotie bloemen hoor te offeren? Nee, het is niet juist.
Door r Ka aan te spreken als Madhusdana, legt Arjuna deze logica voor: O beste
vriend, Jij hebt ook vijanden gedood in de strijd, maar Je hebt niet Je guru, Sndpani Muni,
gedood, noch je familieleden, de Yadus. O Jij die bekend staat als Madhusdana (doder van
Madhu), zijn Madhus (vijanden) Yadus (Jouw familieleden)? Nee, dit is niet zo. Madhu was
Je vijand (ari), daarom heb ik Je aangesproken als Arisdana, de doder van vijanden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sndpani Muni was een beroemde wijze die tot de Kayapa dynastie behoorde, en in de
stad Avanti woonde, het huidige Ujjain.
Terwijl Ze hun mensachtige spel en vermaak opvoerden om zo een voorbeeld te geven
voor anderen, aanvaardden jagad-gurus r Ka en Baladeva hem als Hun ik-guru.
Terwijl Ze in zijn rama woonden, voerden Ze het vermaak uit van het leren van de
vierenzestig kunsten in vierenzestig dagen. rla Vivantha Cakravart hkura heeft in
zijn Srrtha-darin commentaar op rmad-Bhgavatam, aangegeven dat Sndpani Muni
een aiviet was, een volgeling van Heer iva. Waarom aanvaardden Ka en Baladeva hem
dan als Hun guru? Als antwoord op deze vraag schrijft Vivantha Cakravart hkura dat,
als Ze een Vaiava guru hadden aanvaard, hij r Ka onmiddellijk zou hebben herkend
als Svaya Bhagavn, de Oorspronkelijke Persoonlijkheid Gods, en dat het spel van leren
niet zou hebben plaatsgevonden. Daarom gingen deze twee broers met opzet naar de aiviet
Sndpani Muni, zoon van de vermaarde Yogamy-Pauramsi van Vraja. De beroemde
vrienden van Ka, Madhumagala en Nndmukh, zijn de zoon en dochter van
Sndpani Muni.
LOKA 5
xq:ugRok fg egkuqHkkoku~
Js;ks Hkksqa HkS{;eihg yksd sA
gRokFkZdkekaLrq xq:fugSo
Hkqth; Hkksxku~ #fkjizfnXkku~
gurn ahatv hi mahnubhvn
reyo bhoktu bhaikyam apha loke
hatvrtha-kms tu gurn ihaiva
bhujya bhogn rudhira-pradigdhn
Het zou beter zijn mijn leven te onderhouden in deze wereld door te bedelen dan
door deze grote persoonlijkheden, die mijn gurus zijn, te doden. Ook al zijn ze
gemotiveerd door materieel winstbejag, blijven ze toch mijn superieuren. Ieder werelds
genot dat ik zou kunnen bereiken nadat ik ze gedood heb, zal zeker besmeurd zijn met
hun bloed.
SRRTHA-VARI
Arjuna zegt tegen Ka, Indien Je vraagt hoe ik in mijn levensonderhoud zal voorzien
als ik er niet naar verlang het koninkrijk te aanvaarden, dan is mijn antwoord dat het beter
is om voedsel te eten dat verkregen is door te bedelen, een handeling die verwerpelijk is
voor katriyas, dan dat ik mijn gurus dood. Hoewel ik voor zon daad onteerd zal worden,
zal ik geen ongunstigheid over me heen krijgen. Het is niet gepast om mijn gurus te
verlaten enkel omdat ze de trotse en adharmika Duryodhana volgen, die niet in staat is
onderscheid te maken tussen wat juist is en wat niet juist is.
Als Je zegt dat het wordt aangeraden in dharma-stra (Mahbhrata Udyoga Parva)
om de guru af te wijzen indien hij trots is, niet in staat is om onderscheid te maken tussen
goede en slechte daden en zich inlaat met afschuwelijke activiteiten, dan is mijn antwoord,
mahnubhvn, Met welke mogelijkheid kunnen deze tekortkomingen zich voordoen in
zulke persoonlijkheden zoals Bhma en Droa, die lust, tijd enzovoorts hebben
overwonnen? Men kan dan tegenspreken: hoewel een man een dienaar is van rijkdom, is
rijkdom de dienaar van niemand. Dit wordt bevestigd door Bhmas verklaring aan
Yudhihira Mahrja: O Mahrja, het is waar dat ik gebonden ben door de rijkdom van
de Kauravas. Dus, als Je zegt dat zijn reputatie als een mahnubhvn (grote
persoonlijkheid) al is vernietigd door het woord artha-kmn (verlangend naar rijkdom),
dan moet ik antwoorden. Ja, dat is waar. Toch, als ik hem dood zal ik slechts verdriet
voelen. Om die reden gebruik ik het woord artha-kmn (verlangend naar rijkdom). Hoe
kan ik van de objecten van de zintuigen genieten als ik al de op rijkdom beluste Kauravas
dood, wanneer zulke zinsobjecten besmeurd zullen zijn met hun bloed?
Met andere woorden, ondanks hun hebzucht naar rijkdom zullen zij altijd mijn gurus
zijn. Ik zal een verrader worden door hun te doden, en wat voor genot er dan ook maar
verkregen wordt, zal vermengd zijn met zondige daden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alsof hij geen acht had geslagen op Kas woorden omdat hij was overmand door
smart en begoocheling, beweerde Arjuna andermaal, Ik vind het uitermate ongunstig en
zondig om mijn gurus, Drocrya, Krpcrya en mijn meest aanbiddenswaardige
Grootvader Bhma, die hier voor mij staan in deze veldslag, enkel ter wille van dit
onbeduidende materile koninkrijk te doden, om maar te zwijgen van mijn eigen
familieleden en verwanten. Het uitzicht op een plaats op de hogere planeten gaat volledig
verloren voor iemand die zulke gurus doodt. Daarom vind ik het beter om in deze wereld in
mijn levensonderhoud te voorzien door te bedelen.
In de Krma Pura wordt verklaard:
updhyya pit jyeha-bhrt caiva mah-pati
mtulavasuras trt mtmaha-pitmahau
bandhur jyeha pitvya ca puyete gurava smt
Hij die de Vedas onderwijst, de vader, oudere broer, koning, oom van moederskant,
schoonvader, beschermer, grootouders van moederskant, grootouders van vaderskant,
verwanten en al degenen bejaard zijn worden als iemands guru beschouwd.
r Drocrya en Krpcrya waren geboren in eersteklas brhmaa families. Behalve
dat ze kennis hadden van dhanur-veda (de wetenschap van het boogschieten), waren ze ook
geleerd in de Vedas en dharma-stras en waren van nature dharmika. Arjuna zag ze als zijn
gurus. Drocrya, die de mogelijkheid van oorlog had voorzien, liet Arjuna een eed
afleggen dat, als ze om een of andere reden tegenover elkaar zouden komen te staan in de
strijd, Arjuna met hem moest vechten.
Grootvader Bhma, de zoon van Koning ntanu en Gagdev, bleef zijn hele leven
lang celibatair. Volgens rmad Bhgavatam (9.22.19) was hij een bhakta van r Ka die
uitermate ridderlijk en vrijgevig was, de zintuigen onder controle had, een kenner van de
Absolute Waarheid was en zijn geloftes altijd nakwam. Zelfs de dood was onder zijn
controle. Hij is prominent onder de twaalf mahjanas, autoriteiten op het gebied van
toegewijde dienst aan de Heer:
svayambhr nrada ambhu / kumra kapilo manu
2) Mahdeva, die een groot toegewijde is van Ka, hielp Hem om de aarde te
bevrijden van de surika krijgsmachten door Bsuras strijd tegen de Heer op gang
te brengen en te steunen. In zijn eentje zou Bsura het nooit hebben aangedurfd
om tegen Ka te vechten, en zou daarom niet uit de weg zijn geruimd. Net zoals
Mahdeva persoonlijk met r Ka vocht door de kant van Bsura, zijn eigen
toegewijde, te kiezen, zo ook kiest Grootvader Bhma hier partij voor de Kauravas
en vecht hij tegen zijn Heer. Waar is er hier dan sprake van dat zijn bhakti verloren
is gegaan?
3) Om Moeder Aarde te verlichten van de last van surika krijgsmachten, wilde r
Ka deze asuras vernietigen in het Mahbhrata conflict en zo dharma opnieuw
instellen. Als Grootvader Bhma en gurus zoals Drocrya en anderen de surika
tegenpartij niet hadden geholpen, was de veldslag bij Kuruketra nooit mogelijk
geweest. Daarom inspireerde het begoochelende vermogen van Ka genaamd
yogamy, door de persoonlijke wil van de alwetende r Ka, het hart van Bhma
om aan de kant van de tegenpartij te vechten. Aldus verrichtte Bhma deze daad
voor het plezier van Ka.
4) In zijn commentaar op een loka van rmad Bhgavatam, legt rla Jva Gosvm uit
dat er in de Mahbhrata-oorlog door de wil van r Ka een surika gemoed
binnendrong in Grootvader Bhmas hart. Vervuld van dat gemoed mikte hij
scherpe pijlen op Ka, anders zou het voor een uddha-bhakta als Bhma
onmogelijk zijn geweest om zich zo te gedragen.
5) De parama-bhakta Grootvader Bhma leert gewone sdhakas dat zelfs als een grote
persoonlijkheid van zijn verheven status het voedsel of de associatie van
materialistische personen aanvaardt, zijn geest besmet zal raken en zijn
onderscheidingsvermogen verloren zal gaan.
6) r Bhagavn begreep dat Jaya en Vijaya Hem tevreden wilde stellen door Zijn
verlangen om te vechten te vervullen. Daarom inspireerde Hij de vier Kumras
Hem te komen bezoeken en, teneinde de harten van Jaya en Vijaya in te prenten
met vijandige gedachten, liet Hij ze met opzet vervloeken door de vier Kumras.
Deze vloek was enkel schijn, want er bestaat met geen mogelijkheid enige woede in
Vaikuha, laat staan een vloek. In werkelijkheid smeekten Jaya en Vijaya
persoonlijk om een vijandig gemoed te krijgen, en door dit te doen was er geen
vermindering in hun bhakti.
Als Grootvader Bhma enig symptoom zou hebben vertoond van een verlangen om
Ka te doden in plaats van Hem te plezieren, dan zou hij voorgoed van zijn positie als een
bhakta zijn gevallen. Grootvader Bhma bood het volgende gebed aan dat r Ka
verheerlijkte op het slagveld van Kuruketra:
yudhi turaga-rajo-vidhmra-vivakkaca-lulita-ramavry-alaktsye
mama niita-arair vibhidyamnatvaci vilasat-kavace stu ka tm
rmad-Bhgavatam (1.9.34)
In zijn commentaar op deze loka, geeft rla Vivantha Cakravart hkura een erg
rasika beschrijving van Grootvader Bhmas bhakti-bhva, door te zeggen dat Bhma merkt
dat, net zoals het stof dat wordt opgestoven door de hoeven van de koeien in Vraja het
bekoorlijke gezicht van r Ka versiert en Zijn schoonheid en zoetheid doet toenemen, zo
ook het stof dat wordt opgestoven door de hoeven van de paarden op het slagveld r
Kas schoonheid en zoetheid doet toenemen. Er is niets lelijks aan een prachtig
voorwerp. Hoewel stof op zichzelf niet mooi is, als het op het zachte, lotusachtige gezicht
van r Ka valt, versterkt het Zijn schoonheid en charme. Toen Ka op Bhma af
rende terwijl Hij het wiel van een strijdwagen vasthield, hingen Zijn haren er slordig bij.
Dit herinnerde Bhma er aan hoe Kas haar er uitziet wanneer Hij, bij terugkeer van het
grazen van de koeien, achter de loeiende koeien aanrent terwijl ze snel richting hun stallen
rennen. De woorden rama-vriin deze loka betekenen dat er, vanwege de krachtige
inspanning van Ka die op Bhma af rent op het slagveld, druppels transpiratie van Zijn
lotusachtige gezicht en ledematen afviel. Voor Bhma leken ze als de transpiratiedruppels te
zijn die worden veroorzaakt door Kas inspanning in kandarpa-yuddha, amoureuze oorlog
van de liefdesgod.
Dat Ka op Bhma af rent is ook een manifestatie van Zijn gemoed van bhaktavtsalya. Ka brak Zijn eigen gelofte om niet te vechten teneinde Bhmas gelofte dat hij
er voor zou zorgen dat Ka de wapens op zou nemen tegen hem, na te komen. Grootvader
Bhma merkt op, De roodachtige tekens die verschijnen op de ledematen van r Ka,
die gekneusd en gesneden zijn door mijn scherpe pijlen, lijken op de liefdevolle beten
gemaakt door een gepassioneerde minnares die in beslag is genomen door kandarpa-rasa
met haar geliefde. Hoewel een jonge beminde zich minachtend kan gedragen tegen haar
geliefde, die ze miljoenen malen meer liefheeft dan haar eigen leven, door hem te markeren
met haar nagels en tanden, kan het niet worden gezegd dat ze verstoken is van liefde.
Evenzo is Bhmas onbezonnenheid in vra-rasa (het ridderlijke gemoed) geen indicatie dat
hij verstoken is van ka-prema.
Bhagavnr Ka is raso vai sa (Taittirya Upaniad 2.7.1), wat inhoudt dat Hij de
nectar van alle rasas (akhila-rasmta-mrti) belichaamt. Teneinde het verlangen van
Ka om vira-rasa te proeven te vervullen, koos Bhma, een van Zijn prominente bhaktas,
de kant van de Kauravas en verwondde de ledematen van r Bhagavn. Zo plezierde
Bhma Hem dus door Zijn verlangen te vervullen.
In r Mahbhrata zijn we er getuige van dat Bhagavn r Ka een eed aflegde om
geen wapens te gebruiken in het gevecht. Aan de andere kant legde Bhma, Zijn bhakta,
een gelofte af dat, als hij er niet voor kon zorgen dat Ka wapens zou gebruiken, hij niet
als de zoon van Mahrja ntanu beschouwd zou worden. Bhagavn, die Zijn bhaktas
toegenegen is (bhakta-vatsala), brak Zijn eigen gelofte en hield de gelofte van Bhma in
stand.
sva-nigamam apahya mat-pratijm
tam adhikartum avapluto rathastha
dhta-ratha-carao bhyayc caladgur
harir iva hantum ibham gatottariya
rmad-Bhgavatam (1.9.37)
Grootvader Bhma zegt, Keer op keer breng ik mijn pramas aan bhaktavatsalarBhagavn die, om mijn gelofte in ere te houden, Zijn eigen belofte brak. Hij
sprong van de strijdwagen, nam een wiel in Zijn hand en rende met grote snelheid op
me af.
Ondanks dat hij de kant van de tegenpartij koos, is Grootvader Bhma een paramabhakta. Hier bestaat geen twijfel over. Van het karakter van Bhma kunnen we leren dat
wat hij ook maar doet bevorderlijk is; het is voor het genoegen van Ka en het helpt
Kas ll-vilasa. Zijn diepzinnige aard gaat elke wereldse redenering te boven. Echter, als
een geconditioneerde ziel (my-baddha-jva) Bhma imiteert en zich inlaat met
ongeoorloofde praktijken of apardha begaat door te koop te lopen met het zijn van een
guru, kan hij nooit als een sad-guru beschouwd worden. Bhagavnabhadeva heeft gezegd
in rmad-Bhgavatam (5.5.18):
gurur na sa syt sva-jano na sa syt
pit na sa syj janan na sa syt
daiva na tat syn na pati ca sa syn
na mocayed ya samupeta-mtyum
Die guru is geenguru, die vader is geen vader, die moeder is geen moeder, die deva is
geen deva en die verwant is geen verwant die ons niet uit de klauwen van de dood
kunnen houden, ons geen eeuwig leven kunnen schenken en ons niet kunnen
beschermen tegen de onwetendheid van my, die ons in beslag genomen en gebonden
laat zijn in deze kringloop van geboorte en dood (mtyu-sasra).
Alleen een mah-purua die stra-ja (volkomen deskundig in de strekkingen van de
stra) is, die begiftigd is met realisatie van parabrahma en die onthecht is van deze
materile wereld, is gekwalificeerd om een guru te zijn. Bali Mahrja verwierp ukrcrya
om deze reden, omdat ukrcrya gekant was tegen de principes van bhakti. Aldus gelast de
stra om zon guru te verwerpen. Het is geen zonde of fout om zich niet over te geven aan
een ongekwalificeerde guru of hem niet te volgen, noch in feite om hem te verwerpen.
Na het winnen van de svayavara, een krachtmeting die gehouden wordt om de hand
van de dochter van een koning te winnen, van de drie dochters van de Koning van K
Amb, Ambik en Amblikliet de levenslange celibatair Bhma Ambik en Amblik
trouwen met zijn broer Vicitravrya. Het eerste meisje, Amb, wilde per se met Bhma
trouwen, maar hij had een gelofte afgelegd van levenslang celibaat, en dus wees hij haar
verzoek af. Toen ze geen andere oplossing vond, benaderde ze Paraurma, de astra-straguru van Bhma. Paraurma riep Bhma bij zich en beval hem om met Amba te trouwen,
maar Bhma bleef resoluut. Naar aanleiding hiervan beval Paraurma hem met haar te
trouwen of met hem te vechten. Bhma aanvaardde het gevecht terwijl hij de volgende
woorden sprak:
guror apy avaliptasya krykryam ajnata
utpatha-pratipannasya paritygo vidhyate
Mahbhrata, Udyoga Parva (179.25)
Een guru die in beslag is genomen door zintuiglijke bevrediging, die een dwaas is zonder
in staat te zijn onderscheid te maken tussen gepast en ongepast gedrag, en die een pad
volgt dat verstoken is van uddha-bhakti, is een valse guru. Men dient hem onmiddellijk
te verwerpen.
Zon parama-bhakta als Bhma kan geen enkele daad verrichten die gekant is tegen de
principes van bhakti. Paraurma is een avatra van Bhagavn. Omdat Hij de gelofte van
Bhma als rechtvaardig beschouwde, aanvaardde Paraurma verlies in dit gevecht, dat
anders voor onbepaalde tijd zou hebben voortgeduurd omdat ze elkaars gelijke waren in de
strijd.
LOKA 6
Ik ben niet in staat om te beslissen wat beter is voor ons, om hun te verslaan of
om door hun verslagen te worden. Zelfs nadat we ze gedood hebben zullen we niet
verlangen te leven. Toch hebben zij de kant van Dhtarra gekozen, en staan nu
voor ons op het slagveld.
SRRTHA-VARI
Arjuna spreekt de loka die begint met na caitad terwijl hij denkt, Door tegen onze
gurus te vechten weet ik niet of we zullen zegevieren of zullen worden verslagen.
Bovendien weet ik niet eens of het beter is voor ons om te winnen of verliezen. Hier
spreekt Arjuna, terwijl hij twee vooruitzichten in overweging neemt, over de mogelijkheid
van zowel zijn overwinning als zijn nederlaag. Arjuna zegt, Voor ons staat het behalen van
de overwinning gelijk aan een nederlaag. Bijgevolg gebruikt hij de woorden yn eva, etc.
LOKA 7
dkiZ.;nk"kksigrLoHkko%
i`PNkfe
Roka
/keZlaew<psrk%A
;PNs;%L;kfkf'pra czwfg rUes
f'k";Lrsga 'kkf/k eka Roka izike~
krpaya-doopahata-svabhva
pcchmi tv dharma-sammha-cet
yac chreya syn nicita brhi tan me
iyas te ha dhi m tv prapannam
krpayavan lafheid; doadoor de tekortkoming; upahataoverweldigd; sva-bhva
mijn ridderlijke aard; pcchmivraag; tvmJe; dharmaover deugd; sammha
verbijsterd; cetin het hart; yatwat; reyavoorspoedige pad; sytmag zijn;
nicitamzekere; brhizeg; tatdat; metegen mij; iyadiscipel; teUw; ahamik;
dhionderricht alsjeblieft; mmmij; tvmaan U; prapannamovergegeven.
Overweldigd door zwakte van hart en verbijsterd over hoe ik vast kan stellen wat
dharma is, heb ik mijn aangeboren eigenschap van ridderlijkheid opgegeven. Ik
verzoek Je mij te vertellen wat werkelijk goed is voor me. Ik ben Uw discipel en heb
me overgegeven aan U. Onderricht me alstublieft.
SRRTHA-VARI
r Ka had Arjuna hier kunnen bespotten door te zeggen, Hoewel je een katriya
bent, heb je besloten om hier en daar rond te dolen en te bedelen op basis van je eigen
deductieve opvatting van de strekkingen van stra. Wat voor nut hebben Mijn woorden
dan? Anticiperend op dit mogelijke antwoord, begint Arjuna deze loka met karpanya.
Het opgeven van het natuurlijke kenmerk van ridderlijkheid is karpanya, laf gedrag. De
principes van dharma zijn heel subtiel en daarom verwarrend voor mij, dus zeg me alsjeblieft
met zekerheid wat gunstig voor me is.
Ka kan zeggen,Omdat je trots bent op je intellect, weerleg je Mijn verklaringen.
Hoe kan Ik je onderwijzen? In antwoord hierop verzekert Arjuna Hem door te zeggen, Ik
ben Uw discipel en van nu af aan zal ik Uw verklaringen niet meer onnodig weerleggen.
LOKA 8
u fg izi';kfe eekiuq|kn~
;PNksdeqPNks"k.kfefU;k.kke~ A
vokI; HkwekoliRue`a
jkT;a lqjk.kkefi pkfkiR;e~
na hi prapaymi mampanudyd
yac chokam ucchoaam indriym
avpya bhmv asapatnam ddha
rjya surm api cdhipatyam
naniet; hizeker; prapaymizie ik niet; mamamijn; apanudythet kan verdrijven;
yatwelke; okamsmart; ucchoaamopdroogt; indriymmijn zintuigen; avpya
na het bereiken; bhmauop de aarde; asapatnamongekend; ddhamwelvarend;
rjyamkoninkrijk; surmover de devas; apizelfs- caook; dhipatyam
heerschappij.
SRRTHA-VARI
r Ka zou kunnen zeggen, Je hebt geen eerbiedige houding tot Mij, je hebt meer
een vriendschappelijke stemming. Hoe zal Ik je als mijn discipel aanvaarden? Je zou
beschutting moeten nemen bij persoonlijkheden zoals Dvaipyana Vysa, voor wie je een
respectvolle houding hebt. Dit antwoord anticiperend, spreekt Arjuna de huidige loka
beginnende met na hi. In de drie werelden zie ik niemand anders dan U die mijn verdriet
kan verdrijven. Ik vind zelfs Bhaspati niet intelligenter dan U. Wiens beschutting kan ik
daarom nemen behalve de Uwe, daar ik overmand ben door leed? Net zoals de intense hitte
van het zomerseizoen kleine vijvers opdroogt, droogt dit verdriet mijn zintuigen op.
Ka kan ook zeggen, Ondanks dat je overweldigd bent door verdriet, dien je toch te
vechten. Als je het gevecht wint, zul je geheel in beslag genomen worden door het genieten
van je koninkrijk en verlost raken van dit leed. Arjuna antwoordt daarom met de
uitdrukking beginnend met avpya. Zelfs als ik het ongevenaarde koninkrijk van de aarde
verkrijg, of heerschappij over de devats in Svarga, zullen mijn zintuigen zo droog blijven
als ze nu zijn.
LOKA 9
lt; mokp
,oeqDRok
"khd'ka
xqMkds'k%
ijUri%A
u ;ksRL; bfr xksfoUneqDRok rw".k cHkwo g
sajaya uvca
evam uktv hkea / gukea parantapa
na yotsya iti govindam / uktv t babhva ha
sajaya uvcaSajaya zei; evamzo; uktvgesproken hebbend; hkeamtot Ka;
gukeaArjuna; parantapadoder van de vijanden; na yotsyeik zal niet vechten;
itizo; govindamtot Govinda; uktvsprekend; tmstil; babhva hahij werd.
Sajaya zei: Nadat hij deze woorden had gesproken zei Gukea, de bedwinger
van vijanden, tegen r Ka, O Govinda, ik zal niet vechten, en werd stil.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
Om Zijn vriend Arjuna, die in sakhya-bhva is, te bespotten, laat Ka hem zien dat
het ongepast is om op deze manier gekwetst te zijn, en verdrinkt hem zo in een oceaan van
verlegenheid. r Ka merkt op, O, jij bent behoorlijk verstoken van
onderscheidingsvermogen. Arjuna heeft echter de positie van Kas discipel (iya)
aanvaard, en het is niet gepast om een discipel op deze manier aan de schandpaal te
nagelen. Daarom tuit Ka Zijn lippen en probeert Hij Zijn lach te verbergen. De
strekking van het woord Hkea is hier dat, hoewel Ka voorheen gecontroleerd werd
door de liefdevolle uitspraken van Arjuna, Hij nu, voor Arjunas eigen welzijn, uit liefde
zijn geest bestuurd.
De woorden senayor ubhayor madhye geven aan dat Arjunas treurnis en de instructies
en verzekeringen gegeven door r Bhagavn voor beide legers zichtbaar waren. Met andere
woorden, dit bericht van Bhagavad-gt werd in het bijzijn van alle aanwezigen
geopenbaard. Het werd voor niemand geheim gehouden.
LOKA 11
JhHkxokuqokp
v'kksP;kuUo'kkspLRoa izKkoknka'p Hkk"klsA
xrklwuxrklwa'p ukuq'kkspfUr if.Mrk%
r bhagavn uvca
aocyn anvaocas tva / praj-vd ca bhase
gatsn agats ca / nnuocanti pait
r bhagavn uvcar Bhagavn zei; aocynom wat het treuren niet waard is;
anvaocatreurt; tvamje; praj-vdnwijze woorden; camaar; bhaseje spreekt;
gataverloren; asnleven; agataniet verloren; asnleven; cadoch; na
anuocantitreuren niet; paitde wijzen.
r Bhagavn zei: Hoewel je wijze woorden spreekt, treur je om wat het treuren
niet waard is. De wijzen treuren noch om de levenden, noch om de doden.
SRRTHA-VARI
r Ka zegt, O Arjuna, jouw leed dat is ontstaan uit de pijn van het doden van je
familieleden is denkbeeldig. Je vraag, Hoe kan ik vechten met Bhma? laat zien dat je
beredenering op onwetendheid berust. Om uit te leggen waarom de bovenstaande
verklaring waar is, zegt r Bhagavn: aocyn anvaoca, Je treurt om wat het treuren niet
waard is. r Ka zegt verder, Zelfs nadat je door Mij bent gerustgesteld, stel je nog zulke
vragen als: katha bhmam aha sakhyehoe kan ik met Grootvader Bhma vechten?
(Gt 2.4). Ook al doe je net alsof je een paita bent, toont je presentatie van zulke
argumenten en logica dat je eigenlijk niet geleerd bent en dat je eigenlijk geen kennis
bezit.De wijzen treuren niet om grofstoffelijke materile lichamen waaruit de levensadem
(pra) is vertrokken (gata-sn), aangezien zulke grofstoffelijke materile lichamen
tijdelijk zijn.
Agatsn betekent van wie de pra niet is weggegaan. De geleerden of wijzen treuren
zelfs niet om de fijnstoffelijke, subtiele lichamen van zulke personen, omdat het subtiele
lichaam onverwoestbaar is voor het stadium van muktibereikt wordt. In beide gevallen,
gatsn (zonder leven) en agatsn (met leven), is de svabhva (aard) van zowel het
grofstoffelijke als het fijnstoffelijke lichaam onveranderbaar. Dwaze mensen treuren echter
om het grofstoffelijke lichaam van hun vader of familieleden wanneer de pra het lichaam
verlaat. Ze treuren niet om het fijnstoffelijke lichaam, omdat ze daar over het algemeen
niets van af weten.
Bhma en anderen zijn ook tm, en worden bedekt door omhulsels van grofstoffelijke
en fijnstoffelijke lichamen. Aangezien de tm eeuwig is, is het ongepast om er over te
treuren. Dus, zojuist zei je dat dharma-stra superieur was aan artha-stra, maar Mijn
antwoord is dat jna-stra, waar deze opvattingvandaan komt, zelfs superieur is aan
dharma-stra.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dat deel van sac-cid-nanda para-tattva (de Allerhoogste Absolute Realiteit,
samengesteld uit eeuwigheid, bewustzijn en gelukzaligheid), wat alleen met de taastha-akti
is begiftigd, wordt jvtm of de jva genoemd. De jvas zijn van constitutionele aard
atomische deeltjes bewustzijn. Hun eeuwige en aangeboren kenmerk is bhagavat-sev
(dienst aan de Heer). Er zijn twee soorten jvas: mukta (bevrijd) en baddha
(geconditioneerd). De mukta-jvas houden zich eeuwig bezig met het dienen van r
Bhagavn in Zijn verblijf. Zij vallen nooit van hun positie. De baddha-jvas zijn het dienen
van r Bhagavn sinds onheuglijke tijden vergeten, en zo, bedekt door de twee soorten
rmad-Bhgavatam (4.29.83)
Hij zal verlost worden van de lichamelijke levensopvatting door Mijn spel en vermaak
te horen.
bhaya dvitybhiniveata syt
rmad-Bhgavatam (11.2.37)
Angstigheid wordt veroorzaakt door het vergeten van de Heer en is de oorzaak van de
lichamelijke levensopvatting.
yad ratir brahmai naihik pumn
rmad-Bhgavatam (4.22.26)
Na verankerd te zijn geraakt in zijn gehechtheid aan de Allerhoogste Persoonlijkheid,
brandt het levende wezen zijn materile omgeving op net zoals vuur, dat uit hout
ontstaat, het hout zelf verbrandt.
mm upetya tu kaunteya
rmad Bhagavad-gt (8.16)
Maar iemand die Mij bereikt, O zoon van Kunt, neemt nooit meer geboorte.
Wanneer we deze lokas bestuderen, is het overduidelijk dat hoewel het fijnstoffelijke
lichaam geen begin heeft, het verkregen wordt door het vergeten van Bhagavn (Bhagavnvismti) en vernietigd wordt door zich Hem te heugen (Bhagavn-smti).
Daarom zullen degenen die tm-tattva-vit zijn, die de aard van de tm kennen als
onveranderlijk, onvergankelijk en eeuwig, niet rouwen of geschokt raken bij het verlies van
een grofstoffelijk lichaam. Zij treuren noch om een grofstoffelijk lichaam zonder een tm
(gatsn), noch om een grofstoffelijk lichaam met een tm (agatsn) dat in de toekomst
vernietigd zal worden. Aan de andere kant zijn degenen die hun grofstoffelijk lichaam als
het zelf zien onwetend. Zulke personen zijn zich niet eens bewust van het fijnstoffelijk
lichaam, laat staan van de tm. Ze zien het grofstoffelijk lichaam (dat de tm bevat) aan
voor hun moeder, vader, broer, of familielid. Wanneer de tm dat lichaam verlaat, denken
ze dat hun moeder, vader, broer of familielid dood is, en rouwen ze om dat lichaam.
LOKA 12
Nooit was er een tijd wanneer Ik niet bestond, noch jij, noch al deze koningen,
noch zal er in de toekomst iemand van ons ophouden te bestaan.
SRRTHA-VARI
Ka stelt de vraag, O Mijn vriend, Arjuna, wanneer iemand rouwt om de dood van
een dierbaar persoon, wat is dan het object van zijn liefde, het lichaam of de tm? In
rmad-Bhgavatam (10.14.50) wordt gezegd:
sarvem api bhtn / npa svtmaiva vallabha
O koning, voor alle jvas is de tm, het zelf, zeker het meest dierbaar.
Volgens deze verklaring van r ukadeva Gosvm is het de tm die het enige doel
van liefde is. Hoewel er een verschil is tussen vara en de jva, zijn beide soorten tm
eeuwig en vrij van dood. Dus is het niet de tm die het onderwerp van rouw is. Alleen om
deze reden spreekt r Ka deze loka beginnend met na tv evham. Het is niet waar dat
Ik, Paramtm, in het verleden niet bestond. Ik bestond wel degelijk. Evenzo bestond jij, de
jva, ook in het verleden, net als de jvas die al deze koningen zijn. De mogelijkheid van het
niet bestaan van de ziel voorafgaand aan zijn bestaan in zijn huidige lichaam wordt door
deze verklaring weerlegd. Evenzo is het ook niet waar dat jij, deze koningen en Ik, niet
zullen blijven bestaan in de toekomst. We zullen allemaal blijven bestaan. Zo is het
bewezen dat de ziel onverwoestbaar is. In dit verband verklaart de Kaha Upaniad (2.2.13):
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het contact van de jva met het grofstoffelijke lichaam wordt geboorte genoemd, en de
ontkoppeling ervan wordt dood genoemd. Wanneer de jva zich in het grofstoffelijk
lichaam bevindt, hebben mensen liefdevolle omgang met elkaar. Maar die onwetende
personen, die het grofstoffelijke lichaam voor de tm aanzien, beseffen niet dat het ware
zelf niet materieel is, en dus gaan ze in rouw op wanneer een jva uit een lichaam verdwijnt.
In rmad-Bhgavatam vroeg rla ukadeva Gosvm aan Parkit Mahrja, O
brhmaa, r Ka was niet voortgekomen uit dezelfde ouders als die van de andere
koeherdersjongens. Hoe was het mogelijk voor die ouders om zulke ongevenaarde prema
voor Hem te hebben, die ze niet eens voor hun eigen kinderen hadden? In antwoord hierop
zegt rla ukadeva Gosvm, O koning, voor alle levende wezens is hun eigen zelf (tm)
het meest dierbaar. Hoewel wezens en dingen die losstaan van iemands zelf, zoals een zoon,
rijkdom, huis en andere voorwerpen dierbaar zijn aan het zelf, zijn ze niet zo dierbaar als het
zelf op zich. Het is secundair aan de genegenheid die men heeft voor zijn eigen zelf. O
Koning, de genegenheid die een belichaamde ziel heeft voor datgene waarvoor hij
bezittelijkheid voelt, zoals een zoon, rijkdom en huis, is het niet hetzelfde als de genegenheid
die hij voelt voor zijn eigen zelf. Met andere woorden, er is een verschil tussen ik en
mijn. De hoeveelheid prti (genegenheid) die men heeft voor dingen die men in bezit heeft
staat niet gelijk aan de prti die men heeft voor zijn eigen zelf. Degenen die het lichaam voor
het zelf aanzien vinden niet dat de dingen die gerelateerd zijn aan het lichaam, zoals een
huis, een vrouw, of een zoon zo dierbaar zijn tot hun als hun eigen lichaam. En hoewel het
lichaam van een persoon het voorwerp is van zijn genegenheid, is het niet zo dierbaar tot
hem als het zelf, want zodra het lichaam oud wordt, blijft het verlangen om te overleven nog
steeds sterk. Dit komt door de buitensporige gehechtheid die men heeft voor het zelf.
Omdat r Ka het absolute Zelf van het zelf is, is Hij het meest dierbare doel (priyatama)
voor iedere tm. De wereld, die in verband staat met Ka, is ook dierbaar, maar niet het
meest dierbaar. Kais het object van het woord ik, omdat Hij de tm van alle tms is.
En datgene dat gerelateerd is aan Ka, zoals het universum, is het object van het woord
mijn. Dat is waarom Ka zo dierbaar is aan de koeherdersjongens.
LOKA 13
Net zoals de belichaamde tm overgaat van jeugd tot adolescentie tot ouderdom,
zo ook gaat hij na zijn dood over tot een ander lichaam. Een intelligent persoon raakt
niet verward door de geboorte en dood van het lichaam.
SRRTHA-VARI
Het volgende punt kan ter sprake worden gebracht: Aangezien de tm in verbinding
staat met het lichaam, zal het lichaam ook een voorwerp van onze liefde zijn. Bovendien
zullen degenen die gerelateerd zijn aan het lichaam zoals zonen, broers, familieleden,
kleinzonen enzovoorts, ook de doelen van onze liefde zijn, dus wanneer zij sterven zullen we
zeker verdriet voelen.
In antwoord hierop spreekt r Bhagavn deze loka beginnend met dehina. De jva in
het lichaam bereikt de jeugd; aan het eind van zijn jeugd bereikt hij adolescentie, en aan
het einde van adolescentie bereikt hij een hoge leeftijd. Evenzo verkrijgt hij bij het verlies
van het lichaam een ander lichaam. Net zoals men niet treurt aan het eind van zijn jeugd en
adolescentie, welke objecten van liefde zijn vanwege hun relatie met de tm, zou men ook
niet moeten treuren om het verlies van het lichaam zelf, welke ook een object van onze
liefde is vanwege haar relatie met de tm, wanneer deze verloren gaat. Als een persoon
treurt wanneer hij een hoge leeftijd bereikt na het verlies van de adolescentie, dan voelt hij
zich ook blij wanneer hij de adolescentie bereikt na zijn jeugd. Daarom zou jij ook blij
moeten zijn, want wanneer Bhma en Droa hun oude lichamen verliezen, zullen ze nieuwe
verkrijgen. Of je zou het zo moeten zien dat, net zoals er in een lichaam verschillende stadia
van groei worden bereikt, dezelfde jva verschillende soorten lichamen verkrijgt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het woord dehi betekent de tm of jva, welke onveranderlijk is. Het lichaam is echter
onderhevig is aan transformatie. Zelfs wanneer het lichaam veranderingen ondergaat van
jeugd naar adolescentie tot ouderdom en dood, ondergaat de belichaamde tm geen enkele
verandering; ze blijft altijd hetzelfde. Daarom is het niet gepast om te treuren om het verlies
van het lichaam. Net als men bij het achterlaten van de jeugd en het betreden van de
adolescentie blijdschap voelt in plaats van verdriet, zo ook verkrijgt men na de dood een
nieuw, capabel, en mooi lichaam. Dus waarom zou men verdrietig zijn? Men zou eigenlijk
alleen maar blijdschap moeten voelen.
Koning Yayti werd oud in zijn jeugd omdat hij was vervloekt door zijn schoonvader,
ukrcrya. In grote verontrusting smeekte hij nederig om vergiffenis aan de voeten van
ukrcrya. Om zijn dochter, die met de koning getrouwd was, tevreden te stellen, gaf
ukrcrya hem de zegen dat hij zijn ouderdom kon omwisselen voor de jeugd van elk van
zijn jonge zonen. Zijn oudste zoon Yadu weigerde omdat hij bhagavad-bhajana wou
verrichten, maar zijn jongste zoon, Puru, schonk hem zijn jeugd en aanvaardde de ouderdom
van zijn vader. Op deze manier werd Yayti weer jong en genoot hij met zijn koninginnen
(Devayn en anderen). In het gezelschap van zijn zoons en kleinzoons achtte hij zichzelf
erg gelukkig. Uiteindelijk echter, begreep hij dat al dit genot slechts tijdelijk was en de
oorzaak van oneindige ellende. Aldus gaf hij zijn zoons jeugd aan hem terug en ging naar
het woud om bhajana van Bhagavn (rmad-Bhgavatam 9.18.1-51) te verrichten. Daarom is
het gepast om zich blij te voelen, in de wetenschap dat bij het verlies van een oud, zwak en
verwelkt lichaam, men een gezond, sterk en mooi nieuw lichaam zal verkrijgen.
LOKA 14
SRRTHA-VARI
Arjuna zou tegen Ka kunnen zeggen, Wat Je hebt gezegd is waar. Toch is de lastige
geest van een onnadenkend persoon zoals ik, die bedekt is door leed en smart, louter een
bron van ellende. En het is niet alleen de geest die problemen veroorzaakt. De zintuigen,
zoals het vermogen van voelen, die hun respectieve zinsobjecten via de indrukken van de
geest ervaren, worden ook een oorzaak van problemen.
Om deze reden zegt Ka mtr, wat wijst op de zinsobjecten die aanvaard worden
door de zintuigen. De ervaring van zulke zinsobjecten wordt spar genoemd. r Bhagavn
legt uit: toa gampyina, Hoewel koel water genot verschaft in de zomer, is datzelfde
water de bron van kwelling in de winter. Door ze daarom als tijdelijk en flikkerend (zoals
licht wat steeds aan en uit gaat) te kennen, zou men de ervaring van deze zinsobjecten
moeten verdragen. Het is een verplichting die voorgeschreven staat in de stra om ze te
tolereren. Een bad nemen in de maand van Mgha (de winterse maand van januari) is
moeilijk. Desondanks hoort men niet de verplichte routine van het baden, zoals opgelegd in
de stra, op te geven. Evenzo bezorgen diezelfde personen (iemands broer, zoon, etc.) die
vreugde schenken wanneer ze geboren worden en wanneer ze rijkdom vergaren, pijn op het
moment van hun dood. In de wetenschap dat deze vreugde en verdrietigheid tijdelijk en
flikkerend zijn, zou je het moeten verdragen. Je kunt je sva-dharma van vechten in de strijd
niet opgeven onder het voorwendsel van genegenheid voor zulke familieleden. Het is zeker
een oorzaak van grote verstoring om zijn sva-dharma die wordt aangeraden in stra op te
geven.
LOKA 15
O beste onder de mannen, die beheerste persoon voor wie geluk, verdriet en de
ervaring van verschillende zinsobjecten hetzelfde zijn, en wie er niet door verstoord
raakt, is zeker gekwalificeerd om verlossing te verkrijgen.
SRRTHA-VARI
Als men goed nadenkt over de invloed van de zinsobjecten en er verdraagzaamheid voor
aan de dag legt, zullen deze niet de oorzaak van ellende zijn wanneer men ze ervaart.
Wanneer de zinsobjecten niet langer een oorzaak van ellende zijn, zal men vanzelf dichter
in de buurt komen van het bereiken van mukti. Daarom wordt de loka die begint met ya
hi na gesproken. Het woord amtatvya betekent hier moka, verlossing.
LOKA 16
Van het tijdelijke, zoals winter of zomer, is er geen blijvend bestaan, en van het
eeuwige, zoals de jvtm, is er geen vernietiging. Degenen die kenners van de
waarheid zijn, hebben deze conclusie getrokken door zich te beraden over deze
onderwerpen.
SRRTHA-VARI
Deze woorden zijn gesproken voor personen die nog geen onderscheid kunnen maken.
Volgens de ruti-verklaring, asago hi aya purua, heeft de jvtm feitelijk geen relatie
met het fijnstoffelijke of grofstoffelijke lichaam, noch met de kenmerken van het lichaam
zoals leed en begoocheling, die slechts bedacht worden tengevolge van onwetendheid
(avidy). Om deze reden is de huidige loka die begint met het woord nsata gesproken.
Het woord asatahoudt in dat vanwege de non-spirituele aard van leed en begoocheling, die
verschijnen in zowel de jva als haar beschutting, het stoffelijke lichaam, ze geen werkelijk
bestaan hebben. Evenzo betekent het woord sata dat de jvtm, wiens aard sat (eeuwig) is,
nooit vernietigd wordt. Op deze manier wordt het fundamentele principe van sat en asat
begrepen. Dus jij en Bhma zijn eeuwig. Hoe kunnen Bhma en anderen vernietigd
worden, wetend dat lichamelijke identificatie, leed en begoocheling niet bestaan in relatie
tot de onvergankelijke tm, en waarom zou je om ze treuren?
LOKA 17
SRRTHA-VARI
N bhvo vidyate sata, Dat wat sat (eeuwige waarheid) is, kan niet vernietigd worden.
r Bhagavn spreekt deze loka die begint met avini om deze waarheid te verhelderen. De
fundamentele aard (svarpa) van de jva is zo dat deze het hele lichaam doordringt. Men kan
zich afvragen hoe het bewustzijn van de jva,wat slechts het individuele lichaam doordringt
en daarom van beperkte afmeting is, niet tijdelijk kan zijn. In antwoord hierop zegt r
Ka, Nee, het is niet zo. Er is bewijs hiervoor in zowel de ruti als de Smti. De rutis
verklaren: skmnm apy ahajva, Onder datgene wat subtiel is, ben Ik de jva
(rmad-Bhgavatam 11.16.11). In de Muaka Upaniad (3.1.9) wordt verklaard: eo nur
tm cetas veditavyo yasmin pra pacadh savivea, De tm is zeer nietig. Ze kan
alleen gerealiseerd worden in een zuiver hart. De tm blijft gesitueerd in het lichaam,
afzonderlijk van de vijf soorten levensluchten, zoals pra, apna, vyna, samna en udna.
In de vetvatara Upaniad (5.9) wordt gezegd:
blgra-ata-bhgasya / atadh kalpitasya ca
bhgo jva sa vijeya / sa cnantyya kalpate
Men dient te weten dat de jvtm de grootte heeft van n tienduizendste deel van het
puntje van een haar.
In de Aitareya Upaniad (5.8) staat ook: rgra-mtro hy avaro pi da, De jva heeft
een uitermate subtiele gedaante.
De bovenstaande verklaringen uit ruti bewijzen dat de jvtm, de individuele ziel, van
atomisch formaat is; ze is zeer subtiel. Net zoals het hele lichaam kan worden onderhouden
door het aanwenden van een krachtig kruid of door een waardevol juweel ingelegd in
schellak op hoofd of borstkas te plaatsen, zo ook is de jvtm in staat om het hele lichaam te
doordringen hoewel ze zich op n plaats bevindt. Het is niet moeilijk om dit in
overeenstemming te brengen. Gebonden door materile designaties betreedt de jva
verschillende soorten lichamen en zwerft rond in verschillende hemels en hellen.
Datttreya heeft dit ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (11.9.20): yena sasarate pumn,
De jvtm zwerft rond in de materile wereld.
In de huidige loka wordt beschreven dat de jvtm het hele lichaam doordringt. De
jvtm wordt avyayasya, oftewel eeuwig, genoemd. Dit wordt ook bevestigd in de rutis:
nityo nityn cetana cetannm
eko bahn yo vidadhti kmn
Kaha Upaniad (2.2.13)
Hij is de Opperste Eeuwige (nitya) onder alle eeuwige wezens (nitya-jvas), het
Opperste Bewuste Wezen onder alle bewuste wezens, en ook al is Hij slechts n,
verricht Hij zoveel activiteiten en vervult Hij de verlangens van alle levende wezens.
Als we deze loka vanuit een ander perspectief bekijken, kunnen we zeggen dat alle drie:
het lichaam, de jvtm en Paramtm, te zien zijn in alle mensen, vogels, dieren enzovoorts.
De natuur van het lichaam en de jvtm zijn uitgelegd in de vorige loka: nsato vidyate
bhvo (Gt 2.16), dus wat is de aard van het derde wezen, Paramtm? Om dit te
beantwoorden spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord avin. Het woord
tu wordt gebruikt om een ander context aan te duiden. Deze materile wereld is alleen
ontstaan omdat my en de jvtm van nature fundamenteel verschillend zijn van
Paramtm.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er zijn twee onverwoestbare waarheden. De ene is de atomisch bewuste jva, aucaitanya-jvtm, en de andere is de manifesterende bron en bestuurder van alle jvtms,
Paramtm, oftewel de Superziel. Dezelfde Paramtm is aanwezig als getuige in datgene wat
zowel inert als bewust is. De jvas zijn oneindig in aantal. In elk grofstoffelijk lichaam
bestaat een individuele jva. De individuele jva in ieder afzonderlijk lichaam ervaart geluk
en ellende. De Allerhoogste Absolute Waarheid, Paramtm, is alleen gezeteld als een
getuige en is onaangedaan door het geluk en verdriet van de jva. In deze loka is de aard
van de onverwoestbare jva beschreven. Hoe komt het dat de atomische jvtm, die zich in
n deel van het lichaam bevindt, ervaren wordt door het gehele lichaam? r Ka
beantwoordt deze vraag in de huidige loka. Zijn verklaring van hierboven wordt bevestigd
door Vednta-stra (2.3.22): avirodha candanavat. Net zoals een enkele druppel haricandana aangebracht op n plek het hele lichaam verkoelt, zo ook doordringt de jvtm,
hoewel deze zich in n deel van het lichaam bevindt, het hele lichaam.
Dit wordt ook bevestigd in de Smti-stra:
aumtro py aya jva sva-dehe vypya tihati
yath vypya arri hari-candana-viprua
Net zoals een druppel hari-candana aangebracht op n deel van het lichaam vreugde
schenkt aan het hele lichaam, zo ook doordringt de jvtm, die gezeteld is in een deel
van het lichaam, het hele lichaam.
Als de vraag wordt gesteld, In welk deel van het lichaam verblijft de jvtm? is het
antwoord, Binnenin het hart.Hdi hy ea tmeti (a-Pran ruti). Dit wordt ook
aangegeven in de Vednta-stra: gund vlokavat (Brahma-stra 2.3.24). Net zoals
lichtdoordringt de jvtm, door haar eigenschap, het gehele lichaam. Hoewel de jva
atomisch is, doordringt het vanwege zijn eigenschap van bewustzijn toch het hele lichaam.
Net zoals de zon, die zich in een gedeelte van de hemel bevindt, het hele universum verlicht,
zo ook doordringt de jvtm het gehele lichaam. Dit is verklaard door r Bhagavn Zelf in
Gt (13.33).
LOKA 18
SRRTHA-VARI
Om de betekenis van nsato vidyate bhva te verduidelijken, spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met antavantah. Het woord arria is gebruikt om de belichaamde jva te
beschrijven. Aprameyasya betekent dat de jvtm erg moeilijk te begrijpen is omdat hij
uitermate subtiel is. Tasmd yudhyasva betekent daarom, vecht. Op basis van deze
argumenten concludeert Ka dat het volledig ongepast is om diens sva-dharma, welke
wordt voorgeschreven in stra, op te geven.
LOKA 19
Hij die de jvtm als de doder of de gedode ziet is onwetend, want het zelf doodt
niet, noch wordt hij gedood door iemand.
SRRTHA-VARI
Ka zegt, O vriend, Arjuna, jij bent een tm en daarom ben je noch het onderwerp,
noch het voorwerp van de daad van het doden. Om dit uit leggen spreekt r Bhagavn
deze loka die begint met ya enam. Iemand die denkt dat de jvtm gedood wordt (bijv.
Arjuna doodt Bhma), of dat de jvtm gedood wordt (Arjuna wordt gedood door Bhma),
is onwetend. Daarom, O sakh, waarom vrees je beruchtheid enkel omdat onwetende
mensen je de doder van je superieuren zullen noemen?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka leert Arjuna, Jij bent een tm, en daarom ben je noch het onderwerp, noch
het voorwerp van het werkwoord doden. Hier legt Hij uit dat Arjuna noch het subject is,
de doder van helden zoals Bhma aan de overkant, noch het object van het doden dat door
hun gedaan wordt. Aan de andere kant denken onwetende mensen die zichzelf met het
lichaam identificeren dat het grofstoffelijke lichaam het onderwerp en voorwerp is van het
doden. Ka concludeert, Geef daarom, in bewustwording van deze waarheid, je
identificatie met het grofstoffelijke lichaam op en raak gevestigd in de aard van het zelf.
Laat je, in overgave tot Mij, zonder angst in met je sva-dharma voor Mijn genoegen. Je
hoort hierover niet in onwetendheid te verkeren.
Hetzelfde concept staat ook vermeld in ruti:
hant cen manyate hata / hata cen manyate hatam
ubhau tau na vijnto / nya hanti na hanyte
Kaha Upaniad (1.2.19)
Iemand die het zelf identificeert met het lichaam en denkt dat hij iemand zal doden, en
iemand wiens lichaam gedood wordt en denkt dat hij gedood wordt, zijn beide
onwetend omdat de tm noch iemand doodt, noch gedood wordt.
LOKA 20
De jvtm wordt noch geboren, noch sterft hij, noch ervaart hij herhaaldelijke
schepping of groei. Hij is ongeboren, eeuwig en altijd bestaand. Hoewel oeroud, blijft
hij eeuwig jeugdig. Wanneer het lichaam vernietigd wordt, wordt de jvtm niet
vernietigd.
SRRTHA-VARI
Om de eeuwigheid van de jvtm vast te stellen, spreekt r Bhagavn deze loka die
begint met de woorden na jyate mriyate, waarin wordt bewezen dat er nooit een tijd is
waarin de jvtm wordt geboren of sterft. Dat er geen geboorte of dood was in het verleden,
noch dat dit in de toekomst zal gebeuren, wordt bewezen met de woorden nya bhtv
bhavit. r Bhagavn legt verder uit door het woord aja te gebruiken, dat de jvtm geen
geboorte neemt in hetzij verleden, heden of toekomst. Zo bewijst Hij dat de jva ook in het
verleden bestaan heeft. Het woord vata betekent datgene wat eeuwig bestaand is, wat
niet wordt vernietigd in verleden, heden of toekomst. Daarom is de jvtm eeuwig. Als
men nog steeds de twijfel opwerpt dat, omdat de ziel voor een lange tijd bestaat, hij
bevangen kan worden door ouderdom, zegt r Bhagavn in antwoord, Nee, dat is niet
waar omdat hij pura is. Hoewel hij oeroud is, is hij altijd nieuw en vrij van de zes vormen
van transformatie, inclusief geboorte en dood. Als iemand dan de vraag stelt, Zal de ziel
niet sterven, zelfs niet figuurlijk, als het lichaam sterft?, antwoordt r Ka, Nee, de ziel
heeft totaal geen relatie met het lichaam.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De eeuwige aard van de jvtm is vastgesteld in deze loka. Hij gaat geboorte en dood te
boven, en is eeuwig en altijd bestaand. Hij wordt niet vernietigd wanneer het lichaam wordt
vernietigd. Derhalve is de jvtm verstoken van de zes vormen van transformatie: geboorte,
duur van bestaan, groei, voortplanting, verzwakking en dood. In de Kaha Upaniad (1.2.18)
wordt een vergelijkbare conclusie getrokken:
na jyate mriyate v vipacin / nya kutacin na vibhva kacit
ajo nitya vato ya puro / na hanyate hanyamne arre
De betekenis van deze loka is hetzelfde als die van Gt 2.20, maar in deze loka komt
een speciaal woord voor, vipacit, wat iemand die het zelf kent betekent. Bhad-rayaka
Upaniad (4.4.25) bevestigt deze conclusie ook: sa v ea mahn aja tmjaro maro mto
bhaya, De tm is onbetwistbaar groot, ongeboren, onvergankelijk, vrij van ouderdom,
onsterfelijk en onbevreesd.
LOKA 21
osnkfoukf'kua fuR;a
;
,ueteO;;e~A
dFka l iq#"k% ikFkZ da ?kkr;fr gfUr de~
vedvinina nitya / ya enam ajam avyayam
katha sa purua prtha / ka ghtayati hanti kam
vedakent; avininamonverwoestbaar; nityameeuwig; yaiemand die; enamdeze
(ziel); ajamongeboren; avyayamonveranderlijk; kathamhoe; sahdie; purua
persoon; prthaO Prtha; kamwie; ghtayatiertoe brengen te doden; hantikan hij
doden; kamwie.
O Prtha, hoe kan iemand die de tm kent als zijnde eeuwig ongeboren,
onveranderlijk en onverwoestbaar, iemand doden of iemands dood veroorzaken?
SRRTHA-VARI
r Ka geeft antwoord aan Arjuna, O Prtha, na deze kennis vergaard te hebben, zul
je zelfs nadat je de strijd aan bent gegaan niet schuldig zijn aan het begaan van zonde, en Ik
zal er ook niet schuldig aan zijn dat Ik jou heb genspireerd om te vechten. Om deze reden
wordt de huidige loka die begint met vedvininam gesproken. Hier is het woord nityam
een bijwoord. Het gebruik van de woorden avini (onverwoestbaar), aja (ongeboren) en
avyayam (onveranderlijk) ontkent dat de tm berhaupt kan worden aangetast door daden
van vernietiging. r Bhagavn zegt, Hoe kan iemand als Ik, met deze kennis, iemand
doden of op hoe dan ook gedood worden? Op dezelfde manier, hoe kan iemand zoals jij
iemand doden of er voor zorgen dat iemand gedood wordt?
LOKA 22
Net zoals iemand zijn oude kleding weggooit en nieuwe aanschaft, geeft de jvtm
ook oude, nutteloze lichamen op en aanvaardt hij nieuwe.
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met het woord vss, zegt r Ka tegen Arjuna, Kan het
kwaad om oude kleding op te geven en nieuwe te aanvaarden? Als je zegt, Door tegen
Bhma te vechten zullen Jij en ik er de oorzaak van zijn dat de jvtm genaamd Bhma zijn
lichaam opgeeft, antwoord Ik dat Bhma simpelweg zijn oude en nutteloze lichaam op zal
geven en nieuw lichaam zal nemen. Hoe kan jij of Ik hier schuldig aan zijn?
LOKA 23
De jvtm kan nooit doorboord worden door enig wapen, noch door vuur
verbrand worden, noch door water bevochtigd worden, noch door de wind gedroogd
worden.
SRRTHA-VARI
O Arjuna, de wapens die door jou gebruikt worden in de strijd kunnen de tm geen
pijn of ellende toebrengen. Om dit uit te leggen spreekt r Bhagavn deze loka die begint
met naina. Het woord astri betekent hier zwaarden (of om het even welke aardse
wapens), pvaka betekent het wapen vuur, pa het wapen water en mruta het wapen
lucht. O Arjuna, zelfs als je al deze wapens gebruikt zullen ze nog geen pijn veroorzaken
aan de tm.
LOKAS 24-25
vPNs|ks;enkks;eDys|ks'kks"; ,o pA
fuR;% loZxr% LFkk.kqjpyks;a lukru%
vO;ks;efpUR;ks;efodk;ksZ;eqP;rs A
fofnRoSua
rLeknsoa
ukuq'kksfprqegZfl
acchedyo yam adhyo yam / akledyo oya eva ca
nitya sarva-gata sthur / acalo ya santana
avyakto yam acintyo yam / avikryo yam ucyate
tasmd eva viditvaina / nnuocitum arhasi
acchedyaonverdeelbaar; ayamdeze (ziel); adhyakan niet verbrand worden;
ayamdeze (ziel); akledyaonoplosbaar; aoyakan niet gedroogd worden; evazeker;
caen;
nityaeeuwig;
sarva-gataalles-doordringend;
sthnuonbeweeglijk;
acalaniet bewegend; ayamdeze (ziel); santanaimmer bestaand; avyakta
onzichtbaar; ayamdeze (ziel); acintyaonvoorstelbaar; ayamdeze (ziel); avikrya
niet onderhevig aan transformatie; ayamdeze (ziel); ucyatehet wordt gezegd; tasmt
daarom; evamzoals dit; viditvwetende; enamvoor deze (ziel); naniet; anuocitum
te treuren; arhasihet betaamt.
SRRTHA-VARI
De tm is beschreven als onverdeelbaar, etc. Herhaling hiervan duidt op de eeuwigheid
van de jvtm en neemt de twijfel weg van degenen die twijfelen aan haar aard. Als men
drie of vier keer zegt dat er dharma is in Kali-yuga, dan benadrukt het herhaaldelijk gebruik
van de woorden het feit dat er zonder twijfel dharma is in Kali-yuga. Evenzo zijn de
eigenschappen van de jva herhaald om de eeuwigheid van zijn natuur te bevestigen. Het
woord sarva-gata (allesdoordringend) duidt er hier op dat de jva vanwege zijn eigen daden
door alle levensvormen zoals devas, menselijke wezens, dieren en vogels transmigreert.
De woorden sthu (verankerd) en acala (onbeweeglijk) zijn herhaald om een
heldere voorstelling te geven van de stabiele aard van de jvtm. De jvtm wordt avyakta
(onzichtbaar) genoemd omdat hij zeer subtiel is. Hij wordt acintya (onbevattelijk, niet
begrepen via wereldse redenering) genoemd omdat hij het hele lichaam doordringt in de
vorm van bewustzijn. Hij wordt avikrya (onveranderlijk) genoemd omdat hij vrij is van
de zes vormen van transformatie, zoals geboorte en levensduur.
LOKA 26
Als je echter denkt dat de tm eeuwig geboren wordt en eeuwig sterft, is er nog
steeds geen reden voor je om te treuren, O Mah-bho.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, O Arjuna, wat Ik je tot nu toe heb uitgelegd was gebaseerd op stra,
maar nu zal Ik je het helpen te begrijpen vanuit het oogpunt van alledaagse ervaring.
Luister alsjeblieft aandachtig. Als je denkt dat het zelf altijd geboren wordt, en als denkt dat
wanneer het lichaam sterft, de ziel ook vergaat, zelfs dan, O Mah-bho, is het je plicht als
heldhaftige katriya om te vechten. Betreffende iemands sva-dharma wordt gezegd in
rmad-Bhgavatam (10.54.40):
katriym aya dharma / prajpati-vinirmita
bhrtpi bhrtara hanyd / yena ghorataras tata
Volgens de sva-dharma van katriyas die zijn geschapen door Prajpati (Heer Brahm),
kan een broer zelfs een andere broer doden. Daarom zegt men dat katriya-dharma erg
geducht is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bhagavn r Ka probeert het Arjuna niet langer duidelijk te maken vanuit het
oogpunt van stra en laat hem het hier begrijpen vanuit een oogpunt van gezond verstand
door tegen hem te zeggen dat als hij de tm als eeuwig beschouwd, zoals uitgelegd in de
ruti en stras, er geen reden is om te treuren. Maar zelfs vanuit een praktisch oogpunt is
er geen reden om te treuren. Athesten zoals Crvaka denken dat de tm tijdelijk is net
zoals het grofstoffelijk lichaam en zeggen dat het na de dood niet meer bestaat. Ook, volgens
de filosofie van de vaibhika Boeddhisten, als men denkt dat de tm altijd geboren wordt
en sterft is er nog geen reden om er voor te treuren.
LOKA 27
jtasyavoor iemand die geboren is; hivoorzeker; dhruvais zeker; mtyu(de) dood;
dhruvamstaat vast; janmageboorte; mtasyavoor iemand die sterft; caen; tasmt
daarom; aparihrye arthein deze onvermijdelijke situatie; naniet; tvamjij; ocitum
treuren; arhasizou.
Voor iemand de geboren is staat de dood vast en voor iemand die gestorven is staat
geboorte vast. Daarom zou je niet moeten treuren om datgene wat onvermijdelijk is.
SRRTHA-VARI
Wanneer iemands prrabdha-karma (het resultaat van iemands voorgaande
handelingen die ervaren worden in het huidige lichaam) is opgebruikt, is zijn dood een
zekerheid. Na zijn dood neemt hij onvermijdelijk opnieuw geboorte zodat hij van de
vruchten van de handelingen die hij verricht heeft in zijn voorgaande lichaam kan
genieten. Het is voor niemand mogelijk om te ontsnappen aan de onvermijdelijkheid van
geboorte en dood.
LOKA 28
O Bhrata, alle wezens zijn onzichtbaar voor hun geboorte, worden zichtbaar in de
tussenperiode, en na de dood worden ze weer onzichtbaar. Dus welke reden kan er
zijn om te treuren?
SRRTHA-VARI
Na op deze manier het verdriet met betrekking tot de tm te hebben verdreven met de
loka: na jyate mriyate v kadcin (Gt 2.20), en met betrekking tot het lichaam met de
loka: jtasya hi dhruvo mtyur (Gt 2.27), verdrijft r Bhagavn nu de oorzaak van het
verdriet van zowel de jvtm als het lichaam door deze loka te spreken, die begint met het
woord avyakta. Voor hun geboorte blijven devas, menselijke wezens, dieren, vogels
enzovoorts niet geopenbaard. Zelfs op dat moment bestaan de fijnstoffelijke en
grofstoffelijke lichamen ook in hun oorzakelijke staat in de vorm van materie, zoals aarde,
maar ze bevinden zich in een niet geopenbaard stadium. Ze manifesteren zich in de
middelste periode en na de dood worden ze weer onzichtbaar. In de periode van ontbinding
en vernietiging (mah-pralaya), blijft de jvtm ook in zijn subtiele gedaante vanwege het
bestaan van zijn karma en matra (neiging om zintuiglijke voorwerpen te aanvaarden).
Daarom blijven alle jvasonzichtbaar in het begin en worden ze uiteindelijk wederom
onzichtbaar. Ze manifesteren zich alleen in de middelste periode. De ruti verklaart ook:
sthira-cara-jyata syur ajayottha-nimitta-yuja, Alle bewegende en niet bewegende jvas
worden geopenbaard vanwege karma. Waarom zou men daarom huilen van verdriet?
(rmad-Bhgavatam 10.87.29).
In rmad-Bhgavatam (1.13.44) zegt r Nrada Muni:
yan manyase dhruva lokam / adhruva v na cobhayam
sarvath na hi ocys te / snehd anyatra mohajt
Of je de mens nu als een eeuwige jvtm beschouwt of als een tijdelijk lichaam, of zelfs
als je aanvaardt dat hij zowel eeuwig als tijdelijk is vanwege zijn onbeschrijfelijkheid,
hoef je in geen enkel geval te treuren. Er is geen oorzaak van verdriet behalve die van
de genegenheid die is ontstaan vanwege begoocheling.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alle levende wezens worden geboren vanuit het ongemanifesteerde stadium, blijven
gemanifesteerd voor een bepaalde tijd en komen dan weer in een ongemanifesteerde
toestand terecht. Enkel om dit punt uit te leggen is de huidige loka gesproken. In zijn
verklaring van rmad-Bhgavatam (10.87.29), geciteerd in het bovenstaande commentaar,
schrijft rla Vivantha Cakravart hkura dat, omdat alle jvtms zich manifesteren
vanuit Paramevara, ze onder Zijn controle staan. Paramevara staat boven de materile
natuur, en blijft er altijd los van. Wanneer Hij Zijn vermaak van een vluchtige blik werpen
op de materile natuur ten uitvoer brengt, worden de jvas, die hun vroeger opgedane
LOKA 29
SRRTHA-VARI
r Ka zegt, O Arjuna, als je vraagt wat dit verbazingwekkende onderwerp is
waarover Ik spreek, luister dan. Het is inderdaad een kwestie van verwondering dat jou
wijsheid, zelfs nadat je deze kennis hebt ontvangen, nog steeds niet is ontwaakt. In dit
opzicht is het waar; dit onderwerp is een kwestie van verwondering. Enkel om deze reden
wordt deze loka, beginnend met het woord carya-vat, gesproken. Deze hele materile
wereld, in de vorm van de combinatie van het lichaam en de tm, is zeker een wonder.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Aangezien de waarheid van de wetenschap van de tm erg moeilijk te begrijpen is, zijn
de tm, de persoon die onderricht geeft over de tm, het onderricht zelf en het publiek
allemaal verbazingwekkend. Met andere woorden, alleen enkele zeer zeldzame, grote
personen beschouwen de tm als verbazingwekkend, en sommige erg zeldzame personen
horen over de tm en aanvaarden hem als verbazingwekkend. Dat de meeste van de
toehoorders zelfs na het horen van dit onderricht van iemand die tattva-vit (een kenner van
de Absolute Realiteit) is zich de tm niet kunnen realiseren, is zelfs nog
verbazingwekkender. Dit wordt ook uitgelegd in Kaha Upaniad (1.2.7):
ravaaypi bahubhir yo na labhya
vanto pi bahavo ya na vidyu
caryo sya vakt kualo sya labdh
caryo sya jt kualnuia
LOKA 30
nsgh
fuR;eo/;ks;a
nsgs
loZL; HkkjrA
rLekr~ lokZf.k Hkwrkfu u Roa 'kksfprqegZfl
deh nityam avadhyo yam / dehe sarvasya bhrata
tasmt sarvi bhtni / na tva ocitum arhasi
dehbelichaamde ziel; nityamis eeuwig; avadhyakan niet gedood worden; ayam
deze; dehebinnenin het lichaam; sarvasyavan alle wezens; bhrataO Bhrata
(Arjuna); tasmtdaarom; sarvivoor alle; bhtnilevende wezens; naniet; tvam
jij; ocitumniet treuren; arhasizou.
O Bhrata, de eeuwige jvtm die binnenin het lichaam van alle levende wezens
verblijft, kan nooit gedood worden. Daarom hoef je om niemand te treuren.
SRRTHA-VARI
Indien Arjuna vraagt, Wat moet ik nu doen? Onderricht me alstublieft
ondubbelzinnig, is Kas antwoord, Geef je verdriet op en vecht. Om deze reden
worden de twee regels van deze loka die beginnen met deh en dehe gesproken.
LOKA 31
Gezien je plicht als een katriya zou je niet moeten twijfelen, aangezien er voor
een katriya geen betere bezigheid bestaat dan te vechten voor dharma.
SRRTHA-VARI
Aangezien de tm onvernietigbaar is, is het niet gepast voor je om verontrust te raken
door te denken dat hij gedood kan worden. En als jij je eigen sva-dharma in acht neemt, is
het ook niet gepast om van streek te zijn.
LOKA 32
LoxZ}kjeiko`re~A
;n`PN;k
pksiika
lqf[ku% {kf=;k% ikFkZ yHkUrs ;qehn`'ke~
yadcchay copapanna / svarga-dvram apvtam
sukhina katriy prtha / labhante yuddham dam
yadcchayuit eigen beweging; caen; upapannamaangebroken; svarganaar de
hogere planeten; dvramdeur; apvtamis een wijd open; sukhinafortuinlijke;
katriykoningen; prthaO Prtha (Arjuna); labhantebereiken; yuddhameen
strijd; damzoals deze.
O Prtha, fortuinlijk zijn die katriyas voor wie zon gelegenheid om te vechten
uit eigen beweging aanbreekt en dus de poort naar Svarga wagenwijd opent.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, In een dharmika veldslag bereiken degenen die door de
overwinnaars gedood worden meer geluk dan degenen die hen doden. Daarom, om meer
plezier aan Bhma en anderen te schenken dan aan jezelf, zou je ze moeten doden. Om
deze verklaring te onderbouwen, spreekt r Bhagavn de huidige loka, die begint met het
woord yadcchay. Yadcchay betekent het bereiken van Svarga zonder karma-yoga te
verrichten. Apvtam betekent onthuld of ontsluierd, wat in dit geval verwijst naar het
hemelse koninkrijk dat wordt ontsluierd voor de fortuinlijke katriya die sterft in de strijd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna vroeg in de Gt (1.36), O Mdhava, welke vreugde zal er volgen op het doden
van onze familieleden? In antwoord hierop onderwijst r Bhagavn Arjuna dat het de svadharma van een katriya is om te vechten in de strijd, wat een open deur naar Svarga is.
Als je deze strijd wint zul je grote faam en het genot van een koninkrijk verwerven. Aan de
andere kant zul je als je sterft beslist Svarga bereiken, omdat dit een gevecht voor
gerechtigheid is. Zelfs de agressors en degenen die aan de zijde van adharma vechten zullen
Svarga verkrijgen als ze in deze strijd worden gedood. Dharma-stra zegt:
haveu mitho nyonya / jighsanto mah-kita
yuddhamn paraakty / svarga ynty aparn-mukh
Wanneer katriya koningen elkaar met grote kracht bevechten in de strijd, zonder hun
rug toe te keren, zullen ze zeker de hemelse planeten bereiken (als ze sterven).
r Ka zegt tegen Arjuna, Daarom is het niet gepast voor je om zo tegen deze strijd
gekant te zijn die ter wille van gerechtigheid gevochten zal worden.
LOKA 33
Als je echter je sva-dharmika plicht van vechten in deze dharmika strijd niet
uitvoert, zul je niet alleen je dharma en status als een katriya kwijtraken, maar zal
zondige reactie je enige winst zijn.
SRRTHA-VARI
In de huidige loka die begint met atha en de drie daaropvolgende lokas, legt r
Bhagavn de tekortkomingen uit van het aannemen van de houding om niet te vechten.
LOKA 34
Mensen zullen voor altijd van je schandelijkheid spreken, en voor een eerzaam
persoon is schande pijnlijker dan de dood.
SRRTHA-VARI
Hier betekent het woord avyaym onvernietigbaar, en sambhvitasya duidt op iemand
op iemand die zeer goed naam heeft gemaakt, of een zeer achtenswaardig persoon.
LOKA 35
Grote krijgers zoals Duryodhana en anderen zullen denken dat je het strijdperk uit
angst hebt verlaten. Degenen die jou altijd zo zeer vereerd hebben zullen je
onbeduidend vinden.
SRRTHA-VARI
Je tegenstanders zijn van mening, Onze vijand, Arjuna, is uitermate moedig. Als je
van de strijd wegrent, na het onderwerp van zulke eer te zijn geweest, zul je in hun ogen als
een lafaard worden gezien. Mahraths zoals Duryodhana en anderen zullen denken dat je
uit angst van het slagveld bent weggevlucht. Het moet door angst komen, niet door
genegenheid voor zijn familieleden, dat een katriya afkerig wordt tegen vechten terwijl hij
zich op het slagveld bevindt. Ze zullen jouw houding alleen op deze manier beschouwen.
LOKA 36
SRRTHA-VARI
Avcya-vdn duidt op het gebruik van grove taal zoals eunuch.
LOKA 37
SRRTHA-VARI
Als de vraag in Arjuna opkomt waarom hij de strijd aan zou moeten gaan terwijl het
niet zeker is of hij zal winnen, antwoordt r Bhagavn door deze loka die begint met hata
te spreken.
LOKA 38
SRRTHA-VARI
r Ka zegt, O Arjuna, vechten is je enige sva-dharma. Als je dit betwijfelt en denkt
dat je door te vechten zonde zult verwerven, zou je nog steeds Mijn instructies moeten
aanvaarden en vechten. Door overwinning of nederlaag zul je ofwel een koninkrijk behalen
of er een verliezen, en als gevolg daarvan zul je ofwel vreugde of ellende ervaren. Overweeg
dit daarom met passende wijsheid en vecht, O Arjuna, wetende dat ze beiden gelijk zijn. Je
zult geen zonde verwerven zolang je met deze gelijkmoedigheid begiftigd bent. Dit
onderwerp wordt later in de Gt (5.10) ook beschreven: lipyatena sa ppena / padma-patram
ivmbhas, Net zoals een lotusblad in het water verblijft maar nooit nat wordt, zo ook zul
je, hoewel je in de strijd verwikkeld bent, geen zonde oplopen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In Gt (1.36) denkt Arjuna, Ik zal me zonde op de hals halen door ze te doden. Door
deze loka uit te spreken weerlegt r Ka het argument van Arjuna als zijnde ongegrond.
De vraag van het oplopen van zonde door het doden van de familieleden op het slagveld
verrijst enkel vanwege gehechtheid aan geluk en verdriet. Ik leg je de middelen uit
waarmee je los kan komen van zonde. Zonde zal je niet kunnen raken als jij je sva-dharma
van vechten uitvoert volgens Mijn instructies, en geluk, verdriet, winst, verlies,
overwinning en nederlaag als gelijkwaardig beschouwd. Men wordt zondig of raakt
gebonden aan actie (karma) indien men gehecht is aan de vruchten van zijn daden. Daarom
is het zeker noodzakelijk om gehechtheid aan karma te verzaken. Deze conclusie is
vastgesteld in Gt (5.10):
brahmay dhya karmi / saga tyaktv karoti ya
lipyate na sa ppena / padma-patram ivmbhas
Degenen die alle gehechtheid aan karma (werk) opgeven, en alle resultaten van hun
karma aan Mij, Paramevara, overgeven, zullen niet worden aangedaan door zonde, net
zoals een lotusblad onaangeraakt blijft door water.
LOKA 39
O Prtha, tot dusver heb Ik de kennis van skhya-yoga uitgelegd, maar nu zal Ik
de wetenschap van bhakti-yoga op je overbrengen, waarmee je verlost zult raken van
de gebondenheid aan deze materile wereld.
SRRTHA-VARI
Op dit moment zegt Bhagavn r Ka, Tot dusver heb Ik je onderwezen over
spirituele realisatie via jna-yoga (transcendentale kennis). Ik besluit Mijn instructies over
jna-yoga met deze loka die begint met het woord e. Dat wat de tattva van een voorwerp
op juiste wijze verheldert wordt skhya (volledige kennis) genoemd. Die intelligentie
waarmee jij dient te handelen is hier verklaard door het woord e.
Hoor nu over de benodigde intelligentie om voor bhakti-yoga te handelen. r Kas
verklaring, waarin het woord yay is gebruikt, verklaart dat wanneer iemand is begiftigd
met intelligentie die gerelateerd is aan bhakti, hij verlost zal raken van gebondenheid aan
deze materile wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier besluit r Ka Zijn uitleg over skhya-yoga en begint Hij met zijn instructies
betreffende buddhi-yoga, oftewel bhakti-yoga. rla Cakravart hkura definieert skhyayoga als volgt: samyak khyyate prakyate vastu tattvam aneneti skhya samyaj jnam,
Dat wat op juiste wijze de tattva van een voorwerp verheldert, wordt skhya-yoga
genoemd. Skhya-yoga geeft volledige kennis over de tattva van de tm en antm (inerte
materie).
Vanaf de loka, na tv evham (Gt 2.12) tot aan deh nityam (Gt 2.30) zijn
verschillende facetten van tma-tattva uitgelegd, en vanaf sva-dharmam api cvekya (Gt
2.31) tot aan sukha-dukhe (Gt 2.38), wordt kennis die niet gerelateerd is aan tma-tattva
(antma-tattva) uitgelegd, in de vorm van sva-dharma. Wanneer men buddhi-yoga verricht
in relatie tot bhakti, raakt men bevrijd van gebondenheid aan karma, dat wil zeggen, zijn
gebondenheid aan de materile wereld wordt vernietigd. Deze conclusie wordt bevestigd in
r opaniad (1.1):
vsyam idam sarva / yat kica jagaty jagat
tena tyaktena bhujth / m gdha kasya svid dhanam
Al het bewegende en niet-bewegende in het hele universum is doordrongen van of
wordt genoten door Paramevara, de Allerhoogste Bestuurder.
Alle bewegende en niet bewegende voorwerpen in deze wereld dienen alleen door
Paramevara, de enige genieter van deze wereld, genoten te worden. Jvas zijn dienaars van
Bhagavn. Ze horen zich bezig te houden met het dienen van Hem door dit universum als
een instrument te gebruiken, en dienen in hun levensonderhoud te voorzien door Zijn
overblijfselen te accepteren. De allerhoogste plicht van de jvas is om liefdevolle dienst te
leveren aan r Bhagavn (bhagavat-sev) met Zijn eigendom, zonder er naar te verlangen
dat eigendom als voorwerp van eigen genot te aanvaarden. Op deze manier raken de jvas
niet gebonden aan hun karma (daden).
kurvann eveha karmi / jijviec chata sam
eva tvayi nnyatheto sti / na karma lipyate nare
r opaniad (1.2)
Men kan er naar streven om honderden jaren te leven als men voortdurend doorgaat
op die manier te werken, want dat soort werk zal hem niet binden aan de wet van
karma. Hiervoor bestaat geen alternatief voor de mensheid.
LOKA 40
Pogingen op het pad van bhakti-yoga zijn noch vruchteloos, noch onderhevig aan
verlies. Zelfs een klein beetje vooruitgang verlost iemand van grote angst in de vorm
van deze materile wereld.
SRRTHA-VARI
Er zijn twee soorten yoga (buddhi-yoga): (1) bhakti-yoga in de vorm van horen en
chanten; en (2) bhagavad-arpita-nikma-karma-yoga, wat het overgeven van de vruchten
van diens onbaatzuchtige daden aan r Bhagavn met zich meebrengt. In Gt (2.47) zegt
r Ka, O Arjuna, jij hebt alleen de kwalificatie om daden (karma) te verrichten. Nu,
voor karma-yoga wordt beschreven, wordt bhakti-yoga gekenschetst. Gt (2.45) verklaart,
O Arjuna, plaats jezelf boven de drie geaardheden der materile natuur. Deze verklaring
betekent zeker dat bhakti verheven is boven de drie geaardheden, omdat iemand alleen door
bhakti de geaardheden der natuur kan ontstijgen. Dit is algemeen bekend uit het Elfde
Canto van rmad-Bhgavatam. Jna en karma worden als respectievelijk sttvika en
rjasika beschreven, wat bewijst dat ze niet boven de drie geaardheden der natuur zijn
verheven.
Bhagavad-arpita-nikma-karma-yoga is bhakti die wordt gekenmerkt door de vruchten
van iemands karma aan r Bhagavn te offeren. Het staat niet toe dat de karma tevergeefs
wordt verricht, zoals het geval is met het verrichten van karma die niet aan Bhagavn
worden geofferd. Echter, vanwege het gebrek aan overheersing van bhakti in zulke
activiteiten, worden ze niet geaccepteerd als werkelijke bhakti. Als karma, waarbij de
vruchten aan r Bhagavn worden geofferd, ook beschreven zou worden als bhakti, wat zou
dan karma behelzen? Als men zegt dat karma alleen het handelen is wat niet aan r
Bhagavn wordt geofferd, is dat niet juist. rmad-Bhgavatam (1.5.12) verklaart dat n van
de kenmerken van brahma (de stralengoed van r Bhagavn) is dat het nikarma (inactief)
is en, daar het identiek is aan het gemoed van inactiviteit, wordt naikarmya genoemd. Als
zelfs brahma-jna, kennis van brahma die nikma (zonder enige materile beweegreden)
en nirdoa (foutloos) is, niet lovenswaardig is omdat het verstoken is van bhakti, hoe
kunnen sakma- en nikma-karma dan lovenswaardig zijn als ze niet aan Bhagavn worden
geofferd, aangezien ze vervelend zijn in de stadia van zowel sdhana (beoefening) als sdhya
(het doel)?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier wordt beschreven dat buddhi-yoga uit twee soorten bestaat. De eerste is bhaktiyoga, in de vorm van horen en chanten, en de tweede is nikma-karma-yoga waarbij de
resultaten van karma aan r Bhagavn worden geofferd. Van deze twee is de eerste mukhya
(voornaamste) bhakti-yoga, en is de tweede gaua (ondergeschikte) bhakti-yoga. In feite is
bhakti-yoga volledig nirgua, transcendentaal aan de drie geaardheden. Er kunnen zich geen
onregelmatigheden, fouten of ongewenste reacties voordoen in het begin of op het pad van
iemands beoefening van bhakti-yoga, zelfs men als om een of andere reden niet in staat is
om het te voltooien. Sterker nog, een beetje beoefening van bhakti-yoga verlost de
beoefenaar van de vreselijke gevaren van de materile wereld en maakt zijn leven succesvol
door hem de dienst van r Bhagavn te schenken.
Het volgende voorbeeld kan worden geciteerd. Omdat Bharata Mahrja gehecht raakte
aan een hert, was hij niet in staat om het proces van bhakti in dat leven te voltooien. In zijn
volgende geboorte stelde de invloed van zijn beoefening van bhakti in zijn vorige leven hem
in staat om omgang, oftewel associatie, te hebben met uddha-bhaktas van Bhagavn. Toen
hij daarna opnieuw geboorte nam, werd hij een uttama-bhgavata en verrichtte dienst aan
r Bhagavn. Daarom zegt Bhagavn in Gt (6.40): prtha naiveha nmutra vinas tasya
vidyate, Iemand die van het pad van bhakti is gevallen gaat nooit verloren in deze wereld of
de volgende, noch verwerft hij een ellendige toestand.
Aan de andere kant wordt er in het geval van bhagavat-arpita nikma-karma-yoga, zelfs
als nikma-karma-yoga aan Bhagavn wordt geofferd, nog steeds gesproken over karmayoga, niet bhakti-yoga. Door eerst aan karma-yoga te doen raakt het hart gezuiverd en
bereikt men uiteindelijk bhakti-yoga. Daarom doelt deze karma-yoga alleen indirect en van
grote afstand op bhakti. Echter, in tegenstelling tot zuivere bhakti, is karma-yoga niet
nirgua (vrij van de drie guas). Integendeel, het wordt karma in sattva-gua genoemd.
Bovendien kan deze karma, indien deze niet correct wordt uitgevoerd of als het niet wordt
voltooid, verloren gaan en kan men zich enkele ongewenste reacties op de hals halen.
Echter, zoals vermeld in rmad-Bhgavatam (11.25.23): mad-arpaa niphala v /
sttvika nija-karma tat. Als een sdhaka ook maar een klein beetje aan bhakti-yoga begint
te doen, maar door zijn eigen onbekwaamheid het pad verlaat, of dat zijn beoefening eindigt
vanwege zijn plotselinge, vroegtijdige dood, in ofwel het beginnende stadium of het
tussenstadium, zullen zijn pogingen in bhakti nooit voor niets zijn geweest. Met andere
woorden, noch zullen zijn pogingen gebrekkig zijn, noch zal hij zich enige zonde op de hals
halen ook al is hij niet in staat het proces te volbrengen. In zijn volgende leven zal de
sdhaka verder gaan vanaf het punt waar zijn uitvoering van bhakti-yoga werd belemmerd.
De heersende Deity van bhakti-yoga, r Ka, of Bhakti-dev zelf, treffen al deze
maatregelen. In deze context is er nog een belangrijk punt dat opgemerkt dient te worden.
Als een sdhaka geloof heeft, maar er vanwege onwetendheid van het proces wat
onregelmatigheden zijn in zijn uitvoering,zullen de gevolgen van bhakti-yoga nooit verloren
gaan, noch zal hij zonde opdoen. Echter, als iemand guru, Vaiava of tadiya-vastu (datgene
gerelateerd is aan r Bhagavn of Hem toebehoort, zoals Tulas, Yamun of de dhma)
beledigt of kwaad doet, kan zijn bhakti-yoga volledig worden geruneerd.
LOKA 41
O Kuru-nandana, de intelligentie van degenen die zich op dit pad van bhakti
bevinden is resoluut en geconcentreerd, maar de intelligentie van degenen die tegen
bhakti gekant zijn gaat alle kanten op en komt nooit tot een conclusie.
SRRTHA-VARI
Wanneer deze vergeleken wordt met alle andere soorten intelligentie, is die
intelligentie die bhakti-yoga tot doel en onderwerp heeft soeverein. Bhagavn legt dit uit
door de bovenstaande loka die begint met het woord vyavasya uit te spreken:
Vastberaden intelligentie in bhakti-yoga is op n punt gericht (gefocust, gefixeerd). Hij
beschrijft het kenmerkende gemoed van iemand die zulke intelligentie bezit als volgt: De
instructies die mijn Gurudeva mij gegeven heeft over ravaam, krtanam, smaraam, pdasevanam etc. van Bhagavn zijn mijn hele sdhya en mijn hele leven. Ik ben niet in staat ze
op te geven in ofwel het sdhana stadium ofwel het sdhya stadium. Mijn enige verlangen
en enige activiteit is om ze te volgen. Behalve dit heb ik geen ander verlangen of bezigheid,
zelfs niet in mijn dromen. Er bestaat geen verlies voor mij, of ik nu geluk of ellende verwerf
door deze instructies op te volgen, of dat mijn materile leven nu wordt vernietigd of niet.
Dit soort vastberaden intelligentie is alleen mogelijk in zuivere bhakti die vrij is van
hypocrisie en bedrog. In rmad-Bhgavatam (11.20.28) wordt gezegd:
tato bhajeta m prta / raddhlur dha-nicaya
Wetend dat alle perfectie alleen via Mijn bhakti bereikt kan worden, zal een man van
resoluut geloof Mijn bhajana met toewijding uitvoeren.
Alleen door bhakti kan intelligentie geconcentreerd (op n punt gericht) worden. r
Bhagavn legt dit verder uit door ook aan bahu-kh, dat wat vele takken heeft, te
refereren. Omdat er ontelbare soorten verlangens zijn in karma-yoga, is de intelligentie die
erop wordt toegepast ook van ontelbare soorten. Evenzo heeft het, omdat er ontelbare
soorten sdhana bestaan binnen karma-yoga, ontelbare takken. In het beginnende stadium
van jna-yoga verankert men zijn intelligentie in nikma-karma om het hart te zuiveren.
Als het hart gezuiverd is, verankert de sdhaka zijn intelligentie in karma-sannysa, de
verzaking van vruchtdragend karma. Na dit stadium te hebben bereikt verankert men zijn
intelligentie in jna. Als men zich dan realiseert dat zelfs jna zonder succes is en niet in
staat is om dienst tot de lotusvoeten van r Bhagavn te verlenen, verankert men zijn
intelligentie in bhakti. In rmad-Bhgavatam (11.19.1) wordt gezegd: jnaca mayi
sannyaset. Jna dient ook aan Mij geofferd te worden om Mij te bereiken
Volgens de bovenstaande verklaring van r Bhagavn dient men, na het bereiken van
het stadium van jna, zijn intelligentie te richten op jna-sannysa (het verzaken van
jna). Zo is intelligentie dus van ontelbare variaties. Aangezien karma, jna en bhakti
allemaal uitgevoerd dienen te worden, zijn hun takken ook ontelbaar.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Van de drie soorten buddhi-yoga: karma, jna en bhakti is alleen die buddhi
(intelligentie) die gerelateerd is aan zuivere bhakti-yoga soeverein. Het exclusieve oogmerk
en streven van mukhya-bhakti-yoga is Vrajendra-nandana r Ka, en die intelligentie die
alleen aan Hem gerelateerd is, wordt ekntik of anany (op n punt gericht of exclusief)
genoemd. De sdhakas van zulke ekntika-bhakti zijn vrij van de verlangens naar werelds
genot, moka en van dubbelhartigheid, daarom is hun intelligentie vastberaden. rla
Vivantha Cakravart hkura licht rmad-Bhgavatam (11.20.28) toe: Ze denken
vastberaden, Zelfs als er miljoenen obstakels zijn in het uitvoeren van mijn bhajana, zelfs
als ik sterf, of als ik naar de hel moet gaan vanwege overtredingen of als lust mij overstelpt,
kan ik nooit bhakti opgeven, wat de omstandigheden ook maar mogen zijn. Ik zal geen
karma of jna verrichten, zelfs niet als Heer Brahm zelf mij dit beveelt te doen. Onder
geen voorwaarde zal ik bhakti opgeven. Alleen dit soort vastberadenheid kan nicaytmik
buddhi worden genoemd.
Door een gebrek aan zulke exclusieve nih in Bhagavn, blijft iemands intelligentie
zich bezighouden met karma-yoga en jna-yoga. Zijn intelligentie wordt veelvuldig
vertakt genoemd vanwege een variteit aan doelen en doelstellingen, zoals de genoegens in
deze wereld of in de volgende met betrekking tot winst (lbha), aanbidding (pj) en
aanzien (pratih). Zijn intelligentie is vervuld van oneindige verlangens.
Volgens de Vaiava cryas is Bhagavn Zelf de non-duale , bewuste Allerhoogste
Absolute Realiteit. Hij wordt nirgua genoemd, daar Hij tegelijkertijd buiten bereik van de
materile eigenschappen van sattva, rajas en tamas is, en begiftigd is met alle
transcendentale eigenschappen zoals aivarya (opulentie), mdhurya (zoetheid), day
(mededogen) en bhakta-vtsalya (genegenheid voor Zijn bhaktas). Echter, moderne mensen
die onontwikkeld zijn, verstoken zijn van tattva-jna, wiens intelligentie bedekt is door
begoocheling, denken dat brahma, de Absolute Waarheid, zonder transformaties (nirvikra),
zonder variteit (nirveea) en smetteloos (nirajana) is. Ze aanvaarden Hem slechts op een
wereldse manier als nirgua.
Ze beschouwen de ll-avatras van Bhagavn als het onpersoonlijke brahma dat bedekt
wordt door my, en dat Zijn svarpa en eigenschappen, zoals mededogen, daarom van
materile aard zijn zoals die van hun zelf. Ze zeggen dat hun harten door het aanbidden van
sagua-brahma (het brahma vol van materile eigenschappen) geleidelijk aan gezuiverd
zullen worden en dat ze n zullen worden met nirgua-brahma (het brahma verstoken van
materile eigenschappen).
Het vaststellen van zulke conclusies is zo nutteloos als proberen de lucht te slaan omdat
stras zoals de Bhagavad-gt, die de transcendentale gedaante en kenmerken van r
Bhagavn beschrijven, dit verachtelijke concept in alle gevallen weerleggen. Daarom wordt
zuivere bhakti voor nirgua-brahma (Ka), die begiftigd is met alle transcendentale
eigenschappen, nirgua-bhakti genoemd. rla rdhara Svm legt in zijn commentaar op
rmad-Bhgavatam (3.29.11) uit dat nirgua-bhakti maar uit n soort bestaat, namelijk
ekntika (op n punt gericht). rla ukadeva Gosvm heeft verklaard in rmadBhgavatam (3.29.7-10) dat sakma-bhakti oneindige vertakkingen kent, zoals tmasika
sakma-bhakti, omdat het wordt verricht met verschillende materile verlangens.
LOKA 42
O Prtha, dwazen verwerpen de ware betekenis van de Vedas uit gehechtheid aan
die sierlijke verklaringen die het streven naar hemels genoegens verheerlijken, maar
enkel giftige resultaten opleveren. Zij zeggen dat er geen hogere waarheid bestaat dan
deze verklaringen.
SRRTHA-VARI
De besluiteloze sakma-karms (personen met materile verlangens) zijn uitermate
traag van begrip. Om dit uit te leggen spreekt r Bhagavn deze loka die begint met ym
imm. Het zinsdeel pupit vca duidt erop dat deze verklaringen van de Vedas slechts
tijdelijk bevredigend zijn, net zoals bloemrijke klimplanten die uiteindelijk giftig zijn.
Pravadanti verwijst naar diegenen die zulke Vedische verklaringen in alle opzichten
aanvaarden als het hoogste goed. Degenen wiens harten bevangen zijn door zulke
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het voornaamste doel dat is vastgesteld in de Vedas is Svaya Bhagavn r Ka en
prema-bhakti tot Hem. Als men dit hoofddoel van de Vedas niet begrijpt, zal zijn
transcendentale geloof en intelligentie misplaatst worden in hun ogenschijnlijke,
uitwendige betekenissen die in eerste instantie erg aantrekkelijk overkomen en zoet
klinken, maar uiteindelijk een afschrikwekkend resultaat opleveren. r Ka heeft dit
later in Gt (2.45) verder duidelijk gemaakt door te verklaren dat de Vedas voornamelijk
materialistische onderwerpen behandelen, traiguya-viay ved. Ook in rmadBhgavatam (4.29.47) wordt men gewaarschuwd voorzichtig te zijn met de verklaringen van
de Vedas:
tasmt karmasu barhimann / ajnd artha-kiu
mrtha-di kth rotra / spariv aspa-vastuu
O Koning Prcnabarhiat, alleen voor de onwetende blik lijken de ritualistische
activiteiten die vermeld worden in de Vedas het uiteindelijke doel te zijn. Hoewel hun
beschrijvingen verleidelijk zijn voor het oor, zijn ze in werkelijkheid verstoken van
enige verbinding met de Allerhoogste Waarheid. Sla daarom geen acht op ze.
LOKA 43
Degenen wiens harten besmet zijn met lust verrichten vele hoogdravende riten om
Svarga-loka te bereiken, denkend dat deze het hoogste doel zijn van de Vedas.
Hoewel ze naar genot en weelde leiden, binden zulke rituelen hun volgelingen ook aan
de kringloop van geboorte en dood.
SRRTHA-VARI
Welk soort verklaringen volgen deze mensen? In antwoord wordt gezegd dat zij, door de
winst en het verlies van zulke Vedische rituelen te analyseren, vaststellen hoe ze die
activiteiten die hen bhoga (genot) en aivarya (weelde) zullen verschaffen kunnen doen
laten toenemen, ook al resulteren zulke activiteiten in herhaaldelijke geboorte binnen de
kringloop van vruchtdragend werk.
LOKA 44
r;kirpsrlke~A
HkksxS'o;Zizlkuka
O;olk;kfRedk cqf% lek/kkS u fo/kh;rs
bhogaivarya-prasaktn / taypahta-cetasm
vyavasytmik buddhi / samdhau na vidhyate
bhogaaan genot; aivaryaen opulentie; prasaktnmvoor degenen die gehecht zijn;
taydoor die (verklaringen van de Vedas); apahta-cetasmvoor degenen wiens geesten
bevangen zijn; vyavasya-tmikde vastberaden; buddhiintelligentie; samdhauin
trance (op de Allerhoogste Heer); na vidhyateer vindt niet plaats.
Zij die gehecht zijn aan genot en opulentie, en van wie de geest bevangen is door
deze bloemrijke woorden, verkrijgen niet de vastberaden intelligentie voor exclusieve
geestesvervoering (samdhi) in r Bhagavn.
SRRTHA-VARI
Degenen van wie de geest gefascineerd is door zulke bloemrijke verklaringen raken
gehecht aan materieel genot en opulentie. Zulke personen zijn niet in staat om hun
intelligentie op een resolute of geconcentreerde manier op Paramevara, de Allerhoogste
bestuurder, te richten, en dus zijn ze niet in staat om samdhi te bereiken.
LOKA 45
nirgua-tattva. Wees vrij van alle dualiteiten zoals eer en schande, en maak je geen
zorgen over winst of verlies. Raak gevestigd in uddha-sattva door de intelligentie te
gebruiken die door Mij wordt toegekend.
SRRTHA-VARI
Neem, terwijl je onthecht wordt van de middelen om catur-varga (dharma, artha, kma
en moka) te verwerven, alleen beschutting van bhakti-yoga. r Bhagavn spreekt deze
loka die begint met het woord traiguya, omdat de Vedas voornamelijk hun licht werpen
op de onderwerpen van karma, jna etc., welke onder de guas vallen. De betekenis van
het woord traiguya wordt gevormd met het achtervoegsel sya.
Aangezien er in de Vedas buitensporige beschrijvingen van karma en jna staan,
worden de Vedas volgens de logica van bhmn-vyapade-bhavanti (waarin de titel is
gebaseerd op de overheersende compositie) traiguya (betrekking hebbend op de drie
geaardheden der materile natuur) genoemd. Echter, alleen bhakti kan iemand naar r
Bhagavn brengen. Dit is het oordeel van de Mhara-ruti. De vetvatara Upaniad
verklaart: yasya deve par bhaktir yath deve tath gurau. De betekenis van de Vedas kan
alleen worden geopenbaard aan iemand die dezelfde transcendentale bhakti tot zowel r
Bhagavn als zijn gurudeva heeft.
Nirgua-bhakti is het enige onderwerp van de Smtis, zoals de Pacartra en de
Upaniads, inclusief de Gtopaniad (Bhagavad-gt) en Gopla-tapani Upaniad. Als het
zou worden geaccepteerd dat bhakti niet wordt beschreven in de Vedas zou bhakti haar
autoriteit verliezen. Daarom geeft r Ka aan Arjuna de opdracht om vrij te raken van
de Vedische geboden met betrekking tot karma en jna, die onder invloed staan van de
guas. Hij zegt tegen hem dat hij ze niet moet verrichten, maar dat hij altijd het proces
dient te volgen om bhakti te verkrijgen, zoals verklaard wordt in de Vedas. In Brahmaymala Pura staat vermeld, Het pretentieuze vertoon van exclusieve hari-bhakti wat
geen acht slaat op het proces van pacartra, zoals vermeld in ruti, Smti en de Puras
etc., resulteert slechts in uiteindelijke verstoring. Deze vergissing of overtreding is
onvergeeflijk.
Die onderwerpen van de Vedas die betrekking hebben op de guas (sagua) en die
onderwerpen die zich buiten de guas bevinden (gutta) worden respectievelijk traiguya
(met de drie guas) en nistraiguya (vrij van de drie guas) genoemd. r Ka zegt,
Streef van deze twee alleen nistraiguya na. Wordt vrij van de drie guas door de invloed
van Mijn nirgua-bhakti. Alleen dan zul je vrij raken van dualiteiten zoals eer en schande.
Blijf daarom exclusief in het gezelschap van Mijn bhaktas die zich altijd in nitya-sattva
bevinden.
Hier zal de uitleg van hoe je gesitueerd kunt raken in viuddha (nitya) sattva-gua de
uitleg hoe verlost te raken van de drie guas tegenspreken. Het bereiken van datgene wat
ontbreekt wordt yoga genoemd, en het beschermen van datgene wat men bezit wordt kema
genoemd. Met het woord niryoga-kema zegt r Bhagavn tegen Arjuna dat hij vrij dient te
raken van de interesse voor zowel yoga als kema. Na overstelpt te worden door de smaak
voor Mijn bhakti-rasa, zullen yoga en kema geen reden tot ongerustheid zijn.
Wanneer r Bhagavn in Gt (9.22) verklaart, Ik draag persoonlijk yoga en kema,
vertoont hij Zijn genegenheid voor Zijn bhaktas door te zeggen, Omdat Ik hun last van
caits trn gun ativartate, Hoe kan men de guas van de materile natuur
overwinnen?, wordt er later in Gt (14.26) gezegd:
m ca yo vyabhicrea / bhakti-yogena sevate
sa gun samattyaitn / brahma-bhyya kalpate
Alleen degenen die dienst aan Mij leveren met ekntika bhakti-yoga kunnen de drie
guas transcenderen en zich kwalificeren om brahma te realiseren.
In zijn commentaar op deze loka (14.26) zegt rla rdhara Svm, Ca is een nadruk.
Dat wil zeggen, degenen die uitsluitend ekntika-bhakti (vastberaden toegewijde dienst)
verrichten aan Mij, Paramevara, kunnen alle guas overwinnen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dharma, artha, kma en moka worden catur-varga (de vier doeleinden van het
menselijk leven) genoemd. Bhakti is het vijfde doel (pacama-pururtha). Hoewel in
stras zoals de Vedas de paden van karma, jna en bhakti worden onderwezen als de
sdhana voor de jvas, kan men r Bhagavn alleen bereiken door alle andere paden op te
geven en zich uitsluitend bezig te houden met viuddha-bhakti. Dit wordt ook duidelijk
gemaakt door deze twee lokas uit rmad-Bhgavatam te bestuderen:
bhaktyham ekay grhya / raddhaytm priya satm
bhakti punti man-nih / va-pkn api sambhavt
rmad-Bhgavatam (11.14.21)
Ik kan alleen bereikt worden door bhakti die wordt verricht met volledig geloof. Ik ben
van nature dierbaar tot Mijn bhaktas die Mij als het exclusieve doeleinde van hun
bhajana aanvaarden. Zelfs de hondeneters kunnen zichzelf zuiveren van hun lagere
geboorte door bhajana tot Mij te verrichten.
na sdhayati m yogo / na skhya dharma uddhava
na svdhyyas tapas tygo / yath bhaktir mamorjit
rmad-Bhgavatam (11.14.20)
LOKA 46
yvnom het even welk; arthadoel; uda-pnedoor (vele) putten; sarvatain alle
opzichten; sampluta-udakegediend door een groot meer; tvnnet zoveel (doeleinden);
sarveuin alle; vedeuVedas; brhmaasyavan door de geleerde brhmaa;
vijnatadie kennis bezit (van de Vedas).
Alle doeleinden die door een verscheidenheid aan putten worden vervuld, kunnen
gemakkelijk worden vervuld door een groot meer. Evenzo kunnen om het even welke
resultaten er ook maar verworven worden door het aanbidden van de devas zoals
beschreven in de Vedas eenvoudig verkregen worden via de aanbidding van Bhagavn
door een brhmaa die met bhakti is begiftigd.
SRRTHA-VARI
r Ka vervolgt, O, wat kan Ik nog meer zeggen over de glories van bhakti-yoga, die
nirgua en nikma is. Zelfs de eerste inspanningen op het gebied van bhakti gaan niet
verloren, noch zullen ze ongunstige gevolgen hebben. Ook heeft r Ka in rmadBhgavatam (11.29.20) tegen Uddhava gezegd:
na hy agopakrame dhvaso / mad-dharmasyoddhavv api
may vyavasita samya / nirguatvd ania
O Uddhava, omdat Ik persoonlijk de transcendentale aard van deze dharma heb
vastgesteld, bestaat er, zelfs als onzelfzuchtig handelen voor zuivere bhakti in de vorm
van horen en chanten niet goed word uitgevoerd door tekortkoming of ontaarding, nog
niet de geringste kans dat het tot verlies kan leiden.
Echter, in deze context duidt vyavasytmik-buddhi (vastberaden intelligentie) ook op
sakma-bhakti-yoga (toewijding verricht met materile verlangens). Om dit te bewijzen
gebruikt r Bhagavn een voorbeeld wanneer hij de loka beginnend met het woord yvn
spreekt. Aangezien udapne een zelfstandig naamwoord is, werd het hier in een
vergelijkbaar geval gebruikt. Hier duidt udapne op een groep putten. Vele doeleinden
worden vervuld door verschillende putten. De ene put wordt gebruikt om zich schoon te
maken nadat men zich heeft ontlast, de andere om de tanden te poetsen, kleding te wassen,
haren te wassen, een bad te nemen en om water te drinken. Deze verschillende doeleinden
worden tegelijkertijd vervuld door een groot reservoir van water. Het is omslachtig om naar
verschillende putten te gaan voor verschillende redenen, maar het kost geen moeite om
naar n reservoir te gaan. Bovendien bevat een kleine put vaak zout water, terwijl het
water van een groot meer zoet is. Men zou dit verschil tussen een put en een meer moeten
overwegen. Evenzo kunnen de verschillende vruchten die men bereikt middels het
aanbidden van verschillende devas allemaal verworven worden door eenvoudigweg r
Bhagavn te aanbidden. Het woord brhmaasya betekent zij die brahma (Veda) kennen.
Alleen een brhmaa kent de Vedas, maar boven Vedische kennis bevindt zich de kennis
van de echte brhmaas, degenen die specifiek bhakti als uiteindelijke betekenis van de
Vedas kennen. In rmad-Bhgavatam (2.3.2) wordt ook gezegd:
brahma-varcasa-kmas tu / yajeta brahmaa patim
indram indriya-kmas tu / praj-kma prajpatn
Iemand die verlangt naar de brahma stralengloed dient Brahm, de meester van de
Vedas, te aanbidden. Iemand die verlangt naar genoegdoening van de zintuigen dient
Indra te aanbidden. Iemand die nageslacht verlangt dient de Prajpatis te aanbidden,
terwijl iemand die rijkdom verlangt Durg dient te aanbidden.
Hierna wordt er gezegd:
akma sarva-kmo v / moka-kma udra-dh
tvrea bhakti-yogena / yajeta purua param
rmad-Bhgavatam (2.3.10)
Of men nu vrij is van verlangens, vol is van verlangens of verlangt naar moka, men
dient, na een hogere intelligentie te hebben bereikt, parama-purua (Bhagavn) te
aanbidden met intense bhakti-yoga.
Net zoals de zonnestralen zeer intens zijn wanneer het onbewolkt is, is ook bhakti-yoga
die vrij is van karma en jna zeer intens. Iemands intelligentie zal veelvertakt raken door
het aanbidden van een aantal devas om verschillende verlangens te vervullen. r
Bhagavn kan echter al iemands verlangens vervullen. Wanneer zelfs maar een deeltje van
zulke intelligentie wordt ingezet voor aanbidding, wordt het als gecentraliseerd beschouwd
vanwege de ongevenaarde aard van het doel van aanbidding.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 47
SRRTHA-VARI
r Bhagavn, de onderwijzer van jna-yoga, bhakti-yoga en karma-yoga, heeft tot
dusver Zijn instructies betreffende jna-yoga en bhakti-yoga tot Zijn vriend Arjuna
gericht. Nu dat Hij Arjunas andhikra (ongeschiktheid) om deze processen uit te voeren
heeft overwogen, verklaart Hij nikma-karma-yoga in twee lokas, waarvan de eerste
begint met karmai.
Met de woorden m phaleu wil Ka zeggen dat degenen die naar de vruchten van hun
handelingen verlangen uitermate onzuivere harten hebben. Jouw hart is echter bijna
zuiver. Ik weet dit, en daarom spreek Ik op deze manier. Als iemand aangeeft dat elke actie
die men uitvoert vruchten zal dragen, antwoord r Bhagavn: m karma-phala-hetur bh,
Iemand wordt alleen de oorzaak van het resultaat van handelen als hij handelt uit
verlangen naar het resultaat. Jij zou niet zo moeten handelen. Ik zegen je dat jij niet in deze
categorie zult vallen. Akarma betekent veronachtzaming van voorgeschreven plichten en
vikarma betekent het verrichten van zondige daden. Je zou aan geen van beide gehecht
moeten raken. Integendeel, je moet ze verachten. Ik zegen je opnieuw dat je in staat zult zijn
om dit te doen.
In de Gt (3.2) zegt Arjuna: vymireeva vkyena buddhi mohayasva me, Mijn
intelligentie is begoocheld door Jouw ogenschijnlijke dubbelzinnige instructies. Hieruit
dient begrepen te worden dat de voorgaande verklaringen van dit hoofdstuk niet helemaal
stroken met latere verklaringen. Maar, hier zijn Kas innerlijke gevoelens (mano-bhva)
jegens Arjuna het overwegen waard. Net zoals Ik jouw ondergeschikte ben geworden door
als je strijdwagenbestuurder op te treden, zo ook zou jij een volgeling van Mijn bevel moeten
worden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bhagavn r Ka geeft via Arjuna onderricht over nikma-karma-yoga voor
degenen die niet de adhikra (geschiktheid) hebben om de paden van jna-yoga en bhaktiyoga te volgen. In rmad-Bhgavatam (11.3.43) wordt verklaard: karmkarma vikarmeti
veda-vdo na laukika, Een inzicht in karma, akarma en vikarma kan enkel uit de Vedische
literatuur komen, niet van de woorden van alledaagse personen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Er zijn drie soorten karma die
overwogen dienen te worden: karma, akarma en vikarma. Van deze zijn er tweenamelijk
vikarma (zich inlaten met zondige handelingen) en akarma (het niet verrichten van diens
sva-dharma)uitermate ongunstig. Je hoort deze niet te verlangen. Geef vikarma en
akarma op, en volg nauwlettend het pad van karma. Karma is er in drie soorten: nityakarma (dagelijkse plichten), naimittika-karma (incidentele plichten) en kmya-karma
(vruchtdragende activiteiten). Van deze drie is kmya-karma erg ongunstig. Degenen die
aan kmya-karma doen, worden de oorzaak van de vruchten van hun activiteiten. Dus het
ten bate van jou dat Ik je vertel dat je geen kmya-karma moet aannemen, want als je dat
wel doet zul je de oorzaak van de gevolgen van je daden worden. Je hebt het recht om je
voorgeschreven plichten uit te voeren, maar je hebt geen recht op de vruchten van enige
handeling. Het is acceptabel voor degenen die beschutting nemen van bhakti-yoga om nityakarma en naimittika-karma te verrichten om zo hun in hun levensonderhoud te voorzien.
LOKA 48
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met yoga-stha geeft r Bhagavn instructies over nikmakarma. Hij zegt, Raak evenwichtig in overwinning en nederlaag, en verricht enkel je
voorgeschreven plicht van het aangaan van deze strijd.
Het resultaat van deze nikma-karma-yoga is dat het culmineert in jna-yoga, en dus
is jna-yoga de strekking van de voorgaande loka en de volgende loka.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Intelligentie die evenwichtig is ten overstaan van succes of mislukking van zijn
voorgeschreven handelingen, wordt yoga genoemd.
LOKA 49
SRRTHA-VARI
Door deze loka die begint met het woord drea te spreken, bekritiseert r Bhagavn
vruchtdragende activiteiten, dat wil zeggen, sakma-karma of kmya-karma. Kmya-karma
is avaram (zeer inferieur) aan nikma-karma-yoga, die aan Paramevara wordt geofferd en
die ook wel buddhi-yoga wordt genoemd. Hier duidt het woord buddhau op nikma-karma,
terwijl buddhi-yoga op nikma-karma-yoga duidt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Kpa verwijst naar degenen die niet in staat zijn om de betekenis van nikmakarma-yoga te bevatten. Zulke mensen zijn gehecht aan de vruchten van hun daden, en
dientengevolge zijn ze soms gelukkig en soms bedroefd. Dit onderwerp wordt uitvoerig
behandeld in Bhad-rayaka Upaniad.
Eens was er een grote bijeenkomst van gerealiseerde wijzen, mahris en brahmaris in
het Koninklijke hof van Janaka Mahrja. Janaka Mahrja, bijgestaan door zijn
Koninklijke dienaren, bracht honderden melkkoeien met hun prachtige kalfjes naar die
bijeenkomst. De hoorns van de koeien waren met goud omhuld en hun hoeven met zilver.
Prachtige kleden met gouden versiersels bedekten hun ruggen. Met gevouwen handen sprak
Janaka Mahrja de wijzen met grote nederigheid toe. Wie van jullie ook maar brahma-
vett (een kenner van brahma) is, ik smeek je om hier te komen en deze koeien te
accepteren.
Alle wijzen die zich daar verzameld hadden begonnen onder elkaar te fluisteren.
Niemand durfde naar voren te stappen om zichzelf als brahma-vett te verklaren en de
koeien voor zichzelf op te eisen. Weer keek Janaka Mahrja in alle ernst in hun richting.
Deze keer stond de mahri Yjvalkya op en zei tegen zijn leerlingen, O brahmacris,
breng deze koeien naar mijn rama.
Toen ze dit hoorden, protesteerden de andere mahris en zeiden, Bent u brahmavett?
Mahri Yjvalkya zei, Ik bied mijn eerbetuigingen aan de voeten van degenen die
brahma-vett zijn. Als u mij wilt beproeven of een vraag wilt stellen, gaat u dan alstublieft
uw gang.
De verschillende wijzen stelden hem verschillende vragen en Yjvalkya Mahri gaf
ze passende antwoorden. Uiteindelijk vroeg de enorm geleerde Grg nederig, Wie is er een
kpaa en wie is een brhmaa?
Yjvalkya Mahris antwoord hierop was: yo v etad akara grgy aviditvsml lokt
praiti sa kpaa, O Grg, de persoon die de wereld verlaat zonder r Bhagavn, die
Acyuta, de Onfeilbare Absolute Realiteit is, te kennen, is een kpaa (Bhad-rayaka
Upaniad 3.8.10).
In rmad-Bhgavatam (6.9.49) wordt gezegd: na veda kpaa reya tmano gua-vastudk, Kpaas zijn degenen die denken dat de uiteindelijke realiteit slechts bestaat uit
zinsobjecten voortgebracht door de materile natuur. Verder wordt er gezegd in rmadBhgavatam (11.19.44): kpao yo jitendriya, Een kpaa is iemand die zijn zintuigen niet
onder controle heeft.
LOKA 50
Iemand die verankerd is in buddhi-yoga geeft in dit huidige leven zowel gunstige
als ongunstige daden op. Streef daarom naar nikma-karma-yoga. Het met
gelijkmoedigheid werken onder de beschutting van buddhi-yoga is de kunst van het
werken.
SRRTHA-VARI
Hier verwijst het woord yogya naar die yoga die de kenmerken bezit die in Gt 2.48
worden gedefinieerd. Yujyasva betekent waag een poging. Om precies te zijn betekent het,
streef naar nikma-karma-yoga terwijl je evenwichtig blijft, daarbij onzelfzuchtig de
resultaten van je werk aan Bhagavn offerend. Dit is omdat karmasu van alle baatzuchtige
(sakma) en onbaatzuchtige (nikma) handelingen betekent; yoga verwijst naar het
verrichten van karma terwijl men neutraal staat tegenover de resulaten. Dit is zeker
kaualam, expertise.
LOKA 51
Wijzen begiftigd met buddhi-yoga geven de resultaten ontstaan uit karma op. Door
zo bevrijd te raken van de kringloop van geboorte en dood, bereiken ze uiteindelijk
Vaikuha, de toestand voorbij aan alle wereldse ellende.
LOKA 52
Wanneer je intelligentie het dichte woud van illusie volledig heeft overgestoken,
zul je onverschillig worden voor alles wat je gehoord hebt en alles wat er nog te horen
valt.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn spreekt deze loka die begint met yadi om uit te leggen dat men gevestigd
raakt in yoga door het beoefenen van nikma-karma die aan Paramevara wordt geofferd.
Wanneer je hart volledig het diepe woud van begoocheling heeft getranscendeerd, zul je
onverschillig worden voor alle onderwerpen die al gehoord zijn en de verscheidene
onderwerpen die nog gehoord kunnen worden.
Indien men de vraag stelt, Ik ben al verlost van alle twijfel, en ik heb niet langer de
tekortkoming van een vijandige houding, dus welke noodzaak heb ik om de instructies van
stra aan te horen?, antwoordt Bhagavn, Niettemin is het op dit moment toepasselijk
voor je om op ieder moment dit proces te beoefenen wat door Mij is uitgelegd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De jvas zijn gehecht aan deze wereld vanwege hun identificatie met het lichaam. Dit is
de hoofdoorzaak van het materile bestaan. Zolang deze materile gehechtheid blijft
bestaan kan de jva geen tattva-jna bereiken, noch kan hij onthecht raken van de
materile wereld. Nirveda betekent onthecht raken van de materile wereld. Het is geen
eenvoudige prestatie. Door de beoefening van aan Bhagavn geofferde nikma-karma,
raakt men geleidelijk aan verlost van de verkeerde opvatting dat het lichaam de tm (het
zelf) is. Men bereikt dan nirveda (verzaking) van alle soorten activiteiten waarover men
heeft gehoord of gaat horen, en hun oorsprong vinden in de materile verlangens
beschreven in de stra. Uiteindelijk gaat hij zich bezighouden met ekntika-bhajana
(exclusieve toewijding aan de Heer). Deze instructie staat ook in de Vedas:
parkya lokn karma-cittn brhmao
nirvedam yn nsty akta ktena
Muaka Upaniad (1.2.12)
Een tattva-vett brhmaa (een kenner van de Absolute Waarheid) bereikt nirveda na
begrepen te hebben dat het geluk en plezier dat men bereikt middels karma in deze
wereld of de volgende tijdelijk is en verdriet veroorzaakt.
Prahlda Mahrja heeft een soortgelijke instructie gegeven:
dy-antavanta urugya vidanti hi tvm
eva vimya sudhiyo viramanti abdt
rmad-Bhgavatam (7.9.49)
O Urukrama, degenen die met onderscheid realiseren dat alle voorwerpen een begin en
een eind hebben, geven de studie van de Vedas op en houden zich uitsluitend bezig met
bhajana aan U.
LOKA 53
SRRTHA-VARI
r Ka zegt, Hierna zul je onthecht raken van alledaagse onderwerpen en zelfs van
wereldse interpretaties van Vedische instructies, en als gevolg daarvan zul je standvastig
worden; je geest zal niet misleid worden door de ogenschijnlijke aantrekkelijkheid van zulke
onderwerpen. In het Zesde Hoofdstuk wordt samdhi ook beschreven als acal (verankerd
of onverstoord). r Bhagavn verzekert Arjuna, Dan, door via yoga directe ervaring van
transcendentie te hebben, zul je vrijheid van materile gebondenheid bereiken.
LOKA 54
vtZqu mokp
fLFkrizKL; dk Hkk"kk lekf/kLFkL; ds'koA
fLFkr/kh% d izHkk"ksr fdeklhr oztsr fde~
arjuna uvca
sthita-prajsya k bh / samdhi-sthasya keava
sthita-dh ki prabheta / kim sta vrajeta kim
arjuna uvcaArjuna zei; sthita-prajsyavan iemand wiens intelligentie verankerd is;
kwat; bh(symptomen zoals) spraak; samdhi-sthasyavan iemand die zich in
trance bevindt; keavaO Keava; sthita-dhiemand met verankerde intelligentie;
kimop wat voor manier; prabhetazou hij spreken; kimhoe; stazou hij zitten;
vrajetazou hij lopen; kimhoe.
Arjuna zei: O Keava! Wat zijn de symptomen van iemand wiens intelligentie
verankerd is in samdhi? Hoe spreekt hij? Hoe zit hij? En hoe loopt hij?
SRRTHA-VARI
In de voorgaande loka hoorde Arjuna over de intelligentie van iemand die verankerd is
in trance (samdhau acal). Nu vraagt Arjuna naar de symptomen van een echte yog. Hoe
spreken degenen die sthita-praj (van onverstoorde, verankerde intelligentie) zijn? Wat is
het symptoom van hun bh (taalgebruik)? Hoe blijven degenen die in samdhi zijn
gevestigd in trance? De benamingen sthita-praj en samdhi-stha (gevestigd in trance) zijn
van toepassing op verloste personen. Hoe spreken ze wanneer ze geconfronteerd worden
met een situatie van genot of ellende, eer of schande, verheerlijking of kritiek, genegenheid
en afgunst enzovoorts? Spreken ze duidelijk of overpeinzen ze eenvoudigweg in zichzelf? Hoe
zitten ze? Hoe gebruiken ze hun zintuigen in de externe wereld? Hoe lopen ze? Met andere
woorden, hoe gedragen hun zintuigen zich in verhouding tot externe zinsobjecten?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Beginnend met deze loka stelt Arjuna zestien vragen aan r Ka. In antwoord werpt
r Ka een licht op de diepe geheimen van karma, karma-yoga, jna, jna-yoga,
dhyna, tapasy, karma-mir-bhakti, jna-mir-bhakti en uddha-bhakti. In dit verband
heeft r Ka in het Achttiende Hoofdstuk van de Bhagavad-gt aanwijzingen gegeven
betreffende prema-bhakti, welke de meest vertrouwelijke kennis is.
In Zijn conclusie op de Bhagavad-gt, legt Hij uit dat men toegang kan verkrijgen tot
deze prema-bhakti via de poort van aragati (volledige overgave) aan Hem.
De zestien vragen die door Arjuna worden gesteld luiden als volgt:
1) sthita-prajsya k bh, Wat zijn de symptomen van iemand die sthita-praj (van
verankerde intelligentie) is? (2.54)
2) jyyas cet karmaas te, Waarom wilt U mij deze verschrikkelijke oorlog aan laten
gaan? (3.1)
3) atha kena prayukto ya, Waardoor wordt iemand gedreven om zondige daden te
verrichten? (3.36)
4) apara bhavato janma, Hoe dien ik te begrijpen dat U voorheen deze wetenschap
aan Vivasvn hebt onderricht? (4.4)
LOKA 55
JhHkxokuqokp
iztgkfr ;nk dkeku~ lokZu~ ikFkZ euksxrku~A
vkReU;sokReuk rq"V% fLFkrizKLrnksP;rs
r bhagavn uvca
prajahti yad kmn / sarvn prtha mano-gatn
tmany evtman tua / sthita-prajas tadocyate
SRRTHA-VARI
Nu beantwoordt r Bhagavn vanaf deze loka die begint met prajahti tot aan het eind
van het hoofdstuk, vier van Arjunas vragen in volgorde. Sarvn duidt op iemand die zelfs
geen vleugje materieel verlangen heeft. Het woord mano-gatn duidt op het vermogen om
materile verlangens op te geven die zijn ontstaan uit een niet spirituele aard welke tegen
de dharma van de ziel gekant zijn. Als de aard van deze verlangens spiritueel zou zijn
geweest, zou het niet mogelijk zijn om ze op te geven, net zoals vuur hitte niet kan opgeven.
Dit komt doordat een beheerste geest, nadat deze de tm heeft gerealiseerd die van nature
gelukzalig is, alleen tevreden kan worden gesteld door de tm. De rutis bevestigen dit:
yad sarve pramucyante / km ye sya hdi thit
atha martyo mto bhavaty / atra brahma samanute
Kaha Upaniad (2.3.14)
Wanneer alle verlangens uit het hart verwijderd zijn, verwerft de gebonden jvtm
realisatie van brahma en onsterfelijkheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men zou ook de loka: tmany eva ca santua (Gt 3.17) moeten bestuderen. De grote
bhakta Prahlda Mahrja heeft een soortgelijke instructie gegeven in rmad-Bhgavatam
(7.10.9):
vimucati yad kmn / mnavo manasi sthitn
tarhy eva puarkka / bhagavattvya kalpate
O Lotus-ogige Heer, wanneer een man alle materile verlangens opgeeft die zich in zijn
hart bevinden, wordt hij geschikt om opulentie gelijk aan de Uwe te verkrijgen.
LOKA 56
Iemand die niet verstoord raakt door de drie soorten ellende (adhytmika,
SRRTHA-VARI
Hoe spreekt iemand die sthita-praj is? Om deze vraag te beantwoorden spreekt r
Bhagavn de huidige loka die begint met dukheu, en ook de volgende loka. Dukheu
staat voor de drie soorten leed of ellende: adhytmika, adhibhautika en adhidaivika. Honger,
dorst, koorts, hoofdpijn enzovoorts (afkomstig van eigen lichaam en geest) is adhytmika
ellende. Adhibhautika ellende is de ellende die wordt veroorzaakt door andere levende
wezens, zoals een slang of een tijger, en ellende zoals buitensporige neerslag of
natuurrampen veroorzaakt door de devas wordt adhidaivika genoemd.
Anudvigna-man verwijst naar iemand wiens geest onverstoord is. Wanneer hij wordt
geconfronteerd met zulke ellende denkt hij, Ik heb al deze ellende verkregen vanwege mijn
prrabdha-karma (gedane daden) en ik moet ze nu ondergaan. Dit wetende denkt hij of
hierover na in zichzelf, in de wetenschap dat deze ellende door zijn prrabdha-karma wordt
veroorzaakt, of hij spreekt vrijuit en zonder dubbelhartigheid wanneer hij door anderen
wordt ondervraagd. In ieder geval vertoont zijn gezicht geen ergernis, zelfs niet in de
aanwezigheid van deze ellende. Deze afwezigheid van verstoring is evident voor degenen die
bedreven zijn in het lezen van zulke symptomen. Het is echter duidelijk wanneer een
imitator op kunstmatige wijze symptomen van verdraagzaamheid manifesteert. Degenen die
deskundig zijn noemen zon imitator verdorven. Op dezelfde manier denken degenen die
vrij blijven van verlangens wanneer zich een fortuinlijke situatie voordoet, wetende dat het
prrabdha-bhoga (genot wat voortkomt uit voorgaande daden) is, hier in zichzelf over na, of
ze onderrichten anderen. Hun eigenlijke antwoord hierop wordt ook begrepen door
geleerde mensen. Ter verduidelijking van zulke symptomen beschrijft de huidige loka zulke
personen als:
1) vta-rga(ze blijven) onthecht van geluk;
2) vta-bhaya(ze blijven) vrij van de angst dat bijvoorbeeld wezens zoals tijgers ze op
zouden kunnen eten;
3) vta-krodha(ze voelen) geen woede, zelfs niet voor iemand die ze komt aanvallen of
doden. Zo ontstak Jaa Bharata bijvoorbeeld niet in woede toen de roverskoning
Vala hem als mensenoffer naar de deity van Dev Kl bracht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Iemand wiens hart niet verstoord raakt door de drievoudige ellenden: adhytmika,
adhibhautika en adhidaivika, wie verstoken is van het verlangen om geluk te verwerven, en
wie niet verrukt is wanneer het geluk hem toekomt, wordt sthita-praj genoemd.
na prahyet priya prpya / nodvijet prpya cpriyam
sthira-buddhir asammho / brahma-vid brahmai sthita
Gt (5.20)
Iemand die niet opgetogen raakt bij het bereiken van datgene wat bevorderlijk of
geliefd is, wordt sthita-praj genoemd.
Het voorbeeld hiervan is de levensgeschiedenis van Bharata Mahrja zoals beschreven
staat in het rmad-Bhgavatam.
Bharata Mahrja was in zijn eentje Bhagavn aan het aanbidden in een afgelegen
woud, nadat hij zijn gehele koninkrijk had opgegeven. In het laatste deel van zijn leven
raakte hij gehecht aan een jong hertje, en vanwege zijn gemoedstoestand bij het verlaten
van zijn lichaam nam hij daarna geboorte als een hert. Omdat hij zich echter zijn
voorgaande geboorte kon herinneren, hield hij zich afgezonderd van het gezelschap van
familie en vrienden (de andere herten), en bracht zijn tijd door in de hermitages van de
wijzen, waar hij de onderwerpen van r Bhagavn aanhoorde. Als gevolg van zijn
aanbidding van Bhagavn in zijn vorige geboorte, nam hij zijn volgende geboorte in het huis
van een religieus toegewijde brhmaa. Innerlijk herinnerde hij zich altijd r Bhagavn,
maar voor de buitenwacht hield hij zichzelf volledig afzijdig door zich voor te doen als een
sufferd, ook al trachtte zijn vader hem aan te zetten om de Vedas te leren. Jaa Bharata
verdroeg de slechte behandeling en beschimping van zijn stiefmoeder, stiefbroers en
familieleden, terwijl hij extatisch verdiept bleef in de aanbidding van Bhagavn.
Ooit verlangde Valarja, de koning van de dieven, een zoon, en hij wilde een mens dat
vrij was van lichamelijke gebreken offeren aan zijn iadev (aanbiddenswaardige godin),
Badra Kl. Hij had voorheen een geschikt persoon om te offeren gevangen, maar op een of
andere manier was die man ontsnapt. Terwijl de roverskoning ronddoolde op zoek naar een
ander geschikte persoon om op te offeren, zag hij de mah-bhgavata Jaa Bharata de velden
van zijn familie beschermen. De koning werd blij toen hij zag dat Jaa Bharata was gezegend
met een lichaam dat geschikt was voor het offer. Volgens de regels van het opofferen van
een mens, gaf hij Jaa Bharata goed te eten, versierde hem met kurkuma, bloemenslingers
en candana, en presenteerde hem uiteindelijk voor Kl-dev als een offerande. Zelfs nadat
hij dit allemaal had gezien en gehoord, en zich ervan bewust was, was parama-bhagavata
Jaa Bharata noch bang, noch kwaad. Integendeel, verankerd in herinnering van Bhagavn,
bleef hij vrij van bezorgdheid.
Net toen de rovers klaar stonden om Jaa Bharatas hoofd af te hakken, verscheen Kl
Dev zelf in een woeste gedaante, en maakte een enorm kabaal. Ze rukte het zwaard uit de
hand van Koning Vala en onthoofdde hem en zijn dienaren. Na hun bloed te hebben
gedronken, danste ze en speelde met hun hoofden alsof het ballen waren. Uiteindelijk
stuurde ze de mah-bhgavata Jaa Bharata op weg met grote genegenheid. Deze deity van
Bhadra Kl is nog steeds aanwezig in Kuruketra.
Terwijl hij de geschiedenis van Jaa Bharata in rmad-Bhgavatam (5.9.20) beschrijft,
zegt ukadeva Gosvm tegen Parkit Mahrja: O Viu-rta (iemand die altijd
beschermd wordt door de armen van de Heer), Bhagavn r Viu, die de sudarana-cakra
draagt, is de dood voor de gepersonifieerde dood, en is er altijd op uit om voor zijn bhaktas
te zorgen. Hij geeft volledige bescherming aan zulke parama-bhgavata paramahasas, die
vrij zijn geworden van het foutief identificeren van het lichaam met het zelf, die de zeer
lastige taak hebben verricht van het doorhakken van de knoop van wereldse gehechtheid,
wiens harten bekommerd opgaan in gedachten van het brengen van welzijn aan alle
levende wezens, en die noch anderen kwaad doen, noch vijandschap voor ze voelen. Zulke
paramahasas die de beschutting van r Bhagavns onbevreesde lotusvoeten aanvaarden
raken nooit verstoord, zelfs niet ten tijde van hun eigen executie. Er is niets verassend aan
dit gegeven.
LOKA 57
Iemand die altijd verstoken is van wereldse genegenheid, en die zich noch
verheugt bij winst, noch wanhoopt bij verlies, kent men als een persoon van
verankerde intelligentie.
SRRTHA-VARI
Hier betekent het woord anabhisneha vrij van alle genegenheid die ontstaat uit
materile benoemingen. Zulke personen voelen zeker wel enige genegenheid uit
mededogen, maar hun genegenheid is vrij van materile predikaten. Ze verwelkomen geen
aangename situaties zoals het vereerd worden of het aangeboden krijgen van smakelijk
voedsel, noch verheerlijken ze degenen van wie ze dit ontvangen door te zeggen, U bent
een zeer dharmika persoonlijkheid die dienst heeft verricht aan grote paramahasas. Dat u
gelukkig mag zijn. Tegenovergesteld voelen ze geen afkeer wanneer ze geconfronteerd
worden met onaangename situaties zoals het ten schande worden gebracht of het worden
aangevallen, noch vervloeken ze hun tegenstander door te zeggen, Jij zondaar! Dat je naar
de hel mag gaan! De intelligentie van zo iemand is volledig verankerd, of gevestigd in
samdhi. Dit wordt in feite sthita-praj genoemd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Genegenheid bestaat uit twee soorten: (1) gerelateerd aan het lichaam, sopdhika-sneha
en (2) gerelateerd aan r Bhagavn, nirupdhika-sneha. Sopdhika-sneha kan worden
waargenomen in gewone mensen die zichzelf met het lichaam identificeren. Degenen die
sthita-praj zijn, zijn vrij van identificatie met het lichaam, en zijn daarom verstoken van
sopdhika-sneha. Zij zijn begiftigd met nirupdhika-sneha, en zijn de gelukwensers van alle
levende wezens. Deze sneha is immer bestaand en voortdurend stromend in hun harten,
maar het manifesteert zich slechts zelden uitwendig. Het wordt gezien in sommige speciale
omstandigheden, hoewel een alledaags persoon dit niet kan bespeuren.
LOKA 58
Wanneer iemand zijn zintuigen naar believen volledig kan terugtrekken van de
zinsobjecten, net zoals een schilpad zijn ledematen terugtrekt in zijn schild, is zijn
intelligentie stevig verankerd.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn geeft antwoord op Arjunas vraag, kim sta, Hoe zit hij?, middels deze
loka die begint met yad. Indriyrthebhya betekent dat, net zoals iemand zijn zintuigen,
zoals het zintuig van horen, kan terugtrekken van diens zinsobject, geluid, het op dezelfde
wijze de sana (zitplaats, toestand) is van degene die sthita-praj is, om in staat te zijn om
zijn ondergeschikte zintuigen te onttrekken van hun uitwendige zinsobjecten, en ze te
verankeren in zijn onverstoorde geest. Het voorbeeld van de schildpad wordt gegeven om
dit punt te verduidelijken. Net zoals een schilpad naar believen zijn ogen, gezicht
enzovoorts terug kan trekken in zijn schild, kan iemand die sthita-praj is ook zijn
zintuigen van de zinsobjecten onttrekken.
LOKA 59
Degene die zichzelf met zijn lichaam identificeert mag dan wel op kunstmatige
wijze zijn genot beperken door de zintuigen van hun zinsobjecten te onttrekken, maar
zijn smaak voor zingenot blijft nog steeds aanwezig. Dit is geen echte onthechting.
Echter, voor iemand die sthita-praj is, en Paramtm heeft gerealiseerd, komt zijn
smaak voor zinsobjecten automatisch tot een einde.
SRRTHA-VARI
Als men de twijfel uit dat zelfs dwaze of minder intelligente personen onthecht kunnen
raken van de objecten van hun zintuigen door te vasten of via ziekte, verduidelijkt r
Bhagavn Zijn punt in deze loka beginnende met viay. Het woord rasa-varjam betekent
dat zulke personen niet vrij raken van het verlangen naar zinsobjecten. Integendeel, hun
smaak voor zinsobjecten blijft nog steeds aandringen. Iemand die sthita-praj is echter,
stopt met het verlangen naar zinsobjecten omdat hij rechtstreekse realisatie heeft van
Paramtm. Er zit geen fout in deze definitie. Degenen die in staat zijn om het zelf te
realiseren zijn siddhas (geperfectioneerde zielen). Ze zijn geen sdhakas (beoefenaars).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Soms beteugelt een doodgewoon persoon zijn zintuigen vanwege ziekte, of door hahayoga te beoefenen of door te vasten. Nog steeds blijft het verlangen om te genieten
aanwezig in zijn hart. Het is onmogelijk om dit verlangen te elimineren zonder bhakti tot r
Bhagavn.
In dit opzicht schrijft rla Bhaktivinoda hkura het volgende: De beoefening van
het ophouden met het zich inlaten met objecten van de zintuigen via de methode van
nirhra (zich gedwongen afzijdig houden van de zinsobjecten) is enkel voor uitermate
onintelligente mensen. Dit gebruik wordt gevolgd door jvas die het zelf met het lichaam
identificeren. Aga-yoga verschaft ook een mogelijkheid voor degenen die minder
intelligent zijn om tot verzaking van zinsobjecten te komen, door zich bezig te houden met
yama, niyama, sana, pryma en pratyhara. Deze methode is niet acceptabel voor
iemand die sthita-prajis. Na het direct aanschouwen van de schoonheid van paramatattva Bhagavn, gaat iemand die sthita-praj is zich aangetrokken voelen tot Hem en geeft
alle gehechtheid voor wereldse zinsobjecten op. Hoewel er voorzieningen zijn voor
uitermate onintelligente personen om hun zintuigen van zinsobjecten te onttrekken via de
methode van nirhra, kunnen jvas nog steeds geen eeuwige voorspoed verkrijgen zonder
het proces van rga-mrga. Wanneer iemand het stadium van rga (gehechtheid aan Ka)
bereikt, realiseert hij een superieur zinsobject, en geeft zo op natuurlijke wijze het inferieure
genot op.
LOKA 60
SRRTHA-VARI
Het ligt niet binnen het vermogen van de sdhaka om volledige controle te hebben over
zijn zintuigen in het stadium van sdhana, maar de poging alleen al is prijzenswaardig. r
Bhagavn spreekt de huidige loka die begint met het woord yatata om dit uit te leggen.
Hier betekent het woord pramthni die dingen die opgewondenheid teweegbrengen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het is de plicht van een sdhaka om er erg zorgvuldig naar te streven controle over de
zintuigen te bereiken. Men kan niet sthita-praj worden zonder de zintuigen onder
controle te hebben. Het is net zo moeilijk om de zintuigen, die altijd in beroering zijn,
volledig onder controle te hebben, als het is om de wind te bedwingen. Echter, volgens de
instructies van r Caitanya Mahprabhu wordt zelfs deze moeilijke opgave erg eenvoudig
wanneer men al zijn zintuigen inzet in dienst aan r Bhagavn.
Men kan leren hoe men zijn beteugelde zintuigen kan inzetten in dienst aan r
Bhagavn uit de dagelijkse bezigheden van Koning Ambara, die worden beschreven in
rmad-Bhgavatam:
sa vai mana ka-padravindayor
vacsi vaikuha-gunuvarane
karau harer mandira-mrjandiu
ruti cakrcyuta-sat-kathodaye
mukunda-liglaya-darane dau
tad-bhtya-gtra-spare ga-sagamam
ghra ca tat-pda-saroja-saurabhe
rmat-tulasy rasan tad-arpite
pdau hare ketra-padnusarpae
iro hkea-padbhivandane
kma ca dye na tu kma-kmyay
yathottamaloka-janraya rati
rmad-Bhgavatam (9.4.18-20)
Ambara Mahrja was altijd bezig met het aanbidden van r Ka door zijn geest te
verankeren in herinnering aan Zijn lotusvoeten, door zijn tong te gebruiken voor het
beschrijven van de naam, gedaante, eigenschappen en bezigheden van r Bhagavn,
zijn oren voor het luisteren naar de onderwerpen van Bhagavn, zijn ogen voor het
aanschouwen van Zijn prachtige Deity gedaante, zijn tastzin voor het ervaren van de
blijdschap van het dienen van de voeten van de bhaktas van Bhagavn, zijn neusgaten
voor het ruiken van geurige voorwerpen zoals aan de lotusvoeten van r Bhagavn
geofferde tulas en candana, zijn voeten om in processie rond Zijn verblijfplaats te
lopen, en zijn hoofd voor het brengen van eerbetuigingen aan Bhagavn en Zijn
bhaktas. Op deze manier hield hij al zijn zintuigen onder controle en gebruikte ze in
dienst aan Bhagavn.
Het is erg bevorderlijk en voorspoedig voor sdhakas om dit pad te volgen.
LOKA 61
Daarom zou men de zintuigen moeten beteugelen door zich aan Mij over te geven
in bhakti-yoga en zo onder Mijn hoede te leven. Alleen iemand wiens zintuigen
beteugeld zijn is verankerd in intelligentie. Hij alleen is sthita-praj.
SRRTHA-VARI
Hier betekent het woord mat-para Mijn bhakta, omdat er geen andere manier bestaat
om de zintuigen te overwinnen dan door bhakti tot Mij te verrichten. Dit feit vindt men
duidelijk terug in de latere hoofdstukken van Bhagavad-gt. Zoals Uddhava zegt in rmadBhgavatam (11.29.2-3):
pryaa pudarkka / yujanto yogino mana
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men kan ontsnappen aan de opschudding veroorzaakt door een roversbende door
beschutting te nemen van een moedige koning. Wanneer de rovers zich bewust worden van
de beschutting die deze persoon genomen heeft, worden ze ondergeschikt aan hem. Evenzo
worden de zintuigen van een jvtm vergeleken met een roversbende, en worden ze
automatisch beteugeld wanneer hij de beschutting aanvaardt van Antarym Bhagavn, r
Hkea. Daarom dient men zijn zintuigen op een simpele, natuurlijke manier te
beteugelen, door bhakti alleen. In stra wordt gezegd:
hkee hki / yasya sthairya-gatni hi
sa eva dhairyam pnoti / sasre jva-cacale
r Caitanya-caritmta, (Madhya-ll 24.184)
Het is erg moeilijk in deze wereld om de opgewonden zintuigen te beteugelen, maar
voor degenen die al hun zintuigen inzetten in de dienst van Bhagavn r Hkea, de
meester van de zintuigen, raken hun zintuigen op natuurlijke wijze onverstoorbaar en
beteugeld.
LOKA 62
SRRTHA-VARI
Bhagavn r Ka zegt, Beteugeling van de geest is het fundamentele middel
waarmee degenen die sthita-praj zijn hun externe zintuigen in bedwang houden. Hoor
van Mij, O Arjuna, wat er gebeurt als men niet in staat is om zijn geest volledig te
beteugelen. De huidige loka die begint met dhyyata is gesproken om dit onderwerp uit te
leggen. Door op zinsobjecten te mediteren ontwikkelt men saga, gehechtheid, waaruit
kma, buitensporig verlangen voor die objecten, voortkomt. Vervolgens ontstaat er woede
(krodha) als de vervulling van dit verlangen om een of andere reden wordt geblokkeerd.
LOKA 63
Woede leidt tot volslagen begoocheling, en van zulke begoocheling komt verlies
van geheugen (het vergeten van de instructies van stra). Het verlies van geheugen
vernietigt de intelligentie, en wanneer de intelligentie is vernietigd, is alles verloren
en valt men weer in de oceaan van het materile bestaan.
SRRTHA-VARI
Vanuit woede komt begoocheling (sammoha), waarin een teloorgang van onderscheid
plaatsvindt tussen wat wel en niet gedaan dient te worden. Wanneer de jva zich in een
begoochelde staat bevindt, vergeet hij de instructies van stra (smti-vibrama), welke de
oorzaak van voorspoed is voor hem. Wanneer zijn geheugen verloren is, verliest zijn
intelligentie het vermogen om fatsoenlijk te functioneren (buddhi-na). Daarna valt de
sdhaka wederom in de put van het materile leven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De geest is zeker de koning, heerser en stuwende oorzaak van de zintuigen. Daarom
worden de uitwendige zintuigen automatisch bedwongen door het beteugelen van de geest.
Zo staat er in de Vedas:
yad pancvatihante jnni manas saha
buddhi ca na viceati tm hu param gatim
Kaha Upaniad (2.3.10)
Als men zijn paca-jnendriya (vijf kennisvergarende zintuigen), zijn geest en zijn
intelligentie kan beteugelen, bereikt hij de allerhoogste bestemming. Anderzijds,
wanneer de geest en andere zintuigen niet zijn bedwongen, moet men ronddolen in de
kringloop van geboorte en dood.
Dit wordt ook verklaard in rmad-Bhgavatam (11.21.19-21):
viayeu gudhyst / pusa sagas tato bhavet
sagt tatra bhavet kma / kmd eva kalir nm
LOKA 64
fo"k;kfufU;S'pju~A
jkx}s"kfoeqSLrq
vkReo';So/ks;kRek izlknef/kxPNfr
rga-dvea-vimuktais tu / viayn indriyai caran
tma-vayair vidheytm / prasdam adhigacchati
rgagehechtheid; dveaen afkeer; vimuktaivrij; tuechter; viaynzinsobjecten;
indriyaidoor de zintuigen; caranzelfs tijdens het genieten; tma-vayaidie onder
zijn controle zijn; vidheya-tmeen man van beheerste zintuigen; prasdamblijdschap;
adhigacchatibereikt.
Een man van beheerste zintuigen echter, die vrij is van gehechtheid en afkeer,
bereikt vreugde van geest zelfs terwijl hij van verschillende objecten geniet via zijn
zintuigen.
SRRTHA-VARI
Eerder vroeg Arjuna, Hoe gedraagt iemand die sthita-praj is zich? In antwoord op
deze vraag spreekt r Bhagavn deze loka die begint met rga. Aangezien de geest niet
direct zinsobjecten kan aanvaarden, is het geen overtreding om met beteugelde zintuigen
zinsobjecten te aanvaarden. Vidheytm betekent iemand wiens tm verankerd is in de
instructies van Bhagavn alleen. Prasdam adhigacchati betekent dat het geen
tekortkoming is als zulke gekwalificeerde personen zinsobjecten aanvaarden. Integendeel,
het siert ze juist, omdat ze zien dat alles gerelateerd is aan Bhagavn. Iemand die sthitaprajis kan de zinsobjecten wel of niet opgeven, en kan wel of niet gemotiveerd zijn om ze
te bereiken. Wat hij ook kiest, alles is gunstig voor hem.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Zelfs wanneer de externe zintuigen worden beteugeld door ze afzijdig te houden van de
zinsobjecten, houdt de geest niet op om aan ze te denken. Zulke verzaking wordt phalgu
(nutteloos) of markaa-vairgya (aap-achtige verzaking) genoemd. Dit wordt verklaard in
Gt (3.6): karmendriyi sayamya. Wanneer een sdhaka correcte verzaking (yuktavairgya) beoefent en r Bhagavn aanbidt, kan hij zijn geest beteugelen en deze laten
opgaan in het denken aan zijn aanbiddenswaardige godheid. Wanneer hij zon stadium
heeft bereikt, is het geen tekortkoming om die zinsobjecten die zijn beoefening ten goede
komen te aanvaarden, en die zinsobjecten die niet bevorderlijk zijn af te wijzen.
LOKA 65
Wanneer iemand die zelfbeheerst is het stadium van geluk bereikt, wordt al zijn
ellende verjaagd. Als gevolg hiervan raakt de intelligentie van zon tevreden persoon
spoedig verankerd in het bereiken van zijn verlangde doel.
SRRTHA-VARI
Buddhi paryavatihate houdt in dat zijn intelligentie in ieder opzicht standvastig wordt
en gefixeerd wordt op het verlangde doel. Zo blijft hij gelukkig of hij nu zinsobjecten
aanvaardt of niet. Prasanna-cetasa duidt er op dat innerlijk geluk alleen van bhakti kan
komen, omdat het hart niet tevreden kan worden gesteld zonder bhakti. Dit is helder
uitgelegd in het Eerste Canto van rmad-Bhgavatam, welke beschrijft hoe de geest van
Vysadeva niet gelukkig was, zelfs nadat hij de Vednta-stra had samengesteld. Echter,
nadat hij de instructies van r Nrada opvolgde, werd zijn hart gelukzalig door de
exclusieve beoefening van bhakti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het hart kan alleen tevreden worden gesteld door bhakti, het verrichten van liefdevolle
toegewijde dienst aan r Bhagavn. Bhakti verwijdert alle ellende, en in een zeer kort
tijdsbestek kan iemand die bhakti beoefent volledig verankerd raken aan de lotusvoeten van
zijn iadeva. Dit wordt ook beschreven in de dialoog tussen Vysa en Nrada in rmadBhgavatam van dhta-vratena hi may (1.4.28) tot yamdibhir yoga-pathai kma-lobha-hato
muhu (1.6.35). Wanneer de sdhaka yama en niyama beoefent op het pad van agayoga (de acht stadia van yoga), bereikt de geest, die altijd onder controle staat van lust en
hebzucht, een bepaald soort geluk en vrede. Dit valt echter niet te vergelijken met het
onmiddellijke en immense genot wat verkregen wordt door dienst aan Bhagavn r Ka
(rmad-Bhgavatam 1.6.35).
In dit opzicht, loont het de moeite om zich te beraden over de voorbeelden van
Saubhari i, Yayti Mahrja, Vivmitra Muni en anderen. Zelfs nadat hij tienduizend
jaar lang verstervingspraktijken had verricht in het water van de Yamun, was Saubhari i
nog steeds niet in staat om zijn geest te beteugelen. Zijn geest raakte in beroering toen hij
vissen zich zag inlaten met seks. Hij kwam op uit het water om de met de vijftig dochters
van Mndht Mahrja te trouwen, maar zelfs nadat hij met ze genoot door zichzelf te
expanderen in vijftig afzonderlijke gedaantes, bleef zijn lust onverzadigd. Uiteindelijk
bereikte hij zijn verlangde doel door zijn zintuigen te bedwingen via het aanbidden van r
Bhagavn.
Yayti Mahrja was niet in staat zijn geest te bedwingen, ondanks allerlei pogingen
daartoe. Hij verruilde zijn oude leeftijd voor de jeugd van zijn zoon Puru, en genoot vele
jaren lang, maar zijn wellustige verlangens namen alleen maar toe, net zoals gh (geklaarde
boter) vuur aanwakkert. Hij kon alleen vrede bereiken nadat hij uiteindelijk zijn geest had
verankerd in aanbidding van Bhagavn.
Hoewel Vivmitra Muni zich bezighield met strenge verstervingspraktijken door aan
ama (beteugeling van de geest) en dama (beteugeling van de zintuigen) te doen en zijn
zintuigen onder het juk te brengen, gaf hij toch, slechts door het horen van Menaks
enkelbelletjes, zijn verstervingspraktijken op en raakte in beslag genomen door wellustige
bezigheden. Zijn opgewonden geest kwam uiteindelijk alleen tot bedaren middels het
aanbidden van Bhagavn.
Deze conclusie wordt specifiek bevestigd in het gesprek tussen Vysa en Nrada in het
Eerste Canto van rmad-Bhgavatam. Veda-Vysa had de Vedas al in vier delen verdeeld
en had het Mahbhrata, de Puras en Vednta-stra samengesteld, en hoewel hij kennis
van dharma en andere onderwerpen had beschreven ter informatie van het grote publiek,
bleef zijn geest onvoldaan. Omdat hij niet kon begrijpen waarom, deed hij navraag bij zijn
geestelijk leraar, Devari Nrada. r Nrada antwoordde:
r nrada uvca
bhavatnudita-prya / yao bhagavato malam
yenaivsau na tuyeta / manye tad darana khilam
yath dharmdaya crth / muni-varynukrtit
na tath vsudevasya / mahim hy anuvarita
rmad-Bhgavatam (1.5.8-9)
O grote wijze, u hebt de methodes van dharma en jna beschreven, die ik als
onvolledig en onbeduidend beschouw, maar u hebt de onderwerpen van r Bhagavns
uitermate zuiverende bezigheden en hun glories niet duidelijk beschreven. r
Bhagavn kan niet tevreden worden gesteld tenzij men zulke bezigheden verheerlijkt,
welke zichzelf manifesteren in de gezuiverde geest door de beoefening van bhakti.
Door de instructies van Nrada Muni op te volgen en dus bhakti-yoga te verrichten, was
Vysa in staat om al het prachtige spel en vermaak van r Ka, vol van aivarya (weelde)
en mdhurya (zoetheid), in zijn zuivere hart te zien. rmad-Bhgavatam bestaat uit de
bezigheden van r Ka die Vysa in samdhi had gerealiseerd.
LOKA 66
SRRTHA-VARI
r Ka spreekt deze loka die begint met nasti om indirect de conclusie van de vorige
loka te versterken. De intelligentie van iemand wiens geest onbeteugeld is zal niet
verankerd raken in het zelf. Zo iemand is ayukta (verstoken van intelligentie) en is niet in
staat om op Paramevara te mediteren. Abhvayata betekent dat iemand die niet mediteert
geen vrede kan bereiken. Met andere woorden, hij kan niet onthecht raken van de
zinsobjecten. Een verstoord persoon kan noch geluk, noch genot vinden in het zelf.
LOKA 67
Net zoals de wind een boot op het water meevoert, holt iemands onbeteugelde
geest achter elk van de zintuigen aan die naar hun zinsobjecten afdwalen en voert zo
zijn intelligentie weg.
SRRTHA-VARI
Iemand met een onbeteugelde geest bezit geen intelligentie. r Bhagavn stelt dit punt
vast door deze loka die begint met indriym uit te spreken. Wanneer de geest een van de
zintuigen volgt terwijl deze tussen zijn respectieve zinsobjecten rondzwerft, wordt iemand
door zijn geest gedwongen alle zintuigen te volgen. In zon toestand wordt de geest
vergeleken met een ongunstige wind die een boot meevoert op het water, omdat het
iemands intelligentie wegvoert.
LOKA 68
SRRTHA-VARI
Yasya betekent dat degenen die hun geest al onder controle hebben sthita-prajzijn.
Ka zegt tegen Arjuna, O Mah-bho, net zoals jij je vijanden overmeestert, dien je ook
je geest te overmeesteren.
LOKA 69
Die intelligentie die gerelateerd is aan bewustzijn is als nacht voor het
materialistische gewone volk. Iemand die sthita-praj is, blijft echter wakker in die
intelligentie. De intelligentie die wordt gebruikt voor zinsobjecten, waarin het gewone
levende wezen wakker blijft, is als nacht voor de grote denker die de absolute realiteit
kent. Met andere woorden, zo iemand aanvaardt zinsobjecten op een gepaste wijze
zonder er gehecht aan te raken.
SRRTHA-VARI
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die sthita-praj zijn bereiken op natuurlijke wijze perfectie in het beteugelen
van alle zintuigen. Zij zijn jn-puruas (geleerden) in de werkelijke zin van het woord.
Aan de andere kant blijft de intelligentie van onwetende mensen die het lichaam
identificeren met de tm in beslag genomen door zinsobjecten. Zulke personen die gehecht
zijn aan zinsobjecten worden materialistisch, of onwetend genoemd. In de Skanda Pura
wordt gezegd: ajna tu ni proktdiv jnam udryate, Kennis is als de dag en
onwetendheid is als de nacht.
Alles in het koninkrijk van die meest wonderschone bestuurder r Bhagavn is
schitterend. Wat nacht is voor de ene, is dag voor de andere. Voor een uil is de nacht als
dag, terwijl het voor een kraai nacht is. Een uil ziet alleen s nachts, niet overdag. Evenzo
kan een man die verblind wordt door onwetendheid geen beeld hebben van de verlichting
van tattva-jna. Kenners van het absolute echter, zien altijd r Bhagavn, de stralende
verpersoonlijking van tattva-jna. Zij denken nooit aan zinsobjecten. Net zoals een
lotusblad nooit nat wordt ook al verblijft het in het water, zo ook raakt iemand die sthitapraj is nooit gehecht aan zinsobjecten, zelfs terwijl hij er in het dagelijkse leven mee in
contact staat.
LOKA 70
vkiw;Zek.kepyizfr"Ba
leqeki% izfo'kfUr ;}r~A
r}r~ dkek ;a izfo'kfUr losZ
l 'kkfUrekIuksfr u dkedkeh
pryamam acala-pratiha
samudram pa pravianti yadvat
tadvat km ya pravianti sarve
sa ntim pnoti na kma-km
pryamamhoewel al volledig gevuld te zijn; acala-pratihamverankerd en
onbewogen; samudramoceaan; pade wateren (van vele rivieren); pravianti
betreden; yadvatnet zoals; tadvatevenzo; kmade opwinding van de zintuigen;
yamwie (een persoon van verankerde intelligentie); praviantizij betreden; sarveall;
sahij; ntimvrede; pnotibereikt; naniet; kma-kmhij die erop gebrand is
zijn verlangens te vervullen.
Net zoals ontelbare rivieren de oceaan, die nooit overstroomt, in stromen, stromen
er ook allerlei verlangens de geest van iemand die sthita-praj is binnen, maar toch
raakt zijn evenwicht nooit verstoord. Alleen zulke personen kunnen vrede bereiken,
niet degenen die altijd streven naar het vervullen van hun verlangens.
SRRTHA-VARI
Nirlept, oftewel het onthecht blijven van zinsobjecten, betekent dat men zelfs niet
verstoord raakt nadat men in aanraking komt met een zinsobject. r Bhagavn legt dit idee
uit door deze loka die begint met pryamam te spreken. Hoewel verschillende rivieren
tijdens het regenseizoen zoveel water in de oceaan gieten, kunnen ze er niet voor zorgen dat
de oceaan overstroomt. Acala-pratiham betekent wiens grens niet overschreden wordt.
Evenzo dienen allerlei zinsobjecten zich ook aan bij iemand die sthita-praj is. Maar, net
zoals water dat in of uit de oceaan stroomt niets uitmaakt voor de oceaan, zo ook worden
degenen die onaangedaan blijven, zowel wanneer ze gebruik maken van zinsobjecten als
wanneer ze ervan verstoken zijn, sthita-praj genoemd. Alleen zij bereiken nti (vrede),
dat wil zeggen, jna.
LOKA 71
Alleen degenen die alle verlangens opgeven en vrij van hunkering, vals ego en
bezitterigheid rondtrekken, bereiken vrede.
SRRTHA-VARI
Sommige mensen raken hun vertrouwen in hun materile verlangens kwijt en genieten
er niet langer van. r Bhagavn legt dit uit door deze loka die begint met het woord vihya
uit te spreken. Nirahakra nirmama betekent dat alleen degenen die vrij blijven van het
vals ego, bezitterigheid met betrekking tot het lichaam en objecten gerelateerd aan het
lichaam, vrede bereiken.
LOKA 72
gesitueerd zijnde; asymin deze (staat); anta-kleop het moment van sterven; apien;
brahma-nirvamspirituele emancipatie; cchatimen bereikt.
O Prtha, het op deze manier bereiken van brahma wordt brhm-sthiti genoemd.
Na het bereiken van deze staat is men niet langer misleid. Als men zich op het
moment van sterven ook maar een ogenblik in dit bewustzijn is bevindt, bereikt men
brahma-nirva.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn besluit nu dit hoofdstuk met deze loka die begint met het woord e. Het
bereiken van de staat van brahma wordt brhm genoemd. Als op het moment van sterven
al brahma-nirva (spirituele emancipatie) wordt bereikt door voor een ogenblik de staat
van brahma te bereiken, wat valt er dan te zeggen van het resultaat van iemand die deze
staat al sinds de jeugdjaren heeft bereikt?
In dit hoofdstuk worden met name jna en karma uitgelegd, en bhakti wordt indirect
uitgelegd. Daarom wordt dit hoofdstuk de samenvatting van r Bhagavad-gt genoemd.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-varii k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Tweede Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, welke plezier schenkt aan de bhaktas
en wordt aanvaard door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Die tattva die strijdig is met inerte materie wordt
brahma genoemd. Men kan alleen aprkta-rasa (bovenwerelds smaakvol gemoed) bereiken
door zichzelf te vestigen in die tattva. De toestand van jaa-mukti (verlossing van inert
bewustzijn) die naar bereiking van brahma leidt, wordt brahma-nirva genoemd. Net zoals
Khavga-Mahrja zal men brahma-nirva bereiken als men in staat is om deze staat op
het moment van sterven te bereiken.
Dit hoofdstuk is de samenvatting van Bhagavad-gt. lokas een tot en met tien
introduceren de aard van de persoon die vragen stelt. lokas twaalf tot en met dertig geven
een beschrijving van de tattva van tm (het spirituele) en antm (het non-spirituele).
Vanaf lokas eenendertig tot en met achtendertig volgt er een uitleg over vroomheid en
zonde binnen het Vedische systeem van voorgeschreven plichten, ook wel bekend als
varrama-dharma. lokas negenendertig tot en met tweenzeventig beschrijven nikma-
karma-yoga, waarmee jna van het zelf bereikt wordt. Dit is het doel van de voornoemde
jna en karma (voorgeschreven plichten). Ook is er een beschrijving van het gedrag van
iemand die zich in deze staat van yoga bevindt.
Zo eindigt de srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivednta Nryaa Mahrja,
op het Tweede Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK DRIE
Karma-Yoga
Yoga Via het
Principe van Actie
LOKA 1
vtZqu mokp
T;k;lh psRdeZ.kLrs erk cqftZuknZuA
rr~ d deZf.k ?kksjs eka fu;kst;fl ds'ko
arjuna uvca
jyyas cet karmaas te / mat buddhir janrdana
tat ki karmai ghore m / niyojayasi keava
arjuna uvcaArjuna zei; jyysiis superieur; cetals; karmaadan vruchtdragende
arbeid; teUw; matoverweging; buddhiintelligentie (die gericht is op
transcendentale bhakti); janrdanaO Janrdana; tatdan; kimwaarom; karmaiin
activiteit (in de vorm van vechten); ghorein dit afschuwelijke; mmmij; niyojayasi
laat U aangaan; keavaO Keava.
Arjuna zei: O Janrdana, als U vindt dat intelligentie gerelateerd aan bhakti,
welke de geaardheden te boven gaat, superieur is aan vruchtdragend werk, waarom, O
Keava, laat U me dan deze afschuwelijke daad van vechten aangaan?
SRRTHA-VARI
Dit Derde Hoofdstuk geeft een uitgebreide uitleg over handelingen (karma) die aan r
Bhagavn worden geofferd zonder daarvoor enig materieel gewin (nikma-bhva) voor
terug te verwachten. Het beschrijft ook de wijsheid van iemand die bereid is om lust, woede
enzovoorts te overwinnen.
Uit de lokas van het vorige hoofdstuk heeft Arjuna begrepen dat gutta bhakti-yoga,
welke vrijheid van de guas (nistrai-guya) verschaft, superieur is aan zowel jna-yoga als
nikma-karma yoga. Nu, in het gemoed van een vriend (sakhya-bhva), verwijt hij r
Bhagavn, die verlangt om hem in te zetten in zijn voorgeschreven plicht van vechten, met
de volgende woorden: Als die intelligentie die standvastig (vyavasytmik) is en vrij van
de guas (gutta), superieur is, waarom, O Janrdana, laat Je me dan deze afgrijselijke
oorlog aangaan? Jana betekent tot Je eigen mensen en rdana betekent pijn doen, dus
betekent Janrdana door Jouw bevel verschaf Je pijn aan Je eigen mensen.
Arjuna spreekt Ka ook aan als Keava. Niemand kan Jouw bevel overschrijden,
omdat Je Keava bent, de heerser van zowel Brahm als Mahdeva (ka betekent Brahm,
a betekent Mahdeva en va betekent heerser).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka schuilt er een mysterieus geheim achter Arjunas aanspreken van r
Ka met de namen Keava en Janrdana. O Janrdana, eerst zei Je dat standvastige
intelligentie (vyavasytmik buddhi), die de geaardheden te boven gaat (gutta) en
verankerd is in bhakti, superieur is aan karma (actie). Waarom wil Je dan dat ik deze
verschrikkelijke en gewelddadige oorlog aanga? Geleerde mannen hebben gelijk dat ze Jou
Janrdana noemen, want op Jouw bevel schenk Je pijn aan Je eigen mensen die Je heel
dierbaar zijn en die van Jou afhankelijk zijn. Janrdana is een zeer passende naam voor Je
want Je hebt de asura genaamd Jana gedood, wat nog een aanwijzing is voor Je wrede aard.
Keava is een andere passende naam, want Je hebt de asura genaamd Ke gedood. Ka
betekent bovendien Brahma, a betekent Mahdeva en va betekent heerser. Aangezien
Jij ze bestuurt, wordt Je Keava genoemd. Hoe kan een onbeduidend persoon zoals ik dan
Jouw bevel schenden? O Prabhu, wees me genadig!
LOKA 2
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt tegen Zijn vriend, O sakhe Arjuna! Het is een feit dat guttabhakti het meest superieure proces is, omdat het transcendentaal is. Maar zulke bhakti kan
alleen worden verkregen door de genade van Mijn mah-bhakta die transcendentaal aan de
guas en ekntika (gefocust, op n punt gericht) is. Het kan nooit op eigen kracht bereikt
worden. Word daarom nistrai-guya (vrij van de guas). Ik geef je de zegen dat je nistraiguya zal worden door transcendentale bhakti (gutta-bhakti) tot Mij te verrichten.
Wanneer deze zegen tot bloei komt zul je gutta-bhakti verkrijgen door de genade van zon
ekntika mah-bhgavata. Maar, zoals Ik al eerder heb gezegd, op dit moment bestaat je
bekwaamheid (adhikra) alleen uit het verrichten van karma.
Arjuna zegt dan, Als dit zo is, waarom zegt U me dan niet duidelijk dat ik alleen karma
moet verrichten? Waarom verdrinkt U mij in een oceaan van twijfel? Dit is waarom
Arjuna deze loka die begint met vymireeva spreekt, wat verschillende implicaties met
zich meebrengt. Hij zegt, Door zulke verklaringen brengt U mijn intelligentie in
verwarring. U zei in eerste instantie: karmay evdhikras te, Je hebt alleen de adhikra om
je karma (voorgeschreven plicht) uit te voeren (Gt 2.47). Daarna zei U: siddhy-asiddhyo
samo bhtv samatva yoga ucyate, Die gelijkmoedigheid waarin men in balans blijft bij
zowel succes als mislukking, wordt yoga genoemd (Gt 2.48). Daarna zei U weer: buddhiyukto jahtha ubhe sukta-dukte tasmd yogya yujyasva yoga karmasu kaualam,
Intelligente personen nemen afstand van zowel vrome als zondige activiteiten, en omdat
buddhi-yoga het hoogste doel is van karma, streven ze naar nikma-karma (Gt 2.50). Hier
verwijst U met het woord yoga ook naar jna. Vervolgens zegt U: yadte moha-kalila
buddhir vyatitariyati, Wanneer je intelligentie het dichte woud van begoocheling
oversteekt (Gt 2.52). Hier spreekt U wederom simpelweg over jna.
In feite duidt het woord iva (zoals dat of het lijkt) er op dat Uw verklaring niet
dubbelzinnig is. Aangezien U genadig bent is het niet Uw verlangen om mij te begoochelen.
Daarnaast is het, aangezien ik niet onbekend ben met deze zaken, gepast voor U om
ondubbelzinnig te spreken.
De diepgaande strekking is dat karma (actie) in sattva-gua superieur is aan karma in
rajo-gua. Jna bevindt zich ook in sattva-gua, maar is superieur aan karma in sattvagua, en nirgua-bhakti is verreweg superieur aan jna. Als U denkt dat het niet mogelijk
is voor mij om me in te laten met nirgua-bhakti, onderricht me dan simpelweg in sttvikajna, waardoor ik vrij zal raken van gebondenheid aan deze ellendige materile wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Actie (karma) die verricht wordt in sattva-gua is superieur aan actie in rajo-gua.
Jna is superieur aan karma in sattva-gua, hoewel het zich ook in sattva-gua bevindt.
Sattvt sajyate jnam, Vanuit sattva-gua ontwikkelt zich echte jna (Gt 14.17).
Nirgua-bhakti is superieur aan jna in sattva-gua, en wordt als volgt gedefinieerd in
rmad-Bhgavatam (3.29.11-12):
mad-gua-ruti-mtrea / mayi sarva-guhaye
mano-gatir avicchinn / yath gagmbhaso mbudhau
lakaa bhakti-yogasya / nirguasya hy udhtam
LOKA 3
JhHkxokuqokp
yksdsfLeu~ f}fo/kk fu"Bk iqjk izksk e;ku?kA
Kku;ksxsu lka[;kuka deZ;ksxsu ;ksfxuke~
r bhagavn uvca
loke smin dvi-vidh nih / pur prokt maynagha
jna-yogena skhyn / karma-yogena yoginm
r bhagavn uvcar Bhagavn zei; lokein de wereld; asmindit; dvi-vidhtwee
soorten van; nihvast geloof; purvoorheen; prokthet werd duidelijk gezegd;
maydoor Mij; anaghaO zondeloze (Arjuna); jna-yogenadoor het verbindende
proces van filosofische speculatie; skhynmvan de analytische filosofen; karmayogenavia de yoga van nikma-karma; yoginmvan de yogs.
SRRTHA-VARI
In antwoord op Arjunas vraag, zegt Bhagavn r Ka, Als Ik zeg dat nikmakarma-yoga en jna-yoga, welke de sdhanas zijn die worden uitgevoerd om moka te
bereiken, onafhankelijk zijn van elkaar, zul je Mij weer vragen om doorslaggevend te
spreken over een van de twee. Maar zoals Ik heb uitgelegd, zijn de twee soorten nih
(onwrikbaar geloof), karma-nih en jna-nih, eigenlijk twee opeenvolgende stadia op
hetzelfde pad. Sterker nog, Ik heb niet gezegd dat er twee soorten mensen zijn die geschikt
zijn om moka te bereiken.
Om deze reden worden de twee lokas beginnend met de huidige loka, loke smin,
uitgesproken. Zoals uitgelegd in het vorige hoofdstuk, duidt dvi-vidh op twee soorten
nih. Ka zegt met betrekking tot deze nih dat, aangezien het hart van de jn zuiver
is in het stadium van jna, maryd (reglementaire discipline) kan worden ingesteld
middels de beoefening van jna-yoga. Alleen personen die maryd aanvaarden staan in
deze wereld bekend als jns.
In de Gt (2.61) zegt r Ka:
tni sarvi sayamya / yukta sta mat-para
vae hi yasyendriyi / tasya praj pratihit
Daarom zou men de zintuigen moeten beteugelen door zich aan Mij over te geven in
bhakti-yoga en zo onder Mijn hoede te leven. Alleen iemand wiens zintuigen beteugeld
zijn is verankerd in intelligentie. Hij alleen is sthita-praj.
Ka zegt, Aan de andere kant zijn er degenen die de zuiverheid van hart ontberen
om zichzelf op het pad van jna te plaatsen, maar op zoek zijn naar de middelen om dat pad
te bereiken. De maryd van zulke yogs wordt vastgesteld door het pad te volgen van
nikma-karma-yoga welke aan Mij wordt geofferd. Zijn staan bekend als karms. In de Gt
(2.31) wordt gezegd, Voor een katriya bestaat er geen betere bezigheid dan te vechten voor
religie. Daarom zijn de termen karm en jn slechts twee benamingen. Echter, over het
algemeen is het zo dat, wanneer karms hun hart beginnen te zuiveren middels het proces
van nikma-karma-yoga, zij ook jns worden die op hun beurt weer verlossing kunnen
bereiken via het proces van bhakti. Dit is de strekking van Mijn verklaringen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De verscheidene methodes van karma, yoga, jna en tapasy kunnen niet
onafhankelijk de resultaten van hun beoefeningschenken. Ze zijn alleen in staat
bevorderlijke resultaten te produceren door hulp te nemen van bhakti. Nirgua-bhakti
daarentegen, kan onafhankelijk ka-prema schenken, zonder hulp van deze andere
methodes.
Bhakti-yoga gemengd met jna of karma is de sdhana om moka te bereiken. Er zijn
twee soorten nih (onwrikbaar geloof) gerelateerd aan deze sdhana van gemengde bhakti.
De eerste wordt beheerst door degenen die zuivere harten hebben, die het pad van bhaktiyoga beklimmen via hun onverstoorbare geloof in skhya of jna-yoga. De tweede is het
geloof van degenen wiens harten onzuiver zijn, maar wie, door het verrichten van aan r
Bhagavn geofferde nikma-karma, ook het pad van jna-yoga kunnen beklimmen en
uiteindelijk bhakti bereiken.
LOKA 4
Zonder het verrichten van karma zoals voorgeschreven in stra, kan iemand geen
kennis in de vorm van naikarmya verwerven, noch kan iemand met een onzuiver
hart de perfectie bereiken door slechts zijn handelingen te verzaken (sannysa).
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met het woord na, legt r Bhagavn uit dat jna niet in een
onzuiver hart zal verschijnen. Men kan geen jna of naikarmya (vrijheid van karma en
diens reactie) bereiken zonder de karma (handelingen) te verrichten die wordt
voorgeschreven in stra en derhalve kan men geen jna bereiken. Degenen wiens harten
onzuiver zijn kunnen geen perfectie bereiken door slechts sannysa te aanvaarden, noch
door voorgeschreven karma te verzaken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Jna verschijnt niet tenzij het hart zuiver is, en zonder jna kan men sannysa, wat
een tak is van het proces om moka te bereiken, niet perfectioneren. Daarom zou men, zoals
aangegeven staat in stra, totdat men jna bereikt door zuiverheid van hart, door moeten
gaan met het verrichten van voorgeschreven plichten gerelateerd aan varrama-dharma.
LOKA 5
Niemand kan ook maar voor een moment blijven bestaan zonder te handelen.
Iedereen wordt gedwongen te handelen onder invloed van zulke eigenschappen als
gehechtheid, afgunst, enzovoorts, die zijn ontstaan uit zijn aard.
SRRTHA-VARI
Degenen die sannysa hebben genomen terwijl hun harten nog onzuiver zijn zullen in
beslag genomen raken door wereldse activiteiten, en de karma die ze voorgeschreven wordt
in stra opgeven. Het is alleen om deze reden dat r Bhagavn deze loka die begint met na
hi uitspreekt. Anticiperend op Arjunas vraag, Stopt iemand door het aanvaarden van
sannysa met het verrichten van activiteiten die worden voorgeschreven in de Vedas of
activiteiten met betrekking tot de materile wereld?, antwoordt r Bhagavn door te
zeggen, kryate, Omdat hij gedwongen gebonden wordt door zijn eigen natuur, moet hij
handelen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier betekent het woord sannysa onthechting van de vruchten van karma. Het
betekent niet dat men karma volledig opgeeft of inactief wordt, want het is niet mogelijk
voor de belichaamde ziel om activiteit volledig te verzaken. In rmad-Bhgavatam (6.1.44)
wordt verklaard, dehavn na hy akarma-kt, Degenen wiens harten zuiver zijn en wiens
zintuigen onder controle zijn, blijven die karma verrichten die voorgeschreven wordt in
stra. Echter, personen wiens harten onzuiver zijn en wiens zintuigen niet onder controle
zijn blijven gehecht aan akarma (veronachtzaming van plichten) en kukarma (zondige
activiteiten). Daarom is het onmogelijk voor zulke personen om sannysa te verwerven.
LOKA 6
Een begoochelde persoon die met geweld zijn werkende zintuigen in bedwang
houdt terwijl hij van binnen op zinsobjecten mediteert, dient men te kennen als een
hypocriet.
SRRTHA-VARI
Men kan aanvoeren, Het lijkt erop dat, net als de hypocriet, sommige sannyss hun
ogen gesloten houden en zich onthouden van enige lichamelijke beweging. In antwoord
zegt r Bhagavn, Iemand die zijn werkende zintuigen zoals spraak en handen beteugelt
(karmendriyas), maar aan zinsobjecten denkt onder het voorwendsel van meditatie, is zeker
een hypocriet en een bedrieger.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
tva padrtha-vivekya sannyasa sarva-karmam
rutyeha vihito yasmt tat-tyg patito bhavet
Dit Vedische gebod uit de dharma-stra verklaart dat het absoluut noodzakelijk is om
alle vruchtdragende daden te verzaken om kennis van het zelf (tva padrtha) te
verkrijgen. Degenen die dit gebod niet volgen zijn gevallen. Daarom is een man met een
onzuiver hart die de kledij van een sannys aanvaardt, en een vertoning maakt van het
zitten op een sana om op Bhagavn te mediteren, adharmika en een huichelaar. Het
zichzelf in de samenleving voordoen als een toegewijde terwijl men verstoken is van bhakti
is aanmatigend. Zulke mensen zijn niet alleen huichelaars, maar ook arrogant.
LOKA 7
O Arjuna, iemand die in overeenkomst met de geboden uit stra daden verricht
met zijn werkende zintuigen (karmendriyas), maar zijn zintuigen heeft beteugeld met
zijn geest, en die vrij is van alle vruchtdragende verlangens, is superieur.
SRRTHA-VARI
Het wordt hier duidelijk gemaakt dat zelfs een ghasta die handelt volgens stra erkend
wordt als superieur aan de valse verzaker die in de vorige loka werd beschreven. r
Bhagavn legt dit uit door de loka beginnende met yas tu uit te spreken. Karma-yoga
verwijst hier naar handelingen die zijn voorgeschreven in stra, en asakta betekent
zonder verlangen naar de vruchten van zijn activiteiten. Dit betekent dat degene die
handelt volgens de instructies van stra, zonder naar de vruchten van zijn handelingen te
verlangen, een superieure toestand bereikt. r Rmnujcrya zegt: asambhvitapramdatvena jna-nihd api purud viia, Een huishouder die zijn
kennisverwervende zintuigen (jnendriyas) en zijn werkende zintuigen (karmendriyas)
heeft beteugeld, is beter dan een zogenaamde transcendentalist die loopt te pronken met
zijn kennis. De pseudo-transcendentalist kan afdwalen omdat zijn zintuigen niet zijn
beteugeld, maar er bestaat geen mogelijkheid dat een huishouder, die zijn
kennisverwervende zintuigen heeft beteugeld, afdwaalt of onachtzaam is terwijl hij met zijn
werkende zintuigen zijn voorgeschreven plichten uitvoert.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Teneinde het hart te zuiveren, is het noodzakelijk om zonder gehechtheid daden te
verrichten zoals voorgeschreven in stra. Die sdhakas die, na het beteugelen van hun
jnendriyas (zoals de ogen, oren en tong), karma-yoga verrichten met hun karmendriyas
(zoals de benen, handen en spraak), zonder de vruchten te verlangen, en altijd voorzichtig
en oplettend zijn, zijn gekwalificeerd om pururtha, het allerhoogste doel van het menselijk
leven, te bereiken. Zulke sdhakas, die naar het transcendentale doel streven, zijn superieur
aan de sdhakas die onbezonnen sannysa aanvaarden en met geweld hun werkende
zintuigen in bedwang houden terwijl ze via hun kennisverwervende zintuigen van
zinsobjecten genieten.
LOKA 8
SRRTHA-VARI
Daarom, O Arjuna, verricht je nitya-karma (verordende plichten) zoals sandhy
(ochtend, middag en avond gebeden) en upsan (aanbidding). Het is beter om dit te doen
dan om karma op te geven (akarmaa). Als je alle karma opgeeft, zul je zelfs niet in staat
zijn om je lichaam te onderhouden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De verklaring hierboven wordt bevestigd in Chndogya Upaniad (7.26.2):
hra-uddhau sattva-uddhi
sattva-uddhau dhruv smti
smti-lambhe sarvagranthn vipramoka
Het is door de zuiverheid van voedsel dat iemands geest gezuiverd raakt en sttvika
wordt. Wanneer de geest gezuiverd is, verwerft men een stabiel geheugen. Wanneer het
geheugen stabiel is, worden alle knopen van het hart losgemaakt.
Verder wordt in Gt (3.13) gezegd:
bhujate te tv agha pp / ye pacanty tma-krat
degenen die voor zichzelf granen en ander voedsel koken zijn zondig en hebben deel
aan zonde.
Men kan uit deze en andere verklaringen opmaken dat het noodzakelijk is voor de
perfectie van zijn sdhana om het lichaam te onderhouden en beschermen, en hierom is het
noodzakelijk dat men de Schriftuurlijke bepalingen voor zijn sva-dharma (voorgeschreven
plichten) volgt. Echter, degenen die onbezonnen alle activiteit opgeven door sannysa te
nemen ontvangen het licht der kennis niet in hun onzuivere harten. Bovendien kunnen ze,
als ze helemaal geen werk verrichten, zelfs hun lichamen verlaten wegens gebrek aan
onderhoud.
LOKA 9
O Kaunteya, alle daden behalve nikma-karma die aan r Viu wordt geofferd
zijn een oorzaak van gebondenheid aan deze wereld. Raak daarom vrij van alle
verlangens naar de vruchten van je daden, en verricht louter voor Zijn genoegdoening
gepaste daden.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, O Arjuna, indien je karma badhyate jantu citeert uit de Smtistra als bewijs dat een jvtm gebonden raakt door het verrichten van handelingen, en als
je denkt dat je ook gebonden zult raken door het verrichten van handelingen, luister dan
aandachtig: dit is niet altijd het geval. Karma (werk) dat aan Paramevara wordt geofferd is
geen oorzaak van gebondenheid. De huidige loka die begint met yajrtht is gesproken
om dit uit te leggen.
Nikma-dharma, het uitvoeren van diens voorgeschreven plichten waarbij de vruchten
ervan aan r Viu worden geofferd, wordt yaja (offerande) genoemd. Alle karma
(activiteit), behalve die voor de genoegdoening van Viu wordt verricht, bindt iemand aan
de materile wereld. Daarom moet men, om perfectie in dharma te bereiken, op juiste wijze
karma verrichten voor de genoegdoening van r Viu. Indien Arjuna weer vraagt, Zal
het een oorzaak van gebondenheid zijn om een offerande te maken met een materile
motivatie, ook al offer ik de resultaten van mijn voorgeschreven plichten aan r Viu?,
antwoordt r Ka, mukta-saga, Verricht handeling zonder enig verlangen naar de
vruchten ervan. r Ka instrueerde Uddhava op dezelfde wijze:
sva-dharma-stho yajan yajair / ani-kma uddhava
na yti svarga-narakau / yady anyan na samcaret
asmi loke vartamna / sva-dharma-stho nagha uci
jna viuddham pnoti / mad-bhakti v yadcchay
rmad-Bhgavatam (11.20.10-11)
O Uddhava, iemand die zijn sva-dharma uitvoert zonder naar de vruchten te verlangen,
en die r Bhagavn aanbidt via yaja, zich niet inlatend met het najagen van enig
begeerd zinsobject of enige verboden bezigheden, bereikt noch hemel noch hel. Zo
iemand, die zich in zijn sva-dharma bevindt, die alle verboden activiteiten heeft
opgegeven en die vrij is van alle gehechtheid en afgunst, bereikt viuddha-jna,
zuivere kennis, zelfs in zijn huidige staat in deze wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De Vedas zeggen: yajo vai viu, Yaja is voorwaar Viu. r Ka zegt ook tegen
Uddhava in rmad-Bhgavatam (11.19.39): yajo ham bhagavattama, Ik, de zoon van
Vasudeva, ben yaja. De Tantra-sra verklaart ook dat yaja r Hari Zelf is:
yajo yaja-pumn caiva yajao yaja-bhvana
yaja-bhuk ceti pactm yajev ijyo hari svaya
In de twee lokas van rmad-Bhgavatam (11.20.10-11), die rla Vivantha Cakravart
hkura heeft geciteerd in zijn commentaar op de huidige loka, wordt het woord svadharma-stha (gevestigd in zijn voorgeschreven plichten) tweemaal gebruikt. In zijn
commentaar op deze twee lokas, zegt rla Vivantha Cakravart hkura:
1) Een persoon gaat niet naar de hel als hij zich in zijn sva-dharma bevindt en de
activiteiten die voorgeschreven staan in stra niet overtreedt. Dat wil zeggen, hij
laat zich niet in met verboden activiteiten. En aangezien hij geen verlangen heeft
naar de vruchten van zijn daden, gaat hij ook niet naar Svarga (hemel).
2) Een persoon die zich bezighoudt met nikma-karma wordt sva-dharma-stha, zich
waarlijk bevindend in zijn voorgeschreven religieuze taak, genoemd.
Wanneer karma wordt verricht in overeenstemming met stra, zonder enig zelfzuchtig
motief en voor het genoegen van r Viu, zuivert dit het hart. Sdhu-saga zorgt er dan
voor dat bhagavat-tattva, de fundamentele waarheid met betrekking tot de Allerhoogste
Heer (Bhagavn), in het hart verschijnt. Dit maakt het mogelijk voor iemand om het pad
van nirgua-bhakti te betreden.
Devari Nrada heeft ook gezegd in rmad-Bhgavatam (1.5.32):
etat sascita brahmas / tpa-traya-cikitsitam
yad vare bhagavati / karma brahmai bhvitam
O kenner van brahma, die karma die wordt toegewijd aan de lotusvoeten van r
Bhagavn, de bestuurder en meester van iedereen, verwijdert de drie soorten ellende.
r Bhagavn zei ook tegen de Pracets:
ghev viat cpi / pus kuala-karmam
mad-vrt yta-ymn / na bandhya gh mat
rmad-Bhgavatam (4.30.19)
Degenen die weten dat Ik de genieter ben van de vruchten van alle activiteiten,
offeren al hun karma aan Mij alleen. Zulke deskundige uitvoerders van actie (karma),
alsmede degenen die hun tijd besteden aan het horen en reciteren van Mijn
bezigheden, raken niet gebonden door hun daden, ook al blijven ze in het gezinsleven.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Iemand met een onzuiver hart zou zich uitsluitend bezig moeten
houden met nikma-karma (onzelfzuchtig handelen) en geen sannysa nemen, maar als hij
in zijn huidige staat nog niet nikma kan worden, laat hem dan sakma-karma
(vruchtdragende handelingen) verrichten en de resultaten aan r Viu offeren.
Om dit uit te leggen spreekt r Ka zeven lokas, waarvan de eerste hier begint met
het woord saha. Saha-yaja betekent samen met offerande. In overeenstemming met de
stra, vikalpe-upasarjana, is saha niet vervangen door sa.
Pur betekent dat Brahm in het begin van de schepping nageslacht voortbracht die
yajas zouden doen in de vorm van dharmika activiteiten die aan r Viu zouden worden
geofferd. Hij zegende ze vervolgens door te zeggen, anena dharmena prasaviyadhvam, Dat
jullie door deze dharma in toenemende mate voorspoedig mogen worden met betrekking tot
nageslacht en rijkdom. Terwijl hij de neiging van het nageslacht om te genieten in het
achterhoofd hield, zei Heer Brahm Laat deze yaja al jullie verlangde doeleinden
vervullen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het offeren van kmya-karma (vruchtdragende activiteiten, of iemands plicht die is
uitgevoerd met een zelfzuchtig motief) aan r Viu is beter dan akarma (non-activiteit).
LOKA 11
Dat jullie de devas mogen plezieren met deze yaja, en moge zij op hun beurt
jullie plezieren door jullie de verlangde vruchten te verlenen. Door elkaar op deze
manier tevreden te stemmen, zullen jullie de opperste voorspoed bereiken.
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met het woord devn, legt r Ka uit hoe yaja alle
hartenwensen inwilligt. Hij zegt, Moge jullie de devas plezieren door deze yaja, en moge
die devas jullie ook plezieren. Het woord bhva betekent in deze context prti, bevredigend.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka laat r Ka weten dat, om de devas te plezieren, offerandes van gh aan
ze geofferd dienen te worden. Dit heeft een verborgen betekenis. Bhagavn geeft ons hier
niet de opdracht om onze toegewijde dienst op te geven en offerandes te gaan brengen ter
aanbidding van de devas, alsof ze onafhankelijke godheden zijn. Ze zijn niet onafhankelijk.
r Viu machtigt gekwalificeerde jvtms, en door ze het ambt van beschermheren van
de verschillende richtingen te geven, onderhoudt Hij via hun het universum. Deze devas
zijn zo dus als de ledematen van r Bhagavn. In rmad-Bhgavatam (1.11.26) wordt gezegd:
bhavo loka-plnm, De armen van r Ka zijn de beschutting van alle besturende
devas van de wereld. In rmad-Bhgavatam (2.1.29) wordt nogmaals gezegd: indrdayo
bhava hur usr, Devas zoals Indra en anderen zijn de armen van de vir-purua, de
universele gedaante van de Heer.
Wat Indra-pj betreft: er staat in rmad-Bhgavatam dat de inwoners van Vraja
gewend waren om Indra elk jaar te aanbidden, maar dat r Ka ze had gevraagd om in
plaats van Indra de berg Giri Goverdhana te aanbidden. Toen Indras arrogantie verpulverd
was, accepteerde hij dat het door trots te zijn op zijn aivarya (grote weelde) kwam dat hij
zichzelf als een onafhankelijk heer zag. r Bhagavn toonde hem grote genade door zijn
valse ego te verwijderen. Indra zei, Nu dat ik gerealiseerd heb dat ik de dienaar van de
dienaar van Uw dienaren ben, geef ik me over aan U. Uit deze context blijkt duidelijk dat
de devas die de verschillende richtingen beschermen de ledematen van de vir-purua
(universele gedaante) zijn.
LOKA 12
Tevredengesteld door jullie yaja, zullen de devas jullie belonen door regelingen
te treffen voor jullie verlangde doeleinden. Daarom is iemand die geniet van de
ingredinten die door de devas zijn geschonken, zonder ze eerst aan de devas te
offeren, zeker een dief.
SRRTHA-VARI
Het nalaten van het verrichten van karma is zeker een tekortkoming. r Bhagavn
spreekt deze loka die begint met het woord in om dit punt duidelijk te maken. Granen
en andere producten groeien door regen, wat wordt veroorzaakt door de devas. Na het
produceren van granen en andere dingen is iemand die daar van geniet zonder ze eerst aan
de devas te offeren door de paca-mah-yaja (vijf grote offerandes) te verrichten een dief.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Wat betreft deze vijf grote offerandes, of paca-mah-yaja, wordt er gezegd in de
Garua Pura:
adhypana brahma-yaja / pit-yajas tu tarpaam
homo daivo balir bhauto / n-yajo tithi-pjanam
(1) Adhypana, het geven van instructies uit stra aan de discipel wordt brahma-yaja
genoemd. (2) Het brengen van offerandes aan de voorvaders wordt pit-yaja genoemd.
(3) Het verrichten van een homa-yaja (vuuroffer) wordt deva-yaja genoemd. (4) Het
in liefdadigheid schenken van vruchten, bloemen, granen enzovoorts aan de levende
wezens wordt bali of bhta-yaja genoemd. (5) Het hartelijk ontvangen van gasten
wordt n-yaja genoemd.
Vele mensen denken dat het woord bali in deze loka het verrichten van een yaja door
dieren en mensen te doden betekent, maar dit is niet het oordeel van stra:
loke vyavymia-madya-sev / nity hi jantor na hi tatra codan
vyavasthitis teu vivha-yaja / sur-grahair su nivttir i
rmad-Bhgavatam (11.5.11)
De ware betekenis van bali is het in liefdadigheid schenken van granen, water,
vruchten, bloemen en dieren voor de genoegdoening van de devas.
LOKA 13
Heilige personen die de overblijfselen van yaja aanvaarden, raken bevrijd van alle
zonden, maar degenen die granen en andere soorten voedsel voor eigen genot bereiden,
zijn zondig en nemen zeker louter zonde tot zich.
SRRTHA-VARI
Degenen die de graanoverblijfselen van yajas zoals vaivadeva (een soort deva-yaja)
aanvaarden, raken verlost van de zonden die ze oplopen door paca-sn. Volgens Smtistra zijn de vijf voorwerpen die bij de huishouder bekend staan als paca-sn: het vuur
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Yajas die gerelateerd zijn aan het aanbidden van de devats, die de verschillende
aspecten van het universum besturen, worden vaivadeva genoemd.
vasu-sato kratu-dakau kla-kmau dhti kuru
purrav mdrav ca vivadev prakrtit
Bharata Muni
De huishouders doen onbewust geweld aan de levende wezens door hun gebruik van de
stamper, het vuur, het maalinstrument, de waterkan en de bezem.
Degenen die voedsel voor zichzelf koken raken verwikkeld in zulke zonden. Zelfs als ze
op juiste wijze hun voorgeschreven plichten utvoeren, bereiken ze nog geen Svarga. Daarom
hebben de Smti-stras de paca-yaja voorgeschreven om de zondes van paca-sn te
neutraliseren: paca-sn kta ppa paca-yajair vyapohati, De offerande genaamd
paca-yaja neutraliseert de vijf onvermijdelijke zonden die huishouders oplopen.
LOKA 14
Alle levende wezens ontstaan uit voedselgranen, die door regen worden
geproduceerd. Regen wordt geproduceerd door yaja, en yaja ontstaat uit
voorgeschreven plichten.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Het is nog steeds wenselijk om yajas te verrichten, omdat het de
kringloop van actie in deze materile wereld in stand houdt. Om dit te uiten, spreekt r
Bhagavn de loka die begint met het woord annt. Levende wezens worden voortgebracht
uit voedselgranen, dus zijn voedselgranen de oorzaak van levende wezens. Graan wordt
omgezet in bloed, wat dan in sperma verandert, en dit vormt op zijn beurt het lichaam van
het levend wezen. Wolken zijn de bron van voedselgranen, die voortgebracht worden door
regen. Yaja is de bron van de wolken, want wanneer er een yaja wordt uitgevoerd,
worden er voldoende regenwolken geproduceerd. De oorzaak van de yaja is karma (actie,
of het uitvoeren van voorgeschreven actie), want een yaja wordt perfect uitgevoerd
wanneer de tvik (priester) van de yaja en de yajamna (hij uit wiens naam de yaja wordt
verricht) allebei de voorgeschreven karma vervullen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
tvikPriesters die yajas verrichten in de verschillende seizoenen worden tvik
genoemd:
gnedheyam pka-yajn gniomdikn makhn
ya karoti vto yasya sa tasyartvig ihocyate
iemand die de vuurgod voedt middels het verrichten van een yaja (vuuroffer) wordt
een tvika genoemd.
Er zijn vier prominente tviks bij het uitvoeren van yaja. Men kent ze als: (1) hot,
iemand die de g Veda mantras reciteert; (2) adhvaryu, iemand die de Yajur Veda mantras
reciteert; (3) brahm, iemand die de Atharva Veda mantras reciteert, en (4) udgt, iemand
die de Sma Veda mantras reciteert.
LOKA 15
Weet dat de voorgeschreven plichten zijn ontstaan uit de Vedas, en dat de Vedas
afkomstig zijn van Bhagavn Acyuta. Het allesdoordringende brahma bevindt zich
daarom altijd in yaja.
SRRTHA-VARI
Louter de Vedas zijn de oorzaak van die karma (yaja), omdat yaja alleen wordt
verricht nadat men de Vedische geboden heeft gehoord. Akara-brahma, oftewel Acyuta, de
feilloze Absolute Realiteit, is de oorzaak van de Vedas, omdat zij uit brahma zijn
voortgekomen. In dit verband wordt er gezegd in de Vedas (rutis):
asya mahato bhtasya nivasitam etad
g-vedo yajur-veda smavedo tharvgirasa
Bhad-rayaka Upaniad (4.5.11)
De g Veda, Yajur Veda, Sma Veda en Atharva Veda zijn de adem van de
Mahpurua.
Daarom bevindt sarva-gatam, het allesdoordringende brahma, zich in yaja. Deze
verklaring stelt ook vast dat men brahma kan bereiken door yaja. Hoewel er hier een
verbinding van oorzaak en gevolg is getoond door voedsel aan brahma te koppelen, wordt in
stra alleen yaja beschreven als de bepalende factor en wordt alleen yaja verheerlijkt.
Manu-Smti zegt ook: Offerandes die in het vuur worden geofferd bereiken Srya-deva, de
zonnegod. Van de zon komt regen, van de regen komt voedsel, en uit voedsel ontstaat
nageslacht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Udyama-sth sad laksm, Rijkdom verblijft altijd in inspanning. Evenzo bevindt het
allesdoordringende brahma zich altijd in yaja. Door het verrichten van yaja en
deugdzame daden raakt de jva niet alleen verlost van zonde, maar kan hij ook brahma
bereiken.
LOKA 16
O Prtha, iemand in deze wereld die deze kringloop van karma, zoals
voorgeschreven door de Vedas, niet volgt, raakt gehecht aan zijn zintuigen en
verwikkeld in zondige activiteiten. Zo leeft hij tevergeefs.
SRRTHA-VARI
Door zich niet bezig te houden met deze kringloop ontstaat de tekortkoming van
onregelmatigheid. De huidige loka die begint met het woord evam is gesproken om een idee
te geven van dit punt. Cakra, of cirkel, betekent een geordende reeks van gebeurtenissen.
Wolken en regen komen bijvoorbeeld van yaja, voedsel komt van regen, en van voedsel
komen de levende wezens (mensen) die vervolgens weer yajas verrichten, welke
regenwolken veroorzaken enzovoorts. Iemand die zich niet bezighoudt met yaja om deze
kringloop te handhaven is aghyu, een zondaar. Wie gaat er niet naar de hel? Alleen
degene die yaja verricht gaat niet naar de hel.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Paramevara, de Allerhoogste Heer, heeft de kringloop van karma ingesteld om de
verlangens van de jvas te vervullen. Dientengevolge raakt degene die geen yaja verricht,
welke de kringloop van het universum doet voortduren, verwikkeld in zonde en gaat naar
de hel.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, O Prtha, degenen die gekwalificeerd zijn om zich
bezig te houden met kmya-karma (handelen met verlangen naar de vruchten daarvan),
maar geen yaja verrichten om de kringloop van het universum in stand te houden, worden
dienaars van hun zintuigen en betrokken in zondig leven. Zo leven ze tevergeefs.
De strekking is dat er in nikma-karma-yoga die aan r Bhagavn wordt geofferd, geen
overweging is van zonde of vroomheid, omdat stra dit heeft vastgesteld als het meest
geschikte pad om nirgua-bhakti tot Bhagavn te bereiken. Iemand die dit pad volgt wordt
eenvoudig zuiver van hart en vrij van materile besmetting. Degenen die niet de adhikra
hebben bemachtigd om nikma-karma-yoga aan r Bhagavn te offeren, worden altijd
benvloed door materile verlangens en wellustige impulsen. Zo houden ze zich met zondige
daden bezig. De enige manier om deze zondige neiging te verminderen is door puya-karma
(vrome daden) te verrichten. Degenen die zich zondig hebben gedragen dienen beschutting
te nemen van het proces van boetedoening. Het leveren van yaja is zeker dharma, een
vrome daad.
Dat wat gunstig is voor alle jvas en bevorderlijk voor de harmonieuze ontwikkeling van
de cyclus van het universum, wordt puya, of vrome daden, genoemd. Het uitvoeren van
puya vernietigt de onvermijdelijke zonden die ontstaan uit paca-sn. Zo lang de
uitvoerder van yaja de belangen en welvaart van het universum beschermt, wordt alles wat
voor zijn vreugde en persoonlijk genot kan worden aanvaard onderdeel van de yaja, en
wordt als vroomheid geteld.
De ongeziene bestuurders die voorspoed voor dit universum veroorzaken, zijn de
specifieke devas die zijn ontstaan uit de akti van r Bhagavn. Door ze tevreden te stellen
met de offerandes die ze verlangen en hun gunst te verwerven, pleziert men deze devas en
worden alle zonden vernietigd. Dit wordt de karma-cakra, de kringloop van actie, genoemd.
Zo wordt karma, die geaccepteerd wordt in de vorm van aanbidding van deze devas,
bhagavat-arpita kmya-karma, of sakma-upsan (aanbidding met verlangen naar de
vruchten daarvan) genoemd. Sommige mensen geloven ten onrechte dat ze deugdzaam en
religieus zijn, ook al offeren zij hun karma niet aan r Viu, en zijn ze niet geneigd tot
toewijding. Ze verrichten handelingen, maar slaan geen acht op enige vorm van deva
aanbidding, omdat ze denken dat het werelds is. Zulke mensen volgen zelf eenvoudigweg
wereldse moraliteit. Men dient deze begoochelde godsdienstijveraars niet te volgen. Voor
jvas die de juiste geschiktheid bezitten, is het gunstig om alle karma aan Bhagavn r
Viu te offeren.
LOKA 17
;LRokRejfrjso L;knkRer`Ir'p
ekuo%A
vkReU;so p lUrq"VLrL; dk; u fo|rs
yas tv tma-ratir eva syd / tma-tpta ca mnava
tmany eva ca santuas / tasya krya na vidyate
yaiemand die; tuechter; tma-ratibehagen scheppend in het zelf; evazeker;
sytis; tma-tptazelfvoldaan; caen; mnavade man; tmaniin het zelf; eva
zeker; caen; santuavoldaan; tasyavoor hem; kryamplichten; naniet;
vidyatebestaan.
Echter, iemand die behagen schept in het zelf, en tevreden en voldaan blijft in het
zelf, heeft geen plichten te vervullen.
SRRTHA-VARI
Tot dusver is er uitgelegd dat degenen die niet in staat zijn om nikma-karma uit te
voeren sakma-karma zouden moeten verrichten. Degenen die zich bevinden op het
platform van jna, gerealiseerde kennis, houden zich nooit bezig met de routine van
kmya-karma (sakma-karma) omdat hun harten zuiver zijn. De volgende twee lokas, hier
beginnend met yas tu, zijn gesproken om dit uit te leggen.
tma-rati betekent tmrma, genot puttend uit het zelf. tma-tpta verwijst naar
degenen die simpelweg tevreden blijven door het genot van het zelf te realiseren. Als men
voldaan is binnen de tm zelf, zou hij dan ook maar een beetje tevreden zijn met externe
zinsobjecten? In antwoord hierop zegt r Bhagavn, Iemand die voldaan is heeft geen
behoefte aan extern zingenot, en is daarom niet verplicht om voorgeschreven plichten uit
te voeren.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Levende wezens die leven in de kringloop van karma, welke hierboven is beschreven,
verrichten karma, wetend dat het hun plicht is. Echter, degenen die onderscheid kunnen
maken tussen het zelf en inerte voorwerpen houden zich uitsluitend bezig met de cultivatie
van het zelf. Zij blijven tevreden binnenin het zelf, omdat ze tmrma (in staat om plezier
te putten uit het zelf) en ptakma (in staat om aan al hun verlangens te voldoen in het
zelf) zijn. Zulke mah-puruas zijn van twee types: (1) de jn-yogs die op zoek zijn naar de
tm en (2) de bhakti-yogs die het pad van bhagavat-prema cultiveren.
Persoonlijkheden zoals de vier Kumras (Sanaka, Sanandana, Santana en SanatKumra) worden tot de eerste categorie gerekend, terwijl persoonlijkheden zoals Devari
Nrada tot de tweede behoren. Zij verrichten geen karma, hoewel ze weten dat het hun
plicht is, maar in plaats daarvan voorzien ze in hun levensonderhoud door daden te
verrichten die bevorderlijk zijn voor bhakti. Verlost rakend van de kringloop van karma,
zoeken ze naar vrede door middel van bhagavat-prti (genegenheid voor Bhagavn). Hoewel
ze allerhande karma verrichten, verrichten ze geen materile actie. Daarom wordt hun
karma geen karma genoemd. Hun karma (activiteit) wordt jna of bhakti genoemd,
afhankelijk van hun adhikra. Er wordt ook gezegd in Muaka Upaniad (3.1.4): tmakrida tma-ratih kriyvn ea brahma-vid variha. Degenen die plezier putten uit het
zelf, wiens gehechtheid in het zelf is, en die alleen in het zelf actief zijn, zijn de besten onder
de kenners van de Vedas.
LOKA 18
Voor iemand die tmrma is, vallen er geen vrome merites te behalen door
voorgeschreven plichten uit te voeren in deze wereld, noch haalt hij zich enige
overtreding op de hals door ze niet uit te voeren. Noch voelt hij, om zijn doel te
bereiken, de noodzaak om afhankelijk te zijn van om het even welke jva in het
universum.
SRRTHA-VARI
Kta verwijst naar iemand die niet verplicht is om zijn voorgeschreven plichten uit te
voeren, noch enige verlangens koestert die vervuld worden door zulke daden. Akta
betekent dat hij geen overtreding begaat door zijn voorgeschreven plichten niet te
verrichten. Er bestaat geen jva in het universum, of deze nu bewegend of niet-bewegend is,
die als een geschikte beschutting voor hem kan fungeren en hem kan helpen dit doel te
bereiken. Het woord vyapraya wordt als volgt beschreven in de Puras:
vsudeve bhagavati / bhaktim udvahat nm
jna-vairgya-vry / na hi kacid vyapraya
rmad-Bhgavatam (6.17.31)
Iemand die begiftigd is met bhakti voor BhagavnVsudeva neemt geen beschutting van
jna, vairgya of virya (kracht), noch is hij er in genteresseerd.
Bovendien wordt er in rmad Bhgavatam (2.4.18) verklaard: yad-aprayray
uddhyanti, Een levend wezen wordtal gezuiverd enkel door beschutting te nemen van
degenen die zich hebben overgegeven aan r Bhagavn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Iemand die alleen plezier ontleent binnenin het zelf (tmrma) verwerft noch
vroomheid door zijn voorgeschreven plichten uit te voeren, noch raakt hij verwikkeld in
zonde door ze niet te verrichten. Iedere jva, zowel bewegend als niet bewegend, te beginnen
met Brahm, blijft verzonken in het genieten van materieel geluk vanwege zijn misvatting
van het identificeren van het lichaam met het zelf. Al zijn handelingen worden verricht
voor zintuiglijk genot. Maar de tmrma sdhu, die vrij is van verlangen, gaat het
eigenbelang van materile zinsbevrediging volledig te boven. Hij geeft zelfs niet om jna
en vairgya, die de natuurlijke beschutting zijn van de tygs. Dit komt doordat hij
beschutting heeft genomen van bhakti, de inherente functie van het zelf. Jna en vairgya,
die allebei ondergeschikt zijn aan bhakti, manifesteren zich op vanzelfsprekende wijze in
hem.
In rmad-Bhgavatam (11.2.42) zegt r Kavi tegen Mahrja Nimi:
bhakti parenubhavo viraktir
anyatra caia trika eka-kla
prapadyamnasya yathnata syus
tui pui kud-apyo nu-ghsam
Met elke hap eten die een hongerig persoon neemt, worden drie uitwerkingen
tegelijkertijd tot stand gebracht: hij verkrijgt genoegdoening, hij wordt gevoed en zijn
honger wordt gestild. Evenzo ervaren overgegeven zielen die zich bezighouden met het
uitvoeren van bhajana tegelijkertijd drie gevolgen: het ontwaken van bhakti tot
Bhagavn, die zich uiteindelijk ontwikkelt tot prema, of zuivere liefde voor Hem; een
directe manifestatie van Bhagavns geliefde gedaante; en onthechting van materile
voorwerpen.
Men kan de volgende vraag opwerpen: In de Vedas wordt gezegd, tasmd e tan na
priya yad etan manuy vidu, De devas willen niet dat mensen zich kennis van brahma
verwerven. (Bhad-rayaka Upaniad 1.4.10) In rmad-Bhgavatam (11.18.14) staat ook:
viprasya vai sannyasato / dev drdi-rpia
vighnn kurvanty aya hy asmn / kramya samiyt param
Wetend dat brhmaas ze voorbij zullen streven door sannysa te nemen en brahmatattva te verwerven, nemen de devas geboorte om hun vrouwen of kinderen te worden
en zo obstakels op hun pad te vormen.
Dus, is het juist om de devas te aanbidden, om deze obstakels te verwijderen?
In dit opzicht verklaren de rutis dat, hoewel de devas deze hindernissen voorleggen, ze
in feite niet in staat zijn om de spirituele aspiranten kwaad te doen, omdat de tm Zelf hen
beschermt. Deze tm is de tm van alle tms, Paramtm:
vsudeva-par ved / vsudeva-par makh
vsudeva-par yog / vsudeva-par kriy
rmad-Bhgavatam (1.2.28)
Volgens deze verklaring is Vsudeva Ka de originele tm van alle andere tms.
Door bhajana tot Hem te verrichten kan men zich de genegenheid van iedereen verwerven.
Alle devas worden uiteindelijk gedwongen om genegenheid en respect te tonen aan
degenen die ka-bhakti hebben.
Bovendien wordt er gezegd: bhaktis tu bhagavad-bhakta-sagena parijyate, Men bereikt
alleen bhakti door de associatie met bhaktas van Bhagavn. Volgens deze verklaring van
stra is het, net zoals r Bhagavn de enige geschikte beschutting is voor de bhaktas,
evenzo noodzakelijk om beschutting te nemen van Zijn bhaktas als men bhakti verlangt.
Om deze reden verklaart vetvatara Upaniad (6.23):
yasya deve par bhaktir / yath deve tath gurau
LOKA 19
SRRTHA-VARI
O Arjuna, je bent niet gekwalificeerd om je op het platform van jna te begeven.
Maar aangezien je een man van juiste wijsheid bent, heeft jouw adhikra het niveau van het
verrichten van kmya-karma overtroffen. Verricht daarom alleen nikma-karma. Deze
loka die begint met tasmd is om deze reden gesproken. Kryam betekent dat wat wordt
voorgeschreven als een verplichte taak. Na het uitvoeren van die voorgeschreven plicht,
bereikt men moka, opperste bevrijding,
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Door altijd nikma-karma te verrichten, raakt het hart gezuiverd. Wanneer het hart is
gezuiverd, bereikt men jna, waardoor de sdhaka moka kan bereiken. rla Bhaktivinoda
hkura zegt, De transcendentale bhakti die men bereikt als de volgroeide toestand van
karma-yoga terwijl men bezighoudt met karma, wordt hier bevrijding genoemd.
LOKA 20
Heilige koningen zoals Janaka verworven opperste perfectie door hun karma
(voorgeschreven plichten) te verrichten. Daarom zou je, met het oog op het geven van
een ideaal voor de mensen, ook je voorgeschreven plichten moeten vervullen.
SRRTHA-VARI
Deze loka die begint met het woord karmaaiva toont bewijs voor het belang van
sadcra (correct gedrag). r Bhagavn zegt, Zelfs als je denkt dat je de adhikra hebt om
het pad van jna te volgen, zou je toch nog je voorgeschreven plichten moeten vervullen,
om zodoende de algemene mensen te onderrichten. Om deze reden zegt r Ka: lokasagraham, de algemene mensen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Om het algemene volk te onderwijzen, dienen personen van de allerhoogste klasse hun
karma te verrichten. Er zijn veel voorbeelden te vinden in het rmad-Bhgavatam die deze
verklaring van de Gt ondersteunen:
atra prama hi bhavn parameth yathtma-bh
apare cnutihanti prve prva-jai ktam
rmad-Bhgavatam (2.8.25)
O ukadeva Gosvm, u bent zo goed als Heer Brahm, die direct geboorte nam van het
Allerhoogste Zelf, Heer Nryaa. U volgt direct de voorschriften die zijn ingesteld
door de voorgaande autoriteiten in de wetenschap van toegewijde dienst, terwijl
anderen alleen gewoontes volgens, of de voorschriften van voorgaande gissende
filosofen.
na tva dvijottama-kula yadi htma-gopa
gopt va svarhaena sa-sntena
tarhy eva nakyati ivas tava deva panth
loko grahyad abhsya hi tat pramam
rmad-Bhgavatam (3.16.23)
O Heer, U bent de beschermheer van de meest verheven tweemaal geborenen. Zonder
Uw beschermingUw aanbieden van eer aan hen en Uw zachte woorden voor hen
zouden de mensen in het algemeen ongetwijfeld het pad naar hun eigen voorspoed
afwijzen. Uw gedrag is het bewijs voor gepaste actie.
yad yad carati reyn itaras tat tad hate
sa yat prama kurute lokas tad anuvartate
rmad-Bhgavatam (6.2.4)
Over het algemeen emuleren mensen verheven leiders van de samenleving en kopiren
hun gedrag, het gedrag van de leider als gezaghebbend beschouwend.
bhagavn abha-saja tma-tantra svaya nitya-nivttnarthaparampara kevalnandnubhava vara eva vipartavat karmy
rabhama klennugata dharmam caraenopaikayann
atad-vid sama upanto maitra kruiko dharmrtha-yaaprajnandmtvarodhena gheu loka niyamayat
rmad-Bhgavatam (5.4.14)
Als Persoonlijke Manifestatie van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods was Heer
abhadeva volkomen onafhankelijk omdat Zijn gedaante spiritueel, eeuwig en vol
bovenzinnelijke gelukzaligheid was. Hij had voor eeuwig niets te maken met de vier
principes van materile ellende [geboorte, ouderdom, ziekte en de dood], noch was Hij
gehecht aan het materile. Hij was altijd evenwichtig, en Hij zag iedereen op hetzelfde
niveau. Hij werd ongelukkig als Hij zag dat anderen ongelukkig waren, en Hij was de
gelukwenser van alle levende wezens. Hoewel Hij een perfecte persoonlijkheid was, de
Allerhoogste Heer en bestuurder van iedereen, deed Hij niettemin net alsof Hij een
doodgewone geconditioneerde ziel was. Daarom volgde Hij strikt de principes van
varrama-dharma en handelde dienovereenkomstig. Na verloop van tijd werden de
principes van varrama-dharma veronachtzaamd; daarom leerde Hij middels Zijn
persoonlijke karaktertrekken en gedrag de onwetende mensen hoe ze hun plichten uit
moisten voeren binnen de varrama-dharma. Op deze manier schikte Hij de massa in
het ghasta leven, en stelde hen zo in staat om religie en economische welvaart te
ontwikkelen en om reputaties, zonen, dochters, materieel genot en uiteindelijk het
eeuwige leven te verwerven. Via Zijn instructies toonde hij de mensen hoe ze ghastas
konden blijven terwijl ze tegelijkertijd perfectie konden bereiken door de principes van
varrama-dharma te volgen.
rla rdhara Svm merkt op dat r Bhagavn Arjuna onderricht, Teneinde mensen
tot hun respectieve voorgeschreven plichten aan te zetten en ze te weerhouden van hun
neiging om een ontaard pad te volgen, is het uitvoeren van karma noodzakelijk voor je.
LOKA 21
Gewone mensen zullen het gedrag van een grote persoonlijkheid volgen, en welke
normen hij ook maar instelt, zal de hele wereld nastreven.
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met de woorden yad yad, legt r Bhagavn uit hoe idealen
worden ingesteld voor de gewone mensen.
LOKA 22
SRRTHA-VARI
In deze en de volgende twee lokas presenteert r Bhagavn Zichzelf als een voorbeeld
teneinde de gewone mensen van de wereld te onderrichten.
LOKA 23
O Prtha, als Ik ooit zou verzuimen om Me waakzaam bezig te houden met Mijn
taken, zouden gewone mensen Mij zeker in alle opzichten imiteren.
SRRTHA-VARI
Het woord anuvartante betekent ze zullen imiteren.
LOKA 24
Als Ik Mijn taken niet zou verrichten, zouden alle mensen ontaard raken en zou
Ik de oorzaak worden van het stimuleren van vara-sakara. Op deze manier zou Ik
meehelpen aan de vernietiging van de hele menselijke bevolking.
SRRTHA-VARI
Utsdeyu betekent dat ze ontaard zullen worden. Door Mijn voorbeeld te volgen en
zich niet bezig te houden met hun voorgeschreven plichten, zouden de gewone mensen
verdorven raken. Dientengevolge zou Ik de oorzaak zijn van vara-akara (ongewenste
bevolking). Door de mensheid onzuiver te maken, zou Ik haar vernietiger zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn zegt, Als Ik geen plichten zou uitvoeren zoals voorgeschreven staat in de
Vedas, zouden mensen dit zien en Mij gaan imiteren. Op deze manier zou Ik er aan ten
grondslag liggen dat ze afdwalen van het pad van dharma en richting de hel gaan. Daarom
is het toepasselijk voor de leiders van de samenleving om zich met die karma bezig te
houden die wordt voorgeschreven door de Vedas, en die de welvaart van de mensen
bevordert. Op dit moment zijn de meesten van de zogenaamde religieuze, sociale, nationale
en wereldleiders van het pad van dharma gevallen, en dientengevolge dwalen de gewone
mensen ook van het juiste pad af. Dit wezenlijke probleem van onzedelijkheid, geweld,
afgunst enzovoorts is overal aanwezig. De enige oplossing voor dit probleem is het chanten
van hari-nma en de cultivatie van bhakti in de associatie van authentieke sdhus.
LOKA 25
O telg van Bhrata, onwetende mensen verrichten hun karma met gehechtheid.
Degenen die wijs zijn zouden ook moeten werken, maar zonder gehechtheid, teneinde
een ideale norm te stellen voor de mensen in het algemeen.
SRRTHA-VARI
Dus moet zelfs iemand die zich stevig op het platform van jna bevindt karma
uitvoeren. r Ka besluit dit onderwerp met deze loka die begint met het woord sakt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Vandaag de dag verrichten onwetende mensen hun karma met gehechtheid aan zowel
het werk als de vruchten ervan, maar iemand die tattva kent verricht karma zonder
gehechtheid. De activiteiten die door deze twee soorten mensen worden uitgevoerd lijken zo
op het oog hetzelfde te zijn, maar er bestaat een verschil als hemel en hel tussen beide. Het
verschil zit hem in de nih (hecht geloof) van degenen die karma uitvoeren; de ene is
gehecht aan de vruchten van zijn karma terwijl de andere er onthecht van is.
LOKA 26
Iemand die geleerd is op het gebied van jna-yoga hoort de intelligentie van
onwetende mensen niet in verwarring te brengen door ze over te halen hun
voorgeschreven taken (karma) op te geven en zich bezig te gaan houden met de
ontwikkeling van jna. Integendeel, door fatsoenlijk al zijn eigen handelingen te
verrichten met een beheerste en onthechte gemoedstoestand, zou hij ze moeten
aanmoedigen om hun eigen voorgeschreven taken uit te voeren.
SRRTHA-VARI
O Arjuna, een man van kennis behoort niet de onwetenden die karma-sag (gehecht
aan hun daden) zijn te verwarren door te zeggen, Het is zinloos om wereldse handelingen te
verrichten. Word perfect zoals ik door karma te verzaken en jna te cultiveren. De karmasag is vooral gehecht aan karma omdat zijn hart onzuiver is. Hoewel jij misschien wel
perfect bent, kun jij, door nikma-karma te verrichten, andere mensen aanmoedigen om
zich bezig te gaan houden met hun voorgeschreven plichten. Je wordt zelf een ideaal
voorbeeld door op de juiste manier karma te verrichten. Als je tegen Mij zegt, In rmadBhgavatam (6.9.50) heeft U gezegd:
svaya nireyasa vidvn / na vakty ajya karma hi
na rti rogio pathya / vchato pi bhiaktama
Een goede dokter schrijft geen onverteerbaar dieet voor, ook al verlangt de patint
ernaar. Evenzo zegt iemand die het hoogste goed kent niet tegen een onwetende dat hij
zich bezig moet houden met karma.
Dus daarom bent U in tegenspraak met Uw eigen verklaringen.
Dat klopt, antwoord r Bhagavn, maar Ik gaf die instructie in relatie tot bhakti toen
bhakti zelf het onderwerp van instructie was. Nu geef Ik de instructie in relatie tot jna,
dus is er geen tegenstrijdigheid. Jna is afhankelijk van zuiverheid van hart, en zuiverheid
van hart is op zijn beurt weer afhankelijk van nikma-karma. Echter, bhakti is
onafhankelijk machtig; zij is niet afhankelijk van zuiverheid van hart. Als men in staat is
om raddh in bhakti op te wekken, dan mag men de intelligentie van iemand die gehecht is
aan karma verstoren, en zal het niet ongepast zijn om dat te doen. Degenen die vertrouwen
in bhakti hebben ontwikkeld, hebben de noodzaak om karma te verrichten overtroffen. In
rmad-Bhgavatam (11.20.9) wordt gezegd:
tvat karmi kurvta / na nirvidyeta yvat
mat-kath-ravadau v / raddh yvan na jyate
Zolang men geen verzaking (van karma) of raddh in het horen en reciteren van
onderwerpen over Mij heeft ontwikkeld, dient men karma te verrichten.
Verder:
dharmn santyajya ya sarvn / m bhajeta sa tu sattama
rmad-Bhgavatam (11.11.32)
Degenen die alle vormen van varrama opgeven en Mijn bhajana verrichten zijn
zeker de meest verheven sdhus.
sarva-dharmn parityajya / mm eka araa vraja
aha tv sarva-ppebhyo / mokayiymi m uca
rmad Bhagavad-gt (18.66)
Geef alle vormen van dharma op en geef je slechts over aan Mij alleen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het doel van het verrichten van karma, zijn voorgeschreven plichten, is om die jna te
verwerven die naar bhakti leidt. Degenen die dit niet weten zijn aja (onwetend), en
degenen die vanwege deze onwetendheid gehecht zijn aan karma worden karm-sag
genoemd. Een jn dient zulke karma-sags alleen aan te zetten tot de karma die wordt
voorgeschreven in stra, want als de intelligentie van zulke onwetende personen in
verwarring wordt gebracht, zullen ze het vertrouwen in de noodzakelijkheid van het
verrichten van karma verliezen. Onder zulke omstandigheden kan zelfs jna zich niet in
hun harten manifesteren en zullen ze dus van de paden van karma en jna afdwalen.
Dit is echter niet van toepassing op het geven van instructies over bhakti, omdat
volgens stra instructies over bhakti gunstig zijn voor iedereen, onder alle omstandigheden.
Daarom zal zon prediker van bhakti, door bhakti te onderwijzen, iedereen perfect maken.
putr ca iy ca npo gurur v
mal-loka-kmo mad-anugrahrtha
ittha vimanyur anuiyd ataj-jn
na yojayet karmasu karma-mhn
ka yojayan manujo rtha labheta
niptayan naa-da hi garte
rmad-Bhgavatam (5.5.15)
abhadeva zei, Alleen Mijn verblijf en Mijn genade zijn de moeite waard om voor te
bidden. Instructies over bhakti tot Mij dienen te worden gegeven door vaders aan hun
zonen, leraren aan hun discipels en koningen aan hun onderdanen. Men dient niet
boos te worden op iemand die instructies ontvangt, maar ze niet opvolgt. Zelfs degenen
die niets van tattva-jna weten en in de war zijn over het verrichten van de juiste
plichten dienen zich niet bezig te houden met karma. Welke pururtha (bestemming)
zal men bereiken door iemand die verblind is door begoocheling aan te zetten tot
LOKA 27
Alle aspecten van materile activiteit worden uitgevoerd door de geaardheden der
materile natuur, maar iemand wiens intelligentie begoocheld is door vals ego denkt
dat hij zelf de doener is.
SRRTHA-VARI
Als een geleerde man ook karma moet verrichten, wat is dan het verschil tussen zijn
werk en dat van een onwetende man? Deze twijfel wordt hier aan de orde gesteld. Het
verschil wordt getoond in twee lokas, beginnend met de huidige, prakte kriyamni.
Onwetende mensen geloven dat zij zelf alle activiteit (karma) verrichten, maar in
werkelijkheid wordt het uitgevoerd door de zintuigen, die worden voortgedreven door de
geaardheden der materile natuur.
LOKA 28
O Mah-bho Arjuna, iemand die tattva-vit is, die weet dat de ziel niets met de
guas te maken heeft en ook de wetten van karma (handelingen) kent, beschouwt
zichzelf niet valselijk als de doener. Omdat hij begrijpt dat de zintuigen zich
bezighouden met hun respectieve zinsobjecten, houdt hij zich afzijdig van ze.
SRRTHA-VARI
Degenen die de onderscheidende kenmerken van gua en karma kennen worden tattvavit genoemd, kenners van de Waarheid.
Er zijn drie categorien van gua: sattva (goedheid), rajas (hartstocht) en tamas
(onwetendheid). De vier respectievelijke categorien van karma (actie) zijn: (1) de
verschillende soorten activiteiten die worden benvloed door de guas, (2) de devas, (3) de
verschillende vooraanstaande zintuigen en (4) de objecten van de zintuigen. Iemand die
tattva-vit is kent de waarheid van zowel gua als karma. De devas of de guas, zijn aanwezig
in de respectieve zintuigen, zoals het gezichtsvermogen, en ook in de zinsobjecten, zoals
vorm. Een geleerd persoon weet echter dat hij noch de guas is, noch het gevolg of
activiteit van enige gua. Hij heeft niets met de guas of hun activiteiten te maken. Dit
begrijpend, raakt een wijs en geleerd persoon niet aan ze gehecht.
LOKA 29
izrsxqZ.klEew<k%
lTtUrs xq.kdeZlqA
rkuRLufonks eUnkURLufok fopky;sr~
pakter gua-samh / sajjante gua-karmasu
tn aktsna-vido mandn / ktsna-vin na viclayet
prakteder materile natuur; guadoor de geaardheden; samhin de war
gebracht; sajjanteraken gehecht; gua-karmasuaan de zinsobjecten; tndie; aktsnavidavan onvolledige kennis; mandnminder intelligente personen; ktsna-vit
iemand die zich in volledige kennis bevindt; na viclayetdient niet op te ruien.
Degenen die in beslag genomen worden door de drie guas raken gehecht aan
zinsobjecten, maar degenen die volledige kennis bezitten dienen zulke onwetende en
minder intelligente personen niet van streek te maken.
SRRTHA-VARI
Iemand kan de vraag opwerpen, Als alle jvas verschillend zijn van de guas en geen
relatie hebben met de guas en hun activiteiten, waarom ziet men dan dat ze gehecht zijn
aan zinsobjecten? Teneinde dit te verzoenen, antwoordt r Ka met deze loka die
begint met prakte. Ze raken verbijsterd door de guas. Met andere woorden, omdat ze in
beslag zijn genomen door de guas, raken ze begoocheld. Net zoals een man die wordt
gekweld door een geest denkt dat hij zelf een spook is, zo ook denken de jvas die in beslag
genomen worden door de guas dat ze zelf de guas zijn. Aldus benvloed door het gevolg
van de geaardheden, raken ze gehecht aan zinsobjecten.
Iemand die ktsna-vit (een man van volledige kennis) is, dient degenen die aktsna-vit
(van onvolledige kennis) zijn niet van streek te maken. Dit houdt in dat een man van
volledige kennis niet moet proberen om deze gedachten op te dringen aan onwetende
personen door te zeggen, Je bent een jva die verschillend is van de guas. Je bent de
geaardheden niet. Net zoals iemand die wordt lastig gevallen door een spook nooit zal
begrijpen dat hij eigenlijk geen geest is maar een mens, zelfs al wordt het hem honderden
malen verteld. Zijn overtuiging kan alleen worden verwijderd door het medicijn van
mantras. Evenzo zal geen enkele hoeveelheid aan mondelinge instructie een verbijsterde
jva helpen om zichzelf niet meer te identificeren met de geaardheden der materile natuur.
Zulke mensen horen zich eenvoudigweg bezig te houden met nikma-karma, wat hen
automatisch bevrijdt van hun opgaan in de guas.
LOKA 30
Met je geest verankerd in het zelf, en al je activiteiten aan Mij opofferend, vrij
zijnde van verlangen, bezitterigheid en verdriet, vecht.
SRRTHA-VARI
Daarom, O Arjuna, vecht met je geest verankerd in het zelf (adhytma-ceta), terwijl je
alle karma (daden) aan Mij offert, en vrij bent van alle materile hoop en verlangens. Laat
je geest niet mediteren op de zinsobjecten, en geef elk gevoel van bezitterigheid met
betrekking tot de zinsobjecten op.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn maakt Arjuna het instrument waarmee Hij de gewone mens de opdracht
geeft om hun voorgeschreven karma uit te voeren, vrij van het valse ego van het zijn van de
doener, en vrij van het verlangen naar de vruchten van hun daden. Hier verwijst het woord
karma naar alle soorten karma, zowel laukika (werelds) als Vedisch (zoals voorgeschreven in
de Vedas). Nirmama duidt er op dat men daden moet verrichten zonder een gevoel van
bezitsdrang tot zinsobjecten zoals het lichaam, huis, zoon, vrouw en broer. Yudhyasva (een
gevecht) betekent hier dat men zich bezig zou moeten houden met voorgeschreven
handelingen.
LOKA 31
Degenen die vrij zijn van het zoeken naar fouten, volledig geloof hebben in Mij en
zich altijd houden aan Mijn leer (om nikma-karma-yoga te verrichten), zijn verlost
van de gebondenheid aan karma (vruchtdragende activiteiten).
SRRTHA-VARI
r Bhagavn spreekt deze huidige loka die begint met ye me, teneinde mensen aan te
sporen Zijn instructies op te volgen.
LOKA 32
Maar weet dat die fouten-zoekende personen die deze instructies van Mij niet
opvolgen, berooid zijn van onderscheidingsvermogen, verstoken zijn van alle ware
SRRTHA-VARI
Met het spreken van deze loka die begint met ye tu, legt Bhagavn het nare gevolg uit
van het niet opvolgen van Zijn instructies.
LOKA 33
izrsKkZuokufiA
ln`'ka ps"Vrs LoL;k%
izr ;kfUr Hkwrkfu fuxzg% d dfj";fr
sada ceate svasy / prakter jnavn api
prakti ynti bhtni / nigraha ki kariyati
sadamin overeenstemming; ceatestreeft; svasymet zijn eigen; prakteaard;
jna-vneen wijze man; apizelfs; praktimnatuur; yntivolg; bhtnialle wezens;
nigrahaonderdrukking; kimwat; kariyatikan doen.
Zelfs een wijze man handelt volgens zijn aangeboren karakter, want alle wezens
volgen hun respectieve aard. Wat kan er bereikt worden door onderdrukking van de
zintuigen?
SRRTHA-VARI
Men kan de volgende vraag opwerpen: Iemand die het bevel van een koning niet
opvolgt wordt gestraft, dus wordt men dan ook niet gestraft wanneer men het bevel van
Paramevara niet opvolgt? Hoort hij geen straf van Hem te vrezen? In antwoord hierop
zegt Paramevara, Ja, dat klopt. Echter, degenen die zich alleen maar bezighouden met het
bevredigen van hun zintuigen zijn niet in staat om het bevel van de koning of Paramevara
op te volgen, ook al hebben ze onderscheidingsvermogen. Hun aard is zo geworden. De
huidige loka die begint met sadam is gesproken om dit uit te leggen.
Mensen kunnen weten dat zondige daden tot straf van het Koninklijke hof zullen
leiden, en kunnen zelfs begrijpen dat dit beruchtheid en kritiek met zich meebrengt. Toch
handelen ze, vanwege de aard die ze hebben verworven gedurende een langdurige periode,
naar gelang het temperament dat het gevolg is van hun zondige daden, wat alleen maar
ellende met zich meebrengt. Zulke mensen volgen alleen hun eigen aard. Ze kunnen echter
in toom worden gehouden door Mijn kastijding of die van een koning. Iemand met een
onzuiver hart kan saskras (zuiverende indrukken) ontvangen door nikma-karma-yoga
te verrichten, en een persoon met een zuiver hart kan ze ontvangen middels jna-yoga.
Beide soorten mensen kunnen van misvattingen worden ontdaan. Het klopt dat geen van
deze beide processen iemand wiens hart uitermate onzuiver is kunnen helpen, maar bhakti,
die door Mijn genade verschijnt, kan gemakkelijk zelfs zulke zondige mensen verlossen.
Zoals wordt gezegd in de Skanda Pura:
aho dhanyo si devare kpay yasya te kat
nco py utpulako lebhe lubdhako ratim acyute
O Devari (Nrada), alle glorie aan u. Vanwege uw genade heeft deze jager in slechts
een ogenblik rati (diepe gehechtheid) voor de lotusvoeten van r Bhagavn verkregen,
en manifesteert hij de symptomen van pulaka, waarbij iemands lichaamsharen overeind
staan.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Iemand met onbeteugelde zintuigen kan weliswaar in staat zijn om onderscheid te
maken, maar hij kan zijn zintuigen niet in bedwang houden middels kennis van stra:
stambhayann tmantmna / yvat sattva yath-rutam
na aka samdhtu / mano madana-vepitam
rmad-Bhgavatam (6.1.62)
Na het zien van de prostituee raakte de geest van Ajmila opgewonden. Hij deed enorm
zijn best om zijn geest in bedwang te houden door standvastigheid en kennis van stra,
maar omdat hij werd opgeruid door de liefdesgod, was hij niet in staat om dit te doen.
Alle onbeheerste, ontaarde verlangens kunnen worden verwijderd door de krachtige
invloed van sdhu-saga.
tato dusagam utsjya / satsu sajjeta buddhimn
santa evsya cchindanti / mano-vysagam uktibhi
rmad-Bhgavatam (11.26.26)
Heilige mensen kunnen door hun krachtige spraak alle ongunstige gehechtheden van
de geest volledig aan stukken hakken.
Vysaga betekent gehechtheden die iemand afkerig van r Bhagavn maken. Het
woord eva duidt hier op louter de krachtige spraak van heilige mensen. Vrome daden,
heilige plaatsen, devas en kennis van stras zijn op zichzelf niet in staat om ongunstige
gehechtheden te vernietigen. Dit dient begrepen te worden.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, O Arjuna, denk niet dat een man
van kennis voorspoed (bevrijding van gebondenheid) kan bereiken als hij zich
eenvoudigweg beraadt over geest en materie, en de beschutting aanvaardt van sannysadharma door op onbezonnen wijze materile gua en karma op te geven. Zelfs nadat de
baddha-jva is verrijkt met jna, zal hij nog steeds handelen naar gelang zijn lang
verworven aard. Het is niet waar dat men zijn aard op kan geven door deze plotseling in
bedwang te houden. Alle baddha-jvas zullen blijven streven volgens de aard die ze op
natuurlijke wijze hebben verworven over een langdurige periode. De juiste manier om deze
aard op te geven is om zorgvuldig alle karma (actie) te verrichten in overeenstemming met
die aard, terwijl men er in gevestigd is. Zo lang de vairgya die de symptomen van bhaktiyoga vergezeld niet in het hart verschijnt, is nikma-karma-yoga die aan r Bhagavn
wordt geofferd de enige manier om voorspoed voor het zelf te verkrijgen. Dit komt doordat
een persoon bij deze beoefening zijn voorgeschreven plichten (sva-dharma) kan uitvoeren,
en ook kan profiteren van de saskras die er door worden voortgebracht. Verzaking van
zijn sva-dharma zal uiteindelijk resulteren in afwijking van het pad van perfectie.
Wanneer bhakti-yoga in het hart verschijnt, door Mijn genade of door de genade van
Mijn bhakta, is het niet meer nodig om zijn sva-dharma te volgen, omdat dit pad van bhakti
superieur is nikma-karma-yoga. Maar als bhakti-yoga nog niet is ontwaakt, is het in alle
gevallen gunstig om nikma-karma-yoga die aan Mij wordt geofferd te volgen.
LOKA 34
Alle zintuigen worden hulpeloos beheerst door iemands gehechtheid en afkeer ten
opzichte van hun respectieve objecten. Daarom zou men nooit onder hun bewind
moeten komen want zulke gehechtheid en afkeer zijn obstakels op het pad naar
voorspoed voor de progressie van de sdhaka.
SRRTHA-VARI
Het ligt buiten de macht van stra om geboden op te leggen aan iemand die een
uitermate verdorven aard heeft. Daarom zou een persoon, zolang de gevoelens van
ongelukkigheid resulterend uit het verrichten van zondige handelingen niet in hem is
opgekomen, zijn zintuigen niet moeten toestaan om eigenzinnig rond te dolen. Door zich
regelmatig in te laten met zondige activiteiten wordt iemand ontaard. r Bhagavn spreekt
deze loka die begint met het woord indriyasya indriyasya om dit uit te leggen. De herhaling
van het woord indriya duidt hier op de zinsobjecten van elk respectief zintuig. Hoewel het
verboden is in stra om naar de vrouw van een ander te kijken, haar aan te raken of te
verleiden door haar geschenken te geven, voelt een immorele man zich nog steeds
aangetrokken tot zulk gedrag. Aan de andere kant; hoewel het staat voorgeschreven in
stra om de guru, brhmaas, heilige plaatsen en gasten te zien, aan te raken, te dienen en
ze liefdadigheid aan te bieden, heeft een zondige man afkeer tegen zulk gedrag. Het onder
de invloed komen te staan van om het even welke van deze twee mentaliteiten is niet goed.
Met ander woorden, het is niet goed om of gehechtheid voor een vrouw te ontwikkelen
door haar te zien, of om kwaadwillig te zijn tegen iemand die deze gehechtheid blokkeert.
Evenzo hoort een sdhaka op het pad van zelfrealisatie noch gehecht te zijn aan rijkelijk en
smakelijk voedsel wat hij lekker vindt, noch hoort hij afkeer te hebben tegen droog,
onsmakelijk voedsel dat hij niet lekker vindt. Op dezelfde manier hoort hij niet gehecht te
zijn aan het zien van, of horen over, zijn eigen zoon, noch hoort hij afkerig te zijn tegen het
zien van en horen over de zoon van zijn vijand. Het is ongepast om onder invloed te raken
van zulke gehechtheden en antipathie. Dit is hier uitgelegd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er zijn twee soorten zintuigen: jnendriya (kennisverwervende zintuigen) en
karmendriya (werkende zintuigen). Er zijn vijf jnendriyas: de ogen, oren, neus, tong en
huid, welke vorm, geluid, reuk, smaak en aanraking als hun respectieve voorwerpen van
bevrediging aanvaarden. Er zijn ook vijf karmendriyas: spraak, handen, benen, anus en
genitalin, die de handelingen van spreken, aannemen, bewegen, ontlasten en voortplanten
uitvoeren. De sdhaka van bhakti gebruikt deze elf zintuigen, de geest inbegrepen, voor het
uitvoeren van verschillende soorten dienst voor het plezier van Bhagavn r Ka. Hij
geniet niet afzonderlijk van de verschillende zinsobjecten, voor zichzelf. Op deze manier
kan hij met gemak de onbeteugelde zintuigen bedwingen en kan hij, door zijn beteugelde
zintuigen te gebruiken in dienst van de Heer, het ultieme doel van het leven bereiken.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als volgt, O Arjuna, als je denkt dat het
acccepteren van zinsobjecten door de jvas de meesten van hen meer verslaafd maakt aan
het wereldse, en dat, als gevolg daarvan, bevrijding van de gebondenheid aan karma dus
onmogelijk zal worden, luister dan naar Mijn woorden.
Het is niet waar dat alle objecten schadelijk zijn voor de spirituele ontwikkeling van de
jvas. Het zijn slechts gehechtheid en afkeer voor de zinsobjecten die de grootste vijanden
van de jvas zijn. Zolang je dit materile lichaam hebt, zul je zinsobjecten moeten
aanvaarden. Om deze reden dien je zinsobjecten te aanvaarden, en tegelijkertijd je
gehechtheid en afkeer voor de zinsobjecten in bedwang te houden. Als je op deze manier
handelt, kun je met zinsobjecten omgaan zonder er gebonden aan te raken. Je zult onthecht
raken van zinsobjecten door geleidelijk aan de gehechtheid en afkeer te elimineren die zich
ontwikkelt wanneer men valselijk het lichaam met het zelf identificeert. Kortom, je zult
yukta-vairgya ontwikkelen. Ik heb je niet opgedragen om gehechtheid aan objecten en
activiteiten die gerelateerd zijn aan Mij, r Bhagavn, of de activiteiten die iemands bhakti
stimuleren, te temperen. Noch heb Ik je opgedragen om niet afkerig te zijn van voorwerpen
of activiteiten die obstakels vormen voor bhakti. Integendeel, Ik heb je slechts opgedragen
om die gehechtheid en afkeer die gerelateerd is aan zelfzuchtig genot, en welke een aard
bevordert die gekant is tegen bhakti, te beteugelen. Dit dient begrepen te worden.
LOKA 35
Het is veel beter om je eigen sva-dharma uit te voeren, ook al gebeurt dit
gebrekkig, dan andermans plichten perfect uit te voeren. Het is beter om te sterven
terwijl men zijn eigen plichten vervult in overeenstemming met het varrama
systeem, dan om zich bezig te houden met de plichten van een ander, want het is
gevaarlijk om andermans pad te volgen.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn ziet dat Arjuna wegens gehechtheid en afkeer niet meer in staat is om
zich met zijn eigen voorgeschreven plicht van vechten bezig te houden. In plaats daarvan
vindt hij dat het makkelijker is om zich in te laten met ahis (geweldloosheid), wat paradharma (andermans plicht) is. Daarom spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het
woord reyn. Het woord vigua betekent dat hoewel iemands sva-dharma wat gebreken kan
hebben en men niet in staat kan zijn om het op juiste wijze te verrichten, het toch superieur
is aan het uitvoeren van para-dharma, wat alle goede eigenschappen kan bevatten en wat
iemand op de juiste manier kan uitvoeren (sv-anuhitt). Om deze reden wordt deze loka,
reyn sva-dharme, gesproken.
In rmad-Bhgavatam (7.15.12) staat:
vidharma para-dharma ca / bhsa upam cchala
adharma-kh pacem / dharma-jo dharmavat tyajet
De boom van adharma (ongodsdienstigheid) heeft vijf takkenvidharma (het
verrichten van activiteiten die tegen dharma gekant zijn), para-dharma (het volgen van
de dharmika principes van een ander), upam of upa-dharma (het beoefenen van
principes die slechts ogenschijnlijk dharmika zijn), en chala-dharma (het beoefenen van
een bedriegende dharma). Een kenner van dharma (dharma-ja) zal ze allemaal
opgeven als zijnde verboden daden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 36
vtqZu mokp
vFk dsu iz;qks;a ikia pjfr iw#"k%A
vfuPNkfi ok".kZs; cykfno fu;ksftr%
arjuna uvca
atha kena prayukto ya / ppa carati prua
anicchann api vreya / bald iva niyojita
arjuna uvcaArjuna zei; athadan; kenadoor wie; prayuktawordt aangezet; ayam
deze; ppamzonde; caratihij verricht; pruapersoon; anicchannonwillig; api
zelfs; vreyaO afstammeling van Vi (Ka); baltgedwongen; ivaalsof;
niyojitazich inlatend.
Arjuna zei: O nakomeling van Vi, wat is het dat iemand gedwongen lijkt aan te
zetten zich in te laten met zondige activiteiten, hoewel hij dit niet wenst te doen?
SRRTHA-VARI
Eerder (in Gt 3.34) werd er gezegd: rga-dveau vyavasthitau, Zelfs een man van
onderscheidingsvermogen kan gehechtheid ontwikkelen voor zinnelijke activiteiten zoals
het verlangen om te genieten van de vrouw van een ander, wat verboden is in stra. In dit
verband stelt Arjuna deze vraag beginnend met het woord atha. Wat is het dat een man
aanzet zich in te laten met zondige activiteiten alsof hij gedwongen wordt, ook al verricht
hij zulke activiteiten met tegenzin, zich duidelijk bewust van de bepalingen alsmede de
geboden van stra? Met andere woorden, door wie wordt iemand aangezet te verlangen
naar het zich inlaten met zondige activiteiten?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka heeft Arjuna r Bhagavn aangesproken met, O Vreya. Ka
verscheen in de Vi-vaa (dynastie) van Arjunas grootvader en grootmoeder van
moederszijde. rasena was ook geboren in diezelfde Vi-vaa. Zijn zoon was Vasudeva
(Kas vader) en zijn dochter, Pth, was de moeder van Arjuna. De verborgen verwijzing
in Arjunas gebed tot Ka is, Aangezien ik tot dezelfde dynastie als die vanU behoor, zou
U me niet moeten veronachtzamen. Momenteel ben ik in een put van twijfels gevallen. U
heeft net gezegd dat de tm compleet verschillend is van inerte eigenschappen of wereldse
relaties (Gt 2.13-31). Wie zet dan de jvas aan zich in te laten met zondige daden, als zulke
handelingen niet in hun wezenlijke aard zitten?
LOKA 37
JhHkxokuqokp
dke ,"k ks/k ,"k jtksxq.kleqo%A
egk'kuks egkikIek fosufeg oSfj.ke~
r bhagavn uvca
kma ea krodha ea / rajo-gua-samudbhava
mahano mah-ppm / viddhy enam iha vairiam
r bhagavn uvcar Bhagavn zei; kma eadit verlangen (om van de zinsobjecten
te genieten); krodha ea(veranderde in) deze toorn; raja-guade geaardheid
hartstocht; samudbhavadie ontstaat uit; mah-anaalles-verslindend; mahppmuitermate geducht; viddhiken; enamdit; ihain deze wereld; vairiamde
vijand.
SRRTHA-VARI
Kma, het verlangen naar zinsobjecten, zet iemand steevast aan tot zondige daden;
hierdoor voortgedreven, handelt hij zondig. Deze kma verschijnt ook in een andere vorm
als woede (krodha). Dit wordt direct waargenomen. Wanneer het verlangen naar
zinsobjecten wordt versperd, verandert het in krodha. Kma, wat ontstaat uit rajo-gua,
veroorzaakt woede, wat zich in tamo-gua bevindt. Als men vraagt, Wanneer iemands
verwachtingen in vervulling gaan, zal het verlangen naar zinsobjecten dan verzadigd
raken?, dan antwoordt r Bhagavn door te zeggen: mah-ana, Het is allesverslindend. In de Smti wordt gezegd:
yat pthivy vrhi-yava / hiraya paava striya
nlam ekasya tat sarvam / iti matv ama vrajet
Alle granen, gerst, goud en vrouwen op aarde kunnen nog niet de kma van zelfs n
man bevredigen.
Men kan dit maar beter begrijpen en tevreden zijn. Volgens de bovenstaande verklaring
uit de Smti heeft niemand het vermogen om zijn kma te stillen. Wederom, als de vraag
wordt gesteld: Als er geen mogelijkheid bestaat om deze lust te beteugelen door diens
verlangde doeleinden te offeren als een wapenstilstand, moeten we het dan beteugelen door
het te bedaren met zoete woorden, of door bondgenoten in onze gelederen op te nemen?,
dan zegt r Bhagavn in antwoord hierop, mah-ppm. Het is uitermate geducht en
moeilijk te beteugelen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Kma en krodha zijn beschreven als de voornaamste vijanden van de jvas die zich op
het pad van verlossing bevinden. Kma, het verlangen om van zinsobjecten te genieten, is
in het bijzonder de originele vijand; krodha, woede, is slechts zijn transformatie. Kma is
beschreven als mahan, een vijand wiens buik nooit gevuld raakt. Dit kunnen we zien in
rmad-Bhgavatam (9.19.14) in de beschrijving van de levensgeschiedenis van Yayti
Mahrja:
na jtu kma kmnm / upabhogena yati
havi ka-vartmeva / bhya evbhivardhate
Door gh op een vuur te gieten, intensiveert het vuur. Evenzo intensiveren iemands
verlangens bij het vervullen van kma. Ze verdwijnen niet.
yat pthivy vrhi-yava / hiraya paava striya
na duhyanti mana-prti / pusa kma-hatasya te
rmad-Bhgavatam (9.19.13)
Alle granen, gerst, goud, dieren en vrouwen enzovoorts op aarde kunnen de kma van
zelfs n lustige man niet bevredigen.
Een vijand wordt in bedwang gehouden door de vier principes van sma (kalmering,
verzoening), dma (omkoping), bheda (verdeling) en daa (bestraffing). r Bhagavn legt
hier uit dat deze geduchte vijand, kma, niet beteugeld kan worden door de principes van
sma, dma en bheda. Hij geeft dus aan dat men het principe van daa (een stok van
afstraffing) moet hanteren om het verlangen naar zinsobjecten te bedwingen. De vijand,
kma, kan vernietigd worden als men in bezit komt van het wapen van tm-jna,
zelfkennis.
LOKA 38
Net zoals vuur omhuld wordt door rook, een spiegel door stof, en een embryo door
de moederschoot, blijft ware kennis van de jva bedekt door verschillende niveaus van
lust.
SRRTHA-VARI
Kma is de vijand van iedereen, niet slechts van een bepaald persoon. Dit wordt
uitgelegd middels deze voorbeelden. Hoewel vuur vies kan zijn en bedekt door rook, kan het
nog steeds zijn functie van branden vervullen. Maar wanneer een spiegel bedekt wordt door
stof, verliest het de eigenschap van reinheid en kan het zijn functie van het reflecteren van
het beeld van het voorwerp dat er voor wordt gehouden niet uitvoeren. Het wordt echter
toch als een spiegel aanvaardt. Een embryo dat wordt omhuld door de baarmoeder kan zijn
handen of voeten niet bewegen, noch kan het worden herkend als een baby. Men kan zich
het allerhoogste doel alleen heugen wanneer kma niet zo diep is. Wanneer kma intens
wordt, is zulke herinnering onmogelijk, en wanneer het zeer intens is, lijkt de wereld zelf
verstoken te zijn van bewustzijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De kennis van de jvas die afkerig zijn van zelfrealisatie wordt bedekt door drie stadia
van kma: mdu (mild), madhya (middelmatig) en tvra (intens). Iemand wiens jna bedekt
wordt door mdu-kma kan tot op bepaalde hoogte onderricht aanvaarden over tm-tattva.
Wanneer iemands jna bedekt wordt door madhya-kma, is het volledig onmogelijk voor
hem om ook maar een beetje te begrijpen van tattva-jna, en wanneer jna bedekt wordt
door tvra-kma, wordt jna helemaal niet waargenomen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Deze hele wereld wordt door precies
die kma bedekt, op sommige plaatsen in lichte mate, op sommige plaatsen in vergaande
mate en op andere plaatsen in heel diepgaande mate. Ik zal het verduidelijken met een
voorbeeld. Luister alsjeblieft. Een bewuste jva die in licht mate bedekt wordt door kma,
net zoals vuur bedekt wordt door rook, kan bijvoorbeeld activiteiten verrichten zoals
bhgavat-smaraam. Dit is de situatie van jvas die beschutting hebben genomen van
nikma-karma-yoga en wiens bewustzijn mukulita-cetana is, een beetje open, zoals in de
ontluikende fase van een bloem. Ook al heeft de bewuste jva een menselijk lichaam,
wanneer zijn bewustzijn bedekt is door een dikke laag kma, zoals een spiegel die bedekt is
met stof, is het niet mogelijk voor hem om zich Paramevara te herinneren. Dit is toestand
van de extreme moralist en de athest, dat wil zeggen, een jva wiens bewustzijn sakucitacetana is, gekrompen of samengetrokken. Zij zijn als dieren en vogels. Een jva wiens
bewustzijn bedekt wordt door intense kma, zoals een embryo dat omhuld is door de
baarmoeder, heeft een bewustzijn zoals klimplanten, stenen en bomen en is cchditacetana, volledig bedekt.
LOKA 39
O Kaunteya, de ware kennis van het wijze levende wezen wordt bedekt door zijn
eeuwige vijand in de vorm van kma, welke brandt als vuur en nooit verzadigd kan
raken.
SRRTHA-VARI
Kma is voorwaar onwetendheid voor alle jvas, zoals r Bhagavn hier uitlegt in deze
loka die begint met vtam. Het verlangen om van de zinsobjecten te genieten wordt
beschreven als de eeuwige vijand; daarom dient het alleszins vernietigd te worden. Weet dat
kma-rpa (de vorm van kma) betekent dat onwetendheid niet verschillend is van lust.
Het is in feite onwetendheid wat de ware aard van de jva omhult. Het woord ca is hier
gebruikt met de betekenis zoals. Net zoals vuur niet verzadigd kan raken door er gh op te
gieten, zo ook kan kma niet vervuld raken door van de zinsobjecten te genieten.
In rmad-Bhgavatam (9.19.14) wordt gezegd:
na jtu kma kmnm / upabhogena yati
havi ka-vartmeva / bhya evbhivardhate
Vuur raakt niet verzadigd door gh, integendeel, het breidt zich alleen maar uit. Evenzo
neemt de zucht naar zingenot door van de zinsobjecten te genieten meer en meer toe.
Het bedaart niet.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Kma is de grondoorzaak van verdriet en leed, en wordt vergeleken met vuur.
kmnala madhu-lavai amayan durpai
rmad-Bhgavatam (7.9.25)
Kma kan nooit gestild worden door van de zinsobjecten te genieten. Het is als een
vuur dat niet gedoofd kan worden door druppels honing in de vorm van vluchtige
voldoening.
eva ghev abhirato / viayn vividhai sukhai
sevamno na ctuyad / jya-stokair ivnala
rmad-Bhgavatam (9.6.48)
De wijze Saubhari Muni was niet in staat om vrede te bereiken door overvloedig van
zinsobjecten te genieten, net zoals vuur niet tot bedaren wordt gebracht wanneer er
druppels gh in worden gegoten.
sevato vara-pgn me / urvay adharavam
na tpyaty tma-bh kmo / vahnir hutibhir yath
rmad-Bhgavatam 11.26.14
Zelfs nadat ik de zogenaamde nectar van de lippen van Urva voor vele jaren gediend
had, bleven mijn wellustige verlangens steeds weer opwellen binnenin mijn hart en
raakten nooit voldaan, net zoals een vuur dat nooit gedoofd kan worden door de
offerandes van gh die op zijn vlammen worden gegoten.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, Deze kma is zeker avidy voor de
jvas en het is hun enige eeuwige vijand. Het omhult de bewuste jvas als een
onweerstaanbaar vuur. Net zoals Ik, r Bhagavn, een bewust wezen ben, is ook de jva een
bewust wezen. Het verschil tussen Mijn aard en die van de jva is dat Ik oneindig bewust en
almachtig ben, daar waar de jva atomisch bewust is en alleen kan handelen middels de door
Mij gegeven energie. De nitya-dharma, eeuwige functie, van de jva is om Mijn eeuwige
dienaar te zijn. Dit wordt prema, of nikma-jaiva-dharma genoemd, de eeuwige,
onzelfzuchtige, onvermengde functie van de jva. Ieder bewust wezen is van nature begiftigd
met vrije wil. Het is daarom uit zijn eigen vrije wil dat hij Mijn eeuwige dienaar is. Naar
gelang de mate waarmee hij zijn vrije wil correct gebruikt, kan hij als Mijn eeuwige dienaar
fungeren. Het misbruik van die zuivere vrije wil wordt avidy of kma genoemd. De jvas
die Mij niet dienen door op de juiste wijze gebruik te maken van hun vrije wil, zullen kma,
een genietend gemoed, moeten aanvaarden, wat de geperverteerde vorm is van prema, de
zuivere toestand van de jvas. Naar mate ze steeds meer bedekt raken door gradaties van
deze kma, wordt hun bewustzijn cchdita-cetana (bedekt bewustzijn), als inerte materie.
Dit wordt karma-bandhana genoemd, de gebondenheid van de jva, of sasra-ytan, de
reis van kwellende geboorte en dood.
LOKA 40
SRRTHA-VARI
Waar verblijft deze kma? In antwoord op deze vraag spreekt r Bhagavn deze loka
die begint met indriyni. De zintuigen, geest en intelligentie, die als een groot fort of
hoofdstad zijn, zijn de verblijfplaats van deze vijand, kma. De zinsobjecten, zoals geluid,
zijn als het koninkrijk van de koning. De belichaamde ziel, deh, wordt in de war gebracht
door ze allemaal.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Een persoon kan zijn vijand eenvoudig overwinnen wanneer hij de schuilplaats van zijn
vijand heeft ontdekt en vernietigd. De zintuigen zijn het onderdak, of de schuilplaats, van
kma. Daarom kan kma eenvoudig verslagen worden door de zintuigen onder het juk te
brengen. Bhagavn r Ka heeft kma met een zeer machtige koning vergeleken; de
zintuigen met zijn hoofdstad, welke wordt beschermd door het grote fort van de geest,
intelligentie en vals ego; en de diverse zinsobjecten met het koninkrijk en de onderdanen
van de koning.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Wanneer de zuiver bewuste jva een lichaam
accepteert, wordt hij gezien als deh (belichaamd). Kma houdt de jna van jva bedekt
zolang het zich ophoudt in de zintuigen, geest en intelligentie. De subtiele toestand van
kma is avidy (onwetendheid). Het is enkel deze avidy die oorspronkelijk de eerste sluier
van onwetendheid in de vorm van materile ahakra (vals ego) aanbiedt aan de jva, die
een atomisch bewust wezen is met een zuiver ego. Materile intelligentie fungeert als een
onderdak voor deze kma of avidy. Later, wanneer de ahakra zich ontwikkelt, levert de
materile intelligentie de geest aan als een tweede toevluchtsoord. De geest, die achter
zinsobjecten aan holt, verschaft dan de zintuigen als een derde plaats van onderdak voor
kma. Beschutting nemend van deze drie plekken, werpt kma de jva in het wereldse genot.
Wanneer een jva zich uit eigen wil tot r Bhagavn keert, wordt het vidy genoemd, en
wanneer hij moedwillig afkerig wordt van r Bhagavn, wordt het avidy genoemd.
LOKA 41
Beteugel daarom eerst je zintuigen, O beste van de telgen van Bhrata, teneinde
deze boosaardige kma, welke de vernietiger is van zowel jna (wijsheid) als vijna
(realisatie van Mij), volledig te doden.
SRRTHA-VARI
Door de schuilplaats van de vijand te veroveren, wordt de vijand overwonnen. Dit is de
strategie. Het is in toenemende mate moeilijker om de zintuigen, de geest en de
intelligentie, die de zetels van kma (het verlangen om te genieten) zijn, te beteugelen. Het
is zeer moeilijk om de zintuigen in bedwang te houden, maar ze zijn makkelijker in bedwang
te houden dan de geest en intelligentie. Bedwing daarom eerst je zintuigen. r Bhagavn
spreekt deze loka die begint met het woord tasmt enkel om dit punt uit te leggen. Hoewel
de geest, die erg moeilijk te beteugelen is, achter het genieten van andermans vrouw en
rijkdom aan holt, dien je te begrijpen wat er aan de hand is; dit is slechts het werk van de
zintuigen, zoals de ogen, oren, handen en benen. Men hoort deze zintuigen in bedwang te
houden door ze niet toe te staan hun respectieve objecten na te jagen. Ppmnam betekent
het opgeven van dit felle verlangen om te genieten. Als iemand op deze manier geleidelijk
aan zijn zintuigen beteugelt, zal zijn geest na verloop van tijd ook verlost worden van kma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bijgestaan door de zintuigen gebruikt deze krachtige kma de touwen van begoocheling
om de jvas die afkerig zijn van r Bhagavn vast te binden. Daarom is het noodzakelijk om
de zintuigen, zoals de ogen, van meet af aan al te beteugelen. Wanneer de zintuigen zo
beteugeld zijn, zal de geest, wiens functie bestaat uit sakalpa (het besluit om te accepteren)
en vikalpa (de keuze om af te wijzen), ook beteugeld worden.
r Bhagavn sprak ook zo tot Uddhava:
viayendriya-sayogn / mana kubhyati nnyath
rmad-Bhgavatam (11.26.22)
De geest wordt alleen rusteloos wanneer de zintuigen in aanraking komen met de
zinsobjecten, anders niet.
asamprayujata prn / myati stimita mana
rmad-Bhgavatam (11.26.23)
Daarom wordt de geest van iemand die controle heeft over zijn zintuigen standvastig en
vredig.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Daarom, beste van de Bharatas,
overwin deze uitermate geduchte kma die jna en vijna, toewijding tot Mij, vernietigt,
door eerst de zintuigen te beteugelen. Herstel zijn wezenlijke aard, prema, door zijn
vertekende aard (lust) te vernietigen. Neem aldus beschutting van de intrinsieke aard van
prema. De eerste aanbevelingswaardige taak van een baddha-jva is om de principes van
yukta-vairgya, oprechte verzaking, te volgen, en om sva-dharma, voorgeschreven plichten,
na te streven. Door aldus geleidelijk aan het stadium van sdhana-bhakti te verwerven,
dient hij sdhana te verrichten om prema-bhakti te verkrijgen. Nirapeka-bhakti,
onvermengde bhakti die niet afhankelijk is van jna, karma of persoonlijke inspanning,
wordt verkregen door Mijn genade of door de genade van Mijn bhakta. Hoewel het zeer
zeldzaam is, manifesteert het zich in sommige gevallen zonder enige oorzaak.
LOKA 42
Er wordt gezegd dat de zintuigen superieur zijn aan inerte materie, en dat de geest
superieur is aan de zintuigen. De intelligentie is superieur aan de geest, en hij, de
tm, is superieur aan zelfs de intelligentie.
SRRTHA-VARI
Het is onpraktisch om in de beginfases te proberen de geest en intelligentie te
beteugelen; het is onmogelijk dit te doen. Maar om het proces uit te leggen, spreekt r
Bhagavn deze loka beginnend met de woorden indriyani par. Hij zegt, De zintuigen
zijn sterker dan een moedige krijger die de tien richtingen heeft overwonnen. Sterker nog,
ze zijn superieur aan hem, want zelfs hij kan geen controle hebben over zijn zintuigen. De
geest is krachtiger dan de zintuigen en superieur aan hen, want deze blijft zelfs tijdens het
dromen actief, wanneer de zintuigen zijn verdwenen. Intelligentie die begiftigd is met
realisatie is nog krachtiger en is superieur aan de geest, omdat standvastige intelligentie
zelfs tijdens diepe slaap actief blijft, wanneer de geest verdwenen is. Voorbij en boven dit, is
de tm, die krachtiger is dan de intelligentie en er superieur aan is, want ze blijft zelfs
bestaan wanneer de intelligentie vernietigd is. Het is enkel deze glorieuze ziel die kma kan
overwinnen. Deze jvtm, die sterker is dan al het andere, kan beslist kma beteugelen,
nadat hij de zintuigen, geest en intelligentie beteugeld heeft. Je hoeft dit niet te
betwijfelen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de rutis wordt ook gezegd:
indriyebhya par hy arth / arthebhya ca para mana
mananas tu par buddhir / buddher tm mahan para
Kaha Upaniad (1.3.10)
Voorwaar, de zintuigen zijn superieur aan het lichaam, en de geest is superieur aan de
zintuigen. Intelligentie is hoger dan de geest, en de grote, de tm (ziel) is het hoogste
van allemaal.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Ik ben de gradatie beknopt aan je
uit aan het leggen. Je ware identiteit is dat je een jva bent. Je hebt een aangeboren functie
van het leveren van liefdevolle dienst aan Mij, maar je bent per ongeluk gebonden geraakt
LOKA 43
SRRTHA-VARI
r Bhagavn besluit dit hoofdstuk met deze loka beginnende met evam. Wetend dat
de jva superieur is aan de intelligentie en verschillend van alle wereldse benamingen, en de
tm standvastig makend met de tm zelf, vernietig deze kma welke zeer moeilijk te
verslaan is.
De sdhana van nikma-karma-yoga en de waarde van jna, welke haar doel is, staan
in dit hoofdstuk beschreven.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka die zegt, Op deze manier, met behulp van
transcendentale kennis van de jvtm, weet dat je aprkta-tattva bent, superieur aan alle
wereldse identificatie met de zintuigen, lichaam, geest en intelligentie, en ken jezelf ook als
Mijn eeuwige dienaar. Word zo standvastig door de genade van Mijn cit-akti, en vernietig
deze geduchte kma door de geleidelijke stappen van devotionele beoefening te volgen.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Derde Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK VIER
Jna-Yoga
Yoga Via
Transcendentale Kennis
LOKA 1
JhHkxokuqokp
bea fooLors ;ksxa izksokugeO;;e~A
fooLoku~ euos izkg euqfj{okdosczohr~
r bhagavn uvca
ima vivasvate yoga / proktavn aham avyayam
vivasvn manave prha / manur ikvkave bravt
r bhagavn uvcar Bhagavn zei; imamdeze; vivasvateaan de zonnegod; yogam
wetenschap van yoga; proktavnonderwees; ahamIk; avyayamonvergankelijke;
vivasvnVivasvn, de zonnegod; manaveaan Manu (de vader van de mensheid);
prhavertelde het; manuManu; ikvkavetot Ikvku; abravtsprak het.
SRRTHA-VARI
In het Vierde Hoofdstuk verklaart r Bhagavn de reden voor Zijn verschijning, de
eeuwige aard van Zijn geboorte en bezigheden, de superioriteit van jna in de vorm van
studie van de Vedas. Jna-yoga, welke het doel is van nikma-karma, wordt verheerlijkt
in zowel deze loka die begint met imam, als in het volgende hoofdstuk.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In elke manvantara verschijnt er een incarnatie van Manu, waarvan de eerste
Svyambhuva Manu is. In de huidige Vaivasvata-manvantara was het Manus vader,
Vivasvn, die de eerste was om onderricht te ontvangen over jna-yoga. In deze loka heeft
r Bhagavn het concept van smpradyika-dhr, de bonafide erfopvolging van spirituele
meesters, gentroduceerd. Zonder smpradayika-dhr (ononderbroken geestelijke
erfopvolging), ook wel bekend als mnya-parampar, kunnen noch de principes van jnatattva, noch die van bhakti-tattva zich in hun zuivere vorm manifesteren in de materile
wereld. Alleen middels smpradyika-dhr, deze geestelijke erfopvolging, wordt de ernst,
antiquiteit en het belang van het onderwerp specifiek bewezen. Men ziet dat in India zelfs
de gewone mensen vertrouwen hebben in de aloude smpradyika-dhra, en er toegewijd
aan zijn. Die guru-parampar, welke volledige kennis van bhagavat-tattva verleent, wordt
mnya of sampradya genoemd. Mantras die niet worden ontvangen vanuit een bonafide
sampradya zijn nutteloos. In Kali-yuga zijn er vier Vaiava sampradyas: r, Brahm,
Rudra en Sanaka ofwel Kumra sampradyas. r Ka is de oorspronkelijke bron van alle
virer de sampradyas. Enkel vanuit r Ka vloeit kennis over bhagavat-tattva deze
materile wereld binnen: dharma tu skd bhgavat-pratam, Echte dharma komt direct
van r Bhagavn (rmad-Bhgavatam 6.3.19).
Zoals gezegd wordt in Bhagavad-gt, onderwees Bhagavn r Ka deze jna-yoga
eerst aan Srya-deva, Vivasvn, die het aan Manu onderrichtte, die op zijn beurt deze
goddelijke instructies aan Ikvku gaf. Zo is het systeem van guru-parampar een zeer oude
en betrouwbare traditie die de continuering van de sampradya garandeert en verzekert dat
divya-jna (goddelijke kennis) tot op de dag van vandaag behouden is gebleven. Telkens
wanneer deze dhra breekt, zorgt r Bhagavn er voor dat divya-jna zich weer in de
materile wereld manifesteert. Mah-bhgavatas (verheven zuivere toegewijden) zoals rla
Vivantha Cakravart hkura, rla Baladeva Vidybhaa en anderen in de guruparampar van de Brahma-Mdhva Gauya sampradya hebben divya-jna gerealiseerd en
onderwijzen de gewone mensen middels hun gerealiseerde commentaren. Zelfs iemand die
zeer gekwalificeerd is in materile kennis kan nooit de ware strekking van Bhagavad-gt
begrijpen tenzij hij op juiste wijze gesitueerd is in deze parampar.
Het is van belang om zichzelf te behoeden voor zelfgemaakte commentators, anders zal
realisatie van de ware betekenis van Bhagavad-gt niet mogelijk zijn. Hoewel melk zuiver
en voedend is, fungeert het als gif wanneer het is aangeraakt door de lippen van een slang.
Evenzo zijn onderwerpen over r Hari uiterst zuiverend voor de materile wereld, maar het
wordt de oorzaak van iemands ondergang wanneer ze gereciteerd worden door niettoegewijden zoals impersonalisten, of degenen die het lichaam voor het zelf aanzien. In dit
verband heeft r Caitanya Mahprabhu ook gezegd: myvd-bhya unile haya sarvana, Als men het commentaar van de impersonalisten hoort, is alles geruneerd (r
Caitanya-caritmta Madhya-ll 6.169).
LOKA 2
LOKA 3
Vandaag leg Ik deze uiterst vertrouwelijke kennis van datzelfde aloude proces van
yoga aan je uit, omdat je zowel Mijn bhakta als Mijn vriend bent.
SRRTHA-VARI
r Ka zegt, Ik vertel je dit vanwege twee stemmingen die inherent zijn aan onze
relatie. In de eerste plaats ben je Mijn bhakta, wat inhoudt dat je Mijn dienaar bent: en ten
tweede ben je Mijn sakh, Mijn vriend. Het is niet gepast om deze kennis te onthullen aan
iemand die deze eigenschappen niet bezit. Dat is waarom het vertrouwelijk is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Een sad-guru onderwijst zeer vertrouwelijke principes, zoals jna-tattva en bhaktitattva, alleen aan een discipel die toegenegen, overgegeven en begiftigd is met een
dienstbare houding. Degenen die verstoken zijn van deze eigenschappen zijn niet in staat
zulke jna vast te houden of te realiseren. Hier vertelt Bhagavn r Ka aan Arjuna, Jij
bent Mijn toegenegen dienaar en dierbare vriend, daarom leg Ik dit mysterieuze geheim van
karma-yoga aan je uit.
LOKA 4
vtZqu mokp
vija Hkorks tUe ija tUe fooLor%A
dFkesrf}tkuh;ka RoeknkS izksokfufr
arjuna uvca
apara bhavato janma / para janma vivasvata
katham etad vijny / tvam dau proktavn iti
arjuna uvcaArjuna zei; aparamrecent; bhavataUw; janmageboorte; paramzeer
oud; janmade geboorte; vivasvatavan Srya, de zonnegod; kathamhoe; etatdit;
vijnymkan ik begrijpen; tvamU; dauin het begin; proktavnsprak; itidat.
Arjuna zei: Uw geboorte vond recentelijk plaats, daar waar Srya in lang
vervlogen tijden was geboren. Hoe dien ik te begrijpen dat U deze yoga tot hem Sprak
in een voorgaand tijdperk?
SRRTHA-VARI
Omdat hij van mening is dat r Kas voorgaande verklaring onmogelijk is,
ondervraagt Arjuna Hem. U bent nog niet zo lang geleden geboren (aparam), en Srya is
lang geleden geboren (param), dus hoe kan ik Uw bewering geloven dat U deze yoga aan
Srya hebt onderricht in lang vervlogen tijden?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna is Bhagavns grote bhakta en eeuwige vriend (nitya-sakh). Om deze reden
wordt hij ook gezien als parikara van r Ka, en dus kent hij bhagavat-tattva volledig.
Onwetende mensen denken over het algemeen dat Bhagavn Vsudeva, de bestuurder van
alle bestuurders, een doodgewoon menselijk wezen is. In plaats van dat ze aanvaarden dat
Hij alwetend en eeuwig bestaand is, beschouwen ze Hem als een man van beperkte kennis
die onderhevig is aan de dood. Ze denken ook dat de geboorte en bezigheden van Bhagavn
tijdelijk zijn; ze weten niet dat ze transcendentaal zijn.
Er wordt ook gezegd in Bhagavad-gt (10.12):
para brahma para dhma / pavitra parama bhavn
purua vata divyam / di-devam aja vibhum
Arjuna zei: U bent de Allerhoogste Godspersoon, het ultieme verblijf, de zuiverste en
de Absolute Waarheid. U bent de eeuwige, transcendentale, Oorspronkelijke Persoon,
de ongeborene en de grootste.
In tegenstelling tot de betekenis van deze loka, accepteren onwetende personen niet
dat r Bhagavn de Allerhoogste Absolute Waarheid (para brahma) is, een spirituele
gedaante (para dhma) bezit en ultiem zuiver (para pavitra) is. Ze geloven ook niet dat
Hij een eeuwig bestaande persoon (vata-purua) is, en de originele God (di-deva), die
ongeboren (aja) en allesdoordringend (sarva-vypaka) is, begiftigd met transcendentale
rijkdom (divya-aivarya). Hoewel Arjuna zeer geleerd is, doet hij ten gunste van de
mensheid zijn navraag bij Bhagavn r Ka alsof hij een onwetende is, zodat Bhagavn
deze tattvas met Zijn eigen lotusmond kan uitspreken.
LOKA 5
JhHkxokuqokp
cgwfu es O;rhrkfu tUekfu ro pktZquA
rkU;ga osn lokZf.k u Roa osRFk ijUri
r bhagavn uvca
bahni me vyattni / janmni tava crjuna
tny aha veda sarvi / na tva vettha parantapa
r bhagavnde Heer, volkomen in zes volheden; uvcazei; bahnivele; meIk;
vyattniheb doorlopen; janmnigeboortes; tavajij; caen; arjunaO Arjuna;
tnize; ahamIk; vedaherinner; sarviallemaal; naniet; tvamjij; vettha
herinnert; parantapakastijder van de vijand.
r Bhagavn zei: O Parantapa, gesel van de vijand, jij en Ik hebben vele levens
meegemaakt. Ik herinner ze allemaal, terwijl jij dat niet doet.
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met bahni, zegt r Bhagavn, Ik heb deze wetenschap ook
onderwezen in Mijn andere avatras. Tava ca betekent, Waar Ik ook maar ben
neergedaald ben jij ook verschenen als Mijn metgezel, en Ik herinner Me al Mijn
verschijningen omdat ik alwetend (sarva-ja) en alvermogend (sarvevara) ben. Ter
vervulling van Mijn ll heb Ik jouw kennis bedekt, dat is waarom jij je voorgaande
geboortes niet kunt herinneren. Nu, met de abhmana (identiteit) van een zoon van Kunt,
schenk je tapa (pijn) aan para (vijand), O Parantapa.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier stelt r Ka Arjuna op de hoogte, Zelfs voorafgaand aan deze huidige
verschijning, ben Ik neergedaald in vele andere avatras, waarbij Ik vele verschillende
namen, gedaantes en bezigheden heb gemanifesteerd. Ik herinner ze allemaal ten volle. Jij
bent ook met Mij verschenen, maar omdat je onder de categorie jva-tattva (een atomisch
bewust deeltje) valt, kun je ze niet herinneren.
Ten tijde van Kas naamgevingsceremonie, bevestigde r Gargcrya ook dat Hij
vele namen, gedaantes en bezigheden heeft.
bahuni santi nmni / rpi ca sutasya te
gua-karmi rpi / tny aha veda no jan
rmad-Bhgavatam (10.8.15)
Volgens Zijn eigenschappen (guas) en activiteiten (karma) heeft jullie zoon vele
namen en gedaantes. Ik ben me ervan bewust, maar anderen zijn dat niet.
Evenzo zei Bhagavn tegen Mucukunda:
janma-karmbhidhnni santi me ga sahasraa
rmad-Bhgavatam (10.51.36)
O Mijn beste Mucukunda, Mij naam, geboortes, activiteiten en andere eigenschappen
zijn oneindig.
LOKA 6
SRRTHA-VARI
r Bhagavn verklaart de janma-tattva, de realiteit van Zijn geboorte. Hoewel Ik
ongeboren ben, verschijn Ik in allerlei gedaantes zoals de devas, mensen en dieren. Men
kan vragen, Wat is hier zo opzienbarend aan? In werkelijkheid is de jva ook ongeboren, en
wanneer zijn grofstoffelijke lichaam is vernietigd, aanvaardt hij ook een andere geboorte.
In antwoord hierop zegt r Bhagavn, avyaytm. Mijn lichaam is onvergankelijk, daar
waar het lichaam van de jva vergankelijk is. Bovendien is de ongeboren aard van de jva
van een ander type. Zijn geboorte vindt plaats omdat hij zich identificeert met het lichaam
dat is ontstaan uit onwetendheid. Als vara ben Ik niet verschillend van Mijn lichaam.
Dientengevolge is Mijn eigenschap van tegelijkertijd geboren en ongeboren zijn volkomen
natuurlijk. Zon aard, welke men onmogelijk ergens anders vindt, is verbazingwekkend en
ligt buiten het bereik van logica en rede. Dus bestaat er geen mogelijkheid van het
vergelijken van Mijn geboorte met die van een jva, die geboorte neemt in hogere en lagere
levensvormen als gevolg van zijn vroomheid en zonde. Om dit verder te verduidelijken zegt
Bhagavn r Ka, Hoewel Ik de vara van de jvas ben, wat betekent dat Ik vrij ben van
de invloed van karma, aanvaard Ik toch geboorte.
Men kan de volgende twijfel opwerpen: De jva neemt ook geboorte in allerlei
lichamen onder de verschillende levensvormen zoals de devas, mensen en dieren, vanwege
de activiteiten van zijn fijnstoffelijk lichaam (liga-arra), en deze veroorzaken zijn
gebondenheid. U, Paramevara, hebt geen fijnstoffelijk lichaam. U bent allesdoordringend
en de bestuurder van alle principes, inclusie kla (tijd) en karma (actie). In de rutis wordt
gezegd dat U verlangde om velen te worden: bahu sym, Ik kan velen worden. Volgens deze
verklaring van ruti bent U alles in het hele universum. U maakt echter specifiek duidelijk
in de rutis: evam-bhuto py aha sambhavmi, Hoewel Ik alles in het universum lijk te zijn,
manifesteer Ik Mezelf toch persoonlijk. Hieruit wordt begrepen dat U louter geboorte
neemt om Uw eeuwige gedaante, welke stellig verschillend is van het hele universum, te
manifesteren.
Aangezien dit het geval is, kan men vragen, Wat is de aard van deze lichamen van U?
in antwoord hierop zegt r Bhagavn in het tweede deel van deze loka: prakti svm
deze context is het woord my een synoniem voor jna, kennis. Dit wordt ook bevestigd
door het Sanskriet woordenboek. r Bhagavn kent de vrome en zondige karma van de
eeuwige jvas alleen met behulp van dit vermogen.
Volgens Madhusdana Sarasvat: Het komt simpelweg door begoocheling dat men het
concept van het lichaam en de belichaamde toepast op Mij, BhagavnVsudeva, want Ik
ben transcendentaal aan al zulke dualiteit.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de Krma Pura staat: deha-deh-vibhga ca nevare vidyate kvacit, Met betrekking
tot r Bhagavn is er geen onderscheid tussen het lichaam en de belichaamde.
Wat betreft de jva echter, is het lichaam verschillend van de belichaamde ziel, wat
betekent dat zijn grof- en fijnstoffelijke lichamen verschillend zijn van hem, de jvtm. Dit
wordt verder verduidelijkt in r Caitanya-caritmta (Madhya ll 17.132):
deha-dehra nma-nmira ke nhi bheda
jvera dharma nma-deha-svarpe vibheda
Met betrekking tot Ka bestaat er geen onderscheid tussen nma en nm (de naam
en de bezitter van de naam), of tussen deha en deh (het lichaam en de belichaamde).
De naam, dharma (karakter of aard) en het lichaam van de belichaamde jva zijn echter
verschillend van zijn svarpa (spirituele gesteldheid).
Bhagavn is aja, ongeboren. Door Zijn eigen wil aanvaardt Hij de beschutting van Zijn
cit-akti in de vorm van yogamy, en door Zijn eeuwige lichaam te manifesteren in deze
materile wereld, verricht Hij natuurlijke en ongedwongen bezigheden alsof Hij een
doodgewone jongen is. Toch is Zijn lichaam, bestaande uit sac-cid-nanda, niet omhuld
door een grof- of fijnstoffelijk lichaam. De atomische jva aan de andere kant, neemt,
doordat hij wordt overweldigd door de invloed van Bhagavns my-akti, een fijnstoffelijk
en grofstoffelijk lichaam aan naar gelang zijn saskras, indrukken die zijn gevormd door
zijn voorgaande karma, en neemt op deze manier weer geboorte.
Tot slot heeft rla Bhaktivinoda hkura opgemerkt dat Ka hier aan Arjuna uitlegt,
Hoewel jij en Ik keer op keer in deze wereld verschijnen, is er een specifiek verschil tussen
jouw nederdaling en de Mijne. Ik ben vara, de bestuurder van alle jvas; Ik ben aja, zonder
geboorte, en Mijn gedaante is onveranderlijk. Ik verschijn via de werking van Mijn cit-akti,
daar waar de jvas geboorte nemen in deze wereld door de invloed van Mijn my-akti,
welke hen de herinnering aan hun vorige levens ontneemt. Jvas moeten een fijnstoffelijk
lichaam aanvaarden als gevolg van hun voorgaande karma, en als gevolg van het
beschutting nemen van dat fijnstoffelijk lichaam moeten ze herhaaldelijk geboorte nemen.
Mijn verschijning echter, in de vorm van deva, dier en andere gedaantes, geschiedt alleen
door Mijn eigen wil. In tegenstelling tot de jvas, is Mijn zuiver bewuste lichaam niet
omhuld door een fijnstoffelijk en grofstoffelijk lichaam. In dit wereldse vlak manifesteer Ik
datzelfde eeuwige lichaam dat van nature in Vaikuha bestaat.
Iemand kan vragen, Hoe is het mogelijk voor cit-tattva, de transcendentale
Persoonlijkheid, om zich samen met Zijn rijk te manifesteren in deze materile wereld?
Hoor nu Mijn antwoord. Mijn yogamy-akti is onvoorstelbaar, en kan derhalve niet
begrepen worden. Geen hoeveelheid aan redenering, hoe slim ook, zal iemand in staat
stellen om de daden die verricht worden door yogamy te begrijpen en te meten. Het is je
plicht om op zijn minst door natuurlijk verworven kennis te begrijpen dat Ik, Bhagavn,
met Mijn onvoorstelbare vermogen, niet gebonden ben aan enige regels die het wereldse
vlak besturen. Louter door Mijn wil kunnen alle wezens van Vaikuha moeiteloos hun
ultiem zuivere gedaantes manifesteren in deze materile wereld. Met andere woorden, Ik
kan de volledige fenomenale manifestatie in cit-svarpa veranderen. Mijn sac-cid-nanda
vigraha, die alle materile wetten te boven gaat, is voorwaar volledig zuiver, zelfs wanneer
hij zich manifesteert in de materile wereld. Welke twijfel kan hier over bestaan? Die my
die de jva bestuurt is ook Mijn prakti, energie, maar begrijp dat wanneer Ik de uitdrukking
Mijn energie of prakti gebruik, het alleen naar de cit-akti verwijst. Hoewel Mijn
vermogen geen gelijke kent, is dat vermogen in Mijn aanwezigheid cit-akti, en voor de jvas
die gebonden zijn door karma, verschijnt het als de begoochelende my-akti. Dit
vermogen, begiftigd met haar respectieve invloeden en allerlei soorten verheven, mystieke
krachten, dwingt hen om rond te gaan in de kringloop van geboorte en dood.
LOKA 7
O Bhrata! Telkens wanneer er een afname van dharma en een toename van
SRRTHA-VARI
Wanneer verschijnt r Bhagavn? Om deze vraag te beantwoorden, spreekt Bhagavn
deze loka die begint met het woord yad. Omdat Ik de aftakeling van dharma en de
toename van adharma niet kan verdragen, verschijn Ik met het doel om de situatie te
veranderen of om te draaien.
Volgens r Madhusudhana Sarasvat betekent tmna sjmy Ik schep het lichaam.
Met behulp van yogamy vertoon Ik Mijn nitya-siddha-deha, Mijn eeuwig perfecte
lichaam, alsof het geschapen werd door de materile natuur.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bij elke geboorte neemt een jva die gebonden is door het resultaat van zijn karma een
nieuw lichaam aan dat is gemaakt van inerte materie. Maar, door Zijn eigen wil en met
tussenkomst van Zijn my-akti, misleidt r Bhagavn de asuras op zon manier dat ze
denken dat Zijn lichaam een voorwerp van de materile schepping is. r ukadeva
Gosvm heeft dit bevestigd in rmad-Bhgavatam (9.24.56):
yad yad hi dharmasya kayo vddhi ca ppmana
tad tu bhagavn a tmna sjate hari
Wanneer er ook maar een afname van dharma is en een toename aan zonde,
manifesteert Bhagavn r Hari Zichzelf in deze wereld.
Verschillende cryas hebben het woord dharma dat in deze loka gebezigd wordt op
verschillende manieren uitgelegd. r Rmnujcrya heeft geaccepteerd dat het woord
dharma de aanbidding van Bhagavn betekent. r Baladeva Vidybhaa heeft dharma
uitgelegd als uddha-bhakti-yoga, gekenmerkt door het verrichten van arcana (formele
aanbidding), dhyna (meditatie) en andere van zulke gebruiken alsmede varramadharma zoals voorgeschreven in de Vedas.
rla Bhaktivinoda hkura heeft Ka als volgt geciteerd: De enige reden voor Mijn
verschijning is dat Ik het verlang te doen; Ik daal neer uit Mijn eigen vrije wil. Telkens
wanneer er een afname is in dharma en een overwicht van adharma, verschijn Ik uit eigen
beweging. Mijn wetten, welke de activiteiten van deze materile wereld beheren, zijn
onoverwinnelijk. Echter, wanneer na verloop van tijd deze regels ineffectief worden door
een of andere ondefinieerbare en onbeschrijfelijke reden, wordt adharma vooraanstaand.
Behalve Mij kan niemand een einde maken aan deze wanorde. Ik verschijn dan op dit
wereldse vlak met behulp van cit-akti en verdrijf de afname van dharma.
Het is niet waar dat Ik alleen in het land van Bhrata, India, verschijn. Naar gelang de
noodzaak verschijn Ik, door Mijn wil, onder de devas, dieren, vogels en andere soorten.
Denk daarom niet dat Ik niet onder de mlecchas, antyaja en andere verstotenen verschijn.
Al die beklagenswaardige mensen aanvaarden ook een bepaald niveau van dharma als hun
sva-dharma (natuurlijke religie). Wanneer hun religie afneemt, verschijn Ik ook onder hen
als een aktyvea-avatra door een bepaald levend wezen met Mijn vermogen te begiftigen
en bescherm Ik hun religie. In India voeren mensen regelmatig hun sva-dharma uit in de
vorm van varrama-dharma. Hierom doe Ik extra moeite om dit systeem van dharma
onder hen in te stellen, en om deze reden ziet men alle bekoorlijke avatras, zoals de yugaavatras en de aa-avatras (gedeeltelijke avatras) zich alleen in India manifesteren.
Op plaatsen waar geen varrama-dharma is, kunnen mensen niet goed nikma-karmayoga beoefenen, noch haar doeleinden, jna-yoga, en haar hoogste resultaat, bhakti-yoga.
Toch kan elk vleugje bhakti dat zich onder degenen die zich buiten het varrama systeem
bevinden (antyaja) manifesteert, toegeschreven worden aan het plotselinge devotionele
geloof opgewekt door de genade van Mijn bhakta.
LOKA 8
SRRTHA-VARI
O Arjuna, er kan een vraag in je hart opkomen betreffende de noodzaak van Mijn
verschijning wanneer de rjaris, brahmaris en Mijn bhaktas in staat zijn om de afname
van dharma en toename van adharma recht te zetten. Luister naar Mijn antwoord. Hoewel
het waar is dat zij dit werk kunnen doen, verschijn Ik persoonlijk teneinde daden te
verrichten die voor anderen onmogelijk zijn. Om dit uit te leggen, heb Ik deze loka die
begint met paritrya gesproken. Paritrya (het beschermen van de sdhus) verwijst
naar het beschermen van de acute gretige harten van Mijn ekntika-bhaktas die lijden aan
een intens verlangen om Mijn darana te verkrijgen. Alleen om dat lijden te verwijderen
manifesteer Ik Mezelf. Duktm betekent dat Ik verschijn om Rvaa, Kasa, Kei en de
andere asuras te vernietigen die Mijn bhaktas pijn doen, en die door niemand anders
gedood kunnen worden. Dharma-sasthpanrthya betekent dat Ik kom om op perfecte
wijze parama-dharma (de eeuwige dharma), welke is begiftigd met kenmerken zoals bhajana,
dhyna, paricary (dienst) aan Mij, sakrtana enzovoorts, in te stellen. Voor anderen is het
niet mogelijk om dit te doen. Yuge yuge betekent dat Ik in elke yuga of kalpa (dag van Heer
Brahm) verschijn. Hoewel ik de ongelovigen straf, dient men Mij niet van partijdigheid te
verdenken. Door deze ontaarde personen met Mijn eigen handen te doden, behoed Ik ze
ervoor dat ze naar de hel gaan als gevolg van hun zondige daden, en verlos Ik ze van het
materile bestaan. Je zou deze bestraffing als Mijn genade moeten beschouwen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn stelt varrama-dharma in door Zijn akti over te brengen naar de harten
van Zijn vooraanstaande vrome bhaktas uit de Koninklijke en brhmaika klasse. Echter,
Bhagavn Zelf daalt voor drie redenen af: (1) om de kwelling te sussen van de bhaktas die
lijden in gescheidenheid van Hem, (2) om asuras zoals Kasa te doden die fel gekant zijn
tegen de sdhus en niet door anderen gedood kunnen worden, en (3) om de boodschap van
uddha-bhakti te verspreiden.
Terwijl hij een definitie geeft van het woord avatra, schrijft rla Jva Gosvmpda:
avatra ca prkta-vaibhave vataraam iti, De nederdaling van r Bhagavn naar deze
materile schepping wordt avatra genoemd.
rla Baladeva Vidybhaa heeft met andere woorden een licht geworpen op
hetzelfde punt: aprapacat prapace vataraa khalv avatra, Het nederdalen van
Bhagavn vanuit Zijn ongemanifesteerde eeuwige verblijf tot binnen het wereldse vlak
wordt avatra genoemd.
r Ka is avatr, de bron van oneindige avatras. Daarom wordt Hij Svaya
Bhagavn genoemd. Zijn avatras bestaan uit zes soorten: (1) purua-avatra, (2) guaavatra, (3) ll-avatra, (4) manvantara-avatra, (5) yuga-avatra en (6) aktyvea-avatra.
Er zijn vier yugas, oftewel tijdperken: Satya, Tret, Dvpara en Kali. In rmadBhgavatam (11.5.20) staat vermeld dat Ka in elk tijdperk verschijnt:
kta tret dvpara ca kalir ity eu keava
nn-varbhidhkro nnaiva vidhinejyate
Een dag van Brahms levensduur wordt een kalpa genoemd. Er zijn veertien
manvantaras in een kalpa. Er zijn duizend catur-yugas (volledige cyclussen van de vier
tijdperken) in een dag van Brahm. Volgens de berekeningen van menselijke zonnejaren
staat n dag van Brahm gelijk aan 4.320.000.000 jaren. Driehonderdzestig van zulke dagen
vormen een jaar van Brahm, en Brahm leeft voor honderd van zulke jaren.
Hoewel Bhagavn de ontaarde asuras doodt, blijft Hij afzijdig van hun gebreken. Met
andere woorden, Hij is vrij van de tekortkoming van het partijdig zijn; dat Hij ze doodt is
slechts een vertoning van Zijn genade voor ze. In zijn commentaar op de loka: ajasya
janmotpatha-nanya (rmad-Bhgavatam 3.1.44), schrijft rla Vivantha Cakravart
hkura, Hoewel Bhagavn aja (ongeboren) is, daalt Hij neer om de asuras die het pad
van waarheid beletten te vernietigen en verlossen.
rla rdhara Svm heeft ook op eenzelfde wijze geannoteerd:
llane tane mtur nkruya yathrbhake
tadvad eva maheasya niyantur gua-doayo
Net zoals een genegen moeder niet voor hardvochtig wordt aangezien als ze haar kind
straft tijdens het opvoeden en het zorgen voor hem, is Paramevara ook niet gemeen
wanneer Hij de jvas onder tucht brengt teneinde hun goede eigenschappen naar
boven te brengen en hun slechte eigenschappen te verminderen.
rla Bhaktivinoda hkura heeft r Ka als volgt geciteerd: Ik stel varramadharma in door de Koninklijke en brhmaika heiligen die Mij toegewijd zijn te bezielen
met Mijn akti. Echter, om Mijn zuivere bhaktas tegen niet-toegewijden te beschermen, is
het nodig voor Mij om te verschijnen. Zo verschijnend als de yuga-avatras, bescherm Ik de
sdhus. Door de verdorven asuras te verdrijven, herstel Ik de afname in dharma, en door de
takken van bhakti, zoals ravaa en krtana, te prediken, stel Ik de eeuwige dharma van de
jvas in.
Uit de verklaring Ik daal neer in iedere yuga dient men op te maken dat Ik ook in
Kali-yuga neerdaal, en in Mijn avatra als r Caitanya Mahprabhu, zal Ik die meest
zeldzaam verkregen prema, de eeuwige dharma, instellen middels het proces van nmasakrtana. Deze avatra heeft geen ander doel, en daarom is het de grootste van alle
avatras. Niettemin zal Ik verborgen blijven voor de gewone man. Mijn zuivere bhaktas
zullen zich van nature aangetrokken voelen tot Mij, en jij, Arjuna, zal dit realiseren
wanneer je samen met Mij verschijnt in dat tijdperk. Het meest geweldige aspect van deze
verborgen avatra die de mensen van Kali-yuga verlost, is dat Ik de verdorven natuur van
de ontaarde mensen hervorm door ze te zegenen met goddelijke liefde door het chanten van
nma-sakrtana, in plaats van ze te vernietigen op de manier van Mijn voorgaande
avatras.
LOKA 9
SRRTHA-VARI
Men zal alleen perfect succesvol worden wanneer men de essentie van de
bovenzinnelijke aard van Mijn geboorte (janma) en activiteiten (karma) heeft begrepen,
welke begiftigd zijn met de kenmerken beschreven in de vorige lokas. Deze loka, die
begint met het woord janma, wordt gesproken om dit uit te leggen. rpada Rmnujcrya
en rpada Madhusdana Sarasvat leggen uit dat het woord divya aprkta oftewel
transcendentaal betekent, en rla rdhar Svm heeft het vertaald als alaukika, niet van
deze materile wereld. De materile wereld (loka) wordt geschapen door prakti (materile
natuur); aldus betekent het woord alaukika niet van deze materile wereld. rla rdhara
Svm duidt er ook op dat de geboorte en activiteiten van r Bhagavn aprkta (niet
materieel; a betekent niet en prkta betekent van de materile natuur ) zijn. Derhalve,
omdat de geboorte en activiteiten van r Bhagavn aprkta zijn en de geaardheden der
materile natuur te boven, zijn ze nitya (eeuwig).
In de Bhagavat-sandarbha verwijst rla Jva Gosvm naar dit huidige onderwerp in zijn
verklaring van de loka: na vidyate yasya ca janma karma v (rmad-Bhgavatam 8.3.8). Hij
legt uit dat, hoewel dit onderwerp niet middels logica begrepen kan worden, het op grond
van de Vedas en Smti aanvaard moet worden als zijnde buiten rede.
In dit opzicht wordt er ook gezegd in de Purua-bhodin ruti van Pipalda-kh:
eko deva nitya-llnurakto / bhakta-hdy antar-tm
Zich eeuwig bezighoudend met Zijn eigen spel en vermaak, treedt de ene Heer in zijn
gedaante van Antarym binnen in de harten van Zijn bhaktas.
Wat de eeuwigheid van r Bhagavns geboorte en activiteiten (janma en karma)
betreft, zijn er op verschillende plekken gedetailleerde beschrijvingen gegeven in de
nectargelijke rmad-Bhgavatam.
Na het horen van Mijn verklaringen zoals: yo vetti tattvata (Gt 4.9), ajo pi sann
avyaytm (Gt 4.6) en janma karma ca me divyam (Gt 4.9), hoeft degene die de eeuwige
natuur van Mijn geboorte en activiteiten met thestische intelligentie begrijptdat wil
zeggen, wie niet afhankelijk is van empirisme om het te accepterengeen geboorte meer te
nemen in deze materile wereld.
Er is een verklaring in Gt (17.23) die als volgt luidt: o tat sad iti nirdeo brahmaas
trividha smta, De Vedas en de yajas werden oorspronkelijk geschapen uit deze drie
woorden [o tat sat] van de brhmaas. Degenen die begrijpen dat het woord tat in deze
verklaring brahma, de Allerhoogste, betekent, hoeven niet opnieuw geboorte te nemen
nadat ze het huidige lichaam hebben opgegeven. Integendeel, het staat vast dat ze Mij
bereiken. Hier geeft Bhagavn een superieure betekenis aan de uitdrukking het lichaam
opgeven. Zo iemand neemt niet opnieuw geboorte nadat hij het lichaam opgeeft.
Integendeel, hij bereikt Mij zelfs zonder het lichaam op te geven.
rpda Rmnujcrya schrijft, Ka parafraserend, Alle zonden die iemand
belemmeren op het pad om Mijn volledige beschutting te verkrijgen worden volledig
vernietigd door ware kennis van Mijn transcendentale geboorte en activiteiten. Alleen die
dierbare toegewijden die beschutting hebben genomen van Mij, bereiken Mij zelfs in dit
leven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die, door de genade van guru en de Vaiavas, realiseren dat r Bhagavn
een bovenzinnelijke geboorte aanvaardt en transcendentale daden verricht via het medium
van Zijn acintya-akti, verkrijgt in dit leven nog eeuwige dienst aan Hem door de genade
van Zijn hldin-akti. Daar staat tegenover dat degenen die de geboorte en bezigheden van
r Ka als werelds beschouwen, overmand worden door onwetendheid en ronddolen in
de kringloop van geboorte en dood, gekweld door de drie soorten ellende.
Heer Brahm heeft ook gezegd in rmad-Bhgavatam (2.7.29): tat karma divyam iva,
De bezigheden van r Bhagavn zijn voorzeker bovenmenselijk. rla Vivantha
Cakravart hkura heeft dit punt verduidelijkt in zijn Bhgavatam commentaar op deze
loka. In werkelijkheid zijn alle activiteiten van r Ka transcendentaal. Verder wordt
er verklaard:
na vidyate yasya ca janma karma v
na nma-rpe gua-doa eva v
tathpi lokpyaya-sambhavya ya
sva-myay tny anuklam cchati
rmad-Bhgavatam (8.3.8)
Voor de Heer bestaat er geen janma (geboorte), karma (actie), nma (naam), rpa
(vorm), gua (kwaliteiten), doa (tekortkoming) etc. Toch aanvaardt Hij
onophoudelijk deze eigenschappen middels Zijn transcendentale vermogen (my)
voor de schepping en vernietiging van de materile wereld.
De uitleg van de bovenstaande loka door rla Jva Gosvm is gewichtig en kan
worden nageslagen in zijn Bhgavat-sandarbha en Krama-sandarbha.
De rutis hebben Bhagavn beschreven als niphala (niet werkzaam), nikriya (passief),
nirajana (foutloos), nirkra (vormloos), aabdam (onbeschrijflijk), avvaya
(onvergankelijk) enzovoort. Het is op die manier verklaard omdat Hij de materile
eigenschappen te boven gaat. Zo wordt Hij in specifieke rutis zoals Chndogya Upaniad
(3.14.4) sarva-karm genoemd, Hij die alle activiteiten verricht; en ook sarva-kma, Hij
die alle soorten verlangens heeft; sarva-gandha, Hij van wie alle geur afkomstig is; sarva-
rasa, Hij die alle transcendentale luimen bezit; enzovoorts. Dit wordt bekrachtigd in
rmad-Bhgavatam (6.4.33):
yo nugrahrtha bhajat pda-mlam
anma-rpo bhagavn ananta
nmni rpi ca janma-karmabhir
bheje sa mahya parama prasdatu
Om genade te schenken aan degenen die Zijn lotusvoeten aanbidden, aanvaardt
Bhagavnhoewel Hij vrij is van materile namen, gedaantes en andere attributen
allerlei bovenzinnelijke gedaantes en namen middels Zijn verschillende avatras en
activiteiten. Moge die oneindige Bhagavn, wiens volheid onvoorstelbaar is, tevreden
zijn met mij.
Degenen die bhaktas zijn bereiken Bhagavn zelfs terwijl ze in dit lichaam verblijven.
Ka zegt: ynti mm eva nirgu, Degenen die vrij zijn van de geaardheden, bereiken
Mij (rmad-Bhgavatam 11.25.22). In zijn commentaar op deze loka schrijft rla
Vivantha Cakravart hkura dat het woord laya (ontbinding) hier niet vermeld wordt.
Dit verheldert Kas punt: Op het moment dat ze nirgua worden, bereiken Mijn
bhaktas Mij zelfs in hun huidige lichamen.
LOKA 10
Bevrijd van gehechtheid, angst en woede, met hun concentratie verankerd in Mij,
volledig overgegeven zijnde en gezuiverd door boetedoening in de vorm van kennis,
hebben vele personen prema-bhakti voor Mij verkregen.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, O Arjuna, niet alleen degenen die volledige kennis hebben van
Mijn geboorte en activiteiten, en nu aanwezig zijn tijdens Mijn huidige avatra, bereiken
Mij, maar zelfs in vervlogen tijden bereikten degenen die begiftigd waren met deze
transcendentale kennis van Mijn geboorte en activiteiten van Mijn voorgaande avatras
Mij ook. Om dit uit te leggen wordt de huidige loka, die begint met het woord vta-rga,
gesproken. Jna-tapas betekent gezuiverd door boetedoening in de vorm van kennis.
Volgens de mening van de grote spirituele autoriteit, r Rmnujcrya, zegt Ka, Deze
kennis is realisatie van de absolute aard van Mijn geboorte en bezigheden. Mensen bereiken
Mij wanneer ze gezuiverd zijn door Mijn geboorte en daden in termen van de
eigenschappen die eerder zijn beschreven te realiseren. Met andere woorden, Terwijl ze
met volharding proberen de eeuwige natuur van Mijn geboorte en activiteiten te realiseren,
verkrijgen ze Mijn prema-bhakti. Ze worden echter eerst gezuiverd door het vuur van
transcendentale kennis en de ascsese van het verdragen van het brandende gif van de
slangen van verschillende soorten verkeerde opvattingen, misleide logica en drogredenen.
r Rmnujcrya citeert in zijn commentaar de ruti-verklaring: tasya dhr
parijnanti yonim, Iemand die dhra (intelligent) is, kent de aard van r Bhagavns
geboorte volkomen.
Vta-rga verwijst naar degenen die gehechtheid aan personen die zich inlaten met
wereldse praat en het bepleiten van valse opvattingen hebben opgegeven. Mijn bhaktas
worden niet kwaad op ze noch vrezen ze hen. Als men vraagt waarom, is het antwoord dat
ze diep verzonken zijn in het overwegen en mediteren op Mijn geboorte en bezigheden, en
het horen en reciteren van ze. Mad-bhvam betekent prema voor Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, Er zijn drie redenen waarom dwaze
mensen niet geneigd zijn om over de bovenzinnelijke en uiterst zuivere aard van Mijn
geboorte, bezigheden en gedaante na te denken. Dit zijn: (1) gehechtheid aan andere [of
wereldse] voorwerpen, (2) angst en (3) woede. Degenen wiens intelligentie hecht gebonden
is door alledaagse gedachten zijn zo diep verzonken in- en gehecht aan materialisme, dat ze
het bestaan van een eeuwig wezen dat bekend staat als cit-tattva niet accepteren of zelfs
maar overwegen. Volgens zulke personen is svabhva (de natuur zelf) de Absolute
Waarheid. Sommigen van hen beweren dat inerte materie de eeuwige oorzaak en bron is
van cit-tattva. De jaa-vds (empiristen; zij die verklaren dat inerte materie alles is), de
svabhva-vds (natuur-theoretici; aanhangers van de theorie dat alles wat gebeurt
plaatsvindt vanwege de inherente eigenschappen binnen alle fenomenen), en de caitanyahna-vidhi-vds (die een systeem van ethiek propageren dat gebaseerd is op de opvatting
dat er geen bewustzijn is), hebben geen verstand van bewustzijn. Deze drie klassen van
filosofen worden allemaal gedreven door een gehechtheid aan hun respectievelijke
theorien. Begoocheld door objecten anders dan cit-tattva, raken ze geleidelijk aan
verstoken van iedere bovenzinnelijke gehechtheid aan de Allerhoogste Absolute Realiteit.
Hoewel sommige denkers cit-tattva (spirituele principes) wel als eeuwig aanvaarden,
kunnen ze totaal geen realisatie van cit-tattva hebben, omdat ze de principes van
transcendentale kennis afwijzen en eeuwig beschutting nemen van wereldse logica en
beredenering. Welke kenmerken en activiteiten ze ook maar zien in inerte materie
bestempelen ze als asat (onwerkelijk) en geven ze zeer zorgvuldig op. Dus, in de naam van
het identificeren van datgene wat onbesmet is met inerte materie, verbeelden ze zich een
Absolute Realiteit (brahma) welke de definitie te boven gaat. Dit is echter niets meer dan
een indirecte manifestatie van Mijn my; het is niet Mijn eeuwige gedaante. Later geven
ze het mediteren op Mijn svarpa en het aanbidden van Mijn beeldgedaante op, uit angst
dat ze door deze meditatie en manier van denken onder de invloed van materile
opvattingen zullen komen te staan. Vanwege deze angst raken ze de kans om de svarpa van
de Absolute Waarheid (parama-tattva) te realiseren kwijt, en zijn ze verstoken van Mijn
prema. Er zijn anderen die, doordat ze niet in staat zijn om enige substantie buiten de
materie waar te nemen, bezeten raken door woede. Gedreven door zulke woede beweren ze
dat de Absolute Realiteit slechts nirva is, een leegte, het niets en de volledige vernietiging
van alle bestaan. De doctrine van de Boeddhisten en Janisten is verschenen uit dit principe
van nirva.
Vele wijze mannen worden echter wel vrij van gehechtheid, angst en woede en zien
niets dan Mijzelf overal. Oprecht overgegeven aan Mij, zijn ze gezuiverd door het vuur van
transcendentale kennis, en door de boetedoening van het tolereren van het brandende gif
van valse beredenering. Aldus hebben zij zuivere, sublieme liefde voor Mij verkregen.
LOKA 11
O Prtha! Naar gelang iedereen zich aan Mij overgeeft en Mijn bhajana verricht,
reciproceer Ik dienovereenkomstig. Iedereen volgt Mijn pad in alle opzichten.
SRRTHA-VARI
Men kan de volgende vraag stellen: Alleen Uw ekntika-bhaktas weten dat Uw
geboorte en bezigheden eeuwig zijn. Anderen, die neigen naar jna en andere processen,
nemen beschutting van U om hun specifieke proces te perfectioneren, maar ze aanvaarden
niet de eeuwigheid van Uw geboorte en activiteiten. Wat zal er met ze gebeuren? In
antwoord hierop spreekt r Ka deze loka die begint met de woorden ye yath. Degenen
die beschutting nemen van Mij verrichten bhajana, en Ik beantwoord dit door ze het
resultaat van die bhajana te verlenen. Ik ben de Allerhoogste meester, en Mijn geboorte en
activiteiten (spel en vermaak) zijn eeuwig. Voor degenen die dit begrijpen en die ook Mijn
bhajana verrichten met het specifieke doel om Mij plezier te schenken, maak Ik als vara,
onafhankelijk zijnde in Mijn doen en laten, hun geboorte en activiteiten ook eeuwig. Ik
maak ze Mijn parikaras (metgezellen) en na verloop van tijd wordt Ik samen met hen
zichtbaar en onzichtbaar in deze materile wereld. Op deze manier schenk ik op elk moment
Mijn genade aan ze door ze prema als resultaat van hun bhajana (sev) te geven.
Er zijn anderen, zoals de jns, die beschutting van Me nemen, en denken dat Mijn
geboorte en activiteiten tijdelijk zijn en dat Mijn beeldgedaante een voortbrengsel is van de
externe energie. Op zijn beurt werp Ik hen herhaaldelijk in de kringloop van geboorte en
activiteiten die onderhevig zijn aan vernietiging. Daar, in de valstrik van my, geef Ik ze
ellende in de vorm van geboorte en dood. Echter, die jns die Mijn geboorte en
activiteiten als eeuwig beschouwen, en Mijn beeldgedaante als sac-cid-nanda, nemen
beschutting van Mij om hun kennis te perfectioneren. Voor zulke mumukus, die mukti
verlangen via de ontbinding van hun grof- en fijnstoffelijke lichamen, vernietig Ik hun
verwikkeling in de kringloop van geboorte en dood, welke is ontstaan uit onwetendheid, en
schenk ze brahmnanda (de gelukzaligheid van verlossing) als resultaat van hun bhajana.
Aldus nemen niet alleen Mijn bhaktas beschutting van Mij, maar volgen ook jns,
karms, yogs, tygs, aanbidders van de devats en anderen Mijn pad. Aangezien Ik sarvasvarpa ben, de gedaante van alles, zijn alle paden, inclusief die van jna en karma, paden
naar Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
ts tn kmn harir dadyd yn yn kmayate jana
rdhito yathaivaia tath pus phalodaya
rmad-Bhgavatam (4.13.34)
Uit deze loka wordt begrepen dat naar gelang de bedoeling waarmee mensen Bhagavn
r Hari aanbidden of Zijn beschutting nemen, Hij ze in overeenstemming met hun
verlangens beloont. De uddha-bhaktas aanbidden Hem teneinde eeuwige dienst tot Zijn
sac-cid-nanda gedaante te verkrijgen. Door zulke prema-bhaktas Zijn nitya-parikaras te
maken, vervult r Bhagavn hun verlangen om Zijn liefdevolle dienst te verkrijgen
(prema-may sev). In overeenstemming met het verlangen van de nirviea-vd jns,
verleent Bhagavn ze mukti in de vorm van nirva in het aspectloze nirviea-brahma, wat
de ongevarieerde manifestatie van Zijn persoonlijkheid is. Bhagavn verschijnt aan
sakma-karms (degenen die materieel genot verlangen) als de schenker van de resultaten
van hun karma. Hij verschijnt aan de yogs als vara, en geeft ze vibhti (mystieke
krachten) of kaivalya (verlossing). Echter, van alle verschillende behaalde resultaten is het
verkrijgen van de dienst aan Vrajendra-nandana r Ka in Goloka Vraja het toppunt.
Het dient duidelijk begrepen te worden uit de huidige loka van Bhagavad-gt dat de
resultaten van verschillende soorten bhajana afhankelijk zijn van de verlangens van de
beoefenaars, en dat de resultaten van die verschillende soorten aanbidding niet hetzelfde
zijn. Sommigen verklaren dat de woorden manuy prtha sarvaa betekenen dat iedereen
het pad van dienst aan Bhagavn volgt, en dat wat voor handelingen ze ook maar
verrichten, ze allemaal hetzelfde resultaat zullen bereiken. Deze opvatting is volkomen
onjuist. Het idee dat de zondaars, de jns, de bhaktas en de prema-bhaktas uiteindelijk
precies dezelfde bestemming bereiken is weerlegd in stras zoals Bhagavad-gt en rmadBhgavatam. Dit wordt later verklaard in de Gt (9.25):
ynti deva-vrat devn / pitn ynti pit-vrat
bhtni ynti bhtejy / ynti mad-yjino pi mm
Degenen die de devas aanbidden gaan naar de planeten van de devas, degenen die de
voorvaders aanbidden gaan naar hun planeet, degenen die de geesten aanbidden gaan
naar de planeten van de geesten en degenen die Mij aanbidden bereiken Mij.
LOKA 12
Degenen die verlangen naar de vruchten van hun activiteiten in deze wereld
aanbidden de devats, omdat de resultaten van hun vruchtdragende werk spoedig
bereikt worden.
SRRTHA-VARI
Onder alle personen met wie Ik wederzijdse uitwisselingen heb, geven degenen die
naar materieel succes verlangen het pad van directe toewijding aan Mij op, en volgen het
pad van karma, hetgeen snel zijn vruchten afwerpt. Om dit punt te verklaren spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met het woord kkanta. Het woord karmaj betekent
ontstaan uit karma en verwijst naar perfecties zoals het bereiken van Svarga.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Karma bestaat uit drie soorten: (1) nityaregelmatig, dagelijks of voorgeschreven, (2)
naimittikaincidenteel en (3) kmyamet baatzuchtig verlangen. Handelingen die
worden voorgeschreven in de Vedas, zoals sandhya, het opzeggen van gebeden op de drie
overgangen van de dag, zijn nitya-karma, dagelijkse religieuze plichten. Handelingen zoals
pit-rddha, het brengen van offerande aan de voorvaderen, staan bekend als naimittikakarma of incidentele plichten, en handelingen die verricht worden met een verlangen naar
de resultaten ervan worden kmya-karma of sakma genoemd. Kmya-karma is superieur
aan zowel akarma, zich onthouden van voorgeschreven plichten, als vikarma, verboden,
zondige handelingen:
kmais tais tair hta-jn / prapadyante nya-devat
Bhagavad-gt (7.20)
Mensen die naar de vruchten van hun handelingen verlangen, geven de aanbidding
van Bhagavn r Vsudeva op en aanbidden de verschillende devats.
labhate ca tata kmn / mayaiva vihitn hi tn
Bhagavad-gt (7.22)
Door de regelingen van Bhagavn ontvangen ze hun verlangde resultaten van die
devats.
Degenen die door de associatie van uddha-bhaktas de onbeduidendheid van karma en
haar vruchten beseffen, nemen het pad van nirgua-bhakti aan. Ze worden zeer spoedig
succesvol en bereiken bhagavat-sev. Volgens stra (rmad-Bhgavatam 11.14.21) komt dit
doordat r Bhagavn alleen bereikt wordt door bhakti: bhaktyham ekay grhya. rmad-
Bhgavatam (11.14.20) zegt ook: na sdhayati m yogo, Bhagavn wordt niet bereikt door
processen zoals yoga of tapasy.
LOKA 13
Het viervoudige systeem van varas (brhmaa, katriya, vaiya en dra) werd
door Mij in het leven geroepen naar gelang de verdeling van eigenschap ( gua) en
werk (karma). Hoewel Ik de schepper ben van dit systeem, dien je te weten dat Ik de
onveranderlijke niet-doener (akartt) ben.
SRRTHA-VARI
Iemand kan vragen, De paden van bhakti en jna leveren mukti op als resultaat, maar
het pad van karma levert gebondenheid op. U, Paramevara, heeft al deze paden
gentroduceerd, dus hoe kan het dat dit vooringenomen kenmerk in U aanwezig is? In
antwoord zegt r Bhagavn, Nee, nee, zo is het niet. Om dit te rechtvaardigen heeft Hij
deze loka gesproken die begint met het woord ctur-varyam, wat duidt op de vier varas.
De eigenschappen van de vier varas zijn als volgt: brhmaas bezitten een overwicht
aan sattva-gua, en hun bezigheid (karma) is het beteugelen van de geest en de zintuigen.
Katriyas worden overheerst door sattva-gua gemengd met rajas, en het is hun karma
(plicht) om ridderlijk te zijn en zich bezig te houden met oorlogsvoering. Vaiyas worden
overheerst door rajo-gua gemengd met tamas, en hun karma bestaat uit landbouw en het
beschermen van koeien, enzovoorts. dras worden overheerst door tamo-gua, en het is
hun karma (voorgeschreven plicht) om te werken voor anderen.
Ik heb de vier varas, gua-karma-vibhgaa, in het leven geroepen naar gelang van
verdelingen gebaseerd op gua (eigenschappen) en karma (werk) wat de basis is van karmamrga (het pad van baatzuchtig werk). Hoewel Ik de doener en de schepper van dit systeem
ben, dien je te weten dat Ik niet de doener of de schepper ben, daar Ik niet direct betrokken
ben bij dit systeem. De materile natuur (prakti) is Mijn vermogen, maar ik ben
transcendentaal aan de geaardheden der materile natuur. Vandaar dat, hoewel Ik de
schepper ben, Ik ook niet de schepper ben, omdat Ik los sta van het valse ego van het zijn
van de doener. Het is Mijn prakti welke als materile oorzaak het directe instrument is dat
handelt over het instellen van dit systeem. Ik ben onveranderlijk. Met andere woorden, Ik
blijf onveranderd; hoewel Ik de schepper ben, blijf Ik volledig onpartijdig en niet betrokken
met betrekking tot het introduceren van het vara systeem.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn alleen is de schepper en directe initiator (kartt) van het hele universum.
Dienovereenkomstig is Hij alleen de schepper (kartt) van vara en het viervoudige
systeem van vara-dharma. Door Zijn wezenlijke aard is de jva nitya-ka-dsa (een
eeuwige dienaar van r Ka). Bhagavn heeft hem een schat van onschatbare waarde
geschonken in de vorm van vrije wil. Wanneer de jva zijn vrije wil misbruikt door te
besluiten om Ka niet te dienen, omhult Bhagavns my onmiddellijk zijn svarpa met
grof- en fijnstoffelijke lichamen, en werpt hem in de kringloop van sasra. Om zulke jvas
te verlossen, schept r Bhagavn, daar Hij oorzaakloos genadevol is, het pad van karmamrga (varrama-dharma) door toedoen van Zijn my-akti (begoochelende vermogen).
Tegelijkertijd is Hij eeuwig bezig te genieten met Zijn cit-akti (spirituele vermogen), en
blijft zo avyaya (onveranderlijk) en akartt (de niet-doener).
Voor verdere details over de vier varas zou men Bhagavad-gt (18.41-44) en rmadBhgavatam (7.11.21-24) en (11.17.16-19) moeten lezen.
LOKA 14
Karma kan Mij nooit binden, want Ik verlang niet naar de vruchten ervan.
Degenen die zich bewust zijn van deze waarheid over Mij zijn ook nooit gebonden
door hun activiteiten.
SRRTHA-VARI
Zelfs als de argumenten uit de vorige lokas geaccepteerd worden, kan Arjuna nog
steeds tegen Bhagavn zeggen, Maar nu bent U verschenen in een katriya dynastie en elke
dag voert U de handelingen van een katriya uit, dus hoe kan ik U als akartt, de nietdoener, aanvaarden? In antwoord op deze vraag spreekt r Bhagavn deze loka die begint
met na mm. Deze karma bindt Mij niet zoals het de jvas bindt. Hoewel de jva de
vruchten van zijn karma verlangt, in de vorm van het verblijven in Svarga enzovoorts, heb
Ik zon verlangen niet. Als Paramevara ben Ik volkomen in Mijn eigen gelukzaligheid. Ik
verricht werk louter om een voorbeeld te stellen. Degenen die Mij niet als zodanig kennen
raken gebonden door karma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn is pra-tattva (de volkomen Absolute Realiteit) samengesteld uit sat, cit
en nanda. De jva is een atomisch bewuste realiteit (au-cit). Bhagavn is vervuld van zes
soorten volheden, maar de jva die gekant is tegen de sev van Bhagavn is verstoken van
volheden. Bhagavn is de meester van my, terwijl de jva onderworpen is aan het gezag
van my. Dit zijn de verschillen tussen de twee. De jva kan nooit, onder geen enkele
voorwaarde, brahma of Bhagavn worden. Echter, wanneer de jva bhagavad-bhakti verricht,
in de wetenschap dat r Bhagavn almachtig, onafhankelijk, onvergankelijk en
verlangenloos is, raakt hij verlost van de gebondenheid aan karma, en verkrijgt hij dienst
aan Bhagavn in zijn svarpa. Dit is de eeuwige positie (nitya-dharma) van de jva.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Het pad van karma dat is ontstaan
door ada (het lot, de ongeziene bestemming van de jva; het voorgaande misbruik van de
vrije wil door de jva) benvloedt Mij niet. Noch verlang Ik ernaar om van de onbeduidende
vruchten karma te genieten omdat Ik, Bhagavn, vervuld ben van zes volheden. Degenen
die nadenken over het pad van karma (varrama systeem) van de jva en over Mijn
LOKA 15
Zelfs de mumukus (degenen die verlossing zoeken) uit het verre verleden, die
Mijn tattva op deze manier begrepen, verrichtten hun voorgeschreven plichten enkel
om de standaard te bepalen voor de gewone mensen. Daarom dien jij ook je karma te
verrichten, in navolging van het voorbeeld van deze voorgaande autoriteiten.
SRRTHA-VARI
Voorgaande autoriteiten zoals Janaka, die Mij op deze manier kennen, hebben ook
karma verricht om een ideaal te stellen voor de mensheid.
LOKA 16
SRRTHA-VARI
Zelfs de wijzen zouden geen karma (voorgeschreven plicht) moeten verrichten door
simpelweg de voorgaande cryas te imiteren. Integendeel, ze dienen alleen te handelen
wanneer ze de specifieke aard van karma (activiteit) begrepen hebben. Om deze reden
wordt het lastige onderwerp van karma-tattva, de wetenschap van het verrichten van de
voorgeschreven plicht, uitgelegd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In rla Vivantha Cakravart hkuras commentaar betekent het woord
gatnugatika-nyya werken door de handelingen van anderen te imiteren zonder te
trachten het onderwerp betreffende het doel van de handeling grondig te begrijpen.
LOKA 17
SRRTHA-VARI
Vikarma, verboden activiteit, leidt naar een miserabele bestemming. Dit is het principe.
Akarma betekent het niet verrichten van de voorgeschreven handelingen (karma).
Waarom is het gunstig voor sannyss om zich te onthouden van karma? Met andere
woorden, hoe zullen zij het hoogste goed bereiken zonder te handelen? De tattva van karma
is uitermate diepgaand en moeilijk te begrijpen. Het woord karma duidt op alle drie de
aspecten: karma (actie), akarma (inactiviteit) en vikarma (verboden actie).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het is lastig om de tattva van karma te begrijpen. Alleen de karma die voorgeschreven
staat in stra is de oorzaak van moka. Vikarma, verboden activiteit die in strijd is met
voorgeschreven karma, leidt de jvas naar een ellendige bestemming. Het niet uitvoeren
van de karma die wordt voorgeschreven in stra wordt akarma (inactiviteit) genoemd. Er
zijn drie niveaus van akarma:
1. De onwetenden verrichten de karma die voorgeschreven staat in de Vedas niet,
vanwege luiheid.
2. Degenen die weten dat het resultaat van karma vergankelijk en ellendig is, gaan een
wrok koesteren. Walgend van karma, handelen ze voor moka.
3. Na het horen van hari-kath, geven sommige personen hun voorgeschreven karma
op en beginnen bhakti te cultiveren.
tvat karmi kurvta / na nirvidyeta yvat
mat-kath-ravadau v / raddh yvan na jyate
rmad-Bhgavatam (11.20.9)
Een persoon dient zijn voorgeschreven plicht te vervullen zolang hij nog geen
verzaking (van karma) of geloof in het horen en spreken over onderwerpen van Mij
heeft ontwikkeld.
in deze huidige loka van de Gt, duidt het woord karmao in de zin gahan karmao
gati op alle drie de aspecten: karma, akarma en vikarma.
LOKA 18
Iemand die actie in non-actie ziet, en non-actie in actie, is waarlijk wijs onder de
mensen. Hij is een yog en bevindt zich op het transcendentale platform, ook al
verricht hij allerlei handelingen.
SRRTHA-VARI
Van de drie soorten karma, wordt de tattva van karma en akarma uitgelegd in deze
loka, die begint met het woord karmi. Persoonlijkheden zoals Janaka Mahrja, die
zuiver van hart waren, namen geen sannysa hoewel ze begiftigd waren met jna. In plaats
daarvan verrichtten ze akarma door nikma-karma-yoga te volgen. Degenen die kunnen
zien dat zulke handelingen geen karma zijn, zijn zelf niet gebonden door karma. Een karmasannys wiens hart onzuiver is, gespeend is van tattva-jna, en slechts een intellectuele
kennis van stra bezit, kan enkel verheven toespraken geven. Maar degenen die karma in
de akarma van zulke sannyss zien, en beseffen dat gebondenheid aan karma slechts naar
een ellendige bestemming leidt, zijn werkelijk wijs.
De bovengenoemde zuiverhartige persoon verricht alle soorten karma, maar aanvaardt
geen karma-sannysa, dat wil zeggen, hij weigert het verrichten van voorgeschreven
plichten niet volledig. Aan de andere kant zijn er zogenaamde karma-sannyss die zichzelf
als kenners beschouwen, maar in werkelijkheid trots en praatziek zijn. Zij zoeken geen
hogere associatie en volgen geen instructies op, en zij loven alleen zichzelf. Zulke
onzuiverhartige personen lijden hevig.
r Bhagavn heeft ook gezegd:
yas tv asayata-a-varga / pracaendriya-srathi
jna-vairgya-rahitas / tri-daam upajvati
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alle karma verricht door een nikma-karma-yog is akarma (inactiviteit) in de vorm
van karma-sannysa. Het verzaken van de vruchten van handelen (karma-tyaga)
vertegenwoordigt zijn uitvoering van nikma-karma. Hoewel nikma-karma-yogs allerlei
handelingen verrichten, worden ze niet beschouwd als karms (baatzuchtige werkers). Voor
hen zijn karma en akarma hetzelfde. Aan de andere kant zijn zogenaamde jns, die hun
voorgeschreven plichten kunstmatig hebben opgegeven, maar wiens gedrag slecht is
(durcr) vanwege hun onzuivere harten, die trots zijn en zichzelf loven, afkeurenswaardig.
LOKA 19
Hij van wie elke handeling vrij is van verlangen naar genot, na alle baatzuchtige
verlangens te hebben opgebrand in het vuur van zuivere kennis, wordt een paita
genoemd door de wijzen.
SRRTHA-VARI
Het onderwerp van karma wordt nu in detail uitgelegd in vijf lokas (Gt 4.19-24),
waarvan de eerste begint met het woord yasya. Kma-sakalpa-varjit betekent verstoken
van het verlangen naar de vruchten van het handelen, en samrambh verwijst naar alle
daden die op juiste wijze teweeg zijn gebracht. Jngni-dagdha-karmam duidt op
degenen in wie de reacties op voorgaande karma of vikarma, allemaal zijn opgebrand door
het vuur van jna. Het lot van degenen die vikarma verrichten, zoals beschreven in Gt
(4.17), dient op deze manier begrepen te worden. Net zoals het voor een wijs persoon, die in
de vorige loka werd beschreven, goed is om zijn karma als akarma te zien, is het eveneens
goed om zijn vikarma als akarma te zien. Dit is in sagati (harmonie) met de vorige loka en
zal in latere lokas worden uitgelegd (Gt 4.36-37).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die voorgeschreven plichten uitvoeren, en tegelijkertijd verlost raken van
baatzuchtige verlangens, alsmede van hun vikarma, branden alle resultaten van hun
voorgeschreven karma op, in jngni, het vuur van transcendentale kennis, welke
voortvloeit uit hun verrichting van nikma-karma-yoga. Zulke mahtms worden
jngni-dagdha-karm genoemd, zij die al hun karma hebben opgebrand in het vuur van
transcendentale kennis.
LOKA 20
Iemand die gehechtheid aan de vruchten van karma heeft opgegeven, die altijd
gelukzalig is van binnen en niet afhankelijk is van iemand voor zijn levensonderhoud,
handelt niet, ondanks het feit dat hij bezig is met alle soorten karma.
SRRTHA-VARI
Nitya-tpta betekent dat zo iemand innerlijk gelukzalig tevreden blijft. Nirraya
betekent niet afhankelijk zijn van iemand voor zijn levensonderhoud (yoga-kema).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het woord yoga wat geciteerd wordt in de Srrtha-vari betekent het verkrijgen of
aanschaffen wat men ontbeert. Het woord kema betekent beschermen wat men bezit.
LOKA 21
fujk'kh;ZrfpkkRek
R;loZifjxzg%A
Iemand die zijn geest en zintuigen kan beteugelen, die verstoken is van
baatzuchtige verlangens, die alle soorten zintuiglijk genot heeft opgegeven en alleen
karma verricht voor lichamelijk onderhoud, wordt niet getroffen door zondige reacties
die voortvloeien uit zijn karma.
SRRTHA-VARI
Hier verwijst het woord tm naar het grofstoffelijke lichaam. rram verwijst naar het
verrichten van handelingen zoals het aanvaarden van donaties van oneerlijke personen om
het lichaam te onderhouden (asat-pratigraha). Zulke mensen lopen zelfs geen zonde op als ze
zich zo gedragen. Dit geeft een nadere beschrijving van de zin uit Gt (4.17): vikarmaa
boddhavyam, Men dient de tattva van vikarma te begrijpen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Nir betekent zij die verstoken zijn van baatzuchtige verlangens. Hoewel zulke
mensen weliswaar liefdadigheid van oneerlijke personen kunnen ontvangen, lopen ze toch
geen zonde op; noch verwerven ze zich vroomheid op door op de juiste manier liefdadigheid
te ontvangen. Dit komt doordat ze de geest en het grofstoffelijke lichaam beteugelen, en vrij
zijn van iedere poging om zich dingen te verwerven die bedoeld zijn voor zingenot.
LOKA 22
Hij die tevreden is met dingen die uit eigen beweging komen, en die dualiteiten
zoals hitte en kou of vreugde en verdriet tolereert, die vrij is van afgunst en
evenwichtig blijft bij succes en mislukking ook al verricht hij karma, raakt er niet
door gebonden.
LOKA 23
SRRTHA-VARI
De kenmerken van yaja zullen later worden uitgelegd. Karma die verricht wordt ten
gunste van yaja wordt opgelost, en dit resulteert in een staat van akarma (inactiviteit).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Karma (werk) verricht voor het plezier van r Bhagavn (yajrtha) wordt nooit een
oorzaak van gebondenheid aan de materile wereld. Zulke handelingen voor het plezier van
Bhagavn worden hier beschreven als akarma-bhva, de staat van inactiviteit.
Louter het verrichten van dharmika activiteiten (karma zoals voorgeschreven in de
Vedas) leidt op zichzelf niet naar de hogere planeten, noch leiden zondige activiteiten in de
vorm van vikarma (handelingen die verboden zijn in de Vedas) naar de lagere planeten.
Kenners van karma die het principe van prva-mms (dat de kringloop van geboorte en
dood eeuwig is en dat het beste wat men men kan doen is om zich op een geboorte onder de
devatas te richten) aanvaarden, stellen dat handelingen een ongezien subtiel vermogen
genaamd aprva voortbrengen, wat er voor zorgt dat de karma zijn resultaten leven na leven
geeft. Hun opvattingdat dit resultaat later gedeeld kan worden door anderenis bedoeld
om de eeuwigheid van karma vast te stellen. Deze overweging is echter niet van toepassing
op een nikma-karma-yog.
LOKA 24
Brahma kan worden bereikt door iemand die yaja verricht waarbij de
offermiddelen, de gh, het vuur, de offerandes en de priester (tussenpersoon) allemaal
brahma, van spirituele aard, zijn. Brahma is zeker het resultaat dat bereikt wordt door
zo iemand die volledig opgaat in het zoeken naar de openbaring van brahma bij het
verrichten van zulke karma.
SRRTHA-VARI
De vorige loka verklaart dat men karma hoort te verrichten voor yaja. Wat is de aard
van yaja? Vooruitlopend op deze vraag, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het
woord brahmrpaam. Arpaam verwijst naar het middel waarmee de offerande wordt
gemaakt. De gietlepel die wordt gebruikt bij de offerande en andere van zulke hulpmiddelen
zijn brahma. Havi (de gh etc.) die wordt geofferd is ook brahma. Brahmgnau houdt in dat
de ondergrond van het vuuroffer en het offervuur zelf brahma zijn. De brhmaa die de
yaja uitvoert is ook brahma. Aldus is brahma (de Allerhoogste) het enige begeerlijke doel
voor een wijze man. Er is geen ander resultaat. Als men vraagt waarom, is het antwoord dat
karma die gelijk is aan, of in eenheid is met brahma naar samdhi leidt, ofwel exclusieve
concentratie van de geest. Dus wordt er geen ander resultaat behaald.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bij offerhandelingen wordt het specifieke hulpmiddel dat wordt gebruikt om gh in het
vuur te offeren een sruva genoemd. De ingredinten die aan de devas worden geofferd in de
yaja worden havi genoemd.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Hoor nu hoe karma in de vorm van
yaja leidt tot jna. Ik zal de verschillende soorten yaja later uitleggen. Nu zal Ik het
fundamentele principe achter ze uitleggen. Materile handelingen zijn verplicht voor de jva
die gebonden is aan materieel bewustzijn. Bij zulke wereldse bezigheden wordt de trouwe
uitvoering van voorgeschreven plichten waarbij men kan nadenken over cit-tattva (de
bewuste realiteit) yaja genoemd. Wanneer bewuste realiteit zich manifesteert in materie
wordt het brahma genoemd. Dat brahma is slechts Mijn lichamelijke uitstraling. Cit-tattva is
volkomen verschillend van het hele materile universum. Yaja is perfect wanneer zijn vijf
bestanddelen, namelijk arpaam (het middel om te offeren), havi (de ingredinten), agni
(het vuur), hot (de doener) en phala (het resultaat) het substraat zijn van brahma, dat wil
zeggen, wanneer ze bedoeld zijn voor de openbaring van brahma. Iemands karma staat
bekend als brahma-yaja wanneer hij met geconcentreerde meditatie de openbaring van
brahma zoekt in zijn karma. De hulpmiddelen voor offerande, de ingredinten, het vuur, de
doener (dat wil zeggen, zijn eigen bestaan) en de vruchten zijn allemaal brahma. Dus is hun
uiteindelijke bestemming ook brahma.
LOKA 25
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Er zijn verschillende soorten yaja naar gelang de verscheidenheid
aan verlangde doeleinden. Hoor nu over ze allemaal. r Bhagavn spreekt acht lokas,
beginnend met de huidige, daivam eva, om deze verschillende soorten yaja uit te leggen.
Yaja waarbij de verering van devas zoals Indra en Varuna wordt verricht, noemt men
daivam. Degenen die zulke yajas uitvoeren zien devas als Indra en Varuna niet als brahma.
Dit wordt hier uitgelegd. Volgens de stra: ssya-devatetyaa, zijn de devas de enige
aanbiddenswaardige godheden voor die uitvoerders van de deva-yaja; brahma wordt hier
niet vermeld. In deze loka staat yogina voor karma-yogs, terwijl apare op jna-yogs
duidt. Brahmgnau betekent dat brahma of Paramtm het offervuur is. In dat offervuur,
ofwel tat-padrtha (de Absolute Waarheid), is de yajam (havi, offerande) in de vorm van
tva-padrtha (de jva) de jayena, die wordt geofferd door de prava-mantra, o, te
reciteren. Deze exacte jna-yaja zal later verheerlijkt worden. Hier zijn respectievelijk de
woorden yajam en yajena gebezigd ter aanduiding van het voorwerp dat geofferd wordt
(zoals gh) en het hulpmiddel voor de offerande (de gietlepel). Met andere woorden, het
wordt begrepen dat de uddha-jva en prava aangeduid worden door een superieur inzicht
in yaja en yajnena.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura uit Kas gemoed als volgt, Degenen die de gelofte
afleggen om yaja te verrichten worden yogs genoemd. Er zijn verschillende soorten yaja
naar gelang de verschillende neigingen van de yogs. Sterker nog, er zijn net zoveel soorten
yajas als er soorten yogs zijn. Gebaseerd op vijna, wetenschappelijk inzicht, kunnen
alle yajas worden verdeeld in twee algemene afdelingen: (1) karma-yaja, bestaande uit
offerandes, en (2) jna-yaja, offerande in de vorm van nadenken over cit-tattva. Dit zal
verderop worden uitgelegd.
Luister nu alsjeblieft terwijl Ik enkele soorten yaja uitleg. De karma-yogs verrichten
hun aanbidding middels deva-yaja, het aanbidden van Mijn gemachtigde
vertegenwoordigers zoals Indra en Varuna die, door Mijn externe vermogen, begiftigd zijn
met specifieke krachten. Door zulke verering bereiken deze karma-yogs uiteindelijk het
stadium van nikma-karma-yoga. De yaja van jna-yogs bestaat uit het offeren van
zichzelf (tva-padrtha) als de gh in het vuur van brahma (tad-padrtha) door de pravamantra, o, te chanten, of door beschutting te nemen van de mah-vkya (grote
uitdrukking), tat-tva asi (u bent Zijn dienaar). De superioriteit van deze jna-yaja zal
later worden uitgelegd.
LOKA 26
SRRTHA-VARI
De vastberaden brahmacrs offeren indriyi, het horen en andere zintuiglijke
processen, in het vuur van de beteugelde geest. Op deze manier lossen ze de zintuigen
volledig op in de zuivere geest. De besluiteloze brahmacrs (ghastas) offeren de objecten
van de zintuigen, zoals geluid, in het vuur van de zintuigen.
LOKA 27
SRRTHA-VARI
Apare betekent de kenner van zuivere tva-padrtha, namelijk het zuivere zelf (de
jva). Deze yogs offeren al hun zintuigen, de verrichtingen van de zintuigen zoals horen en
zien, de tien soorten levensluchten (pra), en de handelingen van de levensluchten in het
vuur van het beteugelde zelf, of het vuur van het gezuiverde bestaan van tva-padrtha (de
jva). Met andere woorden, ze lossen de geest, de intelligentie, de zintuigen en tien soorten
levensluchten volkomen op in het zuivere zelf. Hun opvatting is dat de pratyag-tm
(zuivere ziel) alles is wat er bestaat, en dat de geest enzovoorts geen werkelijk bestaan
hebben.
De tien soorten levensadem en hun handelingen zijn als volgt:
Naam
Handeling
pra
apna
samna
uitgaand
inkomend
het regelen van het evenwicht van alle dingen die
gegeten of gedronken worden
opnemen
het overal naartoe verplaatsen
Boeren
het openen van de ogen
Hoesten
Gapen
zelfs na de dood in het lichaam blijven
udna
vyna
nga
krma
kkara
devadatta
dhanajaya
LOKA 28
O;;KkLriks;Kk ;ksx;KkLrFkkijsA
SRRTHA-VARI
Degenen die yaja verrichten door hun materile bezittingen te doneren worden
dravya-yaj genoemd. Degenen die yaja verrichten met verstervingen zoals de kcchacndryaa vrata worden tapo-yaj genoemd. Degenen die yaja verrichten door aan
aga-yoga te doen worden yoga-yaja genoemd, en degenen wiens yaja het bestuderen
van de Vedas om kennis op te doen inhoudt, worden svdhyya-jna-yaj genoemd. Al
degenen die zulke inspanningen leveren worden beschreven als saita-vrat (uitvoerders
van strikte geloftes).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier beschrijft Bhagavnr Ka verschillende soorten yaja. Karma-yogs geven
voedsel, kleding enzovoorts weg in liefdadigheid, wat hun dravya-yaja is. Ze verrichten
welzijnsactiviteiten die worden beschreven in Smti-stra, zoals het graven van putten en
vijvers, het oprichten van tempels, het doneren van voedsel en het maken van parken en
tuinen. Er zijn anderen die activiteiten verrichten zoals het beschermen van hun
ondergeschikten en het afleggen van een gelofte van geweldloosheid jegens alle jvas. Hun
activiteit wordt datta-karma genoemd, oftewel liefdadige handelingen. Er zijn anderen die
yaja verrichten met als doel het plezieren van de devas. Zulke activiteit wordt ia-yaja
genoemd. Sommigen verrichten pijnlijk strenge vratas (geloftes), zoals cndryaa, die
worden uitgelegd in Manu-sahit:
Kcchra-vrata:
ekaikam grsam anyt try-ahni tri prvavat
try-aha copavased antyam atikccha caran dvija
Manu-sahit (11.214)
De eerste drie dagen eet iemand een mondvol eten gedurende de dag. De volgende drie
dagen eet hij dagelijks een mondvol in de avond, en de volgende drie dagen neemt hij
een hapje voedsel per dag zonder te bedelen. De laatste drie dagen vast hij volledig.
Deze strenge gelofte wordt kccha-vrata genoemd.
Cndryaa-vrata:
ekaika hy asayet pia ke ukle ca vardhayet
upaspa tri-avaam etac cndryaa smtam
Manu-samhit (11.217)
Op vollemaansdag dient men slechts vijftien hapjes voedsel per dag te eten en s
morgens, s middags en s avonds een bad te nemen. Vanaf de eerste dag van de
maanmaand dient hij elke dag zijn voedsel met een mondvol te verminderen, en op de
veertiende dag dient hij slechts een mondvol te eten. Hij moet volledig vasten op de
dag van de donkere maan. Vanaf de eerste dag van de heldere veertien dagen breidt hij
zijn maaltijd elke dag met een mondvol uit, zodat hij vijftien happen eet op
vollemaansdag. Dit wordt cndryaa-vrata genoemd.
Er zijn anderen die yaja verrichten door zichzelf toe te wijden aan yoga. Hun yaja
bestaat uit het verrichten van aga-yoga terwijl ze in een vrome of heilige plaats
verblijven. Patajali heeft gezegd: yoga citta-vtti-nirodha, Yoga betekent het beteugelen
van de verschillende activiteiten van de geest. De acht takken van yoga zijn yama
(vasthouden aan de regulerende principes), niyama (zich onthouden van handelingen die
vermeden dienen te worden), sana (zithoudingen), pryma (adembeheersing),
pratyhra (het terugtrekken van de zintuigen), dhra (concentratie), dhyna (meditatie)
en samdhi (trance). Het verrichten hiervan wordt aga-yoga genoemd. Andere karmayogs noemen het bestuderen van de Vedas jna-yaja, en zij verrichten alleen deze yaja.
LOKA 29
Anderen, die toegewijd zijn aan pryma (het beheersen van de levenskracht),
offeren pra (de uitgaande ademtocht) in apna (de inkomende adem) en vice versa.
Door geleidelijk aan zowel pra als apna te stoppen, raken ze verankerd in
pryma. Anderen offeren, terwijl ze de gang van het eten stopzetten, hun pra in
het vuur van pra zelf.
SRRTHA-VARI
Sommige yogs, die toegewijd zijn aan het beteugelen van hun levensadem, offeren
pra in apna. Dit betekent dat ze op het moment van praka (inademing) de pra en
apana combineren. Evenzo offeren ze op het moment van recaka (uitademing) apna in
pra, en op het moment van kumbhaka (het vasthouden van de adem) stoppen ze de
beweging van zowel pra als apna en raken verankerd in pryma.
Anderen, die de zintuigen willen beteugelen, offeren hun zintuigen in pra, de
levensluchten, door hun voedselopname te matigen. Wanneer de levenslucht zwak wordt,
worden de zintuigen vanzelfsprekend ook zwak en zijn ze niet in staat om van hun
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Aga-yoga (het achtvoudige pad van yoga) wordt in meer detail uitgelegd. Yogs
offeren pra in apna via praka (inademing). Met andere woorden, op het moment van
praka combineren ze pra en apna. Evenzo offeren ze terwijl ze uitademen (recaka)
apna in pra, en ten tijde van kumbhaka (het vasthouden van de adem), stoppen ze de
beweging van zowel pra als apna.
Het woord prayama heeft twee bestanddelen. Pra betekent een speciale soort
lucht en yma betekent expansie. Hier betekent expansie het beteugelen van de pra
van het puntje van de teennagels tot het haar bovenop het hoofd. In de Garua Pura
wordt gezegd: prymo maruj-jaya, Het beteugelen van de levenslucht wordt pryma
genoemd. Daarom betetkent pryma het expanderen van pra met als doel het
beteugelen van de activiteiten van de zintuigen.
Evenzo verklaart rmad-Bhgavatam (11.15.1), Wanneer iemand zijn zintuigen en zijn
ademhalingsproces beteugelt, en zijn geest volledig in Mij op laat gaan, komen alle siddhis
vanzelf onder zijn controle. Voor meer informatie over dit onderwerp, kunnen de lezers
het boek Prema-Pradpa van rla Bhaktivinoda hkura bestuderen.
De Smti-stra beschrijft yajas zoals dravya-yaja, tapo-yaja, yoga-yaja en
svdhyya-yaja, waar tantra-stra hatha-yoga en verschillende andere soorten geloftes
voor het beteugelen van de zintuigen beschrijft. Echter, het beste soort yaja in deze Kaliyuga, waarin mensen een korte levensduur hebben en heel weinig intelligentie, is de
natuurlijke en gemakkelijk geperfectioneerde sakrtana-yaja. Niet alleen ieder mens maar
elk levend wezen heeft het recht om sakrtana-yaja te verrichten:
harer nma, harer nma, harer nmaiva kevalam
kalau nsty eva, nsty eva, nsty eva, gatir anyath
Bhad-Nradya Pura
Dit wordt ook uitgelegd in rmad-Bhgavatam (11.5.32):
ka-vara tvika / sgopgstra-pradam
yajai sakrtana-pryair / yajanti hi su-medhasa
Door de sakrtana-yaja te verrichten, aanbidden intelligente personen die
Persoonlijkheid in wiens mond de twee woorddelen k en a dansen, wiens
lichaamskleur als fonkelend goud is, en die omringd wordt door Zijn metgezellen,
dienaren, wapens en vertrouwelijke kameraden.
LOKA 30
Al degenen die het principe van yaja kennen raken vrij van zonde door die
SRRTHA-VARI
Al degenen die de principes van yaja kennen en yajas uitvoeren zoals ze hierboven
beschreven worden, vorderen geleidelijk aan in jna, waarmee ze brahma kunnen
bereiken. Hier wordt het secundaire resultaat van zulke yaja uitgelegd; zij proeven ook de
nectargelijke overblijfselen van yaja, zoals werelds genot, weelde en mystieke perfecties.
Evenzo wordt het voornaamste resultaat beschreven als brahma ynti, het bereiken van
brahma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het hoofdresultaat van yaja is het bereiken van brahma, het stadium van
transcendentie, en het secundaire resultaat is het bereiken van alledaags of werelds genot
en mystieke volmaaktheden, zoals aim-siddhi (van atomisch formaat worden).
LOKA 31
O beste der Kurus! Iemand die geen yaja verricht kan niet eens deze aardse
planeet met zijn povere geluk bereiken. Hoe kan hij dan de planeten van de devas en
anderen bereiken?
SRRTHA-VARI
Door geen yaja te verrichten vervalt men in overtreding (zonde). Om dit uit te leggen,
spreekt Bhagavn r Ka deze loka beginnend met nyam. Als men zelfs de planeet
aarde niet kan bereiken, die erg weinig geluk verschaft, hoe kan men dan de hogere
planeten bereiken, zoals die van de devas?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura uit Kas gemoedsgesteldheid als volgt, Daarom, Arjuna,
O beste van de Kurus, kan iemand die geen yaja verricht nog niet eens deze wereld
bereiken, laat staan de volgende. Daarom is yaja zeker een verplichte taak. Hieruit dien je
te begrijpen dat smrta-varrama (de kastenregels opgelegd in de Smtis), aga-yoga,
Vedische offerandes enzovoorts allemaal onderdeel zijn van yaja. Zelfs brahma-yaja is een
speciaal soort yaja. Er bestaat geen andere karma (voorgeschreven plicht) in deze wereld
dan yaja. Al het andere is vikarma.
LOKA 32
SRRTHA-VARI
Brhmaah betekent van de Vedas en mukhena betekent uit de mond. Vedena
betekent duidelijk gesproken uit Mijn eigen mond. Karma-jn betekent voortgekomen uit
het handelen van spraak, geest en lichaam.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De yajas die worden beschreven in de Vedas worden uitgevoerd door de activiteiten
van lichaam, geest en spraak; daarom hebben ze geen verband met de tma-svarpa (ware
aard van het zelf). De ziel (tm) blijft onaangedaan en los van al deze processen. Het
bereiken van deze jna bevrijdt iemand van gebondenheid aan deze materile wereld.
LOKA 33
SRRTHA-VARI
Jna-yaja (zoals beschreven in Gt 4.25) is superieur aan karma-yaja of dravyamaya-yaja welke bestaat uit materile rituelen en yajas (zoals beschreven in Gt 4.24)
Men kan vragen waarom. Het antwoord is dat het bereiken van jna de vruchtdragende
culminatie is van alle handelingen. Met andere woorden, karma houdt op te bestaan, of
verliest zijn baatzuchtige aspect, nadat men jna bereikt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In zijn commentaar op deze loka, citeert rla Bhaktivinoda hkura r Ka, die
zegt, Hoewel al deze yajas geleidelijk aan naar jna, nti en uiteindelijk naar voorspoed
in de vorm van bhakti tot Mij leiden, wat uitermate gunstig is voor de jva, dient er toch nog
iets in overweging genomen te worden in dit opzicht. Uit de hierboven vermelde groep
yajas, kan iemand soms ofwel dravya-maya-yaja oftewel karma-yaja (ceremonile
rituelen) verrichten, of op andere momenten kan hij, afhankelijk van zijn nih, jnamaya-yaja (een offerande verricht in kennis) verrichten. Jna-maya-yaja is veruit
superieur aan dravya-maya-yaja, omdat, O Prtha, alle karma culmineert in jna.
Wanneer het verrichten van om het even welke yaja geen bespiegeling van het
transcendentale met zich meebrengt, is de hele activiteit simpelweg ritualistisch (dravyamaya). Wanneer het doel echter spirituele vooruitgang is, verliezen de karma-yajas hun
vruchtdragende materialisme en worden bovenzinnelijk. Het dravya-maya aspect van yaja,
wat alleen uit materile rituelen bestaat, wordt karma-ka genoemd. Iemand moet zich
zeer bewust blijven van dit onderscheid bij het verrichten van yaja.
r Caitanya Mahprabhu heeft ook gezegd, Alleen degenen die bhajana aan r Ka
verrichten via sakrtana-yaja maken hun levens succesvol en zijn zeer intelligent. Alle
anderen zijn dwaze vernietigers van het zelf. Ka-nma-yaja is soeverein onder alle
soorten yaja. Het verrichten van miljoenen avamedha-yajas kan niet worden
gelijkgesteld aan het eenmalig reciteren van de naam van Ka. Degenen die zulke
vergelijkingen maken zijn pad, religieuze bedriegers, en Yamarja straft ze op
verschillende manieren. Dit wordt benadrukt in r Caitanya-Caritmta (di-ll 3.77-79):
sakrtana-pravartaka r-ka-caitanya
sakrtana-yaje tre bhaje sei dhanya
LOKA 34
Begrijp deze jna door ter aarde geworpen eerbetuigingen te brengen aan de guru,
die bovenzinnelijke kennis overbrengt, door hem essentile vragen te stellen en door
dienst te leveren aan hem. De tattva-dar, die deskundig zijn in de betekenissen van
de stra, zullen je verlichten met die jna door je er over deze wetenschap te
onderwijzen.
SRRTHA-VARI
Hoe kan deze kennis worden verkregen? r Bhagavn spreekt deze loka die begint met
tad-viddhi om deze informatie te geven. Nadat men daavat-pramas heeft aangeboden
aan een guru die instructies geeft over transcendentale kennis, dient men als volgt achter
de feiten proberen te komen: Aho Bhagavn! (Gurudeva wordt hier aangesproken als
Bhagavn omdat hij raya Bhagavn is, de allerhoogste vergaarplaats van liefde voor
Bhagavn, en omdat de sad-guru, skt-haritvena zijnde , de eigenschappen van Bhagavn
heeft), waarom ben ik hier in deze materile omstandigheden? Hoe kan ik ervan verlost
raken? Men moet hem tevreden stellen door sev en door paricary, zorgen voor zijn
persoonlijke behoeftes. Er wordt ook gezegd in de rutis:
tad-vijnrtha sa gurum evbhigacchet
samit-pi rotriya brahma-niham
Muaka Upaniad (1.2.12)
Om jna van r Bhagavn te verwerven, dient men een guru te benaderen die de
ware betekenis van de Vedas kent door samidh (het brandhout van subliem geloof) als
een offerande aan hem te dragen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier beschrijft r Ka bhagavat-tattva-jna als uitermate zeldzaam en moeilijk te
begrijpen. Het kan alleen begrepen worden door de genade van een mah-purua die een
tattva-jn is, iemand die de Waarheid kent, en meer specifiek een tattva-dar, iemand die
de Waarheid gerealiseerd heeft. Oprechte en ondubbelhartige sdhakas zouden bij zon
mah-purua navraag moeten doen over deze tattva en hem plezieren door dandavat
pramas aan te bieden, door ter zake doende vragen te stellen en door dienst aan hem te
leveren.
Praiptena betekent het toegenegen brengen van pramas met acht of vijf
ledematen van het lichaam. Prama of namaskra betekent het opgeven van het valse
ego en neerbuigen. Sev betekent hier het leveren van bevorderlijke dienst voor het plezier
van de guru. Deze loka beschrijft twee symptomen van een guru die bovenzinnelijke
kennis verleent; hij is zowel een jn als een tattva-dar. Iemand die stra heeft
bestudeerd en de kennis die erin staat heeft begrepen wordt een jn genoemd, terwijl een
tattva-dar een mah-purua is die directe realisatie heeft van tattva.
Sommige personen bezitten volledige kennis maar hebben geen directe realisatie van
tattva en tat-padrtha. De instructies van zulke ongerealiseerde personen kunnen geen
vruchten afwerpen. Alleen de instructies van een mah-purua zijn vruchtdragend. rmadBhgavatam (11.3.21) zegt ook: tasmd guru prapadyeta jijsu, Om het hoogste welzijn te
begrijpen, moet een leergierige sdhaka de beschutting zoeken van een bonafide guru. rla
Vivantha Cakravart hkura geeft als volgt commentaar op deze loka: Om hun
opperste voorspoed en eeuwig welzijn te kennen, dienen sdhakas de beschutting te
aanvaarden van een guru die deskundig is in abda-brahma (de betekenissen van Vedische
stra), die parabrahma heeft gerealiseerd, en die geen materile gehechtheden heeft. Als
hij niet deskundig of goed op de hoogte is van abda-brahma, zal hij niet in staat zijn om de
twijfels van zijn discipels te verdrijven en zullen ze hun vertrouwen in hem verliezen. Als
een guru geen directe realisatie van parabrahma heeft, komt zijn genade niet volledig tot
bloei, noch zal het het hoogste resultaat opbrengen. Het woord upasamraya (11.3.21)
verwijst hier naar de guru die begiftigd is met realisatie van parabrahma. Dit betekent dat
hij niet wordt benvloed door lust, woede, hebzucht, etc., omdat hij geen materile
gehechtheden heeft.
Dit wordt verder opgehelderd in rmad-Bhgavatam (11.11.18):
LOKA 35
O Pava, na zulke jna te hebben verworven zul je nooit meer misleid worden.
Door die kennis zul je alle levende wezens als jvtmas zien, en je zult ze zien in Mij,
Paramtm.
SRRTHA-VARI
In de volgende drieneenhalve lokas, hier beginnend met de woorden yaj jtva, geeft
r Bhagavn uitleg over de vruchten van jna. Nadat je jna hebt bereikt, waardoor
men beseft dat de tm verschillend is van het lichaam, zal je geest niet opnieuw misleid
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura uit Kas gemoed. Nu probeer je vanwege begoocheling
je sva-dharma (voorgeschreven plichten), welke uit het deelnemen aan de strijd bestaat, op
te geven, maar nadat je tattva-jna hebt verkregen van je guru, zul je niet langer ten prooi
vallen aan begoocheling. Door die tattva-jna zul je in staat zijn om te begrijpen dat alle
wezensmenselijke wezens, dieren, vogels enzovoortsvan dezelfde spirituele realiteit zijn,
namelijk de jva-tattva. De gradaties van hun externe gedaantes, kwaliteiten en handelingen
hebben plaatsgevonden vanwege hun materile verschijningen, of wereldse egosme. Alle
jvas bevinden zich in Mij, bhagavat-svarpa, wie de parama-kraa (ultieme oorzaak) ben.
De individuele jvas zijn het gevolg van Mijn akti.
LOKA 36
Zelfs als je de meest zondige van alle zondaars bent, zul je in staat zijn om de
oceaan van alle zonden volledig over te steken door beschutting te nemen van deze
boot van bovenzinnelijke jna.
SRRTHA-VARI
Door deze loka die begint met api ced uit te spreken, beschrijft r Bhagavn nu de
glories van jna, bovenzinnelijke kennis. Het woord ppebhya betekent, Zelfs als je de
ergste zondaar bent, zal deze tattva-jna je verlossen van alle begane zonden. Hier komt
een vraag op. Hoe is het mogelijk dat de geest zal worden gezuiverd als deze zoveel zonden
bevat? En als de geest niet zuiver is, hoe zal jna zich dan manifesteren? Het is onmogelijk
dat iemand in wie jna is verschenen zich zal misdragen of zonden zal begaan.
Hier verklaart rpda Madhusdana Sarasvat, De woorden api ced zijn gesproken om
de mogelijkheid van het onmogelijke aan te duiden, door tegen de regels in te gaan. Hoewel
deze betekenis niet mogelijk is, werd er over gesproken als een belofte, teneinde de
vruchten (glorie) van jna te verklaren. Met andere woorden, het onmogelijke werd ook
vermeld als een mogelijkheid.
LOKA 37
;FkS/kkafl lfeksfXuHkZLelkRdq#rstZquA
KkukfXu% loZdekZf.k HkLelkRdq#rs rFkk
yathaidhsi samiddho gnir / bhasmast kurute rjuna
jngni sarva-karmi / bhasmast kurute tath
yathzoals; edhsibrandhout; samiddhaeen laaiend; agnivuur; bhasmasttot
as; kuruteverandert; arjunaO Arjuna; jna-agnihet vuur van bovenzinnelijke
kennis; sarva-karmialle reacties op baatzuchtig werk; bhasmasttot as; kurute
verandert; tathevenzo.
O Arjuna, net zoals een laaiend vuur brandhout tot as verbrandt, brandt het vuur
van transcendentale kennis de reacties op alle soorten karma tot as.
SRRTHA-VARI
Wanneer jna zich in een zuivere geest manifesteert, brandt het alle karma (reacties)
behalve prrabdha-karma (de karma die zich in het huidige lichaam manifesteert) op. Dit is
met een voorbeeld uitgelegd in deze loka die begint met het woord yath.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Op prrabdha-karma na vernietigt jna de reacties op alle soorten karma zoals nityakarma, naimittika-karma, kmya-karma, vikarma en verzamelde aprrabdha-karma. Dit is
geverifieerd in Vednta-darana:
tad-adhigama uttara-prvrghayor
alea-vinau tad-vypadeat
Brahma-stra (4.1.13)
Dit houdt in dat zelfs een jn de gevolgen van zijn prrabdha-karma onder ogen moet
zien.
Echter, volgens rla Rpa Gosvm vernietigt iemand die beschutting heeft genomen
van de heilige naam, ook al is zijn chanten slechts nmbhsa (gelijkenis van zuiver
chanten), niet alleen de gevolgen van al zijn karma, zoals verzamelde aprrabdha en ka,
maar ook de vruchten van prrabdha-karma. Wat valt er dan nog te zeggen van het chanten
van uddha-nma? rla Rpa Gosvm heeft in r Nmaka (loka 4) geschreven:
yad-brahma-skt-kti-nihaypi
vinam yti vin na bhogai
O Nma Prabhu! Uw verschijning op de tong van Uw bhaktas verbrandt de gevolgen
van prrabdha-karma, die anders onvermijdelijk zijn, zelfs na realisatie van brahma
door onafgebroken meditatie. Dit wordt stellig en herhaaldelijk verklaard in de Vedas.
LOKA 38
In deze wereld is er niets meer zuiverend dan bovenzinnelijke kennis. Iemand die
volkomen perfectie heeft bereikt in nikma-karma-yoga, ontvangt zulke jna na
verloop van tijd vanzelf in zijn hart.
SRRTHA-VARI
Hier wordt gezegd dat tapasy, yoga en andere processen niet zo zuiverend zijn als jna.
Niet iedereen kan deze transcendentale jna bereiken. Het wordt niet onmiddellijk of in
het prille stadium bereikt, maar na het verwerven van volledige perfectie in nikmakarma-yoga na een langdurige tijdspanne. Deze jna onthult zichzelf in het zelf (tm).
Men ontvangt deze bovenzinnelijke kennis niet slechts door sannysa te aanvaarden.
LOKA 39
Iemand die gelovig is, die zijn zintuigen heeft overwonnen en toegewijd is aan de
beoefening van nikma-karma-yoga, verkrijgt bovenzinnelijke kennis. Na het
verwerven van bovenzinnelijke kennis bereikt hij spoedig de allerhoogste vrede in de
vorm van verlossing van gebondenheid aan de materile wereld.
SRRTHA-VARI
Hoe en wanneer verwerft men deze jna? r Bhagavn beantwoordt deze vraag door
te zeggen, Die jna wordt verkregen wanneer men gelovig wordt, dat wil zeggen, wanneer
zijn geest gezuiverd wordt door het beoefenen van nikma-karma en wanneer hij begiftigd
is met de juiste intelligentie, geloof hebbend in de instructies van stra. Tat-para betekent
dat, wanneer men de beoefening van nikma-karma met onwrikbare nih doorstaat, hij
tegelijkertijd controle over zijn zintuigen krijgt en de hoogste vrede bereikt. Met andere
woorden, hij wordt verlost van gebondenheid aan de materile wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het woord acirea in de originele loka betekent zonder enige vertraging, of
onmiddellijk. Bijvoorbeeld, wanneer er een lamp wordt aangedaan in een kamer waarin
het voor een lange tijd donker is geweest, wordt het duister onmiddellijk verdreven zonder
enige afzonderlijke inspanning. Evenzo, als tattva-jna verschijnt, verdrijft het
tegelijkertijd onwetendheid.
LOKA 40
la'k;kRek
vK'pkJ/kku'p
fou';frA
uk;a yksdksfLr u ijks u lq[ka la'k;kReu%
aja craddadhna ca / saaytm vinayati
nya loko sti na paro / na sukha saaytmana
ajaeen dwaas; caen; araddadhnaongelovig; caen; saaya-tmaeen
twijfelende ziel; vinayatiis geruneerd; naniet; ayam lokain deze wereld; astier is;
nanoch; parain de volgende; naniet; sukhamgeluk; saaya-tmanavoor een
twijfelende ziel.
Degenen die onwetend, ongelovig en van twijfelende aard zijn, zijn geruneerd.
Voor de twijfelaar bestaat er noch geluk in deze wereld, noch in de volgende.
SRRTHA-VARI
Na de adhikra van iemand die geschikt is om jna te verwerven te hebben uitgelegd,
beschrijft r Bhagavn nu iemand die niet geschikt is om zulke kennis te verwerven. Aja
betekent dwaas, zoals een dier. Araddadhna verwijst naar iemand die kennis van stra
heeft, maar in geen enkele siddhnta gelooft omdat hij de tegenstrijdigheden tussen de
verschillende filosofen niet in overeenstemming kan brengen. Saaya-tm betekent
iemand die, ondanks dat hij gelooft, nog steeds twijfelt of zijn pogingen succesvol zullen
worden. Van deze drie laakt de tekst die begint met nyam specifiek iemand die saayatm (twijfelend) is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na uitleg te hebben gegeven over de soorten mensen die geschikt zijn om jna en zijn
daaropvolgende resultaten te verwerven, beschrijft r Ka nu de onwetenden die niet
geschikt zijn, en het degraderende gevolg van zon diskwalificatie. Een man die onwetend is,
geloof ontbeert en weifelend is, gaat ten onder.
Volgens rla rdhara Svm betekent aja hier onwetend betreffende de
onderwerpen die door r Guru worden onderwezen. Volgens rla Baladeva Vidybhaa
betekent het net zoals een dier, heeft men geen stra-jna.
Degenen die geen vertrouwen hebben in de woorden van stra, guru en de vaiavas
worden araddhlu genoemd, ongelovig. Iemand die altijd twijfelt aan de instructies van
Hari, Guru en de Vaiavas wordt saaya-tm genoemd, een man van twijfel. Zulke
twijfelende personen zijn meer gevallen dan de onwetenden en ongelovigen, en ze kunnen
nergens geluk en vrede bereiken, in deze wereld of in de volgende.
LOKA 41
KkulafNkla'k;e~A
;ksxl;LrdekZ.ka
vkReoUra u dekZf.k fuc/ufUr /kut;
yoga-sannyasta-karma / jna-sachinna-saayam
tmavanta na karmi / nibadhnanti dhanajaya
yogamiddels nikma-karma-yoga; sannyasta-karmamiemand die karma heeft
verzaakt; jnadoor bovenzinnelijke kennis; sachinnazijn in mootjes gehakt;
saayamen iemand wiens twijfels; tma-vantamwie zijn tma-svarpa heeft
gerealiseerd; naniet; karmizijn gezamenlijke karma; nibadhnantibinden;
dhanajayaO winnaar van rijkdom (Arjuna).
O Dhanajaya, veroveraar van rijkdom! Iemand die de neiging naar karma heeft
opgegeven via het proces van nikma-karma-yoga, die al zijn twijfels heeft verdreven
door jna en zijn tma-svarpa heeft gerealiseerd, is niet gebonden door karma.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn spreekt deze loka die begint met het woord yoga-sannyasta om uit te
leggen welk soort persoon nikma, vrij van het verlangen naar het resultaat van zijn werk,
kan zijn. Degenen die de ziel hebben gerealiseerd worden tmavn of pratyak-tm
genoemd, en zijn niet gebonden door karma. Een persoon bereikt dit stadium door het
verrichten van nikma-karma-yoga, het opgeven van karma middels het proces van
sannysa (verzaking) en het verwijderen van zijn twijfels door het cultiveren van jna.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze laatste twee lokas besluit r Ka dit onderwerp. Volgens de instructies van
r Bhagavn neemt men beschutting van nikma-karma-yoga door al zijn handelingen aan
Zijn lotusvoeten te offeren. Wanneer de citta (hart) is gezuiverd door dit proces, wordt het
verlicht door kennis, en dit hakt alle twijfels aan mootjes. Op dat moment worden zulke
mensen volledig bevrijd van de gebondenheid aan karma.
Het woord pratyak-tm vermeld in het commentaar verwijst naar de jvtm die het
gevoel voor genot heeft opgegeven en een devotionele houding jegens Bhagavn heeft
verkregen. Aan de andere kant wordt een jvtm die tegen Bhagavn gekant is en
verzonken is in zinsbevrediging park-tm genoemd.
LOKA 42
Daarom, O Bhrata, vernietig met het zwaard van jna deze twijfel in je hart die
is ontstaan uit onwetendheid. Neem beschutting van nikma-karma-yoga en maak je
gereed voor de strijd.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn besluit dit hoofdstuk met deze loka die begint met tasmd ajna. Htstha verwijst naar het doorhakken van de twijfel in het hart (chittv), yoga betekent
beschutting nemen van nikma-karma-yoga en tiha betekent wees klaar voor de strijd.
Van alle aangeraden processen om mukti te bereiken, wordt jna hier verheerlijkt; en
nikma-karma is het enige middel om jna te verwerven. Dit is de essentie van dit
hoofdstuk.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Vierde Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Dit hoofdstuk geeft instructies over twee afdelingen
van santana-yoga (het eeuwige yoga systeem). De eerste is de jaa-dravyamaya afdeling,
welke uit alledaagse rituelen bestaat, oftewel het opofferen van materile bezittingen. De
tweede is de tma-yathtma-rpa-cinmaya afdeling, ofwel kennis van het zelf en van
Bhagavn. Wanneer de jaa-dravyamaya divisie afzonderlijk wordt uitgevoerd, wordt het
simpelweg karma. Degenen die vastzitten in deze divisie staan bekend als karma-jaa, diep
verzonken in werelds genot. Echter, degenen die jaa-karma (wereldse rituelen) verrichten
met als enige doel het bereiken van spirituele vooruitgang zijn yukta, oftewel op de juiste
wijze gesitueerd.
Wanneer we specifiek nadenken over de ware aard van spirituele activiteiten, begrijpen
we dat er twee aspecten zijn. Het ene is kennis van jva-tattva en het andere is kennis van
bhagavat-tattva. Alleen degenen die bhagavat-tattva ervaren en realiseren verwerven de
essentie van tm-yathtm (kennis over de ware aard van de tm), welke het zijn van r
Kas dienaar inhoudt. Deze ervaring bereikt zijn perfectie door realisatie van de
transcendentale geboorte en activiteiten van Bhagavn en van de eeuwige associatie van de
jva met Hem, zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk. Bhagavn Zelf is de eerste
onderwijzer van deze nitya-dharma. Omdat de jva gebonden is geraakt aan inerte materie
door de tekortkoming van zijn eigen intelligentie, daalt Bhagavn neer door de kundigheid
van Zijn cit-akti en maakt Hij, door onderricht te geven over Zijn tattva, de jva geschikt
om deel te nemen aan Zijn ll.
Degenen die zeggen dat het lichaam, de geboorte en activiteiten van Bhagavn
voortbrengsels zijn van my, zijn uitermate dwaas. Mensen bereiken Mij naar gelang de
graad van zuiverheid (kennis van Mijn tattva) waarmee ze Mij aanbidden. Alle activiteiten
van de karma-yogs worden yaja genoemd. De verschillende soorten yaja in de wereld,
zoals daiva-yaja, brahmacarya-yaja, ghamedha-yaja, sayama-yaja, aga-yoga-yaja,
tapo-yaja, dravya-yaja, svdhyya-yaja en varrama-yaja, vertegenwoordigen allemaal
karma.
De enige nuttige factor waar men naar dient te streven in al deze yajas is het bewuste
gedeelte, tm-yathtma, ofwel kennis van de ware aard van de tm. Twijfel is de grootste
vijand van deze tattva-jna. Iemand die begiftigd is met raddh, en onderricht neemt over
deze tattva van iemand die tattva-vit is, realiseert zo het zelf en kan al zijn twijfels
verdrijven. Zolang men affiniteit heeft met de materile wereld, dient men beschutting te
nemen van nikma-karma-yoga teneinde het stadium van tm-yathtm te bereiken.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti door
r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Vierde Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK VIJF
Karma-Sannysa Yoga
Yoga Via het
Verzaken van Activiteit
LOKA 1
vtqZu mokp
l;kla deZ.kka ".k iqu;ksZxa p 'kalflA
;PNs; ,r;ksjsda rUes czwfg lqfuf'pre~
arjuna uvca
sannysa karma ka / punar yoga ca asasi
yac chreya etayor eka / tan me brhi su-nicitam
arjuna uvcaArjuna zei; sannysamverzaking; karmamvan handelingen; kaO
Ka; punadaarna; yogamvan karma-yoga; caen; asasiU looft; yatwelke;
reyagunstig; etayovan deze twee; eka tatdat ene; mevoor mij; brhivertel
alstublieft; su-nicitamheel duidelijk.
Arjuna zei: O Ka, nadat U eerst karma-sannysa (het verzaken van actie) hebt
geprezen, beschrijft U wederom nikma-karma-yoga (handelingen die zonder
gehechtheid aan Bhagavn worden geofferd). Zeg me
ondubbelzinnig, welke van deze twee paden is gunstig voor mij?
daarom
alstublieft
SRRTHA-VARI
Karma werd beschreven als superieur zijnde aan jna teneinde de onwetende mensen
aan te moedigen op de juiste wijze karma te verrichten, en zo uiteindelijk onwankelbare
perfectie in jna te bereiken. Dit Vijfde Hoofdstuk legt kennis van de Absolute Waarheid
(tat-padrtha) en de kenmerken van degenen die een evenwichtig geluimde aard hebben
uit. Arjuna twijfelt nu, nadat hij de laatste twee lokas van het vorige hoofdstuk heeft
gehoord. Hij denkt dat Ka Zichzelf heeft tegengesproken, en in deze loka die begint met
de woorden sannysa karmam, stelt hij een vraag: In de loka, yoga-sannyasta (Gt
4.41), heeft U gesproken over karma-sannysa die verschijnt wanneer jna wordt
voortgebracht door het uitvoeren van nikma-karma-yoga. Anderzijds heeft U in de loka,
tasmd ajna (Gt 4.42), gesproken over nikma-karma-yoga. Maar karma-sannysa
(verzaking van het handelen) en nikma-karma-yoga (de yoga van het onbaatzuchtig
handelen) hebben een tegenovergestelde aard, zoals bewegende en niet-bewegende wezens.
Het is niet mogelijk om ze gelijktijdig uit te voeren. Hoort een jn karma-sannysa te
verrichten of nikma-karma-yoga? Ik heb Uw bedoeling betreffende dit onderwerp niet
begrepen en vraag U om me alstublieft met zekerheid te zeggen welke van deze twee gunstig
voor me is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In het Tweede Hoofdstuk onderwees r Ka aan Arjuna hoe nikma-karma-yoga te
verrichten teneinde jna, die onwetendheid verdrijft, te verkrijgen. In het Derde
Hoofdstuk verklaarde Hij dat het, wanneer men tma-jna (kennis van het zelf) heeft
verkregen, niet nodig is om zich met karma (voorgeschreven plichten) bezig te houden,
omdat karma-yoga bij jna-yoga is inbegrepen. Het getuigt van onwetendheid om jna en
karma als afzonderlijk te beschouwen. Na dit onderwerp te hebben afgerond, zei Bhagavn
r Ka in het Vierde Hoofdstuk dat het voor het verwerven van jna-nih
(standvastigheid van kennis), wat het middel is om tm-jna te bemachtigen, gepast is om
zich eerst nikma-karma-yoga eigen te maken. Arjuna weet dat deze onderwerpen heel
moeilijk te bevatten zijn, en hij stelt vragen aan Ka alsof hij in onwetendheid verkeert,
zodat gewone mensen het gemakkelijk kunnen begrijpen. Aanvankelijk bestempelde Ka
karma-sannysa of jna-yoga als superieur. Nu geeft Hij echter weer instructies over
nikma-karma-yoga. Arjuna heeft gezegd, Het is onmogelijk voor iemand om beide van
deze instructies gelijktijdig uit te voeren, omdat ze tegenstrijdig zijn, net zoals het
onmogelijk is als gelijktijdige beweging en stilstand, of dat er op dezelfde plek licht en
duister is. Vertel me alstublieft onmiskenbaar welke van deze twee me voorspoed zal
brengen? Dit is Arjunas vijfde vraag.
LOKA 2
JhHkxokuqokp
l;kl% deZ;ksx'p fu%Js;ldjkoqHkkSA
r;ksLrq deZl;klkRdeZ;ksxks fof'k";rs
r bhagavn uvca
sannysa karma-yoga ca / nireyasa-karv ubhau
tayos tu karma-sannyst / karma-yogo viiyate
r bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; sannysaverzaking van activiteiten;
karma-yogaaanbidding van de Allerhoogste middels nikma-karma-yoga; caen;
nireyasa-karaugunstigheid teweegbrengen; ubhaubeide; tayovan de twee; tu
maar; karma-sannysatverzaking van werk; karma-yogaaanbidding van de
Allerhoogste middels nikma-karma-yoga; viiyateis beter.
SRRTHA-VARI
Nikma-karma-yoga is superieur aan karma-sannysa. Zelfs als een jn nikmakarma-yoga verricht is het geen fout. In werkelijkheid zuivert het verrichten ervan zijn
hart, waarbij hij zich meer in jna gaat bevinden. Men kan vragen, Als een karmasannys wat verstoring in het hart ondergaat vanwege wereldse verlangens, is het dan
verboden voor hem om zich bezig te houden met actie (karma) om het te bedaren? r
Bhagavn antwoordt dat zon verstoring in het hart (citta) van een karma-sannys een
obstakel vormt voor de cultivatie van jna. Als hij zinsobjecten aanvaardt nadat hij die
ooit heeft opgegeven, wordt hij een vnt, iemand die zijn eigen braaksel opeet.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In antwoord op Arjunas vraag, zegt r Bhagavn dat zowel jna-yoga (karmasannysa) als nikma-karma-yoga gunstig zijn. Nikma-karma-yoga is echter superieur aan
karma-sannysa, oftewel jna-yoga, omdat er in nikma-karma-yoga minder kans bestaat
dat men ten val komt. Als een karma-sannys (iemand het handelen heeft opgegeven) een
verlangen naar zingenot ontwikkelt, wordt hij een vnt genoemd. rmad-Bhgavatam
(7.15.36) bevestigt dit ook:
ya pravrajya ght prva / tri-vargvapant puna
yadi seveta tn bhiku / sa vai vnty apatrapa
Als iemand de sannysa-rama, welke de perfectie van tri-varga (religie, economische
ontwikkeling en zingenot) is, verzaakt, en weer in het gezinsleven treedt, wordt hij een
vnt genoemd, een schaamteloos persoon die zijn eigen braaksel opeet.
rmad-Bhgavatam zegt verder dat men een jn die zich slecht gedraagt mag
bekritiseren, maar dat men een anany-bhakta niet mag veroordelen, ook al is zijn gedrag
uitermate slecht. Dit wordt ook bevestigd in Gt (9.30): api cet sudurcra., Zelfs
wanneer een man van verwerpelijk karakter zich met Mijn anany-bhakti bezighoudt, dient
hij gezien te worden als een sdhu omdat hij zich op de juiste wijze in bhakti bevindt.
Het dient duidelijk begrepen te worden dat karma-ka niet hetzelfde is als karmayoga. Handelingen voorgeschreven in stra worden karma genoemd. Wanneer een jva zich
bezighoudt met handelen en zichzelf zowel als doener en genieter beschouwt, worden zijn
activiteiten karma-ka genoemd. In dit geval binden zelfs de vrome activiteiten die
worden voorgeschreven in de Vedas iemand aan de materile wereld. Karma-ka leidt
iemand niet naar yoga (verbinding) met r Bhagavn, en om deze reden wordt het in alle
stras veroordeeld. Alleen door bhagavad-arpita nikma-karma, onbaatzuchtige
handelingen die aan Bhagavn worden geofferd, kan yoga met Hem tot stand worden
gebracht. Dit wordt nikma-karma-yoga genoemd. Het kan gezien worden als een gelijkenis
of begin van bhagavad-dharma. Het kan ook de poort naar bhakti worden genoemd. Met
andere woorden, door nikma-karma-yoga brengt men een indirecte verbinding met
Bhagavn tot stand. Daarom wordt er in Gt (2.48) gezegd: yoga-stha kuru karmi, O
Dhanajaya, geef gehechtheden aan de resultaten van je werk op en voer met een
devotioneel gemoed je voorgeschreven plichten uit, in dezelfde mate genegen zijnde ten
aanzien van succes en mislukking. Zulke gelijkmoedigheid wordt yoga genoemd.
LOKA 3
O Mah-bho, hij die noch iets veracht noch iets verlangt is het waard om bekend
te staan als een sannys, omdat iemand die vrij is van de dualiteiten van afkeer en
gehechtheid eenvoudig verlost wordt van de gebondenheid aan deze materile wereld.
SRRTHA-VARI
Het is mogelijk om de bevrijding die verworven wordt door sannysa te bereiken zonder
toe te treden tot de orde van sannysa. Om deze reden spreekt r Bhagavn deze loka die
begint met jeya. O Mah-bho, je dient te begrijpen dat een nikma-karma-yog die een
zuiver hart heeft altijd een sannys is. De aanspreekvorm O Mah-bho betekent dat
iemand die in staat is om het rijk van mukti te veroveren, zeker een grote held (mah-vra)
is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka stelt vast waarom nikma-karma-yoga superieur is. Vanwege de zuiverheid
van zijn hart wordt een nikma-karma-yog een verankerde verzaker (nitya-sannys)
genoemd. Hoewel hij de kledij van een sannys niet heeft aanvaard, blijft hij zalig
verzonken in bhagavat-sev door zichzelf en alle zinsobjecten aan de lotusvoeten van
Bhagavn te offeren. Onthecht van zingenot en zonder enig verlangen naar de vruchten
van zijn handelen, blijft hij vrij van gehechtheid en afgunst. Zodoende wordt hij
gemakkelijk bevrijd van gebondenheid aan de materile wereld.
LOKA 4
yoga verschillend zijn. De wijzen verwerpen zulke meningen. Door n van beide
paden op de juiste wijze te volgen, bereikt men het resultaat van beide in de vorm van
moka.
SRRTHA-VARI
O Arjuna, je hebt gevraagd welke van deze twee superieur is, maar dit is eigenlijk
helemaal geen vraag; de wijzen zien geen verschil tussen ze. Om deze reden spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met skhya. Skhya, wat jna-nih (verankerd zijnde
op het niveau van jna) betekent, duidt hier op een van zijn takken, sannysa. Alleen
kinderen of dwazen zeggen dat sannysa verschillend is van nikma-karma-yoga. De wijzen
denken niet op deze manier. Dit werd beschreven in de vorige loka: jeya sa nityasannys (Gt 5.3). Dus, door van n van beide beschutting te nemen wordt het resultaat
van beide behaald.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Wanneer het hart gezuiverd wordt door op de juiste manier aan nikma-karma-yoga te
doen, verschijnt jna, waarna men uiteindelijk verlossing (moka) bereikt. Dit is ook het
fundamentele doel van karma-sannysa. Aangezien mukti het eindresultaat is van zowel
nikma-karma-yoga als karma-sannysa, zijn ze beide niet verschillend. Door n van de
twee te volgen wordt het resultaat van beide bereikt. Hoewel pravtti (de richtlijnen voor
het genieten van de materile wereld volgens de regulerende principes) ogenschijnlijk
verschillend lijkt te zijn van nivtti (de richtlijnen voor het opgeven van de materile
wereld voor een hoger spiritueel begrip), ziet een wijze geen verschil tussen ze, aangezien het
resultaat van deze beide processen hetzelfde is.
LOKA 5
Het resultaat dat behaald wordt door skhya-yoga wordt ook bereikt door
nikma-karma-yoga. Degenen die de Waarheid kennen, en goed zien dat skhya-
SRRTHA-VARI
Het vorige onderwerp wordt verduidelijkt in deze loka die begint met yat. Skhya
betekent sannysa, en yoga betekent nikma-karma-yoga. De woorden skhyai en yogai
staan hier in het meervoud om hun belang te benadrukken [In het Sanskriet wordt
meervoud gebruikt om eer te tonen]. Degenen die ze met de ogen van wijsheid zien, en zien
dat deze twee verschillende processen hetzelfde zijn, zien op de juiste manier.
LOKA 6
SRRTHA-VARI
Het aanvaarden van karma-sannysa door de jn voordat zijn hart volledig gezuiverd
is, leidt tot ellende. Nikma-karma-yoga brengt echter blijdschap. Met andere woorden, het
helpt om brahma te bereiken. Dit kenmerk werd eerder aangeduid, en wordt verder
verhelderd in deze loka die begint met sannysas tu. Wanneer het hart verstoord wordt
door wereldse verlangens, wordt sannysa ellendig. Alleen nikma-karma-yoga brengt rust
in het verstoorde hart. Het woord ayogata betekent in afwezigheid van nikma-karmayoga. Zo wordt de verzaking van iemand die niet gekwalificeerd is om sannysa te nemen
dus een bron van ellende. De auteur van Vrttika-stra zegt daarom:
pramdino bahicitta piun kalahotsuk
sannysino pi dyante daiva-sanditay
Het wordt waargenomen dat zelfs sannyss een verontruste geest hebben, onachtzaam
zijn en klaar staan om ruzie te maken als hun harten onzuiver zijn, vanwege hun lange
omgang met de illusoire energie.
In rmad-Bhgavatam (11.18.40) wordt ook gezegd, Trida-sannyss die verstoken
zijn van ware kennis (jna) en verzaking (vairgya) en hun vijf zintuigen niet hebben
beteugeld, verliezen beide werelden. Vandaar dat een nikma-karma-yog spoedig brahma
bereikt nadat hij een jn is geworden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 7
Iemand die aan nikma-karma-yoga doet met een zuivere geest en beteugelde
intelligentie, en wie zijn zintuigen ook heeft beteugeld, is het onderwerp van
genegenheid voor alle jvas. Hij raakt niet besmet door activiteit, zelfs niet wanneer
hij zelf handelt.
SRRTHA-VARI
Hier in deze loka beginnend met de woorden yoga-yukta, laat r Bhagavn aan
Arjuna weten dat een jn onaangedaan blijft, zelfs wanneer hij zich bezighoudt met
karma. Zulke yoga-yukta-jns zijn er in drie soorten: (1) viuddhtm, van zuivere
intelligentie, (2) vijittm, van zuivere geest, en (3) jitendriya, van beteugelde zintuigen. Ze
worden vermeld op volgorde van de superioriteit van hun spirituele vordering. Alle jvas
zijn hartelijk voor die huishouder die op de juiste wijze bezig is met nikma-karma-yoga en
geen karma-sannysa aanvaardt. Sarva-bhttm betekent hij van wie alle levende wezens
houden zoals ze van zichzelf houden.
LOKAS 8-9
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met naiva, geeft r Bhagavn instructies over handelingen
waarbij men verwikkeld kan raken in het functioneren van de zintuigen, of door ze
geteisterd kan worden. Yukta verwijst naar de nikma-karma-yogs die concluderen met
hun intelligentie dat wanneer men het gezichtsvermogen en de andere zintuigen gebruikt,
het niet meer is dan de zintuigen die zich inlaten met hun zinsobjecten. Vrij van een
gemoed van vals ego, denken zulke yogs, Ik ben helemaal niets aan het doen.
LOKA 10
Iemand die gehechtheid aan karma heeft opgegeven, en alle vruchten van zijn
handelen aan Mij, Paramevara, heeft geofferd, raakt niet aangetast door zonde, net
zoals een lotusblad niet door water wordt aangeraakt.
SRRTHA-VARI
Iemand die gehechtheid aan de vruchten van karma opgeeft, raakt door geen enkele
handeling gebonden als hij zijn werk opdraagt aan Mij, Paramevara; zelfs niet terwijl hij
nog steeds een vals ego heeft. Het woord ppa (zonde) wordt hier gebruikt om aan te geven
dat zo iemand niet verwikkeld raakt in zondige handelingen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De zuivere ziel heeft geen verband met materile activiteiten. Nikma-karma-yogs
worden tattva-vit, begiftigd met bovenzinnelijke kennis, naarmate hun hart geleidelijk aan
gezuiverd wordt. Ze realiseren dan de aard van het zelf (tm-tattva) en begrijpen dat zij,
zelfs wanneer ze lichamelijke activiteiten verrichten, niet de doeners zijn. Ze denken dat
naar gelang hun prva-saskra (eerdere indrukken) alle activiteiten automatisch verricht
worden door de inspiratie van vara. Door het bestaan van het materile lichaam kan er
een gevoel zijn dat zij zelf degenen zijn die handelingen verrichten, maar wanneer ze het
lichaam opgeven na het bereiken van perfectie (siddhi), blijft er absoluut geen gevoel over
dat ze de doeners van handelingen zijn. Zulke mahtmas zijn niet in staat om handelingen
te verrichten die hen aan de materile wereld binden.
rla Bhaktivinoda hkura heeft ook gezegd, Wanneer de sdhaka-bhakta het vals ego
opgeeft van het zijn van de doener, verricht hij alle lichaamsgerelateerde activiteiten
natuurlijk, uit gewoonte.
LOKA 11
Louter om de geest te zuiveren, geeft een yog alle gehechtheid op en verricht hij
handelingen met zijn lichaam, geest en intelligentie. Soms handelt hij enkel met zijn
zintuigen, zonder de geest in te schakelen.
SRRTHA-VARI
Yogs kunnen ook louter hun zintuigen gebruiken bij het verrichten van karma.
Bijvoorbeeld, wanneer men mantras zoals indrya-svh reciteert terwijl men een offerande
in het vuur van een yaja brengt, kan de geest ergens anders zijn, maar toch gaat de
activiteit gewoon door. tm-uddhaye betekent dat yogs alleen handelingen verrichten
om zuiverheid van geest te verkrijgen.
LOKA 12
Nadat hij zijn gehechtheid aan de vruchten van zijn handelen heeft opgegeven,
verkrijgt de nikma-karma-yog eeuwige vrede (moka). De sakma-karm echter, die
gehecht is aan de vruchten van zijn daden en wordt voortgestuwd door materile
verlangens, raakt verstrikt.
SRRTHA-VARI
Bij het uitvoeren van karma, zijn onthechting en gehechtheid de oorzaken van
bevrijding en gebondenheid. Deze loka die begint met het woord yukta is gesproken om
dit te verhelderen. Een yukta-yog of nikma-karma-yog verwerft geleidelijk aan nti,
ofwel moka. Ayukta verwijst naar sakma-karms, die vanwege materile verlangens
gehecht zijn aan de resultaten van hun daden, en dus gebonden zijn aan de materile
wereld.
LOKA 13
Nadat hij gehechtheid aan de vruchten van alle karma binnenin zijn geest heeft
opgegeven, verblijft de zelfbeheerste jva (nikma-karma-yog) vredig in de stad van
negen poorten, daarbij noch zelf handelingen verrichtend, noch iemand er toe
brengend te handelen.
SRRTHA-VARI
Volgens de vorige verklaring, jeya sa nitya-sannys (Gt 5.3), is iemand die zonder
gehechtheid handelingen verricht in feite een echte sannys. Om dit uit te leggen spreekt
r Ka deze loka die begint met sarva-karmi. Hoewel hij externe activiteiten verricht
die gerelateerd zijn aan het lichaam, blijft een zelfbeheerste man die alle handelingen
volledig verzaakt via zijn geest tevreden gesitueerd. Waar woont zo iemand? Ka
antwoordt, In de stad van negen poorten. Met andere woorden, hij verblijft in een
lichaam dat bevrijd is van het vals ego. In dit geval verwijst het woord deh naar de jva die
deze jna heeft bereikt. Hoewel hij karma kan verrichten, weet hij dat hij in werkelijkheid
niet de oorzaak is van het geluk dat voortkomt uit zijn handelingen, en ziet hij in dat hij
eigenlijk geen werk verricht. Evenzo, terwijl hij anderen aan het werk zet brengt hij ze niet
tot handelen, omdat hij geen doel te vervullen heeft. Met andere woorden, hij blijft
onaangedaan door hun handelingen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rmad-Bhgavatam (11.19.43) verklaart: gha arra mnuyam, Het menselijke
lichaam is als een huis. Dit onderwerp kan specifiek worden bestudeerd in het verhaal
betreffende Purajana [wordt verteld in het rmad-Bhgavatam]. Het huis van het
menselijk lichaam heeft negen poorten: de twee ogen, twee oren, twee neusgaten en een
mond zijn de zeven poorten in het hoofd, en de lagere poorten zijn voor ontlasting en
voortplanting. Een yog ziet zijn eigen ik, zijn svarpa, als verschillend van dit lichaam van
negen poorten. Net zoals een reiziger, raakt een yog niet gehecht aan zijn lichaam, noch
wordt hij bezitterig ten opzichte van zijn lichaam, dat vergeleken wordt met een hotel. In
plaats daarvan verricht hij exclusieve sev aan Bhagavn, de meester van alle zintuigen.
LOKA 14
SRRTHA-VARI
Iemand kan twijfelen aan de onpartijdigheid van Bhagavn. Men kan denken, Over de
hele materile wereld die vara heeft geschapen, ziet men dat de jva zichzelf als de doener
en genieter van de vruchten van handelen ziet. Als de jva werkelijk geen
onvoorwaardelijke neiging heeft om als doener te handelen, lijkt het erop dat vara deze
neigingen heeft geschapen en die de jva heeft opgelegd. Als dit zo is, dan betekent het dat
Hij de tekortkoming heeft van partijdigheid en genadeloosheid.
In antwoord zegt r Ka, Nee, nee, nee. Na kartttvam. Hij heeft het woord na drie
keer gebruikt om dit punt te benadrukken en met klem te weerleggen. Hij heeft noch het
initiatief geschapen, noch de karma in de vorm van voorgeschreven plichten, noch het
resultaat van karma, wat zingenot is. Het is enkel de geconditioneerde aard van de jva, met
andere woorden, zijn onwetendheid sinds onheuglijke tijden, die hem ertoe leidt om het ego
te erkennen als datgene wat het handelen opwekt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De jvas zijn niet de aanzetgevers van hun eigen handelingen. Men dient uit deze
verklaring niet op te maken dat de jvas alleen door de inspiratie van Paramevara tot
handelen overgaan. Als dit wel het geval was, zou Hij zulke tekortkomingen bezitten als
partijdigheid en wreedheid. Daarnaast is Bhagavn niet de tussenpersoon die de jva met de
resultaten van zijn karma verenigt. Deze verbinding vindt alleen plaats vanwege de jvas
onwetendheid sinds onheuglijke tijden (andi-avidy). De goddelijke materile energie
(daiv-my-prakti) in de vorm van onwetendheid brengt de verworven natuur van de jva
in werking. Alleen de jvas die zon geconditioneerde aard hebben, die is ontstaan uit
onwetendheid, worden tot handelen gebracht door Paramevara. Hijzelf schept niet de
aanzet binnen de jvas om wel of niet te handelen.
LOKA 15
SRRTHA-VARI
vara wekt de goede of slechte daden van de jva niet op, om dezelfde reden dat Hijzelf
geen zonde of vroomheid oploopt. Om dit uit te leggen spreekt Hij deze loka die begint met
ndatte. Het is enkel Zijn begoochelende avidy-akti die de fijne kennis van de jva bedekt.
Daarom zegt Hij ajnena, wat betekent dat de aangeboren of natuurlijke kennis van de jva
bedekt raakt door onwetendheid, en het is louter om deze reden dat hij misleid raakt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bhagavn is vibhu, allesdoordringend en grenzeloos. Hij is vol in realisatie,
gelukzaligheid en oneindige energie. Hij is altijd verzonken in Zijn eigen aard, de oceaan
van nanda. Aangezien Hij neutraal staat tegenover alles, spoort Hij niet aan tot goede of
slechte daden. r Bhagavn is tmrma (zelfvoldaan) en ptakma (Hij van wie ieder
verlangen wordt vervuld). Het is Zijn avidy-akti, begoochelende energie, die de
natuurlijke en aangeboren kennis van jva bedekt, en hierdoor identificeert de jva in de
geconditioneerde toestand zichzelf met zijn lichaam. De jva ontwikkelt het ego van het zijn
van de doener van zijn daden enkel omdat hij het lichaam valselijk voor het zelf aanziet.
rmad-Bhgavatam (6.16.11) verklaart:
ndatta tm hi gua / na doa na kriy-phalam
udsnavad sna / parvara-dg vara
De jvtm van Citraketu Mahrjas dode zoon gaf deze instructie aan Citraketu
Mahrja, die leed aan verdriet. De Paramtm, vara, aanvaardt geen geluk of
ellende, noch de resultaten van daden zoals het verwerven van een koninkrijk. Hij is
getuige van de oorzaak en het gevolg van iemands daden en, omdat Hij niet in de greep
is van het materile lichaam en gebeurtenissen, blijft Hij neutraal.
LOKA 16
Maar voor degenen wiens onwetendheid is vernietigd door kennis van Bhagavn,
onthult die kennis als de stralende zon de aprkta-parama-tattva, r Bhagavn.
SRRTHA-VARI
Net zoals r Bhagavns avidy-akti de kennis van de jva bedekt, zo ook vernietigt Zijn
vidy-akti onwetendheid en onthult deze zijn zuivere kennis. Door jna of vidy-akti (het
kennisvermogen) wordt avidy vernietigd. Net zoals de zonnestralen het duister verjagen en
de aarde verlichten, zo ook vernietigt vidy onwetendheid en verlicht het die paramaaprkta-jna (kennis van de bovenzinnelijke Bhagavn). Dus bindt of bevrijdt
Paramevara niemand. Integendeel, het is slechts onwetendheid en kennis die
respectievelijk binden en bevrijden, naar gelang de eigenschappen van de materile natuur.
De neiging om te genieten of te beginnen met handelen is de oorzaak van gebondenheid.
Evenzo zijn onthechting, vrede enzovoorts verlossend. Dit zijn de eigenschappen van
prakti. Paramevara is slechts gedeeltelijk verantwoordelijk voor het teweegbrengen van
handelingen, omdat, daar Hij Antarym (de Superziel) is, alle eigenschappen van de
materile natuur worden gemanifesteerd. Vandaar dat er geen mogelijkheid bestaat dat de
gebreken van partijdigheid en wreedheid in Hem bestaan.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Naar gelang zijn eigen materile verlangens, verkrijgt de jva een lichaam van de
materile natuur en houdt hij zich bezig met karma. Paramevara bepaalt de zondige of
vrome handelingen van de jva niet. Zowel de vroomheid van de vorderende sdhaka en de
zonde die hem ontaardt, vinden plaats als gevolg van zijn voorgaande saskras
(indrukken). Om de jva te straffen bedekt r Bhagavns my-akti zijn wezenlijke aard.
De jva begint dan zichzelf met het lichaam te identificeren en beschouwt zichzelf
vervolgens als de doener van al zijn handelingen. Paramevara kan op geen enkele manier
beschuldigd worden voor deze toestand van de jva.
Twee van my-aktis werkingen, avidy en vidy, zijn behulpzaam bij het
respectievelijk binden en verlossen van de jva. In rmad-Bhgavatam (11.11.3) wordt
gezegd:
vidyvidye mama tan viddhy uddhava arrim
moka-bandha-kar dye myay me vinirmite
O Uddhava, zowel avidy (onwetendheid) als vidy (kennis) zijn functies van Mijn
my-akti.
Volgens rla Vivantha Cakravart hkura verleent vidy hier moka en is avidy de
oorzaak van gebondenheid. Er zijn drie werkingen van my: pradhna (de
ongemanifesteerde drie geaardheden der materile natuur), avidy (onwetendheid) en vidy
(kennis).
Pradhna schept een designatie voor de jva die niet echt is, hoewel het wel zo lijkt te
zijn. Avidy doet zulke benoemingen valselijk voorkomen alsof ze echt waren, en door vidy
worden zulke opleggingen eenvoudig verwijderd. Hier dient goed begrepen te worden dat de
grof- en fijnstoffelijke lichamelijke designaties van de jva, die door pradhna worden
geschapen, niet vals zijn, maar dat het concept van ik en mijn in beide gevallen wel vals
is. In de Vedas en Upaniads wordt dit vivartta, illusie, genoemd.
Het natuurlijke ego van het zijn van de doener is eeuwig aanwezig binnenin
Paramevara. Prakti (de materile natuur) is Zijn inerte akti. De functie van prakti wordt
simpelweg door Zijn blik in beweging gebracht. Derhalve is prakti de ondergeschikte
oorzaak van de schepping van de materile wereld. Paramevara is voorwaar zijn
aanspoorder, maar alleen op een indirecte of gedeeltelijke manier.
rla bhaktivinoda hkura zegt, Kennis bestaat uit twee soorten: prkta (wereldse)
en aprkta (transcendentale). Prkta, wat kennis met betrekking tot inerte materie
betekent, wordt avidy genoemd, ofwel de onwetendheid van de jva. Aprkta-jna wordt
vidy genoemd. Wanneer de materile kennis van de jva is vernietigd door spirituele
kennis, wordt diezelfde spirituele jna onthuld als de allerhoogste spirituele jna, en
verlicht hem over de aprkta-parama-tattva, de bovenaardse waarheid.
LOKA 17
rn~cq;LrnkRekuLrfk"BkLrRijk;.kk%A
xPNUR;iqujko`fak Kkufu/kwZrdYe"kk%
SRRTHA-VARI
Vidy verheldert alleen kennis van de jva, niet van Paramevara. In rmadBhgavatam (11.14.21) wordt gezegd: bhaktyham ekay grhya, Ik kan alleen worden
bereikt door bhakti.
Om kennis van Paramtm te verwerven, moeten de jns specifiek bhakti-sdhana
beoefenen. r Bhagavn spreekt deze loka die begint met tad-buddhaya om dit uit te
leggen. Het woord tat (tad) verwijst hier naar dezelfde eerder beschreven
allesdoordringende Paramevara. Tad-buddhaya betekent dat degenen wiens intelligentie
is verankerd in die Paramevara alleen op Hem mediteren. Tad-tm betekent degenen die
uitsluitend in Hem verzonken zijn. Jna ca may sannyaset, Een jn dient zijn jna
over te geven aan Mij (rmad-Bhgavatam 11.19.1).
Volgens deze verklaring is het zo dat, zelfs als hij weet dat het zelf losstaat van het
lichaam, hij niet tan-nihh wordt genoemd tenzij hij zijn nih (verankerde
evenwichtigheid) in sttvika bhva heeft opgegeven en exclusieve nih in bhagavad-bhakti
heeft ontwikkeld. Tat-parya betekent degenen die toegewijd zijn aan het horen en
spreken over Hem.
Later in Gt (18.55) wordt er gezegd:
bhakty mm abhijnti yvn ya csmi tattvata
tato m tattvato jtv viate tad-anantaram
Het is enkel via bhakti dat men Me kan kennen zoals Ik ben en aldus Mij kan bereiken.
Daarom verkrijgen degenen wiens onwetendheid volkomen is vernietigd door vidy
kennis van Paramtm.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sattvt sajyte jnam (Gt 14.17): Jna is sattvika. Paramtm gaat de drie
geaardheden echter te boven, en is ook hun bestuurder, gudha. Dat is waarom, ook al
kan kennis in de vorm van sttvika-jna onwetendheid (ajna) vernietigen, het er niet
voor kan zorgen dat kennis van Paramtm verschijnt. Gt (18.55) verklaart: bhakty mm
abhijnti, Alleen bhakti kan kennis van r Bhagavns tattva manifesteren. In deze
context dient men rla Vivantha Cakravart hkuras commentaar op deze loka (18.55)
zorgvuldig te overwegen.
LOKA 18
De wijzen kijken met gelijke blik naar een zachtaardige en geleerde brhmaa, een
koe, een olifant, een hond en een cla.
SRRTHA-VARI
De wijzen die uitermate toegewijd zijn aan Paramevara, zoals vermeld in de vorige
loka, ontstijgen de materile geaardheden (gutta) en raken ongenteresseerd in het
aanvaarden van de guas die in afwisselende mate in ieder levend wezen bestaan. Zo
worden ze evenwichtig. Om dit uit leggen spreekt r Bhagavn deze loka die begint met
vidy-vinaya. Van een koe en een brhmaa wordt gezegd dat ze zich in sattva-gua
bevinden, dus zijn ze superieur aan de olifant, die zich in rajo-gua bevindt, en aan de hond
en de cla (hondeneter) die zich in tamo-gua bevinden. Maar de paitas die aan de
geaardheden zijn ontstegen merken zulke verschillen niet op. Integendeel, zij zien overal
brahma (het geestelijke), wat zich boven de geaardheden bevindt. Zij staan bekend als samadar, degenen met gelijke blik.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De visie van de wijze jn wordt in de bovenstaande loka uitgelegd. Hier betekent het
woord sama-dar het zien dat Bhagavns marginale vermogen, de taastha-akti, zich in
elk lichaam manifesteert als een jvtm met een specifieke svarpa. Enkel zulke zieners van
het zelf (tm-dar) staan bekend als sama-dar. Bhagavn heeft dit verder toegelicht in
Gt (6.32) en het wordt in rmad-Bhagavn (11.29.14) beschreven:
brhmae pukkase stene / brahmaye rke sphuligake
akrre krrake caiva / sama-dk paito mata
Naar Mijn mening is een wijze iemand die een brhmaa en een cla, een dief en
een toegewijde van brahma, de zonnestralen en de vonkjes van een vuur, een
wreedaard en een lief persoon met een gelijke blik aanschouwt.
rla Vivantha Cakravart hkura verklaart sama-dk als het eeuwige bestaan van
Mij, parabrahma, in ieder levend wezen realiseren. Iemand die zulke visie heeft wordt samadar genoemd.
LOKA 19
SRRTHA-VARI
Hier verheerlijkt r Bhagavn de gelijke blik. Datgene wat geschapen is in deze wereld
wordt sarga genoemd. Jita staat voor het overmannen van dit materile bestaan of om
verlost te worden van haar gebondenheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Ihaiva betekent voorzeker terwijl men leeft in deze wereld. Met andere woorden, het is
in het stadium van sdhana dat men verlost wordt van gebondenheid aan deze materile
wereld.
LOKA 20
Iemand die brahma kent en zich hecht in brahma bevindt, heeft standvastige
intelligentie en is niet misleid. Hij verheugt zich niet over het verkrijgen van iets
aangenaams, noch wanhoopt hij bij het ontvangen van iets onaangenaams.
SRRTHA-VARI
Bhagavn spreekt deze loka beginnend met de woorden na prahyet om de gelijke blik
van de wijzen met betrekking tot aangename en onaangename wereldse zaken te
beschrijven. Na prahyet betekent dat men niet opgetogen is, en nodvijet betekent dat men
niet terneergeslagen is. De betekenis is dat men op deze manier moet zijn beoefening moet
uitvoeren in het stadium van sdhana. Met deze bedoeling is de gebiedende wijs gebruikt.
Vanwege het vals ego raken mensen misleid door geluk en verdriet. Vrij van zon ego,
blijven de wijzen onbegoocheld.
LOKA 21
Hij die niet gehecht is aan zintuiglijk genot vindt geluk in het zelf. Verenigd met
brahma via yoga, verwerft hij oneindig geluk.
SRRTHA-VARI
De gelukzaligheid die door een jvtm wordt verkregen bij het bereiken van Paramtm
is oneindig, dus is de geest van zon levend wezen die verbonden is met brahma door middel
van yoga is totaal niet gehecht aan zintuiglijk genot. Alleen zij kunnen dit ervaren. Waarom
zou iemand die voortdurend nectar proeft genteresseerd zijn in het eten van modder?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Uitwendige zinsobjecten zoals geluid en aanraking worden enkel ervaren met behulp
van de lichamelijke zintuigen, die niet de directe zintuigen van de tm zijn. Degenen die
onthecht blijven van de uitwendige zinsobjecten, verblijven in de gelukzaligheid die
ontleend wordt aan de ervaring van Paramtm binnen henzelf. Ze denken niet eens aan
zinsobjecten, laat staan dat ze er van genieten. Volgens de loka, para dv nivartate
(Gt 2.59), blijven ze volledig onverschillig tegenover het wereldse genot dat voortkomt uit
materile zinsobjecten, aangezien ze verzonken blijven in de superieure rasa, de
gelukzaligheid van het dienen van Bhagavn.
LOKA 22
O Kaunteya, geneugtes die ontstaan uit contact met de zintuigen zijn zeker de
oorzaak van ellende. Aangezien ze een begin en einde hebben, raakt een verlichte
persoon niet gehecht aan ze.
SRRTHA-VARI
Een wijze raakt niet gehecht aan zintuiglijk genot. Om deze reden is deze loka die
begint met de woorden ye hi gesproken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het geluk dat ontleend wordt aan het contact van de zintuigen met de zinsobjecten
wordt saspara-moka genoemd. Zulk geluk heeft een begin en een eind, want wanneer
het contact wordt verbroken, houdt het geluk op. Om deze reden raken de wijzen niet
gehecht aan zulk zintuiglijk genot, wat tijdelijk is en slechts aangenaam lijkt te zijn. Het is
enkel om het lichaam te onderhouden dat zulke wijze personen hun zintuigen laten
handelen met een houding van onthechting.
LOKA 23
Hij die, voor het opgeven van het lichaam, in dit leven de driften die ontstaan uit
lust en woede kan verdragen, is een yog en is zeker gelukkig.
SRRTHA-VARI
Ondanks dat ze in de oceaan van het materile bestaan zijn gevallen, zijn de personen
die in deze loka worden beschreven yogs, en zijn ze gelukkig. Om dit uit te leggen spreekt
r Bhagavn deze loka die begint met aknoti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het intense verlangen om zinsobjecten te verwerven die bevorderlijk zijn voor
zintuiglijk genot wordt hier vermeld als kma, of lobha. De diepste betekenis van het woord
kma, dat in deze context alle soorten verlangens aanduidt, is het verlangen om genot te
verkrijgen via het wederzijdse samenspel van man en vrouw. De buitensporige afkeer
(afgunst) van de geest jegens datgene wat niet bevorderlijk is voor zintuiglijk genot wordt
krodha genoemd. Degenen die de driften van kma en krodha kunnen verdragen tot het
moment van de dood staan bekend als yogs, en zij zijn gelukkig.
LOKA 24
;ksUr%lq[kksUrjkjkeLrFkkUrT;ksZfrjso ;%A
l ;ksxh czfuokZ.ka czHkwrksf/kxPNfr
yo nta-sukho ntar-rmas / tathntar-jyotir eva ya
Een yog die gelukkig is in zichzelf, die louter genoegen put uit het zelf en verlicht
is in het zelf, bevindt zich in brahma en verwerft de gelukzaligheid van brahma-
SRRTHA-VARI
Voor degenen die onaangedaan zijn door de omstandigheden van de materile wereld, is
de ervaring van brahma op zich prettig. Om dit uit te leggen spreekt r Bhagavn deze loka
die begint met de woorden yo nta. Degenen die gelukzaligheid verwerven in hun
innerlijke zelf, scheppen alleen genoegen in het zelf, en dus is hun blik op het innerlijke
gericht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hoe de sterke drang van kma en krodha op eenvoudige en natuurlijke wijze tot
bedaren kan worden gebracht wordt hier door r Bhagavn uitgelegd. Door het ervaren
van het zelf kunnen zulke impulsen eenvoudig worden beteugeld. Yogs die geluk ervaren in
hun realisatie van het zelf, die behagen scheppen in het zelf, en wiens blik altijd gericht is
op de aard van het zelf, nemen beschutting van nikma-karma en bereiken het stadium van
brahma-bhta, de aard van brahma. Ze raken uiteindelijk gevestigd in hun eigen (jva)
svarpa. Zulke yogs worden heel eenvoudig ongevoelig voor de wereldse zintuiglijke
activiteiten van kma, krodha, etc., en ervaren spirituele gelukzaligheid in het zelf die
bekend staat als brahma-nirva. In zijn commentaar op Gt (5.26), zegt rla Bhaktivinoda
hkura, Een sannys die vrij is van kma en krodha, die controle heeft over de geest en
tma-tattva kent, bereikt zeer spoedig volledige realisatie van brahma-nirva.
Na de beschouwing van echte en onechte voorwerpen, vestigt een nikma-karma-yog
zich in brahma, de werkelijkheid die zich buiten de geaardheden der materile natuur
bevindt. Zon staat, die vrij is van materile ellende, wordt brahma-nirva genoemd.
LOKA 25
Die is die vrij zijn van zonde en twijfel, die hun geesten in bedwang hebben en
zich bezighouden met het eeuwige welzijn van alle levende wezens, verwerven
brahma-nirva.
SRRTHA-VARI
Vele mensen bereiken perfectie door beoefening (sdhana-siddha). Om dit uit te leggen
spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord labhante.
LOKA 26
De sannyss die vrij zijn van kma en krodha, die hun geest beteugeld hebben en
bedreven zijn in tma-tattva, verwerven elk aspect van brahma-nirva.
SRRTHA-VARI
Hoe lang zal het duren voor degenen die kennis hebben van tva-padrtha (het zelf),
maar verstoken zijn van kennis van Paramtm, om het geluk van brahma-nirva te
bereiken? Vooruitlopend op deze vraag, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de
woorden kma-krodha. Voor iemand wiens geest standvastig is geworden en wiens
fijnstoffelijke lichaam is vernietigd, duurt het niet lang om brahma-nirva in zijn
volkomen perfectie te verwerven.
LOKAS 27-28
Hij die vrij is van verlangen, angst en woede, verwijdert uiterlijke zinsobjecten
zoals geluid en aanraking volledig uit zijn geest. Hij richt dan zijn blik tussen de
wenkbrauwen en staakt de op- en neerwaartse beweging van de pra en apna lucht,
die in beide neusgaten beweegt. Op deze manier houdt hij de levensluchten in
evenwicht, beteugelt hij zijn zintuigen, geest en intelligentie, en legt hij zich toe op
het verwerven van moka. Zon wijze is zeker altijd bevrijd.
SRRTHA-VARI
Op deze manier, door het beoefenen van aan vara geofferde nikma-karma-yoga,
verwerft de sdhaka een zuiver hart. Het is dan dat kennis van het zelf (tvam-padrtha)
verschijnt. Om kennis van tat-padrtha (brahma) te verkrijgen dient men bhakti te
cultiveren. Uiteindelijk ervaart men brahma (r Bhagavn) middels gutta-jna, die is
voortgekomen uit bhakti. Voor iemand wiens hart gezuiverd is door nikma-karma-yoga, is
de beoefening van aga-yoga superieur aan jna-yoga, wat de methode is om brahma te
realiseren. Dit wordt uitgelegd in het Zesde Hoofdstuk. Hier spreekt r Bhagavn deze drie
lokas beginnend met het woord sparn als een stra van het Zesde Hoofdstuk.
Sparn verwijst naar dat wat waargenomen wordt door de externe zintuigen:
aanraking, vorm, geluid, smaak en reukwelke allemaal de geest binnengaan. Men dient ze
daarom dus uit te drijven en de geest ervan te weerhouden om naar ze toe te rennen.
Iemands blik dient gericht te zijn tussen de wenkbrauwen. Als men de ogen volledig sluit
bestaat er de kans dat men in slaap valt, en als men ze volledig open houdt, bestaat er de
kans dat men afgeleid raakt door de zinsobjecten. Dus, om te garanderen dat geen van beide
zich voordoet, dient men de ogen half open te houden, en de op- en neerwaartse beweging
van pra en apna in de vorm van in- en uitademing binnen de neusgaten in bedwang te
houden, en ze zo in balans te houden. Degenen die hun zintuigen op deze manier beteugelen
dienen als bevrijd te worden beschouwd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, O Arjuna, het hart wordt alleen
gezuiverd door nikma-karma-yoga die aan Mij wordt geofferd. Na het zuiveren van het
hart verkrijgt men jna. Dit is het middel om tat-padrtha (brahma) te bereiken. De
ervaring van brahma ontwikkelt zich geleidelijk aan door toewijding aan de Heer te
verrichten in perfecte kennis (jna-svarpa-bhakti) en door die kennis te verwerven die
zich boven de drie geaardheden der materile natuur bevindt. Ik heb dit eerder aan je
uitgelegd.
Nu zal Ik, voor iemand wiens hart gezuiverd is, uitleg geven over aga-yoga als het
middel om brahma te bereiken. Enkel om hier een idee van te geven leg Ik verklaringen
voor. Luister alsjeblieft. De externe verschijningsvormen van geluid, aanraking, vorm,
smaak en reuk dienen volledig verwijderd te worden uit de geest. Deze beoefening wordt
pratyhra genoemd. Terwijl je op deze manier beteugeling van de geest beoefent, dien je de
blik tussen de wenkbrauwen te richten en naar het puntje van de neus te kijken. Door de
ogen volledig te sluiten bestaat er de mogelijkheid dat men in slaap valt, en door ze volledig
geopend te houden, is er de mogelijkheid dat men afgeleid wordt door externe zaken. Men
dient daarom de ogen te beteugelen door zo op zon manier half dicht te houden dat de blik
tussen de wenkbrauwen tot het puntje van de neus valt. Ademhalend door de neus, dient de
uitgaande pra en de inkomende apna zo te worden afgesteld dat de op- en neerwaartse
beweging in balans is. Op die manier zittend met beteugelde zintuigen, geest en
intelligentie, geven wijzen die naar mukti streven verlangen, angst en woede op en
praktiseren ze met het doel om brahma te realiseren. Op deze manier kunnen ze volledige
verlossing van materile gebondenheid verwerven. Dus, als onderdeel van de sdhana van
nikma-karma-yoga kan haar tak, aga-yoga, ook beoefend worden.
LOKA 29
;Krilka loZyksdegs'oje~A
Hkkskja
lqna loZHkwrkuka KkRok eka 'kkfUre`PNfr
bhoktra yaja-tapas / sarva-loka-mahevaram
suhda sarva-bhtn / jtv m ntim cchati
bhoktramde genieter; yaja-tapasmvan offerandes en verstervingspraktijken; sarvalokavan alle werelden; mah-varamde Allerhoogste Bestuurder; suhdamde vriend;
sarva-bhtnmvan alle levende wezens; jtvbegrepen hebbend; mMij;
ntimvrede (door verlossing); cchatibereikt.
Hij die Mij kent als de genieter van alle offerandes en boetedoening, de
Allerhoogste Bestuurder van alle planeten, en degene die alle jvas het beste
toewenst, bereikt moka.
SRRTHA-VARI
Net zoals de jn die bovenzinnelijke kennis cultiveert, bereikt zon yog ook moka
door kennis te verwerven van Paramtm, die verschijnt door bhakti. Dit wordt verklaard
in deze loka die begint met bhoktram. In de Bhagavad-gt wordt gezegd, Ik ben de
genieter van zowel de yaja die wordt uitgevoerd door de karm, als de tapasy die wordt
verricht door de jn. Ik ben het aanbiddenswaardige doel van karms, jns en yogs, en
Ik ben Antarym (de innerlijke getuige), de enige Allerhoogste Bestuurder (mahevara)
van alle planeten. Ik ben degene die alle jvas het beste toewenst, omdat Ik via Mijn
bhaktas genadevol instructies betreffende bhakti verleen. Ken Mij om deze reden ook als
het aanbiddenswaardige doel van toegewijden. Aangezien Ik nirgua ben, is het niet
mogelijk om Mij te realiseren middels jna in sattva-gua. In rmad-Bhgavatam (11.14.21)
verkondigde Ik: bhaktyham ekay grhya, Ik kan alleen door bhakti bereikt worden.
Alleen door middel van nirgua-bhakti kunnen de yogs Mijn gedeeltelijke aspect,
Paramtm, als hun aanbiddenswaardige doel realiseren en nti of moka bereiken.
Jns en karma-yogs bereiken kennis van zowel de jvtm als Paramtm door middel
van nikma-karma, en bereiken zo mukti. Dit is de essentie van dit hoofdstuk.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Vijfde Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De nikma-karma-yogs bereiken ook moka door kennis van Paramtm, welke door
middel van bhakti verschijnt. r Bhagavn is de enige genieter van artikelen die met bhakti
worden geofferd wanneer yaja en tapasy worden verricht. Hij, Antarym, is voorwaar
het aanbiddenswaardige doel van de yogs, degene die het beste met de jvas voor heeft, en
Hij is Mahevara, de Allerhoogste Bestuurder van alle planeten.
tam var parama mahevara
ta devatn parama ca daivatam
pati patn parama parastd
vidma deva bhuvaneam yam
vetvatara Upaniad (6.7)
We kennen onze aanbiddenswaardige Heer, die de meester van de werelden is, als
zijnde de Allerhoogste onder alle bestuurders, de Allerhoogste Heer der heren, en de
Allerhoogste Beschermer van degenen die bescherming kunnen toekennen. Hij is
transcendentaal aan het onpersoonlijke brahma.
HOOFDSTUK ZES
Dhyna-Yoga
Yoga Via het Pad van Meditatie
LOKA 1
JhHkxokuqokp
vukfJr% deZQya dk; deZ djksfr ;%A
l l;klh p ;ksxh p u fujfXuuZ pkf;%
r bhagavn uvca
anrita karma-phala / krya karma karoti ya
sa sannys ca yog ca / na niragnir na ckriya
r bhagavn uvcar Bhagavn zei; anritazonder verwachting; karma-phalamde
vruchten van zijn handelingen; kryamdat wat noodzakelijk gedaan dient te worden;
karmawerk; karotiverricht; yadie; sahij; sannysin de verzaakte orde; ca
en; yogiemand die verbonden is, een yog; caen; naniet; niragniiemand die stopt
met activiteiten zoals het verrichten van vuuroffers; naniet; caen; akriyaiemand
die geen lichamelijk werk verricht.
yogs.
SRRTHA-VARI
Het Zesde Hoofdstuk behandelt de verschillende soorten yoga die verricht worden door
yogs die een zelfbeheerste geest hebben. Het verklaart ook nader hoe men de wispelturige
geest kan beteugelen.
Iemand die zich bezighoudt met de beoefening van aga-yoga (het achtvoudige yogasysteem) dient niet plotseling nikma-karma (onbaatzuchtig handelen), wat het hart
zuivert, op te geven. Om deze reden zegt r Bhagavn, Degenen die hun voorgeschreven
plichten vervullen in de wetenschap dat ze verplicht zijn, zonder naar de resultaten te
verlangen, zijn echte sannyss omdat zij de vruchten van hun handelingen hebben
verzaakt. Aangezien hun geesten vrij zijn van het verlangen naar zintuiglijk genot, worden
zulke personen ook yogs genoemd. Niragni betekent dat iemand niet een sannys wordt
genoemd enkel omdat hij alle karma (handelingen), zoals het verrichten van de agni-hotrayaja, heeft opgegeven. Akriya betekent dat iemand geen yog wordt genoemd enkel omdat
hij alle lichamelijke activiteiten heeft opgegeven, en roerloos zit met halfgesloten ogen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de drie laatste lokas van het Vijfde Hoofdstuk werd in een beknopte vorm (stra)
een beschrijving van aga-yoga gegeven. In het Zesde Hoofdstuk wordt het onderwerp
van deze drie lokas uitvoerig uiteengezet.
Het woord agni-hotra dat vermeld wordt in het commentaar is een speciaal soort
Vedische yaja die wordt verricht om Agni, de gezaghebbende godheid van het vuur,
tevreden te stellen. Volgens deze procedure dienen de brhmaas aan het eind van een
trouwceremonie een yaja te verrichten door een vuur te maken en Vedische mantras te
reciteren die voorgeschreven staan voor de lente. Op dat moment legt men een vastberaden
eed af om de yaja te verrichten met een bepaalde soort substantie (zoals gh). Daarna dient
men voor de rest van zijn leven alleen met die substantie yajas te verrichten. In de
amvasya (donkere maan) nacht moet de persoon de yaja zelf uitvoeren met gerstewater.
Op andere dagen is er geen discrepantie, ook al is er wat variatie.
Wanneer men honderd yajas heeft verricht, moet men in de ochtend een yaja
verrichten voor de zon, en in de schemering aan het vuur. Het is noodzakelijk om op de
eerste vollemaansdag met daa-puramsa-yaja aan te vangen terwijl men op het vuur
mediteert. Naast dat moet men drie yajas verrichten op de purnima en drie op de
amvasya, en moet men deze zes yajas voor de rest van zijn leven verrichten. De at-pathabrhmaa afdeling van de Vedas geeft een uitvoerige verklaring over de resultaten die men
verkrijgt door het verrichten van deze yaja.
LOKA 2
SRRTHA-VARI
De feitelijke betekenis van het woord sannysa is het verzaken van de vruchten van
het handelen, en de betekenis van het woord yoga is het stabiliseren van de geest zodat
deze niet verstoord wordt door zinsobjecten. Daarom is de betekenis van zowel sannysa als
yoga eender. Degenen die asannyasta-sakalpa zijn, die noch het verlangen naar de
vruchten van hun daden hebben opgegeven, noch het verlangen naar zintuiglijk genot,
kunnen nooit yogs worden genoemd.
LOKA 3
vk##{kksequZ s;ksZxa
deZ dkj.keqP;rsA
;ksxk:<L; rL;So ke% dkj.keqP;rs
rurukor-muner yoga / karma kraam ucyate
yogrhasya tasyaiva / ama kraam ucyate
rurukodie verlangt te beginnen; munevoor de wijze; yogamhet proces van
standvastige meditatie, of dhyna-yoga; karmanikma-karma-yoga; kraamde
beoefening, of sdhana; ucyatewordt gezegd; yoga-rhasyavoor de persoon die het
hoogste stadium van dhyna-yoga heeft bereikt; tasyavoor hem (de wijze); evazeker;
amaverzaking (van al het irrelevante handelen); kraamde beoefening; ucyate
wordt gezegd.
Voor een wijze die er naar streeft om het pad van standvastige dhyna-yoga te
beklimmen, wordt nikma-karma gezegd de sdhana te zijn, en wanneer hij dhyna-
niha (standvastigheid in meditatie) bereikt in dat verheven stadium van yoga, wordt
er gezegd dat het verzaken van handelingen die zijn geest afleiden van dhyna de
sdhana is.
SRRTHA-VARI
Men kan zich afvragen of een aga-yog met de eigenschappen die vermeld worden in
de Gt (6.1) voor de rest van zijn leven nikma-karma moet verrichten. Die twijfel wordt
weggenomen door deze loka die begint met het woord ruruko, dat een limiet voor
nikma-karma vaststelt. Muni betekent dat aspiranten nikma-karma moeten verrichten
om in yoga gevestigd te raken, omdat dit het hart zuivert. Als ze eenmaal standvastigheid in
meditatie hebben bereikt, moeten ze daarna ophouden met het verrichten van iedere
handeling die hen zou kunnen afleiden. Degenen die er naar verlangen om het niveau van
dhyna te bereiken, wat een stadium is in de beoefening van agayoga, maar van wie de
geest nog niet volledig gezuiverd is, dienen nikma-karma te verrichten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Yoga wordt vergeleken met een unieke ladder. De
laagste traptrede wordt vergeleken met het leven van de jva die bevangen is door ontaarde
wereldlijkheid, waarin zijn bewustzijn opgaat in wereldse aangelegenheden. Deze yogaladder bestaat uit de treden vanaf dat niveau tot aan het stadium waarin de jva zich in
LOKA 4
Een tyg die bevrijd is geraakt van gehechtheid aan de zinsobjecten en het
verrichten van handelingen wordt een yoga-rha genoemd, omdat hij alle
verlangens naar de vruchten van zijn handelen heeft opgegeven.
SRRTHA-VARI
Alleen degenen wiens harten volkomen zuiver zijn geworden worden yoga-rha
genoemd. In deze loka beginnend met de woorden yad hi, legt r Bhagavn de symptomen
van zo iemand uit. Indriya-artheu betekent dat ze noch gehecht zijn aan zinsobjecten zoals
geluid, noch aan handelingen die het middel zijn om die zinsobjecten te bereiken.
LOKA 5
ukRekueolkn;sr~A
mjsnkReukRekua
vkReSo kReuks cU/kqjkReSo fjiqjkReu%
uddhared tmantmna / ntmnam avasdayet
tmaiva hy tmano bandhur / tmaiva ripur tmana
uddharetmen dient te verlossen (van de eindeloze kringloop van geboorte en dood);
tmanvia de onthechte geest; tmnamde ziel; naniet; tmnamde ziel;
avasdayetmen dient te ontaarden; tmde geest; evazeker; hizeker; tmana
van de ziel; bandhude vriend; tmde geest; evavoorwaar; ripude vijand;
tmanavan de ziel.
Men moet het zelf verlossen door de geest te onthechten van de materile wereld
en niet toe te staan om hem te ontaarden, want de geest kan de vriend en ook de
vijand zijn van de jvtm.
SRRTHA-VARI
Een ziel valt enkel in de oceaan van de materile wereld vanwege zijn gehechtheid aan
zinsobjecten. Met grote moeite moet men het zelf verlossen. tman, de geest die onthecht
is van zinsobjecten, verlost tmnam, de jva. Na avasdayet betekent dat de geest die
gehecht is aan zinsobjecten er niet voor moet zorgen dat de tm in de materile oceaan
valt. Op deze manier is de tm (geest) de vriend en ook de vijand van de jva.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De geest die vrij is van iedere gehechtheid is iemands vriend, en de geest die vol is van
gehechtheid is iemands vijand. Er wordt gezegd:
mana eva manuy / kraa bandha-mokayo
bandhya viaysago / muktyair nirviaya mana
Amta-bindu Upaniad (2)
De geest van een mens is de enige oorzaak van zijn gebondenheid en moka. Een geest
die opgaat in zinsobjecten veroorzaakt gebondenheid, en wanneer de geest onthecht is
van zinsobjecten, is deze de oorzaak van mukti.
LOKA 6
Voor iemand die zijn geest heeft veroverd is de geest zijn vriend, maar voor de
jvtm die geen controle heeft over zijn geest, werkt de geest tegen hem net als een
vijand.
SRRTHA-VARI
Wiens vriend en wiens vijand is de geest? Om dit te beantwoorden spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met het woord bandhu. Voor de tm, dat wil zeggen, de
jva die zijn geest heeft overmeesterd, is de geest zijn vriend. Maar voor iemand die antm
is, wiens geest onbeteugeld is, handelt de geest schadelijk zoals een vijand.
LOKA 7
rFkk
ekukieku;ks%
Iemand wiens geest is beteugeld is vrij van zowel gehechtheid als afkeer van de
dualiteiten van hitte en kou, blijdschap en verdriet, en eer en schande. De ziel van
zon yog is diep verzonken in samdhi.
SRRTHA-VARI
Nu worden in deze volgende drie lokas de kenmerken beschreven van iemand die
yoga-rha is. Iemand die jita-tmana (iemand die zijn geest heeft overmeesterd) en
pranta (vrij van gehechtheid, afgunst enzovoorts) is, bevindt zich op de juiste manier in
samdhi en raakt niet verstoord door hitte of kou, eer of schande.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de originele loka duidt het woord paramtm niet op Paramevara-Paramtm, maar
op de tm, of de jvtm. Hier is de betekenis van het woord parama gecombineerd met het
woord samhita dat iemand die begiftigd is met de bovenstaande symptomen diep
verzonken is in samdhi. Zowel rla Vivantha Cakravart hkura als rla Baladeva
Vidybhaa heeft gezegd dat het woord parama hier op intensiteit duidt.
LOKA 8
Iemand wiens geest tevreden is gesteld door jna en vijna, wiens bewustzijn
niet wordt benvloed door materile veranderingen, wie de zintuigen de baas is, en
zand, steen en goud als eender beschouwd, is yoga-rha, bedreven in het pad van
yoga.
SRRTHA-VARI
Degenen wiens harten vrij zijn geraakt van hunkering, en voldaan zijn doordat ze zowel
jna (kennis) als vijna (directe realisatie van deze kennis) hebben, zijn ka-stha, dat
wil zeggen, ze bevinden zich altijd in de ware aard van hun zelf en blijven onthecht van alle
wereldse dingen. Voor hen is een zandkorrel, goud enzovoorts allemaal hetzelfde.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Ka-stha: kla-vyp sa ka eka-rpatay tu ya, Iemand die verstoken is van
zintuiglijke verstoring en eeuwig gevestigd blijft in zijn eigen svarpa wordt ka-stha
genoemd.
LOKA 9
lqfUe=k;Zqnklhue/;LFk}s";cU/kq"kq
A
lk/kq"ofi p ikis"kq lecqfof'k";rs
suhn-mitrry-udsna / madhyastha-dveya-bandhuu
sdhuv api ca ppeu / sma-buddhir viiyate
suhtrichting personen die het beste met een ander voor hebben; mitravrienden; ari
vijanden; udsnaneutrale personen; madhyasthabemiddelaars; dveyade afgunstigen;
bandhuufamilieleden; sdhuuheiligen; api caen ook; ppeuzondige personen;
sma-buddhiiemand met onpartijdige intelligentie; viiyateis uiterst gevorderd.
Iemand die met gelijke blik kijkt naar gelukwensers, vrienden, vijanden, neutrale
mensen, bemiddelaars, afgunstige mensen, familieleden, heiligen en zondaars is uiterst
verheven.
SRRTHA-VARI
Suhd betekent iemand die van nature een ander het beste toewenst. Mitra betekent
iemand die uit genegenheid welzijnswerk verricht. Ari verwijst naar iemand die
gewelddadig is of een moordenaar. Udsna betekent iemand die onverschillig staat
tegenover ruzinde partijen. Madhya-stha betekent iemand die een bemiddelaar is voor
tegenpartijen. Dveya betekent iemand die afgunstig is en kwalijk handelt. Bandhu
betekent een familielid, sdhu staat voor een heilig (dharmika) persoon en pp betekent
een zondig (adharmika) persoon.
Iemand die al deze soorten mensen met een gelijke geest beschouwt, ze allemaal als
gelijk ziet, wordt gezien als een uiterst eminent en voortreffelijk persoon. Zo iemand is
superieur aan degenen die zand, steen en goud gelijkwaardig aanschouwen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka werd iemand die een gelijke blik heeft ten opzichte van een
zandkorrel, steen, goud enzovoorts, een yog genoemd. Maar onder personen die yoga-rha
(het pad van yoga beklimmend) zijn, bevinden degenen die een gelukwenser, een vriend,
een vijand, een neutraal persoon, een bemiddelaar, een afgunstige, een familielid, een
heilige en een zondaar met gelijke blik aanschouwen, zich zelfs op een nog hoger niveau dan
degenen die alle inerte materie als gelijkwaardig beschouwen.
LOKA 10
Terwijl men alleen op een afgezonderde plek verblijft, zijn citta (gedachten) en
lichaam beteugelend, verstoken van verlangens en geen zinsobjecten aanvaardend,
dient een yog zijn geest altijd op te laten gaan in samdhi.
SRRTHA-VARI
Nu, vanaf deze loka beginnend met yog yujta tot aan de loka die eindigt met sa yog
paramo mata (Gt 6.32), legt r Bhagavn het proces uit van dhyna-yoga (meditatie) en
haar takken. Een yog dient yoga-rha-tm (met zijn geest in trance verankerd) te zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na de symptomen van iemand die een yoga-rha (expert in yoga) is te hebben
uitgelegd, geeft r Bhagavn nu instructies over yoga-sdhana. Een yoga-sdhaka dient zijn
geest terug te trekken van de zinsobjecten en aan Bhagavn geofferde nikma-karma-yoga
te beoefenen. Op deze manier dient hij zijn geest in samdhi te verankeren, diep
mediterend op r Bhagavn. Hij dient zijn sdhana te verrichten zonder enige materile
verlangens en met onwrikbare verzaking, terwijl hij op een afgezonderde plek verblijft, zijn
geest beteugelt en zich onthoudt van alle activiteiten die niet bevorderlijk zijn voor yoga.
LOKAS 11-12
Men dient zijn sana op een gewijde plaats te maken door eerst kua gras, daarna
een hertenvel en vervolgens een kleed op de grond te plaatsen. Het dient noch te hoog
noch te laag te zijn. Zittend op die sana dient men, terwijl men al zijn gedachten en
activiteiten beteugelt, met eenzijdige concentratie yoga te beoefenen teneinde de geest
te zuiveren.
SRRTHA-VARI
Pratihpya betekent na te hebben gevestigd. Cailjina-kuottaram duidt erop dat men
een hertenvel op een mat van kua gras moet plaatsen en daar bovenop een zitplek gemaakt
van stof legt. tm betekent dat, teneinde de capaciteit te verwerven om brahma direct
waar te nemen, de yog, na verlost te zijn geraakt van afleidingen zodat hij mentale
zuiverheid en extreme subtiliteit kan bereiken, zijn intelligentie gefocust, oftewel op n
punt gericht, dient te houden. In de Kaha Upaniad (1.3.12) wordt gezegd: dyate tvagryay
buddhy, Iemand met onwankelbare, gefixeerde intelligentie kan brahma zien.
LOKAS 13-14
yuktazich
Terwijl men lichaam, nek en hoofd rechtop en onbeweeglijk houdt, dient men zijn
blik uitsluitend op het puntje van de neus te richten. Op die manier, terwijl men zich
aan strikte seksuele onthouding houdt, onbevreesd en vredig is, en de geest beteugelt,
dient men yoga te beoefenen door op Mij te mediteren met gefixeerde aandacht, altijd
toegewijd aan Mij blijvend.
SRRTHA-VARI
Het middelste deel van het lichaam wordt kya, de torso, genoemd. Samam betekent
niet krom, of met andere woorden, rechtop, en acalam betekent niet bewegend, of
stabiel. Terwijl men de torso recht en onbeweeglijk houdt en de geest weerhoudt van
zinsobjecten, dient men toegewijd te worden aan Mijn bhakti terwijl men mediteert op Mijn
prachtige vierarmige Viu gedaante.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Als de zithouding stevig en comfortabel is, helpt het in iemands spirituele beoefening.
Er zijn vierenzestig soorten houdingen, zoals svastika, mayra, garua en padma. Patajali
heeft ook gezegd: sthira-sukham sanam, De sana dient stevig en comfortabel te zijn. In
vetvatara Upaniad (2.8) wordt de methode van sana uitgelegd: Terwijl men torso,
hoofd en nek in een rechte lijn houdt en alle zintuigen beteugelt, dient men yoga te
beoefenen door de geest op te laten gaan in meditatie op brahma die zich in het hart
bevindt. Zulke geleerde sdhakas steken de vreselijke oceaan van kma en krodha in de
materile wereld over met de boot van Absolute Transcendentie, brahma.
Als men de noodzaak betwijfelt van het aannemen van een sana (lichaamshouding)
voor het grofstoffelijke lichaam terwijl men zich Bhagavn in de gedachten herinnert, zegt
Vednta-stra (4.1.7): sna sambhavt, Men dient zich r Hari te heugen terwijl men op
een stevige sana zit. rla Baladeva Vidybhaa legt uit in zijn Govinda-bhya, Het is
niet mogelijk om de citta (gedachten) te concentreren zonder een sana. Terwijl men loopt,
staat en slaapt, zijn de gedachten afgeleid. Onder zulke omstandigheden is het niet mogelijk
om de citta (het hart) op n punt te richten.
Dit wordt ook geciteerd in rmad-Bhgavatam vanaf: ucau dee pratihpya (3.28.8)
tot aan hetutvam apy asati (3.28.36), en ook (11.14.32) sama sana sna. Deze lokas zijn
van grote waarde om te helpen dit onderwerp uitvoeriger te begrijpen.
LOKA 15
Aldus voortdurend de geest in Mij verzonken houdend via yoga door dit proces te
volgen, kan een yog wiens geest beteugeld is gevestigd raken in Mijn svarpa
(nirviea-brahma) en nti bereiken in de vorm van nirva (de volledige beindiging
van het materile bestaan).
SRRTHA-VARI
Yogs wiens geesten het denken aan zinsobjecten te boven gaan en die zelfbeheerst
zijn, laten hun geest opgaan in Mij middels de beoefening van dhyna-yoga en bereiken
nirva (bevrijding). Door zo hecht gevestigd te raken in Mijn nirviea-brahma svarpa,
bereiken ze nti, volkomen bevrijding van gebondenheid aan de materile wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier legt r Bhagavn het resultaat uit van het beoefenen van dhyna-yoga.
vetvatara Upaniad (3.8) verklaart: tam eva viditvti-mtyum eti, Door beoefening van
yoga, bovenzinnelijke realisatie van Bhagavn (in Zijn onpersoonlijke aspect) bereikt
hebbend, steekt men de oceaan van geboorte en dood in de vorm van het materile bestaan
over. Op deze manier bereiken de yogs nirviea-brahma (het aspectloze Absolute,
brahma).
LOKA 16
O Arjuna, yoga kan niet worden geperfectioneerd door iemand die teveel of te
weinig eet, noch door iemand die teveel of te weinig slaapt.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn legt in twee lokas uit wat de symptomen zijn van iemand die standvastig
is geworden in de beoefening van yoga. Er wordt gezegd in yoga-stra:
pryed aanenrddha ttyam udakena tu
vyo sacarartha tu caturtham avaeayet
Men dient de maag voor de helft te vullen met voedsel, n vierde met water en n
vierde dient men leeg te laten voor de beweging van lucht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Om perfectie in sdhana te bereiken dient een yog geen yoga te beoefenen wanneer hij
hongerig of moe is, of wanneer zijn geest verstoord is. Men dient geen yoga te beoefenen
wanneer hij het te warm of te koud heeft, of haast heeft, want door dit zo te doen zal hij
geen perfectie bereiken. Terwijl men hari-nma reciteert en de verschillende agas
(takken) van bhakti volgt, en vooral wanneer men zich Kas ll herinnert, dient men de
bovenstaande principes nauwlettend te volgen. Teneinde de citta (de geest) geconcentreerd
te houden, dient de sdhaka een periode met op gefocuste aandacht hari-nma te reciteren
op een afgezonderde plaats. rla Bhaktivinoda hkura heeft zulke instructies gegeven in
zijn boek Hari-nma-cintmai.
LOKA 17
;qkgkjfogkjL;
;qps"VL; deZlAq
;qLoIukocks/kL; ;ksxks Hkofr nq%[kgk
yukthra-vihrasya / yukta-ceasya karmasu
yukta-svapnvabodhasya / yogo bhavati dukha-h
yuktain balans, de juiste mate; hraeten; vihrasyavoor iemand wiens recreatie;
yuktain balans, de juiste mate; ceasyawiens bewegingen; karmasubij activiteiten;
yuktain balans, de juiste mate; svapnaen slapen; avabodhasyawiens waken; yoga
het proces van verbinding met de Allerhoogste Heer; bhavatiwordt; dukha-heen
doder van materile ellende.
SRRTHA-VARI
Iemands wereldse en bovenzinnelijke activiteiten zullen tot succes leiden als hij
gereguleerd is in zijn eetgewoontes (hra) en ontspanning (vihra).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Als iemand niet gematigd is in zijn eetgewoontes en ontspanning, zal hij verschillende
soorten ellende onder ogen moeten zien die obstakels zullen worden voor zijn sdhana.
Evenzo is het ook niet mogelijk voor hem om perfectie in zijn sdhana te bereiken wanneer
de geest grillig en in beroering is vanwege verschillende soorten angsten. Daarom dient de
sdhaka op een gebalanceerde manier voedsel te eten wat voedzaam en eenvoudig te
verteren is. Het is noodzakelijk voor de bhakti-sdhaka om de instructies te volgen die
gegeven worden door rla Rpa Gosvm in zijn boek, r Upademta, waarin staat dat
alleen iemand die de driften van de geest, woede en genitalin kan beteugelen op de juiste
manier sdhana kan beoefenen. Bovendien dient men altijd afstand te houden van de zes
ongunstige activiteiten: teveel eten, overmatige inspanning voor wereldse zaken, onnodig
praten, het hebben van ofwel overmatige gehechtheid voor regels en bepalingen of
onachtzaamheid ervoor, het hebben van ongunstige omgang of associatie en het behouden
van een sterk verlangen om valse filosofie te volgen.
In deze loka betekenen de woorden yukta-svapnvabodhasya gereguleerd slapen en
gereguleerd waken.
LOKA 18
Op het moment dat de geest volledig beteugeld en hecht verankerd wordt in het
zelf alleen, vrij van het hunkeren naar al het zintuiglijk genot, wordt er gezegd dat
men yukta (verbonden in yoga) is.
SRRTHA-VARI
Wanneer is iemands yoga volmaakt? In antwoord op deze vraag, spreekt r Ka deze
loka die begint met yad. Men is een nipanna-yog (iemand die perfectie in yoga heeft
bereikt) geworden wanneer hij de beteugelde citta (de geest) onwrikbaar in de tm (het
zelf) kan vestigen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men zegt dat de yog perfectie in yoga heeft bereikt wanneer zijn citta gedurende zijn
yoga beoefening onwankelbaar wordt, vrij van verlangen naar zintuiglijk genot, en
gevestigd in het zelf alleen.
LOKA 19
Net zoals een lamp op een windvrije plek niet flakkert, blijft ook een yog wiens
SRRTHA-VARI
Een lamp flakkert niet op een plek waar geen wind waait, daarom wordt de citta (de
geest) van een yoga-yukta-yog vergeleken met een lamp.
LOKAS 20-25
lokZu'ks"kr%A
leUrr%
/k`frx`ghr;kA
kuS% kuS#ijesn~ cqk
vkRelaLFka eu% Rok u fdfpnfi fpUr;sr~
yatroparamate citta / niruddha yoga-sevay
yatra caivtmantmna / payann tmani tuyati
sukham tyantika yat tad / buddhi-grhyam atndriyam
vetti yatra na caivya / sthita calati tattvata
ya labdhv cpara lbha / manyate ndhika tata
yasmin sthito na dukhena / gurupi viclyate
ta vidyd dukha-sayoga / viyoga yoga-sajitam
sa nicayena yoktavyo / yogo nirvia-cetas
sakalpa-prabhavn kms / tyaktv sarvn aeata
manasaivendriya-grma / viniyamya samantata
anai anair uparamed / buddhy dhti-ghtay
tma-sastha mana ktv / na kicid api cintayet
yatrawanneer; uparamateonthecht raakt van materieel genot; cittamde geest;
niruddhambeteugeld zijnde; yoga-sevaydoor de beoefening van yoga; yatrawanneer;
caen; evazeker; tmandoor de geest; tmnamde ziel; payanonophoudelijk
waarnemend; tmaniin de ziel; tuyatimen raakt voldaan; sukhamgeluk;
tyantikamgrenzeloos (en eeuwig); yatwat; tatdat; buddhi-grhyamwaargenomen
door de intelligentie; ati-indriyamtranscendentaal aan de zintuigen; vettimen begrijpt;
yatrain zon stadium; nanooit; caen; evazeker; ayamdeze (yog); sthitazo
gevestigd zijnde; calativalt; tattvatavan zijn svarpa; yamwelke; labhvbereikt
hebbend; caen; aparamander; lbhamgoed; manyatehij beschouwt; nageen;
adhikamgroter; tatadan dat; yasminwaarin; sthitagevestigd zijnde; naniet;
dukhenalijden; gurudoor het grootste (vreselijke); apizelfs; viclyatehij wijkt af,
of wordt overmand; tamdat; vidytmen dient te begrijpen; dukha-sayogavan
omgang met leed; viyogamwelke iemand scheidt; yoga-sajitamin de naam van yoga;
sadie; nicayenamet vastberadenheid (volgens de woorden van sdhu en stra);
yoktavadient beoefend te worden; yogayoga; anirvia-cetasaen door niet-
In die toestand van yoga die samdhi wordt genoemd, wordt de geest van de yog
beteugeld door de beoefening van yoga. Hij raakt onthecht van de zinsobjecten, en is
tevreden van binnen door realisatie van het zelf via die gezuiverde citta (geest). In die
toestand ervaart de yog eeuwige gelukzaligheid door zijn zuivere intelligentie, die
transcendentaal is aan het rijk der zintuigen. Terwijl hij zo gevestigd is, wijkt hij nooit
af van zijn tma-svarpa (wezenlijke aard), en bij het bereiken van tma-sukha (de
gelukzaligheid van het zelf), is hij van mening dat er geen grotere verwerving bestaat.
Wanneer hij zich op dat platform bevindt, raakt hij zelfs niet van slag door de grootste
ellende. Weet dat die toestand verstoken is van enig contact met de dualiteit van
werelds geluk en verdriet. Deze yoga dient beoefend te worden met volledige
verdraagzaamheid van geest, terwijl men alle grillige verlangens volledig heeft
opgegeven en, terwijl de geest de zintuigen van alle kanten in bedwang houdt, dient
men de instructies van stra en sdhu met vastberadenheid te volgen. Men dient zijn
intelligentie onwrikbaar en vastberaden te maken, en geleidelijk aan onthecht raken
door de geest in het zelf te vestigen en door aan niets anders te denken.
SRRTHA-VARI
Het woord yoga in de loka, ntyanatas tu yoga sti (Gt 6.16) en andere lokas staat
voor samdhi. Deze samdhi bestaat uit twee soorten, namelijk samprajta, waarin men
zich bewust is van het verschil tussen kennis, het doel van kennis en de kenner, en
asamprajta, waarin zulk verschil niet wordt waargenomen. Samprajta heeft
verschillende afdelingen zoals savitarka (argument) en savicra (filosofisch onderzoek). Wat
is spontane of asamprajta-samdhi-yoga? Om dit te beantwoorden spreekt r Bhagavn
drieneenhalve loka, hier beginnend met het woord yatroparamate.
Wanneer men samdhi bereikt, raakt de citta volledig onthecht van zinsobjecten en
heeft geen verbinding met ze, omdat men zelfbeheersing (niruddha) heeft bereikt. Dit wordt
yoga. Het opgeven van alle materile verlangens (Gt 6.24) is de eerste daad, en je nergens
zorgen over maken, zoals gesproken in Gt (6.25), is de laatste daad.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Woorden kunnen het geluk dat zich in het zuivere hart van de yog manifesteert
wanneer hij perfectie in yoga bereikt, en zijn hart gezuiverd raakt door samdhi, niet
beschrijven. Dit kan alleen gerealiseerd worden wanneer de geest gezuiverd is.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Op deze manier, door beoefening van yoga, raakt de
geest geleidelijk aan onthecht van zintuiglijk genot en verlost uit de greep van alle wereldse
zaken. Op dat moment manifesteert zich het stadium van samdhi. In die staat raakt de
geest gekwalificeerd om Paramtm te ervaren en realiseren, en realiseert zo het geluk dat
ontstaat uit die verbinding. Patajali Munis filosofische literatuur is de enige bonafide
literatuur op het gebied van aga-yoga. Omdat commentators zijn feitelijke betekenis
niet begrijpen, zeggen ze dat het bereiken van gelukzaligheid en de bewuste staat van het
zelf volgens de vednta-vds (degenen die Vednta voorleggen) moka wordt genoemd. Dit
is onlogisch, want als men gelukzaligheid ervaart in het kaivalya (bevrijde) stadium van
onpersoonlijk monisme, dan is er sprake van dualiteit: de ervaring zelf en degene die het
ervaart. Derhalve is kaivalya (eenheid) helemaal niet mogelijk. Maar deze commentators
begrijpen niet dat Patajali Muni dit nooit gezegd heeft. In zijn laatste stra heeft hij
gezegd:
pururtha-nyn gun pratiprasava
kaivalya svarpa-pratih v citti-aktir iti
Yoga-stra (3.34)
De functie van het ware zelf (cit-dharma) ontwaakt wanneer men vrij is van de vier
doelen van het menselijke leven (dharma, artha, kma en moka), en wanneer de guas
geen wereldse verstoring meer veroorzaken. Deze staat wordt kaivalya (eenheid)
genoemd. In deze staat raakt men gevestigd in zijn eigen svarpa. Het wordt dan citiakti genoemd.
Als we hier diep over nadenken wordt het duidelijk dat Patajali Muni niet aanvaardt
dat de functies van het zelf vernietigd worden in zijn ultieme toestand; integendeel, hij
aanvaardt dat er in dat stadium geen transformatie of ontaarding van zijn eigenlijke functie
plaatsvindt. Citi-akti betekent cit-dharma (spirituele natuur). Wanneer er geen
geperverteerde transformaties plaatsvinden binnen het op juiste wijze functioneren van het
zelf, ontwaakt de ware aard van het zelf, svarpa-dharma. Wanneer die toestand van het zelf
in contact staat met de materile energie, wordt het tma-gua-vikra (de transformatie
van de wezenlijke functies van iemands zelf) genoemd. Als deze tegennatuurlijke
transformaties worden verwijderd, zal nanda, wat een inherente eigenschap is van de
tm, ontwaken. Dit is de mening van Patajali.
nanda ontwaakt wanneer men vrij is van enige pervertering door de guas en ze is
van een gelukzalige aard. Het is het allerhoogste doeleinde van yoga. Later zal worden
uitgelegd dat dit, en niets anders, bhakti wordt genoemd.
Er zijn twee soorten samdhi: samprajta en asamprajta. Samprajta-samdhi heeft
vele afdelingen zoals savitarka (argument) en savicarana (filosofisch onderzoek), maar van
asamprajta-samdhi bestaat er slechts n type. In de toestand van asamprajta-samdhi
bereikt men eeuwige gelukzaligheid, welke verstoken is van enig contact van de zintuigen
met hun zinsobjecten door de intelligentie, die geschikt is geworden om de gelukzaligheid
van het ware zelf te ervaren. De geest van de yog wijkt niet af van die zuivere staat van het
realiseren van eeuwige gelukzaligheid binnenin het zelf. Zonder deze staat te bereiken kan
de jva nooit eeuwige voorspoed bereiken louter door beoefening van aga-yoga. Dit is zo
omdat, als de jva verstoken is van deze gelukzalige staat, de bijkomstige resultaten van deze
beoefening, in de vorm van mystieke krachten enzovoorts, zijn geest zullen aantrekken en
hem zullen doen afwijken van het allerhoogste doel: samdhi-sukha (gelukzaligheid in
trance). Vanwege zulke obstakels, vreest men vele ongunstige tegenslagen tijdens de
beoefening van deze aga-yoga, zoals ontaarding en afwijking. In het geval van bhaktiyoga bestaat zulk gevaar echter niet. Dit zal later worden uitgelegd.
De yog vindt dat er geen andere gelukzaligheid bestaat die superieur is aan de
gelukzaligheid die men bereikt in samdhi. Met andere woorden, terwijl hij zichzelf in leven
houdt, ervaart hij tijdelijk geluk middels het contact van de zintuigen met hun zinsobjecten,
maar hij ziet dit als volkomen onbeduidend. Zelfs op het moment van sterven, terwijl hij de
extreme pijn van een ongeluk of lichamelijke ellende verdraagt, ervaart hij de
gelukzaligheid van samdhi, welke het enige doel van zijn zoektocht is. Onaangedaan door
al deze pijn, geeft hij nog steeds zijn ultiem gelukzalige toestand niet op. Hij begrijpt dat
deze ellende niet voor lang zal blijven en snel genoeg zal verdwijnen. Als er oponthoud is of
enig obstakel voor het bereiken van het resultaat van yoga, raakt hij niet zo gefrustreerd dat
hij zijn beoefening opgeeft. Met grote inspanning zet hij zijn yoga beoefening voort totdat
hij het resultaat bereikt.
De eerste plicht op het pad van yoga is het volgen van yama, niyama, sana, pryma
enzovoorts, en het volledig opgeven van verlangens die zijn ontstaan uit de verleiding om
mystieke siddhis te verwerven. Naast dat, dient de yog met behulp van de gezuiverde geest
zijn zintuigen te beteugelen. Hij dient geleidelijk aan verzaking te leren met intelligentie
verkregen door het volgen van dhra (het concentreren van de geest). Deze verzaking
wordt pratyhra (de zintuigen van de zinsobjecten terugtrekken) genoemd. Hij dient tmsamdhi (verankerde concentratie op het zelf) te bereiken door zijn geest volledig te
beteugelen middels het proces van dhyna, dhra en pratyhra. In het laatste stadium
dient hij geen wereldse gedachten te hebben, en terwijl hij nadenkt over het in stand
houden van zijn lichaam, dient hij er niet gehecht aan te raken. Dit is de ultieme plicht van
de yog.
LOKA 26
Naar welke richting de rusteloze en wispelturige geest ook maar afdwaalt naar de
verschillende zinsobjecten, ze dient beteugeld en hecht verankerd te worden in het
zelf alleen.
SRRTHA-VARI
Indien de geest van de yog, als gevolg van slechte saskra (indrukken uit vorige
levens), onstandvastig wordt door contact met rajo-gua, dient hij opnieuw yoga te
beoefenen. r Bhagavn legt dit uit door deze loka te spreken die begint met de woorden
yato yata.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Wanneer de geest van de sdhaka rusteloos wordt en afdwaalt naar de zinsobjecten,
dient hij deze onmiddellijk te onthouden van die zinsobjecten waar de geest naar is
afgedwaald en deze in het zelf alleen te verankeren.
LOKA 27
Zon vreedzame yog, die alles in verbinding met brahma ziet en die vrij is van
dualiteiten zoals gehechtheid en afkeer en ook vrij is van rajo-gua, verkrijgt ultieme
gelukzaligheid in de vorm van zelfrealisatie.
SRRTHA-VARI
Nadat hij door beoefening alle belemmeringen te boven is gekomen, verkrijgt een yog
de gelukzaligheid van samdhi zoals voorheen beschreven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De gelukzaligheid van samdhi zelf verschijnt voor de yog.
LOKA 28
Op deze manier, door voortdurende beoefening, maakt een zondeloze yog het zelf
standvastig in yoga en verwerft zo eenvoudig opperste gelukzaligheid in de vorm van
brahma-realisatie, verlost rakend van het materile leven.
SRRTHA-VARI
Op dat moment worden zulke yogs perfect. De woorden sukham anute betekenen dat
ze in dit leven verlost raken (jvan-mukta).
LOKA 29
Iemand verbonden in yoga neemt alle wezens waar met gelijke blik, ziet
Paramtm in alle levende wezens, en ziet dat alle levende wezens zich in Paramtm
bevinden.
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint de woorden sarva-bhta-stham tmnam, legt r Bhagavn de
kenmerken uit van iemand die brahma heeft gerealiseerd, en bevrijd is geraakt in dit leven.
Hij ervaart rechtstreeks de aanwezigheid van Paramtm in alle jvas, begrijpend dat Hij de
grondslag van alle jvas is. De woorden yoga-yukttm verwijzen naar iemand die de
Allerhoogste Heer in alle levende wezens realiseert, zowel in de bewegende als de niet-
bewegende, doordat zijn geest verzonken is in brahma. Met andere woorden, hij ervaart
brahma overal.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Arjuna vraagt, Welk soort gelukzaligheid komt er
van contact met brahma? r Bhagavn verwacht deze vraag, en legt in het kort uit dat de
yog die samdhi heeft bereikt zich op twee manieren gedraagt: (1) in overeenstemming met
zijn bhva (gemoed) en (2) in overeenstemming met zijn kriya (activiteiten). Zijn bhva is
zodanig dat hij Paramtm in alle jvas ziet en alle jvas in Paramtm. Zijn activiteiten
weerspiegelen zon gelijke blik overal. In de volgende twee lokas wordt deze bhva
uitgelegd, en in de loka daarna wordt kriya uitgelegd.
LOKA 30
Voor iemand die Mij in alle wezens ziet en alle wezens in Mij ziet, ben Ik nooit
verloren, noch is hij ooit verloren voor Mij.
SRRTHA-VARI
In deze loka beginnende met de woorden yo m, legt r Bhagavn het resultaat uit
van de directe ervaring van de yog. Voor hem ben Ik, brahma, nooit verloren, want voor
zon yog wordt rechtstreekse ervaring van Mij eeuwig. De yog die Mij aanbidt komt nooit
ten val.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn is nooit uit zicht voor de sdhakas die directe realisatie van Hem hebben,
en zulke sdhakas zijn ook nooit uit Zijn zicht. Vanwege hun voortdurende, wederzijdse
contact, komt de aanbidder nooit ten val.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Ik behoor zeker toe aan degenen die
Mij overal zien en alle wezens in Mij zien. Wanneer Mijn bhakta het stadium van nta-rati
(neutrale gehechtheid) overtreft, ontstaat er een speciaal soort liefdevolle relatie tussen
ons, waarin we beide voelen, Ik ben de zijne en hij is de Mijne. Nadat deze relatie zich
heeft ontwikkeld, zal Ik hem nooit de volledige vernietiging van droge, onpersoonlijke
moka schenken. Hij kan niet langer verdwalen omdat hij Mijn dienaar is geworden en de
eeuwige functie van zijn zelf heeft bereikt.
LOKA 31
SRRTHA-VARI
Zelfs voordat hij Mij, de allesdoordringende Paramtm, direct gerealiseerd heeft, wordt
de yog die Mij aanbidt met de houding zoals verklaard in de vorige loka, niet gedwongen
om alle regels en bepalingen van sdhana te volgen. Paramtm is de oorzaak van alles en is
de Allerhoogste Absolute Realiteit zonder gelijke. Hij die beschutting neemt van deze
realisatie en zich bezighoudt met Mijn bhajana middels ravaam, smaraam enzovoorts,
bevindt zich zeker in alle opzichten en onder alle voorwaarden in Mij. Hij bevindt zich niet
in de materile wereld, of hij nu handelingen verricht zoals voorgeschreven in stra of
niet.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De verschillende levende wezens hebben verschillende lichamen die geclassificeerd
worden als bewegend en niet-bewegend. De jvas in deze lichamen zijn ook individueel.
Dientengevolge zijn er oneindige jvas. In vetvatara Upaniad (5.9) wordt gezegd:
blgra-ata-bhgasya / atadh kalpitasya ca
bhgo jva sa vijeya / sa cnantyya kalpate
Hoewel de jva zich in het inerte lichaam bevindt, is hij een subtiele en niet-materile
realiteit. Men kan het puntje van een haar in honderd delen splitsen en n van die
delen nog eens in honderd delen splitsen, maar de jva is zelfs nog kleiner en fijner dan
dat.
De jva, uitermate fijn zijnde, is een anti-materieel wezen, en is in staat om de aard van
nantya te verwerven. Anta betekent de dood, en vrijheid van de dood wordt nantya of
moka genoemd. Paramtm, hoewel n, verblijft binnenin de harten van de oneindige
jvas als een getuige. Dit wordt ook verklaard in de Smti-stra:
eka eva paro viu / sarva-vyp na saaya
aivaryd rpam eka ca / srya-vat bahudheyate
De allesdoordringende r Viu is n, en door de invloed van Zijn aivarya verschijnt
Hij in verschillende gedaantes, net zoals de ene zon op vele plaatsen tegelijk verschijnt.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Gedurende het sdhana stadium wordt meditatie op
de vierarmige gedaante van r Viu (vara) aangeraden voor de yog, wat culmineert in
de realisatie van Mijn sac-cid-nanda gedaante van ymasundara in nirvikalpa-samdhi
(een toestand van ononderbroken trance). In deze staat raakt men vrij van de misvatting
van waargenomen dualiteiten tussen Mij en Paramtm, en de yog wordt vastbesloten
gefocust op Mij (ymasundara) in de siddha-avasth (het geperfectioneerde stadium). De
yogs die Mij aanbidden, die allesdoordringend ben, verrichten bhakti tot Mij via ravaam
en krtanam. Zelfs in hun werkende stadium (karma-avasth), hun periode van overpeinzing
(jna-avasth) en hun meditatie (samdhi), verblijven ze onder alle omstandigheden altijd
in Mij. Dit betekent dat ze ka-smpya-moka bereiken, bevrijding gekenmerkt door het
LOKA 32
O Arjuna, hij die, via zelfrealisatie, alle jvas als gelijkwaardig aan zichzelf ziet, en
hun genot en pijn als het zijne beschouwt, is de beste yog. Dat is Mijn mening.
SRRTHA-VARI
Er wordt gezegd dat yogs in sdhana-avasth (het stadium van beoefening)
gelijkwaardig genegen zijn tot alle wezens. Hier beschrijft deze loka die begint met
tmaupamyena specifiek het voornaamste kenmerk van hun gelijkmoedigheid. Die
gelijkmoedige yogs waarderen dat, net zoals zij zelf van geluk houden en niet van pijn,
anderen evenzo geluk en pijn ervaren. Ze hebben daarom overal een gelijke blik en wensen
iedereen altijd het beste toe. Zulke yogs zijn de allerhoogste. Dit is Mijn mening.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 33
vtqZu mokp
;ks;a ;ksxLRo;k izks% lkE;su e/kqlnw uA
,rL;kga u i';kfe ppyRokfRLFkr fLFkjke~
arjuna uvca
yo ya yogas tvay prokta / smyena madhusdana
etasyha na paymi / cacalatvt sthiti sthirm
arjuna uvcaArjuna zei; yadat; ayam yogadit proces van yoga; tvaydoor U;
proktawerd gesproken; smyenadoor gelijkmoedig (te zien onder alle
omstandigheden); madhusdanaO Madhusdana; etasyavan dat (proces); ahamik; na
paymiben niet in staat te begrijpen; cacalatvtwegens de rusteloze aard (van de
geest); sthitimtoestand; sthirmde stabiele.
SRRTHA-VARI
Denkend dat de evenwichtige symptomen beschreven door r Bhagavn moeilijk te
verwerven zijn, spreekt Arjuna deze loka die begint met de woorden yo yam. Deze yoga is
afhankelijk van het evenwichtig zijn in alle situaties, en ik zie niet hoe men hier succes in
kan bereiken, omdat haar beoefening niet te allen tijden volgehouden kan worden.
Vanwege die wispelturige aard van de geest kan zulke beoefening slecht twee of drie dagen
duren. Bovendien heeft U gelijkmoedigheid verklaard door te zeggen dat men het geluk en
de ellende van alle mensen over de hele wereld als het zijne moet zien. Deze zienswijze kan
mogelijk zijn jegens iemands familieleden of degenen die neutraal zijn, maar zon houding is
onmogelijk vol te houden jegens iemands vijanden of degenen die afgunstig en
bekritiserend zijn. Ik is onmogelijk voor mij om het geluk en de pijn van mijzelf,
Yudhihira en Duryodhana met volledig gelijke blik te bezien. Hoewel men door de juiste
zorgvuldige overweging een gelijke blik kan hebben van de jvtm, Paramtm, de
levenslucht en zintuigen van het zelf, zijn vijanden en alle belichaamde jvas, is deze
zienswijze moeilijk voor langer dan twee of drie dagen vol te houden omdat de zeer
krachtige en wispelturige geest niet enkel in toom kan worden gehouden door
onderscheidingsvermogen. Integendeel, men ziet dat de geest die gehecht is aan zingenot
uiteindelijk iemands onderscheidingsvermogen zal overmannen.
LOKA 34
SRRTHA-VARI
In de Kaha Upaniad (1.3.3) wordt gezegd: tmna rathina viddhi arra ratham eva
ca, Weet dat de tm de passagier is en het lichaam de strijdwagen.
In de rutis wordt gezegd dat geleerde paitas het lichaam vergelijken met een
strijdwagen, de zintuigen met op hol geslagen paarden, de geest met de bestuurder van de
zintuigen (de teugels), de zinsobjecten (geluid, vorm, smaak, aanraking en geur) met de
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Een verhaal uit het Elfde Canto van rmad-Bhgavatam illustreert hoe het proces van
het dienen van Bhagavn eenvoudig en natuurlijk de meest krachtige en wispelturige geest
kan beteugelen.
Er was eens een rijke brhmaa die met zijn zoon en familieleden in het land van
Avanti woonde. Hoewel hij rijk was, was hij erg vrekkig, en gaf zelfs nog geen cent uit voor
het genot van zijn familie of de gemeenschap; integendeel, hij hield zich altijd bezig met het
vergaren van rijkdom. Toen zijn kinderen volwassen werden, raakten ze erg verstoord door
zijn gedrag, en zijn buren, familieleden en anderen binnen de gemeenschap kantten zich
ook tegen hem. Zelfs de Koninklijke dienaars kantten zich tegen hem omdat hij zijn
belasting niet betaalde. Jammer genoeg brandde in deze ongunstige situatie zijn huis af, en
verwierpen zijn familieleden en de leden van de gemeenschap hem.
Echter, vanwege wat goede saskra en de invloed van sdhu-saga, werd hij een
tridai-sannys. Op last van zijn sad-guru ging hij zich bezighouden met bhakti, en maakte
hij zich een gelijke blik eigen jegens vriend en vijand, geluk en verdriet, goed en slecht, en
tot zichzelf en anderen. Hij bleef zelfs tevreden toen de mensen uit zijn eigen dorp hem
mishandelden terwijl hij aan het bedelen was. Ze noemden hem een athest en een
bedrieger en gooiden ontlasting en urine in zijn bedelkom in plaats van voedsel of granen.
Maar met een onverstoorde citta (geest), altijd mediterend op Bhagavn, verwierf hij
uiteindelijk eeuwige sev aan Bhagavn Mukunda.
LOKA 35
JhHkxokuqokp
vla'k;a egkckgks euks nquxzga pye~A
vH;klsu rq dkSUrs; oSjkX;s.k p x`rs
r bhagavn uvca
asaaya mah-bho / mano durnigraha calam
abhysena tu kaunteya / vairgyea ca ghyate
r bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; asaayamzonder twijfel; mah-bhoO
sterkgearmde (Arjuna); manahde geest; durnigrahamis lastig te onderwerpen; calam
onstandvastig; abhysenadoor beoefening; tumaar; kaunteyaO zoon van Kunt;
vairgyeadoor verzaking; caen; ghyatehij kan beteugeld worden.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn aanvaardt de verklaring van Arjuna, en verzacht zijn twijfel door deze
loka te spreken die met het woord asaayam begint. Wat je hebt gezegd is waar. Toch
kan zelfs een chronische aandoening worden genezen als men regelmatig medicijnen
inneemt volgens het voorschrift van een deskundige arts, hoewel het even kan duren. Op
dezelfde manier kan de onbeheersbare geest worden bedwongen door abhysa, de
regelmatige beoefening van yoga in overeenstemming met de instructies van sad-guru, door
voortdurende cultivatie van dhyna-yoga (meditatie op Paramevara) en door vairgya
(ware verzaking).
Dit wordt ook verklaard in Patajala-stra(12): abhysa-vairgybhya tan-nirodha,
Door voortdurende beoefening en ware verzaking kunnen de neigingen van de citta (hart
en geest) in toom worden gehouden.
O Mah-bho (Arjuna), je hebt niet alleen vele grote helden verslagen in de strijd,
maar je hebt ook Heer iva, die de drietand draagt, geplezierd. Maar wat is hier allemaal het
nut van? O kroonjuweel van alle grote helden, jouw naam, Mah-bhu, zal alleen van
toepassing zijn als je de geest kan overwinnen met het wapen van yoga. O Kaunteya, heb
geen angst in dit opzicht. Je bent de zoon van de zus van Mijn vader, daarom is het Mijn
plicht om je te helpen.
LOKA 36
Het is erg moeilijk voor iemand wiens geest niet beteugeld is om zelfrealisatie te
verwerven via dit yoga systeem. Echter, iemand die zijn geest onder controle heeft
gebracht en zich inspant via de juiste methode van abhysa en vairgya, kan perfectie
in yoga bereiken. Dit is Mijn mening.
SRRTHA-VARI
Nu geeft r Bhagavn instructies over het onderwerp van yoga. Iemand die zijn geest
niet heeft beteugeld door middel van abhysa en vairgya wordt niet perfect in yoga. Echter,
als iemand zijn geest reguleert middels abhysa en vairgya, en voor een langdurig
tijdsbestek voortdurend aan sdhana doet, kan hij yoga of samdhi bereiken, wat
gekenmerkt wordt door het symptoom van een beteugelde geest.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Iemand die niet probeert om zijn
geest te beteugelen via vairgya en abhysa kan het eerder vermelde systeem van yoga nooit
tot in de perfectie leren. Echter, degene die zijn geest probeert te beteugelen door gebruik
van de juiste middelen, kan zeker perfectie in yoga bereiken. Wanneer Ik zeg, door de juiste
middelen, bedoel Ik te zeggen dat degene die zijn citta (geest) fixeert door aan r Bhagavn
LOKA 37
vtZqu mokp
v;fr% J;ksir
s ks ;ksxkPpfyrekul%A
vizkI; ;ksxlafl dka xr ".k xPNfr
arjuna uvca
ayati raddhayopeto / yogc calita-mnasa
aprpya yoga-sasiddhi / k gati ka gacchati
arjuna uvcaArjuna zei; ayatieen persoon die (nog) geen asceet is; raddhaymet
geloof; upetazich bezighoudend (met yoga); yogtvan het beoefenen van yoga; calitamnasawanneer de geest gaat afdwalen; aprpyazonder te bereiken; yogasasiddhimvolkomen perfectie in yoga; kmnaar welke; gatimbestemming; kaO
Ka; gacchatigaat hij.
Arjuna vroeg: O Ka, wat is de bestemming van iemand die het proces van yoga
met geloof aanvangt, maar later, vanwege een onbeteugelde geest, terugvalt tot het
wereldlijke en er niet in slaagt om perfectie in yoga te bereiken?
SRRTHA-VARI
Arjuna stelt de vraag, U zei dat alleen degenen die zich volhardend inspannen met
abhysa en vairgya perfectie in yoga bereiken, maar wat is de bestemming van iemand die
de moed verliest in zijn poging, en in wie deze drie dingennamelijk, discipline, verzaking
en volhardingafwezig zijn?
Hij die gelovig is vanwege thestische intelligentie gebaseerd op yoga-stra beoefent
yoga zonder hypocrisie. Echter, door een gebrek aan juiste beoefening en onthechting, kan
zijn geest afdwalen van yoga en verzonken raken in zinsobjecten. Wat is daarom de
bestemming van zon yog die het stadium van yoga-ruruku (verlangen naar het beoefenen
van yoga) is ontstegen en zichzelf op de eerste stap van yoga heeft geplaatst?
LOKA 38
u';frA
dfPpkksHk;foHkz"Vf'NkkHkzfeo
vizfr"Bks egkckgks foew<ks cz.k% ifFk
kaccin nobhaya-vibhraa / chinnbhram iva nayati
apratiho mah-bho / vimho brahmaa pathi
kaccitof; na ubhaya-vibhraaonsuccesvol in beide (karma en yoga); chinna-abhram
een gespleten wolk; ivazoals; nayatihij vergaat; apratihazonder toevlucht; mahbhoO sterk-gearmde (Ka); vimhavolslagen verbijsterd; brahmaavan
spirituele realisatie; pathiop het pad.
O Mah-bho Ka, als men van zowel het proces van karma als het proces van
yoga valt, en afdwaalt van het pad voor het bereiken van brahma, vergaat men dan
niet zoals een uiteengereten wolk, met nergens enige beschutting?
SRRTHA-VARI
Arjuna stelt een vraag: Wat gebeurt er met iemand die van de paden van karma en
yoga is afgedwaald? Met andere woorden, Wat gebeurt er met iemand die het pad van yoga
heeft opgegeven en ook geen perfectie in yoga heeft bereikt? Wacht die yog niet hetzelfde
lot als een uiteengescheurde wolk die zich heeft afgescheiden van een wolkenmassa en
vervolgens vervliegt omdat hij zich niet aansluit bij de andere wolken? Wanneer een yog
aanvangt met het pad van yoga, heeft hij het verlangen om zingenot op te geven, maar
tegelijkertijd blijft het verlangen om van de zintuigen te genieten nog steeds in hem, omdat
zijn vairgya niet is voltooid. Dit is een erg moeilijke situatie. Aangezien hij het pad van
karma (een middel om Svarga te bereiken) heeft opgegeven is zijn volgende wereld, Svarga,
ook verloren, en door geen perfectie in yoga te bereiken, wat het middel is om moka te
verwerven, slaagt hij er ook niet in om moka te verwerven. Hierdoor lijkt het alsof hij in
beide werelden verloren is. Dat is waarom ik U vraag of iemand die is afgedwaald van de
sdhana om brahma te bereiken verstoken raakt van alle beschutting. Is hij verloren of
niet?
LOKA 39
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka zegt Arjuna, O Ka, U bent de allerhoogste bestuurder van alle
bestuurders, de ultieme oorzaak der oorzaken, en U bent alwetend. Geen devat of i is zo
alwetend (sarva-ja) en almachtig (sarva-aktimn) als U. Daarom bestaat er, behalve U,
niemand die in staat is om mijn twijfel weg te nemen.
LOKA 40
JhHkxokuqokp
ikFkZ uSosg ukeq= fouk'kLrL; fo|rsA
u fg dY;k.kRdf'pn~nqxZr rkr xPNfr
r bhagavn uvca
prtha naiveha nmutra / vinas tasya vidyate
na hi kalya-kt kacid / durgati tta gacchati
r bhagavn uvcade alvermogende Persoonlijkheid Gods zei; prthazoon van Pth
(Arjuna); nanoch; evazeker; ihain deze wereld; nanoch; amutrain de volgende;
vinavernietiging; tasyavoor die persoon; vidyateer is; naniet; hiwant;
r Bhagavn zei: O Prtha, zon onsuccesvolle yog gaat noch in deze wereld noch
in de volgende verloren omdat, Mijn beste vriend, iemand die zich bezighoudt met
gunstige daden nooit een ongunstige bestemming bereikt.
SRRTHA-VARI
In deze wereld, evenals in de volgende wereld, houdt zon onsuccesvolle yog zich bezig
met yoga die naar voorspoed leidt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Door Arjuna in deze loka aan te spreken met Prtha, onderwijst r Bhagavn hem op
een erg liefhebbende manier, hem als zeer dierbaar beschouwend. Door het woord tta te
gebruiken, wat letterlijk zoon betekent, laat Hij Zijn genegenheid voor Arjuna zien. Een
vader expandeert zichzelf in de vorm van zijn zoon, en daarom wordt de zoon tat genoemd.
Wanneer het achtervoegsel ana wordt toegepast op het originele woord tat, wordt het tta.
r Gurudeva noemt zijn discipel, die als zijn zoon is, ook liefhebbend tta. Hier zegt r
Bhagavn dat degenen die met geloof aan yoga doen nooit op een ontaarde bestemming
aankomen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als volgt, O Prtha, iemand die zich
bezighoudt met de beoefening van yoga ondervindt nooit vernietiging, noch nu, noch in de
toekomst. De verrichter van die yoga die naar het eeuwige goed leidt kan nooit
onderworpen worden aan een kwaad lot. In principe wordt de gehele mensheid in twee
categorien verdeeld: rechtschapen (gereguleerd) en onrechtschapen (ongereguleerd). Het
gedrag van ongereguleerde mensen is altijd als dat van dieren, of ze nu beschaafd of
onbeschaafd zijn, dom of intelligent zijn, of zwak of sterk zijn. Er kan met geen mogelijkheid
iets goeds voortkomen uit hun activiteiten.
De rechtschapenen (gereguleerden) kunnen in drie categorien worden
onderverdeeld: karm, jn en bhakta. Karms wordt verder onderverdeeld in twee
afdelingen: sakma-karm en nikma-karm. De sakma-karms smachten naar
onbeduidende soorten geluk, of tijdelijk genot. Hoewel ze Svarga bereiken en wereldse
vooruitgang boeken, is al hun genot tijdelijk. Daarom is datgene wat kalya (voorspoed
voor de jvas) wordt genoemd hen onbekend. De toestand van kalya voor de jvas is om
los te raken uit de greep van wereldlijkheid en nitynanda, eeuwige gelukzaligheid, te
bereiken. Daarom is ieder proces dat niet naar deze eeuwige gelukzaligheid leidt nutteloos.
Enkel wanneer het doel van deze nitynanda gecombineerd wordt met karma-ka
activiteiten, kunnen zulke activiteiten karma-yoga worden genoemd. Eerst wordt de citta
(het hart) gezuiverd door zulke karma-yoga, en dan bereikt men jna. Daarna houdt men
zich bezig met dhyna-yoga (meditatie) en dan wordt uiteindelijk het toppunt van alle
processen, het pad van bhakti-yoga, bereikt. Anders is onder zulke yogs zijn degenen die
Mij met bhakti aanbidden Mijn toegewijden en zijn de besten der sdhakas de strekking
van yoga.
Echter, hoeveel boetedoening men ook maar mag verrichten, het doel is louter
zingenot en niets anders. Nadat ze de resultaten van hun boetedoening hebben bereikt,
genieten de asuras simpelweg van hun zintuigen. Aan de andere kant, wanneer de karma
van die persoon de grenzen van zintuiglijk genot te boven gaat, verschijnt nikma-karmayoga, welke zich richt op het eeuwige goed van de jva. Een dhyna-yog of een jna-yog die
zich hecht op het pad van nikma-karma-yoga bevindt, verricht vaak vanzelf handelingen
voor het eeuwige goed van alle wezens.
In elk opzicht overtreft een aga-yog ieder resultaat dat een jva behaalt middels
sakma-karma.
LOKA 41
Iemand die van het pad van yoga afdwaalt na het slechts voor een korte periode te
hebben beoefend, bereikt de planeten van de vromen, en na daar voor vele jaren te
hebben genoten, neemt hij geboorte in een rechtschapen en rijke familie.
SRRTHA-VARI
Wat is bestemming van personen die afdwalen van het pad van yoga? In antwoord
hierop zegt r Bhagavn dat ze op de planeten verblijven die worden bereikt door vrome
mensen, die yajas verrichten zoals de avamedha-yaja. Aangezien genot en moka allebei
de resultaten van yoga zijn, bereiken de yogs die nog niet volgroeid zijn, en ten val zijn
gekomen vanwege een verlangen om te genieten, slechts genot. Aan de andere kant,
aangezien het voor volgroeide yogs onmogelijk is om genot te verlangen, bereiken ze zeker
moka. Als een volgroeide yog door de wil van de voorzienigheid wel een verlangen om te
genieten ontwikkelt, kan hij ook genot verkrijgen zoals Kardama en Saubhari is.
Het woord uci betekent degenen die van goed karakter en gedrag zijn, en r betekent
rijke zakenlui of leden van het koninklijke huis. Een gevallen yog neemt alleen geboorte
in de huizen van zulke families nadat hij in Svarga en andere hogere planeten heeft
verbleven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De yogs die van het pad van aga-yoga zijn gevallen kunnen worden onderverdeeld
in twee categorien. In de eerste categorie bevinden zich degenen die ten val zijn gekomen
nadat ze het proces van yoga voor een korte periode hebben gevolgd. Zulke yogs bereiken
geen lagere bestemmingen volgens de loka: nehbhikrama-no sti (Gt 2.40); integendeel,
ze ervaren geluk op de hogere planeten die worden verworven door vrome mensen die
yajas zoals de avamedha-yaja uitvoeren. Ze nemen daarna geboorte in de huizen van
gekwalificeerde brhmaas of rijke mensen die zich bezighouden met dharmika activiteiten.
Beide situaties zijn bevorderlijk voor hun verdere beoefening van yoga.
In de tweede categorie bevinden zich degenen die al voor lange tijd yoga hebben
beoefend en wiens beoefening bijna volgroeid is. Door de wil van de voorzienigheid echter,
hebben ze een verlangen ontwikkeld om in dit leven te genieten. In hun volgende levens
bereiken sommigen van hen hun verlangde genot en nadat ze daar uiteindelijk hun
interesse in verliezen, voltooien ze hun proces van yoga. Voorbeelden hiervan zijn Kardama
i (rmad-Bhgavatam 3.23) en Saubhari i.
Kardama i was een yog van een hoog kaliber. Op last en door de inspiratie van zijn
vader Brahm, trouwde hij tegen zijn zin in met Devaht en ervaarde echtelijk genot dat
superieur was aan dat van de Prajpatis, de stamvaders van alle levende wezens.
Kapiladeva, een avatra van Bhagavn, verscheen als de zoon van Kardama i. Nadat hij al
het materile genot en zintuiglijk genot had opgegeven, ging Kardama i zich weer
bezighouden met het aanbidden van Bhagavn. De levensgeschiedenis van Saubhari i is
verhaald in de Srrtha-vari prakik-vtti van Bhagavad-gt 2.65.
LOKA 42
De yog die afdwaalt na voor lange tijd yoga te hebben beoefend neemt zijn
geboorte in het huis van yogs die grote wijsheid bezitten. Zon geboorte is
ongetwijfeld zeer zeldzaam in deze wereld.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn heeft uitgelegd wat de bestemming is van een yog die ten val komt na het
pad voor een korte tijd te hebben bewandeld. Nu, in deze loka beginnend met athav, legt
Hij uit wat de bestemming is van een yog die ten val komt na voor lange tijd yoga te hebben
beoefend. Yogs zoals Nimi Mahrja vallen onder deze categorie.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sommige yogs uit de tweede categorie die van hun beoefening afwijken, nemen
geboorte in een dynastie van yogs die standvastig zijn in tattva-jna. Ze voltooien dan
hun vooruitgang op het pad van yoga. Zon geboorte is zeker zeer zeldzaam. Nimi Mahrja
wordt gegeven als voorbeeld voor zon yog (rmad-Bhgavatam 9.13.1-10).
LOKA 43
O Kuru-nandana, via zijn connectie met Paramtm krijgt die onsuccesvolle yog
het goddelijke bewustzijn uit zijn vorige leven weer terug, en daarna streeft hij er
weer naar om volkomen perfectie in yoga te bereiken.
SRRTHA-VARI
In beide soorten van geboorte verkrijgen de gevallen yogs het goddelijke intellect uit
hun vorige geboorte. Dat intellect is verankerd in Paramtm.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Vanwege saskras als gevolg van de yoga beoefening uit zijn vorige geboorte, verkrijgt
de gevallen yog in beide van deze geboortes intelligentie die is verankerd in zijn eigen
dharmika principes alsmede kennis gerelateerd aan Paramtm. Na op natuurlijke wijze
zuiverheid van hart te hebben bereikt, begint hij zich serieus in te spannen voor perfectie in
yoga, net zoals iemand die is ontwaakt uit zijn slaap. Nu kan hij door geen enkel obstakel
worden tegengehouden. Dat is waarom zon yog noch een ontaarde bestemming verkrijgt,
noch verloren raakt.
LOKA 44
Dankzij zijn voorgaande beoefening wordt hij ondanks de aanwezigheid van allerlei
belemmeringen automatisch aangetrokken tot het pad van moka, en na een beetje
informatie te hebben ingewonnen over yoga, gaat hij het pad van sakma-karma dat
wordt beschreven in de Vedas te boven.
SRRTHA-VARI
Het woord hriyate betekent aangetrokken. Doordat hij zich aangetrokken voelt tot
yoga wordt hij nieuwsgierig. Hij ontstijgt dan het pad van sakma-karma wat beschreven
wordt in de Vedas , terwijl hij zich op het pad van yoga blijft bevinden.
LOKA 45
Echter, de yog die met grote inspanning yoga beoefent, wordt na vele geboortes
verlost van alle zonden en wordt uiteindelijk perfect. Zo bereikt hij de allerhoogste
bestemming.
SRRTHA-VARI
Volgens Gt (6.37) valt men van het pad van yoga omdat men onachtzaam is in zijn
inspanning. Voor zon gevallen yog wordt wel het pad van yoga in zijn volgende leven
verkregen, maar perfectie niet. Hij zal perfectie bereiken in zoveel levens als hij nodig heeft
om tot volgroeidheid te komen. Degene die nooit verslapt in zijn inspanning valt niet van
het pad. Integendeel, na vele geboortes wordt hij volgroeid in yoga en bereikt hij perfectie.
Kardama Muni heeft ook gezegd:
drau yatante yataya / nygreu yat-padam
rmad-Bhgavatam (3.24.28)
Zelfs de wijzen die aan verzaking doen en zich op een afgezonderde plek inspannen om
darana van de lotusvoeten van Ka te verkrijgen kunnen geen perfectie bereiken in
n leven.
Het is om deze reden dat r Bhagavn deze loka, prayatnd yatamnas tu, uitspreekt,
wat inhoudt dat men zich meer inspant dan voorheen. Het woord tu geeft een verschil aan
tussen deze personen en degenen die eerder vermeld waren die van yoga zijn gevallen.
Sauddha-kilbia duidt erop dat zelfs iemand wiens onzuiverheden volledig zijn
verwijderd geen sasiddhi of moka kan bereiken in n leven.
LOKA 46
De yog die Paramtm aanbidt wordt beschouwd als superieur zijnde aan de
tapasv, de jn en de karm. O Arjuna, wees daarom een yog.
SRRTHA-VARI
Welke is superieur onder karma, jna en yoga? In antwoord hierop, zegt r
Bhagavn dat een jn (iemand die brahma aanbidt) superieur is aan een tapasv (asceet),
of iemand die toegewijd is aan het verrichten van strenge boetedoening zoals cndryaavrata, en dat een yog (aanbidder van Paramtm) superieur is aan zon jn. Dit is Mijn
mening. Als een yog al superieur is aan een jn, wat kan er dan gezegd worden over zijn
superioriteit ten opzichte van een karm (baatzuchtige werker)?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Over het algemeen wordt er gedacht dat een karm, jn, tapasv, yog en bhakta
allemaal gelijkwaardig zijn. In deze huidige loka geeft r Bhagavn Zijn uitgesproken
mening dat ze niet gelijkwaardig zijn; integendeel, er is een gradatie van superioriteit. Een
nikma-karma-yog is superieur aan een sakma-karm (tapasv) en een jn is weer
superieur aan een nikma-karma-yog. Een aga-yog is superieur aan een jn, en een
bhakti-yog is superieur aan hun allemaal, zoals beschreven wordt in de volgende loka.
LOKA 47
losZ"kka
;ksfxukefi
en~xrsukUrjkReukA
JkokUHktrs ;ks eka l es ;qreks er%
yoginm api sarve / mad-gatenntartman
raddhvn bhajate yo m / sa me yuktatamo mata
yoginmvan de yogs; apiechter; sarveonder allen; mad-gatenadoor zichzelf aan
Mij te hechten; antar-tmanvia zijn geest; raddhvniemand begiftigd met geloof;
bhajateaanbidt; yawie; mmMij; sahij; meMijn; yuktatamameest innig
verbonden in yoga; matamening.
Echter, hij die voortdurend met volledig geloof Mijn bhajana verricht, met zijn
geest onophoudelijk gehecht aan Mij, is naar Mijn mening de allerhoogste van alle
yogs.
SRRTHA-VARI
Is er dan niemand die superieur is aan de yog? In antwoord op deze vraag zegt r
Bhagavn, Zeg dat niet, en vervolgens spreekt Hij deze loka die begint met yoginm. Het
woord yoginm staat in de zesde naamval, maar eigenlijk moet men het gezien worden als in
de vijfde naamval. In de vorige loka staan de woorden tapasvibhyo jnbhyo dhika in de
vijfde naamval. Evenzo dient het hier gezien te worden als yogbhya, de bhakta is zelfs
superieur aan de yog. Mijn bhakta is niet alleen superieur aan n soort yog, maar aan
alle soorten, of ze nu gevestigd zijn in yogarha (het hoogste platform van yoga), in
samprajta-samdhi (waarin men zich bewust is van het verschil tussen kennis, het doel
van kennis en de kenner), of in asamprajta-samdhi (waarin zulk verschil niet wordt
bemerkt).
De strekking van het woord yoga is dat het het middel is voor karma, jna, tapa, bhakti
enzovoorts. Onder zulke yogs zijn degenen die Mij met bhakti aanbidden Mijn toegewijden
en de beste van alle soorten sdhakas.
Karms, tapasvs en jns worden ook geaccepteerd als yogs, maar een aga-yog is
superieur aan ze. Echter, iemand die zich bezighoudt met toewijding aan de Allerhoogste
Heer (een bhakti-yog), die zich bezighoudt met het horen en reciteren over Mij, is het
allerhoogst. Zoals gezegd wordt in rmad-Bhgavatam (6.14.5):
muktnm api siddhn / nryaa-paryaa
sudurlabha pranttm / koiv api mah-mune
O mah-muni, onder miljoenen muktas en siddhas, is een vredig persoon die toegewijd
is aan r Nryaa zeer zeldzaam.
In de volgende acht hoofdstukken zal bhakti-yoga, de yoga van
toewijding aan de Allerhoogste Heer, worden beschreven. Deze loka, die de stra (het
aforisme) is van die hoofdstukken, is als een sieraad dat de halzen van de bhaktas tooit. In
het Eerste Hoofdstuk van Bhagavad-gt, het kroonjuweel van alle stra, is er een synopsis
gegeven van de tekst. In de Tweede, Derde en Vierde Hoofdstukken, wordt nikma-karma
uitgelegd. In het Vijfde Hoofdstuk wordt jna beschreven en het Zesde Hoofdstuk
beschrijft yoga. Deze zes hoofdstukken beschrijven echter voornamelijk karma (actie).
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-Varini k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Zesde Hoofdstuk van
rmad Bhagavad-gt, welke plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Aan het einde van dit hoofdstuk heeft Bhagavn r Ka categorisch verklaard dat
een bhakti-yog superieur is aan alle andere yogs. rla Bhaktivinoda hkura geeft als volgt
een speciale uitleg van deze loka:
HOOFDSTUK ZEVEN
Vijna-Yoga
Yoga Door Realisatie van
Bovenzinnelijke Kennis
LOKA 1
JhHkxokuqokp
e;kleuk% ikFkZ ;ksxa ;qtUenkJ;%A
vla'k;a lexza eka ;Fkk KkL;fl rPN`.kq
r bhagavn uvca
mayy sakta-man prtha / yoga yujan mad-raya
asaaya samagra m / yath jsyasi tac chu
r bhagavn uvcade Alvermogende Opperheer zei; mayiaan Mij; sakta-manmet
de geest gehecht; prthaO zoon van Ptha; yogambhakti-yoga; yujandoor te
beoefenen; mad-rayabeschutting nemend van Mij; asaayamvrij van twijfel;
samagramvolkomen; mmMij; yathhoe; jsyasije zult kennen; tatdat; u
hoor toch.
r Bhagavn zei: O Prtha, hoor nu hoe je Mij volledig zult kennen door bhakti-
yoga te beoefenen met je geest gehecht aan Mij, volledige beschutting nemend van Mij
alleen, vrij zijnde van alle twijfel.
SRRTHA-VARI
kad sadnanda-bhuvo mahprabho
kptbdhecaraau asraymahe
yath yath projhitamukti tatpath
bhaktyadhvan premasudh-maymahe
Wanneer zal ik de beschutting verkrijgen van de lotusvoeten van r Caitanya
Mahprabhu die een verblijfplaats is van eeuwige gelukzaligheid en een oceaan van
genade? Wanneer zal ik, nu ik de processen van bhukti en mukti heb opgegeven en
beschutting heb genomen van het pad van bhakti, gekwalificeerd worden om de nectar
van prema te proeven?
Dit Zevende Hoofdstuk beschrijft de verschillende vibhtis (volheden) van r Ka,
die het allerhoogste doel van aanbidding is. Er is ook een beschrijving van de vier soorten
personen die Hem aanbidden en de vier soorten personen die dat niet doen.
De eerste zes hoofdstukken beschrijven de processen van jna en yoga, die beide
resulteren in moka en die aanvankelijk van nikma-karma afhangen om het hart te
zuiveren.
Nu, in de volgende reeks van zes hoofdstukken, volgt er een beschrijving van
verschillende soorten bhakti-yoga beginnend met bhakti gemengd met karma, jna
enzovoorts. Er is ook een beschrijving van de bestemmingen (soorten verlossing) die
verworven worden door sdhakas van nikma en sakma-upsana, zoals slokyahet
bereiken van dezelfde planeet als de Heer. Het meest prominent is een beschrijving van het
proces van bhakti-yoga dat onafhankelijk is van karma, jna, etc., en wat die mukti
verleent waarbij men een liefdevolle metgezel wordt van r Ka. Zoals wordt gezegd in
rmad-Bhgavatam (11.20.32-33):
yat karmabhir yat tapas / jna vairgyata ca yat
Eenvoudigweg door bhakti-yoga te beoefenen, bereikt Mijn bhakta gemakkelijk in zijn
volledigheid welke resultaten er ook maar bereikt kunnen worden door het verrichten
van karma, tapasy, en jna, of door onthechting en verzaking te ontwikkelen, yoga te
gehechtheid), en wiens geest gehecht is aan Mijn ymasundara svarpa, die getooid gaat
met een gele klederdracht, Mij in werkelijkheid. Je kunt Me alleen op deze manier kennen.
Luister nu alsjeblieft hoe men directe realisatie van Mij kan verkrijgen en welk soort
yoga deze realisatie verleent. Men kan zelfs zonder de hulp van jna, karma, etc., Mijn
ananya bhakta worden door geleidelijk aan verbonden te worden met Mij, en uiteindelijk
volledige beschutting van Mij te nemen.
In deze loka duidt het woord asaayam op een twijfel betreffende de mogelijkheid van
het bereiken van nirviea-brahma, en samagram duidt erop dat de realisatie van die svarpa
onvolledig is. Dit zal later worden verklaard in Gt (12.5):
kleo dhikataras tem / avyaktsakta-cetasm
avyakt hi gatir duhkha / dehavadbhir avpyate
Degenen die hun geest verankeren in nirgua-brahma zullen grote ellende moeten
ondergaan. Het kan lastig zijn voor een belichaamde jva om die ongemanifesteerde
aard te bereiken.
Met andere woorden, er bestaat een twijfel of men de onpersoonlijke nirviea-brahma
svarpa kan bereiken. Echter, in de huidige loka verklaart r Bhagavn, Deze twijfel
bestaat niet met betrekking tot Mijn bhakti-yoga, omdat Mijn toegewijden Mij, r Ka,
parabrahma-tattva, altijd realiseren. Bovendien is brahma, het aanbiddenswaardige doel van
de jns, slechts Mijn glorieuze uitstraling. In Mijn Matsya avatra zei Ik tegen Koning
Satyavrata, Door Mijn instructies op te volgen zul je ook Mijn glories leren kennen, die
zich in je hart zullen manifesteren door abda-brahma, de geluidsvertegenwoordiging van
parabrahma (rmad-Bhgavatam 8.24.38). En in Gt (14.27) heb Ik gezegd: Ik ben de
beschutting of basis van nirviea-brahma. Daarom is kennis van Mijn nirviea-svarpa niet
volledig. Vergeleken met kennis van Mijn r Ka ymasundara ptmbara-dhr svarpa
is het slechts asamagram (onvolledig).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka die zegt, O Prtha, in de eerste zes
hoofdstukken heb ik jna en aga-yoga uitgelegd. Dit zijn paden om moka te bereiken,
en ze behoeven de hulp van nikma-karma-yoga om het hart te zuiveren. In de tweede
reeks van zes hoofdstukken leg Ik bhakti-yoga uit. Luister alsjeblieft. Met je geest standvastig
in gehechtheid aan Mij, volledige beschutting van Mij genomen hebbend door bhakti-yoga
te beoefenen, zul je grondige kennis van Mij verkrijgen. Hier bestaat geen twijfel over.
Kennis van nirviea-brahma is onvolledig omdat het kennis van de eigenschappen van
het persoonlijke aspect van het Absolute (saviea-jna) ontkent. Men bereikt de
aspectloze nirviea-brahma opvatting door materile variteit te ontkennen. Mijn nirvieabrahma natuur manifesteert zich alleen als het doel van deze nirviea opvatting, die niet
nirgua is, omdat het louter de fysieke en mentale kennis te boven gaat, en daarom beperkt
is tot kennis in sattva-gua. Bhakti is een speciale functie die nirgua-vtti (transcendentaal
aan de geaardheden der natuur) is. Mijn gedaante is ook nirgua, bovenzinnelijk, en kan
alleen waargenomen worden door de nirgua ogen van een jva die ontbloot zijn door het
proces van nirgua-bhakti.
LOKA 2
Ik zal deze jna, die verrijkt is met vijna (realisatie), in zijn volledigheid aan je
onthullen. Wanneer je dit begrijpt, zal er niets meer overblijven om te kennen in deze
wereld.
SRRTHA-VARI
Totdat men zich bevindt op het platform van sakti (diepe gehechtheid) in het proces
van bhakti, is kennis van Mij vol aivarya-may (in eerbied en ontzag), en wordt het jna
genoemd. Maar later, wanneer men sakti bereikt, wordt Mijn mdhurya (zoetheid)
gerealiseerd middels vijna. Hoor nu alsjeblieft over beide. Wanneer men ze eenmaal
begrijpt, valt er niets anders meer te kennen. Kennis van Mijn nirviea-brahma evenals
vijna zijn hier bij inbegrepen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 3
SRRTHA-VARI
Zelfs jns en yogs die begiftigd zijn met de symptomen beschreven in de vorige zes
hoofdstukken bereiken zelden kennis van Mij inclusief vijna. Dit zeggend, spreekt r
Bhagavn over vijna (realisatie van Hem) in deze loka die begint met het woord
manuynm. Onder ontelbare jvas krijgt er eentje een menselijke geboorte, en onder
duizenden mensen streeft n van hen naar voorspoed. Onder duizenden die zon poging
ondernemen, is het zeldzaam voor zelfs n van hen om Mij in waarheid te kennen en
directe realisatie te hebben van Mijn ymasundara Muraldhr (Hij die de fluit
vasthoudt) gedaante.
De conclusie is dat de gelukzaligheid die men ervaart door realisatie van saviea-brahma
(de transcendentale gedaante van de Heer) duizenden malen groter is dan de gelukzaligheid
die ervaren wordt door nirviea-brahma (Zijn onpersoonlijke aspect) te realiseren.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka toont Bhagavn aan dat bhagavat-jna (kennis van r Bhagavn)
uitermate zeldzaam is. Dit staat beschreven in rmad-Bhgavatam (6.14.5):
muktnm api siddhn / nryaa-paryaa
sudurlabha pranttm / koiv api mah-mune
O Mah-muni, onder miljoenen van zulke bevrijde en perfecte personen is een bhakta
van Nryaa, die erg vreedzaam is, uitermate zeldzaam. Nog zeldzamer dan zulke
aivarya-may bhaktas van r Nryaa, die zich aangetrokken voelen tot Zijn
majesteit, zijn de mdhurya-paryaa bhaktas van r Ka. De gelukzaligheid die
ontleend wordt aan het proeven van de zoetheid van r Ka is miljoenen malen
groter dan de brahmnanda, de gelukzaligheid van brahma.
In de Bhakti-rasmta-sindhu (1.1.25) staat ook:
brahmnando bhaved ea cet parrdha-gu-kta
naiti bhakti-sukhmbhodhe paramu tulm api
Zelfs wanneer de gelukzaligheid van brahma vermenigvuldigd wordt met het aantal
dagen van Brahms levensduur, kan het nog steeds niet vergeleken worden met een
enkel deeltje van het genot van het proeven van de luimen van r Kas zoetheid.
Dit wordt ook vermeld in r Caitanya-caritmta (di-ll 7.84-85):
ka-viayaka prema parama pururtha
LOKA 4
Mijn externe materile vermogen heeft acht afdelingen: aarde, water, vuur, lucht,
ether, geest, intelligentie en vals ego.
SRRTHA-VARI
Met betrekking tot bhakti duidt het woord jna alleen op de aivarya-jna van r
Bhagavn. Het duidt niet op tma-jna (kennis van het zelf). Vanaf nu, in deze loka
beginnend met het woord bhmi en in de volgende loka, beschrijft Hij Zijn aivarya-jna
door Zijn spirituele (par) en materile (apar) vermogens uit te leggen. Het woord bhmiadi (aarde etc.) duidt op de vijf elementen (paca-mah-bhta) samen met hun respectieve
elementen zoals geur en dergelijke. Het woord ahakra (vals ego) verwijst naar hun
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka als zeggend, Kennis van zowel Mijn
svarpa als Mijn aivarya wordt bhagavat-jna genoemd. Het wordt op deze manier
beschreven: Ik, de Allerhoogste Absolute Realiteit r Ka, ben altijd gesitueerd in Mijn
svarpa, en bezit alle vermogens (aktis) in zijn volledigheid. Brahma is slechts een
aspectloze (nirviea) uiting van Mijn akti, en heeft geen vorm (svarpa). Het bestaan van
dit brahma is gebaseerd op het concept van het ontkennen van de geschapen wereld.
Paramtm is ook een gedeeltelijke manifestatie van Mijn energie in deze wereld. Sterker
nog, Hij is een realiteit die specifiek gerelateerd is aan de tijdelijke materile wereld, en
heeft geen eeuwige svarpa. Bhagavat-svarpa, Mijn eeuwige gedaante van Bhagavn, is
Mijn enige eeuwige aspect en heeft twee soorten akti. Een van die twee soorten akti wordt
bahiraga of my-akti, de externe energie, genoemd. Aangezien deze de oorzaak (moeder)
is van de inerte wereld, wordt het ook apar-akti genoemd. Men dient te begrijpen dat het
aantal elementen in deze apar-akti gerelateerd zijn aan inerte materie. De vijf
grofstoffelijke elementen: aarde, water, vuur, lucht en ether worden mah-bhta genoemd
(grofstoffelijke elementen). Reuk, smaak, vorm, aanraking en geluid zijn hun vijf
respectieve eigenschappen, waardoor er tien in aantal zijn. Daarom zijn er tien elementen.
Je dient te begrijpen dat de zintuigen hun actieve elementen zijn die in werking worden
gesteld door het element van het valse ego, ofwel ahakra, en dat maht-tattva hun oorzaak
is. De geest en intelligentie werden vermeld als zijnde afzonderlijke elementen vanwege hun
prominente en onderscheidende functies binnen de groep van elementen, maar in feite zijn
ze n. Deze gehele groep is onderdeel van Mijn externe vermogen.
LOKA 5
O Mah-bho, je dient te weten dat Mijn externe energie, welke uit acht
afdelingen bestaat, inferieur is. Er is een ander vermogen van Mij dat men kent als de
jva, welke superieur is en welke deze materile wereld aanvaardt met als doel het
genieten van de vruchten van karma.
SRRTHA-VARI
De eerder vermelde bahiraga-akti is inferieur, omdat haar natuur inert is. De taasthaakti, in de vorm van de jvas, is verschillend van deze bahiraga-akti en is er superieur aan
vanwege de aanwezigheid van het bewustzijn. De reden dat ze superieur is, is dat ze door
haar bewuste aard het universum gaande houdt, dat wil zeggen, ze aanvaardt de materile
wereld voor het doel van haar eigen genot.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Naast deze materile natuur
(apar-akti), is er Mijn marginale natuur (taasth prakti), die ook wel jva of par prakti
wordt genoemd. Die prakti is bewust (caitanya-svarpa) en ze manifesteert zich in de vorm
van de jvas (de levende wezens). De jvas die voortkomen uit die energie hebben deze
inerte materile wereld bewust gemaakt. De jva heeft het vermogen om te begrijpen en zich
te bewegen in ofwel de cit-jagat (transccendentale wereld), die voortkomt uit Mijn interne
energie (antaraga-akti), ofwel de jaa-jagat (inerte wereld) die afkomstig is van Mijn
externe energie (bahiraga-akti). Om deze reden wordt jva-akti ook wel taastha-akti
genoemd.
De baddha-jvas (geconditioneerde, gebonden zielen) die gekant zijn tegen r Ka
manifesteren zich in deze wereld uit deze taastha-akti. Het is een grote misvatting om te
denken dat de jvas hun dienst aan Ka hebben opgegeven, en vanuit Vaikuha of zelfs
hoger, vanuit Goloka, zijn gekomen. Dit idee staat lijrecht tegenover siddhnta. Wanneer
een jva eenmaal dienst aan Ka in Zijn verblijf heeft verkregen, is het onmogelijk voor
hem om van die positie te vallen. Zoals gezegd wordt in Gt (15.6):
yat gatv na nivartante tad dhma parama mama
Degenen die Mijn allerhoogste dhma bereiken keren nooit terug naar deze materile
wereld.
Citraketu Mahrja en Jaya en Vijaya zijn nooit gevallen. Ze verschenen uit eigen wil
in deze wereld en speelden de rol van baddha-jvas voor het plezier van Bhagavn. De
jvasdie verzonken zijn in dienst aan r Ka in de spirituele wereld manifesteren zich of
vanuit r Baladeva Prabhu, of vanuitt Zijn expansie, Mah-Sakaraa, die niet
verschillend is van Hem. Zij zijn eeuwig bevrijde jvas. Het is niet mogelijk dat zij ooit ten
val komen.
LOKA 6
Hkwrkfu lokZ.khR;qi/kkj;A
,r|ksuhfu
vga RLuL; txr% izHko% izy;LrFkk
etad yonni bhtni / sarvty upadhraya
aha ktsnasya jagata / prabhava pralayas tath
etaddeze; yonnibeide (van deze eerder vermelde) energien zijn voortgekomen;
bhtnilevende wezens; sarvanial; itidat; upadhrayaweet; ahamvan Mij;
ktsnasyavan het hele; jagatakosmische manifestatie; prabhavade oorsprong;
pralayavernietiging; tathen.
Weet dat alle geschapen wezens zijn voortgekomen uit deze twee praktis van Mij.
Ik alleen ben enige oorzaak en vernietiging van de hele materile schepping.
SRRTHA-VARI
Hier stelt r Bhagavn Zichzelf vast als de oorzaak van het universum, want Hij is de
oorsprong van beide aktis. My-akti als ketra (het veld) en jva-akti als ketraja (de
kenner van het veld) zijn de twee oorzaken van alle bewegende en niet-bewegende
geschapen wezens. Dus, als bestuurder van deze aktis, ben Ik de schepper van het hele
universum. Ten tijde van de vernietiging lossen deze aktis op en rusten ze in Mij, de
Allerhoogste Energetische (aktimn). Daarom ben Ik hun enige vernietiger.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Cit en acit (het bewuste en
inerte), dat wil zeggen, de jvas en de inerte schepping, zijn voortgekomen uit deze twee
praktis. Zowel my als jva-akti zijn Mijn vermogens aangezien ze hun oorsprong vinden
in Mij. Ik, Bhagavn, ben daarom de grondoorzaak van zowel het ontstaan als de ontbinding
van het universum.
LOKA 7
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Op deze manier ben Ik de oorzaak van alles. Net zoals oorzaak en
gevolg niet verschillend zijn van elkaar, zo ook zijn de energie en het energetische niet
verschillend van elkaar.
In de ruti wordt gezegd: ekam evdvitya brahma. Vr de schepping van dit
universum was er enkel de ene Absolute Realiteit zonder een andere. (Chndogya
Upaniad 6.2.1)
Bovendien: neha nnsti kicana, Er bestaat niets behalve advaya brahma, de ene nonduale Absolute Waarheid in allerlei vormen (Bhad-rayakaUpaniad 4.4.19).
In de ruti wordt ook verklaard: Aangezien Mijn aktis de oorzaak zijn van alle
scheppingen, ben Ik de oorzaak van alles.
Op deze manier, nadat Hij eerst heeft uitgelegd dat Hij van nature alles is, verklaart
Bhagavn nu Zijn eigenschap van het allesdoordringend zijn met de woorden
mayienzovoorts. Sarvam idam betekent, Zowel de cit (het bewuste) als de jaa (inerte)
universums zijn niet verschillend van Mij omdat ze Mijn scheppingen (uitwerkingen) zijn.
Met andere woorden, ze zijn Mijn svarpa, en net zoals juwelen aan een draad zijn geregen,
zijn ze aan Mij, Antarym, geregen. r Madhusdana Sarasvatpda heeft geschreven:
stre mai-ga iva. Dit voorbeeld bewijst slechts dat het universum in Bhagavn rust,
maar het bewijst niet dat Hij de oorzaak is van het universum. Echter, goud is de oorzaak
van een gouden oorbel is een gepast voorbeeld om vast te stellen dat Hij de oorzaak is van
het universum.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka heeft r Bhagavn Zichzelf vastgesteld als de onafhankelijke oorzaak
van de schepping en ontbinding. Nu, in de huidige loka, stelt Hij vast dat Hij alleen, als
allesdoordringende Antarym, de oorzaak is van instandhouding. Ik, r Ka, ben de
parama-tattva en de oorzaak van alle oorzaken Heer Brahm staaft dit principe ook in
Brahma-sahit (5.1):
vara parama ka sac-cid-nanda vigraha
andir dir govinda sarva-kraa-kraam
De Allerhoogste Heer, de belichaming van waarheid, bewustzijn en vreugde, is Govinda
Ka. Hij is zonder begin, de oorzaak van alles wat is, en de Oorzaak van alle oorzaken.
Om dit onderwerp begrijpelijker te maken, zullen we concepten uit Govinda-bhya
geschreven door r Baladeva Vidybhaa citeren: Parabrahma-svarpa, r Ka, is de
Allerhoogste Absolute Realiteit (para-tattva-vastu). Er is niets superieur aan Hem omdat er
geen andere onafhankelijke entiteit is. Yasmt para n param asti kicit
(vetvataraUpaniad 3.9). Deze verklaringen uit de rutis hebben niet het bestaan van
iets hogers dan het al-aanbiddenswaardige brahma geaccepteerd. In de Vedas
(vetvataraUpaniad 3.8-9) wordt gezegd: Ik heb deze stralende brahma welke als de zon is
en alle duisternis (onwetendheid) te boven gaat gekend. Men bereikt onsterfelijkheid en
het doel van het menselijk leven (pururtha) door Hem te kennen. De enige manier om
onsterfelijkheid te bereiken is door kennis van deze mah-purua. Er is niets superieur aan
Hem.
Na de superioriteit van parabrahma, vastgesteld in deze mantras, te hebben
geaccepteerd, wordt er verder gezegd: Degenen die de zuivere of wezenlijke aard van
brahma kennen bereiken na verloop van tijd onsterfelijkheid, anders komt er geen einde
aan hun ellende. Als iets als superieur aan brahma wordt aanvaard, dan wordt r Kas
LOKA 8
SRRTHA-VARI
Als Antarym treed Ik binnen en besta Ik in dit universum dat door Mij werd
geschapen. Evenzo besta Ik alleen als het wezen binnenin alle mensen en alle andere
levende wezens. Ergens ben Ik de oorzaak en ergens ben Ik het gevolg. r Bhagavn
spreekt deze loka die begint met de woorden raso ham en de volgende drie lokas om deze
waarheid vast te stellen. Apsu (water) betekent, De rasa (smaak) in water is zijn oorzaak,
wat ook Mijn opulentie (vibhti) is. Evenzo is Mijn uitstraling de oorzaak van de zon en de
maan, en is okra de oorzaak van de Vedas. Zij zijn ook Mijn vibhti. Ik ben ook de
oorzaak van de lucht, geluid, en het eigenlijke wezen van menselijke wezens, wat de bron is
van hun levensenergie (paurua).
LOKA 9
Ik ben de zuivere geur van de aarde, de hitte in vuur, het leven in alle wezens en
de boetedoening van de asceten.
SRRTHA-VARI
Volgens het Amara-koa woordenboek betekent het woord puya een originele en
aantrekkelijke geur. Het gebruik van het woord ca duidt op het verband van het woord
puya met rasa (smaak), etc. Het woord teja duidt op het vermogen om te verteren en alle
ingredinten te koken. Het betekent ook om te verlichten en te beschermen tegen kou
enzovoorts. Dit vermogen is de essentie. Jvana betekent de essentie in de vorm van leven,
en tapa betekent het verdragen van dualiteiten.
LOKA 10
O Prtha, weet dat Ik de eeuwige oorzaak ben van alle wezens. Ik ben de
intelligentie van degenen die intelligent zijn, en de moed van degenen die sterk zijn.
SRRTHA-VARI
Het woord bja (zaad) duidt op de ongetransformeerde oorzaak die pradhna wordt
genoemd. Santana betekent eeuwig. De essentie van een intelligent persoon is zijn
intelligentie, en dat ben Ik.
LOKA 11
O beste van de Bharata dynastie, Ik ben de kracht van degenen die sterk zijn, vrij
van gehechtheid en verlangen. In alle wezens ben Ik seksuele vereniging in
overeenstemming met dharma, met als enige doel voortplanting.
SRRTHA-VARI
Het woord kma verwijst over het algemeen naar het verlangen naar iemands
levensbehoeften, en rga verwijst naar woede. Echter, in deze context zijn deze
betekenissen niet van toepassing. Dharmviruddha staat voor datgene wat niet gekant is
tegen dharma, dat wil zeggen, hartstocht die alleen wordt gebruikt om kinderen te
verwekken bij iemands eigen vrouw.
LOKA 12
SRRTHA-VARI
Op deze manier heb Ik slechts enkele van de vibhtis uitgelegd, zoals degenen die de
oorzaak en de essentie van dingen zijn. Maar wat voor nut heeft het om op details in te
gaan? Alles valt onder Mijn controle en is Mijn vibhti. Om dit uit te leggen spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met de woorden ye caiva. Zowel beteugeling van de geest en
zintuigenals de devas zelf zijn sttvika bhvas (zijnstoestanden). Zowel blijdschap, trots en
andere soortgelijke gevoelens als de asuras zelf zijn rjasika bhvas, en zowel droefenis,
misleiding en andere soortgelijke houdingenals de rkasas (degenen die lager zijn dan de
asuras) zijn tmasika bhvas (naturen). Ze komen allemaal van Mij, maar het dient
begrepen te worden dat ze de uitwerkingen zijn van de guas van Mijn materilenatuur,
dus Ik ben niet persoonlijk aanwezig in ze. In tegenstelling tot de jvas, sta Ik niet onder
hun controle; integendeel, zij bestaan onder Mijn controle.
LOKA 13
SRRTHA-VARI
Arjuna kan vragen, Waarom kennen mensen U, Paramevara, niet? In antwoord
hierop spreekt r Ka deze loka die begint met het woord tribhi. De jvas van deze
wereld zijn begoocheld omdat ze bestuurd worden door hun verworven natuur, die is
opgebouwd uit de activiteiten van de drie guas. Dit bestaat uit beteugeling van de geest,
controle over de zintuigen, geluk, verdriet, gehechtheid en afgunst. Maar Ik ga deze guas
te boven en ben vrij van iedere geperverteerde transformatie, en dat is waarom ze Mij niet
kunnen begrijpen.
LOKA 14
Deze externe energie van Mij die uit de drie guas bestaat en de jvas begoochelt,
is zeker moeilijk te overwinnen, maar zij die exclusieve beschutting nemen van Mij
kunnen deze my eenvoudig ontstijgen.
SRRTHA-VARI
Men kan de volgende vraag stellen: Hoe kan men verlost raken van de begoocheling
geschapen door de drie guas? In antwoord spreekt r Bhagavn deze loka die begint met
het woord daivi. Deze my wordt daiv genoemd omdat ze de devas (de jvas) begoochelt,
die van nature goddelijk zijn, maar verzonken zijn in het zich vermaken met zintuiglijk
genot. Deze my is gua-may, opgebouwd uit de drie guas. Het woord gua-may heeft
ook een andere betekenis. Het heeft de vorm van een sterk touw met drie strengen. Deze
bahiraga-akti die Mij, Paramevara, toebehoort, is duratyay, uitermate moeilijk over te
steken. Niemand is in staat om dit touw door te snijden en verlost te raken van de
gebondenheid aan de guas. r Bhagavn zegt, Geloof Me. Daarna raakt Hij Zijn eigen
borst aan en zegt verder mm, Iemand kan deze my alleen ontstijgen als hij zich exclusief
overgeeft aan Mij in deze gedaante van ymasundara.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Par (spiritueel) en apar (materieel) zijn de twee soorten akti van Bhagavn. De
spirituele energie wordt antarag (cit-akti) genoemd en de materile, externe energie
wordt bahirag (acit, apar of my-akti) genoemd. In de Upaniads wordt ook gezegd:
myn tu prakti vidyn mayina tu mahevaram, My dient begrepen te worden als
apar-akti, en de persoon (purua) waar my in rust, dient begrepen te worden als
mahevara, de Allerhoogste Bestuurder (vetvataraUpaniad 4.10).
Dit wordt ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (8.5.30): na yasya kactititarti my /
yay jano muhyati veda nrtham, De jva wordt begoocheld door my-akti en is daarom
niet in staat om de aard van het zelf te begrijpen. Deze onoverkomelijke my van
Bhagavn kan zonder Zijn genade door niemand overwonnen worden.
Men kan zich het volgende afvragen: Als my-akti de oorzaak is van de
gebondenheid van dejva, kan men dan verlost raken van deze gebondenheid door deze
my-akti te plezieren? Waarom is het nodig om beschutting te nemen van r Hari, Guru
en de Vaiavas? In de huidige loka geeft Bhagavn hier antwoord op door de woorden
mama my te gebruiken. Hij zegt, Deze my is niet onafhankelijk. Integendeel, ze staat
onder Mijn controle, dus bezit ze niet de onafhankelijkheid om iemand te bevrijden van de
materile wereld. Dit is wat Hij bedoelt met de verklaring: mm eva ye prapadyante.
Alleen iemand die zich aan Mij overgeeft kan deze onoverkomelijke my van Mij
oversteken; anderen kunnen dat niet.
Dit wordt ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (10.14.58):
samrit ye pada-pallava-plava
LOKA 15
my en die een surika natuur bezitten, geven zich niet over aan Mij.
SRRTHA-VARI
Als de vraag wordt gesteld, Waarom nemen de paitas dan geen beschutting van U?,
dan antwoordt r Bhagavn, De echte paitas nemen wel exclusieve beschutting van
Mij, maar degenen die zichzelf als paitas beschouwen doen dat niet. r Bhagavn
spreekt deze loka, die met de woorden na mm begint, om dit uit te leggen. Het woord
duktina verwijst naar degenen die verdorven zijn, ook al kunnen ze wat vroomheid
bezitten. En sommigen kunnen dan wel op paitas lijken, maar zijn eigenlijk kupaitas
(pseudo-paitas). Deze zijn er in vier soorten:
(1) Mheen baatzuchtige arbeider (een karm) die niet beter is dan een dier.
rmad-Bhgavatam (3.32.19) beschrijft, Net zoals een uitwerpselenetend varken
zoete rijst afwijst en van uitwerpselen geniet, zijn zij die bedrogen worden door het
lot, die de nectar van het horen van hari-kath opgeven en zich inlaten met het
luisteren naar zinloze gesprekken, uiterst ongelukkig. Wie anders dan een dier zou
niet graag sev willen verrichten aan r Mukunda?
(2) Nardhamde laagsten der mensheid. Zelfs na voor een tijdje aan bhakti te
hebben gedaan en de eigenschappen van een mens te hebben verworven, geven ze
uiteindelijk moedwillig het proces van bhakti op, denkend dat het niet werkt om het
verlangde resultaat te bereiken. Zulke personen zijn nardhamas.
(3) Myaypahta-jndegenen wiens kennis gestolen is door my, zelfs na het
bestuderen van stra. Zij denken dat alleen de gedaante van r Nryaa, die zich
in Vaikuha bevindt, eeuwig gediend kan worden en eeuwige bhakti kan verlenen;
men kan niet eeuwig bhakti verrichten aan andere gedaantes, zoals Rma en Ka,
omdat zij mensachtig zijn. r Bhagavn heeft gezegd in Gt (9.11): Dwazen tonen
geen eerbied aan Mij wanneer Ik in Mijn menselijke gedaante verschijn. Nadat ze
zich ogenschijnlijk aan Mij hebben overgegeven, hebben ze zich in werkelijkheid
niet overgegeven.
(4) sura bhvam ritAsuras zoals Jarasandha schieten pijlen teneinde Mijn
transcendentale lichaam pijn te doen. Evenzo gebruiken personen die een
surikabhva hebben onlogische beredenering om Mijn r-vigraha (Deity-gedaante),
die eeuwig gesitueerd is in Vaikuha, te verwerpen. Zij geven zich niet aan Mij
over.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, Nadat ze hun toevlucht hebben
genomen tot een surika-bhva, geven vier soorten personen zich niet aan Mij over: de
dukta (ontaarde), de mha (dwaas), de nardhama (laagste der menselijke wezens) en
mayaypahta-jn (personen wiens kennis bedekt wordt door my).
(1) Duktas zijn degenen die een uiterst ondeugdzaam leven leiden.
(2) Mhs zijn de athestische personen die enkel ethische principes volgen zonder
daarbij beschutting te nemen van Mij, de gezaghebbende Godheid van moraliteit.
(3) Nardhamas zijn de laagste van de menselijke wezens. Het zijn degenen die Mij als
slechts een aspect van moraliteit beschouwen, maar niet als de Heer van moraliteit.
(4) Mayaypahta-jns zijn degenen wiens kennis bedekt blijft door my, en die zelfs
wanneer ze stras zoals Vednta hebben bestudeerd devas zoals Brahm aanbidden.
Ze kennen Mijn almachtige aard niet, noch de eeuwige bewuste natuur van de jva,
de tijdelijke aard van de relatie van de jva met inerte materie, noch de eeuwige
natuur van de relatie van de jva met Mij als Mijn dienaar.
LOKA 16
O beste van de Bharata dynastie, er zijn vier soorten vrome mensen die Mijn
SRRTHA-VARI
Wie verricht dan Uw bhajana? In antwoord op deze vraag spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met de woorden catur-vidh. Sukta verwijst naar degenen die Mij
aanbidden en de regels en bepalingen van varrama-dharma volgen. rtta verwijst naar
personen die geteisterd worden door leed zoals een ziekte en Mij aanbidden om verlichting
te verkrijgen. Jijsu betekent degenen die Mij aanbidden in het verlangen naar tmajna (kennis van het zelf) of wetenschappelijke kennis van de stra middels grammatica.
Arthrth verwijst naar degenen die Mij aanbidden met een verlangen naar genot in deze
wereld, zoals het bezitten van land, olifanten, paarden, mooie vrouwen, goud, of genot in
Svarga. Jns met zuivere harten aanbidden Mij ook. Van deze vier, zijn de eerste drie
sakma-ghastas, huishouders die baatzuchtige verlangens hebben, en bestaat de vierde
groep uit nikma-sannyss (verzakers die onzelfzuchtige handelingen verrichten).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka,die zegt, Het is over het algemeen niet
mogelijk voor degenen die verdorven (dukta) zijn om Mijn bhajana te verrichten, omdat
ze zich niet op het pad van het geleidelijk aan ontwikkelen van hun bewustzijn bevinden.
Soms verkrijgen zulke mensen echter per toeval Mijn dienst. Onder degenen met sukti
(vroomheid) die een gereguleerd leven leiden, zijn er vier types die geschikt zijn om Mijn
bhajana te verrichten.
Degenen die zich bezighouden met kmya-karma (vruchtdragende activiteiten) denken
aan Mij wanneer ze worden geteisterd door wat ellende. Zij worden rtta, de lijdenden,
genoemd. Zelfs degenen die dukta zijn denken soms aan Mij wanneer ze in nood verkeren.
De dwazen (mha), die zich aan moraliteit houden zoals beschreven in de vorige
loka, houden zich bezig met het geleidelijke proces van het informeren naar tattva-jna.
Hierdoor voelen ze de noodzaak van het accepteren van het bestaan van Paramevara.
Aangezien Hij het doeleinde is van hun nieuwsgierigheid, herinneren zij zich Mij geleidelijk
aan.
Nardhamas, de laagsten der mensheid, die eerst aan bhakti doen en het later weer
laten vallen, worden geleidelijk aan ontevreden over hun opvatting van een ethische
bestuurder, en komen tot het besef wie de werkelijke bestuurder van moraliteit is. Ze
worden dan gereguleerde bhaktas en, aangezien ze zich tot Mij richten om hun doeleinden
te vervullen, staan ze bekend als arthrth, degenen die naar rijkdom verlangen.
Wanneer de jva beseft dat kennis van brahma en Paramtm onvolledig is, neemt hij
zijn toevlucht tot uddha-jna (zuivere kennis) van Mij. Op dat moment wordt het
omhulsel van my verwijderd en, zichzelf kennend als Mijn eeuwige dienaar, aanvaardt hij
Mijn volledige beschutting.
Degenen die rtta (noodlijdend) zijn hebben de tekortkoming van verschillende
verlangens; degenen die jijsu (nieuwsgierig) zijn hebben de tekortkoming van
gebondenheid aan moralistische kennis; de arthrths (rijkdomzoekers) hebben de
tekortkoming van het trachten om Svarga te bereiken; en de jns, die denken dat
bhagavat-tattva (fundamentele waarheden met betrekking tot de Allerhoogste Heer)
tijdelijk is, hebben de tekortkoming van het willen opgaan in brahma. Wanneer deze
onzuiverheden verwijderd worden, worden deze personen geschikt om zuivere bhakti te
verrichten. Zolang deze onzuiverheden in hen bestaan, wordt hun bhakti beschouwd als
pradhn-bht (gemengd met een ander proces). Ze verkrijgen keval-, akican- of
uttam-bhakti wanneer hun onzuiverheden volledig verwijderd zijn.
Het woord sukti dat in deze loka gebruikt wordt betekent vroomheid die ontstaat uit
het volgen van de principes van vara en rama. Zulke vrome personen, wiens bhakti
pradhn-bht is, houden zich op vier manieren met Bhagavns dienst bezig. De eerste drie
categorien hieronder bevatten voorbeelden van karma pradhn-bht-bhakti.
(1) rtta: Koningen die werden gevangen door Jarsandha; en Gajendra, die werd
gevangen door een krokodil.
(2) Jijsu: aunaka en andere is die nieuwsgierig waren naar tma-jna.
(3) Arthrth: Degenen zoals Dhruva die naar rijkdom zochten.
De vierde is een voorbeeld vanjna-pradhn-bht-bhakti.
(4) Jn: De vier Kumras vallen onder deze categorie.
Pradhn-bht-bhakti wordt gedefinieerd als die karma, jna en yoga waarin bhakti
overheerst, met andere woorden, waar karma, jna en yoga ondergeschikt zijn aan bhakti.
Keval-bhakti wordt als volgt gedefinieerd:
anybhilit-nya / jna-karmdy-anvtam
nuklyena knu-lanam bhaktir uttam
Bhakti-rasmta-sindhu (1.1.11)
Uttama-bhakti wordt uitgevoerd wanneer iemand vrij is van alle verlangens behalve
het leveren van dienst aan Ka, wanneer zijn intelligentie volkomen vrij is van het
concept van nirviea-brahma-jna, en van affiniteit met nitya (regelmatige) en
naimittika (oorzakelijke of incidentele) karma, yoga, tapasy, etc., en wanneer hij op
een welwillende wijze dienst verleent aan Ka en Zijn bhaktas.
Gu-bht-bhakti wordt gedefinieerd als dat proces waarin karma, jna en yoga
overheersen, niet bhakti. Wanneer bhakti alleen wordt beoefend om te assisteren in het
verkrijgen van moka of Svarga, dan wordt zulke karma slechts karma genoemd, jna
wordt dan jna genoemd en yoga wordt yoga genoemd. Zulke karma, jna en yoga zijn
LOKA 17
rs"kka
Kkuh
fuR;;q
,dHkfof'k";rsA
fiz;ks fg KkfuuksR;FkZega l p ee fiz;%
te jn nitya-yukta / eka-bhaktir viiyate
priyo hi jnino tyartham / aha sa ca mama priya
temonder deze; jniemand die kennis bezit; nitya-yuktais altijd verbonden met
Mij; eka-bhaktien exclusief toegewijd aan Mij; viiyateonderscheidt zich; priya
dierbaar; hizeker; jninatot de jn; ati-arthambuitengewoon; ahamIk; sa
hij; caen; mamatot Mij; priyadierbaar.
SRRTHA-VARI
Wie is de beste van de vier soorten toegewijden die geschikt zijn om bhakti te
verrichten? In antwoord hierop spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord
tem. De jns die altijd verbonden zijn met Mij zijn de beste van de vier. Door de
beoefening van jna zijn hun gedachten volledig onder controle en dus blijft hun geest op
n punt gericht. De andere drie types (rtta enzovoorts) zijn niet zoals dit. Arjuna vraagt
dan, Aanbidden alle jns U uit angst dat ze kunnen falen in hun poging om jna te
bereiken? In antwoord hierop zegt Bhagavn eka-bhakti. Eka betekent prominent. Dit
betekent, Die jns in wie bhakti prominent is (pradhn-bht) verrichten bhajana aan
Mij, in tegenstelling tot andere jns in wie jna prominent is. Degenen die alleen
gehecht zijn aan bhakti zijn eka-bhakti, en ze zijn alleen jns in naam.
Op deze wijze ben Ik, in Mijn prachtige gedaante van ymasundara, erg dierbaar aan
de jns. In de toestanden van zowel sdhana en sdhya zijn ze niet in staat om hun
gehechtheid aan deze gedaante op te geven. Bovendien, in de mate dat ze zich overgeven
aan Mijye yath m prapadyante (Gt 4.11)zijn zij erg dierbaar aan Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Wanneer de rtta, jijsu,
arthrth en jn verlost zijn geraakt van alle onzuiverheden worden ze Mijn toegewijde
volgelingen. Onder hen bereiken de jns udhha-jna, nadat ze de onzuiverheid van
jna, namelijk het verlangen naar verlossing, hebben opgegeven. Ze raken dan begiftigd
met bhakti-yoga, en bereiken superioriteit over de andere drie toegewijden. Dit houdt in dat
hoewel het proces van karma de jva reinigt van alle onzuiverheden, de svarpa van de jva,
welke van nature bewust is, niet in dezelfde mate gerealiseerd wordt door de beoefening van
karma als door de cultivatie van jna-yoga. Uiteindelijk realiseert iedereen zijn eigen
svarpa door onderdanig met bhaktas om te gaan. Gedurende het sdhana stadium zijn
alleen jn-bhaktas eka-bhaktir viiyate (specifiek begiftigd met geconcentreerde zuivere
bhakti), en zij zijn superieur aan de andere drie soorten geschikte personen die hierboven
zijn beschreven. Zij zijn Mijn zuivere dienaren. Aldus ben Ik zeer dierbaar aan ze en zij zijn
Mij ook erg dierbaar. r ukadeva Gosvm is hier een voorbeeld van. Voorheen was hij
een brahma-jn, maar in zijn omgang met r Vysadeva realiseerde hij bhagavat-jna
(prema-bhakti). Gedurende het sdhana stadium is de dienst aan Ka van die bhaktas die
zuivere kennis (uddha-jna) hebben verworven ook uiterst zuiver, zonder ook maar het
geringste vleugje materialisme.
LOKA 18
Dit zijn zeker allemaal grote zielen, maar toch beschouw Ik de jn als even
dierbaar aan Mij als Mijn eigen zelf. Aangezien zijn gedachten zich altijd in Mij
ophouden, neemt hij vastberaden beschutting van Mij als zijn allerhoogste
bestemming.
SRRTHA-VARI
Houdt dit in dat de andere drie soorten personen, de rtta enzovoorts, niet zo dierbaar
zijn aan U? In antwoord hierop zegt r Bhagavn, Nee, nee, dat is niet zo, en spreekt
deze loka die begint met udr. Wie er ook maar Mijn bhajana verricht met een
verlangen om iets van Mij te ontvangen, en wie die zegening aanvaardt wanneer Ik die hem
toeken, is Me dierbaar. Nadat ze hun verlangens door Mij in vervulling hebben laten
komen, geven ze Mij de eigenschap van het zijn van bhakta-vatsala (toegenegen aan Mijn
bhakta). Echter, de woorden jn tv tmaiva verwijzen naar de jn die Mijn eigen zelf is
en uitermate dierbaar is aan Mij. Dit komt omdat hij, terwijl hij Mijn bhajana verricht,
niets van Mij terug verwacht zoals Svarga of moka. Als gevolg hiervan blijf Ik altijd onder
zijn controle. Hij is als Mijn eigen zelf. Dit is Mijn mening. Omdat hij alleen Mij,
ymasundara, als de hoogste bestemming kent, blijft hij vrij van angst en is hij
vastbesloten om Mij te bereiken. Hij neemt geen beschutting van Mijn nirviea svarpa
(het onpersoonlijke, vormloze aspect), brahma-nirva.
Ik ben bhakta-vatsala Bhagavn, en Ik beschouw zon jn die begiftigd is met
nikma-pradhn-bht-bhakti als zijnde Mijn exacte zelf. Maar iemand die begiftigd is met
zuivere keval-bhakti is Me nog dierbaarder dan Mijn eigen zelf.
In rmad-Bhgavatam (11.14.15) wordt gezegd: O Uddhava, als een bhakta ben je Me zo
dierbaar; zelfs niet Mijn eigen zoon Brahm of akara, Sakaraa, Lakm-dev of Mijn
eigen svarpa zijn Me zo dierbaar als jij. Bovendien zegt rmad-Bhgavatam (9.4.64):
Zonder de associatie van Mijn bhakta sdhus verlang Ik niet eens naar de gelukzaligheid
van Mijn eigen svarpa.
rmad-Bhgavatam (10.29.42) zegt dat tmrma ook geniet. Dit houdt in dat, hoewel
yogevarevara r Ka tmrma is, die in Zichzelf behagen schept, Hij een groter genot
ontvangt van de dienst van de gops. Aldus geniet Hij genadig en voert Hij spel en vermaak
met ze uit.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Wanneer de hierboven beschreven
vier klassen van toegewijden keval-bhakti aanvaarden, worden ze ultiem verheven. Echter,
de jn-bhaktas bevinden zich in Mij omdat ze meer nih hebben dan de anderen om Mij,
de Allerhoogste Bewuste Entiteit en de hoogste bestemming van hun inspanningen, te
realiseren. Ze zijn me zeer dierbaar, en zijn in staat om Me volledig te beheersen.
Mensen verrichten bhajana aan Bhagavn r Ka als gevolg van sukti (spirituele
merites) verzameld in hun vorige levens. Degenen die gekant zijn tegen Ka blijven nontoegewijden, die zich bezighouden met het aanbidden van de verschillende devas en devs.
Daarom zijn degenen die Kas bhajana verrichten begiftigd met grote intelligentie, of ze
nu materile verlangens (sakma) hebben of er vrij van zijn (nikma). Dit wordt ook
uitgedrukt in rmad-Bhgavatam (2.3.10):
akma sarva-kmo v / moka-kma udra-dh
tvrea bhakti-yogena / yajeta purua param
Iedereen, of men nu akma (een toegewijde), sarva-kma (een karm), of moka-kma
(een jn of yog) is, wordt aangemoedigd om de Allerhoogste Godspersoon te
aanbidden via de directe methode van toegewijde dienst.
In zijn rrtha-darin commentaar op deze loka, legt rla Vivantha Cakravart
hkura uit dat het woord udra-dh van zuivere en grote intelligentie (su-buddhi)
betekent. Het verrichten van Bhagavns bhajana is het symptoom van zuivere en grote
intelligentie, of men nu materile verlangens heeft of er vrij van is. De afwezigheid van
zulke aanbidding is een symptoom van onzuivere en lage intelligentie.
Om maar te zwijgen van toegewijden die vrij zijn van materile verlangens, zelfs de
toegewijden die materile verlangens hebben verkrijgen dienst aan Bhagavn in Zijn
verblijf, door Zijn genade of door de genade van Zijn bhaktas, wanneer ze van hun
verlangde doeleinde hebben genoten. Daarom bezitten ze zuivere en grote intelligentie.
LOKA 19
Na vele geboortes geeft de jn die begiftigd is met de kennis dat alles, zowel het
bewuste als het inerte, gerelateerd is aan Vsudeva zich volledig aan Mij over. Zon
mahtm is uitermate zeldzaam.
SRRTHA-VARI
Men kan de volgende vraag stellen: Aangezien de jn-bhaktas Uw beschutting
accepteren als de allerhoogste bestemming, bereiken ze U zeker, maar hoe lang duurt het
voor zulke jns om zich te kwalificeren voor het toetreden tot bhakti? In antwoord
hierop spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord bahnm.
Vsudeva sarvam betekent dat die jns hun toevlucht zoeken bij Mij, wanneer ze na
vele, vele geboortes overal Vsudeva zien. Zulke sdhus geven zich aan Mij over door de
invloed van goede associatie welke door Mijn wil wordt geregeld. Dat wil zeggen, ze geven
zich aan Mij over naargelang de bhva die ze hebben ontvangen in zulke associatie. Onder
duizenden en duizenden mensen is zon jn bhakta, wiens gedachten in Mij verankerd zijn,
erg zeldzaam, om maar te zwijgen van ekntika-bhaktas, die veel zeldzamer zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Van de vier soorten toegewijden (rtta, etc.) zijn de jns die nih in Mij hebben de
beste. Een jn die spirituele voorspoed (sukti) heeft, verkrijgt na vele, vele
mensenlevens de associatie van uddha (zuivere) Vaiavas, en wordt zich aldus bewust van
de svarpa van r Vsudeva. Hij ziet Bhagavn Vsudeva overal, wat inhoudt dat hij alles
ziet als in verband staande met Vsudeva. Aldus verwerft hij uddha-bhakti tot r Ka.
Zulke mahtms zijn uitermate zeldzaam.
rla Baladeva Vidybhaa heeft het volgende commentaar gegeven op deze loka:
De bhaktas die rtta, jijsu en arthrth zijn, genieten als gevolg van hun devotie aan Mij
vele levens lang van het hoogste type materieel geluk. Uiteindelijk raken ze onthecht van
zulke materieel genot, en in een bepaald leven komen ze in contact met Vaiavas die Mijn
svarpa-tattva kennen. In die associatie verkrijgen ze kennis van Mijn svarpa. Alleen Mij,
Ka, de zoon van Vasudeva en de parama-tattva (Absolute Waarheid) kennende, nemen
ze beschutting van Mij.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Nadat ze voor vele, vele
mensenlevens sdhana hebben beoefend, verwerven de jvas zuivere jna, en worden ze
standvastig in transcendentaal bewustzijn. Wanneer ze in de beginfase van zulke spirituele
beoefening hun identificatie met het wereldlijke trachten op te geven, zoeken ze tot op
bepaalde hoogte steun bij het onpersoonlijke monisme (advaita-bhva). Gedurende dit
stadium ontwikkelen ze walging voor de materile wereld, maar blijven ze ook onverschillig
tegenover spiritualiteit, vooral met betrekking tot de uiteenlopende aard van het spirituele
leven. Wanneer ze een beetje gevorderd zijn op het gebied van het eeuwige, bewuste
bestaan van het zelf (caitanya-dharma), en op het gebied van het begrijpen van de speciale
aard van het spirituele leven wat uit een verscheidenheid aan activiteiten bestaat, worden
ze erdoor aangetrokken en geven ze zich over aan Mij, wie de para caitanya-rpa (de
Allerhoogste Bewuste Gedaante) ben. Op dat moment begrijpen ze dat deze alledaagse
wereld niet onafhankelijk is, maar een geperverteerde reflectie van de bewuste realiteit, het
transcendentale rijk, en dat een relatie met Vsudeva ook in deze wereld bestaat. Vandaar
dat alles in verband staat met Vsudeva. Die mahtms (grote zielen) die zon overgegeven
houding jegens Mij hebben, zijn zeer zeldzaam.
LOKA 20
dkeSLrSLrSZrKkuk%
izi|UrsU;nsork%A
ra ra fu;eekLFkk; izR;k fu;rk% Lo;k
kmais tais tair hta-jn / prapadyante nya-devat
ta ta niyanam sthya / prakty niyat svay
kmailustige verlangens; tai taidoor hun verschillende; hta-jndegenen
wiens kennis gestolen is; prapadyanteaanbidden; anya-devatandere goden; tam tam
de verschillende; niyanambepalingen; sthyabeoefenend; praktyaard; niyata
bestuurd; svaydoor hun eigen.
SRRTHA-VARI
Goed dan, ik heb begrepen dat zelfs degenen met materile verlangens, zoals de
lijdenden, gedeeltelijk succesvol worden door Uw bhajana te verrichten, maar wat is de
bestemming van die noodlijdende personen die de devas aanbidden om verlichting van hun
ellende te verkrijgen? In antwoord hierop spreekt r Bhagavn deze loka die begint met
de woorden kmais tais, alsmede de volgende drie lokas. Degenen die denken dat de
devas, zoals Srya, onmiddellijk ellende zoals ziekte kunnen verwijderen en dat r Viu
dat niet kan, hebben hun intelligentie (hta-jn) verloren. Zij blijven gebonden door
hun eigen natuur en het is die kwalijke natuur die hen ervan weerhoudt om zich aan Mij
over te geven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Intelligente en fortuinlijke mensen die nog benvloed worden door verschillende
soorten verlangens proberen hun verlangens te vervullen door Paramevara r Ka te
aanbidden. Wanneer ze hun verlangens hebben vervuld, verliezen ze door Zijn genade
geleidelijk aan hun interesse in zulk genot en verkrijgen Zijn bhajana. In dit opzicht zijn de
volgende lokas uit rmad-Bhgavatam (2.3.10 en 5.19.26) de moeite waard om te
contempleren:
akma sarva-kmo va moka-kma udradh
tvrea bhakti-yogena yajeta purua param
Of men nu zonder verlangen is [de toestand van de toegewijden], verlangt naar alle
vruchtdragende resultaten, of bevrijding zoekt, men dient te trachten de Allerhoogste
Godspersoon te aanbidden voor volkomen perfectie, wat culmineert in Ka
bewustzijn.
yai raddhay barhi bhgao havir
niruptam ia vidhi-mantra-vastuta
eka ptha-nmabhir huto mud
ghti pra svayam i prabhu
In India (Bhrata-vara) zijn er vele aanbidders van de devats, de verscheidene
beambtes toegewezen door de Allerhoogste Heer, zoals Indra, Candra en Srya, welke
allemaal op verschillende manieren aanbeden worden. De aanbidders bieden de
devats hun offerandes aan, de devats als essentieel onderdeel van het geheel, de
Allerhoogste Heer, beschouwend. Daarom accepteert de Allerhoogste Godspersoon
deze offerandes en verheft Hij de aanbidders geleidelijk aan tot de ware standaard van
LOKA 21
Welke devat de baatzuchtige toegewijde ook maar met geloof wil aanbidden, Ik,
als de inwonende Antarym, maak zijn geloof in die specifieke devat onwrikbaar.
SRRTHA-VARI
Indien Arjuna zegt, Voor de voorspoed van hun toegewijden zullen die devats geloof
in Uw bhakti in hun toegewijden ontwikkelen, doordat ze geplezierd zijn door hun
aanbidding, antwoordt r Bhagavn door te zeggen, Nee, dat is niet zo. De devats zijn
niet in staat om geloof (raddh) in henzelf op te wekken, dus hoe kunnen ze geloof raddh
in Mijn bhakti genereren? Vandaar dat Hij deze loka spreekt, die begint met de woorden
yo yo ym. Welke devat ze ook maar willen aanbidden, zoals Srya, die slechts een van
Mijn vibhtis is, Ik, de inwonende Antarym en getuige van alles, wek raddh in hun op
voor die bepaalde devat, en niet voor Mijzelf. Zelfs die devats zijn niet in staat om raddh
in Mij op te wekken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sommige denken dat er, als gevolg van het aanbidden van de devats, raddha in
bhagavad-bhakti opgewekt zal worden in hun harten. Echter, r Ka legt uit dat het Hij
is, als Antarym, die de deva-aanbidders vast geloof schenkt in welke deva ze ook maar
wensen te aanbidden naargelang hun verlangens, ook al zijn de devas niets dan Zijn vibhti.
Hij wekt geen geloof in Zichzelf op in de harten van degenen die afkerig zijn van Hem. Als
de devats geen raddh voor henzelf kunnen opwekken in hun aanbidders, hoe kunnen ze
dan geloof in Bhagavn scheppen?
LOKA 22
;qLrL;kjk/kuehgrsA
l r;k J;k
yHkrs p rr% dkeku~ e;So fofgrku~ fg rku~
sa tay raddhay yuktas / tasyrdhanam hate
labhate ca tata kmn / mayaiva vihitn hi tn
sahij; tay raddhaymet dat geloof; yuktabegiftigd; tasyavan die deva;
ardhanamde aanbidding; hateprobeert te verrichten; labhatehij bereikt; caen;
tatadaarbij; kmnzijn verlangens; maydoor Mij in de vorm van de inwonende
getuige; evain werkelijkheid; vihitntoegekend; hialleen; tndie.
Begiftigd met zulke raddh probeert hij die bepaalde devat te aanbidden en
verkrijgt zo de vervulling van zijn verlangens, die in werkelijkheid door Mij alleen
worden toegekend.
SRRTHA-VARI
hate betekent hij doet. Ze bereiken hun verlangde doeleinden door de respectieve
devas te aanbidden, maar in werkelijkheid zijn die devats niet in staat om die verlangens
te vervullen. Daarom zegt r Bhagavn: myaiva vihitn, In werkelijkheid worden die
verlangens alleen door Mij vervuld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sommigen denken dat als ze de devats aanbidden, ze de vruchten van hun verlangens
zullen verkrijgen door de genade van die devat. Maar uit deze loka wordt duidelijk dat de
devas niet in staat zijn om de resultaten van aan hen verrichte aanbidding toe te kennen.
Degenen die de devas aanbidden kunnen hun verlangde resultaten alleen behalen wanneer
hun aanbidding wordt goedgekeurd door Bhagavn, maar zulke onwetende mensen kunnen
niet begrijpen dat het r Bhagavn is, in de vorm van Antarym, die hun verlangens heeft
vervuld. Hier ziet men dat de devats zelfs onder hun aanbidders geen raddh in henzelf
kunnen opwekken. Evenzo kunnen ze niet onafhankelijk de resultaten van baatzuchtige
activiteiten toekennen tenzij Antarym r Bhagavn het goedkeurt.
LOKA 23
roR;Yies/klke~A
vUrokq Qya rs"kka
nsoku~ nso;tks ;kfUr ek ;kfUr ekefi
antavat tu phala te / tad bhavaty alpa-medhasm
devn deva-yajo ynti / mad-bhakt ynti mm api
antavatvergankelijk; tumaar; phalamvoordeel; temdoor die; tatdie; bhavati
is; alpa-medhasmpersonen van povere intelligentie; devnde goden; deva-yajade
aanbidders van de goden; yntigaan; mat-bhaktMijn bhaktas; yntigaan; mm
naar Mij; apidaar waar.
Echter, het resultaat dat verkregen wordt door zulke mensen van povere
intelligentie is vergankelijk. De aanbidders van de devats gaan naar de planeten van
de devats, daar waar Mijn bhaktas Mij bereiken.
SRRTHA-VARI
De resultaten verkregen door het aanbidden van de devats zijn vergankelijk en
kortstondig. Indien men de vraag opwerpt, Waarom schenkt U, hoewel er gelijke
inspanning wordt geleverd bij beide vormen van aanbidding, vergankelijke resultaten aan
de aanbidders van de devas, en onvergankelijke resultaten aan Uw eigen bhaktas? Voor U,
die Paramevara bent, is dit zeker onrechtvaardig.
r Bhagavn antwoordt hierop door te zeggen, Dit is niet onrechtvaardig. Degenen die
de devas aanbidden bereiken die devas, en Mijn bhaktas bereiken Mij. Men bereikt het
doel van zijn aanbidding. Dit is zeker rechtvaardigheid. Als de devats zelf vergankelijk zijn,
hoe zullen hun aanbidders dan onvergankelijk worden en waarom zullen de resultaten van
hun aanbidding niet vernietigd worden? Om deze reden worden deze aanbidders minder
intelligent genoemd. Bhagavn is eeuwig en zo zijn ook Zijn bhaktas, Zijn bhakti en de
resultaten van Zijn bhakti dat. Zij zijn allemaal eeuwig.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De volgende vraag kan worden gesteld, Aangezien de devas, als Zijn volheden
(vibhtis), ook de ledematen van r Bhagavn zijn, bestaat er geen verschil tussen het
aanbidden van de devas en dat van de bhaktas van Bhagavn. Wat voor kwaad kan het dan
om deze devas te aanbidden, als Bhagavn Zelf in de aanbidders het geloof opwekt voor hun
aanbiddenswaardige godheid, en ze ook de vruchten van hun baatzuchtige activiteiten
verschaft?
In antwoord hierop zegt r Bhagavn, Als men, gedreven door een of ander verlangen,
zijn toevlucht zoekt bij de devas, wordt hij hta-jna genoemd, iemand die al zijn
intelligentie heeft verloren.
Aangezien hij alleen vergankelijke resultaten bereikt, wordt hij beschreven als minder
intelligent. Iemand kan zeggen dat omdat Bhagavn eeuwige resultaten aan Zijn bhaktas
schenkt en vergankelijke resultaten aan de aanbidders van de devas, Hij niet onpartijdig is
naar beiden; integendeel, Hij is vooringenomen. In antwoord kan men zeggen dat het zeker
eerlijk en rechtvaardigalleen is om het resultaat te verkrijgen dat men verlangt. Omdat
zowel de devats als hun planeten tijdelijk zijn, verkrijgen hun aanbidders vergankelijke
resultaten op vergankelijke planeten. De bhaktas van sac-cid-nanda Bhagavn r Ka
verwerven echter, door Hem te aanbidden, Zijn eeuwige dienst in Zijn eeuwige dhma.
Daarom aanbidden degenen die intelligent zijn de eeuwige gedaante (nitya-svarpa) van r
Bhagavn, zelfs wanneer ze materile verlangens hebben. Zij aanbidden geen andere devas
en devs.
LOKA 24
De onintelligente personen denken dat Ik, wie ongeopenbaard ben en het wereldse
bestaan te boven ga, geboorte neem als een doodgewoon menselijk wezen. Zij kennen
de allerhoogste, voortreffelijke, onveranderlijke en bovenzinnelijke aard van Mijn
gedaante, geboorte, spel en vermaak en eigenschappen niet.
SRRTHA-VARI
Zelfs degenen die stras zoals de Vedas kennen, kennen Mijn tattva niet, om maar te
zwijgen van minder intelligente aanbidders van devas. Brahm zei tegen Mij, O Bhagavn!
O Deva! Alleen degenen die een deeltje mededogen van Uw lotusvoeten hebben verkregen
zijn in staat om Uw werkelijke glories te begrijpen. Niemand anders zal in staat zijn U te
kunnen begrijpen, ook al zoeken ze voor een zeer lange tijd (rmad-Bhgavatam 10.14.29).
Daarom ontbeert iedereen behalve Mijn bhakta de benodigde intelligentie om Mijn tattvajna te kunnen begrijpen.
Om dit over te brengen, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met avyaktam.
Degenen die onintelligent zijn beschouwen Mij als het ongemanifesteerde nirvieabrahma, welke het wereldse vlak te boven gaat. Zij denken dat Ik geen eeuwige gedaante
heb en dat Mijn geopenbaarde mensachtige svarpa illusoir is zoals dat van de stervelingen,
omdat Ik geboorte heb genomen in het huis van Vasudeva. Dit komt doordat zij Mijn parabhva, Mijn transcendentale gedaante, geboorte, spel en vermaak enzovoorts, niet kennen.
Wat is aard van die bhva? Ze is eeuwig en soeverein.
De Medin [een Sanskriet woordenboek] verklaart dat het bestaan, de aard, het
voornemen, streven, geboorte, actie, bezigheden en doeleinde allemaal bhva zijn. rla
Rpa Gosvms Laghu-bhgavatmta heeft vastgesteld dat Bhagavns gedaante,
eigenschappen, spel en vermaak enzovoorts eindeloos zijn, en dat ze daarom allemaal eeuwig
zijn. rla rdhara Svm citeert Ka die zegt, Mijn para-bhva, dat wil zeggen, Mijn
svarpa, is avyaya (onveranderlijk). Ze is eeuwig, uiterst zuiver en viuddha-sattva
(opgebouwd uit spiritueel bestaan).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Mensen die baatzuchtige verlangens hebben zijn minder intelligent. Het is echter een
kwestie van grote verbazing, dat degenen die deskundig zijn in stras zoals de Veda en
Vednta ook de almachtige sac-cid-nanda-vigraha, r Kas ll-maya-svarpa, die
geboorte neemt en spel en vermaak vertoont, veronachtzamen. Hoewel Hij het door de
Vedas vastgestelde allerhoogste doeleinde is, aanbidden ze zijn aspectloze, onveranderlijke
gedaante van brahma, die als soeverein beschouwend. Dit duidt erop dat ze gespeend zijn
van intelligentie.
LOKA 25
Ik ben niet voor iedereen zichtbaar. Voor de dwazen wordt Ik versluierd door
Mijn yogamy vermogen; daarom kennen zij Mijn ongeboren en onvergankelijke
svarpa niet.
SRRTHA-VARI
Arjuna zou een vraag kunnen stellen: Als het geaccepteerd dient te worden dat U
eeuwig bent, en een eeuwige gedaante, eigenschappen en spel en vermaak heeft, waarom is
dit spel en vermaak dan niet te allen tijden zichtbaar? In antwoordt hierop spreekt r
Bhagavn deze loka uit, die begint met het woord nham. Ik manifesteer Mezelf niet te
allen tijden, in elk land en voor elk afzonderlijk persoon. De zon is voortdurend aanwezig in
het universum, maar wanneer deze wordt afgeschermd door de Sumeru berg wordt ze niet op
ieder moment door iedereen waargenomen. Evenzo, hoewel Ik eeuwig besta met Mijn
eigenschappen, spel en vermaak en metgezellen, word Ik verhuld door Mijn yogamy, dus
word Ik alleen af en toe gezien in enkele brahmas. Ik wordt niet altijd en overal door
iedereen gezien.
Sommigen kunnen zeggen, De zon is altijd aanwezig onder de sterren in dit universum,
maar ze wordt niet door iedereen tegelijkertijd in alle landen waargenomen. Srya echter,
kan altijd waargenomen worden in Zijn verblijf. Op dezelfde manier bent U, net zoals de
zon, altijd zichtbaar voor degenen in Uw woonplaats. Waarom bent U dan niet zichtbaar
voor degenen die zich nu in Uw verblijfplaatsen zoals Mathur en Dvrak bevinden? In
antwoord hierop zegt Ka, Als de Sumeru berg zich te midden van de sterren bevindt, zal
de zon erdoor worden afgeschermd en niet zichtbaar zijn. Evenzo is yogamy altijd
aanwezig in Mijn woonplaatsen Mathur, net als Mount Sumeru in het verblijf van de zon.
Ka wordt alleen op bepaalde periodes zichtbaar. Dat is waarom de dwazen niet in staat
zijn om Mij, ymasundara, de zoon van Vasudeva, ongeboren en onveranderlijk zijnde, te
begrijpen. Hoewel Ik een oceaan van alle voorspoedige eigenschappen ben, geven ze Mij
uiteindelijk op, en aanbidden Mijn nirviea-svarpa-brahma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In Goloka Vndvana zijn r Ka en Zijn ll eeuwig geopenbaard. Via het medium
van yogamy daalt Hij soms neer met Zijn eeuwige metgezellen om Zijn nitya-ll te
manifesteren uit mededogen voor de jvas van deze wereld. Degenen die zich niet bewust
zijn van deze tattva zijn niet in staat om dit geheim te begrijpen. Zij denken dat het
ongeopenbaarde nirviea-brahma de enige para-tattva is, en dat Bhagavn, wiens namen,
gedaantes, eigenschappen en activiteiten transcendentaal zijn, Zichzelf heeft
gemanifesteerd uit die nirviea-brahma. Zulke mensen worden hier beschreven als dwazen
(mha) omdat hun intelligentie bedekt wordt door mahmy.
Het dient hier begrepen te worden dat Bhagavn twee soorten my-akti heeft:
yogamy (inwendig) en mahmy (uitwendig). Yogamy is Zijn svarpa-akti (inwendig
vermogen), welke deskundig is in het onmogelijke mogelijk maken, en mahamy is de
schaduw van deze yogamy. Yogamy regelt yoga, het bepalen van de ll van Bhagavn,
die alwetend (sarva-j) en alvermogend (sarva-aktimn) is. Yogamy doet dit door Hem
en Zijn metgezellen in bovenzinnelijke begoocheling te plaatsen. Zij zorgt er ook voor dat de
de jvas die perfect zijn dankzij hun toegewijde beoefening van sdhana-bhakti verbonden
worden (yoga) met Bhagavn. Dat is waarom dit vermogen yogamy wordt genoemd. Aan
de andere kant betovert mahmy die jvas die afkerig zijn van Bhagavn, en bindt ze
middels de resultaten van hun verschillende activiteiten. Een wolk kan de zon niet
bedekken; integendeel, het zijn slechts de ogen van de jvas die zich op aarde bevinden die
bedekt worden en verstoken zijn van het zien van de zon. Evenzo kan mahmy Bhagavn
niet bedekken, maar kan slechts de kennis van de jvas bedekken en ze er zo van
weerhouden om Hem te aanschouwen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Denk niet dat Ik voorheen
ongemanifesteerd was en dat Ik nu deze prachtige sac-cid-nanda-gedaante van
ymasundara heb gemanifesteerd. Mijn ymasundara-gedaante is eeuwig. Hoewel deze
gedaante als de zelfstralende spirituele zon van het transcendentale rijk is, blijft ze
verborgen voor de blik van gewone mensen omdat deze bedekt wordt door de schaduw van
yogamy. De minder intelligenten kunnen Mijn avyaya-svarpa (onveranderlijke aard)
niet bevatten vanwege deze bedekking.
LOKA 26
pktqZuA
osnkga lerhrkfu oRkZekukfu
Hkfo";kf.k p Hkwrkfu eka rq osn u d'pu
vedha samattni / varttamnni crjuna
bhaviyi ca bhtni / m tu veda na kacana
veda ahamIk ken; samattniverleden; varttamnniheden; caen; arjunaO
Arjuna; bhaviyitoekomst; caen; bhtnilevende wezens; mmMij; tumaar;
vedakent; na kacananiemand.
SRRTHA-VARI
Die my die haar fundament (Mij) niet kan betoveren wordt bahiraga-my (het
externe illusoire vermogen) genoemd. Antaraga-my (het interne illusoire vermogen)
bedekt kennis betreffende Mij echter niet. Om dit uit te leggen spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met vedham. Niemand kan Mij volledig kennen, noch degenen in deze
aardse wereld, noch persoonlijkheden zoals Mahrudra (iva), die alwetend zijn. De my
die yoga (verbinding) maakt tussen de bhaktas en Bhagavn wordt yogamy genoemd. De
jna (kennis) van de meeste mensen wordt bedekt door mahmy; daarom kunnen ze Mij
niet kennen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men kan deze twijfel opwerpen, Als Bhagavn wordt bedekt door yogamy, moet Hij
ook in illusie verkeren net zoals de jva, en de tekortkoming van onwetendheid hebben. In
antwoord hierop wordt gezegd, My staat in dienst van Mij, onderhevig zijnde aan Mijn
kundigheid, en blijft onder Mijn controle van veraf. Deze my kan er niet voor zorgen dat
er om het even welke transformaties in Mij plaatsvinden. My kan de kennis van
Bhagavn niet bedekken. r Bhagavn benadrukt dit opnieuw door te zeggen, Ik weet alles
uit verleden, heden en toekomst, maar zelfs grote, alwetende persoonlijkheden zoals
Mahrudra kunnen Mij niet volledig kennen, omdat hun kennis bedekt wordt door
yogamy, laat staan gewone mensen. Om deze reden accepteren gewone mensen niet dat
de mensachtige gedaante van ymasundara Ka eeuwig is. Het is niet mogelijk om de
tattva van r Ka en Zijn ll te kennen en realiseren zonder de genade en beschutting
van yogamy, zelfs niet als men kennis heeft van Zijn nirviea-brahma, of Zijn
gedeeltelijke expansie, Paramtm.
LOKA 27
O telg van Bhrata, O Parantapa, ten tijde van de schepping treden alle jvas
binnen in volkomen illusie, begoocheld door de dualiteiten van geluk en verdriet, die
ontstaan uit verlangen en haat.
SRRTHA-VARI
Hoe lang zijn de jvas al begoocheld door Uw my? r Bhagavn anticipeert op deze
vraag door deze loka beginnend met icch uit te spreken. Sarga betekent schepping. Alle
jvas zijn sinds de aanvang van de schepping begoocheld. Waardoor zijn ze begoocheld?
Door verlangen en haat, die is ontstaan uit hun vorige karma. Ze worden misleid door de
dualiteiten die voortkomen uit het verlangen naar zintuiglijk genot dat naar hun smaak is,
en door aversie tegen datgene wat dat niet is. Voorbeelden hiervan zijn eer en schande, kou
en hitte, geluk en verdriet, man en vrouw. De jvas worden begoocheld door de designaties,
die begoochelingen ontstaan uit onwetendheid zijn, zoals, Ik word vereerd, daarom ben ik
blij; ik wordt oneerbiedig behandeld, daarom ben ik ellendig; deze mooie dame is mijn
vrouw; deze man is mijn echtgenoot. Met andere woorden, ze raken diep gehecht aan
vrouw, kinderen enzovoorts. Degenen met zulke diepe wereldse gehechtheid hebben het
recht niet om aan Mijn bhakti te doen. Zoals Ik tegen Uddhava heb gezegd in rmadBhgavatam (11.20.8), Door geluk bereikt iemand die raddh heeft ontwikkeld in het horen
van Mijn kath en noch afkeer, noch overdreven gehechtheid heeft voor zinsobjecten,
perfectie in bhakti-yoga.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De jvas blijven verstoken van Paramevara-jna (kennis van de Allerhoogste) omdat
ze misleid worden door my. Op dat moment, verder begoocheld door de misleiding van
dualiteit die ontstaat uit verlangen en haat, wordt hun afkeer jegens Ka erger. De reden
hiervoor is dat de jva in haar zuivere staat de eeuwige gedaante van Bhagavn ziet met haar
bovenzinnelijke zintuigen. De baddha-jva in de materile wereld wordt echter overmand
door avidy en blijft begoocheld door dualteit, die ontstaat uit verlangen en haat. Op dat
moment raakt hij verstoken van vidvat-pratti, toegang tot transcendentie. Bhagavn
LOKA 28
Echter, die vrome personen wiens zonden zijn uitgeroeid raken bevrijd van de
begoocheling van dualiteit, zoals geluk en verdriet, en doen aan Mijn bhajana met
standvastige vastberadenheid.
SRRTHA-VARI
Wie heeft er dan de adhikra om bhakti te verrichten? In antwoord hierop spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met het woord yem. Wanneer iemands zonden bijna zijn
vernietigd door vrome activiteiten, komt sattva-gua in hem op en vermindert tamo-gua
en zijn resultaat, begoocheling. Wanneer hij omgaat met Mijn bhakta, die niet overdreven
gehecht is aan deze wereld, neemt zijn begoocheling af en gaat hij zich uit eigen wil met
Mijn bhajana bezighouden. Alleen degenen wiens zonden volledig vernietigd zijn door de
beoefening van toegewijde dienst zijn volledig vrij van begoocheling en verrichten Mijn
bhajana met grote vastberadenheid.
Vrome daden alleen zijn niet de oorzaak van bhakti. r Bhagavn zegt in rmadBhgavatam (11.12.9): Ook al houdt iemand zich met grote moeite bezig met yoga, skhya,
dna, vrata, tapasy, yaja, vairgya en studie van de stra, kan hij geen bhakti, toewijding
tot Mij, verkrijgen. Men verkrijgt geen bhakti-yoga simpelweg door zijn toevlucht te zoeken
bij vrome activiteiten. Dit is op verschillende manieren vastgesteld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er zijn twee manieren waarop de baddha-jvas gefixeerdheid in bhajana aan Bhagavn
kunnen bereiken. Ten eerste kan een jva die door my wordt gebonden door goed geluk
raddh ontwikkelen in het horen van hari-kath in de associatie van toegewijden, ook al
verricht hij nog geen bhakti aan Ka. Dan, door voortdurend beschrijvingen te horen van
Zijn naam, gedaante en eigenschappen, raakt hij verlost van zonden (anarthas) en
onthecht van wereldlijkheid. Hij ontwikkelt nih (verankerd geloof) in Ka en treed
gestaag vorderend ekntika-bhakti (exclusieve toewijding) binnen.
Onder de tweede categorie vallen de jvas die de zinsobjecten nog niet volledig hebben
opgegeven, maar ook niet overdreven gehecht zijnaan ze. Wanneer zulke jvas door enorm
geluk de associatie van een mah-bhgavata verkrijgen, gaan ze bhajana verrichten, en als
gevolg daarvan worden al hun zonden, hun gehechtheid aan zingenot en hun begoocheling
verwijderd, en ontwikkelen ze ook nih in bhajana. Na zulke nih te hebben bereikt,
treden ze binnen in ekntika-bhakti. De omgang van mah-puruas, hun genade en iemands
moeite om bhajana te verrichten zijn de enige manier om bhakti te verkrijgen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Hoor nu van Me hoe men de
adhikra kan verkrijgen om Mijn nitya-svarpa te realiseren. De asuras die worden
overmand door een zondige aard hebben niet zon toegang. Iemand die zijn zonden volledig
heeft uitgeroeid, door vele vrome daden te verrichten en door een gereguleerd dharmika
leven te leiden, verricht aanvankelijk nikma-karma-yoga. Vervolgens betreedt hij jnayoga, het pad van spirituele vordering door transcendentale kennis, en uiteindelijk bereikt
hij samdhi middels dhyna-yoga, meditatie. Alleen dan is hij in staat om Mijn eeuwige,
prachtige cit-tattva ymasundara gedaante te realiseren. Die realisatie, die krachtens vidy
(bovenzinnelijke kennis) komt, wordt vidvat-pratti genoemd. Alleen degenen die met deze
realisatie begiftigd zijn kunnen geleidelijk aan verlost raken van dvaita (dualiteit) en
advaita (non-dualiteit), en kunnen zich met grote vastberadenheid met Mijn bhajana
bezighouden.
LOKA 29
Degenen die naar bevrijding van ouderdom en dood streven door hun toevlucht te
zoeken bij Mij, verkrijgen kennis van brahma, bewustwording van de zuivere
wezenlijke aard van de jva, en een inzicht in het principe van karma, dat de oorzaak
is van hun gebondenheid aan de materile wereld.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zei eerder dat alle sakma-bhaktas, zoals de noodlijdenden, perfect
worden door Zijn bhajana te verrichten. Anderen echter, die de devas aanbidden, zullen
zichzelf degraderen en in de materile wereld blijven. Door dit te zeggen verwijst r
Bhagavn ook naar degenen die niet gekwalificeerd zijn om Zijn bhajana te verrichten.
Hier, in deze loka die begint met jar, spreekt r Bhagavn over het vierde type
sakma-bhakta. Die yogs die er naar streven om de cyclus van geboorte en dood te stoppen
en Mij aanbidden met een verlangen naar moka zullen, door de invloed van Mijn bhakti,
uiteindelijk in staat zijn om een volledig begrip van brahma (dat wil zeggen, Mijn eeuwige,
prachtige ymasundara gedaante), adhytm (het volledige zelf, of de jva die een lichaam
bezit en daarin bestaat als een genieter) en het principe van karma (dat wil zeggen, hoe de
jvas deze materile wereld betreden) te verwerven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bhagavn heeft eerst de eerste drie soorten sakma-bhaktas, zoals de lijdenden,
uitgelegd. Zij verrichten aanvankelijk Mijn bhajana teneinde hun verlangde doelen te
bereiken. Nadat ze deze doelen hebben bereikt en hebben begrepen dat zulke doelen
eigenlijk ellendig en verlagend zijn, raken ze ervan onthecht. Uiteindelijk worden ze, door
sdhu-saga te verkrijgen, succesvol en verkrijgen ze Mijn ekntika-bhakti. In de huidige
loka legt r Bhagavn het vierde type bhakta uit, namelijk de sakma-bhakta die naar
moka verlangt. Wanneer zulke sakma-bhaktas de associatie van Mijn uddha-bhaktas
verkrijgen, verliezen ze hun verlangen om brahma-syujya (eenwording met brahma) te
bereiken en richten ze zich op het gesitueerd raken in hun zuivere wezenlijke gedaante als
de dienaren van Bhagavn. Deze sakma-jn-bhaktas zijn echte mumukus, personen die
moka verlangen. Alleen zulke brahma-bhta-jn bhaktas (die de aard van brahma hebben
bereikt) begrijpen brahma-tattva, adhytma-tattva en karma-tattva volledig, en bereiken
par-bhakti.
LOKA 30
Degenen die Mij kennen als de gezaghebbende godheid, oftewel het besturende
principe, van adhibhta (de materile elementen), adhidaiva (de devats) en
adhiyaja (offerande), en wiens gedachten aan Mij gehecht zijn, denken zelfs op het
moment van de dood aan Mij.
SRRTHA-VARI
Door de invloed van Mijn bhakti blijft de kennis van degenen die Mij hebben
gerealiseerd als gezaghebbende Godheid van adhibhta (de schepping), adhidaiva (de
devats) en adhiyaja (offerande) intact op het moment van de dood. In tegenstelling tot
anderen wordt hun intelligentie niet benvloed door het lichaam dat ze, in
overeenstemming met de karma die ze in dit leven verricht hebben, in de toekomst zullen
verkrijgen. Om dit uit te leggen spreekt r Bhagavn deze loka beginnend met
sdhibhta. De woorden adhibhta, etc., zullen in het volgende hoofdstuk worden uitgelegd.
Alleen de bhaktas van Bhagavn r Hari kunnen my oversteken door Zijn tattva volledig
te begrijpen. Zes types van zulke toegewijden zijn afgebeeld in dit hoofdstuk.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn zegt, Degenen die, door de kracht van Mijn bhakti, Mij kennen als het
besturende principe van adhibhta-tattva, adhidaiva-tattva en adhiyaja-tattva, kunnen aan
Mij denken op het moment van de dood. Zij zijn niet bang voor de dood omdat ze Mij niet
vergeten.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Zevende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK ACHT
Traka Brahma-Yoga
De Yoga van Absolute Verlossing
LOKA 1
vtqZu mokp
d rn~ cz fde/;kRea d deZ iq#"kkskeA
vf/kHkwra p d izksef/knSoa fdeqP;rs
arjuna uvca
ki tad brahma kim adhytma / ki karma puruottama
adhibhta ca ki proktam / adhidaiva kim ucyate
arjuna uvcaArjuna zei; kimwat?; tatdie; brahmaspirituele substantie; kimwat?;
adhytmamhet principe van de jvtm; kimwat?; karmahet principe van karma,
actie en reactie; puruottamaO Allerhoogste Persoon; adhibhtamde basis van de
grofstoffelijke materile elementen; caen; kimwat?; proktamgezegd te zijn;
adhidaivamhet principe wat ten grondslag ligt aan de hemelse goden; kimwat; ucyate
er wordt gezegd.
SRRTHA-VARI
In de eerste twee lokas van dit hoofdstuk stelt Arjuna zeven vragen. Zes van die
vragen hebben betrekking op de werkelijke betekenissen van de zes woorden die vermeld
worden aan het einde van het laatste hoofdstuk: brahma, adhytma, karma, adhibhta,
adhidaiva en adhiyaja. De zevende vraag luidt, Hoe kent iemand wiens zintuigen zijn
beteugeld U op het moment van sterven? In dit hoofdstuk legt Bhagavn r Ka deze
onderwerpen uitvoerig uit, en beantwoordt Hij alle vragen van Arjuna.
LOKA 2
SRRTHA-VARI
In dit Achtste Hoofdstuk legt Bhagavn r Ka yoga uit, in antwoord op Arjunas
vragen. Binnen dit onderwerp legt Hij ook yoga-mir-bhakti (bhakti gemengd met de
LOKA 3
JhHkxokuqokp
v{kja ijea c LoHkkoks/;kReeqP;rsA
folxZ% deZlafKr%
HkwrHkkoksodjks
r-bhagavn uvca
akara parama brahma / svabhvo dhytmam ucyate
bhta-bhvodbhava-karo / visarga karma-sajita
r-bhagavn uvcade illustere, alvermogende Heer zei; akarade onvergankelijke;
paramamAbsolute Waarheid; brahmaBrahman [het geestelijke]; svabhvade aard
van de jva; adhytmamadhytma, de wezenlijke aard van het zelf; ucyatestaat bekend
als; bhtavoor de levende wezens; bhvade schepping van de materile lichamen, het
verloop van het bestaan door opeenvolgende geboortes; udbhava-karadat wat
teweegbrengt; visargahet materile bestaan van de individuele ziel, de schepping; karmasajitastaat bekend als karma.
SRRTHA-VARI
Terwijl Hij Arjunas vragen beantwoordt, zegt r Bhagavn dat brahma datgene is wat
onvergankelijk en eeuwig soeverein is. O Grg, de geleerde brhmaas noemen het
akara (Bhad-rayaka Upaniad 3.8.8).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Brahma betekent datgene wat niet vergaat. Het wordt akara genoemd omdat het
onfeilbaar is. Akara-tattva is eeuwig vrij van vernietiging en transformatie en wordt ook
Parabrahma genoemd. Hier dient begrepen te worden dat alleen saviea-brahma, Bhagavn
r Ka, de Bewuste Realiteit die alle bovenzinnelijke kenmerken bezit, Parabrahma is.
Parabrahma verwijst niet naar nirviea-brahma, Zijn kenmerkloze onpersoonlijke aspect.
Hoewel het woord akara naar alle drie de kenmerken van de Allerhoogste verwijst,
namelijk brahma, Paramtm en Bhagavn, duidt het hier alleen op Parabrahma, Svaya
Bhagavn (r Ka). Men dient zich te beraden op Gt (15.16-18) voor een uitvoerig
begrip van dit onderwerp. Dit wordt ook vastgesteld in de gebeden van Heer Brahm
(rmad-Bhgavatam 10.14.32):
yan-mitra paramnanda / pra brahma santanam
r Ka, die het volledige, eeuwige brahma is, en wiens gedaante is samengesteld uit
opperste gelukzaligheid, is hun vriend.
Dit wordt ook geciteerd in Caitanya-caritmta (Madhya-ll 19.96):
aham iha nanda vande / yasylinde para brahma
Ik aanbid voor altijd die Nanda Mahrja in wiens binnenhof Parabrahma aan het
spelen is als zijn zoon, Nandanandana.
Adhytma betekent svabhva, oftewel de uddha-jva die zich in zijn zuivere toestand
bevindt, vrij van enig contact met inerte materie. Sva bhvayati betekent dat men
vasthoudt aan de opvatting, Ik ben dit grofstoffelijke lichaam, vanwege contact en
vereenzelviging met het lichaam. Er is een andere betekenis van het woord svabhva, of
sva bhvayati, die verwijst naar de jva die toewijding tot de Allerhoogste Heer cultiveert.
rpad Baladeva Vidybhaa vertaalt het woord svabhva ook als jvtm (het levende
wezen): jvtm sambandh yo bhvo, Bhva, of bestaan, met betrekking tot de jvtm
wordt svabhva genoemd. Diezelfde jvtm die beschutting heeft genomen van het
lichaam beschouwt zichzelf als de genieter van zinsobjecten. Daarom verwijst het woord
adhytma naar de jva.
Visarga betekent yaja die wordt uitgevoerd door materile ingredinten te offeren
voor het genot van de devats. Dit leidt tot de grof- en fijnstoffelijke elementen, die op
hun beurt de materile wereld scheppen in de vorm van de grofstoffelijke lichamen van de
jvas. Dit dient begrepen te worden als visarga, het materile bestaan van de jva.
LOKA 4
SRRTHA-VARI
Adhibhta verwijst naar vergankelijke voorwerpen zoals potten en stukken stof die
bestaan door de hulp van de levende wezens te nemen. Volgens de Nirukta (Vedisch
woordenboek) verwijst adhidaiva naar de vir-purua (de universele gedaante van Viu),
die autoriteit heeft over de devats zoals Srya, de zonnegod. Ik stimuleer activiteiten zoals
yaja middels Mijn gedeeltelijke expansie als Antarym; vandaar dat Ik adhiyaja ben.
Vooruitlopend op de twijfel, Hoe bent U gezeteld als adhiyaja?, spreekt Bhagavn de
woorden aham eva (alleen Ik). Alleen Ik dien gekend te worden in Mijn niet-verschillende
expansie van Paramtm (Antarym). In tegenstelling tot de jvas (adhytma) is Mijn
Antarym aa (deel) niet verschillend van Mij. De jvtm is Mijn afgescheiden deel
(vibhinna), en Paramtm, die niet verschillend is van Mij, is Mijn svaa (directe,
persoonlijke expansie). Omdat je Mijn vriend bent, ben jij deha-bhtvara, de beste onder
de belichaamde wezens.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier beantwoordt r Bhagavn drie van Arjunas vragen:
Adhibhta: Grofstoffelijke voorwerpen zoals potten of lappen stof, die vergankelijk zijn
en op ieder moment veranderen, bestaan met behulp van de levende wezens, en worden
daarom dus adhibhta genoemd.
Adhidaiva: Het volkomen kosmische wezen, of vir-purua, wordt adhidaiva genoemd
omdat Hij heerschappij heeft over de devats.
Adhiyaja: Het woord adhiyaja verwijst naar de purua die in de lichamen van de jvas
zetelt als de allesdoordringende Antarym (de Superziel), die aanzet tot actie (karma) zoals
het verrichten van yaja, en die de resultaten van karma verleent. Antarym is svaatattva, een volkomen deel van Bhagavn r Ka. Er wordt gezegd in vetvatara
Upaniad (4.6):
dv supar sayuj sakhy / samna vka pariasvajte
tayor anya pippala svdv atty / ananann anyo bhickati
Krodakay Viu en de jva leven als twee vriendelijke vogels op de tak van een
banyan boom, die wordt vergeleken met dit tijdelijke materile lichaam. De jva proeft
de vruchten van de boom in overeenstemming met zijn karma, terwijl de andere vogel,
Paramtm, zich niet bezighoudt met het genieten van de vruchten, maar
eenvoudigweg de jvas activiteiten gadeslaat.
In rmad-Bhgavatam (2.2.8) zegt r ukadeva Gosvm ook:
kecit sva-dehntar-hdayvake
prdea-mtra purua vasantam
Sommige yogs denken aan die Persoonlijkheid die slechts zo groot is als een duim
(prdea-mtra purua) en die in de grot van hun hart zetelt.
Het woord prdea-mtra wordt door rla rdhara Svm vertaald als de afstand van
de duim naar het topje van de eerste vinger. rla Vivantha Cakravart hkura zegt,
Middels Zijn acintya-akti zetelt Hij binnenin dat gebied als een vijftienjarige kiora.
Bovendien wordt er gezegd in Kaha Upaniad (2.1.12): anguha-mtra puruo madhya
tmani titati, Antarym purua is zo groot als een duim en bevindt Zich in het middelste
deel van het lichaam, het hart.
Al dit bewijs toont aan Antarym Paramtm zich binnenin het hart van de gewone
jva bevindt, en een plek ter grootte van een duim inneemt. Voor Zijn speciale bhaktas is
Ka Zelf echter gevestigd in hun harten, in Zijn kiora gedaante als een vijftienjarige.
Bijvoorbeeld, de Antarym die zetelt in het hart van Bilvamagala is niemand anders dan
de transcendentale kiora, r Ka Zelf. Zoals hij zegt in r Ka-karmta (1):
cintmair jayati somagirir gurur me
ik-guru ca bhagavn ikhi-piccha-mauli
Alle glorie aan Cintmai, die ik als mijn guru beschouw, en die al mijn verlangens heeft
vervuld. Alle glories aan mijn guru, Somagiri, en aan mijn ik-guru, Bhagavn r Ka,
die een pauwenveer in Zijn haar heeft en die zich in mijn hart bevindt.
De Antarym die zich in het hart van Arjuna bevindt is dezelfde kiora, r Ka Zelf,
die zich op zijn strijdwagen bevindt.
LOKA 5
Wie op het moment van sterven zijn lichaam verlaat terwijl hij alleen aan Mij
denkt, bereikt voorzeker Mijn aard. Hier bestaat geen twijfel over.
SRRTHA-VARI
Hoe kan men U kennen op het moment dat men het lichaam verlaat? In antwoord op
Arjunas vraag, zegt r Bhagavn, Door aan Mij te denken is men in kennis van Mij, maar
men kan Me nooit volledig kennen op dezelfde manier dat men materile voorwerpen zoals
potten en lappen stof kennen kan. Hoeveel soorten jna zijn er waarmee men aan r
Bhagavn kan denken? Dit wordt uitgelegd in de volgende vier lokas.
LOKA 6
Waar men ook maar aan denkt op het moment van sterven, O Kaunteya, het staat
vast dat hij diezelfde gesteldheid bereikt, doordat hij altijd opgaat in zulke
overpeinzing.
SRRTHA-VARI
Net zoals men Mij bereikt door aan Mij alleen te denken, zo ook bereikt men de
gesteldheid die overeenkomt men datgene of wie men zich ook maar heugt. Om dit uit te
leggen spreekt r Bhagavn de woorden ya ya. Mensen raken verzonken in een
bepaalde zijnstoestand vanwege herinnering en voortdurende meditatie daarop.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Door zich r Bhagavn te heugen op het tijdstip van de dood, bereikt men Zijn natuur.
Evenzo bereikt men een aard in overeenstemming met de andere wezens en voorwerpen die
men zich heugt [op het moment van sterven]. Bharata Mahrja dacht aan een jong hertje
op het moment van sterven en in zijn volgende leven kreeg hij het lichaam van een hert.
Om deze reden dient men aan niets anders te denken dan Bhagavn op het moment van
sterven. Om zon bewustzijn te verwerven, is het noodzakelijk om vanaf het prille begin van
zijn leven al in deze richting te streven. Hoewel Bharata Mahrja een bhakta van hoog
kaliber was en zich op het niveau van bhva bevond, werd hij door de wil van de Heer
herboren als een hert, om een voorbeeld te stellen voor de mensheid. Omdat hij zich zijn
vorige leven nog kon heugen, vermeed hij in zijn volgende twee geboortes volledig de
associatie van materialistische personen, en bleef zich bezighouden met het cultiveren van
bhakti. De gewone jvas, die gebonden worden door de resultaten van hun karma, dienen
goed hun lering te trekken uit het voorbeeld van Bharata Mahrja, en horen geen
overtredingen te maken aan zijn voeten door te denken dat hij net als hun gebonden was
door de resultaten van zijn karma.
Het rmad-Bhgavatam vertelt het verhaal van Purajana, die in zijn volgende leven
het lichaam van een vrouw kreeg, omdat hij aan een vrouw dacht op het moment van
sterven. In werkelijkheid benvloedt alles wat we doen gedurende ons leven ons bewustzijn
op het moment van sterven, en nemen we dienovereenkomstig geboorte. Dit is waarom
sdhakas in dt leven hari-nma en uddha-bhakti dienen te beoefenen, zodat ze op het
moment van sterven in staat zijn om zeer krachtig aan Bhagavn kunnen denken, en hun
pad naar eeuwige voorspoed gezegend zal worden.
LOKA 7
SRRTHA-VARI
De geest is sakalptmaka, wat betekent dat ze zich kan concentreren op een bepaalde
beweegreden. Buddhi betekent intelligentie en vyavasytmik betekent datgene wat
vastberaden is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dus handel, door voortdurend aan Mijn parabrahma-bhva, Mijn eeuwige, prachtige
gedaante als Ka, te denken, naargelang je eigen svabhva, je verworven natuur als
katriya, en vecht. Op deze manier zal je vastberaden geest en resolute intelligentie op Mij
gefixeerd worden en staat het vast dat je Mij zult bereiken, aangezien je overgegeven bent
aan Mij.
LOKA 8
SRRTHA-VARI
Op deze manier zal degene die tijdens zijn leven het denken aan Mij beoefent vanzelf
aan Mij denken op het moment van de dood, en op deze manier zal hij Mij bereiken. Dus,
het zich heugen van Mij alleen is de allerhoogste yoga van de geest. Om dit uit te leggen,
spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden abhysa-yoga. Abhysa
betekent voortdurende herinnering aan Mij beoefenen, en yoga betekent de geest in zulke
beoefening verankeren, niet hunkerend naar verschillende zinsobjecten. Wanneer men
voortdurend aan Mij denkt met zulke onafwijkende aandacht, zal men in staat zijn om de
aard van de geest te overwinnen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het is noodzakelijk om aan abhysa-yoga te doen teneinde ononderbroken continuteit
in bhajana te verwerven (zoals de stroming van een rivier die niet gestopt kan worden).
Door de beoefening van abhysa-yoga en door de geest terug te trekken van andere
zinsobjecten zal men zal in staat zijn om de geest in te zetten in het heugen van r
Bhagavn. Door voortdurend herinnering aan r Ka te beoefenen van het begin tot het
einde van iemands leven, zal men in staat zijn om de afgeleide geest te overwinnen, wat het
iemand mogelijk maakt om Ka te heugen op het tijdstip van de dood. Dit wordt ook
verklaard in rmad-Bhgavatam (11.20.18): abhysentmano yog / dhrayed acala mana,
Een yog dient zijn geest onwankelbaar te maken middels beoefening. Men kan Gt (12.9)
raadplegen om dit onderwerp verder te bestuderen.
LOKAS 9-10
do
loZL;
iqjk.keuq'kkflrkje.kksj.kh;kaleuqLejsn~
;%A
/kkrkjefpUR;:iekfnR;o.k rel% ijLrkr~
Men dient te denken aan die Persoon die alwetend en eeuwig is, die de
Allerhoogste Bestuurder is, die kleiner is dan het kleinste, die de instandhouder is van
iedereen, wiens gedaante onvoorstelbaar is, die zelfstralend is als de zon en
transcendentaal is aan deze materile natuur. Iemand die op het moment van de dood
zijn levensadem volledig vasthoudt tussen de wenkbrauwen door de kracht van yoga,
en zich met onafwijkende aandacht en volledige bhakti concentreert, bereikt Hem
zeker.
SRRTHA-VARI
Het is onmogelijk om de geest terug te trekken van zinsobjecten zonder yogbhysa
(voortdurende beoefening van yoga). Zonder voortdurende beoefening van yoga is het
onmogelijk om aan r Bhagavn te denken. Bhakti die gemengd is met om het even welke
vorm van yoga wordt yoga-mir bhakti genoemd. r Bhagavn legt dit uit in deze en de
volgende vier lokas, hier beginnend met kavim. Kavim betekent alwetend. is zoals
Sanaka zijn sarva-ja (alwetend), maar hun alwetende aard is niet onbegrensd. Dit is
waarom r Bhagavn het woord puram, zonder begin, bezigt. Hoewel Antarym
alwetend en zonder begin is, geeft Hij geen instructies over bhakti. Vandaar dat Bhagavn
anusitram zegt, wat inhoudt dat Hij genadig instructies geeft over bhakti middels Zijn
svarpa-avatras zoals r Rma en r Ka. De tattva van zon genadevolle
persoonlijkheid is zeer moeilijk te begrijpen.
Hij zegt dat Hij subtieler is dan het meest subtiele. Wil dit zeggen dat Hij atomisch is
zoals de jva? Om dit te verduidelijken zegt Hij: sarvasya dhtram, Ik ben de steun van
alles, en omdat Ik allesdoordringend ben, ben Ik van onbegrensde grootte; daarom ben Ik
acintya (onvoorstelbaar). Hoewel Hij een mensachtige gedaante heeft, legt Hij Zijn
manifestaties, die niet verschillend zijn van Hem, uit. ditya-varam betekent dat Hij, zoals
Srya, zowel Zichzelf als anderen verlicht. Hij bevindt zich buiten de materile natuur
(tamasa) en, hoewel Hij de meester is van my-akti, gaat Hij my te boven. Op het
moment van sterven heugen yogs zich Hem met onafwijkende geest. Zij zijn gezegend met
het vermogen van voortdurende herinnering aan Hem dat ze beoefend hebben tijdens hun
levens. Hoe verwerft men zich deze standvastigheid van geest? Bhagavn zegt, Hij bereikt
het op kracht van yogbhysa. Welk type yoga? Hij antwoordt, De yoga waarbij de
levenslucht wordt vastgehouden tussen de wenkbrauwen (aj-cakra).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka werd het proces van het denken aan r Bhagavn op het moment
van sterven vermeld, en nu wordt het uitgelegd in deze loka.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, Luister alsjeblieft terwijl Ik het
proces van meditatie op de Allerhoogste Persoon (parama purua) uitleg. Hij is alwetend,
zonder begin en onbegrijpelijk voor wereldse intelligentie. Hij is de kleinste, en toch is Hij
ook de Allerhoogste Bestuurder die iedereen in stand houdt. Hij bestaat eeuwig in Zijn
prachtige, mensachtige ymasundara gedaante. Hij gaat de materile natuur te boven en,
omdat Hij zelfverlichtend is als de zon, verlicht Zijn lichamelijke tint Zijn gedaante. Iemand
die zijn lichaam verlaat nadat hij zijn geest standvastig heeft gemaakt middels bhakti, en die
zijn levenslucht tussen de wenkbrauwen weet te houden via de kracht van yogbhsa,
bereikt die Allerhoogste Persoon. Dit systeem van yoga is onderwezen om te garanderen dat
iemands aandacht niet wordt afgeleid van de parama purua door leed en pijn op het
moment van sterven.
LOKA 11
Ik zal je nu in het kort vertellen over dat ultieme doeleinde, wat de Vedische
paitas beschrijven als akaram (onvergankelijk). Asceten die vrij zijn van alle
verlangens treden daar binnen, evenals degenen die verlangen naar het bereiken van
die staat en die het principe van het celibaat in acht nemen.
SRRTHA-VARI
Men kan vragen, Kan men Hem kennen door simpelweg de levensadem op de ajnacakra te verankeren? Welk type yoga is dit? Wat is japa? Wat is het doel van meditatie? Wat
is het ultieme doeleinde? Leg dit alstublieft in het kort uit. Anticiperend op deze vragen,
spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord yad, evenals de volgende twee
lokas. Okra (o), de geluidsmanifestatie van brahma, is akara (onvergankelijk) en is
identiek aan brahma. De kenners van de Vedas verklaren dit. De asceten gaan binnen in
deze lettergreep o, de geluidsmanifestatie van brahma, die onvergankelijke realiteit.
Luister alstublieft terwijl Ik verklaar wat dit doel is en hoe het bereikt kan worden.
LOKAS 12-13
vksfeR;sdk{kja
cz
O;kgkjUekeuqLeju~A
;% iz;kfr R;tu~ nsga l ;kfr ijeka xfre~
sarva-dvri sayamya / mano hdi nirudhya ca
mrdhny dhytmana pram / sthito yoga-dhram
o ity ekkara brahma / vyharan mm anusmaran
ya prayti tyajan deha / sa yti param gatim
sarva-dvrialle poorten van het lichaam (zintuigen); sayamyadisciplinerend;
manade geest; hdibinnenin het hart; nirudhyaopsluitend; caen; mrdhnibij de
kruin; dhyafixerend, vasthoudend; tmanavan de ziel; pramde levensadem;
sthitade situatie; yoga-dhramvoor de trance van zelfrealisatie; ode heilige
lettergreep o; itialdus; eka-akaramhet ene volledige, onvergankelijke woorddeel;
brahmade Allerhoogste Absolute Waarheid; vyharanuitsprekend; mm anusmaran
zich Mij herinnerend overeenkomstig de begeleiding van guru; yawie; praytivertrekt
voor de dood; tyajanopgevend; dehamhet lichaam; sa ytihij bereikt; parammde
allerhoogste; gatimbestemming.
SRRTHA-VARI
Terwijl Hij dit type yoga uitlegt, spreekt r Bhagavn de bovenste twee lokas die
beginnen met sarva-dvri. Iemand bereikt de allerhoogste bestemming van slokya-mukti
(het bereiken van dezelfde planeet als de Heer) en komt naar Mijn planeet door al zijn
zintuigen, zoals de ogen, te beteugelen van hun externe zinsobjecten; door de geest in het
hart te houden; door de levensadem tussen de wenkbrauwen te verankeren; door yogadhram te verrichten, beschutting nemend van Mijn gedaante door op de Mij te
mediteren van Mijn voeten tot de top van Mijn hoofd; door okara (o) te reciteren,
welke identiek is aan brahma; en door zijn lichaam op te geven terwijl hij voortdurend op de
betekenis van o, Mijzelf, mediteert.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
O is de geluidsmanifestatie van brahma. Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam
(2.1.17): abhyasen manas uddha / trivd-brahmkara param, Men dient zijn
beoefening te verrichten door de zuivere vorm van brahma-akara in zijn geest te herhalen,
de geluidsmanifestatie van brahma (praava), bestaande uit drie letters: a, u en m.
r Caitanya Mahprabhu heeft gezegd in r Caitanya-caritmta:
praava ye mah-vkya-varera-mrti
praava haite sarva-veda, jagate-utpatti
r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 6.174)
En ook:
praava se mah-vkya vedera nidna
vara-svarpa praava sarva-viva-dhma
r Caitanya-caritmta (di-ll 7.128)
Praava (okra) is de essentie van alle Vedas en is de mah-vkya, de grootste
lettergreep (geluidsvibratie). Alle andere mantras hebben beperkingen. Praava is
identiek aan de r-mrti van Jagadia. Zowel alle Vedas als dit universum worden
voortgebracht door praava. De essentie van de Vedas is voorzeker deze mah-vkya in
de vorm van praava. Het is de svarpa van Bhagavn en de basis van het hele
universum.
LOKA 14
SRRTHA-VARI
Van Gt (7.16) tot Gt (8.8) werd karma-mir bhakti uitgelegd. Gt (8.9) legt yogamir bhakti en pradhn-bhuta bhakti, samen met hun dominerende factoren (karma, jna
en yoga) uit. Nu, in deze loka die begint met de woorden ananya-cet, geeft r Bhagavn
uitleg over zuivere, transcendentale bhakti, oftewel keval-bhakti, die superieur is aan alle
andere soorten yoga en die nirgua is. Ik ben eenvoudig te bereiken voor zon bhakta die
voortdurend aan Mij denkt zonder de zuiverheid van tijd, plaats of omstandigheid in
overweging te nemen, wiens geest niet aangetrokken is tot het verrichten van karma, jna
en yoga, en die de devats niet aanbidt of tracht enig ander doel te bereiken zoals
bijvoorbeeld Svarga en mukti. Zon bhakta hoeft de ellende die men ervaart terwijl men
yoga, jna enzovoorts beoefent niet te ondergaan. De woorden nitya-yuktasya verwijzen
naar degene die altijd smacht naar vereniging met Mij. Als men betwijfelt of Bhagavn in
de toekomst ook gemakkelijk te bereiken zal zijn, antwoordt Hij, Ik ben altijd gemakkelijk
te bereiken voor hem. Het woord yogina betekent iemand die begiftigd is met bhaktiyoga, dat wil zeggen, iemand die verbonden is met Ka in een relatie zoals dsya
(dienaarschap) of sakhya (vriendschap), bijvoorbeeld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als volgt, Van Gt (7.16) tot aan Gt (7.29),
heb Ik bhakti gemengd met karma en jna uitgelegd, wat beoefendwordt door de rtta (de
lijdende), jijsu (de nieuwsgierige), arthrth (degenen die naar rijkdom verlangen) en
jn (mensen met kennis). In Gt (7.29) heb Ik geboorte, dood en moka uitgelegd. Met
andere woorden, Ik heb je onderwezen over de aard van karma-jna-pradhn-bhtbhakti, oftewel bhakti die de overhand heeft over karma en jna. Vanaf de loka: kavi
puram (Gt 8.9), heb Ik yoga-mir-bhakti, oftewel de aard van yoga-pradhn-bht
bhakti, uitgelegd. Enkel om je een voorproefje te geven heb Ik tussen deze lokas door wat
aanwijzingen gegeven over keval-bhakti, exclusieve toewijding. Ik ben gemakkelijk te
bereiken voor zon bhakti-yog die altijd met Mij verbonden is, die Me heugt met zijn geest
weerhouden van aantrekking tot alle andere voorwerpen, en die exclusief toegewijd is aan
Mij. Met andere woorden, het is zeer moeilijk om Mij te bereiken door pradhn-bhtbhakti (toewijding die gemengd is met karma en jna) te verrichten. Dit dient begrepen te
worden.
LOKA 15
SRRTHA-VARI
Wat gebeurt er met degenen die U bereiken? in antwoord spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met het woord mm. Zij hoeven geen nieuwe geboorte te nemen die
tijdelijk is en vol ellende. In plaats daarvan krijgen zij een geboorte zoals die van Mij, welke
eeuwig en vol gelukzaligheid is. Volgens het Amara-koa woordenboek zijn de woorden
svata, dhruva, nitya, sadtana en santana allemaal synoniem. Wanneer Ik Mijn zalige
geboorte neem in het huis van Vasudeva, nemen Mijn eeuwige metgezellen (Mijn bhaktas)
ook geboorte. Zij nemen niet op enig ander tijdstip geboorte. Het woord paramm heeft
speciaal belang. Andere soorten bhaktas bereiken sasiddhi (volledige perfectie), maar
degenen die ananya-cet zijn, die hun geest enkel op Mij hebben gefixeerd, bereiken
paramm sasiddhim, en nog verhevener soort perfectie. Dat wil zeggen, zij worden
metgezellen in Mijn ll. Vandaar dat het is vastgesteld dat de bhaktas die ananya-cet
zijn, superieur zijn aan de bhaktas die eerder beschreven zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die onverschillig zijn geworden voor karma, jna, yoga enzovoorts, en die
geen beschutting hebben genomen van de verschillende devas, maar enkel Ka
aanbidden met anany-bhakti, bereiken Hem zeker. Zij hoeven geen andere, tijdelijke
geboorte te nemen, maar raken eeuwig verzonken in dienst aan Ka, bevrijd zijnde van de
gebondenheid van geboorte en baatzuchtige activiteiten (karma). Zoals gezegd wordt in de
Padma-Pura (geciteerd in Hari-bhakti-vilsa 10.113): na karma-bandhana janma
vaiavn ca vidyate vior anucaratva hi mokam hur mania, Voor de Vaiavas
bestaat de gebondenheid van karma niet. Aangezien de Vaiavas de metgezellen van
Viu zijn geworden, worden ze mukti-bhjana (geschikt voor mukti) genoemd door degenen
die tattva kennen.
Door keval-bhakti, of rgnug-bhakti, te verrichten, bereiken de anany-bhaktas van
Bhagavn de allerhoogste perfectie. Dat wil zeggen, door svarpa-siddhi (realisatie van hun
svarpa) en vastu-siddhi (toegang tot de spirituele wereld) te bereiken worden ze beschouwd
als metgezellen van r Ka in Zijn spel en vermaak en houden zich met Zijn dienst bezig.
Wanneer de tijd is aangebroken voor Zijn verschijning, verschijnen zij ook, net als Hem,
teneinde Zijn geopenbaarde ll te ondersteunen en versterken.
LOKA 16
iuq jkoRkukstqZuA
vkczHkqoukYyksdk%
ekeqisR; rq dkSUrs; iqutZUe u fo|rs
-brahma-bhuvanl lok / punar varttino rjuna
mm upetya tu kaunteya / punar janma na vidyate
-brahma-bhuvanttot en met Brahma-loka; lokde planeten; punawederom;
varttinaterugkerend; arjunaO Arjuna; mmMij; upetyabereikt hebbend; tu
maar; kaunteyazoon van Kunt; punaweer; janmageboorte; nageen; vidyateer is.
O Arjuna, alle planeten in dit universum tot en met de planeet van Heer Brahm
zijn oorden van herhaaldelijke geboorte en dood, maar iemand die Mij bereikt, O
Kaunteya, neemt nooit meer geboorte.
SRRTHA-VARI
In feite nemen alle jvas geboorte, zelfs degenen die enorme sukti hebben, maar Mijn
bhaktas nemen geen geboorte. Om dit uit te leggen wordt deze loka die begint met -
brahma gesproken. De jvas die op alle planeten leven tot en met Satya-loka, de planeet van
Heer Brahm, moeten opnieuw geboorte nemen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Alle planeten, van Brahma-loka,
oftewel Satya-loka, tot en met de laagste planeet, zijn tijdelijk. De jvas van die planeten
kunnen een andere geboorte nemen, maar iemand die exclusieve beschutting neemt van
Mij als zijnde het doel van keval-bhakti neemt niet opnieuw geboorte. Er wordt niet
gezegd dat er geen wedergeboorte is voor karma-yogs, aga-yogs en degenen die
beschutting nemen van pradhn-bht-bhakti. Dit wil zeggen dat keval-bhakti de ultieme
vrucht of perfectie van al deze processen is, en dat men verlost kan raken van de kringloop
van geboorte en dood door geleidelijk aan dit stadium van keval-bhakti te bereiken.
LOKA 17
lg;qxi;ZUreg;Zn~cz.kks
fonq%A
jk= ;qxlgkUrka rsgksjk=fonks tuk%
sahasra-yuga-paryantam / ahar yad brahmao vidu
rtri yuga-sahasrnt / te ho-rtra-vido jan
sahasra-yugaduizend tijdperken (n tijdperk staat gelijk aan 4.320.000 jaren);
paryantambestaat uit; ahan dag; yatwelke; brhmaahvan Brahm; viduzij
begrijpen; rtrimzijn nacht; yuga-sahasra-antmduurt duizend tijdperken; tedegenen;
aha-rtra-vidadie zijn dag en nacht kennen; janpersonen (die bekend zijn met de
Vedas).
Degenen die de waarheid kennen betreffende Brahms dag en nacht, begrijpen dat
zijn dag duizend cyclussen van de vier yugas duurt, en dat zijn nacht ook van dezelfde
duur is.
SRRTHA-VARI
Men kan twijfelen over wat er is gezegd in het Tweede Hoofdstuk van rmadBhgavatam (2.6.19): Boven de drie planetaire stelsels (Bhr, Bhuva en Sva) bevindt
zich Mahar-loka, en boven Mahar-loka bevinden zich de drie planeten, Jana, Tapa en Satya.
Deze drie lijken vrij te zijn van de dood, bevatten alle benodigdheden voor iemands
levensonderhoud, en zijn vrij van angst. Sommigen zeggen dat Brahma-loka vrij is van
angst, en dat zelfs sannyss ernaar verlangen om daar te verblijven. Betekent dit dat
degenen die op die planeet wonen nooit zullen sterven? Anticiperend op deze vraag
verklaart r Bhagavn, Nee, dit is niet waar. Zelfs Brahm, de meester van die planeet,
sterft, om maar te zwijgen van anderen. Om dit verder te verhelderen, spreekt Hij deze
loka die begint met sahasra, welke zegt dat degenen die bekend zijn met stra begrijpen
dat n dag van Brahm gelijkstaat aan duizend cyclussen van de vier yugas (bij elkaar
4.320.000.000 jaren) en dat zijn nacht van dezelfde duur is. Na Brahms grote levensduur
van honderd jaren van deze dagen en nachten, twee weken en maanden, komt hij ten val
en sterft hij, maar die Brahm die een Vaiava is bereikt mukti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Volgens de berekening van menselijke wezens staat
n dag van Brahm gelijk aan duizend cyclussen van vier yugas, en duurt zijn nacht even
lang. Op deze manier komt Brahm ten val of sterft hij nadat hij voor honderd van zulke
jaren heeft geleefd. Echter, die Brahms die toegewijd zijn aan r Bhagavn verkrijgen
mukti. Als dit de toestand van Brahm is, hoe kan dan de onverschrokkenheid van de
sannys s die zijn planeet hebben bereikt eeuwig zijn? Het kan niet zo zijn. Zij zijn ook
gebonden aan wedergeboorte.
LOKA 18
Alle jvas manifesteren zich uit de ongemanifesteerde oorzaak bij aanvang van de
dag van Brahm, en gaan weer op in diezelfde ongemanifesteerde oorzaak bij het
vallen van zijn nacht.
SRRTHA-VARI
De inwoners van de drie lagere planeten, Bhr, Bhuva en Sva, moeten in elke dag
van Brahm sterven. Om deze reden spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het
woord avyaktd. rpada Madhusdana Sarasvat zegt, In de kringloop van de schepping en
vernietiging van Brahms dag, bestaat het firmament dagelijks. Daarom verwijst het
woord avyakta in deze loka niet naar de pradhna (de ongemanifesteerde toestand van de
materile natuur), maar naar Brahms nacht.
Uit die ongemanifesteerde oorzaak, namelijk Brahms nacht, komt zijn dag, welke het
veld voor genot manifesteert in de vorm van het lichaam, zinsobjecten enzovoorts. De hele
wereld wordt actief zichtbaar op deze manier. Dan, bij het naderen van zijn nacht,
verdwijnt het weer in de ongemanifesteerde oorzaak terwijl hij slaapt.
LOKA 19
SRRTHA-VARI
Op deze manier worden alle bewegende en niet-bewegende jvas in het leven geroepen
en weer vernietigd.
LOKA 20
ijLrLekkq HkkoksU;ksO;ksO;kRlukru%A
;% l loZs"kq Hkwrs"kq u';Rlq u fou';fr
paras tasmt tu bhvo nyo / vyakto vyaktt santana
ya sa sarveu bhteu / nayatsu na vinayati
parasuperieur; tasmtaan die; tumaar; bhvanatuur; anyaeen andere (of
speciale);
avyakytaongemanifesteerde;
avyakttongemanifesteerde
toestand;
santanaeeuwig (zonder begin); yawelke; sadie; sarveuzelfs wanneer alle;
bhteulevende wezens; nayatsuworden vernietigd; na vinayatiwordt niet
vernietigd.
SRRTHA-VARI
Superieur aan het ongemanifesteerde principe van de prajpati Hirayagarbha
(Brahm), bestaat er een andere ongemanifesteerde natuur, welke eeuwig en zonder begin
is, en de oorzaak is van deze Hirayagarbha.
LOKA 21
Die eeuwige ongemanifesteerde natuur staat bekend als akara (de onvergankelijke
Waarheid) en is de allerhoogste bestemming. Na het bereiken van deze dhma, die
Mijn eeuwige verblijf en Mijn eeuwige natuur is, keren ze nooit meer terug naar deze
wereld van geboorte en dood.
SRRTHA-VARI
Het woord avyakta, vermeld in de vorige loka, wordt hier uitgelegd in deze loka die
begint met avyakta. Datgene wat onvergankelijk of onverwoestbaar is wordt akara
genoemd. De Nryaa-ruti zegt: eko nryaa sn na brahm na ca akara, In het
begin was er enkel r Bhagavn Nryaa; noch Brahm, noch iva bestonden.
Mijn allerhoogste verblijf is eeuwig. Akara-parama-dhma betekent dat Mijn verblijf
brahma is, en dat het een stralende vorm bezit.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na het tijdelijke bestaan van alle bewegende en niet-bewegende wezens te hebben
beschreven, legt r Bhagavn nu de eeuwigheid van paramevara-tattva (het allerhoogste
besturende principe) uit. In de huidige twee lokas verklaart Hij santana-purua (de
Allerhoogste Eeuwige Persoonlijkheid), die niet toegankelijk is voor geest en zintuigen, en
die superieur is aan de ongemanifesteerde schepping van Hirayagharba (Heer Brahm).
Deze ongemanifesteerde realiteit wordt ook wel akara-brahma genoemd, en die realiteit
alleen is de allerhoogste bestemming van de jvas. Bij het bereiken van die parama dhma
bestaat er geen mogelijkheid om ooit nog eens terug te keren naar deze materile wereld.
LOKA 22
O Prtha, die Allerhoogste Persoon wordt alleen bereikt door anany-bhakti. Alle
wezens bevinden zich in Hem, en door Hem, als Antarym, is deze hele wereld
doordrongen.
SRRTHA-VARI
Die parama-purua (Allerhoogste Persoon), die Mijn aa (Antarym Paramtm) is,
wordt alleen bereikt door anany-bhakti. Anany staat voor die bhakti waarin zich geen
spoor van karma, jna, yoga, wereldse verlangens enzovoorts bevindt. Dit is de betekenis
van Mijn eerdere verklaring in Gt (8.14): ananya-cet satatam.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De purua beschreven in de vorige loka, die zich in het ongemanifesteerde stadium
bevindt, is de sva-aa (het volkomen deel) van r Ka. Alle jvas bevinden zich in Hem
en, omdat Hij zich ook binnenin alle jvas bevindt, is Hij Antarym. Hij kan alleen worden
bereikt door anany-bhakti die verstoken is van karma, jna, yoga, etc.
LOKA 23
SRRTHA-VARI
Voorheen zei U, Na Mijn parama-dhma te hebben bereikt, keert de jva nooit meer
terug. Door deze verklaring stelde U vast dat Uw bhaktas, nadat ze Uw verblijf hebben
bereikt, nooit meer terugkeren. Maar U heeft geen enkele instructie gegeven over dat
speciale pad en hoe het te bereiken. Het pad van arci (de zonnestralen) bevindt zich in
sattva-gua, maar dat speciale pad waarover U nu spreekt moet de guas te boven gaan,
aangezien Uw bhaktas de guas ook te boven gaan. Voor nu ben ik echter informatie aan
het inwinnen over het pad dat door karms, jns en yogs wordt gevolgd.
Anticiperend op Arjunas vraag, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met yatra.
Iemand komt wel of niet terug naar deze wereld afhankelijk van het pad dat wordt
aangeduid door het exacte moment waarop hij zijn lichaam verlaat. Ik zal dat tijdstip of pad
nu uitleggen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De anany-bhaktas van Bhagavn bereiken, in tegenstelling tot de karms, jns en
yogs, eenvoudig Zijn verblijf, en zij hoeven het ellendige pad dat zich in sattva-gua
bevindt niet te ondergaan. Aangezien de bhaktas die nirgua-bhakti volgen ook nirgua
zijn, zijn hun paden en het tijdstip van hun heengaan eveneens nirgua. De bhaktas zijn
niet afhankelijk van tijd, in acht nemend of de zon zich al dan niet in het noordelijke
halfrond bevindt. Het tijdstip waarop zij r Kas aprkta-ll binnengaan is altijd
nirgua.
LOKA 24
Degenen die brahma kennen en deze wereld verlaten gedurende de invloed van de
gezaghebbende devas van vuur, het licht, gunstige dagen, de periode tussen het eerste
en laatste maankwartier en de zes maanden van de noordelijke baan van de zon,
bereiken brahma.
SRRTHA-VARI
Hier legt r Bhagavn uit hoe het pad te volgen vanwaar er geen terugkeer is. Er wordt
gezegd in de Chndogya Upaniad: te rciam abhisambhavanti, Zij bereiken de
gezaghebbende deva van arci (de zonnestralen). Daarom verwijzen de woorden agni en
jyoti naar de gezaghebbende deva van arci. Het woord aha verwijst naar de gezaghebbende
deva van de dag, en het woord uttaryaam verwijst naar de gezaghebbende deva van de zes
maanden van de noordelijke baan van de zon. De jns, of degenen die brahma-vid (die
brahma kennen) zijn, bereiken brahma door dit pad te volgen. Met betrekking tot dit zeggen
de rutis dat ze de deva bereiken die over arci heerst, en daarna de devas die over de dag
heersen, en vervolgens die van de twee weken en maand, in die volgorde. Van de deva een
bepaalde maand bereiken ze de deva van het jaar, en daarna ditya, de zonnegod.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Degenen die brahma-vid zijn, die hun lichamen
opgeven op de tijden van de gezaghebbende devas van vuur en licht, op een gunstige dag,
en wanneer de zon zich in de noordelijke koers bevindt, bereiken brahma. De woorden
agni en jyoti verwijzen naar de gezaghebbende deva van arci (licht), en het woord aha
verwijst naar de gezaghebbende deva van de dag. Het woord ukla verwijst naar de deva die
gezag uitoefent over de heldere veertien dagen, en uttaryaa verwijst naar de deva die
gezag uitoefent over de zes maanden van de noordelijke baan van de zon. De enige weg voor
een yog die er naar verlangt om brahma te bereiken is om achtereenvolgens de
gezaghebbende devas van arci, de dag, de heldere veertien dagen enzovoorts te doorlopen,
op een bepaald tijdstip wanneer de geest en de zintuigen voldaan en vreugdevol zijn. Yogs
die op deze tijdstippen sterven keren nooit meer terug naar deze wereld.
LOKA 25
De karma-yog, die heengaat via het pad van de devasdie de leiding hebben over
de tijden van rook, de nacht, ka-paka (de donkere helft van de maand) en de zes
maanden van de zuidelijke baan van de zonbereikt Svarga. Nadat hij daar hemels
genot heeft genoten, keert hij terug naar deze materile wereld.
SRRTHA-VARI
Nu legt r Bhagavn de terugtocht van de karms uit. Net zoals voorheen, verwijzen de
woorden rook, nachtenzovoorts naar de gezaghebbende devas van die tijden. Een karmayog die de paden van deze devas doorloopt, bereikt Svarga, de hemelse planeten zoals de
maan, en geniet daar van het resultaat van zijn karma. Hij keert terug naar de materile
wereld wanneer de resultaten van zijn karma zijn uitgeput.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Karma-yogs die het pad van rook, de nacht, de donkere twee weken, de zesmaandelijke
baan van de zon in het zuidelijke halfrond en het licht van de maan doorlopen, of die zich
bezighouden met baatzuchtige activiteiten met hun zintuigen, keren terug naar deze
materile wereld nadat ze de planeten van de betreffende devas van deze tijden heben
bereikt.
LOKA 26
Bij het verlaten van deze wereld, worden slechts twee paden, ukla (het heldere)
en ka (het duistere), als eeuwig beschouwd. Als men ukla-paka (het heldere pad)
doorkruist, bereikt men moka, en als men kna-paka (het duistere pad)
doorkruist, keert men terug naar deze wereld.
SRRTHA-VARI
Nu besluit r Bhagavn het onderwerp van de twee bovenvermelde paden in deze loka
die begint met de woorden ukla-ka. vat wil zeggen dat er twee eeuwige paden zijn in
deze wereld van oorsprongloze sasra. Het ene is ukla-paka, waarmee men moka
verkrijgt, en het andere is ka-paka, waardoor men terugkeert naar de materile wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De bovenvermelde paden van arci, etc., oftewel deva-yna (het reizen door de paden
van de devas) zijn de verlichters van kennis, en staan goed bekend onder de naam ukla-gati
(het heldere pad). Het pad van rook, etc., oftewel pit-yna (het reizen door het pad van de
voorvaders), is vol duisternis en onwetendheid, en wordt ka-gati (het donkere pad)
genoemd. Sinds onheuglijke tijden hebben deze twee paden gefunctioneerd in deze wereld.
De yogs die brahma-vid zijn nemen beschutting van het heldere pad, en nadat ze de
planeten van arci enzovoorts hebben doorlopen op de paden van de devas, bereiken ze
geleidelijk aan moka. Aan de andere kant nemen de yogs die zich bezighouden met karma
om hun eigen verlangens te vervullen hun toevlucht tot ka-gati middels pit-yna (het
pad van de voorvaders). Zij ervaren de hemelse genoegens van Svarga, nadat ze de paden
van de gezaghebbende devas van duisternis enzovoorts hebben doorkruist, en keren
uiteindelijk terug naar deze materile sasra. In de Chndogya Upaniad wordt een
uitgebreide beschrijving van deva-yna en pit-yna gegeven.
LOKA 27
O Prtha, yogs die volmaakte kennis bezitten van deze twee paden worden nooit
van hun stuk gebracht. O Arjuna, wees daarom altijd verankerd in yoga.
SRRTHA-VARI
Kennis van deze twee paden leidt tot onderscheidingsvermogen; dus in deze loka die
begint met naite wordt zon jn verheerlijkt. r Bhagavn zegt tegen Arjuna, Word een
bhakti-yog. Met andere woorden, Word iemand die kalm van geest is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt: Bhaktas zijn nooit
misleid, omdat zij verbonden blijven in bhakti-yoga met kennis die gebaseerd is op tattva.
Daarom kennen zij het werkelijke onderscheid tussen deze twee paden, en nemen ze
beschutting van het pad van bhakti, dat beide paden ontstijgt. Dat wil zeggen, ze nemen
beschutting van anany-bhakti-yoga, wetende dat beide paden ellendig zijn. Daarom, O
Arjuna, zou je alleen van die yoga beschutting moeten nemen.
LOKA 28
Het voordeel dat verkregen wordt door de bhakti-yog, die de waarheden die Ik tot
je gesproken heb begrepen heeft, overtreft alle resultaten die verkregen worden door
vrome activiteiten zoals het bestuderen van de Vedas, het verrichten van yaja,
tapasy, dna, karma enzovoorts, want hij bereikt Mijn transcendentale, eeuwige
verblijf.
SRRTHA-VARI
Het voordeel dat men behaalt door kennis te vergaren zoals beschreven in dit
hoofdstuk, wordt uitgelegd in deze loka die begint met vedeu. Tat sarvam atyeti houdt in
dat, door het resultaat van al deze activiteiten te overtreffen, de bhakti-yog een superieure
plek bereikt die eeuwig en aprkta (transcendentaal) is.
De superioriteit van een bhakti-yog werd al eerder beschreven, maar wordt hier verder
verduidelijkt. In dit hoofdstuk werd de suprematie van de anany-bhaktas vastgesteld.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Achtste Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Als je aan bhakti-yoga doet, wil dat niet zeggen dat de
resultaten van enige andere handeling je niet zullen worden toegekend. Je zult welke
resultaten er ook maar uit yaja, tapasy, dna, iedere vorm van jna of het bestuderen
van de Vedas kunnen voortvloeien verwerven, en je zult Mijn allerhoogste bovenzinnelijke
en eeuwige rijk bereiken. In rmad-Bhgavatam (11.20.32-33) wordt verklaard:
yat karmabhir yat tapas / jna-vairgyata ca yat
yogena dna-dharmea / reyobhir itarair api
sarva mad-bhakti-yogena / mad-bhakto labhate jas
svargpavarga mad-dhma / kathacid yadi vchati
Door bhakti-yoga kan Mijn toegewijde datgene wat een sdhaka bereikt door karma,
tapasy, jna, vairgya enzovoorts te verrichten gemakkelijk verkrijgen.
In de Mahbhrata staat een verklaring met betrekking tot moka:
y vai sdhana-sampatti pururtha-catuaye
tay vin tadpnoti naro nryaraya
Een bhakta die zijn toevlucht heeft gezocht bij r Bhagavn Nryaa, verwerft
zonder enige ellende te ondergaan alle weelde die men uit de vier doeleinden van het
menselijke leven (dharma, artha, kma en moka) haalt.
rla Vivantha Cakravart hkura zegt ook dat men alle voorspoed verkrijgt door
aan keval-bhakti te doen, en dat men zonder bhakti helemaal niets kan bereiken. Zo wordt
bhakti dus op beide manieren, door de directe en indirecte verklaringen van stra,
vastgesteld als het allerhoogste voorspoedige proces. Dit wordt ook gezegd in Nradapacartra:
hari-bhakti-mah-devy sarva muktydi sidhya
HOOFDSTUK NEGEN
Rja-Guhya-Yoga
Yoga Via de
Meest Vertrouwelijke Kennis
LOKA 1
JhHkxokuqokp
bna rq rs xqrea izo{;kE;ulw;osA
Kkua foKkulfgra ;TKkRok eks{;ls'kqHkkr~
r-bhagavn uvca
ida tu te guhyatama / pravakymy anasyave
jna vijna-sahita / yaj jtv mokyase ubht
r-bhagavn uvcade Alvermogende Heer zei; idadeze; tuvoorzeker; teaan jou;
guhyatamammeest vertrouwelijk; pravakymiIk zal uitleggen; anasyavevrij van
gebreken (niet afgunstig); jnam vijna-sahitamkennis gepaard met gerealiseerde
kennis, i.e. die de symptomen van exclusieve en zuivere toewijding heeft; yatwelke
jtvkennende; mokyaseje zult verlost worden; aubhtvan onzaligheid, i.e. van
deze ellendige kringloop van geboorte en dood (sasra).
r Bhagavn zei: O Arjuna, omdat jij niet afgunstig bent, zal Ik deze meest
vertrouwelijke kennis aan je onthullen, welke begiftigd is met de kenmerken van
uddha-bhakti en die directe realisatie van Mij verleent. Zulke kennis zal je verlossen
van de ellende van de materile wereld.
SRRTHA-VARI
Het Negende Hoofdstuk geeft kennis van r Bhagavns aivarya. Zulke jna wordt
verlangd door Zijn bhaktas zodat ze op gunstige wijze hun dienst aan Hem kunnen
verlenen. Dit hoofdstuk beschrijft duidelijk de superioriteit van uddha-bhakti, oftewel
zuivere toewijding.
Vergeleken met karma, jna en yoga, komen we tot de conclusie dat bhakti superieur is.
Bhakti is er in twee soorten: pradhn-bht (bhakti die overheerst over karma en jna) en
keval (exclusieve toewijding. Van deze twee is keval-bhakti uitermate krachtig en is, in
tegenstelling tot jna, niet afhankelijk van zuiverheid van hart. Dit bevestigt op zichzelf al
de superioriteit van bhakti. Kennis van Bhagavns aivarya (volheden) is noodzakelijk om
keval-bhakti te verrichten. In dit Negende Hoofdstuk worden de bijzonderheden van
aivarya gegeven. De middelste acht hoofdstukken (Zes tot en met Dertien), zijn de essentie
van Bhagavad-gt en van alle Vedische literatuur, en het Negende en Tiende Hoofdstuk
zijn de essentie van deze middelste hoofdstukken. r Bhagavn verheerlijkt het onderwerp
dat zal worden gedefinieerd in drie opeenvolgende lokas, waarvan de eerste begint met de
woorden ida tu.
Jna die bevorderlijk is voor verlossing, zoals beschreven in het Tweede en Derde
Hoofdstuk, wordt guhyam, vertrouwelijk, genoemd. Het Zevende en Achtste Hoofdstuk
geven uitleg over kennis van bhagavat-tattva, die essentieel is voor iemand die Mij wenst te
bereiken. Zulke kennis over de fundamentele principes van bhakti-tattva wordt guhyatara,
vertrouwelijker, genoemd. Nu zal Ik die jnasamen met de kenmerken van uddhabhaktiwelke guhyatama, het meest vertrouwelijk, is, uitleggen in dit hoofdstuk.
Het woord jna dient hier enkel opgevat te worden als bhakti. Het verwijst niet naar
de gebruikelijke jna die werd uiteengezet in de eerste zes hoofdstukken. In de volgende
loka duidt het woord jna alleen op bhakti aangezien het woord avyaya, eeuwig, gebruikt
werd als een bijvoeglijk naamwoord voor jna. Dit komt doordat het in deze context naar
een bovenzinnelijke wezen verwijst en niet op de eerder vermelde jna duidt, die
weliswaar sttvika is, maar niet nirgua of gutta.
In de loka: araddadhn purua dharmasysya parantapa (Gt 9.3), betekent het
woord dharma alleen bhakti. Het woord anasyave betekent hier dat deze instructie alleen
bedoeld is voor degenen die niet afgunstig zijn, en niet voor anderen. Vijna-sahitam
betekent, Ik zal deze instructie, die naar directe realisatie van Mij leidt, aan je onthullen.
Dit zal je verlossen van de ongunstige gebondenheid aan het materile leven, dat niet
bevorderlijk is voor bhakti. Met deze jna zul je bevrijd raken van alle obstakels.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In het Zevende en Achtste Hoofdstuk heeft r Ka pradhn-bht bhakti en kevalbhakti uitgelegd, alsmede het verschil tussen beide. In het huidige hoofdstuk verduidelijkt
Hij de superioriteit van keval-bhakti.
Keval-bhakti is niet afhankelijk van zuivering van het hart. Bhakti Dev kan zelfs
genadevol de harten binnengaan van uitermate abominabele personen die in de greep zijn
van allerlei soorten anarthas, en die personen in uiterst zuivere, verheven mah-bhgavatas
veranderen die aanbiddenswaardig zijn voor de gehele wereld. Bhakti is op zichzelf zeer
krachtig.
De spirituele jna die verklaard werd in het Tweede en Derde Hoofdstuk, die nuttig is
om moka te bereiken, is guhya, vertrouwelijk. Bhagavat-tattva-jna, zoals beschreven in
het Zevende en Achtste Hoofdstuk, zorgt ervoor dat bhakti verschijnt en is guhyatara,
vertrouwelijker. Het huidige hoofdstuk beschrijft jna die gerelateerd is aan keval-bhakti.
Deze jna is guhyatama, meest vertrouwelijk. Alleen met behulp van deze guhyatama-jna
kan men bevrijding van de ongunstigheid in deze wereld verkrijgen. Deze guhyatama-jna
die gerelateerd is aan uddha-bhakti is parama-vijna-maya. Dat wil zeggen, ze kan directe
realisatie van Mij schenken. Vijna betekent het begrijpen en verkrijgen van realisatie
van die jna die gerelateerd is aan r Bhagavn. Bhagavn zei tegen Brahm:
jna parama-guhya me / yad vijna-samanvitam
sa-rahasya tad-aga ca / gha gadita may
rmad-Bhgavatam (2.9.31)
Kennis van Mij is n, absoluut en hoogst vertrouwelijk. Hoewel ze n is, heeft ze vier
afdelingen: jna (kennis van Mijn svarpa), vijna (realisatie van Mij), rahasya
(prema-bhakti voor Mij) en tad-aga-pradhna (sdhana-bhakti, het middel om tot Mij
te komen). De jva kan dit met zijn beperkte intelligentie niet bevatten. Hij kan het
alleen realiseren door Mijn genade. Mijn svarpa bestaat uit jna. En vijna,
realisatie van Mij, is de relatie met Mij door bhakti. De jva is Mijn rahasya en de
pradhna (de materile natuur) is Mijn jna-aga (al wat toebehoort aan Mijn
svarpa). De eeuwige non-dualiteit en het eeuwige vertrouwelijke verschil tussen deze
vier principes wordt veroorzaakt door Mijn acintya-akti.
Bhagavn zei ook het volgende tegen Uddhava, Zijn meest dierbare toegewijde:
athaitat parama guhya / vato yadu-nandana
su-gopyam api vakymi / tva me bhtya suht sakh
rmad-Bhgavatam (11.11.49)
O Yadu-nandana (Uddhava), luister alsjeblieft naar deze meest geheime kennis.
Hoewel ze uitermate vertrouwelijk is, zal Ik het tegen je vertellen omdat je Mijn
dienaar en goedwillende vriend bent.
In rmad-Bhgavatam (1.1.8) verzochten r aunaka en andere is rla Sta
Gosvm om zulke gerealiseerde geheime waarheden uit te leggen:
vettha tva saumya tat sarva / tattvatas tad-anugraht
bryu snigdhasya iyasya / guravo guhyam apy uta
De guru-varga (de voorgaande spirituele autoriteiten) hebben ook deze extreem
vertrouwelijke geheimen uitgelegd aan discipels die een toegenegen aard hebben.
Hier onthult r Bhagavn ook deze guhyatama-jna aan Arjuna, omdat Hij weet dat
zijn hart vrij is van afgunst en haat, en vervuld is van genegenheid. De betekenis hiervan is
dat deze guhyatama-jna wordt onderwezen door een echte tattva-ja-guru, en alleen aan
het soort discipel zoals hierboven beschreven.
Een soortgelijke instructie wordt gegeven in vetvatara Upaniad (6.22-23):
vednte parama guhya pur-kalpe pracoditam
nprantya dtavya nputrya iyya v puna
yasya deve par bhaktir yath deve tath gurau
tasyaite kathit hy arth prakante mahtmana
Bhagavad-upsan-tattva, het uiterst vertrouwelijke principe van het aanbidden van
Bhagavn, is de essentie van Vednta. In lang vervlogen tijden verlichtte r Bhagavn
het hart van vetvatara i met deze tattva, uit tevredenheid over zijn aanbidding.
Daarom, hoewel deze instructie niet is bedoeld voor iemand die geen uddha-bhakta is,
kan het toch worden geschonken aan een nuchtere zoon of een discipel die een bhakta
van Bhagavn is. Deze instructie dient aan niemand anders onthuld te worden, zelfs
niet als men in verroering gebracht wordt door genegenheid voor die persoon.
Alle vertrouwelijke betekenissen van de rutis verlichten het hart van die sdhaka
die mahtm die par-bhakti voor Bhagavn heeft en dat in gelijke mate voor zijn gurudeva
LOKA 2
Deze jna is de koning van alle kennis en de alleenheerser van alle vertrouwelijke
onderwerpen. Ze is uitermate zuiver, en aangezien ze direct de aard van het zelf
onthult, is ze de volmaaktheid van dharma. Ze wordt vreugdevol beoefend en schenkt
bovenzinnelijke en onvergankelijke resultaten.
SRRTHA-VARI
Bovendien is deze kennis de koning van alle kennis. Er zijn allerlei soorten jna en
vormen van aanbidding, maar bhakti is hun rj (koning). Deze bhakti is de rj van
vertrouwelijk onderwerpen. Met andere woorden, bhakti zelf is zeer vertrouwelijk. Hoewel
er vele soorten kennis zijn, is deze specifieke jna (bhakti), samen met vijna (realisatie
van die kennis), de rj van allen, aangezien deze kennis het meest vertrouwelijk is. Haar
zuiverheid wordt onthuld door het feit dat wanneer men deze bhakti beoefent, alle zondige
activiteiten worden goedgemaakt. Het is meer zuiverend dan tva-padrtha-jna, kennis
van het zelf. rpada Madhusdana Sarasvat zegt dat deze bhakti in een enkel ogenblik de
grof- en fijnstoffelijke reacties op alle soorten zondige activiteiten die zich voor duizenden
levens opeen hebben gestapeld, evenals hun oorzaak, die onwetendheid is, kan vernietigen.
Aldus is ze uiterst zuiverend. Pratyaka avagamam staat voor datgene wat direct
waargenomen of gerealiseerd kan worden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dit Negende Hoofdstuk beschrijft keval-bhakti, welke nirgua is. Deze jna in de
vorm van keval-bhakti is het kroonjuweel van alle vidy. Ze is het meest vertrouwelijk,
meest zuiverend en wordt ervaren door directe waarneming. Ze verleent de vruchten van
alle andere dharmika processen, wordt vreugdevol verricht en schenkt onvergankelijke
resultaten.
Het woord vidy betekent hier aanbidding (upsan); daarom is keval-bhakti de beste
van alle vidys. Om deze reden wordt het rja-vidy genoemd, en omdat deze vidy het
meest vertrouwelijk is van alle vertrouwelijke onderwerpen, wordt het rja-guhya genoemd.
Pavitram idam uttamam: Zonden worden niet volledig vernietigd door aan boetedoening
zoals dna (liefdadigheid), yaja (het brengen van offerandes) en tapas (cndryaa-vrata
etc.) te doen. Bovendien bestaat er de mogelijkheid dat, zelfs nadat men eenmaal de
resultaten van zonden heeft verwijderd via processen zoals tapasy en brahmcrya, de
neiging om te zondigen zich weer opnieuw aandient. Echter, volgens stras zoals het
rmad-Bhgavatam worden zonden volledig vernietigd door het verrichten van kevalbhakti. Dit is zelfs zozeer waar dat alle zonden zelfs door de bijkomende resultaten van
keval-bhakti met wortel en al worden uitgeroeid. Dit is niet mogelijk door andere processen
dan bhakti, zoals pryacitta (boetedoening), brahmcrya en tapasy. Dit wordt bevestigd in
rmad-Bhgavatam (6.1.15): kecit kevalay bhaktya / vsudeva-parya, Alleen door
keval-bhakti kunnen alle zonden volledig worden uitgeroeid. Verder verklaart rmadBhgavatam (6.1.16) ook: na tath hy aghavn rjan / pyeta tapa-dibhi, Al iemands
zonden kunnen alleen worden verwijderd door dienst aan r Kas zuivere
vertegenwoordiger en niet door enig ander proces.
In het boek Bhakti-rasmta-sindhu wordt het eerste kenmerk van keval-bhakti
beschreven als klea-ghni. Klea-ghni houdt in dat deze bhakti alle zonde (ppa), het zaad van
zonde (ppa-bja), onwetendheid (avidy), tot bloei gekomen reacties (prrabdha-karma) en
de in knop zijnde reacties (aprrabdha-karma) volledig vernietigt.
aprrabdha-phala ppa / ka bja phalonmukham
kramenaiva pralyate / viu-bhakti-rattmanm
Padma Pura
Er zijn verschillende stadia van latente reacties op zondige activiteiten waar te nemen
in een zondig leven. Zondige reacties kunnen op het punt staan om in werking te
treden (phalonmukha), reacties kunnen nog verder sluimerend zijn (kua), of de
reacties kunnen zich in een zaadachtige toestand (bja) bevinden. In elk geval worden
alle soorten zondige reacties vernietigt, de ene na de andere, indien een persoon zich
bezighoudt met de toegewijde dienst van Heer Viu.
Keval-bhakti zuivert niet alleen de grof- en fijnstoffelijke benoemingen van de jva,
maar het zuivert ook de tm en stelt haar tevreden: yaytm suprasdati (rmadBhgavatam 1.2.6). Volgens de loka: tmrm ca munayo (rmad-Bhgavatam 1.7.10), is
de aantrekkingskracht van bhakti de gelukzaligheid die men put uit het dienen van Ka,
waardoor zelfs degenen die tmrma (voldaan in het zelf) en ptakma (die geen te
vervullen verlangens meer over hebben) zijn zich aangetrokken voelen en hun zelfvoldane
aard opgeven.
Pratyaka anubhava-svarpa: directe realisatie van de svarpa van de Heer:
LOKA 3
O Parantapa, degenen die niet geloven in deze dharma in de vorm van bhakti
bereiken Mij niet. Zij dolen rond op het pad van het materile bestaan, dat vervuld is
van de dood.
SRRTHA-VARI
Arjuna zou de volgende twijfel op kunnen werpen: Als deze dharma zo gemakkelijk
geperfectioneerd kan worden, waarom blijven er dan zoveel mensen in het materile
bestaan? In antwoord op deze vraag spreekt r Bhagavn deze loka die begint met
araddadhn. Het woord asya betekent dharma in de vorm van bhakti. Araddadhn
puru duidt op mensen die het geloof hierin ontberen.
De superioriteit van bhakti wordt vastgesteld door de verklaringen van stra, maar de
ongelovigen denken dat zulke verheerlijking overdreven is. Ze wijzen deze dharma af
vanwege athestische neigingen. Zelfs als iemand het pad van bhakti opgeeft en zware
alternatieve maatregelen onderneemt om Mij te bereiken, zal hij nog steeds niet succesvol
zijn. In plaats daarvan zal hij voortdurend ronddolen op dit pad van het materile bestaan,
wat doordrongen is van de dood.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Zelfs nadat ze kennis hebben gemaakt met de glories van bhakti en er over hebben
gehoord, denken sommigen dat deze glories overdreven zijn en ontwikkelen geen geloof in
bhakti. Zulke ongelovige personen, die geen bhagavad-bhakti aannemen, worden gedwongen
om herhaaldelijke geboortes te nemen in deze materile wereld. raddh (geloof) is de
grondoorzaak van bhakti. Men kan Bhagavn, die bhakta-vatsala is, alleen bereiken door
bhakti. Dit wordt ook bevestigd in r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 22.64): raddhvn
jana haya bhakti-adhikr, Degenen die gelovig zijn komen in aanmerking voor bhakti.
Verder wordt er in r Caitanya-caritmta gezegd:
brahmda brahmite kona bhgyavn jva
guru-ka-prasde pya bhakti-lat-bja
r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 19.151)
Gedurende het ronddolen door heel dit universum, verkrijgt een zeldzame jva die
buitengewoon fortuinlijk is, het zaadje van de klimplant van bhakti door de genade van
r Gurudeva.
r Gurudeva bezielt het verlangen om r Ka te dienen in het hart van de jvas. Dit
verlangen staat bekend als ka-sev-vsan, en door dit bereikt men pramrthikaraddh, bovenzinnelijk geloof, wat de grondoorzaak is van bhakti. De ongelovigen en
onfortuinlijke personen nemen geen beschutting van dit pad van bhakti, dat is vastgesteld
in alle stras. Zij proberen r Bhagavn te bereiken door andere processen te hanteren,
zoals het verrichten van vrome activiteiten, jna, yoga en tapasy, maar hun willekeurige
pogingen zijn tevergeefs. rmad-Bhgavatam (11.12.9) verklaart:
ya na yogena skhyena / dna-vrata-tapo-dvarai
vykhy-svdhyya-sannysai / prpnuyd yatnavn api
Ook al houdt men zich met grote moeite bezig met mystieke yoga, filosofische
speculatie, liefdadigheid, geloftes, boetedoeningen, ritualistische offerandes, het
onderwijzen van Vedische mantras aan anderen, het persoonlijk bestuderen van de
Vedas, of de verzaakte levensorde, kan men Mij nog steeds niet bereiken.
Bovendien luidt de kern van rla Vivantha Cakravart hkuras commentaar op
rmad-Bhgavatam (10.87.33) als volgt: Degenen die dienst aan de lotusvoeten van r
Gurudeva, wat hun voornaamste steun is op het pad van bhakti, opgeven, en ernaar
verlangen om hun geest onder het juk te brengen door yoga of andere methodes, jagen
vergeefse hoop na. Zij vallen in de oceaan van het materile bestaan, die vol obstakels en
verschillende soorten onheil zit. r Bhagavn heeft dit onderwerp ook zeer uitvoerig
uitgelegd in Bhagavad-gt (3.31 en 12.20).
LOKA 4
Dit hele universum is doordrongen van Mij in Mijn svarpa, die materile
zintuiglijke waarneming te boven gaat. Alle levende wezens bevinden zich in Mij,
maar Ik bevind Me niet in hen.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Alleen wanneer bhakti in de gemoedsgesteldheid van dsya
(dienaarschap) is verlangen Mijn bhaktas naar kennis van Mijn aivarya. Om deze kennis
uit te leggen spreekt Bhagavn zeven lokas, die hier beginnen met het woord may. Ik ben
de oorzaak van deze wereld, en Ik doordring haar middels Mijn svarpa die avyakta,
onzichtbaar en buiten het bereik van de zintuigen, is. Zo bevinden alle bewegende en nietbewegende wezen zich in Mij, wie de oorzaak van alles en de volledig bewuste entiteit ben.
Maar toch, omdat Ik asaga, afzijdig en niet gehecht, ben, bevind Ik Me niet in de
geschapen wezens, in tegenstelling tot bijvoorbeeld aarde die aanwezig is in haar
uitwerkingen (i.e. aarden voorwerpen zoals potten).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Parima: Melk is een zuivere substantie. Wanneer het in aanraking komt met zuur,
verandert het in stremsel. Dit wordt een transformatie genoemd. Dus, stremsel is een
parima (effect of product) van melk wanneer melk wordt getransformeerd.
Vivartta: als men het ene voorwerp voor het andere aanziet noemt men dat vivartta.
Voorbeelden van vivartta zijn een touw voor een slang aanzien en denken dat er zilver in
een oester zit.
Hierin ligt de kern van r Kas instructie. Dit universum is geen parima
(transformatie) van Mij, noch is het een vivartta (illusie). Ik heb niet Mijn bestaan
getransformeerd om ofwel het individuele levende wezen te worden of de materile wereld.
Noch dient men te denken dat ze Mij zijn, net zoals een touw soms voor een slang wordt
aangezien. Ik ben de Absolute Zelfstralende Realiteit. De jvas en het universum zijn ook
echt; beide zijn de parima van Mijn akti. De jvas zijn eeuwig en komen uit de taasthaakti, maar de materile wereld, die is ontstaan uit Mijn bahiraga-akti (materile
vermogen), is tijdelijk en onderhevig aan vernietiging, ook al is het ook echt.
De jvas en de materile wereld zijn transformaties van Mijn akti, welke niet
verschillend is van Mij; derhalve zijn ze tegelijkertijd n en verschillend van Mij. Deze
opvatting is acintya (onvoorstelbaar), omdat het alleen door stra kan worden begrepen en
niet ervaren kan worden door gewone, materile intelligentie. Waar men ook maar op
hetzelfde moment eenheid en verschil ervaart, is de gewaarwording van verschil zeker
sterker dan de gewaarwording van eenheid. Daarom ben Ik de Absolute Bewuste Entiteit,
verschillend van zowel de jva als de materile wereld.
LOKA 5
Al wat geschapen is bestaat ook niet werkelijk in Mijn svarpa. Aanschouw Mijn
wonderbaarlijke mystieke volheid! Hoewel Ik alle levende wezens en het hele
kosmische bestaan ondersteun en onderhoud, bevind Ik Me toch niet in hen.
SRRTHA-VARI
Daarom, hoewel alle levende wezens en elementen zich in Mij bevinden, bevinden zij
zich niet in Mijn svarpa omdat ik asaga, oftewel afzijdig van hen ben. Indien je de twijfel
opwerpt, Dit is in tegenstrijd met Uw vorige verklaring (Gt 9.4) dat U allesdoordringend
bent en de ondersteuning van het hele universum, dan zeg Ik in antwoord daarop,
Aanschouw Mijn buitengewone yoga-aivarya (volheid) die het onmogelijke mogelijk kan
maken. Dit is simpelweg het gevolg van Mijn aivarya alleen. Aanschouw een andere
wonderbaarlijke eigenschap van Mij! Iemand die de levende wezens en de elementen
ondersteunt is bhta-bht, en iemand die de levende wezens en de elementen handhaaft is
bhta-bhvana. Hoewel ik deze eigenschappen bezit, ben ik niet bhta-stha, dat wil zeggen,
Ik bevind Me niet onder de geschapen wezens en elementen. Er is geen verschil tussen Mijn
lichaam en Mijzelf. De jva blijft in zijn lichaam omdat hij er gehecht aan raakt gedurende
het steunen en handhaven ervan. Evenzo, hoewel Ik de materile manifestatie ondersteun
en handhaaf, en hoewel Ik Me in de illusoire kosmische schepping bevind, bevind Ik Me er
niet in omdat Ik er niet gehecht aan ben; integendeel, Ik ben er onthecht van.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Ik doordring het hele materile universum. Alle wezens en elementen bevinden zich in
Mij, maar toch bestaan ze niet in Mijn svarpa. Om dit onderwerp verder te verhelderen,
vertelt r Bhagavn aan Arjuna, Hoewel Ik de steun en instandhouder van alle wezens en
elementen ben, bevind Ik me niet in hen. Dit principe wordt ook bevestigd inrmadBhgavatam (1.11.38):
LOKA 6
SRRTHA-VARI
Asaga betekent, Hoewel alle wezens en de elementen zich in Mij bevinden, zijn ze
niet werkelijk in Mij; en hoewel Ik in alle wezens en elementen ben, ben Ik niet werkelijk in
hen. r Bhagavn spreekt deze loka die begint met het woord yath om hier een
voorbeeld van te geven. Het is de aard van de wind om altijd in beweging te zijn, vandaar
dat men het sarva-ga, overal bewegend, noemt. De wind wordt beschreven als machtig
(mahn), omdat zijn capaciteit onbegrensd is. Net zoals de wind zich in de lucht bevindt, die
van nature asaga (afzijdig of onvermengd) is, bevindt deze zich tegelijkertijd niet in de
lucht. Hetzelfde geldt voor de lucht: vanwege de asaga aard van de lucht, bevindt deze zich
niet in de wind, ook al vertoeft de lucht wel daar waar de wind zich bevindt. Op dezelfde
manier zijn de paca-mahbhta (vijf grote elementen) zoals de lucht en wind, die overal
bestaan, niet in Mij, omdat Mijn aard asaga is. Ze zijn niet in Mij hoewel ze zich wel in Mij
bevinden. Denk hier over na en probeer het te begrijpen.
Arjuna kan de volgende vraag stellen: U zei, Aanschouw Mijn bovennatuurlijke yogaaivarya! Maar hoe wordt de onvoorstelbare aard van Uw yoga-aivarya met dit voorbeeld
bewezen?Als het uitgelegd kan worden middels een voorbeeld, hoe kan het dan
onvoorstelbaar zijn?
In antwoord op deze vraag zegt Bhagavn, De lucht, die inert is, is asaga, maar onder
bewuste wezens is het voor niemand behalve Mijzelf mogelijk om asaga te zijn, zelfs niet
wanneer ze gezag hebben uitgeoefend over de gemanifesteerde schepping.
Hoe kan Hij die de schepper is onaangeraakt of afzijdig blijven van Zijn schepping? Als
dit wel zo kan zijn, dan is dat zeker buitengewoon en bewijst het dat Hij onvoorstelbaar is.
Het voorbeeld van de lucht wordt hier gegeven zodat gewone mensen de siddhnta
gemakkelijk kunnen begrijpen. Eigenlijk bestaat er geen meetgebied voor vergelijking wat
betreft de Onvoorstelbare Entiteit.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De verklaring: paya me yogam aivaram, Aanschouw Mijn yoga-aivarya, heeft een
diepgaande betekenis. Men kan bhagavat-tattva alleen realiseren door de genade van
Bhagavn. Zonder Zijn genade kan men Zijn darana niet verkrijgen. Men kan Bhagavn
alleen zien door bhakti, wat de gunstige neiging is om dienst aan Hem te verlenen. Dit is
bevestigd in Brahma-sahita (5.38):
premjana-cchurita-bhakti-vilocanena
santa sadaiva hdayeu vilokayanti
ya ymasundaram acintya-gua-svarpa
LOKA 7
sarva-bhtnialle levende wezens en vijf elementen, aarde, water, etc.; kaunteyaO zoon
van Kunt; praktimmaterile natuur; yntitreden binnen; mmikmMijn; kalpakayewanneer de vernietiging plaatsvindt aan het einde van een kalpa (de levensduur
van Heer Brahm); punaopnieuw; tnidie (elementen); kalpa-dauaan het begin
van een nieuwe kalpa (het tijdstip van de schepping); visjmischep; ahamIk.
SRRTHA-VARI
De volgende twijfel kan worden opgeworpen: Op dit ogenblik is het bekend dat alle
zichtbare wezens en elementen zich in U bevinden, maar waar gaan ze naar toe tijdens de
mah-pralaya (grote vernietiging)? Deze vraag van Arjuna verwachtend, spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met sarva. Ze gaan Mijn my-akti, die uit drie guas
bestaat, binnen. Daarna, na de vernietiging, of met andere woorden aan het begin van de
schepping, schep Ik ze opnieuw allemaal met hun specifieke aarden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De schepping, instandhouding en vernietiging van deze materile wereld wordt volledig
uitgevoerd door de wil van r Bhagavn. Hier betekent het woord kalpa-kaye het einde
van Heer Brahms levensduur. Dit onderwerp was eerder al uitgelegd. Er vindt een mahpralaya, grote vernietiging, plaats aan het einde van Brahms levensduur. Op dat moment
gaan alle jvas samen met hun karma-vsan (verlangens om te handelen) r Bhagavns
bahiraga-akti binnen, en door Zijn wil worden ze middels Zijn materile natuur weer
geschapen bij aanvang van de volgende kalpa, of dag van Heer Brahm. Ze ontvangen dan
lichamen van verschillende levensvormen naar gelang hun voorgaande verlangens. Men
kan rmad-Bhgavatam (12.4.5-6) raadplegen voor meer informatie over dit onderwerp.
LOKA 8
Door middel van Mijn prakti, die uit de drie guas bestaat, schep Ik
herhaaldelijk deze massa levende wezens die gebonden zijn door hun karma naar
gelang hun individuele aard.
SRRTHA-VARI
Arjuna kan de volgende vraag stellen: Als U asaga (volledig afzijdig) en nirvikra
(vrij van enige transformatie) bent, hoe schept U dan? Anticiperend op deze vraag spreekt
r Ka deze loka die begint met het woord praktim. Gevestigd zijnde in Mijn prakti,
en er gezag over uitoefenend, schep Ik de veelheid jvas die gebonden zijn door hun
voorgaande karma naar gelang hun natuur (svabhva).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze materile wereld is een manifestatie of transformatie van Bhagavns aparakti
(inferieure energie). Wat de jvas betreft, zij zijn Zijn taastha-akti, of een transformatie
van de jva-akti, en zijn eeuwig, in tegenstelling tot de materile wereld, welke voortdurend
opnieuw wordt geschapen. Zij worden simpelweg in de schoot van de materile natuur
gestopt, van waaruit ze de verschillende levensvormen binnengaan in overeenstemming met
hun voorgaande karma en het resultaat van die karma ondergaan. In dit opzicht is het
overigens noodzakelijk om te zeggen dat alle levensvormen, zoals dieren, vogels en mensen
tegelijkertijd zijn geschapen. Het moderne principe van evolutie, gentroduceerd door
Darwin, heeft geen enkele basis, en is een volledig op vergissing berustend geloof. Dit wordt
bewezen door het feit dat er, zelfs na miljoenen jaren nog geen superieure mensensoort is
gevolueerd, noch is er enig ander levend wezen gevolueerd dat de mens heeft overtroffen.
Zelfs nadat Hij de schepping heeft verricht, blijft r Bhagavn volledig asaga (afzijdig van
al deze activiteiten) en nirvikra (zonder enige transformatie). De jvas en de materile
wereld manifesteren zich alleen wanneer Zijn energie wordt getransformeerd.
LOKA 9
O Dhanajaya, aangezien Ik net zoals een neutrale toeschouwer onthecht blijf van
Mijn handelingen zoals de schepping, kunnen deze handelingen Mij niet binden.
SRRTHA-VARI
De volgende vraag kan worden gesteld: Als U, net als de jva, karma (handelingen)
verricht, waarom raakt U er dan niet aan gebonden? r Bhagavn geeft antwoord op deze
vraag middels de huidige loka, die begint met de woorden na ca. Het is enkel gehechtheid
aan handelingen, zoals de schepping, die gebondenheid veroorzaken, maar Ik ben niet
gehecht. Doordat Ik ptakma ben, worden al Mijn verlangens vervuld.
Dit is waarom r Bhagavn udsna-vat zegt, Ik blijf onaangedaan ten aanzien van alle
daden zoals de schepping, net zoals iemand die onverschillig tegenover anderen staat niet
betrokken raakt in hun ellende en verdriet.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt: O Dhanajaya, al
deze handelingen kunnen Mij niet binden. Ik blijf altijd onthecht van zulke daden, net zoals
iemand die onverschillig is, hoewel Ik niet werkelijk onverschillig ben. Integendeel, Ik ben
altijd verzonken in Mijn eigen zalige spirituele gelukzaligheid. Alleen Mijn externe
vermogen, my, en het marginale vermogen, de taastha-akti, die beide indirect Mijn
bovenzinnelijke gelukzaligheid voeden, scheppen verschillende soorten wezens. Ik raak
hierdoor niet verstoord. Welke handelingen de jvas ook maar verrichten onder de invloed
van Mijn my helpen indirect om Mijn zuiver goddelijke spel en vermaak te
verlevendigen. Op die manier is Mijn houding ten opzichte van wereldse activiteiten net
zoals die van een onverschillige toeschouwer.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
Als Arjuna de twijfel opwerpt, Ik kan niet geloven dat U, als schepper van deze
kosmische manifestatie, zo afzijdig bent, dan spreekt r Bhagavn deze loka die begint
met het woord maydhyakea om zijn twijfel weg te nemen. Adhyakea may betekent, Ik
ben slechts de instrumentele oorzaak. Het is de materile natuur die de gehele bewegende
en niet-bewegende materile wereld schept. Mijn functie bestaat er slechts uit om er de
leiding over te hebben, net zoals de prakti (administratieve adviseurs) van koningen zoals
Ambara hun koninklijke plichten vervullen. Daar is de koning onverschillig, en
vertegenwoordigt slechts het koninkrijk. Net zoals onderdanen niet in staat zullen zijn om
te handelen zonder het bestaan van de koninklijke troon, zal de materile natuur niet in
staat zijn om enige taak te vervullen zonder Mijn supervisie en autoriteit.
Hetunnena betekent, Deze materile wereld wordt alleen herhaaldelijk geschapen
omdat Ik er de leiding over heb.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 11
Dwazen wiens intelligentie verbijsterd is door illusie zijn oneerbiedig tegen Mij
Wanneer Ik in Mijn mensachtige gedaante verschijn, omdat ze Mijn aard als de
Allerhoogste Heer van alle wezens niet kunnen begrijpen.
SRRTHA-VARI
Arjuna kan de volgende twijfel opwerpen: Het klopt dat U niemand minder bent dan
Kraodakay Viu, wiens gedaante uit sac-cid-nanda bestaat, die een onbeperkt aantal
universums doordringt en die beroemd bent om het scheppen van ieder universum door
middel van Uw eigen natuur. Sommige mensen accepteren echter Uw oppermachtige
positie niet, wanneer ze darana hebben van Uw menselijke gedaante als de zoon van
Vasudeva.
Om Arjunas twijfel weg te nemen, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met
avajnanti mm. Ze bespotten Mij enkel omdat ze de oppermachtige aard van Mijn
mensachtige gedaante, wiens svarpa zelfs superieur is aan grote persoonlijkheden zoals
Kraodakay Viu, niet kennen.
Wat is de aard van deze svarpa? Bhagavn antwoordt, Ik ben bhta-mahevaram, de
grote bestuurder van bhta (brahma), die satya-svarpa is, de belichaming van Waarheid.
Met andere woorden, Ik ben parama-satya-svarpa, de eeuwige belichaming van de hoogste
waarheid. Het Amara-koa woordenboek definieert bhta als een substantie die bedekt
wordt door aarde (yukte kmd vte bhtam).
De Gopla-tpan ruti zegt, r Govinda, in Zijn sac-cid-nanda-vigraha, speelt in de
kujas van onsterfelijke bomen in r Vndvana, en ik en de Marut devas (devas van de
lucht) stellen Hem tevreden Hem met grote lofuitingen. In dit verband zegt rmadBhgavatam (9.23.20): narkti paramtm, De Absolute Waarheid verscheen in een
mensachtige gedaante.
De sac-cid-nanda natuur van Mijn menselijke gedaante wordt alleen verheerlijkt door
Mijn zuivere bhaktas die deskundig zijn op het gebied van Mijn tattva, en die weten dat Ik
het hele universum doordring in dit lichaam alleen. Dit werd waargenomen door Moeder
Yaod in Mijn kindertijd.
De woorden para bhvam betekenen ook het allerhoogste bestaan of de zuivere
transcendentale sac-cid-nanda gedaante. In het Amara-koa woordenboek worden de
woorden bhva, svabhva en abhiprya als synoniemen gedefinieerd en betekenen natuur.
Het woord parama-bhva (allerhoogste natuur) wordt ook op een meer specifieke manier
beschreven als mama bhta-mahevaram. Ik ben de Allerhoogste Bestuurder en de schepper
van een massa wezens zoals Heer Brahm. In tegenstelling tot de jvas is Mijn lichaam niet
verschillend van Mij, Paramevara. Ik ben Mijn lichaam. Dat wil zeggen, Ik ben inderdaad
dat exact zelfde brahma. r ukadeva Gosvm, die Mijn tattva kent, verklaart: Hij
vertoonde een lichaam dat alleen door de Vedas gekend kan worden. (rmad-Bhgavatam
3.21.8). Daarom hebben personen zoals jij, Arjuna, vertrouwen in deze verklaring.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka is de oorsprong van alle viu-tattva. Nirviea-brahma wordt in de Upaniads
beschreven als de lichamelijke uitstraling van Ka. Paramtm, die het hele universum
doordringt, is Zijn gedeeltelijke expansie. r Nryaa, de Heer van Vaikuha, is Zijn spel
en vermaak energie (sva-vilsa). r Ka alleen is de oorsprong van alle avatras, de
Upaniad 1.1).
2) tam eka govinda sac-cid-nanda-vigrahamHet is Hij alleen, Govinda, die een
eeuwige, bewuste en gelukzalige gedaante heeft (ruti).
3) dvi-bhuja mauna-mudrhya vana-mlinam varamTerwijl Hij een guirlande van
woudbloemen draagt, speelt de Heer op Zijn fluit, en vormt op betoverende wijze de
mauna-mudra met Zijn handen (ruti).
4) vara parama ka sac-cid-nanda-vigrahaDe Allerhoogste Heer, vara, is
Ka; Zijn gedaante is eeuwig, alwetend en gelukzalig (Brahma-sahita 5.1).
5) apaya gopm anipadyamnamIk zag een jongen die verscheen in de dynastie van
koeherders, en die nooit vernietigd wordt (g Veda 1.22, 1.66.31).
6) gha para brahma manuya-ligamDe Allerhoogste Heer wordt verborgen door
Zijn aanvaarden van een mensachtige gedaante (rmad-Bhgavatam 7.15.75).
7) skd gha para brahma manuya-ligamHij is direct het allerhoogste brahma,
maar toch is Hij verborgen omdat Hij een menselijke gedaante heeft (rmadBhgavatam 7.15.15).
8) yatrvatro bhagavn paramtm narktiwaarop de Alvermogende Heer
neerdaalde ineen mensachtige de gedaante (rmad-Bhgavatam 9.23.20).
LOKA 12
SRRTHA-VARI
Wat is de bestemming van degenen die r Bhagavn bespotten, denkend dat Hij een
menselijk lichaam heeft dat gemaakt is van my? Anticiperend op deze vraag van Arjuna,
zegt r Bhagavn dat ook al zijn zulke mensen bhaktas, hun hoop tevergeefs is. Dat wil
zeggen, hun verlangens om n van de vier soorten mukti, zoals slokya, te bereiken, zal
geen resultaat opleveren. Als ze karms zijn, kunnen ze niet het resultaat bereiken van hun
karma, zoals Svarga. Als ze jns zijn, kunnen ze geen moka bereiken als gevolg van hun
jna. Dus wat bereiken ze? In antwoord hierop, spreekt r Bhagavn de derde regel van
deze loka die begint met het woord rkasm. Ze verwerven een surika aard.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka beschrijft de bestemming van degenen die het bovenaardse sac-cid-nanda
mensachtige lichaam van r Ka, zoals beschreven in de vorige loka, bespotten. Hun
verlangens, activiteiten en kennis worden allemaal nutteloos. Zelfs hun geest raakt afgeleid
en ze nemen beschutting van een surika en athestische aard, die hun
onderscheidingsvermogen vernietigt. Op deze manier vallen ze van het pad dat naar het
allerhoogste doel leidt. Dit wordt uitgelegd in de Bhad-vaiava Tantra:
yo vetti bhautika deha kasya paramtmana
sa sarvasmd bahi-krya rauta-smrta-vidhnata
Degenen die denken dat het lichaam van r Ka uit de vijf elementen bestaat, zijn
onbevoegd verklaard voor het verrichten van alle soorten karma volgens de regels van
ruti en Smti. Het wordt aangeraden dat wanneer men de gezichten van zulke zondige
mensen ziet, men onmiddellijk met de kleren aan een bad dient te nemen. Er wordt
gezegd dat, verstoken zijnde van onderscheidingsvermogen, degenen die zon surika,
onwetende en gewelddadige aard hebben naar de helse planeten moeten gaan.
LOKA 13
SRRTHA-VARI
Die grote zielen die grootheid hebben bereikt door de genade van Mijn bhakti, ook al
zijn ze slechts menselijke wezens, en die beschutting hebben genomen van daiv praktim
(de transcendentale natuur), houden zich alleen bezig met exclusieve bhajana om Mij te
dienen in Mijn mensachtige gedaante. Hun geest wordt niet aangetrokken door karma,
jna en andere verlangens; daarom zijn ze ananya-man (exclusief verzonken in Mij) en,
omdat ze kennis hebben ontvangen van Mijn aivarya zoals may tatam ida sarvam (Gt
9.4), kennen ze Mij als de oorzaak van alle wezens, van Heer Brahm tot aan een
grassprietje. Ze kennen Mij als avyaya (eeuwig en onveranderlijk), en Mijn gedaante als saccid-nanda. Mijn bhaktas hebben deze kennis nodig om Mij te aanbidden en niet meer dan
dit. Hun gemoed volgend, dient men anany-bhakti, die vrij is van van tva-padrtha-jna,
karma enzovoorts, als de allerhoogste kennis en als de koning van alle vertrouwelijke
geheimen (rja-guhyam) te beschouwen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men kan de vraag stellen, Wie is dan die persoon die zich bezighoudt met bhajana aan
Hem, Kas sac-cid-nanda gedaante respecterend? Bhagavn beantwoordt dit met de
huidige loka. Degenen die de oorzaakloze genade van een bhakta en r Bhagavn hebben
verkregen nemen beschutting van uddha-bhakti. Alleen zulke mahtms doen aan bhajana
tot Ka, die de belichaming is van sac-cid-nanda. Zulke persoonlijkheden zijn erg
zeldzaam. Dit principe wordt ook bevestigd in Bhagavad-gt. Zulke grote persoonlijkheden
zijn begiftigd met een goddelijke aard. In weerwil van dit, zijn er anderen met een surika
aard. Het wordt gezegd in Padma Pura: viu-bhakta smto daiva surs tad-viparyaya,
Volgens de Smti stra worden de bhaktas van Viu devas genoemd, en degenen die
tegen Hem gekant zijn worden asuras genoemd.
LOKA 14
SRRTHA-VARI
U zei dat ze zich bezighouden met Uw bhajana, maar wat is die bhajana? In antwoord
op deze vraag spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord satatam. Ze
verrichten voortdurend Mijn krtana waarin er, in tegenstelling tot karma-yoga, er geen
overweging is van de zuiverheid of onzuiverheid van tijd, plaats of persoon. Smti (Viudharmottara) zegt, Voor iemand die gehecht is aan het reciteren van de naam van r Hari,
zijn er geen regels wat betreft tijd of plaats. Wat te zeggen van het reciteren met een
vervuilde mond, er bestaat geen voorbehoud op het chanten in om het even welke
onzuivere staat. Deze grote zielen zijn yatanta, wat inhoudt dat ze zich inspannen met
standvastige geloftes. Een arme huishouder kan, teneinde zijn familie te onderhouden met
de hoop op het vergaren van rijkdom, dit trachten te doen in de buurt van een rijk iemand.
Evenzo ontwikkelen Mijn bhaktas gehechtheid aan krtana, etc., en om bhakti te bereiken
gaan ze naar een gezelschap van sdhus. En zelfs nadat ze bhakti hebben bereikt, beoefenen
ze het keer op keer, net zoals men de stra vele malen opnieuw kan bestuderen. Degenen
die standvastig zijn en nooit hun gelofte verbreken om een vast aantal namen te reciteren,
die een bepaald aantal keren neerbuigen, die regelmatig andere soortgelijke diensten
verrichten en op ekda vasten worden yatnavn, of personen van inspanning, genoemd.
Zij denken, Deze beoefening is noodzakelijk voor mij. In de zinsnede namasyanta ca,
betekent het woord ca dat alle andere takken van bhakti, zoals ravaam en pda-sevanam,
hier ook bij inbegrepen zijn. Deze grote bhaktas worden nitya-yukt genoemd, wat inhoudt
dat ze er naar verlangen om Mijn eeuwige gezelschap te verkrijgen. De strekking van de
twee zinsneden krtayanto m en m upsate in deze loka is dat aanbidding van Mij
exclusief uit krtana en andere agas (takken) van bhakti bestaat. Daarom is herhaling van
het woord mm geen onvolkomenheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka legt uit hoe de grote persoonlijkheden die in de vorige loka werden
beschreven r Ka aanbidden. rmad-Bhgavatam (6.3.22) verklaart: bhakti-yogo
bhagavati / tan-nma-grahadibhi, Zij houden zich onophoudelijk bezig met de krtana
van Mijn nma, rpa, gua en ll. In de Vaiava-cintmai wordt gezegd:
na dea-niyamo rjan / na kla-niyamas tath
vidyate ntra sandeho / vior nmnukrtane
Deze bhakti, in de vorm van krtana, is niet afhankelijk van de zuiverheid van tijd,
plaats of persoon.
De Skanda Pura verklaart: cakryudhasya nmni sad sarvatra krtayet, De naam
van r Hari, die een schijf in Zijn hand houdt, dient overal en te allen tijden gereciteerd te
worden.
LOKA 15
Er zijn anderen die zich bezighouden met yaja middels de cultivatie van kennis.
Onder hen aanbidden sommigen Mij met de kennis van eenheid, anderen met de
kennis van dualiteit, sommigen middels de gedaantes van verschillende devats, en
weer anderen aanbidden Mij als de universele gedaante.
SRRTHA-VARI
In dit Hoofdstuk en in voorgaande hoofdstukken werden alleen anany-bhaktas
aangeduid als mahtms. Het is aangetoond dat zulke bhaktas superieur zijn aan alle andere
soorten toegewijden zoals rtta (degenen die naar verlichting van leed zoeken). Nu spreekt
r Bhagavn over de andere drie soorten bhaktas die niet eerder beschreven zijn, en die in
een andere categorie vallen. Zij zijn ahagraha-upsakas, degenen die zich identificeren
met het doel van aanbidding; dat wil zeggen, zij beschouwen de jvas en Bhagavn als n.
De pratka-upsakas aanbidden de devas, denkend dat deze Soeverein zijn, maar in
werkelijkheid zijn die devas slechts vibhtis van de Heer. De vivarpa-upsakas aanbidden
de universele of kosmische gedaante van de Heer. Geen van hen zijn mahtms omdat ze
niet in staat zijn om de eerder beschreven sdhana te verrichten (Gt 9.14).
De drie betekenissen van jna-yaja worden beschreven in de rutis:
1) O Deva-purua, Meester van alle aivarya! Wat U ook maar bent, ik ben hetzelfde
als dat, en wat ik ook maar ben, bent U ook. Dit is ahagraha-upsan, en sommige
jns doen aan aanbidding van Paramevara via dit soort yaja. Hier is het woord
ca gebruikt in de betekenis van evam (ook) en is het woord api gebruikt in de zin van
het opgeven van alle andere processen. Het woord ekatvena (eenheid) staat voor
denken dat de aanbidder n is met het aanbiddenswaardige. In de Tantra wordt
gezegd: ndevo devam arcayet, Iemand die zelf geen devat is kan geen devat
aanbidden. Ahagraha upsan betekent het aanbidden van Gopla met het gevoel
van, Ik ben Gopla.
2) Inferieur aan dit type aanbidding is pthaktvena (aanbidding in dualiteit), waarin de
aanbidders zich bezighouden met yaja in de vorm van pratka-upsan. De rutis
verklaren het volgende, De zon is brahma; dit alleen is de instructie. Dit is de
verklaring van rpad Madhusdana Sarasvat. Degenen die zelfs nog minder
intelligentie bezitten dan deze personen aanbidden Mijn universele gedaante op
verschillende manieren, terwijl ze Mij als de tm van alles beschouwen. Sommige
aanbidders denken dat de Allerhoogste Heer Viu de zon is, en dat er geen andere
zon bestaat dan hem; dat Hijzelf Indra is, en dat er geen andere Indra is; en dat Hij
Soma is, en dat er geen andere Soma is. Dit soort aanbidding, waarbij de vibhtis
gezien worden als Bhagavn in verschillende vormen, wordt pratka-upsan
genoemd.
3) Het aanbidden van al de vibhtis in de wetenschap dat Viu alles is, wordt
vivarpa-upsan genoemd. Degenen die minder intelligentie bezitten aanbidden
Mijn universele gedaante op allerlei manieren, Mij als de ziel van alles
beschouwend.
Derhalve heeft jna-yaja drie divisies. Soms worden ekatvena (de eenheid van de
aanbidder met het doel van aanbidding) en pthktvena (het aanbidden van r Bhagavns
vibhtis als zijnde verschillend van Bhagavn) in n categorie geplaatst omdat ze bijna
hetzelfde zijn. In ahagraha-upsan heerst bijvoorbeeld zowel de mentaliteit van Ik ben
Gopla, als het gevoel van, Ik ben de dienaar van Gopla. Deze twee soorten gevoelens
worden vergeleken met een rivier die de oceaan nadert. De rivier is verschillend van de
oceaan, maar toch ook niet-verschillend. Jna-yaja bestaat daarom uit twee types,
wanneer ze op deze manier gecategoriseerd wordt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De superieure en verheven positie van de anany-bhaktas wordt duidelijk wanneer zij
vergeleken worden met bepaalde bhaktas zoals de rtta (de noodlijdenden). Ananybhaktas kunnen worden aangesproken als mahtms. Na dit verklaard te hebben, verklaart
r Bhagavn drie andere soorten aanbidders die inferieur zijn aan hen. Deze drie types
aanbidders zijn niet in staat om de sdhana van de anany-bhaktas uit te voeren, dus
aanbidden ze r Bhagavn door de yaja van kennis begiftigd met gu-bht-bhakti (bhakti
die wordt overheerst door karma, etc.), en ze overpeinzen de realiteit van ektvena
(eenheid), pthaktvena (verschil, dualiteit) en bahudh of vivato mukham (de universele
gedaante).
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, O Arjuna, superieur aan
degenen zoals de rtta-bhaktas zijn de anany-bhaktas die bekend staan als mahtms. Ik
heb de rtta-bhaktas op verschillende manieren uitgelegd. Nu zal Ik uitleg geven over de
drie soorten bhaktas die inferieur zijn aan hen, en die Ik nog niet heb vermeld. Geleerden
noemen deze drie soorten aanbidders ahagraha-upsaka, pratka-upsaka en vivarpaupsaka.
Ahagraha-upsakas zijn superieur aan de andere twee. Zij noemen zichzelf
Bhagavn, en met dit ego verrichten zij aanbidding. Deze mentaliteit, of egosme, is n
type yaja voor aanbidding van Paramevara. De ahagraha-upsakas aanbidden brahma
terwijl ze deze yaja verrichten met het idee van eenheid met brahma. Pratka-upsakas zijn
inferieur aan hen. Zij zien zichzelf als afgescheiden van Bhagavn en ze aanbidden de zon
en Indra, etc., maar zonder te begrijpen dat ze slechts vibhtis van r Bhagavn zijn.
Degenen die nog minder intelligent zijn aanbidden r Bhagavn in de vorm van vivarpa
(de universele gedaante). Zo bestaat jna-yaja dus uit drie soorten.
LOKAS 16-19
vga rqjga
;K%
eU=ksgegesokT;egefXujga
Lo/kkgegekS"k/ke~A
gqre~
SRRTHA-VARI
Waarom aanbidden mensen U op verschillende manieren? Anticiperend op deze
vraag geeft r Bhagavn in deze en de volgende drie lokas een uitgebreide verklaring van
Zijn natuur waarin Hij verklaart dat Hij, en alleen Hij, alles is in het universum. Met
andere woorden, Hij beschrijft Zijn kosmische gedaante. Het woord kratu betekent yajas
zoals vaiva-deva die worden voorgeschreven in de Smti-stra van de smrtas. Het woord
auudham betekent de kracht die voortkomt uit de auadhi, kruiden die een medicinaal
vermogen hebben. Het woord pit houdt in dat, omdat Hij de directe materile oorzaak van
het universum is, zowel individueel als gezamenlijk, Hij daarom de vader is. Het woord mt
betekent dat Hij de moeder is omdat Hij het universum in Zijn schoot houdt. Hij
onderhoudt het universum en voedt het; daarom is Hij dht, de steun, en aangezien Hij de
vader van Brahm is, die de schepper van dit universum is, is Hij de grootvader. Het woord
vedyam betekent het doel van kennis en pavitram betekent datgene wat zuivert. Het
woord gati betekent vruchten in de zin van resultaat of het lot, zij het goed of slecht, van
onze daden uit heden en verleden. Bhart staat voor de echtgenoot of beschermer,
prabhu betekent de bestuurder, sk betekent de getuige van gunstige en ongunstige
activiteiten, en nivsa betekent het verblijf. araam duidt op iemand die anderen
verlost van calamiteiten en suht betekent iemand die zonder enig motief vrijwilligerswerk
doet. Prabhava betekent, Ik alleen verricht de handelingen van schepping, vernietiging
en instandhouding. Nidhnam betekent, Ik ben de schat, begiftigd zijnde met padma
(lotus), akha (schelphoorn), gad (knots) en cakra (schijf). Het woord bja betekent de
oorzaak, of het zaad. Avyayam betekent, Ik ben echter niet vergankelijk zoals rijstzaadjes.
Ik ben onvergankelijk, eeuwig en onveranderlijk. In het zomerseizoen voorzie Ik in de vorm
van de zon in hitte. Ik ken de regen toe in het regenseizoen. Ik ben mta (onsterfelijkheid),
mtyu (de kringloop van geboorte en dood), sat (fijnstoffelijke substantie, of het geestelijke)
en asat (grofstoffelijke materie). Mij op deze manier kennend, aanbidden ze Mij in Mijn
universele gedaante. Dit is hoe deze loka relateert aan de voorgaande.
LOKA 20
anantigenieten;
geneugtes.
divyngoddelijk;
diviin
de
hemel;
deva-bhogngoddelijke
SRRTHA-VARI
Op deze manier bereiken deze drie soorten bhaktas, die aanbidding verrichten, mukti,
omdat ze alleen Mij kennen als Paramevara, maar de karms bereiken geen mukti. Om dit
uit te leggen spreekt r Bhagavn twee opeenvolgende lokas beginnend met het woord
trai-vidy. Degenen die de kennis van de drie Vedasg, Yajur en Smakennen, en
toegewijd zijn aan de karma die in deze geschriften wordt voorgeschreven, aanbidden Mij
slechts indirect door het verrichten van yaja. Zij weten niet dat devas zoals Indra Mijn
gedaante zijn in de absolute zin. Daarom aanbidden ze Mij alleen in de vorm van Indra
enzovoorts en drinken ze het soma sap, de overblijfselen van de yaja. Degenen die dit soma
sap tot zich nemen bereiken vroomheid en genieten van hemelse geneugtes.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka, die zegt, Alleen wanneer er een vleugje
bhakti aanwezig is in deze drie soorten aanbidding zal de jva Mij beginnen te aanbidden als
Paramevara. Hij zal geleidelijk aan alle onzuiverheden van vermengde aanbidding opgeven
en moka bereiken in de vorm van Mijn uddha-bhakti. Als de aanbidder de foutieve
opvatting van eenheid met Bhagavn opgeeft, zoals in het ahagraha-upsan proces, kan
hij geleidelijk aan uddha-bhakti bereiken door goed na te denken over bhakti. Het idee in
het pratka-upsan proces dat andere devas Bhagavn zijn kan ook geleidelijk aan
uitmonden in realisatie van Mijn sac-cid-nanda svarpa van ymasundara, door tattva te
overpeinzen in het gezelschap van sdhus. De onstabiele kennis (aanbidding) van
Paramtm in het proces van vivarpa-upsan kan ook verwijderd worden door geleidelijk
aan te realiseren dat de aanbidding van Mijn svarpa het meest verheven is. De aanbidder
kan zich dan concentreren op Mijn mensachtige sac-cid-nanda vertoning.
Maar als iemand die een van deze drie soorten aanbidding verricht volhardt in zijn
aantrekking tot karma en jna, wat een symptoom van aversie tegen Mij is, kan hij de algunstige bhakti niet verkrijgen. Vanwege hun afkeer van Mij vallen degenen die eenheid
(ahagraha-upsaka) aanbidden geleidelijk aan in het netwerk van illusoire myvda
redenering. De pratka-upsakas worden gebonden door de wetten van karma die zijn
voorgeschreven in de g, Sma en Yajur Vedas. Nadat ze deze drie soorten Vedische
kennis, die onderricht verschaffen over karma, hebben bestudeerd, raken ze verlost van
zonde door het soma sap te drinken. Zij aanbidden Mij door yaja en bidden om als
resultaat van hun vrome daden Svarga te bereiken op de planeten van de devas. Aldus
verkrijgen ze de goddelijke geneugtes van de devas.
LOKA 21
SRRTHA-VARI
Gata-gatam betekent komend en gaand, of herhaaldelijke geboorte en dood.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die materieel genot verlangen, zoals beschreven in de vorige loka, en die
afkerig zijn van Bhagavn, vallen weer in deze materile wereld nadat ze van hemelse
geneugtes hebben genoten en ontvangen het resultaat van herhaaldelijk geboorte nemen.
Dit wordt ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (3.32.2):
sa cpi bhagavad-dharmt / kma-mha par-mukha
yajate kratubhir devn / pit ca raddhaynvita
Met hun geloof in het pad van baatzuchtige activiteiten en het gekant zijn tegen de
dharma van de ziel, welke bhagavad-rdhan (aanbidding van Bhagavn) is, zijn zulke
personen begoocheld door materile verlangens en verrichten verschillende soorten
yajas teneinde sterfelijke devas en de voorvaders te aanbidden.
karma-vallm avalambya tata pada
kathacin narakd vimukta punar apy
eva sasrdhvani vartamno nara-lokasrtham upayti evam upari gato pi
rmad-Bhgavatam (5.14.41)
Op deze manier bereiken levende wezens Svarga door hun toevlucht te zoeken bij de
klimplant van baatzuchtige activiteit. Zo bereiken ze tijdelijke verlichting van de
ellende van de hel. Wanneer hun vroomheid is opgebruikt echter, betreden ze wederom
de wereld van geboorte en dood.
tvat sa modate svarge / yvat puya sampyate
ka-puya pataty arvg / anicchan kla-clita
rmad-Bhgavatam (11.10.26)
Zij genieten van de geneugtes van Svarga tot hun vroomheid is opgebruikt. Daarna
vallen ze met tegenzin weer terug naar beneden, gedwongen door de kracht van de tijd.
LOKA 22
Echter, voor degenen die verstoken zijn van materile verlangens, die altijd opgaan
in gedachten aan Mij, en die Mij alleszins met geconcentreerde toewijding aanbidden,
draag Ik Zelf hun behoeftes en houd Ik in stand wat ze hebben.
SRRTHA-VARI
Mijn bhaktas ontlenen hun geluk niet van het ontvangen van de resultaten van
karma; integendeel, hun vreugde ontstaat uit het feit dat deze vruchten door Mij verleend
worden. Nitybhiyuktnm duidt op degenen die altijd met Mij verbonden zijn. Het geluk
van zulke paitas, die met Mij verbonden zijn, wordt begiftigd door Mij. Anderen, die niet
met Mij verbonden zijn, dient men te kennen als zijnde niet geleerd. Nitybhiyuktnm
betekent ook dat Ik succes in yoga, dhyna enzovoorts verleen aan degenen die altijd naar
verbinding met Mij verlangen. Kemam betekent dat zelfs als ze het niet verwachten, Ik ze
Zelf onderhoud en hun last draag. Hier heeft Bhagavn niet het woord karomi gebezigd,
wat Ik doe betekent, maar heeft Hij het woord vahmi gebruikt, wat Ik draag betekent.
Dit houdt in, Ik draag persoonlijk de last van het onderhouden van hun lichamen, net
zoals een huishouder de last van het onderhouden van zijn vrouw, zoon en andere
familieleden draagt. Hun yoga (vooruitgang) en kema (instandhouding) zijn geen gevolg
van de vruchten van hun karma, in tegenstelling tot anderen.
Wat is de bedoeling achter U, Paramevara, die altijd onaangedaan en zelfvoldaan
bent, hun last dragend? [Dit lijkt tegenstrijdig te zijn omdat het de plicht van de bhaktas is
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hoe voorziet r Bhagavn in de yoga-kema (vooruitgang en onderhoud) van Zijn
bhaktas? In dit opzicht wordt er een waar gebeurd verhaal verteld.
Er was eens een arme brhmaa wiens naam Arjuna Mir was. Hij was een paramabhakta van r Bhagavn. Elke ochtend na het verrichten van zijn bhajana, spendeerde hij
twee uur aan het schrijven van een commentaar op r Bhagavad-gt en daarna ging hij
buiten om aalmoezen bedelen. Wat hij ook maar ontving door te bedelen gaf hij aan zijn
vrouw, die het voedsel dan voorbereidde, kookte en met grote liefde aan r Bhagavn
aanbood. Daarna gaf ze de mahprasda aan haar echtgenoot. Ze waren erg arm en al hun
kleren waren gescheurd. Ze hadden maar n dhot die geschikt was om te dragen voor
wanneer ze uit huis gingen. Wanneer de brhmaa die dhot droeg om voor aalmoezen te
bedelen, bedekte zijn vrouw haar lichaam met wat gescheurde stukken stof, en wanneer hij
weer terug kwam, deed zij diezelfde dhot aan om naar buiten te gaan of andere
huishoudactiviteiten te verrichten. Ze beschouwden hun armoede allebei als een geschenk
van r Bhagavn en waren volledig voldaan. Ze offerden alle aalmoezen die ze hadden
verzameld aan hun ia-deva (aanbiddenswaardige Godheid), r Gopntha, en later
aanvaardden ze Zijn mahprasda. Dit was hun voortdurende bhvan (gemoedstoestand).
Aldus verstreek hun tijd in gelukzaligheid en waren ze nog niet het minste beetje van hun
stuk gebracht door hun situatie.
voedsel in de binnenplaats staan. Ze had nog nooit zoveel groenten en granen gezien.
Doordat ze herhaaldelijk door de jongen verzocht werd om ze te nemen, droeg ze de spullen
naar het binnenste gedeelte van het huis. Terwijl ze dit deed staarde ze voortdurend naar
Zijn prachtige gezicht, en raakte volledig voldaan. Aho, hoe prachtig Zijn gezicht is! Hoe
kan iemand met zon donkere huidskleur zon transcendentale schoonheid bezitten? Ze had
zich zelfs nog nooit zulke schoonheid voorgesteld. Vol ontzag stond ze als aan de grond
genageld. Toen merkten haar ogen op dat er zich op de borst van de jongen drie bloedende
sneen bevonden, alsof iemand die met een scherp wapen had toegebracht. Met een bezorgd
hart riep ze, O zoon! Welk genadeloos persoon heeft je deze snijwonden toegebracht? Ach!
Ach! Zelfs iemand met een hart van steen zou smelten bij de gedachten van het toebrengen
van snijwonden op zulke zachte ledematen!
r Ka, in de gedaante van de jongen, zei, Moeder, terwijl Ik u dit voedsel kwam
brengen werd Ik opgehouden, daarom heeft uw man zelf deze sneen op Mijn borst
aangebracht.
Met haar ogen vol tranen riep de brhma, Wat!? Heeft hij deze snijwonden op Jouw
borst gemaakt? Laat hem maar eens thuis komen, dan zal ik hem wel eens even vragen hoe
hij zo iets genadeloos heeft kunnen doen! Mijn zoon, wees niet ongerust. Blijf een poosje. Ik
zal dit voedsel bereiden en Jij kunt ook de prasda van hkuraj (de deity) accepteren.
Ze liet de jongen in de binnenplaats zitten, waarna de brhma naar de keuken ging en
begon met het bereiden van een offerande. Ka dacht toen, Het doel waarvoor Ikzelf dit
voedsel heb gedragen is bereikt. Wanneer de brhmaa nu terugkeert naar zijn huis, zal hij
onmiddellijk achter de authenticiteit van Mijn woorden komen, en zal hij ze nooit meer
betwijfelen. Op deze manier, na maatregelen te hebben genomen om de twijfels van Zijn
bhakta weg te nemen, verdween Ka.
Die dag was het de brhmaa ondanks enorme inspanning niet gelukt om enige
aalmoezen te verzamelen. De hoop opgevend, keerde hij terug naar huis, denkend dat zijn
onvermogen om iets op te halen de wil was van hkuraj. Hij klopte op de deur en zijn
vrouw deed open. Toen hij zag dat ze bezig was met koken, vroeg hij, Hoe is het mogelijk
dat je aan het koken bent terwijl ik vandaag helemaal geen aalmoezen heb ontvangen? Wat
heb je om te koken?
Hoezo? Wat bedoel je? Een tijdje terug heb je zoveel voedsel in de handen van die
jongen gestopt dat het voor ons beiden zes maanden zal duren om het op te krijgen. Dus
waarom vraag je me wat er te koken valt? Ze was een beetje verbaasd. En je hart is van
steen. Dit wist ik nog niet. Die jongen had drie rode sneen op Zijn borst, die op het punt
van bloeden leken te staan. Hoe heb je het tedere lichaam van die jongen zo kunnen
toetakelen? Ken je dan geen genade?
De brhmaa, volkomen verbluft, vroeg haar om uitleg. Ik heb niets naar huis gestuurd
noch heb ik een jongen geslagen. Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt.
Nadat ze de verklaring van haar echtgenoot had aangehoord, liet ze hem de rijst, dl,
meel en andere dingen zien, maar toen ze de binnenplaats betrad om de jongen en Zijn
wonden te laten zien, was de jongen nergens te bekennen. Ze begon overal naar Hem te
zoeken. Waar was Hij naar toe gegaan? De buitenpoort was gesloten, net als voorheen. Ze
keken elkaar allebei vol verbazing aan. Mira, de brhmaa, begon nu de hele situatie te
begrijpen en tranen stroomden voortdurend uit zijn ogen. Nadat hij zijn handen en voeten
had gewassen betrad hij de Deity kamer en, om zijn twijfel volledig weg te nemen, opende
zijn Bhagavad-gt. Die ochtend had hij met rode inkt drie strepen gezet door de regel:
nitybhiyuktn yoga-kema vahmy aham, maar nu waren die drie strepen verdwenen.
Overmand door geluk kwam hij de Deity kamer uit, schreeuwend, Mijn liefste, je bent zo
fortuinlijk! Vandaag heb je direct r Gopntha gezien! En al dit voedsel was door Hem
persoonlijk hierheen gebracht! Hoe zou ik ooit zoveel voorraad kunnen hebben gebracht?
Deze ochtend, terwijl ik mijn commentaar op Bhagavad-gt aan het schrijven was, twijfelde
ik aan de verklaringen van Bhagavn en streepte die woorden door met drie lijnen rode
inkt. Dat is waarom de tere borst van onze aanbiddenswaardige Gopntha drie rode
snijwonden vertoonde. Hij is uitermate mededogend. Hij heeft zoveel moeite gedaan om de
authenticiteit van Zijn woorden te bewijzen en de twijfels van een athest zoals ik weg te
nemen. Toen stokte zijn keel en was hij niet meer in staat om verder te spreken.
Overmand door liefde riep hij uit, Ha Gopntha! Ha Gopntha!, en viel op de grond.
Terwijl ze zo voor r Gopntha stond, vulden de ogen van zijn vrouw, die met
stomheid geslagen was, zich met tranen. Na een poosje kwam de brhmaa weer bij zijn
positieven en verrichtte, nadat hij in bad was geweest, zijn dagelijkse plichten. Hij offerde
de gerechten die zijn vrouw had voorbereid aan r Gopntha en ze aanvaardden beiden
met grote liefde Zijn etensresten. De brhmaa ging elke dag door met het schrijven van
zijn commentaar op de Gt, en zijn leven werd vervuld van prema.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Je moet niet denken dat deze
drie soorten upsakas (aanbidders), die baatzuchtige verlangens hebben, geluk bereiken en
dat Mijn bhaktas lijden. Mijn bhaktas denken alleen aan Mij, zonder af te dwalen. Voor
instandhouding van hun lichaam accepteren ze al wat bevorderlijk is voor Mijn bhakti en
verwerpen ze al het ongunstige. Op deze manier zijn ze nitya-abhiyukta, of eeuwig
verbonden met Mij door toegewijde liefde. Vrij van zelfzuchtige verlangens offeren ze alles
aan Mij alleen. Ik alleen voorzie in al hun rijkdom en al hun andere benodigdheden, en dus
voorzie Ik in hun levensonderhoud.
De strekking is dat er, vanuit een extern opzicht gezien, een overeenkomst lijkt te zijn
tussen materieel-gemotiveerde pratka-upsakas en Mijn bhaktas die alleen datgene
accepteren wat bevorderlijk is voor Mijn dienst. Er is echter een groot verschil tussen deze
twee. Ik draag de yoga (benodigdheden) en kema (instandhouding) van Mijn bhaktas zelfs
wanneer ze geen materile verlangens hebben. Het speciale voordeel dat Mijn bhaktas
ontvangen is dat ze door Mijn genade op een niet gepassioneerde wijze van alle zinsobjecten
genieten en uiteindelijk eeuwige gelukzaligheid bereiken. De pratka-upsakas keren echter
terug naar het veld van karma nadat ze van zintuiglijk genot hebben genoten. Ik ben
ongevoelig voor alle wereldse gebeurtenissen, maar uit genegenheid voor Mijn bhaktas voel
Ik een groot genoegen om ze in alle opzichten te helpen. Door dit te doen, is er geen sprake
van enige overtreding van de kant van Mijn bhaktas, omdat zij niet tot Mij bidden om ook
maar iets anders dan Mijn gunst. Ikzelf voorzie persoonlijk in hun behoeftes.
LOKA 23
SRRTHA-VARI
De volgende twijfel kan worden opgeworpen: In overeenstemming met loka van
Bhagavad-gt (9.15), jna-yajena cpy anye, zei U dat aanbidding van U uit drie soorten
bestaat. De verklaring, bahudh vivatomukham, verklaart het derde type, aanbidding van
Uw universele gedaante. U hebt de aard van die gedaante onthuld middels verklaringen
zoals, Ik ben yaja, Ik ben het Vedische ritueel, etc. (Gt 9.16-19). Geen devat bestaat
onafhankelijk van U; zo is de aard van de universele gedaante. Uit dit kan men
concluderen dat degenen die devats zoals Indra aanbidden in feite U aanbidden, dus
waarom zullen zij niet bevrijd worden? Bovendien heeft U gezegd dat degenen die materile
verlangens hebben verstrikt raken in de kringloop van geboorte en dood (Gt 9.21) en
vergankelijke resultaten zullen behalen. Waarom is dit zo?
In antwoord hierop zegt r Bhagavn, Het klopt dat ze Mij aanbidden, maar ze doen
dit zonder de voorgeschreven regels om Mij te bereiken te volgen. Daarom blijven zij in de
materile wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het volgende punt kan ter sprake worden gebracht: De devats zijn Bhagavns
vibhti-svarpa (vormen van volheid) en de ledematen van Zijn lichaam. Het doet er niet
toe hoe degenen die de devats aanbidden hun aanbidding verrichten; uiteindelijk bereikt
het Bhagavn. Degenen die de devas aanbidden bereiken de planeten van die bepaalde
devas en, nadat ze daar van de vergankelijke vruchten hebben genoten, keren ze terug naar
dit aardse vlak. De zuivere aanbidders van r Bhagavn echter, keren niet terug naar deze
materile wereld nadat ze sev aan r Bhagavn in Zijn dhma hebben verkregen, dus als
beide soorten aanbidding voor Bhagavn zijn bedoeld, waarom verschillen hun
eindresultaten dan van elkaar?
In antwoord hierop legt r Ka aan Arjuna uit, De devats staan niet los van Mij,
noch zijn zij bestuurders die onafhankelijk zijn van Mij. De aanbidding van degenen die
hen als zodanig beschouwen is onwettig.
Dit onderwerp wordt ook duidelijk uitgelegd in rmad-Bhgavatam (4.31.14):
yath taror mla-niecanena
tpyanti tat-skandha-bhujopakh
propahrc ca yathendriy
tathaiva sarvrhaam acyutejy
Door op de juiste wijze de wortels van een boom water te geven, worden haar stam,
takken, twijgjes, bladeren, bloemen enzovoorts allemaal gevoed, net zoals door het
nuttigen van voedsel de levenslucht en de zintuigen gevoed worden. Op dezelfde
manier wordt door het aanbidden van Bhagavn Acyuta, iedereen, inclusief alle devas,
aanbeden.
De essentie van rla Vivantha Cakravart hkuras commentaar op deze loka is dat
door water op de wortel van een boom te gieten, haar takken en twijgjes gevoed worden,
maar dat hetzelfde resultaat niet wordt bereikt wanneer men water op haar bladeren,
vruchten en bloemen giet. Iemand kan zeggen dat het geen kwaad kan om water te geven
aan zowel de takken als de wortel van een boom; integendeel, het is bevorderlijk. Daarom,
wat voor kwaad kan het als men de devats samen met r Ka aanbidt? In antwoord
hierop wordt een ander voorbeeld gegeven. De levenslucht wordt gaande gehouden door de
maag van voedsel te voorzien; zo worden alle organen en zintuigen van het lichaam gevoed.
Echter, wanneer men voedsel afzonderlijk aan de oren, ogen en neus gaat geven, dan zal
men doof en blind worden en uiteindelijk zal men sterven. Op dezelfde manier verkrijgt
men door het aanbidden van de verschillende devats en ze als afzonderlijke goden te
beschouwen alleen nadelige resultaten. Daarom is het geautoriseerde proces het exclusief
aanbidden van r Ka. Bovendien zegt rmad-Bhgavatam (10.40.9-10):
sarva eva yajanti tv / sarva-deva-mayevaram
ye py anya-devat-bhakt / yady apy anya-dhiya prabho
yathdri-prabhav nadya / parjanyprit prabho
vianti sarvata sindhu / tadvat tv gatayo ntata
Wanneer men deze lokas leest, zullen de meeste mensen denken dat deze het volgende
betekenen: Net zoals rivieren die vanaf de bergen stromen gevuld raken met regenwater,
zich verdelen in verschillende vertakkingen en de ene oceaan ingaan vanuit verschillende
richtingen, culmineert de aanbidding die wordt verricht op de verschillende paden evenzo
uiteindelijk in aanbidding van r Bhagavn alleen. Dientengevolge zal men door het
aanbidden van andere devas uiteindelijk ook het resultaat van het aanbidden van r Ka
verkrijgen. Echter, deze opvatting is niet correct. De essentie van rla Vivantha
Cakravart hkuras commentaar op de bovenste twee lokas luidt als volgt: Karms,
yogs en anderen aanbidden eigenlijk Mij exclusief, omdat alleen Ik de belichaming van al
de devas ben en omdat Ik de Opperste Bestuurder van alle bestuurders ben. Iemand die
denkt, Ik ben iva aan het aanbidden, ik ben Srya aan het aanbidden, ik ben Ganea aan
het aanbidden, terwijl hij zichzelf als toegewijd aan hen beschouwt, aanbidt in
werkelijkheid alleen Mij. Echter, als er wordt gezegd dat ze op deze manier Mij alleen
aanbidden en als resultaat zeker Mij zullen bereiken, is dit niet zo. De aanbidding die ze
verrichten zal zeker naar Mij komen, maar de aanbidders niet. De rivieren die vanaf de
bergen stromen raken vol met regenwater. De wolken gieten hun water over alle bergen en
uiteindelijk neemt de water de vorm aan van rivieren. Alle rivieren die hun onafhankelijke
banen door verschillende plaatsen laten stromen gaan uiteindelijk de oceaan binnen. De
rivieren die afkomstig zijn van de bergen gaan de oceaan binnen, maar hun oorsprong, de
berg, doet dat niet. Op dezelfde manier komt de aanbidding van personen die verschillende
processen uitvoeren tot Mij alleen. Echter, de bron van die aanbidding, de aanbidder, komt
niet tot Mij.
Hier wordt r Bhagavn vergeleken met de oceaan, de Vedas met de wolken, de
verschillende soorten aanbidding met het water, de aanbidders met de berg en de
verschillende devats met de verschillende plaatsen. Net zoals rivieren door allerlei landen
stromen en de oceaan binnengaan, komt de aanbidding van verschillende devats tot r
Viu en, net zoals de berg niet tot de oceaan reikt, bereikt de aanbidder van de devas r
Viu niet.
Zeewater verdampt en vormt zich tot regenwolken boven de bergen. Bij het neervallen
verzamelt datzelfde water zich als een rivier en gaat het door verschillende landen. Het
wordt gekend onder verschillende namen en uiteindelijk bereikt het de oceaan. Op dezelfde
manier komen de verschillende soorten aanbidding zoals beschreven in de rutis
oorspronkelijk van Bhagavn r Ka. Aanbidding van de devas wordt verricht door
personen van verschillende kwalificatie voor verschillende devas en men kent de
aanbidders onder de namen van die verschillende soorten aanbidding. Hun aanbidding
komt uiteindelijk tot r Viu via het medium van de devas. Door zijn aanbidding verkrijgt
iemand alleen zijn eigen aanbiddenswaardige deva en een tijdelijke positie. Hij verkrijgt
geen sev in de eeuwige dhma van r Ka.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, In werkelijkheid ben Ik, de
belichaming van sac-cid-nanda, de enige Allerhoogste Bestuurder, Paramevara. Er bestaat
geen deva die onafhankelijk is van Mij. In Mijn eigen svarpa ben Ik de transcendentale
sac-cid-nanda Werkelijkheid, eeuwig buiten bereik van de materile schepping. Vele
personen aanbidden devas, zoals Srya, de zonnegod. Met andere woorden,
geconditioneerde menselijke wezens in de materile wereld betuigen hun eer aan het
majestueuze aspect van Mijn my-akti in de gedaante van verschillende devats en
aanbidden hen. Maar door de juiste overweging te maken kan men hier uit opmaken dat
Mijn vibhtis, de devas, simpelweg Mijn gua-avatras zijn. Degenen die deze devas
aanbidden met kennis van hun werkelijke positie en de realiteit van Mijn svarpa,
beschouwen hen als Mijn gua-avatras. Op deze manier is hun aanbidding toegestaan en
goedgekeurd als zijnde het progressieve pad. Maar degenen die de devas aanbidden,
denkend dat ze eeuwig en onafhankelijk van Me zijn, aanbidden op een manier die niet is
toegestaan en de voorgeschreven regels niet in acht neemt, en dus bereiken zij geen eeuwige
resultaten.
LOKA 24
Ik ben de enige meester en genieter van alle yajas, maar degenen die Mijn
svarpa niet herkennen komen ten val en dolen herhaaldelijk rond in de kringloop
van geboorte en dood.
SRRTHA-VARI
Wat wordt er bedoeld met de zin op een ongeautoriseerde manier? In antwoord op
deze vraag spreekt r Bhagavn deze loka die begint met aha hi. In de vorm van
verschillende devas ben Ik de enige genieter; Ik ben de Heer en meester en Ik ben de
schenker van resultaten. Degenen die pratka-upsakas zijn echter, kennen Mijn tattva
niet. Bijvoorbeeld, zij aanbidden Srya, de zonnegod, die zij als Paramevara, de
Allerhoogste Bestuurder, beschouwen, denkend dat Srya tevredengesteld zal zijn met hen
en al hun verlangens zal vervullen. Zij kunnen met hun intelligentie niet begrijpen dat
Paramevara, r Nryaa, Srya is geworden en dat het r Nryaa Zelf is die ze zulk
geloof geeft. Sterker nog, het is Hij die de resultaten van Srya aanbidding verleent.
Derhalve komt het door een gebrek aan tattva-jna van Mij dat ze ten val komen. Maar
degenen die begrijpen dat het enkel r Nryaa is die aanbeden wordt in de vorm van
Srya en de andere devas, en die Mij aanbidden terwijl ze zich bewust zijn van Mijn
universele bestaan, worden bevrijd. Daarom is het noodzakelijk voor degenen die Mijn
vibhtis zoals Srya deva aanbidden, om te weten dat zij in werkelijkheid Mijn vibhtis zijn.
Zij dienen niet onafhankelijk van Mij aanbeden te worden. Dit wordt hier uitgelegd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Waarom is het aanbidden van verschillende devas incorrect? Wat is het resultaat van
die ongeautoriseerde aanbidding? Dit wordt in de huidige loka uitgelegd. In de gedaante
van devas zoals Indra, ben Ik alleen de genieter van alle yajas. Ik ben de meester,
instandhouder, bestuurder en schenker van de resultaten van ze allemaal. Aanbidders van
de devas weten niet dat de devas Mijn vibhtis zijn; dus aanbidden zij ze met geloof,
denkend dat ze onafhankelijk zijn van Mij en dat ze de schenkers zijn van de resultaten van
hun activiteiten. Omdat ze zich niet bewust zijn van Mijn tattva, geloven ze niet in Mij;
daarom is hun manier van aanbidding ongeautoriseerd. Als gevolg van zulke ongeoorloofde
aanbidding, drijven ze van de waarheid af en blijven ze verstrikt in de kringloop van
geboorte en dood.
Echter, door devas zoals Srya te aanbidden terwijl ze deze als mijn vibhtis
beschouwen, beklimmen ze geleidelijk aan het progressieve pad en, door de genade van Mijn
bhaktas die Mijn tattva kennen, komen ze achter de wetenschap van Mijn svarpa. Aldus
wordt hun intelligentie exclusief gericht op Mij, Ka, wiens svarpa sac-cid-nanda is.
Deze siddhnta wordt ook bevestigd in de rutis:
nryad brahm jyate
nryad indro jyate
nryad dvdadity rudr
sarva-devat sarva ya
sarvi bhutni nryaad eva
samutpadyate nryae pratyante
Brahm komt voort uit r Nryaa, Indra komt voort uit r Nryaa, iva komt
voort uit r Nryaa, alle devats en levende wezens komen ook voort uit r
Nryaa. Wanneer hun universele plichten zijn voltooid en ze sterven, zullen ze allen
weer opgaan in r Nryaa.
De Smtis hebben ook dezelfde conclusie vastgesteld:
brahm ambhus tathaivrka candram ca atakratu
evam dys tathaivnye yukt vaiava-tejas
jagat tu viyujyante ca tejas kryvasne
vitejasa ca te sarve pacatvam upynti te
Brahm en iva, alsmede de zonnegod, de maangod, Indradeva en andere machtige
persoonlijkheden die gemachtigd zijn door r Viu, worden allemaal gedwongen om
die krachten op te geven wanneer ze sterven.
LOKA 25
Degenen die de devats aanbidden gaan naar de planeten van de devats, degenen
die de voorvaders aanbidden gaan naar de planeten van de voorvaders, degenen die de
geesten aanbidden gaan naar de planeten van de geesten, en degenen die Mij
aanbidden zullen zeker tot Mij komen.
SRRTHA-VARI
Er zijn verschillende regels en bepalingen voorgeschreven voor het aanbidden van de
verschillende devats, en de Vaiavas aanbidden r Viu middels een soortgelijk proces,
overeenkomstig de geboden van stra. Men kan zich afvragen, Wat is er mis met deze deva
aanbidding? Om deze twijfel op te lossen, zegt r Bhagavn, Het is waar; zij aanbidden de
devas volgens de regels van hun aanbidding. Als gevolg hiervan bereiken zulke devatbhaktas die devats. Dit is het principe. Om dit punt nader te verklaren spreekt Bhagavn
deze loka die begint met de woorden ynti deva. Als die devas zelf vergankelijk zijn, hoe
kunnen hun bhaktas dan onvergankelijk worden? Maar Ik ben onvergankelijk en eeuwig,
daarom zijn Mijn bhaktas ook onvergankelijk en eeuwig.
rmad-Bhgavatam (10.3.25) bevestigt dit punt ook: bhavn eka iyate ea-saja,
Na de vernietiging blijft alleen U over, daarom wordt U Ananta genoemd. Bovendien
stellen de rutis: eko nryaa evsn na brahm na ca akara, In den beginne was er
enkel Nryaa, niet Brahm of iva.
In de Gopla-tpan Upaniad wordt ook gezegd: parrdhnte so budhyata gopa-rp me
purastd avirbabhva, Aan het einde van de eerste helft van Brahms leven, begreep
Brahm dat Ik ten overstaan van hem was verschenen in de gedaante van een
koeherdersjongen.
De rutis verklaren ook: na cyavante ca mad-bhakt mahaty pralayd api, Mijn
bhaktas blijven voortbestaan zelfs ten tijde van de grote ontbinding. Met andere woorden,
zij nemen niet opnieuw geboorte.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier toont r Bhagavn het verschil tussen degenen die de devats aanbidden en
degenen die Hem aanbidden (Zijn bhaktas). Hij toont ook het verschil tussen de resultaten
die door beide partijen worden behaald. Sommigen kunnen zeggen, Net zoals de Vaiavas
Viu aanbidden volgens het proces dat wordt beschreven in stra, aanbidden wij de
devats volgens de regels van stra. Hoe kan het dan dat onze aanbidding als incorrect
wordt beschouwd?
In antwoord hierop zegt Bhagavn, Volgens stra zal iemand alleen realisatie hebben
naar gelang de realisatie van de persoonlijkheid die hij aanbidt. Dit is rechtvaardig. De
aanbidders van de devas bereiken daarom de planeten van de devas. Omdat zowel de devas
als hun planeten vergankelijk zijn, bereiken hun aanbidders vergankelijke resultaten. In
tegenstelling tot dit, zijn zowel Mijn dhma als Ikzelf sac-cid-nanda, eeuwig, bewust en
gelukzalig; daarom verkrijgen degenen die Mij aanbidden gelukzalige dienst aan Mij in Mijn
eeuwige dhma. Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam (1.2.27): sama-l bhajanti, dat
degenen die de devas (zoals Indra) aanbidden yajas verrichten zoals dara-pauramsyayaja, die in sattva-gua zijn. Degenen die de voorvaders aanbidden doen dit middels
rddha en andere ceremonies, die in rajo-gua zijn, en degenen die geesten, yakas
(spoken), rkasas en vinyakas (wezens die obstakels voor anderen veroorzaken)
aanbidden middels het proces van bali of offerandes, wat in tamo-gua is. Mijn bhaktas, die
nirgua zijn, aanbidden Mij met toewijding, gebruik makend van natuurlijke en gemakkelijk
voorhanden zijnde dingen.
Iemand kan zeggen, Degenen die de devas aanbidden geloven ook in U, omdat de
sarva-deva-pj (aanbidding van alle devas) ook het aanbidden van Nryaa bevat.
Bhagavn antwoordt hierop, De reden voor het aanbidden van Nryaa in sarva-devapj is simpelweg zodat de aanbidders hun aanbidding kunnen vervolmaken. Feitelijk
hebben ze geen vertrouwen in Nryaa. Degenen die de devas aanbidden denken als volgt:
Ik ben een aanbidder van Indra en andere devas. Zij zijn mijn aanbiddenswaardige
godheden zij zijn het die mijn verlangens zullen vervullen, nadat ze tevreden zijn gesteld
door mijn aanbidding. In tegenstelling tot dit denken Mijn bhaktas, Ik ben een aanbidder
van r Vsudeva, de almachtige Allerhoogste Bestuurder. Hij alleen is mijn
aanbiddenswaardige Heer, en alleen voor Zijn plezier aanbid ik Hem met verschillende
offerandes naar gelang Zijn voorkeuren. Geplezierd zijnde, zal Hij mijn verlangens
vervullen. Van buitenaf gezien lijken beide soorten aanbidding gelijk te zijn, maar, omdat
degenen die devas aanbidden gekant zijn tegen Mijn bhakti, bereiken zij slechts beperkt
genot op de planeten van die devas. Nadat ze daar hebben genoten, vallen ze weer terug
naar dit aardse niveau van bestaan. Mijn ananya bhaktas verkrijgen echter dienst aan Mijn
sac-cid-nanda gedaante in Mijn eeuwige dhma en keren nooit meer terug naar deze
materile wereld. Zij blijven opgaan in Mijn liefdevolle spel en vermaak, en ervaren
oneindig geluk in Mijn omgang.
LOKA 26
Als een bhakta met een zuiver hart Mij met liefde en toewijding een blad, een
bloem of water aanbiedt, zal Ik dat geschenk zeker aanvaarden.
SRRTHA-VARI
Deva-aanbidding kost vaak veel moeite, maar zulke moeite is niet aanwezig in het
verrichten van bhakti aan Mij; integendeel, het wordt met gemak uitgevoerd. r Bhagavn
spreekt deze loka die begint met het woord patram om dit punt uit te leggen. Er wordt hier
beschreven dat het de bhakti van de toegewijde is die er voor zorgt dat Bhagavn zijn
offerandes aanvaardt. Het woord bhakty is hier gebruikt in de tweede regel en wederom in
de derde regel, in het woord bhakty-upahtam. Dus is er sprake van herhaling. Volgens de
regels van Sanskriet grammatica duidt het woord bhakty in de derde naamval op degenen
die begiftigd zijn met bhakti, dat wil zeggen, Mijn bhaktas. dus benadrukt het, Als iemand
die niet Mijn bhakta is Mij fruit of bloemen aanbiedt met oppervlakkige toewijding, zal Ik
het niet aanvaarden, maar Ik aanvaard (anmi) alles wat Mijn bhaktas aan Mij schenken,
zelfs al is het een blad. Met andere woorden, Ik geniet volkomen van datgene wat aan Mij
geofferd is met bhakti, maar Ik geniet niet van de offerande van iemand die is gedwongen
om dit te doen. Toch, als het lichaam van Mijn bhakta onzuiver is, zal Ik zijn offerande niet
aanvaarden. Daarom zegt Bhagavn prayattmana, wat hij wiens lichaam zuiver is
inhoudt. Uit deze verklaring kan geconcludeerd worden dat het voor een vrouw verboden is
om een offerande te maken gedurende haar maandelijkse periode van menstruatie.
Een andere betekenis van het woord prayattmana is, Ik accepteer de offerandes van
degenen wiens harten zuiver zijn. Behalve Mijn bhaktas heeft niemand een zuiver hart.
In rmad-Bhgavatam (2.8.6) zegt Parkit Mahrja, Zij die een zuiver hart hebben,
geven nooit de lotusvoeten van r Ka op. Het symptoom van iemand die een zuiver
hart heeft is dat hij niet in staat is om dienst aan de lotusvoeten van Bhagavn op te geven.
Daarom dient het begrepen te worden dat, mocht men soms zien dat zon bhakta lust of
woede bezit, hij anderen geen kwaad kan doen. Hij wordt vergeleken met een slang wiens
giftanden zijn verwijderd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na de onvergankelijke en oneindige aard van het resultaat van bhagavad-bhajana
(aanbidding van Bhagavn) te hebben uitgelegd, legt Bhagavn nu het kenmerk van
bhagavad-bhajana uit; het is gemakkelijk te verrichten. Wanneer een gemakkelijk te
verkrijgen voorwerp zoals een blad, bloem, vrucht of water, met bhakti aan Bhagavn wordt
geofferd, aanvaardt Hij het volkomen, ook al bezit Hij oneindige weelde en is Hij volkomen
tevreden. Hij wordt hongerig en krijgt dorst vanwege Zijn bhaktas liefde voor Hem en,
opgaand in een gemoed van bhakti, eet Hij uit prema die offerande. In het huis van bhakta
Vidura at r Ka zelfs met grote prema bananenschillen uit de handen van Viduras
vrouw. Terwijl Hij de droge rijst at die Zijn dierbare vriend Sudm Vipra had meegebracht
en met prema had geofferd, zei r Ka:
patra pupa phala toya / yo me bhakty prayacchati
tad aha bhakty-upahtam / anmi prayattmana
rmad-Bhgavatam (10.81.4)
Of het bereide voedsel nu verrukkelijk is of niet, als het met liefde en een gevoel dat
het erg verrukkelijk is wordt geofferd, wordt het uitermate verrukkelijk voor Mij. Op
dat moment laat Ik alle andere gedachten varen en geniet Ik ervan. Zelfs als zon vrucht
of bloem geen smaak of geur heeft, aanvaard Ik het, bevangen door de prema van Mijn
bhakta.
Men kan zich afvragen of Ka dat artikel aanvaardt wat met bhakti aan Hem wordt
aangeboden door degenen die de devas aanbidden. In antwoord hierop zegt Hij, Nee. Ik
accepteer alleen wat Mijn bhaktas aan Mij geven, geen dingen die door anderen worden
geofferd.
De vik priesters tijdens de offerande van Koning Nbhi zeiden tegen r Bhagavn, die
daar verscheen:
parijannurga-viracita-abala-saabda-salila-sita-kisalaya-tulasikdrvkurair api sambhtay saparyay kila parama parituyasi
rmad-Bhgavatam (5.3.6)
U wordt zeker vooral geplezierd door de aanbidding aangeboden door Uw bhaktas, die
vol zijn van anurga (aantrekking) voor U, die gebeden opzeggen met stokkende
stemmen en die pj aan U verrichten met water, tulas-blaadjes en scheuten durv
gras.
Een soortgelijke verklaring uit Gautamya-tantra in Hari-bhakti-vilsa luidt:
tulas-dala-mtrea jalasya culukena v
vikte svam tmna bhaktebhyo bhakta-vatsala
Bhagavn, die bhakta-vatsala is, verkoopt Zichzelf volledig aan die bhaktas die Hem
met liefde en toewijding een tulas-blaadje en een palm vol water aanbieden.
Terwijl Hij een mondvol droge rijst uit de bedelzak van de bhakta genaamd uklmbara
Brahmacr nuttigde, zei r Caitanya Mahprabhu:
prabhu bale tora khdkaa mui kh abhaktera amta ulai n c
O uklmbara, Ik accepteer deze droge rijst van jou, maar ik kijk nog niet eens naar
nectargelijk voedsel dat Me aangeboden wordt door niet-toegewijden.
In rmad-Bhgavatam (4.31.21) zei Devari Nrada ook tegen de Pracets: na bhajati
kumani sa ijym, r Hari aanvaardt nimmer de dienst van kwaadwillige mensen die,
bedwelmd door hun geleerdheid, rijkdom of hoge afkomst, oneerbiedig zijn aan Zijn bhaktas
die anany sev (exclusieve dienst) aan Hem verrichten.
LOKA 27
O Kaunteya, wat je ook doet, wat je ook maar eet, wat je ook maar offert en in
liefdadigheid schenkt en wat voor boetedoening je ook maar ten uitvoer brengt, offer
het allemaal aan Mij.
SRRTHA-VARI
Arjuna kan de volgende vraag stellen: Vanaf de loka, rtto jijsur arthrth jn
(Gt 7.16) tot nu aan toe heeft U de verschillende soorten bhakti uitgelegd. Welke van deze
dien ik te volgen?
Om Arjunas twijfel weg te nemen, zegt r Bhagavn, O Arjuna, op dit moment ben je
niet in staat om karma, jna enzovoorts op te geven, en daarom heb je de adhikra niet om
de allerhoogste bhakti, namelijk keval- of anany-bhakti, te verrichten. En je hoeft niet aan
de inferieure sakma-bhakti te doen omdat je adhikra hoger is dan dat. Daarom dien je
nikma-karma-jna-mir-pradhn-bhuta-bhakti, oftewel bhakti die overheerst wordt door
en gemengd wordt met nikma-karma en jna, te verrichten.
Om deze reden spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden yat karoi
alsmede de volgende loka. Om het even welke wereldse of Vedische handelingen je
verricht als dagelijkse routine, wat voor voedsel of water je ook maar dagelijks nuttigt, en
wat voor verstervingspraktijken je ook maar verricht, je dient het inzicht in stand te
houden dat ze allemaal aan Mij geofferd kunnen worden. Dit is echter noch nikmakarma-yoga noch bhakti-yoga. Degenen die toegewijd zijn aan nikma-karma-yoga offeren
alleen de handelingen die voorgeschreven staan in stra aan Bhagavn, niet de normale
handelingen uit het dagelijkse leven. Dit is meer gebruikelijk. Maar de bhaktas offeren elke
functie van de zintuigen samen met hun ziel, geest en levensadem aan hun
Aanbiddenswaardige Heer. Zoals gezegd wordt in een beschrijving van bhakti in rmadBhgavatam (11.2.36): Welke handelingen een bhakta ook maar verricht met zijn lichaam,
geest, zintuigen, intelligentie of tm, of door middel van zijn eigen aard, worden allemaal
aan de transcendentale r Nryaa geofferd.
De volgende vraag kan worden gesteld: Als juhoi (het verrichten van yaja) hetzelfde is
als arcana (een tak van bhakti), wat uitgevoerd wordt teneinde r Viu tevreden te
stellen, en als het tapasy is om het Ekda vasten te verrichten, waarom worden zij dan
niet als anany-bhakti beschouwd? In antwoord hierop zegt r Bhagavn, Dit is goed, maar
handelingen in anany-bhakti worden niet aan Bhagavn geofferd nadat ze zijn uitgevoerd;
integendeel, iemand offert ze eerst aan Hem en voert daarna de handeling uit. Zoals
Prahlda Mahrja zei:
ravaa krtana vio / smaraa pda-sevanam
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Voor degenen die niet in staat zijn om beschutting te nemen van de meest superieure
anany-bhakti, zoals beschreven door r Bhagavn, alsmede voor degenen die geen smaak
hebben ontwikkeld voor het verrichten van een lagere klasse bhakti, onderwijst r
Bhagavn Zijn dierbare vriend Arjuna, die Hij als een instrument gebruikt om de mensheid
te onderrichten, om nikma-karma-jna-mir-pradhn-bht-bhakti, waarin alle
handelingen aan Hem worden geofferd, aan te nemen.
Wanneer Ka zegt, Welke handelingen je ook maar verricht, of ze nu laukika
(werelds) of Vedisch zijn, offer ze aan Mij, moet een persoon niet valselijk denken dat hij
elke handeling kan verrichten en kan eten en drinken wat hij maar wil zonder dat er een
onvolkomenheid is, zolang het maar aan Bhagavn wordt geofferd. Ook al voelt hij zich
verplicht om alle handelingen aan de lotusvoeten van Bhagavn te offeren, betekent dit
niet per se dat ze succesvol zullen zijn. Er kan een handeling voorgeschreven staan in de
Vedas voor het aanbidden van een bepaalde deva, of het kan uitgevoerd worden met een
bepaald verlangen in gedachten, maar het mag niet zomaar geofferd worden door slechts de
mantra, r kya samarpaam astu op te zeggen, zoals de materialistiche smartas, die zich
bezighouden met wereldse activiteiten, doen. Om deze reden hebben alle commentators op
deze loka, zoals rla rdhara Svm, de diepliggende betekenis uitgelegd: men dient op
zon manier te handelen dat al zijn handelingen direct aan r Bhagavn worden geofferd.
Met andere woorden, enkel die handelingen die voor Zijn plezier worden uitgevoerd dienen
geofferd te worden. In rmad-Bhgavatam (1.5.36) zegt Devari Nrada ook: kurv yatra
karmi bhagavac-chikay, De aragata-bhaktas, die aangename daden voor Bhagavn
verrichten, offeren die daden uitsluitend aan Hem.
In zijn commentaar op deze loka, laat rla Vivantha Cakravart hkura het
verschil zien tussen de activiteiten van een karm en die van een bhakta. Een karm offert
alleen de activiteiten die in overeenstemming zijn met de Vedische voorschriften aan
Bhagavn, zodat zijn verlangens niet onvervuld zullen blijven. Bhaktas echter, verrichten
alle activiteiten, of ze nu laukika, Vedisch, of aan het lichaam gerelateerd zijn, met het
gevoel van, Bhagavn is mijn meester, en het is voor Zijn plezier dat ik alles aan Zijn
lotusvoeten offer. Dit is het grote verschil tussen deze twee.
Deze conclusie is ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (11.2.36), in het gesprek van de
Nava-yogendras:
kyena vc manasendriyair v
buddhytman vnusta-svabhvt
karoti yad yat sakala parasmai
nryayeti samarpayet tat
In overeenstemming met de bepaalde natuur die men zich heeft verworven in het
geconditioneerde leven, dient men wat men ook maar doet met lichaam, woorden,
geest, zintuigen, intelligentie of gezuiverd bewustzijn aan de Allerhoogste te offeren,
denkend, Dit is voor het plezier van r Nryaa.
In zijn commentaar op deze loka, schrijft rla Bhaktisiddhnta Sarasvat Prabhupda:
de activiteiten van een bhakta worden verricht met lichaam, geest, spraak, intelligentie,
vals ego, hart en alle zintuigen, maar ze dienen niet vergeleken te worden met de dharmika
(religieuze) handelingen van karms, die verricht worden voor hun eigen genot. Als gevolg
van het offeren van iemands handelingen aan Ka zoals hierboven beschreven staat,
wordt de aversie tegen Hem geleidelijk aan verwijderd. Jvas die zich in hun eigen svarpa
bevinden verrichten al hun handelingen enkel met het doel om Ka te dienen. Als enkele
vrome karms die spiritueel geluk hebben de idealen van bhaktas volgen in een bonafide
sampradya en al hun activiteiten aan de lotusvoeten van r Bhagavn offeren, stijgen ze
spoedig boven karma-mir-bhakti (toewijding gemengd met baatzuchtig werk) uit en
worden onder de bhaktas gerekend.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, O Arjuna, stel nu je eigen
kwalificatie vast. Je houdt je bezig met het assisteren van Mij bij Mijn spel en vermaak,
nadat je met Mij bent neergedaald als een dharma-vra (rechtvaardige held); daarom kun je
noch gerekend worden tot de nirapeka (afzijdige, nta) bhaktas noch tot de sakmabhaktas, die toewijding verrichten voor materieel gewin. Jij zult alleen die bepaalde bhakti
verrichten die gemengd is met nikma-karma (onzelfzuchtige actie) en jna (ware
kennis). Daarom is het je plicht om alle ascese en andere activiteiten die je verricht aan Mij
te offeren. De opvatting van materialisten is om een daad te verrichten met materile
verlangens en daarna simpelweg als overblijfsel de handeling aan Mij te offeren. Deze
opvatting is leeg en nutteloos. Je dient de handeling op de juiste wijze offeren bij haar
aanvang en zo nikma-karma-jna-mir-bhakti te verrichten.
LOKA 28
SRRTHA-VARI
Op deze manier zul je bevrijd raken van de gebondenheid aan karma en haar oneindige
goede en slechte resultaten. r Gopla Tpan Upaniad verklaart: Ka-bhajana
(aanbidding van Ka) is bhakti. Door deze bhakti raakt men vrij van zowel wereldse
(laukika) als hogere hemelse (pralaukika) benoemingen. Met andere woorden, men raakt
bevrijd van het verlangen naar de vruchten van zijn activiteiten en richt zijn geest enkel op
bhajana aan r Ka. Dit wordt naikarmya genoemd, en daarom is het zeker ware
sannysa om het resultaat van karma op te geven. Degene wiens tm (geest) is verankerd
in zulke yoga is yoga-yukttm (verbonden). Wanneer je begiftigd bent met deze yoga zul je
niet slechts bevrijd (mukta) worden, maar zul je vimuktaeen eminent persoon zelfs onder
de bevrijde zielenzijn en zul je tot Me komen omje bezig te houden met directe dienst aan
Mij.
O mah-muni (grote wijze), onder miljoenen bevrijde en vervolmaakte wezens is een
toegewijde van Heer Nryaa uiterst zeldzaam (rmad-Bhgavatam 6.14.5). En verder,
De Heer kan mukti schenken maar Hij verleent slechts zelden bhakti, toewijding (rmadBhgavatam 5.6.18). Uit deze verklaring van ukadeva Gosvm wordt begrepen dat direct
dienst aan Bhagavn met prema superieur is aan mukti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het hart wordt gezuiverd door beschutting te nemen van pradhn-bht bhakti, zoals
hierboven beschreven, en door alle handelingen aan Bhagavn te offeren. Aldus bevrijd
rakend van de gebondenheid aan alle goede en slechte karma, kunnen zulke personen zich
een speciale positie onder de bevrijde zielen verwerven en kunnen ze uiteindelijk Bhagavn
bereiken. Hier dient het specifiek begrepen te worden dat zij de prema-may sev van r
Bhagavn bereiken, die velen malen superieur is aan mukti.
LOKA 29
Ik ben alle levende wezens in dezelfde mate toegenegen en ben noch vijandig noch
partijdig naar iemand toe. Maar, aangezien degenen die Mij me toewijding dienen
gehecht zijn aan Mij, ben Ik ook gebonden door genegenheid voor hen.
SRRTHA-VARI
Arjuna kan zeggen, O Ka, U brengt alleen Uw bhaktas tot U door ze te bevrijden,
maar dit doet U niet voor de niet-toegewijden. Dit betekent dat U partijdig bent, aangezien
dit een uitdrukking is van gehechtheid en nijd. In antwoord hierop, spreekt r Bhagavn
deze loka die begint met samo ham, waarin Hij zegt, Nee, nee, Ik ben iedereen gelijk
gezind. De bhaktas leven in Mij, en Ik leef ook in hen. Volgens deze uitleg bevindt het hele
universum zich in Bhagavn en bevindt Bhagavn zich ook in het hele universum. Hij toont
geen partijdigheid door dit te doen. De verklaring (Gt 4.11), ye yath m prapadyante
ts tathaiva bhajmy aham betekent, Ik antwoord overeenkomstig aan het bewustzijn
waarmee men zich aan Mij overgeeft en aanbid hem dienovereenkomstig. Op welke manier
de bhaktas ook maar gehecht zijn aan Mij, ben Ik, die in hen besta, op gelijke wijze aan hen
gehecht. Dit dient begrepen te worden.
In dit opzicht kan het voorbeeld worden gegeven van een wensvervullende boom.
Degenen die de vruchten van de boom verlangen nemen er beschutting van, maar in
werkelijkheid zijn ze helemaal niet gehecht aan de boom; ze zijn alleen gehecht aan zijn
vruchten. Bovendien raakt de wensvervullende boom niet gehecht aan degenen die zijn
beschuting nemen, noch haat de boom degenen die haatgevoelens koesteren jegens hem.
Echter, in tegenstelling tot een volledig onpartijdige wensvervullende boom, doodt
Bhagavn de vijanden van Zijn bhaktas met Zijn eigen handen. Zoals Bhagavn zei terwijl
Hij over Prahlda sprak, Wanneer Hirayakaipu vijandig optreedt tegen Prahlda, zal Ik
hem zeker vernietigen, ook al is hij machtig geworden door de zegeningen van Brahm.
Sommige commentators geven een andere betekenisverklaring van het woord tu in deze
loka. Deze voorliefde in de vorm van bhakta-vtsalya is altijd een sieraad, geen
tekortkoming. Op deze manier is Ka beroemd vanwege Zijn vtsalya voor Zijn bhaktas,
en niet voor de jns of yogs. Net zoals het normaal is voor iemand om toegenegen te zijn
aan zijn eigen dienaar en niet aan de dienaars van anderen, heeft Bhagavn liefde voor Zijn
bhaktas en niet voor de toegewijden van Rudra of Durg-dev.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het volgende bezwaar kan worden gemaakt: Door speciale bevrijding te geven aan Zijn
bhaktas, schenkt Bhagavn hen de prema-may sev van Zijn lotusvoeten, maar zo gedraagt
Hij zich niet met de niet-toegewijden. Is dit niet symptomatisch voor de tekortkoming van
partijdigheid, die ontstaat uit gehechtheid en nijd? In antwoord hierop wordt er verklaard
dat Hij een gelijke blik heeft. Hij haat niemand, noch is iemand Hem bijzonder dierbaar.
Hij schept en onderhoudt mensen en andere levende wezens naar gelang hun karma.
Iemand kan zeggen dat Hij, tijdens het in stand houden van de jvas naar gelang hun
karma, geluk schenkt aan de iemand, ellende aan iemand anders en moka aan een ander,
dus duidt dit niet op de onvolkomenheid van partijdigheid die voortkomt uit gehechtheid
en afgunst? Het antwoord hierop vindt men terug in rmad-Bhgavatam (6.17.22) waarin
wordt gezegd:
na tasya kacid dayita pratpo / na jti-bandhur na paro na ca sva
samasya sarvatra nirajanasya / sukhe na rga kuta eva roa
Hij is neutraal jegens alle levende levende wezens. Er is niemand die Hem dierbaar of
niet dierbaar is. Aangezien een onthecht persoon geen aantrekking heeft voor
zintuiglijk genot, hoe kan een hij kwaad worden wanneer zijn zingenot wordt
verstoord?
Dit komt men ook tegen in de volgende loka van rmad-Bhgavatam (6.17.23):
tathpi tac-chakti-visarga e / sukhya dukhya hithitya
bandhya mokya ca mtyu-janmano / arri sastaye vakalpate
Hoewel r Ka de originele verrichter van actie is, is Hijzelf niet de oorzaak van het
geluk, de ellende, gebondenheid en verlossing van de jva. Het is enkel gua-my
welke de karmika resultaten van de zonde en vroomheid van de jvas beheert en de
oorzaak wordt van de geboorte en dood en het geluk en verdriet van de jvas.
Omdat er geen verschil is tussen de energie en het energieke, klopt het dat de
activiteiten van Zijn my-akti ook als Zijn eigen werk zullen worden gezien. Toch kan
men de tekortkoming van partijdigheid niet aan Hem toekennen, omdat de resultaten die
een jva ontvangt voor zijn daden in overeenstemming zijn met zijn eigen karma.
In zijn commentaar op deze loka, geeft rla Vivantha Cakravart hkura het
voorbeeld van de zon en de uil. Het zonlicht is ellendig voor een uil, de kumuda bloem en
bepaalde andere wezens, maar het is aangenaam voor de cakravka vogel en de lotusbloem.
Men kan de zon niet beschuldigen van partijdigheid. Op dezelfde manier kent Bhagavns
my resultaten toe naar gelang de daden van de jva. Men kan Hem vanwege dit niet de
tekortkoming van partijdigheid toeschrijven. In deze context zou men ook na moeten
denken over de volgende loka uit rmad-Bhgavatam (8.5.22):
ondergeschikt wordt aan degenen die er beschutting van nemen, daar waar Ka wel
ondergeschikt wordt aan Zijn bhaktas. Daarom kan men de eigenschappen van
vriendschap, vijandschap en onverschilligheid alleen met betrekking tot bhakti in Hem
zien. Bekende voorbeelden zijn Zijn vriendschappelijke relatie met Ambara Mahrja en
Zijn onverschilligheid richting Durvs en anderen die afgunstig waren. Het is een feit dat
Ka iedereen gelijk gezind is, maar wat belangrijker is, is dat Hij Zijn bhaktas gunstig
gezind is. Van al Zijn eigenschappen is deze specifieke eigenschap een speciaal sieraad.
rmad-Bhgavatam, Bhagavad-gt en andere stras leveren hier het bewijs voor.
LOKA 30
Zelfs als iemand van verschrikkelijke aard zich bezighoudt met Mijn ananya-
bhajana, dient hij toch als een sdhu beschouwd te worden, omdat hij zich op het pad
van bhakti bevindt.
SRRTHA-VARI
Mijn gehechtheid voor Mijn bhakta is normaal en, zelfs als zijn gedrag ontaard is, gaat
Mijn gehechtheid voor hem niet verloren en maak Ik hem uiterst rechtschapen. Om deze
reden spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden api cet. Sudurcra
betekent dat zelfs wanneer hij verslaafd is aan het doden van anderen, hij ongeoorloofde
relaties heeft met vrouwen en gehecht is aan andermans rijkdom, hij zeker heilig is als hij
zich bezighoudt met Mijn bhajana. Wat voor soort bhajana moet hij verrichten? In antwoord
hierop zegt Bhagavn: ananya-bhk. Een sdhu is iemand die geen enkele devat aanbidt
maar alleen Mij aanbidt, die zich niet bezighoudt met karma en jna maar alleen met
bhakti aan Mij, en wie geen enkele vorm van geluk verlangt, zoals het verkrijgen van een
koninkrijk, maar er alleen naar verlangt om Mij te bereiken.
Maar hoe kan er sprake van zijn dat hij een sdhu is als er slecht gedrag in hem wordt
waargenomen? In antwoord zegt Bhagavn: mantavya, Hij dient als een sdhu te worden
beschouwd. Uit het woord mantavya kan men het volgende gebod opmaken: Er is een
tekortkoming in de persoon die hem niet als een sdhu beschouwt. In dit opzicht is Mijn
bevel alleen gezaghebbend.
Als iemand die zich bezighoudt met Uw bhajana zich ook slecht gedraagt, kan hij dan als
een gedeeltelijke sdhu beschouwd worden? In antwoord hierop zegt r Bhagavn: eva. Hij
dient als een volledige sdhu te worden beschouwd. Men moet er niet op letten dat hij enige
vrome eigenschappen ontbeert omdat hij een vast voornemen (samyag vyavasita) heeft
gemaakt. Zijn besluit luidt als volgt: Of ik nu vanwege mijn zonden naar de hel ga of wordt
teruggezet naar een vogel- of diersoort, ik zal nooit ekntika-bhakti aan r Ka opgeven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka legt Bhagavn, die bhakta-vatsala is, de onvoorstelbare kracht van
Zijn bhakti uit door een verklaring af te leggen. Zelfs wanneer men ziet dat Mijn bhakta
zich inlaat met een verschrikkelijke daad, zal Ik zeer snel een verheven persoon van hem
maken wiens gedrag goed is. Slecht gedrag is niet mogelijk in zulke pefecte personen die
hun beschutting nemen van Mijn anany-bhakti. Zelfs wanneer ze van slecht gedrag lijken
te zijn in de ogen van de onwetenden, zijn ze dat in werkelijkheid niet. Sterker nog, ze zijn
beslist heilig. Zelfs grote geleerden kunnen de daden en gemoedstoestanden van de
Vaiavas niet begrijpen, om maar te zwijgen van de onwetenden. Er wordt gezegd in r
Caitanya-caritmta: vaiavera kriy mudr vije n bujhaya, Het is niet mogelijk om het
gedrag van uttama-adhikr bhakta s te begrijpen middels de materile zintuigen.
Terwijl Hij een brhmaa inwoner van Navadvpa waarschuwde r Nitynanda Prabhu
niet oneerbiedig te bejegenen, zei r Caitanya Mahprabhu:
una vipra mahdhikr yev haya / tabe tna doa-gua kichu n janmaya
r Caitanya-Bhgavata, (di-khaa 6.26)
Het is niet mogelijk dat goede of slechte materile eigenschappen een uttama-bhgavata
mah-adhikr van bhakti zelfs maar aan kunnen raken. Degenen die hem als laag
blijven zien, zullen naar de hel gaan.
r Ka onderrichtte Uddhava op een vergelijkbare manier:
na mayy eknta-bhaktn / gua-doodbhav gu
gedrag ziet vertonen dat niet alleen slecht is, maar kwaad, zich bezighoudend met dingen
waarvoor een bhakta van nature geen smaak voor heeftzoals het doden van anderen, het
stelen van andermans rijkdom en het hebben van ongeoorloofde relaties met de vrouwen
van iemand anderszal hij niettemin zeer snel gezuiverd worden van zulk gedrag. Mijn
bhakti, die zeer krachtig en zuiverend is, raakt niet vervuild door zulk gedrag. Dit dient te
worden begrepen. Een parama-bhakta dient niet als ontaard te worden beschouwd omdat hij
zich in het verleden heeft ingelaten met activiteiten zoals het eten van vis of het hebben
van onwettige relaties met vrouwen.
LOKA 31
SRRTHA-VARI
De volgende vragen kunnen worden gesteld: Hoe kunt U de dienst van zon adharmika
en ondeudgzaam persoon aanvaarden? Hoe kunt U het voedsel eten dat wordt geofferd door
iemand wiens hart vervuild is met onvolkomenheden zoals lust en woede? r Bhagavn
antwoordt door deze loka, die begint met het woord kipram, te spreken. Hij wordt weldra
deugdzaam. Het woord kipram betekent hier dat hij spoedig deugdzaam en rechtvaardig
wordt en eeuwige vrede bereikt. De woorden bhavati en nigacchati worden gebezigd in de
tegenwoordige tijd in plaats van de toekomende. Dit bewijst dat onmiddellijk nadat hij zich
in heeft gelaten met ongodsdienstige of vreselijke bezigheden, hij weeklaagt en zich keer op
keer Ka heugt, en zo snel deugdzaam wordt. Ach, ach! Er is niemand zo gevallen als ik
die zulke negatieve bekendheid heeft gegeven aan bhakti. Ik zou me moeten schamen! Door
herhaaldelijk op deze manier te weeklagen, bereikt hij eeuwige vrede. Zelfs als hij
uiteindelijk dharmika en religieus wordt, is het mogelijk dat ongodsdienstigheid en
besmetting in een subtiele vorm in hem blijven voortbestaan. De dodelijke hitte van koorts
of vergif kan een poosje aanhouden, zelfs na het nemen van de beste medicijnen. Evenzo,
zodra bhakti de geest van zo iemand binnengaat, komt zijn kwade gedrag tot een einde,
hoewel het een poosje kan blijven voortbestaan in een subtiele vorm. Later, in een hogere
toestand, kunnen er indicaties van slecht gedrag zoals lust en woede bestaan, maar zij zullen
geen invloed hebben, net zoals een slang wiens giftanden zijn verwijderd en wiens gif dus
ineffectief is. Dit hoort begrepen te worden. Zo wordt er voor eeuwig een eind gemaakt aan
zijn lust en zijn woede (ntim) op een wijze die ongevenaard is. Hij dient beschouwd te
worden als iemand met een zuiver hart, zelfs terwijl hij nog in de toestand verkeert waarin
hij zich ongepast gedraagt.
rla rdhara Svm zegt dat er geen argument is als ze religieus en deugdzaam worden,
maar wat valt er te zeggen over een bhakta die zelfs tot het moment van sterven niet in staat
is om zulk slecht gedrag op te geven? In antwoord hierop zegt Bhagavn krachtig en boos:
kaunteya pratijnhi na me bhakta praayati, Zelfs wanneer hij sterft komt hij niet ten
val, maar degenen die zich hardvochtig tegen hem uitspreken wegens gebrekkige logica
zullen dit niet accepteren. Zo denkend sprak Ka bemoedigende woorden tot Arjuna, die
overmand was door verdriet en twijfel. O Kaunteya, ga, terwijl je een groot kabaal maakt
met pauken, naar het assemblee van degenen die dit betwisten en verkondig met beide
armen omhoog geheven en zonder dat je enige twijfel hebt, dat een bhakta van Mij nooit
vernietigd wordt, zelfs niet wanneer hij zich slecht gedraagt. Integendeel, hij wordt
succesvol. Op deze manier zullen al hun onlogische woorden vernietigd worden door jouw
eloquentie en zullen ze beslist beschutting van je nemen, en je als hun guru aanvaarden.
Hier kan de volgende vraag worden gesteld: Waarom vraagt Bhagavn aan Arjuna om
deze verkondiging kenbaar te maken in plaats van dat Hij dat zelf doet? Zoals Bhagavn zegt
in Bhagavad-gt (18.65): Je zult Me zeker bereiken. In werkelijkheid leg Ik deze gelofte af
omdat je Me zeer dierbaar bent. Dus waarom zegt Bhagavn niet: O Kaunteya, Ik verklaar
dat Mijn bhakta nooit verloren gaat? In antwoord hierop wordt er gezegd dat Bhagavn op
dat moment dacht, Ik kan nog niet de minste belediging aan het adres van Mijn bhaktas
tolereren en daarom breek Ik in vele gevallen soms Mijn eigen gelofte, ook al moet Ik als
gevolg daarvan vele beledigingen aanvaarden. Op deze manier bescherm Ik de woorden van
Mijn bhakta, net zoals Ik in dit gevecht de woorden van Bhma zal beschermen door Mijn
eigen gelofte te breken. De niet-toegewijden en cynici zullen Mijn gelofte bespotten, maar
de woorden van Arjuna zullen als in steen gekerfde tekens zijn. Om deze reden liet Ka
deze gelofte afleggen door Arjuna.
Nadat ze over de anany-bhakti van zon ongemanierde persoon hebben gehoord, zullen
sommigen denken dat een anany-bhakta alleen iemand is die geen adharmika
eigenschappen heeft zoals treurnis, begoocheling en woede, welke allemaal ontstaan uit
gehechtheid aan vrouw, kinderen enzovoorts. Maar zon uitleg door zogenaamde geleerden
dient verworpen te worden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sdhakas van anany-bhakti hebben van nature een afkeer tegen onfatsoenlijk of
kwaad gedrag en zullen dat altijd hebben. Maar, als de anany-bhakta per ongeluk of door de
wil van de voorziening slecht gedrag vertoont, is die neiging slechts tijdelijk. De
onvoorstelbare invloed van anany-bhakti gaat er niet door verloren. De neiging om zich te
misdragen wordt spoedig verwijderd door de onvoorstelbare invloed van anany-bhakti die
zich in het hart bevindt, en zulke personen zullen vrij worden van vroomheid en zonde en
bereiken allerhoogste vrede ontstaan uit bhakti. Anany-bhaktas gaan nooit verloren. In
de huidige loka laat Ka, die Zijn bhaktas zeer toegenegen is, Zijn meest dierbare vriend
Arjuna deze gelofte afleggen. Deze verklaring vindt men ook terug in Nsiha Pura:
bhagavati ca harv ananya-cet
bha-malino pi virjate manuya
na hi aa-kala-cchavi kadcit
timira-parbhavatm upaiti candra
Die bhaktas wiens gedachten uitsluitend opgaan in r Hari bevinden zich altijd in hun
eigen glorie, ook al ziet men dat ze zich extern bezighouden met afschuwelijk gedrag.
Dit komt doordat de invloed van bhakti zich in hun hart bevindt. Dit wordt vergeleken
met de volle maan waar donkere vlekken op zitten, ook al wordt deze nooit bedekt door
duisternis.
r Bhagavn heeft ook gezegd:
bdhyamno pi mad-bhakto / viayair ajitendriya
prya pragalbhay bhakty / viayair nbhibhyate
rmad-Bhgavatam (11.14.18)
Mijn beste Uddhava, als Mijn bhakta zijn zintuigen niet volledig heeft bedwongen, kan
hij geteisterd worden door materile verlangens, maar vanwege zijn vastberaden
bhajana aan Mij, zal hij niet verslagen worden door zinsbevrediging.
In zijn commentaar op deze loka, schrijft rla Vivantha Cakravart hkura: Zelfs
degenen die zich nog maar in het beginstadium van sdhana-bhakti bevinden worden
succesvol en gezegend, om maar te zwijgen van degenen die geleidelijk aan de stadia van
nih en bhva bereiken, en wat te zeggen van uddha bhaktas bij wie bhva zich al in het
hart heeft gemanifesteerd.
In de literatuur die jna-mrga (het pad van jna) behandelt, worden zowel een jn
die zich onfatsoenlijk gedraagt als zijn jna bekritiseerd. Maar in de bhakti stras worden
hij en zijn bhakti niet bekritiseerd, zelfs niet wanneer een bhakta zich onfatsoenlijk
gedraagt. In dit opzicht zegt Karabhjana i, een van de Nava-yogendras, het volgende:
sva-pda-mla bhajata priyasya
tyaktnya-bhvasya hari parea
vikarma yac cotpatita kathacid
dhunoti sarva hdi sannivia
rmad-Bhgavatam (11.5.42)
Het is niet mogelijk voor die prem-bhaktas die zich bezighouden met exclusieve
bhajana aan de lotusvoeten van hun meest dierbare r Ka, alle andere gedachten,
geloven en activiteiten opgegeven hebbend, om zich in te laten met zondige
activiteiten. Echter, als ze dit op een of ander manier toch doen, maakt r Hari door in
hun hart te zitten alles schoon en zuivert hun harten.
Iemand zou kunnen zeggen dat een bhakta die zich inlaat met zondige activiteiten daar
voor zou moeten boeten, maar rmad-Bhgavatam (11.20.25) verklaart:
yadi kuryt pramdena / yog karma vigarhitam
yogenaiva dahed aho / nnyat tatra kadcana
Een bhakti-yog laat zich nooit in met een afschuwelijke daad, maar als hij op een
gegeven moment onopzettelijk een overtreding maakt, dan dient hij deze zonde enkel
via het proces van bhakti te vernietigen; hij dient geen andere moeilijke
boetedoeningen, zoals cndryaa, aan te wenden.
In r Bhakti-rasmta-sindhu wordt dezelfde conclusie getrokken:
niiddhcrato daivt / prayacittn tu nocitam
LOKA 32
O Prtha, door beschutting te nemen van Mij, zijn zelfs personen van zondige
afkomst, evenals vrouwen, handelaars, dras, of wie dan ook, er zeker van dat ze de
allerhoogste bestemming bereiken.
SRRTHA-VARI
Op deze manier houdt bhakti aan Mij geen rekening met de toevallige discrepanties
van iemand die zich onfatsoenlijk gedraagt vanwege karma. Wat is hier verwonderlijk aan?
Mijn bhakti let niet op de natuurlijke, inherente gebreken in degenen die zich slecht
gedragen, simpelweg vanwege hun sociale klasse. Antyaja (degenen die zich buiten het
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka verklaarde Bhagavn dat een sdhaka die zich toegewijd bezighoudt
met de beoefening van anany-bhakti als heilig beschouwd dient te worden, zelfs wanneer er
extern wat incidenteel slecht gedrag in hem wordt waargenomen. Nu, in de huidige loka
legt Bhagavn uit dat degenen die beschutting nemen van Hem door aan anany-bhakti te
doen, zelfs wanneer ze geboren zijn in zondige cla of mleccha families, in dra families,
of zelfs prostituees die zich van nature bezighouden met ongeoorloofde activiteiten, allemaal
zeer spoedig de allerhoogste bestemming bereiken door de invloed van bhakti aan r Ka,
wat zelfs voor yogs zeldzaam is.
In rmad-Bhgavatam (2.4.18) zegt r ukadeva Gosvm: kirta-hndhra-pulindapulkaa Kirta, Ha, ndhra, Pulinda, Pulkaa, bhra, umbha, Yavana, Khasa en alle
anderen die verslaafd zijn aan zondige activiteiten kunnen gezuiverd worden door hun
toevlucht te nemen tot de bhaktas van r Hari, omdat Hij de allerhoogste macht is. Ik
breng mijn eerbetuigingen aan Hem.
rla Vivantha Cakravart hkura schrijft in zijn commentaar op deze loka:
Simpelweg door begiftigd te worden met een vleugje van keval-bhakti, kunnen zelfs de
meest zondige personen perfectie bereiken. Degenen die van lage komaf zijn door kaste of
geboorte, zoals de Kirtas en degenen die zondige handelingen verrichten, worden alleen
gezuiverd door bhakti wanneer ze een uddha-vaiava aanvaarden als hun guru. Louter door
de beschutting te aanvaarden van de lotusvoeten van een sad-guru, wordt iemand volkomen
zuiver en vrij van de gebreken die voortkomen uit zijn geboorte en handelingen.
In Bhakti-rasmta-sindhu zegt rla Rpa Gosvm dat bhakti zowel prrabdha (zondige
reacties die zich hebben gemanifesteerd in het huidige materile lichaam) als aprrabdha
(zondige reacties die zich nog niet hebben gemanifesteerd) vanaf de wortel vernietigt. De
Kirtas zijn bijvoorbeeld onzuiver omdat ze in een lage sociale klasse worden geboren.
Zonde in de vorm van lage kastegeboorte is prrabdha-karma en wordt door slechts een
vleugje van bhakti verwijderd.
Met betrekking tot dit punt zegt rla Vivantha Cakravart hkura verder: In het
praktische leven identificeren onwetende personen degenen die vaiava-dk hebben
aanvaard via hun dynastie of sociale klasse. Vanuit het spirituele perspectief blijven gn
van de gebreken van geboorte en sociale klasse, oftewel kaste, in iemand die dk heeft
genomen. Dit is de realiteit. Toch leggen zulke onwetende personen een overmatige nadruk
op de geboorte en sociale klasse van iemand die dk heeft genomen van een sad-guru. Als
gevolg hiervan zullen ze zelf ten val komen. Zulke veroordeling zal de persoon die initiatie
heeft genomen echter geen kwaad doen. Iemand die de Vaiavas bekritiseert moet daar
zelf voor boeten. Devahti zei ook:
yan-nmadheya-ravanukrtand
yat-prahvad yat-smarad api kvacit
vdo pi sadya savanya kalpate
kuta punas te bhagavan nu darant
rmad-Bhgavatam (3.33.6)
Simpelweg door Uw naam te horen en reciteren, door eerbetuigingen te brengen aan U
en door aan U te denken, wordt zelfs een cla onmiddellijk gekwalificeerd om een
soma-yaja (een hemelse, Vedische offerande) te verrichten, zonder te wachten op een
volgende geboorte om dit te kunnen doen. O Bhagavn! Wat te zeggen van de
onvergelijkbare invloed van Uw darana?
rla Bhaktisiddhanta Sarasvat hkura schrijft: Deze loka is niet gesproken voor
gewone clas (hondeneters) die naar gelang hun prrabdha-karma geboorte hebben
genomen in een gevallen familie, en zich voor de rest van hun leven bezig blijven houden
met afschuwelijke daden die bij hun sociale klasse passen. Integendeel, deze loka is
gesproken voor Vaiavas die, nadat ze geboorte hebben genomen in een familie van
hondeneters, hun interesse in de afschuwelijke bezigheden van hun familietraditie verliezen
en, na dk te hebben genomen van een sad-guru, zich bezig blijven houden in de dienst
van r Bhagavn.
Het staat vast dat degenen die gezegend zijn met een vrome aard in hun vorige leven al
het gedrag van een brhmaika traditie met onwrikbaar geloof hebben gevolgd. In hun
LOKA 33
Welke twijfel kan er daarom nog bestaan dat vrome brhmaas en heilige
koningen bhaktas kunnen worden? Houd je daarom, nu je naar deze tijdelijke en
ellendige wereld bent gekomen, bezig met het verrichten van Mijn bhajana.
SRRTHA-VARI
Als dit hun bestemming is, wat dan te zeggen van de bhaktas die brhmaas zijn, die
geboren zijn in goede families en die van zuiver gedrag zijn. Daarom, O Arjuna, lever
liefdevolle dienst aan Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Als degenen die zijn geboren in een lage familie en zich slecht gedragen erg snel goed
gedrag ontwikkelen door hun toevlucht te nemen tot anany-bhakti, en dus de allerhoogste
bestemming kunnen bereiken, hoe verwonderlijk is het dan dat degenen die in een goede
familie zijn geboren en wiens gedrag zuiver is ook de allerhoogste bestemming bereiken door
exclusieve beschutting te nemen van r Bhagavn? Door Arjuna het onderwerp van zijn
leer te maken, geeft r Ka aan alle jvas de opdracht om bhajana aan Zijn eeuwig
gelukzalige svarpa te verrichten zolang ze in deze tijdelijke en ellendige wereld verblijven.
In deze loka wordt afgekondigd dat de materile wereld veranderlijk, vergankelijk en
ellendig is, maar ze wordt niet beschreven als onecht. Sommige filosofen verbeelden zich dat
de wereld onecht is, maar dit idee gaat tegen het principe van Bhagavad-gt in. De dhma
van r Ka wordt aprkta-jagat, oftewel de transcendentale wereld, genoemd, en ze is
eeuwig en gelukzalig. Jvas die dat verblijf bereiken komen nooit ten val van daar.
LOKA 34
Laat je geest altijd opgaan in Mij, word Mijn bhakta, wijd jezelf toe aan aanbidding
van Mij en breng eerbetuigingen aan Mij. Op deze manier, met lichaam en geest
volledig overgegeven in Mijn dienst, zul je Me zeker bereiken.
SRRTHA-VARI
Met de woorden man-man besluit r Bhagavn dit hoofdstuk door het proces van
bhajana uit te leggen. tmnam betekent, gebruik je lichaam en geest in Mij en verricht
bhajana aan Mij. Louter het in aanraking komen met bhakti zuivert iedereen, of ze nu
gekwalificeerd zijn of niet. Dit wordt beschreven in het Negende Hoofdstuk dat de titel
rja-guhya heeft.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Negende Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het allerhoogste doel van elke jva is het bereiken van ka-prema, zuivere liefde voor
r Ka. Het verrichten van anany-bhakti is het enige middel om dit doel te bereiken.
Alleen uddha-jvas zijn geschikt om bhajana van r Bhagavn, de para-tattva (de
Allerhoogste Absolute Waarheid), te verrichten. De svarpa van r Ka is het hoogste
doel van aanbidding voor uddha-jvas. Tenzij men deze siddhnta volkomen begrijpt, kan
zijn streven naar het allerhoogste doel (paramrtha) niet op zuivere wijze worden
uitgevoerd.
uddha-bhakti, die volkomen vrij is van jna, karma en yoga, werd uitgelegd in
Hoofdstukken Zeven en Acht. In het Negende Hoofdstuk werd de allerhoogste
aanbiddenswaardige tattva uitgelegd. Om deze tattva te staven, is het noodzakelijk om de
gebreken die voortkomen uit het aanbidden van andere devs en devats, die ook de
aanbiddenswaardige realiteit lijken te zijn, te beschrijven. Daarom werd de eeuwig perfecte
natuur van de meest zuivere en bewuste svarpa van r Ka wetenschappelijk bewezen.
De jn, yog en degenen die yajas verrichten, aanbidden alleen manifestaties zoals het
onpersoonlijke brahma en ook Paramtm, die gedeeltelijke manifestaties zijn van
Bhagavn, die een eeuwige svarpa heeft. Een uddha-bhakta, echter, aanbidt deze
gedeeltelijke manifestaties van de Absolute niet; hij aanbidt enkel de eeuwige gedaante van
r Ka.
Het is vanwege uiterste onwetenheid dat iemand devas en devs afzonderlijk van de
eeuwige gedaante van Ka aanbidt, omdat hij door de aanbidding van deze devats slechts
gedeeltelijk zijn bestemming kan bereiken. Men dient de aanbidding van andere devs en
devas binnen het bhakti-yoga proces volledig op te geven en, met geen bijbedoelingen en
met onwrikbaar geloof, dient men zijn lichaam in stand te houden terwijl men zich
bezighoudt met navadha-bhakti (de negen takken van bhakti) zoals ravaam, krtanam en
smaraam van r Ka alleen. Zulke anany-bhaktas (exclusieve toegewijden) zijn
superieur aan karms, jns en yogs, ook al gedragen die anany-bhaktas zich slecht in
het aanvankelijke stadium. Derhalve zijn ze zeker heilig omdat ze binnen een paar dagen
verankerd zullen raken in hun ekntika-bhva en hun karakter in alle opzichten zuiver
wordt.
Alleen uddha-bhakti aan Bhagavn zal het hierboven beschreven resultaat van prema
voortbrengen. De uddha-bhakta van Bhagavn wordt nooit vernietigd, noch kan hij ten val
komen omdat Bhagavn persoonlijk voor hem zorgt en hem beschermt. Vandaar dat
degenen die intelligent zijn hun lichaam simpelweg in stand houden om uddha-bhakti aan
r Bhagavn te verrichten.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Negende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK TIEN
Vibhti-Yoga
Yoga Via het Waarderen van
De Volheden van r Bhagavn
LOKA 1
JhHkxokuqokp
Hkw; ,o egkckgks k`.kq es ijea op%A
;ksga izh;ek.kk; o{;kfe fgrdkE;;k
r-bhagavn uvca
bhya eva mah-bho / u me parama vaca
yat te ha pryamya / vakymi hita-kmyay
r-bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; bhyahwederom; evazelfs; mahbhoO sterk-gearmde strijder; uhoor; meMijn; paramamhogere; vaca
instructie; yatdoor welke; tetot jou; ahamIk; pryamyadie liefde heeft (voor
Mij); vakymizal spreken; hita-kmyayomdat Ik jouw welzijn verlang.
r Bhagavn zei: O Mah-bho, hoor nogmaals Mijn instructies, die superieur zijn
aan wat Ik hiervoor heb gesproken. Omdat Ik jouw ultieme welzijn verlang, zal Ik
deze kennis aan je onthullen vanwege de liefde die je voor Me hebt.
SRRTHA-VARI
In het Zevende Hoofdstuk en eerdere hoofdstukken was de bhakti-tattva die gesproken
werd doordrongen van kennis van Bhagavns aivarya aspect. Diezelfde bhakti-tattva, die
ook bekend staat als bhagavad-vibhti, wordt in dit Tiende Hoofdstuk samen met haar
vertrouwelijke betekenis beschreven.
Vanaf het Zevende Hoofdstuk en verder wordt de aivarya van het doel van
aanbiddingr Bhagavnbeschreven. Kennis van diezelfde aivarya wordt nu uitgebreid
gegeven ten genoegen van personen die gezegend zijn met toewijding voor Hem. Ka zegt
in rmad-Bhgavatam (11.21.35): paroka-vd aya paroka ca mama priyam, De
verklaringen van de is zijn indirect (paroka) en Ik geniet er ook van om op deze manier
te spreken. Volgens deze verklaring zorgt Kas indirecte manier van spreken er voor dat
deze onderwerpen een beetje moeilijk te begrijpen zijn. Om deze reden spreekt Hij deze
loka die begint met het woord bhya (wederom), wat inhoudt dat Hij rja-vidy rjaguhya idam (de meest vertrouwelijke kennis) herhaalt, zodat Arjuna het beter kan
begrijpen. O Mah-bho! Net zoals jij de superieure kracht van je armen hebt getoond, ben
je ook in staat om de superieure kracht van je intelligentie te tonen. Voor jou, die bereid
bent om te luisteren, wordt het woord u (hoor) gebruikt om te verzekeren dat je
onthoudt wat er tegen je gezegd wordt. Het woord paramam betekent dat deze kennis zelfs
superieur is aan datgene wat hiervoor werd gesproken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In het Zevende, Achtste en Negende hoofdstuk legt r Ka de aivarya (volheid) van
de hoogste aanbiddenswaardige Realiteit (bhajanya paramevara-tattva) uit. In het Tiende
Hoofdstuk beschrijft hij Zijn vibhtis (majestueuze volheden). Volgens de Sandarbhas van
rla Jva Gosvm betekent paroka-vda het geheim houden van dat wat het meest
verheven en zeldzaam is, en wat niet aan iedereen gegeven dient te worden, en om het dan
op een indirecte manier uit te leggen. Paroka-vda is de aard van de Vedas. Het is ook de
aard van Bhagavn [om Zichzelf verborgen te houden]. r Caitanya-caritmta (di-ll
3.88) verkaart:
pan lukite ka nana yatna kare
tathpi thra bhakta jnaye thre
LOKA 2
SRRTHA-VARI
Deze tattva kan alleen begrepen worden door Mijn speciale genade, en op geen enkele
andere manier. Daarom spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden na me.
Mama-prabhvam betekent, Zelfs de devas kennen de meest buitengewone tattva
betreffende Mijn geboorte uit Devak niet. Als men hierop de vraag stelt dat de devas
wellicht deze tattva niet kunnen begrijpen omdat ze verzonken zijn in zintuiglijk genot,
maar dat de is deze tattva toch zeker wel kennen, dan is het antwoord, Nee, zelfs de is
hebben geen kennis van deze tattva, omdat Ik in elk opzicht hun oorspronkelijke oorzaak
ben. De zoon kent de feiten van de geboorte van zijn vader niet en, evenzo, kennen de is
de tattva betreffende Mijn transcendentale verschijning en ll in deze wereld niet.
Bhagavad-gt (10.14) verklaart: O Bhagavn, noch de devas, noch de asuras of wie dan
ook kunnen de tattva van Uw geboorte en verschijning in deze wereld begrijpen. Aldus
betekent het woord prabhava Uw geboorte en verschijning in deze wereld. Het is niet
nodig om zich enige andere betekenis in te beelden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Kas genade kan op geen enkele andere manier dan bhakti verkregen worden. Zonder
Zijn genade, maar op kracht van zijn eigen inspanning, kan iemand de tattva van Bhagavn
niet begrijpen, ook al probeert hij het op honderden manieren. Er wordt gezegd in rmadBhgavatam (4.29.42-44):
prajpati-pati skd / bhagavn girio manu
dakdaya prajdhyak / naihik sanakdaya
marcir atry-agirasau / pulastya pulaha kratu
bhgur vasiha ity ete / mad-ant brahma-vdina
adypi vcas-patayas / tapo-vidy-samdhibhi
payanto pi na payanti / payanta paramevaram
Hoewel vele grote persoonlijkheden zoals Brahm, iva, de vier Kumras beginnend
met Sanaka, Bhgu en beroemde brahma-vds (jns) zoals Vasiha er naar
verlangen om darana te hebben van Paramevara en hier naar streven middels de
processen van tapasy, jna en samdhi, zijn ze tot op de dag van vandaag niet in staat
geweest om Mijn darana te verkrijgen.
Bovendien verklaart rmad-Bhgavatam (10.14.29):
athpi te deva padmbuja-dvayaprasda-lenughta eva hi
jnti tattva bhagavan-mahimno
na cnya eko pi cira vicinvan
O Bhagavn, U bent ondoorgrondelijk. Wie in deze drie werelden kan er begrijpen
waar, waarom, wanneer en hoe U Uw ll verricht? Toch, O Bhagavn, manifesteert U
Zich in de harten van Uw bhaktas, die zelfs maar het geringste spoortje van de genade
van Uw lotusvoeten hebben ontvangen. Zo worden ze gezegend en zijn ze de enigen die
de tattva van de glorie van Uw sac-cid-nanda svarpa kunnen begrijpen. Zelfs na
LOKA 3
Alleen degene die Mij kent als ongeboren, beginloos, en als Mahevara, de
Allerhoogste Bestuurder, is vrij van illusie, onder de stervelingen, en volledig verlost
van alle zonden.
SRRTHA-VARI
De volgende vraag kan worden gesteld. Kennen de devats en mahris de feiten over
de geboorte van Uw lichaam, dat parabrahma, oftewel wat de grenzen van alle ruimte en
tijd te buiten gaat, is?
Zijn borstkas aanrakend met Zijn wijsvinger, antwoordt r Ka door deze loka, die
begint met de woorden yo mm, te spreken. Alleen degene die Mij kent als ongeboren kent
Mij in waarheid.
Betekent dit dat alleen U de beginloze waarheid bent, en dat de grote Grootvader
Brahm dat niet is? Als Brahm zonder begin is, dan moet hij weten dat U Paramtm
zonder geboorte of oorzaak bent.
In antwoord hierop zegt r Bhagavn, yo mm vetti, etc. Alleen degene die Mij kent als
zijnde zonder begin of oorzaak, ongeboren en voortgekomen uit Vasudeva, is de werkelijke
kenner van de waarheid (tattva-ja). Het woord mm verwijst hier naar r Bhagavn, die
is voortgekomen uit Vasudeva. Volgens Mijn verklaring (in Gt 4.9), zijn Mijn geboorte
en activiteiten goddelijk. Omdat Ik Paramtm ben, wordt Mijn geboorteneming en Mijn
ongeboren blijven uitgevoerd door Mijn acintya-akti en zijn absoluut waar. In Gt (4.6)
wordt gezegd: Hoewel Ik ongeboren ben, neem Ik, die eeuwig en onveranderlijk ben,
geboorte. Uddhava heeft ook gezegd:
karmy anhasya bhavo bhavasya te
durgrayo thri-bhayt palyanam
kltmano yat pramad-yutrama
svtmam-rate khidyati dhr vidm iha
rmad-Bhgavatam (3.4.16)
O Prabhu! Hoewel U verlangenloos bent, verricht U daden, hoewel U ongeboren bent
neemt U geboorte, en hoewel U de dood in persoon bent, rent U uit angst voor de
vijand en verschuilt U zich in het fort van Dvrak; en hoewel u zelfvoldaan bent,
geniet U met zestienduizend vrouwen. Bij het zien van deze wonderbaarlijke
activiteiten raakt zelfs de intelligentie van grote geleerden verbijsterd.
Met betrekking hierop is er een loka door rla Rpa Gosvm, de auteur van r Laghu
Bhgavatmta: Hoewel de verbijstering van de geleerden niet feitelijk is, zou het toch
beter zijn als het afwezig zou zijn. Vandaar dat de acintya-akti de oorzaak is van Mijn
gevarieerde of tegenstrijdige natuur die hun verbijstering veroorzaakt. In Mijn Dmodarall leek Ik gelimiteerd te zijn, met Mijn buik gebonden door een kleine draad met
rinkelende belletjes, maar tegelijkertijd leek Ik oneindig te zijn, omdat Mijn buik niet
vastgebonden kon worden door de lange touwen van Yaod-maiy. Dit gaat alle redenering
te boven. Op dezelfde manier gaat Mijn nemen van geboorte en op hetzelfde moment niet
geboren worden ook alle redenering te boven.
Door het gebruik van het woord loka-mahevaram, wat de Allerhoogste Heer van het
universum betekent, legt Bhagavn Zijn zeer moeilijk te begrijpen aivarya uit. O Arjuna,
onder de menselijke wezens zijn alleen degenen jouw strijdwagenbestuurder kennen als
loka-mahevara (de Allerhoogste Heer van het universum) asammh, verlost van alle
zonden of obstakels voor bhakti. Degenen die denken dat Ik ongeboren en zonder begin ben,
en de aard heb van de Alerhoogste Bestuurder, etc., maar denken dat Ik geboorte slechts
imiteer, zijn sammh (begoocheld) en zijn niet verlost van zonde.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier wordt verklaard dat r Bhagavn aja, ongeboren, is. In het Tweede Hoofdstuk
worden de jvas ook als aja beschreven. Ook al zijn ze ongeboren, zijn ze vibhinna,
afgescheiden deeltjes van Bhagavn (zie Gt 15.7, mamaivo jva-loke). De jva is aucit,
een atomisch bewust wezen, maar Bhagavn is pracit, het volkomen bewuste wezen. De
jvas zijn in de greep van Bhagavns my, daar waar Bhagavn de meester van my is.
Het grofstoffelijke lichaam van de geketende jvas is veranderlijk, maar Kas lichaam is
sac-cid-nanda, onveranderlijk en eeuwig. Wanneer Hij neerdaalt in de materile wereld,
komt Hij in Zijn eigen eeuwige svarpa via het medium van Zijn yogamy-akti. Hij
bestond voor de schepping, Hij bestaat nu nog steeds en Hij zal blijven bestaan in de
toekomst. De volgende mantras uit de Vedas bewijzen deze conclusie ook: aham evsam
evgre, Alleen Ik bestond voor de schepping, toen er niets dan Mijzelf was (rmad-
LOKAS 4-5
SRRTHA-VARI
Degenen die kennis van stra hebben zijn niet in staat om simpelweg op kracht van
hun eigen intelligentie Mijn tattva te begrijpen. Intelligentie is van Mij alleen afkomstig, en
komt voort uit sattva-gua, wat zich in Mijn my-akti (materile energie) bevindt. Het
bezit geen onafhankelijke kwalificatie om Mijn tattva, welke gutta (buiten de drie
geaardheden) is, te doordringen en begrijpen.
Het is om deze reden dat r Bhagavn zegt, Er zijn drie eigenschappen die er indirect
voor zouden kunnen zorgen dat iemand tattva-jna van Mij verkrijgt: buddhi (het
vermogen om subtiele betekenissen vast te stellen), jnam (het onderscheid maken tussen
bewuste en onbewuste voorwerpen) en asammoha (de afwezigheid van angst). Maar deze
eigenschappen zijn niet de directe oorzaak van het verkrijgen van kennis van Mij. Geen
van de verschillende eigenschappen die men op verschillende momenten kan waarnemen
in mensen zijn onafhankelijk van Mij.
Daarom zegt r Bhagavn verder: Kam (verdraagzaamheid), satya
(waarheidlievendheid), dama (beheersing van de externe zintuigen) en ama (beteugeling
van de geest) zijn allemaal sttvika. Sukha is sttvika, dukha is tmasika, bhavo bhvo
(geboorte en dood) zijn een speciaal soort ellende, en angst is tmasika. Onbevreesdheid die
voortkomt uit kennis is sttvika, maar als deze ontstaat uit rajo-gua is het rjasika. Samat
houdt in dat men het geluk en verdriet van anderen als zijn eigen ellende en verdriet
beschouwt. Samat (gelijkmoedigheid) en ahis (geweldloosheid) zijn sttvika. Tui
(voldoening) is sttvika als het vrij is van illusie. Zo niet, dan is het rjasika. Wanneer
iemand vrij is van illusie, of van het gevoel dat hij de doener is, is zijn verrichting van tapa
(matiging) en dna (liefdadigheid) sttvika. Indien uitgevoerd door iemand die begoocheld
is, is het rjasika. Yaa (faam) en ayaa (beruchtheid) dienen op dezelfde manier
begrepen te worden. Ze zijn allemaal voortgekomen uit Mijn my, maar aangezien akti (de
energie) en aktimn (de energetische) niet verschillend zijn, dient het begrepen te worden
dat ze door Mij alleen worden gecreerd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier wordt vastgesteld dat Bhagavn alleen de oorspronkelijke, originele oorzaak en
bestuurder van allemaal is. Al het inerte of bewuste is gerelateerd aan Hem middels Zijn
acintya-bhedbheda-tattvahet fundamentele principe van onvoorstelbare gelijktijdige
eenheid en verscheidenheid tussen Bhagavn en Zijn veelsoortige vermogens.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Zelfs mensen met verfijnde
intelligentie die stra kennen, kunnen Mijn tattva niet begrijpen. De reden hiervoor is als
volgt: De kenmerken van de levende wezens omvatten intelligentie die het vermogen heeft
om subtiele onderwerpen te bevatten, het vermogen om onderscheid te maken tussen
datgene wat bewust is en dat wat niet bewust is, vrijheid van ongerustheid,
verdraagzaamheid, waarheidlievendheid, beteugeling van geest en zintuigen, geluk, leed,
geboorte, dood, geweldloosheid, gelijkmoedigheid, tevredenheid, matiging, liefdadigheid,
faam en beruchtheid. Ik ben van al deze dingen afzijdig, ook al ben Ik hun oorspronkelijke
oorzaak. Nadat men Mijn acintya-bhedbheda-tattva kent, valt er niets meer te kennen.
akti (energie) en aktimn (het energetische) zijn beiden niet verschillend en verschillend.
Evenzo ben Ik, aktimn, en alles in deze immer veranderende wereld, die is voortgekomen
uit Mijn energie, verschillend maar toch eeuwig niet verschillend.
LOKA 6
eg"kZ;% lIr io
w sZ pRokjks euoLrFkkA
ekok ekulk tkrk ;s"kka yksd bek% iztk%
maharaya sapta prve / catvro manavas tath
De zeven maharis, zoals Marci; voorafgaand aan hen de vier brahmaris, zoals
Sanaka; en de veertien Manus, zoals Svyambhuva, zijn allemaal voortgekomen uit
Mijn gedaante van Hirayagarbha (Viu), via Mijn geest. Dit menselijke ras werd
bevolkt met hun nageslacht of discipelen, zoals brhmaas en katriyas.
SRRTHA-VARI
Na te hebben uitgelegd dat degenen met eigenschappen zoals intelligentie, kennis en
vrijheid van bezorgdheid en angst niet in staat zijn om kennis van Zijn tattva te bevatten,
legt r Bhagavn wederom de realiteit van hun gebreken uit. Met andere woorden, deze
eigenschappen komen van Ka alleen. Ka spreekt deze loka die begint met het woord
maharaya. De zeven maharis zoals Marci en, voorafgaand aan hen, de vier Kumras en
de veertien Manus zoals Svyambhuva zijn allemaal uit Mij voortgekomen, dat wil zeggen,
uit Mijn gedaante van Hirayagarbha. Zij zijn uit Mijn geest enzovoorts voortgekomen. De
aarde is bevolkt met brhmaas en katriyas die de zonen, kleinzonen, discipels en
grootdiscipels zijn van Marci, Sanaka enzovoorts.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier geeft r Bhagavn de genealogische synopsis van het universum, dat uit Hem is
voortgekomen. Brahm, die voortgekomen was uit de energie van Mahaviu die bekend
staat als Hirayagarbha, was de eerste jva in dit universum. De vier KumrasSanaka,
Sananda, Santana en Sanat-kumrawaren de eersten die uit Brahm voortkwamen.
Daarna kwamen de zeven wijzen, Bhgu, Marci, Atri, Pulastya, Pulaha, Kratu en Vasiha,
en na hen kwamen de veertien Manus(1) Svyambhuva, (2) Svrocia, (3) Uttama, (4)
Tmasa, (5) Raivata, (6) Ckua, (7) Vaivasvata, (8) Svari, (9) Dakasvari, (10)
Brahmasvari, (11) Dharmasvari, (12) Rudra-putra (Svari), (13) Rocya (Devasvari)
en (14) Bhautyaka (Indrasvari). Zij waren allemaal voortgekomen uit Hirayagarbha, die
begiftigd is met Kas energie. Hun nageslacht, een reeks van discipels en grootdiscipels
zoals brhmaas, bevolkten de gehele wereld.
LOKA 7
Hij wie al Mijn vibhtis en de principes van bhakti-yoga in waarheid kent, wordt
begiftigd met onwrikbare tattva-jna van Mij. Dit lijdt geen twijfel.
SRRTHA-VARI
rmad-Bhgavatam (11.14.21) verklaart: bhaktyaham ekay grhya, Ik word alleen
bereikt door ekntika-bhakti. Alleen Mijn ekntika-bhaktas, die door Mijn genade sterk
thestisch geloof hebben in Mijn verklaringen, worden zich bewust van Mijn tattva. Om
deze reden spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord etm. Degenen die de
tattva van de eerder beschreven vibhtis en de principes van bhakti-yoga kennen, zijn
verankerd in het inzicht dat dit de woorden zijn van hun Prabhu, r Ka, en dat deze
zeker de Allerhoogste Realiteit zijn. Zij worden begiftigd met yoga door verankerde kennis
van Mijn tattva. Dit lijdt geen twijfel.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er zijn vele devats op verschillende planeten die zijn aangesteld om dit universum in
stand te houden. Onder hen zijn Brahm, de vier Kumras, de zeven wijzen en de
voorvaders prominent. Aangezien zij allemaal oorspronkelijk uit Bhagavn r Ka zijn
voortgekomen, is Hij de grootvader van alle grootvaders. Met kennis van Kas aivarya,
dient men bhajana aan Hem te verrichten met verankerd geloof en zonder enige twijfel.
Zonder juiste kennis van r Kas grootheid, is het niet mogelijk om anany-bhakti aan
hem te verrichten.
LOKA 8
Ik ben de bron van zowel de gewone als de spirituele werelden. Alles vloeit voort
uit Mij. De wijzen die dit goed weten verrichten Mijn bhajana met bhva in hun
harten.
SRRTHA-VARI
Terwijl Hij Zijn vibhtis (majestueuze kenmerken) uitlegt, die gekenmerkt worden door
opperste aivarya, zegt r Bhagavn, Ik ben de originele oorzaak en bron van al het
materile en spirituele. Genspireerd door Mijn Antarym svarpa, houdt het hele
universum zich bezig met werk, en door de inspiratie afkomstig van Mijn avatras zoals
Nrada, gaat iedereen zich bezighouden met de sdhana (beoefening) van bhakti, jna,
tapasy en karma etc., voor het bereiken van hun respectieve doeleinden (sdhya). Bij het
definiren van ekntika bhakti-yoga, zegt r Bhagavn: iti matv. Door verankerd te zijn in
dit soort thestische kennis en begiftigd te zijn met bhvas zoals dsya en sakhya
(dienaarschap en vriendschap), zijn degenen die Mijn bhajana verrichten paitas
(degenen die de essentie van de Vedas kennen).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka is de oorsprong van zowel de aardse als de spirituele scheppingen. Zulke
tattva-jna is ongetwijfeld verkrijgbaar uit de instructies en genade van de tattva-vit
Vaiavas. Enkel met behulp van zulke transcendentale kennis (tattva-jna) kunnen de
gedachten van sdhus verankerd raken in uddha-bhakti aan r Ka. Men kan geen
zuivere tattva-jna bemachtigen door de instructie te ontvangen die afkomstig is van
moderne zelfverzonnen commentaren die verstoken zijn van bhakti, door te horen van
begoochelde zogenaamde gurus die verstoken zijn van tattva-jna. Noch kan men zijn
voordeel halen door de instructies van zogenaamde bhaktas te ontvangen. Dit wordt ook
bevestigd in rmad-Bhgavatam (4.7.50):
aha brahm ca arva ca / jagata kraa param
tmevara upadra / svaya-dg avieaa
Heer Viu antwoordde: Brahm, iva en Ik zijn de allerhoogste oorzaak van de
materile manifestatie. Ik ben de Superziel en de onafhankelijke getuige. Maar in n
opzicht zijn we niet verschillend omdat alles in Mij rust.
De Varha Pura verklaart ook:
nryaa paro devas / tasmj jta caturmukha
tasmd rudro bhavad deva / sa ca sarvah-jat gata
r Nryaa is de Allerhoogste Heer en uit Hem alleen komen Brahm, Rudra, etc.,
voort. r Nryaa is alwetend.
Deze Nryaa is de vaibhva-vilsa (spel en vermaak expansie van volheid) van Ka.
Elders in de Vedas wordt Ka ook beschreven als de zoon van Devak: brahmayo devakputr (Nryaa Upaniad 4).
LOKA 9
SRRTHA-VARI
Door Mijn genade bereiken alleen anany-bhaktas buddhi-yoga, en hoewel tattvajna, wat verrijkt wordt door de hierboven vermelde kenmerken, moeilijk voor te stellen
is, bereiken zij het. Mac-citt verwijst naar degenen van wie de geest aangetrokken is tot
het proeven van de zoetheid van Mijn nma, rpa, gua en ll. Mad-gata-pr verwijst
naar degenen die niet in leven kunnen blijven zonder Mij, net zoals iemand niet in leven
kan blijven zonder voedsel. Bodhayanta betekent dat zulke mensen elkaar met grote
genegenheid verlichten over de svarpa en tattva van bhakti. Mm betekent, Mijn rpa,
gua en ll zijn een grote oceaan van zoetheid. Zij verkrijgen gelukzaligheid terwijl ze Mijn
zoete rpa, gua, enzovoorts, beschrijven en deze luid bezingen. Op deze manier zijn
ravaam, krtanam en smaraam superieur aan alle andere processen van bhakti. Ananybhaktas krijgen alleen voldoening en gelukzaligheid door dit type bhakti te verrichten. Dit
is het geheim. Met andere woorden, door goed geluk verkrijgen ze ook voldoening, en zelfs
gedurende sdhana-da (het stadium van beoefening) verrichten ze ongehinderde bhajana,
nadenkend over hun sdhya-da (toekomstige stadium van perfectie) van het spelen met
Ka. De verklaringen van r Bhagavn hier beschrijven louter rgnug-bhakti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka legt r Ka de aard van Zijn anany-bhaktas en de variteiten
van bhakti uit. Het woord mad-gata-pr betekent hier, Mijn bhaktas zijn niet in staat
om zichzelf in leven te houden zonder Mij, net zoals een vis niet kan blijven leven zonder
water. Als een vis vanuit het water op het land springt met het verlangen om gelukkig te
worden, zal de vis zeker sterven. Op dezelfde manier zijn de jvas die gekant zijn tegen r
Hari zo goed als dood, ook al leven ze nog.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt: Het karakter van
degenen van wie de geest exclusief is toegewijd aan Mij is als volgt: Door hun geest en
levens volledig aan Mij te offeren, wisselen ze onderling hun bhvas uit en blijven ze zich
bezighouden met het verheerlijken van Mijn lls enzovoorts. Op deze manier bereiken ze
middels ravaam en krtanam het geluk van bhakti. Nadat ze hun sdhya (doel) hebben
bereikt, dat wil zeggen, na het verkrijgen van zuivere prema middels het beoefenen van
rganug-bhakti (spontane toewijding), ervaren ze het genot van het direct genieten met
Mij in Vraja in madhura-rasa, de luim van zoetheid.
LOKA 10
Aan degenen die met liefde bhajana aan Mij verrichten en verlangen naar Mijn
eeuwige associatie, schenk Ik de transcendentale kennis waardoor ze tot Mij kunnen
komen.
SRRTHA-VARI
Dus, ze bereiken voldoening en gelukzaligheid. Volgens Uw verklaring, bereiken Uw
bhaktas alleen ultieme gelukzaligheid door bhakti aan U te verrichten. Het is daarom
duidelijk dat zij zich buiten de geaardheden der materile natuur zijn. Maar hoe krijgen ze
directe realisatie van U, en van wie leren ze het proces om het te bereiken? Anticiperend
op deze vraag van Arjuna, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord tem.
Ik wek Zelf alle natuurlijke neigingen op in de harten van degenen die naar eeuwige
omgang met Mij verlangen zodat ze dit kunnen bereiken. Deze buddhi-yoga kan niet worden
bereikt door individuele inspanning, noch kan het van iemand anders worden verkregen.
Het wordt door Mij alleen begiftigd en enkel zulke liefdevolle bhaktas zijn gekwalificeerd
om het te ontvangen. Nadat ze gezegend zijn met deze buddhi-yoga, bereiken ze Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka verklaart hoe anany-bhaktas directe realisatie van r Ka verkrijgen.
Ka zegt, Aan degenen die voortdurend met liefde Mijn bhajana verrichten, schenk Ik
Zelf buddhi-yoga waardoor ze eenvoudig directe realisatie van Mij verkrijgen.
Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam (4.28.41):
skd bhagavatoktena / guru hari npa
viuddha-jna-dpena / sphurat vivato-mukham
O Koning, als de guru van Malayadhvaja verlichtte Bhagavn Zelf zijn hart met het
licht der kennis.
Dit wordt ook uitgelegd in Vednta-stra (3.8.48): vienugraha ca, Men kan Ka
alleen zien door Zijn genade.
LOKA 11
rs"kkesokuqdEikFkZegeKkuta
re%A
uk'k;kE;kReHkkoLFkks Kkunhisu HkkLork
tem evnukamprtham / aham ajna-ja tama
naymy tma-bhva-stho / jna-dpena bhsvat
temvoor hen; evaenkel; anukampa-arthamuit mededogen; ahamIk; ajna-jam
ontstaan uit onwetendheid; tamaduisternis (in de vorm van het materile bestaan);
naymiIk vernietig; tma-bhva-sthabevindend in de intelligentie (van de jvtm);
jna-dpenamet de lamp van transcendentale kennis;bhsvatmet de fel brandende.
SRRTHA-VARI
Arjuna kan vragen, U kunt toch zeker niet worden bereikt door iemand die geen ware
kennis (vidy-vtti) heeft verworven. Dat is waarom men naar vidy zal streven. In
antwoord hierop, zegt r Bhagavn, Nee, nee. Ik ben aan het uitleggen dat Ik alleen Mijn
anany-bhaktas zegen, geen yogs of anderen. Ik ben Zelf altijd enthousiast om Mijn genade
aan hen te schenken dus hoeven zij geen vrees te ondergaan om het te verwerven. Door de
kern van hun intelligentie binnen te gaan (tma-bhva-stha), verdrijf Ik het duister van
hun harten met de lamp der kennis (jna-dpena). De jna die iemand inlicht over Mij is
niet sttvika; ze is nirgua. En omdat deze jna ontstaan is uit bhakti, is ze speciaal, zelfs
wanneer het vergeleken wordt met andere vormen van nirgua-jna. Alleen met de lamp
van deze bepaalde jna vernietig Ik de duisternis in hun harten. Dus, waarom zouden ze er
moeite voor doen? Voor degenen die Mij exclusief toegewijd zijn, neem Ik hun
instandhouding en hun benodigdheden op Me. In overeenstemming met deze loka uit
Gt (9.22), aanvaardt r Bhagavn de last van het voldoen aan alle materile en spirituele
behoeften van Zijn anany-bhaktas.
De bovenste vier lokas van de Gt, die bekend staan als catu-lok gt, vormen de
essentie van de Bhagavad-gt. Ze zijn algunstig en verjagen de ellende van de jva, die is
ontstaan uit onwetendheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hoewel jns en yogs kennis trachten te verkrijgen op kracht van hun eigen
intelligentie, blijven ze onsuccesvol. Alleen de anany-bhaktas, de toegewijden van r
Ka die exclusief beschutting nemen van Hem, kunnen door Zijn genade gemakkelijk
kennis van Hem verkrijgen. En aangezien de bhaktas niet in leven kunnen blijven zonder
Ka, zijn zij het allerhoogste doel van Zijn genade. r Baladeva Vidybhana citeert
Ka als zeggend: Omdat Ik tevredengesteld ben door hun ekntika-bhva, schenk Ik hen
volkomen genade en inspireer Ik ook hun intelligentie, net zoals Ik voor hun yoga en kema
zorg. De volledige verantwoordelijkheid voor hun handhaving ligt enkel bij Mij. Zij hoeven
nergens moeite voor te doen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt: Op deze manier kan onwetendheid
niet blijven bestaan in degenen zich bezighouden met het proces van bhakti-yoga.
Sommigen denken dat alleen degenen die naar tad-vastu (de Absolute Realiteit) proberen
te zoeken door opeenvolgend datgene wat atat (niet echt) is te elimineren volgens het
principe van neti-neti (ontkenning) ware kennis bereiken, en dat degenen die simpelweg
het proces van bhakti cultiveren niet in staat zijn om zulke zeldzame jna te verkrijgen. O
Arjuna, de grondgedachte is dat de onbeduidende jva nooit echte tattva-jna kan bereiken
op kracht van zijn eigen intelligentie. Het maakt niet uit hoeveel hij zich beraadt, hij kan
nooit ook maar een greintje zuivere jna bereiken. Maar als Ik hem zegen, dan kan de
onbeduidende jva eenvoudig volledige en diepgaande transcendentale kennis bemachtigen
door de invloed van Mijn acintya-akti. Simpelweg door in de harten van Mijn anany-
LOKAS 12-13
vtZqu mokp
ija cz ija /kke ifo=a ijea Hkoku~A
iq#"ka 'kk'ora fnO;ekfnnsoeta foHkqe~
nso"kukZjnLrFkkA
vkgqLRoke`"k;% losZ
vflrks nsoyks O;kl% Lo;a pSo czohf"k es
arjuna uvca
para brahma para dhma / pavitra parama bhavn
purua vata divyam / di-devam aja vibhum
hus tvm aya sarve / devarir nradas tath
asito devalo vysa / svaya caiva bravi me
arjuna uvcaArjuna zei; param brahmahet Allerhoogste Geestelijke; param dhma
het allerhoogste verblijf; pavitram paramamde meest zuivere; bhavnUwe Heerschap;
puruampersoonlijke gedaante; vatamde eeuwige; divyamgoddelijke; di-devam
de originele Heer; ajamongeboren; vibhumallesdoordringend; huspreken; tvm
SRRTHA-VARI
Arjuna spreekt nu deze loka die begint met het woord param met het verlangen om een
uitgebreide verklaring te horen van wat er voorheen in het kort beschreven werd. Param
betekent het hoogste en dhma betekent, U bent parama-brahma, die de prachtige
gedaante van ymasundara heeft aangenomen. Volgens het Amara-koa woordenboek zijn
gha (huis), deha (lichaam), tvi (huidskleur), prabhva (glorie) en dhma (verblijf) allemaal
synoniem. U bent diezelfde dhma. In tegenstelling tot de jvas, is er geen verschil tussen
U en Uw lichaam. Wat is de svarpa van die dhma? In antwoord hierop zegt r
Bhagavn: pavitra-paramam. Wie ook maar de svarpa van deze gedaante ziet raakt
bevrijd van de verontreiniging van onwetendheid.
Daarom noemen de wijzen U svata puruam hu (de eeuwige persoon) en
verheerlijken ze de eeuwige aard van Uw menselijke gedaante.
LOKA 14
O Keava, ik aanvaard alles wat U tegen mij heeft gezegd als waarheid. Noch de
SRRTHA-VARI
Arjuna zegt: Ik heb hier geen twijfel over. Andere is beschouwen U, die de
Allerhoogste Absolute Waarheid bent, bezitter van de eeuwige, prachtige gedaante van
ymasundara (parabrahma-dhma), als ongeboren, maar ze weten niet over Uw vyaktim
(geboorte). Ze weten niet hoe het mogelijk is voor U, parabrahma, om gelijktijdig geboorte
en geen geboorte te nemen. U zegt, De devas en maharis weten niet van Mijn
verschijning (Gt 10.12), maar ik neem alles wat U tegen Me zegt voor waar. O Keava! Ka
verwijst naar Brahm en a verwijst naar Rudra. Aangezien U zelfs deze twee
persoonlijkheden hebt gebonden met onwetendheid betreffende Uw tattva en verschijning,
is het niet verrassend dat de andere devas en de dnavas U ook niet kunnen kennen.
LOKA 15
SRRTHA-VARI
Aldus kent U alleen Uzelf. Het woord eva bevestigt dat Uw bhaktas de tattva kennen
van Uw ongeborenheid terwijl U toch geboorte neemt. Dit is onvoorstelbaar. Toch kunnen
zelfs zij niet zeggen hoe dit tot stand gebracht wordt. Alleen door Uw cit-akti kent U Uzelf
en op geen enkele andere manier. Daarom, tva puruottama, bent U de beste der personen,
superieur aan zelfs de schepper van mah-tattva, Mah-Viu. U bent niet alleen de beste,
maar U bent bhta-bhvana, de bestuurder van iedereen tot Grootvader Brahm aan toe. U
bent niet alleen de bestuurder maar ook de Heer van de devas. Met andere woorden, U
speelt met de devas zoals Brahm en iva, die als instrumenten zijn in Uw spel en vermaak.
Bovendien bent U Jagat-pate, de Meester van het universum. Uit Uw oneindige
mededogen, bent U de Meester van alle jvas zoals ik, die in deze materile wereld leven.
De vier aanroepingen in deze loka zijn slechts voorbeelden van het woord
puruottama. Bijvoorbeeld, O Bhta-bhvana, U bent de vader van alle levende wezens.
Soms kan iemand een vader zijn, maar heeft hij geen macht over zijn kroost. Maar, O
Bhtea, U bent de bestuurder van alle levende wezens. Iemand kan wel de bestuurder van
levende wezens zijn en niet aanbiddenswaardig zijn, maar U, Deva-deva, bent zelfs voor de
devas aanbiddenswaardig. En iemand kan wel al deze eigenschappen bezitten en het toch
niet voor elkaar krijgen om andere levende wezens in stand te houden, maar, O Jagat-pate,
U alleen handhaaft het hele universum.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In zijn verlangen om in detail te horen over de vibhtis (volheden) van Bhagavn r
Ka, spreekt Arjuna tot steun van Zijn verklaringen door te zeggen, Alleen U kent de
glorie van Uw acintya-tattva (onvoorstelbare realiteit). Niemand, inclusief devas, dnavas
of mensen, kan zelfs maar een greintje van Uw glories kennen middels hun eigen
inspanning. Enkel Uw anany-bhaktas kunnen er iets van te weten komen door Uw
genade. Om deze reden smeek Ik U om me alstublieft genadig te wezen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Arjuna die zegt, O Bhta-bhvana! O Bhtea! O
Deva-deva! O Jagat-pate! O Puruottama! Alleen U weet middels Uw eigen cit-akti van
Uw eigen persoonlijkheid en de tattva van Uw geboorte. Devas en mensen kunnen nooit
via hun eigen intelligentie begrijpen hoe Uw eeuwige gedaante, die zelfs vr de schepping
bestaat, gemanifesteerd wordt in deze inerte wereld terwijl deze op hetzelfde moment
onafhankelijk blijft van de wetten van deze wereld. Alleen degenen aan wie U Uw genade
schenkt zijn in staat om dit te begrijpen.
LOKA 16
SRRTHA-VARI
Uw tattva is erg moeilijk te begrijpen. Ik ben nu nieuwsgierig naar Uw vibhtis. Als U
zegt dat die goddelijke volheden niet in zijn volledigheid kunnen worden uitgelegd, vertel
me dan alstublieft op zn minst over Uw superieure vibhtis.
LOKA 17
SRRTHA-VARI
Arjuna zegt, O Yogin, op welke manier kan ik U voortdurend kennen terwijl ik
volledig op U mediteer? In Gt (18.55) zegt U, Alleen door bhakti kan men de waarheid
van Mijn suprematie en Mijn svarpa kennen. Dus nu zou ik graag mijn plicht willen
weten. In welke gedaantes verblijft U, en met welke blik dien ik toegewijd op U te
mediteren?
Het woord yogin (het verblijf van yogamy) wordt vergeleken met het woord vanaml
(Hij die een ketting van bosbloemen draagt), wat alleen kan verwijzen naar Ka. [Dit is
een kwalitatief bijvoeglijk naamwoord dat enkel voor een speciaal persoon wordt gebruikt.
Het is bijvoorbeeld niet zo dat iedereen die een ketting van bosbloemen draagt vanaml
genoemd kan worden. Evenzo wordt iemand die de yogamy-akti bezit yogin genoemd. Dit
duidt uitsluitend op Ka.]
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na r Bhagavn in de vorige loka te hebben verzocht om Zijn vibhtis te beschrijven,
bidt Arjuna in deze loka specifiek om te begrijpen in welke voorwerpen en vormen Zijn
vibhtis bestaan. Yogamy, het interne vermogen, die het onmogelijke mogelijk kan
maken, verblijft altijd bij r Ka. Om deze reden spreekt Arjuna Hem aan als yogin, het
verblijf van yogamy. Alleen Ka is in staat om Zijn vibhtis te beschrijven. Dit wordt
hier aangeduid.
LOKA 18
foLrjs.kkReuks
;ksxa
foHkwr p tuknZuA
Hkw;% dFk; r`fIrg k`.orks ukfLr ese`re~
vistaretmano yoga / vibhti ca janrdana
bhya kathaya tptir hi / vato nsti me mtam
vistareain detail; tmanaover Uw; yogammystieke krachten; vibhtimvolheden;
caen; janrdanaO inspirator van het volk; bhyaverder; kathayaspreek; tpti
SRRTHA-VARI
In Gt (10.8), zegt U: aha sarvasya prabhavo matta sarva pravartate, Ik ben de
bron van alle werelden, zowel de gewone als de spirituele. Alles komt voort uit Mij, en iti
matv bhajante mm, Mij op deze manier kennend, leveren paitas die de essentie van de
Vedas kennen liefdevolle dienst aan Mij. U zegt dat alles wat bestaat Uw goddelijke en
luisterrijke energie is en dat paitas zich bezighouden met Uw bhajana middels bhaktiyoga. O Janrdana, de zoetheid van Uw heilzame instructies heeft een hebzucht in me doen
ontstaan, en nu hunker ik naar een meer uitvoerige beschrijving (vistarea). Wat kan ik in
dit opzicht doen? Nu ik via mijn oren de nectar van Uw instructies heb geproefd, voel ik me
niet voldaan. Legt U me daarom alstublieft Uw vibhtis in detail uit.
LOKA 19
JhHkxokuqokp
gUr rs dFkf;";kfe fnO;k kRefoHkwr;%A
izk/kkU;r% dq#Js"B ukLR;Urks foLrjL; es
r-bhagavn uvca
hanta te kathayiymi / divy hy tma-vibhtaya
prdhnyata kuru-reha / nsty anto vistarasya me
r-bhagavnde schitterende en alvermogende Godspersoon; uvcazei; hantaja; te
aan jou; kathayiymiIk zal beschrijven; divyMijn goddelijke; hibeslist; tmavibhtayapersoonlijke volheden; prdhnyatameest voorname; kuru-rehaO
beste der Kurus; na astier is geen; antaeinde; vistarasyaveelomvattende (glories);
meMijn.
r Bhagavn zei: O beste der Kurus, Ik zal zeker Mijn goddelijke volheden aan je
beschrijven, maar Ik zal alleen de meest prominente beschrijven, aangezien er geen
einde komt aan Mijn glories.
SRRTHA-VARI
Het woord hanta in deze loka duidt op mededogen. r Bhagavn zegt, Ik zal alleen
Mijn prominente glories uitleggen, omdat er feitelijk geen eind komt aan hun variteit.
Vibhtaya betekent de massas vibhtis. Het woord divy houdt in, Ik zal alleen over Mijn
superieure glories spreken, niet over onbeduidende glories zoals grassprietjes. Hier duidt
het woord vibhti op zowel materile als spirituele voorwerpen, die allemaal verwekt worden
door de energie van Bhagavn en die allemaal overdacht zouden moeten worden in relatie
tot Zijn gedaante, naar gelang hun graad van relatief belang.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Nadat Hij Arjunas verzoek om een beschrijving van vibhti-yoga te geven heeft
vernomen, antwoordt Bhagavn met het woord hanta, of ja, en toont aldus groot
mededogen aan hem. Kenbaar makend dat het onmogelijk is om Zijn oneindige vibhtis te
beschrijven, zegt Hij dat Hij de meest prominente onder hen zal verklaren ten bate van
Arjuna. Omdat deze vibhtis direct voortkomen uit Zijn akti, dienen ze begrepen te
worden in relatie tot Bhagavn. Hij is eeuwig aanwezig in Zijn tweehandige ymasundara
gedaante als de bron van al deze vibhtis, hoewel Hij er verschillend van is. r Ka sluit
af door te zeggen, Door slechts n van Mijn delen (aas) doordring Ik dit hele
universum van bewegende en niet-bewegende wezens. Ik doordring het niet met Mijn
volledige Zelf.
Wat er ook maar bestaat in deze wereld dat glorieus is, vloeit voort uit Zijn akti. Men
dient dit onderwerp op deze manier te begrijpen.
Het blijkt duidelijk uit de bovenstaande verklaringen van Ka dat de svarpa van
Bhagavn onafhankelijk van deze vibhtis bestaat, en dat deze svarpa inderdaad
Vrajendra-nandana r Ka is.
LOKA 20
O Gukea, Ik ben Antarym die in het hart van iedere jva verblijft, en Ik
alleen ben de oorzaak van de schepping, handhaving en vernietiging van alle wezens.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, O Arjuna, je dient te begrijpen dat het slechts via n van Mijn
gedeeltes is dat Ik de oorzaak van alle vibhtis ben. Hier verwijst het woord tm naar de
Antarym (Superziel) en getuige van de materile natuur (prakti), de purua-avatra
Kraodakay Viu, die de mahat-tattva schept. Guke betekent iemand die controle
heeft over slaap. Door dit woord te gebruiken, geeft r Bhagavn aan dat Arjuna in staat is
om te mediteren. Ik ben ook de Superziel van de gehele schepping, sarva-bhtya-sthita.
Sarva-bhta betekent Vairja of Heer Brahm. Ik ben Antarym, gezeteld in het hart
van Vairja, of Brahm. Met andere woorden, Ik ben Garbhodakay Viu, de Superziel
van de totale schepping, en omdat Ik ook gezeteld ben in het hart van elke jva, ben Ik ook
de individuele Superziel, Krodakay Viu. Ik alleen ben het begin (geboorte), midden
(bestaan) en einde (de oorzaak van vernietiging) van de jvas en de elementen.
LOKA 21
Van de twaalf dityas ben Ik Viu, die Mijn vibhti is. Onder de
hemellichamen ben Ik de stralende zon, van de Maruts ben Ik Marci en onder de
sterren ben Ik de maan.
SRRTHA-VARI
Onder de twaalf dityas ben Ik de zon genaamd Viu. Onder hemellichamen waar
dan ook ben Ik au-mn, de stralende zon. En Ik ben Marci, een speciale soort wind.
LOKA 22
Van de Vedas ben Ik de Sma Veda, onder de devats ben Ik Indra, van de
zintuigen ben Ik de geest, en onder de jvas ben Ik het bewustzijn.
SRRTHA-VARI
Het woord vsava betekent Indra, bhtnm betekent dat wat gerelateerd is aan de
jvas en cetan betekent bewustzijn of kennisvermogen.
LOKA 23
Van alle Rudras ben Ik akara, van de Yakas en Rakasas ben Ik Kuvera, van
de acht Vasus ben Ik Agni, en onder de bergen ben Ik Sumeru.
SRRTHA-VARI
Het woord vitta-a betekent Kuvera, de heer van Rijkdom.
LOKA 24
O Prtha, van priesters ken Me als Bhaspati, het hoofd. Van generaals ben Ik
Krttikeya en onder waterreservoirs ben Ik de oceaan.
SRRTHA-VARI
Het woord skanda verwijst naar Krttikeya.
LOKA 25
SRRTHA-VARI
De woorden ekam akaram betekenen praava o.
LOKA 26
Van de bomen ben Ik de ppala, van devaris ben Ik Nrada, van Gandharvas ben
Ik Citraratha, en onder geperfectioneerde wezens ben Ik Kapila Muni.
LOKA 27
Van paarden ken Me als Uccairav, voortgekomen uit het karnen van nectar,
onder olifanten ben Ik Airvata, en onder de mensen ben Ik de koning.
SRRTHA-VARI
Amtodbhavam betekent voortgekomen uit het karnen van de oceaan om nectar te
extraheren.
LOKA 28
SRRTHA-VARI
Het woord kmadhuk betekent kmadhenu, de wensvervullende koe. Onder de
verwekkers ben Ik voorwaar Kandarpa (de liefdesgod), die de geboorte van levende wezens
veroorzaakt.
LOKA 29
SRRTHA-VARI
Ydasm betekent hier van de waterwezens. Sayamatm betekent van degenen die
straf toedienen.
LOKA 30
Van de daityas ben Ik Prahlda, en van bestuurders ben Ik de tijd. Van dieren
ben Ik de leeuw, en onder de vogels ben Ik Garua.
SRRTHA-VARI
Het woord kalayatm betekent onder de bestuurders, mga-indra betekent leeuw, en
vainateya betekent Garua.
LOKA 31
Onder datgene wat snel en zuiverend is, ben Ik de wind, van degenen die wapens
hanteren ben Ik de aktyvea-avatra Paraurma. Onder de zeedieren ben Ik de
SRRTHA-VARI
Pavatm betekent, Onder de snel bewegende en zuiverende, ben Ik de wind. Hier
verwijst het woord rma naar Heer Paraurma. Omdat hij een vea-avatra is, een
speciale jva gemachtigd door r Bhagavn en begiftigd met Zijn akti, valt hij onder de
vibhtis van Bhagavn. In het Bhgavatmtam wordt de volgende verklaring uit de Padma
Pura geciteerd: O Dev, Ik heb de gehele historie van de saktyvea-avatra, Jmadagnya
(Paraurma, de zoon van Jamadagni), de drager van de bijl, aan u uitgelegd. Bovendien
heeft r Bhagavn Paraurma gemachtigd met Zijn akti (vermogen). Het
Bhgavatmtam beschrijft de kenmerken van een vea-avatra: Wanneer r Janrdana
een verheven jva machtigt met een van Zijn vermogens zoals jna, wordt die jva gezien
als een vea-avatra.
Onder de zeedieren (jha) ben Ik de verheven makara, en van rivieren (srotasm)
ben Ik de Gag.
LOKA 32
lxkZ.kkekfnjUr'p
e/;a
pSokgetqZuA
v/;kRefo|k fo|kuka okn% izonrkege~
sargm dir anta ca / madhya caivham arjuna
adhytma-vidy vidyn / vda pravadatm aham
sargmvan scheppingen; dihet begin; antahet einde; caen; madhyamhet
midden; caen; evazeker; ahamIk; arjunaO Arjuna; adhytma-vidykennis van
het zelf; vidynmvan kennisprocessen; vdade filosofische conclusie; pravadatm
van logische argumenten; ahamIk.
O Arjuna, Ik ben het begin, het midden en het einde van de gehele schepping.
Van alle kennis ben Ik tma-jna, en in het logisch debat ben Ik vda, het
filosofische principe dat de conclusie vaststelt.
SRRTHA-VARI
Dat wat geschapen is, zoals de hemel, wordt sarga genoemd. Ik ben de schepper (di
begin), vernietiger (antaeinde) en instandhouder (madhyamidden) van deze dingen.
Daarom dient men te mediteren op de schepping, handhaving en vernietiging, aangezien ze
Mijn vibhtis zijn. De verklaring, Ik ben het begin, midden en einde, stelt vast dat r
Bhagavn de oorspronkelijke doener (kartt) achter de gehele schepping is. Van alle
Vedische kennis ben Ik tm-jna, kennis van het zelf. Binnen het logisch debat
(pravadatm), bestaande uit jalpa, vita en vda welke iemands eigen punt vaststellen en
de beweringen van de tegenstander weerleggen, ben Ik vda, waarmee de juiste siddhnta en
tattva worden vastgesteld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka heeft Bhagavn uitgelegd dat Zijn vibhti, van al de verschillende aspecten
van kennis, adhytma-vidy is, oftewel spirituele kennis. Vidy (kennis) is het onderricht
dat iemand verwerft in relatie tot kenbare onderwerpen middels het gebruik van zijn eigen
intelligentie. stra beschrijft achttien soorten vidys. Onder hen bevinden zich veertien
prominente vidys:
agni veda catvro mms nyya-vistara
dharma-stra pura ca vidy hy et caturdaa
yur-vedo dhanur-vedo gndharv ceti te traya
artha-stra caturtha ca vidy hy adaaiva t
Viu Pura
ik (fonetica), kalpa (rituelen), vykaraa (Sanskriet grammatica),
nirukta
(etymologie), jyotia (astrologie) en chanda (metrum) zijn de zes soorten kennis die
bekend staan als vedga (de takken van de Vedas). g, Sma. Yaju en Atharva zijn de
vier Vedas. Al deze gecombineerd met mms (de wetenschap van baatzuchtige
acitiviteit), nyya (de studie van logica), dharma-stra (moraliteit) en de Puras
omvatten de veertien voornaamste vidys.
Beoefening van deze vidys verscherpt iemands intelligentie en doet zijn verschillende
kennisgebieden toenemen. Deze jna helpt iemand niet alleen in zijn levensonderhoud te
voorzien, maar leidt hem ook op het pad van dharma. Echter, adhytma-vidy
(bovenzinnelijke kennis) schenkt menselijke wezens onsterfelijkheid, ze bevrijdend van hun
gebondenheid aan de materile wereld. Het geeft hen volledige kennis van parabrahma, de
Allerhoogste Heer, en het stelt hen in staat om de Allerhoogste Eeuwige Realiteit te
realiseren; aldus is ze superieur aan alle bovengenoemde vidys. Deze adhytma-vidy is
Kas vibhti. Bhagavad-gt en de Upaniads worden tot de categorie van adhytma-vidy
gerekend. De rasamay-bhakti (bhakti die vervuld is van rasa) van de inwoners van Vraja,
zoals beschreven in het Tiende Canto van rmad-Bhgavatam, is miljoenen malen
LOKA 33
SRRTHA-VARI
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Onder letters ben Ik de a-kra. A-kra is de eerste letter [van het Sanskriet alfabet] en
omdat het onderdeel is van alle andere Sanskriet letters, is het de beste. Dit wordt ook
verklaard in de ruti: akarm a-kro smi, Onder de letters ben Ik de eerste letter, A
(rmad-Bhgavatam 11.16.12). Bhagavn zegt dat Hij onder de samengestelde woorden
dvandva is, oftewel de dubbele samenstelling. Wanneer twee of meer andere woorden, in het
proces van het maken van n woord, hun naamvalsuitgangen opgeven en worden
samengevoegd, wordt het samsa genoemd, en het resulterende woord wordt samsa-pada,
het samengestelde woord, genoemd. Hoofdzakelijk zijn er zes types samsa: (1) dvandva, (2)
bahubrihi, (3) karma dhraya, (4) tat-purua, (5) dvigu en (6) avyaybhva. Onder hen is
dvandva de beste omdat bij andere samenstellingen ofwel het eerste ofwel het tweede deel
prominent is, of beide woorden gecombineerd geven de betekenis van een ander (derde)
voorwerp, maar in de dvandva-samsa blijven beide woorden prominent, zoals Rma-Ka
of Rdh-Ka. Daarom heeft r Ka gezegd dat de dvandva-samsa (dubbele
samenstelling) Zijn vibhti is.
LOKA 34
loZgj'pkgeqo'p
Hkfo";rke~A
e`R;q%
dhRk% JhokZd~ p ukjh.kka Le`fresZ/kk /k`fr% {kek
mtyu sarva-hara cham / udbhava ca bhaviyatm
krti rr vk ca nr / smtir medh dhti kam
mtyudood; sarva-haraallesverslindende; caen; ahamIk; udbhavageboorte;
caen; bhaviyatmvan de zes progressieve saskras; krtifaam; rschoonheid;
vkverfijnde spraak; caen; nrmonder vrouwen; smtigeheugen; medh
intelligentie; dhtistandvastigheid; kamvergevingsgezindheid.
geheugen,
intelligentie,
verdraagzaamheid
en
SRRTHA-VARI
Voor degenen die op elk moment sterven ben Ik sarva-hara, de dood, die alle
herinneringen wegneemt. rmad-Bhgavatam (11.22.39) verklaart: mtyur atyanta-vismti,
Volkomen vergeetachtigheid is de dood. Het woord bhaviyatm betekent dat van alle
toekomstige transformaties van de levende wezens, Ik janma, de eerste, ben. Van vrouwen
ben Ik de drie eigenschappen van krti (faam), r (schoonheid) en vk (ontwikkelde
spraak) ben; evenals de vier eigenschappen van smti (geheugen), medh (intelligentie),
dhti (verdraagzaamheid) en kam (vergevingsgezindheid). Het woord ca geeft aan dat de
vrouwen van Dharma, zoals Mrtti, etc., ook Hem zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier zegt r Bhagavn dat Hij onder de vrouwen krti (faam), r (schoonheid of
fortuin), vk (welbespraaktheid), smti (geheugen), medh (intelligentie), dhti
(standvastigheid of geduld) en kam (vergevingsgezindheid) is. Dit kan op twee manieren
worden begrepen:
(1) De eigenschappen die men terugvindt in vrouwen, zoals faam, schoonheid, zoete
spraak, geheugen, scherpe intelligentie, standvastigheid en vergevingsgezindheid
zijn voorwaar Mij. De eigenschappen zoals faam, schoonheid, zoete spraak,
geheugen, verfijnd nadenken en vergevingsgezindheid, die men terugvindt in StDev, Um, Rukmi, Draupad en met name in de Vraja-gops, zijn allemaal
vibhtis van r Ka.
(2) Onder de vierentwintig dochters van Prajpati Daka, zijn Krti, Medh, Dhti,
Smti en Kam allemaal ideale vrouwen in alle opzichten. Krti, Medh en Dhti
werden gehuwd aan Dharma, Smti trouwde met Agir en Kam met de grote
wijze Pulaha. r is de naam van de dochter van de grote wijze Bhgu, en zij werd
geboren uit de schoot van Khyti, de dochter van Daka. r Viu aanvaardde haar
als Zijn vrouw. Vk is de dochter van Brahm. In overeenstemming met hun
respectieve namen zijn deze zeven vrouwen de heersende godheden van de zeven
hierboven vermelde eigenschappen. Zij bevinden zich onder de meest gezegende
vrouwen; daarom zegt r Ka dat ze Zijn vibhtis zijn.
LOKA 35
Van de hymnen der Sma-veda ben Ik Bhat-sma, het gebed tot Indra. Van
metrums ben Ik gyatr, van maanden ben Ik Mrga-ra, en van seizoenen ben Ik
vasanta, de bloemenvoortbrengende lente.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zei eerder dat Hij van de Vedas de Sma-veda is. Nu zegt Hij ook dat Hij
binnen de Sma Veda de Bhat-sma is. De g-mantra, die wordt gezongen als tvm ddhim
havmahe, duidt op de Bhat-sma. Onder metrums is Hij het metrum dat gyatr wordt
genoemd. Van de seizoenen is Hij kusuma-kara, het bloemenproducerende seizoen,
Vasanta.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bhagavn is niet verschillend van Zijn nma, gua, ll en stutis (gebeden). De Sma
Veda bevat gebeden die de gepersonifieerde Bhagavn zijn. Daarom wordt hij als de beste
der Vedas aanvaard en staat hij bekend als Zijn vibhti. Gyatr verlicht de svarpa van
Ka een wordt daarom de moeder van de Vedas genoemd. Bhagavn heeft aldus gyatr
onder Zijn vibhtis gerekend. Van de twaalf maanden zegt Hij dat Mrga-ra (novemberdecember) Zijn vibhti is. Die maand is [in India] noch te koud, noch te warm, en er worden
verschillende Vedische activiteiten verricht in die tijd. Net voor deze periode begint vindt
Kas rsa-ll plaats, welke de beste van al Zijn spel en vermaak is. In deze maand staat de
natuur in volle bloei en worden er nieuwe gewassen geplant in de velden van de
huishouders. Agrhyaa betekent het begin van het jaar en daarom zegt Bhagavn dat het
Zijn vibhti is. Van seizoenen is vasanta (lente) de beste. Dit seizoen staat ook bekend als
tu-rja, de koning der seizoenen. In dit seizoen geeft de natuur haar oude sieraden op en
wordt ze versierd met een nieuwe decoratieve bedekking. Zowel de inerte als bewuste
wezens worden nieuw leven ingeblazen. Kas schommel-ll en andere vasanta
bezigheden vinden dan plaats. Dit seizoen is vooral soeverein omdat r Caitanya
Mahprabhu op deze tijd verscheen, nadat Hij de bhva en knti (huidskleur) van rmat
Rdhik, de personificatie van mahbhva, had aangenomen. Aldus heeft Bhagavn het
onder Zijn vibhtis gerekend.
LOKA 36
|wra
Ny;rkefLe
rstLrstfLoukege~A
t;ksfLe O;olk;ksfLe loa loorkege~
dyta chalayatm asmi / tejas tejasvinm aham
jayo smi vyavasyo smi / sattva sattvavatm aham
dytamhet gokken; chalayatmvan bedriegende processen; asmiIk ben; tejade
glorie; tejasvinmvan het luisterrijke; ahamIk; jayade overwinning; asmiIk ben;
vyavasyavastberadenheid; asmiIk ben; sattvamde kracht; sattvavatmvan de
sterken; ahamIk.
SRRTHA-VARI
Onder degenen die elkaar proberen te bedriegen (chalayatm), ben Ik het gokken. Van
degenen zegevierend zullen worden, ben Ik de overwinning. Van ijverige mensen ben Ik de
inspanning, en van degenen die sterk zijn (sattva-vatm), ben Ik kracht.
LOKA 37
Van de Vis ben Ik Vsudeva, van de Pavas ben Ik Arjuna, van de muns
ben Ik Vysa, en onder de dichters ben Ik ukrcrya.
SRRTHA-VARI
Van de Vis ben Ik Vsudeva. Dit betekent dat Mijn vader, Vasudeva, Mijn vibhti
is. Daarom wordt het woord Vsudeva hier gevormd door het achtervoegsel a op het
woord Vasudeva te plaatsen. Van de Vis ben Ik Vsudeva, is niet acceptabel omdat r
Bhagavn Zijn vibhtis aan het beschrijven is, en niet Zijn eigen svarpa. Vsudeva is een
van Zijn svarpas, en niet Zijn vibhti.
LOKA 38
Onder degenen het recht toedienen, ben Ik de stok van kastijding, en onder
degenen die naar de overwinning zoeken, ben Ik moraliteit. Van geheimen ben Ik
stilte, en Ik ben de wijsheid van de wijzen.
SRRTHA-VARI
Ik ben de stok der kastijding van de wettige heerser.
LOKA 39
O Arjuna, Ik ben de originele oorzaak, het verwekkende zaad van al het bestaan.
Geen wezen, bewegend of niet-bewegend, kan afzonderlijk van Mij bestaan.
SRRTHA-VARI
Het woord bja betekent paroha, de oorzaak van de oorsprong. r Bhagavn zegt dat Hij
de oorzaak is van de geboorte van alle wezens. Zonder Mij, wie de oorzaak van verschijning
ben, kan de geboorte van enig bewegend of niet-bewegend lichaam niet plaatsvinden.
LOKA 40
SRRTHA-VARI
Ter conclusie van dit hoofdstuk betreffende Zijn vibhtis, spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met de woorden nnto sti. Dit is een korte beschrijving (uddeata) van
Mijn vibhtis.
LOKA 41
Weet met zekerheid dat alles binnen het bestaan wat opulent, majestueus en met
kracht begiftigd is, voortkomt uit slechts een gedeelte van Mijn akti.
SRRTHA-VARI
Om gelijktijdig alle niet vermelde vibhtis uit verleden, heden en toekomst te
beschrijven, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met yad yad. Het woord vibhtimat
betekent majestueus, rmat betekent vol weelde (rijkdom of fortuin), rji betekent
begiftigd met overvloedige macht en invloed, en sattva betekent al wat bestaat.
LOKA 42
Wat voor nut heeft al deze uitgebreide kennis voor jou, Arjuna? Weet gewoon dat
Ik door n gedeeltelijk aspect van Mijzelf dit hele universum doordring en
ondersteun.
SRRTHA-VARI
Welke noodzaak is er voor jou om dit alles tot in details te kennen? Je dient de essentie
te begrijpen. Ik ondersteun, middels het gedeeltelijke aspect van Mijzelf als de Antarym
purua van de materile natuur, het hele universum. Als het substraat ondersteun Ik het.
Als de overheersende autoriteit houd Ik er toezicht over, en als de bestuurder bestuur Ik
het. Omdat Ik allesdoordringend ben, doordring Ik het en als de schepper ben Ik haar
oorzaak.
Nadat men met de zuivere intelligentie begiftigd door Bhagavn r Ka begrijpt dat
Hij Zelf het hele universum ondersteunt, dient men exclusieve dienst aan Hem te verlenen
en van Zijn mdhurya (zoetheid) te genieten. Dit wordt verklaard in het Tiende Canto.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Tiende Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, In het vorige hoofdstuk werd zuivere ka-bhakti
onderwezen. Iemand die dat overpeinst kan er misschien uit op maken dat men dienst aan
Ka kan leveren door andere devats te aanbidden. Om deze misvatting te verwijderen,
zegt Ka in dit hoofdstuk dat devats zoals Brahm en Rudra niets dan Zijn vibhtis zijn.
Ik ben de oorzaak van alles. Ik ben geboorteloos, beginloos en de Allerhoogste Bestuurder.
Wanneer men Mijn vibhti-tattva begrijpt door er op de juiste wijze over na te denken, blijft
er geen ander obstakel over voor anany-bhakti. Ik doordring dit hele universum via Mijn
gedeeltelijke aspect van Paramtm en heb al deze vibhtis gemanifesteerd. Na Mijn
vibhti-tattva te hebben begrepen, verkrijgen bhaktas kennis van bhagavat-tattva, de
Waarheid van r Bhagavn, en met uddha-bhakti houden ze zich bezig met bhajana aan
Mijn r Ka svarpa.
In de negende, tiende, en elfde lokas van dit hoofdstuk werd uddha-bhakti en haar
resultaat beschreven. Alleen bhajana aan r Ka, die de oorsprong is van al deze vibhtis,
kan naar prema leiden, wat de eeuwige dharma is van de jva. Dit is de essentie van dit
hoofdstuk.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Tiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK ELF
Vivarpa Darana-Yoga
Yoga Via het Aanschouwen van
de Universele Gedaante van de Heer
LOKA 1
vtqZu mokp
enuqxzgk; ijea xqe/;kRelafKre~A
;o;ksa opLrsu eksgks;a foxrks ee
arjuna uvca
mad-anugrahya parama / guhyam adhytma-sajitam
yat tvayokta vacas tena / moho ya vigato mama
arjuna uvcaArjuna zei; matvoor Mij; anugrahyateneinde genade te tonen;
paramamopperste; guhyamvertrouwelijke kennis; adhytma-sajitambetreffende
Uw volheden; yatwelke zijn; tvaydoor U; uktamgesproken; vacade woorden;
tenadoor die woorden; mohabegoocheling ontstaan uit onwetendheid; ayamdeze;
vigatais verdreven; mamamijn.
SRRTHA-VARI
In het Elfde Hoofdstuk raakt Arjuna bevreesd bij het zien van de vivarpa (universele
gedaante) van r Bhagavn, en begint hij met verbijsterde intelligentie tot Hem te bidden.
Daarna schenkt r Hari gelukzaligheid aan Arjuna door hem opnieuw Zijn eeuwige
tweehandige gedaante te tonen.
Aan het einde van het laatste hoofdstuk zei r Ka, Ik doordring en ondersteun het
hele universum door slechts n van Mijn aas (gedeeltes). Toen Arjuna hoorde over de
vibhtis van zijn dierbare vriend, die de oorspronkelijke persoon en het verblijf van alle
vibhtis is, werd hij ondergedompeld in opperste gelukzaligheid. Met het verlangen om die
gedaante te zien, spreekt Arjuna nu drie lokas, waarvan de eerste begint met de woorden
mad-anugrahya.
Arjunas moha (onwetendheid) betreffende de aivarya van r Ka werd verdreven
bij het horen van de verklaringen van r Bhagavn, uit wie al deze vibhtis voortkomen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In het vorige hoofdstuk, toen Arjuna r Bhagavn hoorde spreken over de meest
vertrouwelijke en opperste geheime instructies betreffende tm-tattva (de wetenschap van
de ziel), werd zijn begoocheling tot op een bepaalde hoogte verwijderd. Hij begreep duidelijk
dat r Ka Svaya Bhagavn is, de ultieme limiet van para-tattva, de Absolute
Waarheid. Middels Zijn aa van Paramtm, betreedt en doordringt Hij dit hele
universum, oneindige vermogens manifesterend. Hoewel Hij de bron van alle vibhtis is,
blijft Hij afzonderlijk van ze in Zijn eeuwige, tweehandige ymasundara svarpa.
Arjuna verheugt zich bij het horen van Bhagavns verklaringen en wil deze jna
realiseren. Daarom zegt hij, Voorheen twijfelde ik of Uw vibhtis wel of niet onafhankelijk
van U zijn. Maar nu is deze twijfel, die was ontstaan uit onwetendheid, verdreven.
Op een dieper niveau duidt deze verklaring erop dat Arjuna nu Kas vivarpa
(universele gedaante) wil zien.
LOKA 2
SRRTHA-VARI
Deze middelste zes hoofdstukken leggen uit dat de grondoorzaak van alles, inclusief
schepping en vernietiging, r Bhagavn is. Zoals gezegd wordt in Gt (7.6), Ik alleen ben
de oorzaak van de schepping en vernietiging van het hele universum. r Bhagavn is
onveranderlijk en eeuwig (avyaya). Dat wil zeggen, hoewel Hij de schepping manifesteert,
blijft Hij vrij van alle transformaties en gehechtheden. Dit wordt getoond in lokas zoals
Gt (9.4): Dit hele universum wordt door Mij doordrongen, en Gt (9.9): Al dit werk
kan Me niet binden.
LOKA 3
O Paramevara, ik aanvaard alles wat U tegen me gezegd heeft over Uzelf als waar.
O Puruotttama, nu wens ik Uw gedaante te zien die vervuld is van Uw aivarya.
SRRTHA-VARI
tmna tvam yathttha. U zei, Ik bevind Me in deze wereld door deze te doordringen
met een van Mijn aas (Gt 10.42). Dit is inderdaad waar; ik heb hier nog geen greintje
twijfel over. Toch verlang ik de voldoening van het zien van Uw aivarya gedaante. Dat wil
zeggen, ik wil met mijn eigen ogen de vorm zien van die aa, Uw vara gedaante, waarmee
U deze wereld betreedt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Met een verlangen om die gedaante van Bhagavn te zien die vol aivarya is, zegt
Arjuna, O Paramevara, ik heb gehoord over Uw wonderbaarlijke, oneindige vibhtis en ik
weet zeker dat U daar de bron van bent. Nu, echter, begin ik er naar te verlangen om die
aivarya gedaante van U werkelijk te zien. U bent Antarym, die in ieders hart bestaat
(sarva-antarym). Daarom kent U ook mijn innerlijke verlangen en bent U in staat om dat
te vervullen.
Iemand kan de volgende twijfel opwerpen: Als Arjuna een eeuwige vriend is van Ka,
die de mdhurya-maya-vigraha (belichaming van zoetheid) is, waarom verlangt hij er dan
naar om de vivarpa te zien die Bhagavns aivarya toont? Het antwoord is dat, net zoals
iemand die verzot is op zoetigheid er soms ook naar verlangt om bitter en zuur voedsel (zoals
neem-blaadjes en of augurk) te eten, Arjuna, die altijd Kas zoetheid (mdhurya) proeft,
ook een verlangen ontwikkelde om Zijn vivarpa te zien, welke een uitdrukking is van Zijn
aivarya.
Dit heeft nog een betekenis. Hoewel Arjuna geen twijfel meer heeft over de aivarya en
uitmuntendheid van r Ka, wenst hij simpelweg voor zijn eigen voldoening de aivarya
gedaante te zien.
LOKA 4
SRRTHA-VARI
Arjuna zegt, Hoewel ik de kwalificatie ontbeer om die gedaante van U te zien, is het
mogelijk voor mij om hem te zien door de invloed van Uw mystieke kracht, omdat U
Yogevara, de Allerhoogste Mysticus, bent.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka uitte Arjuna zijn verlangen om de aivarya vorm van r Bhagavn te
zien. In de huidige loka is hij op zoek naar Zijn goedkeuring. O Prabhu! O Meester van
iedereen! O Yogevara! Ik heb mijn interne verlangens aan U getoond. Hoewel ik niet
gekwalificeerd ben, als U me als een object van Uw genade beschouwt, wees dan zo
vriendelijk om die vivarpa aan mij te onthullen.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, De jva is een atomisch bewust wezen (au-caitanya),
daarom kan hij de activiteiten van r Bhagavn, die opperst oneindig bewustzijn (vibhucaitanya) is, niet goed begrijpen. Ik ben een jva, maar zelfs nadat U mij genadevol de
adhikra hebt geschonken om uw svarpa-tattva, de universele gedaante, te begrijpen en
aanschouwen, ben ik niet in staat om Uw oneindige aivarya eigenschappen te bevatten.
Dit komt doordat ze zich buiten het voorstellingsvermogen van de jva bevinden. U bent
Yogevara en mijn Prabhu. Toon me daarom alstublieft Uw yoga-aivarya die van nature
onvergankelijk en volledig spiritueel is.
LOKA 5
JhHkxokuqokp
i'; es ikFkZ :ikf.k 'kr'kksFk lg'k%A
ukukfo/kkfu fnO;kfu ukuko.kkZrhfu p
r-bhagavn uvca
paya me prtha rpi / atao tha sahasraa
nn-vidhni divyni / nn-varktni ca
r-bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; payaaanschouw; meMijn; prthaO
zoon van Pth; rpigedaantes; ataamet honderden; athaen; sahasraa
duizenden; nn-vidhnigevarieerd; divynigoddelijk; nnverschillende; vara
kleuren; ktnien vormen; caen.
SRRTHA-VARI
Om te beginnen zal Ik aan hem (Arjuna) de eerste purua (Kraodakay)
openbaren, die Mijn aa is, en die de Antarym van de materile natuur is. Hij wordt
beschreven in de Purua-skta als een purua met duizenden hoofden, ogen en voeten. Ik zal
hem daarna Mijn sva, Mijn eigen expansie, laten begrijpen, wiens kenmerk van kla,
allesverslindende tijd, relevant is in de huidige context. Zo denkend, instrueert r
Bhagavn Arjuna, Wees oplettend. Door dit te zeggen vestigt Hij Arjunas aandacht op
Zichzelf. Door de twee woorden paya en rpi te gebruiken, zegt r Bhagavn, In slechts
deze ene svarpa van Mij, bevinden zich honderden gedaantes (massas vibhtis).
Aanschouw ze.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjunas innerlijke verlangen begrijpend, eist r Bhagavn Arjunas aandacht op. Hij
doet dit teneinde Arjuna Zijn gedaante als de Antarym van de materile natuur te tonen.
Deze gedaante heeft honderden hoofden, ogen en vormen, zoals beschreven in de Puruaskta, en het is Zijn sva-rpa (persoonlijke expansie). Hij wil ook Arjunas aandacht
hebben zodat Hij hem de oneindige vibhtis kan tonen die slechts in n van Zijn aas
bestaan. Met andere woorden, onder het voorwendsel van hem aandachtig te maken, zegent
Bhagavn Arjuna met de kwalificatie om deze gedaante te zien. Door hem als Prtha aan te
spreken, duidt Ka ook op Zijn relatie met hem.
LOKA 6
O Bhrata, aanschouw de twaalf dityas, de acht Vasus, de twee Avinkumras, de negenenveertig Maruts en zo veel andere wonderbaarlijke en
verbazingwekkende gedaantes die je nog nooit gezien hebt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier is het veelbetekenend dat r Bhagavn Arjuna als Bhrata aanspreekt. Arjuna
was geboren in de dynastie van rjari Bharata, de buitengewoon vrome en zuivere bhakta.
Om deze reden is Arjuna een zeer dharmika en ekntika bhakta van Bhagavn. Daarom is hij
gekwalificeerd om de gedaante van Bhagavn te zien die nog nooit eerder gezien werd.
LOKA 7
SRRTHA-VARI
Dat hele universum dat je niet zult kunnen zien, ook al dool je voor miljoenen jaren
rond, bevindt zich in slechts n gedeelte van Mijn lichaam. Om dit uit te leggen spreekt
r Bhagavn deze loka die begint met de woorden ihaika-stha jagat. De oorzaak van
jouw overwinning of nederlaag, bestaat in dit lichaam, wat de toevlucht is van het
universum.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn zegt nogmaals, Binnen deze universele gedaante van Mij, zul je de gehele
wereld van bewegende en niet-bewegende wezens aanschouwen. Deze universele gedaante
kan niet waargenomen worden door miljoenen jaren noeste arbeid te verrichten. Ze kan
alleen worden waargenomen door Mijn genade. In deze vivarpa zul je Mij en de hele
wereld zien, evenals je overwinning of nederlaag in deze slag van Kuruketra. Bovendien
kun je ook zien wat je maar wenst te zien. Hier wordt het woord Guke gebezigd.
Guk betekent slaap of onwetendheid, en a betekent meester. Op deze manier geeft
Bhagavn aan dat Arjuna deze gedaante met grote aandacht dient te aanschouwen. Zo
zullen zijn twijfels over de overwinning of nederlaag verwijderd worden, en zal Arjuna in
staat zijn te begrijpen dat het verrichten van iedere activiteit in dit universum vooraf
geregeld is door het lot. Noch Arjuna noch iemand anders is in staat om deze regeling op
enige manier te veranderen.
LOKA 8
Echter, je bent zeker niet in staat om Me te zien met de materile ogen die je nu
hebt. Daarom schenk Ik je goddelijke ogen waarmee je Mijn yoga-aivarya kunt
aanschouwen.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Arjuna, beschouw deze gedaante niet als illusoir en samengesteld uit
my, maar ken haar als sac-cid-nanda, bestaande uit eeuwigheid, kennis en bewustzijn.
Mijn svarpa, waarin het hele universum bestaat, gaat de waarneming van de materile
zintuigen te boven. Om er voor te zorgen dat hij dit begrijpt, spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met na tu. Hij zegt, Je zult niet in staat zijn om Mij, de belichaming van
geconcentreerde cit, waar te nemen met je materile zintuigen. Daarom verleen Ik je divyam
(goddelijke) ogen waarmee je Mij zult zien.
Het doel van de bovenstaande verklaring is slechts om Arjuna, die zichzelf als een
doodgewoon sterfelijk menselijk wezen beschouwt, te verbazen. Maar Arjuna is slechts
ogenschijnlijk een mensin werkelijkheid is hij een opperste metgezel van r Bhagavn,
dus zijn ogen zijn niet werkelijk materieel zoals die van een gewoon mens. Arjuna, die direct
de mdhurya (zoetheid) van r Ka ervaart, zal niet in staat zijn om Zijn aa (de
universele gedaante) met diezelfde ogen te zien, en moet daarom goddelijke ogen
aanvaarden.
Wat voor soort logica is dit? Sommigen zeggen dat de hoogst fortuinlijke ogen van een
anany-bhakta de grote zoetheid, mah-mdhurya, van r Kas mensachtige spel en
vermaak zien en niet het aivarya aspect van Zijn Goddelijke spel en vermaak. Dit wordt
vergeleken met de tong die gewend is om miri (kandij) te proeven en die de smaak van
gua (gur, niet-verwerkte suiker) niet waardeert. Daarom, op verzoek van Arjuna, en om
hem de speciale, wonderbaarlijke aanblik van het aivarya kenmerk van Zijn goddelijke
gedaante te schenken, geeft r Bhagavn hem divya-caku, bovenmenselijke ogen die
geschikt zijn om van de smaak van deze specifieke liefdevolle uitwisseling te genieten. Een
andere reden om hem divya-caku te geven zal duidelijk worden aan het eind van dit
hoofdstuk.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna is een nitya-siddha parikara, een eeuwig perfecte metgezel van r Ka. Met
ogen vol prema, ziet en geniet hij altijd van de immerzoete gedaante van Ka. Echter,
omdat hij een verlangen heeft om de universele gedaante te zien, wordt het geven van
divya-caku door Bhagavn aan hem hierin besproken. Transcendentale ogen zijn superieur
aan grofstoffelijke materile ogen. Toch zijn deze goddelijke ogen behoorlijk onbeduidend
en inferieur aan de onvermengd liefdevolle ogen van Arjuna. De vivarpa van r
Bhagavn kan niet worden waargenomen met grofstoffelijke materile ogen; ze kan alleen
worden waargenomen door goddelijk gezichtsvermogen verkregen door Zijn genade. Toch is
de mdhurya van r Bhagavn noch zichtbaar voor gewone ogen, noch voor zelfs goddelijke
ogen.
rla Baladeva Vidybhaa licht dit punt toe in zijn commentaar. r Ka gaf
Arjuna goddelijke ogen die nodig waren om Zijn goddelijke vivarpa te zien, maar Hij gaf
hem geen overeenkomstige goddelijke geest. Als Hij hem een goddelijke geest had gegeven,
zou Arjuna belangstelling hebben ontwikkeld om werkelijk van de vivarpa te genieten,
maar toen hij deze zag, verloor Arjuna zijn interesse. Dit blijkt uit Arjunas woorden na zijn
verbazing bij het zien van de universele gedaante. Hij verzocht Ka hem alleen Zijn
natuurlijke, sac-cid-nanda, tweehandige gedaante te tonen. Deze gezindheid vinden we
ook terug in rmad-Bhgavatam (10.7.34-37):
ekadrbhakam dya / svkam ropya bhmin
prasnuta pyaym sa / stana sneha-pariplut
pta-pryasya janan / sutasya rucira-smitam
mukha llayat rjan / jmbhato dade idam
kha rodas jyotir-ankam / sryendu-vahni-vasanmbudh ca
dvpn nags tad-duhitr vanni / bhtni yni sthira-jagamni
s vkya viva sahas / rjan sajta-vepathu
sammlya mgavk / netre st suvismit
Op een dag zat Ka bij Yaod-maiy op schoot. Ze was Hem borstvoeding aan het
geven en Zijn bekorende wangen, die versterkt werden door Zijn zachte glimlach, aan
het kussen. Het kind gaapte toen en toonde Yaod-maiy Zijn universele gedaante
binnenin Zijn mond. Het plotselinge aanzicht van deze universele gedaante in de mond
van haar baby deed haar enorm versteld staan. Haar lichaam begon te trillen en ze deed
haar ogen dicht. Ze dacht, Ach! Wat is dit wat ik nu gezien heb? Uit angst dat iemand
een vloek of betovering over Ka had uitgesproken, riep ze de familiepriester en liet
hem mantras reciteren ter bescherming van Ka. Ze voelde alleen opluchting nadat
ze Ka een zuiverend bad had gegeven.
In zijn commentaar op deze loka, legt rla Santana Gosvm een diep geheim uit.
Hoe kan het dat Yaod-maiy in staat was om de vivarpa van Ka te zien als ze geen
divya-caku had? Voor het voeden van Kas spel en vermaak (ll-pui), maakt het
dienstmeisje van Lakm-dev (het pleziervermogen) de liefde van Yaod eeuwig nieuw en
pril door haar toe te staan de vismaya-rasa (de luim van verbazing) van r Kas aivaryaakti te proeven.
De betekenisverklaring van rla Vivantha Cakravart hkuras commentaar op dit
verhaal uit het Bhgavatam luidt als volgt: Deze aivarya-akti kon de vtsalya-jna van
Yaod-maiy niet verslappen. Deze akti van r Hari verscheen om Prema-dev, de godin
van de liefde, te testen, maar bij het zien Prema-devs onmetelijke kracht, aanvaardde ze de
positie als Prema-devs dienares. De vtsalya-prema van Yaod-maiya is hier Prema-dev.
rmad-Bhgavatam (10.8.32-39) beschrijft het volgende spel en vermaak:
Op een dag was r Ka bij Brahma-ghaa aan het spelen met rdma, Subala,
Balarma en enkele andere koeherdersjongens. Het kind Ka at stiekem wat modder,
maar op een of andere manier zagen de koeherdersjongens Hem dit doen en gingen
klagen bij Yaod-maiy. Yaod-maiy kwam aangehold, pakte Kas hand beet, en
begon Hem te straffen. Trillend van angst zei Ka, Moeder, Ik heb geen modder
gegeten. Al deze jongens zijn leugenaars. Als u het niet gelooft kunt u in Mijn mond
kijken en het zelf zien. Nadat Hij dit gezegd had, opende Hij zijn mond en toonde haar
het hele universum dat alle bewegende en niet-bewegende wezens, de hemel etc.,
alsmede Zijn eigen dhma bevat.
Hoewel het aivarya-aspect niet erkend wordt in mdhurya-ll, manifesteert het
zichzelf op het juiste moment. Dat wil zeggen, hoewel r Kas aivarya ongemanifesteerd
blijft in Zijn mdhurya-ll, is mdhurya-ll er niet van verstoken. r Ka is de bron van
alle aivarya en mdhurya. In sommige specifieke transcendentale bezigheden waarbij ze
allebei nodig zijn, manifesteert de aivarya zichzelf. Genspireerd door het vermogen dat
satya-sakalpa (wanneer iemands woorden altijd eerlijk zijn) wordt genoemd, manifesteerde
de aivarya-akti zich en dompelde Yaod-maiy onder in vismaya-rasa door haar Kas
vivarpa te tonen. Dit zorgde ervoor dat ze haar woede jegens Hem vergat. Op deze manier
leverde de aivarya-akti dienst aan Prema-dev. r Ka speelt als een menselijke jongen
en daarom, om Zijn ll te voeden en om de prema van Zijn bhaktas te laten toenemen,
manifesteert Hij soms Zijn aivarya.
r Caitanya-caritmta beschrijft hoe Advaita crya r Caitanya Mahprabhu
verzocht Hem die vivarpa te tonen die beschreven wordt in de Bhagavad-Gt. r
Caitanya Mahprabhu toonde Hem Zijn vivarpa en alle voorvallen die plaatsvonden
tijdens de slag van Mahbhrata. Toen Hij de vivarpa zag, sloot Advaita crya Zijn
ogen. Toen maakte Caitanya Mahprabhu die gedaante weer onzichtbaar en liet Hij Zijn
natuurlijke gedaante weer zien, waarbij Hij Advaita crya weer terugbracht naar Zijn
normale toestand.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Jij bent Mijn bhakta. Met de ogen
van onvermengde prema kun je Mijn Ka svarpa zien. Mijn aivarya is gerelateerd aan de
wereld der uiterlijke verschijnselen, dus is het niet nodig voor degenen met ogen van
onvermengde prema om het te zien, noch is het zelfs maar zichtbaar voor hen.
Grofstoffelijke, materile ogen kunnen Mijn aivarya gedaante ook niet aanschouwen. Maar
die ogen die niet vervuld zijn van zuivere liefde, die een beetje in verband staan met deze
wereld, maar tegelijkertijd niet materieel zijn, worden divya-caku genoemd. Ik schenk je
divya-caku waarmee je in staat zult zijn om Mijn aivarya gedaante te zien. Degenen die
begiftigd zijn met goddelijke ogen en het vermogen om te redeneren, raken van nature
aangetrokken tot Mijn aivarya svarpa die een connectie heeft met deze kosmische wereld,
in plaats van tot Mijn transcendentale Ka svarpa. Dit komt doordat hun ogen van
zuivere prema gesloten blijven.
LOKA 9
lt; mokp
,oeqDRok rrks jktu~ egk;ksxs'ojks gfj%A
n'kZ;kekl ikFkkZ; ijea :ieS'oje~
sajaya uvca
evam uktv tato rjan / mah-yogevaro hari
daraym sa prthya / parama rpam aivaram
sajaya uvcaSajaya zei; evamzo; uktvgesproken hebbend; tatatoen; rjanO
koning; mah-yogevarade grote Meester van alle mystieke krachten; harir Hari;
Sajaya zei: O Koning, nadat Hij dit gezegd had, openbaarde Mah Yogevara r
Hari Zijn opperste aivarya gedaante aan Arjuna.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na dit te hebben gezegd, liet r Bhagavn Zijn vivarpa aan Arjuna zien. Sajaya
beschrijft dit onderwerp aan de blinde koning Dhtarra in zes lokas, terwijl hij zegt dat
r Ka niet alleen groot is, maar dat Hij de grootste mysticus, Yogevara, is. Teneinde
Zijn universele gedaante aan Arjuna te tonen, heeft Hij hem goddelijke ogen geschonken,
wat betekent dat Arjuna hem zeer dierbaar is. De strekking is hier dat de overwinning voor
Arjuna in deze strijd vanzelfsprekend lijkt te zijn. Nu bestaat er geen twijfel meer dat
Arjuna door de genade van Bhagavn zowel materieel als spiritueel geluk zal toekomen.
Hierdoor wijst Sajaya er ook op bij Dhtarra dat zijn verlangen voor de overwinning
van zijn zoons volledig verijdeld is.
LOKAS 10-11
A
vusdoD=u;ueusdkqrn'kZue~
vusdfnO;kHkj.ka fnO;kusdks|rk;q/ke~
fnO;ekY;kEcj/kja fnO;xU/kkuqysiue~A
lokZ'p;Ze;a nsoeuUra fo'orkse[q ke~
aneka-vaktra-nayanam / anekdbhuta-daranam
aneka-divybharaa / divynekodyatyudham
divya-mlymbara-dhara / divya-gandhnulepanam
sarvcarya-maya devam / ananta vivato-mukham
anekavele; vaktra-nayanammonden en ogen; anekavele; adbhuta-daranam
wonderbaarlijke aspecten; anekavele; divya-abharaamgoddelijke versiersels; divya
goddelijke; anekavele; udyata-ayudhamgeheven wapens; divya-mlyagoddelijke
bloemenkettingen; ambaraen prachtige kledingstukken; dharamHij droeg; divya-
gandhamet goddelijke geuren; anulepanambesmeerd; sarvain alle opzichten; acaryamayamverbazingwekkend; devamstralend; anantamgrenzeloos; vivataaan alle
kanten; mukhamgezichten.
Arjuna zag de vivarpa van r Bhagavn, die oneindige monden en ogen bezat en
alle variaties van verbazingwekkende kenmerken. Ontelbare goddelijke versiersels en
hemelse bloemenkettingen tooiden die gedaante, in wiens handen talrijke hemelse
wapens geheven waren. Hij ging gekleed in royale kledingstukken, gezalfd met
goddelijke geuren en Hij was in alle opzichten verbazingwekkend. Zijn onbegrensde,
luisterrijke gezichten keken alle kanten op.
SRRTHA-VARI
Vivato-mukham betekent wiens gezicht overal is.
LOKA 12
Als duizend zonnen allemaal tegelijkertijd aan de hemel zouden rijzen, zou zulke
luister in de buurt kunnen komen van die Allerhoogste Persoon in Zijn stralende
universele gedaante.
SRRTHA-VARI
Als de luister van duizend zonnen tegelijk zou verschijnen, dan zou het tot op bepaalde
hoogte vergeleken kunnen worden met de schittering van deze vivarpa purua.
LOKA 13
Op dat moment kon Arjuna de totaliteit van het gehele universum in vele
afzonderlijke vormen waarnemen in dat gigantische lichaam van Vivarpa, de God
der goden.
SRRTHA-VARI
Op dat exacte slagveld, zag Arjuna ontelbare universums in het lichaam van devadevasya, de God der goden. Met hun verschillende onderscheidende kenmerken, bevonden
zij zich in n deel van Zijn lichaam, in elke porie en in elke buik. Het woord anekadh
betekent dat sommige van deze gedaantes van aarde waren gemaakt, sommige van goud
waren en anderen van juwelen. Sommige hadden een afmeting van vijftig yojanas (n
yojana staat gelijk aan acht mijl), andere honderd, sommige lkhs aan yojana en andere
hadden een afmeting van miljoenen joyanas.
LOKA 14
Met stomheid geslagen boog Arjuna, wiens haren overeind stonden, zijn hoofd om
prama te brengen en sprak hij met gevouwen handen de volgende woorden tot r
Ka, die Zijn universele gedaante had aangenomen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De universele gedaante die Mah-Yogevara Ka aan Arjuna toonde, was uiterst
verbazingwekkend, meest luisterrijk, prachtig om te aanschouwen en versierd met
verschillende soorten hemelse versiersels Arjuna zag het hele universum op n plaats en
verdeeld over verschillende gedaantes. Om Dhtarras twijfel weg te nemen dat Arjuna
misschien wel uit angst weg was gerend nadat hij die angstaanjagende gedaante had gezien,
zei Sajaya, Arjuna is een grote bhakta die ka-tattva (de fundamentele spirituele
principes betreffende r Ka) kent en hij is begiftigd met sattva-gua, de geaardheid
goedheid. Hij werd niet bang bij het zien van die duizendhoofdige gedaante van Ka,
maar ondervond in plaats daarvan adbhuta-rasa (devotionele gevoelens van verbazing).
Arjuna was begiftigd met natuurlijke standvastigheid, maar omdat hij verzonken was in
adbhuta-bhva, raakte hij in vervoering; zijn haren stonden overeind en zijn lichaam trilde.
Terwijl hij zijn eerbetuigingen bracht door zijn hoofd te buigen en zijn handen te vouwen,
begon hij te spreken.
Arjunas ogen waren niet gesloten uit angst, maar wegens het ervaren van adbhuta-rasa.
De vivarpa van r Ka is de viaya-lambana (het voorwerp) van deze rasa, en Arjuna
is de raya-lambana (ontvanger). Het keer op keer zien van die gedaante is een uddpana
(stimulus voor herinnering van de Heer). Het brengen van eerbetuigingen en het vouwen
van zijn handen zijn anubhvas (de fysieke manifestaties van extase), en het overeind staan
van zijn haar, het trillen van zijn lichaam, etc., zijn sttvika-bhvas (lichamelijke
transformaties vanwege spirituele vervoering). Opwinding van de geest, standvastigheid,
uitputting enzovoorts zijn sacr-bhvas (kortstondige emoties die opwellen uit de oceaan
van sthyi-bhva). De sthy-bhva (prominente emotie) is hier vismaya (verwondering).
Alle bovengenoemde ingredinten worden gecombineerd met Arjunas sthy-bhva om
vismaya-rasa te manifesteren. Wat betreft adbhuta-rasa, schrijft rla Rpa Gosvm in zijn
Bhakti-rasmta-sindhu (4.2.11):
tmocitair vibhvdyai / svdyatva bhakta-cetasi
s vismaya-ratir ntd- / bhuto-bhakti-raso bhavet
Wanneer vismaya-rati (het gemoed van verbazing) smakelijk wordt in het hart van een
bhakta door de juiste elementen van vibhva (oorzaak, of stimulus) enzovoorts, welke
gepast en bevorderlijk zijn voor diens eigen bhva, te mengen, wordt het adbhuta-rasa
genoemd.
LOKA 15
vtZqu mokp
i';kfe nsokaLro nso nsgs lokLrFkk Hkwrfo'ks"klku~A
czk.keh'ka deykluLFke`"k'p lokZuqjxka'p fnO;ku~
arjuna uvca
paymi devs tava deva dehe
sarvs tath bhta-viea-saghn
brahmam a kamalsana-stham
ca sarvn urag ca divyn
arjuna uvcaArjuna zei; paymiik neem waar; devnde goden; tavaUw; devaO
Heer; dehein het lichaam; sarvnalle; tathalsmede; bhta-vieavan de
verschillende levende wezens; saghnde groepen; brahmamHeer Brahm; a
Heer iva; kamala-sana-sthamgezeteld op de lotus; nde wijzen; caen; sarvn
alle; uragnslangen; caen; divyngoddelijke.
SRRTHA-VARI
De zinsnede bhta-viea-nma betekent alle levende wezens die ontstaan uit de schoot,
uit eieren en uit transpiratie. Het woord kamalsana-stham duidt op Heer Brahm, die
gezeteld is op de Sumeru berg, die als de lotuskrans van het universum is.
LOKA 16
vusdckgwnjoD=us=a
i';kfe Roka loZrksuUr:ie~A
ukUra u e/;a u iquLrokfna
i';kfe fo'os'oj fo'o:i
aneka-bhdara-vaktra-netra
paymi tv sarvato nanta-rpam
nnta na madhya na punas tavdi
paymi vivevara viva-rpa
anekaoneindige; bhuarmen; udarabuiken; vaktramonden; netraogen;
paymiIk zie; tvU; sarvataaan alle kanten; ananta-rpamUw oneindige
gedaantes; nageen; antameinde; nageen; madhyammidden; nageen; puna
wederom; tavaUw; dimbegin; paymiik zie; vivevaraO Heer van het
universum; viva-rpaO gedaante van het universum.
SRRTHA-VARI
Het woord vivevara betekent de Oorspronkelijke Persoon.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna zegt, O Vivarpa! Ik zie in Uw lichaam allesdoordringende, oneindige
gedaantes met oneindige handen, buiken, monden en ogen, maar ik ben niet in staat om het
begin, midden of einde van Uw lichaam te bepalen.
LOKA 17
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na het zien van de vivarpa zegt Arjuna, O Vivevara, ik zie Uw ledematen, hoofden,
kronen, knotsen, schijven enzovoorts als de schittering van miljoenen zonnen. Het is
moeilijk voor me om ze nog langer te aanschouwen. Ik zie ze aan alle kanten en ben niet in
staat om hun begin of einde vast te stellen.
Indien men vraagt hoe Arjuna zo gemakkelijk deze gedaante kon zien, is het antwoord
dat Bhagavn hem genadevol divya-caku gaf.
LOKA 18
SRRTHA-VARI
Het woord veditavyam betekent gekend door bevrijde personen. Yad akaram betekent
brahma-tattva, en nidhnam betekent de plaats van ontbinding.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bij het zien van de onvoorstelbare aivarya gedaante van Bhagavn concludeerde
Arjuna dat Hij voorzeker het allerhoogste doel van kennis, ofwel akara-tattva (de
onvergankelijke Realiteit), is, en dat Hij alleen middels transcendentale kennis gekend kan
worden. Hij is de rustplaats van iedereen, is onveranderlijk, en de onvergankelijke Persoon.
Hij is ook de bron van eeuwige dharma, en Hij is zijn beschermer.
sa kraa karadhipdhipo
na csya kacijanit na cdhipa
LOKA 19
vukfne/;kUreuUroh;Z&
euUrckgaq
'kf'klw;Zus=e~A
i';kfe Roka nhIrgqrk'koD=a
Lorstlk fo'ofena riUre~
andi-madhyntam ananta-vryam
ananta-bhu ai-srya-netram
paymi tv dpta-huta-vaktra
sva-tejas vivam ida tapantam
andi-madhya-antamzonder begin, midden of einde; ananta-vryamoneindig superieur
vermogen hebbend; ananta-bhumontelbare armen; ai-srya-netramogen als de zon
en de maan; paymiik zie; tvmU; dpta-hutahet laaiende vuur van de agni-hotra
yaja voortkomen uit; vaktramUw monden; sva-tejasdoor Uw stralengloed; vivam
universum; idamdit; tapantamwordt verschroeid.
SRRTHA-VARI
Aangezien Arjuna verzonken is in een oceaan van grote verwondering, is herhaling van
deze verklaring die begint met het woord andi geen tekortkoming. Er wordt gezegd dat
wanneer men onoplettend uit verrassing of blijdschap een onderwerp twee of drie keer
herhaalt, het niet onjuist is.
LOKA 20
|koki`fFkO;ksfjneUrja fg
O;kIra Ro;Sdsu fnkp lokZ%A
n`"V~okqra :ifena roksxza
yksd=;a izO;fFkra egkReu~
dyv -pthivyor idam antara hi
vypta tvayaikena dia ca sarv
dvdbhuta rpam ida tavogra
loka-traya pravyathita mahtman
dyau--pthivyotussen hemel en aarde; idamdeze (ruimte); antaramtussenin; hi
voorzeker; vyptamdoordrongen; tvaydoor U; ekenaalleen; diarichtingen; ca
en; sarvalle; dvaanschouwend; adbhutamverbazingwekkende; rpam
gedaante; idamdeze; tavavan U; ugramvreselijke; loka-trayamde drie werelden;
pravyathitamzijn erg angstig en in beroering gebracht; mah-tmanO grote
persoonlijkheid.
SRRTHA-VARI
Nu, in deze loka die begint met het woord dyv, en voor de volgende negen lokas,
toont r Bhagavn als onderdeel van die universele gedaante Zijn kla-rpa, Zijn aspect
van de allesverslindende tijd, omdat het een doel heeft in de huidige context.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na die kla-rpa van r Bhagavn te hebben gezien, zegt Arjuna, O Sarvraya,
rustplaats van iedereen, U doordringt de hele aarde, het firmament, de lucht en alle
richtingen met Uw vivarpa. U alleen doordringt de drie werelden. Bij het aanschouwen
van deze meest wonderbaarlijke goddelijke gedaante van U, raken de mensen van de drie
werelden verward en verontrust van angst.
Het punt dat opgemerkt dient te worden is dat het niet alleen Arjuna was die de
universele gedaante zag. Deze grote slag van Kuruketra werd ook gezien door devas zoals
Heer Brahm, door vele asuras, door de Pits (de voorvaders), en door Gandharvas,
Yakas, Rkasas, Kinnaras en menselijke wezens. Ze zagen allemaal de strijd naar gelang
hun respectieve temperamenten zoals vriendschap, vijandschap en onverschilligheid, maar
alleen degenen die bhaktas waren konden de universele gedaante zien, door Kas genade,
omdat Hij ze divya-caku had gegeven.
Het was niet zo dat alleen Arjuna de vivarpa zag, zoals een slapend persoon de enige is
die bijvoorbeeld de strijdwagens, paarden enzovoorts in zijn droom ziet, maar zelfs
persoonlijkheden zoals Vysa, Sajaya, Grootvader Bhma, Heer Brahm en vele anderen
waren getuige van deze aivarya gedaante van r Bhagavn. Dit is de vertrouwelijke
strekking van deze loka.
LOKA 21
SRRTHA-VARI
Het woord tva betekent tvm, tot U.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bij het zien van het kla-rpa aspect van de universele gedaante, raakte Arjuna erin
verzonken en begon te zeggen, Alle devas op het slagveld nemen beschutting van U door
binnen te gaan in U. Sommigen van hen staan klaar om te vluchten uit angst maar, niet in
staat zijnde om dit te doen, bidden in een verbijsterde gemoedstoestand met gevouwen
handen, O Prabhu, bescherm me alstublieft! Tegelijkertijd zien de maharis en siddhas het
vreselijke gevolg van de veldslag en zeggen, Laat er voorspoed zijn voor het hele
universum.
LOKA 22
SRRTHA-VARI
Degenen die offerandes van heet voedsel aanvaarden staan bekend als uma-p. In de
ruti wordt ook verklaard: uma bhg hi pitara, Het gedeelte dat aan Pits (voorvaders)
wordt gegeven is uma (heet).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Niet alleen Arjuna, maar ook de Rudras, de twaalf dityas, de acht Vasus, de
Sdhyas, de Vivadevas, de twee Avin-kumras, de Maruts, de Pits aangevoerd door
Umap, de Gandharvas zoals Citraratha, de Yakas zoals Kuvera, de Daityas zoals
Virocana, en de Siddhas (geperfectioneerde wezens) zoals Kapila, kijken allemaal met
verwondering naar de majestueuze gedaante van r Bhagavn. Hier betekent het woord
uma-p de voorvaders die offerandes van heet voedsel aanvaarden.
LOKA 23
O Mah-bho, het zien van Uw gigantische gedaante met zijn oneindige monden,
talloze ogen, ontelbare armen, dijen, voeten, buiken en vele angstaanjagende tanden,
jaagt iedereen, inclusief mij, schrik aan.
LOKA 24
uHk%Li`'ka nhIreusdo.k
nhIrfo'kkyus=e~A
O;kkkuua
n`"V~ok fg Roka izO;fFkrkUrjkRek
/k`r u foUnkfe 'kea p fo".kks
nabha-spa dptam aneka-vara
vyttnana dpta-vila-netram
dv hi tv pravyathitntar-tm
dhti na vindmi ama ca vio
nabha-spamde hemel doordringend; dptamverblindend; aneka-varamrijk
geschakeerd; vytta-nanammet wijd open monden; dpta-vila-netrammet immense,
vurige ogen; dvaanschouwend; hivoorwaar; tvmUw gedaante; pravyatithais
erg verontrust; antar-tmmijn geest; dhtimevenwichtigheid van geest; na vindmi
ik vind geen; amamvrede; caof; vioO Heer Viu.
SRRTHA-VARI
Het woord amam betekent vrede.
LOKA 25
na"Vkdjkykfu p rs eq[kkfu
n`"V~oSo dkykuylfkHkkfuA
Nu ik al die vreselijke monden zie, vol met angstaanjagende tanden en laaiend als
het vuur der vernietiging, ben ik niet in staat om vast te stellen waar de vier
richtingen zijn, noch voel ik enige vorm van geluk. O Heer der devas! O beschutting
van het universum! Wees me als alstublieft genadig.
LOKAS 26-27
Alle zonen van Dhtarra en hun geallieerde schare aan koningen, Bhma,
Droa, Kara, alsmede de voornaamste strijders aan onze kant, vliegen met grote
snelheid op U af en treden Uw grotachtige monden binnen die gevuld zijn met
angstaanjagende tanden. Ik zie dat sommigen daar ook beklemd zitten, met hun
hoofden verbrijzeld tussen die tanden.
LOKA 28
Al deze helden gaan Uw fel brandende monden binnen, net zoals de golven van
vele rivieren zich onstuimig richting de oceaan haasten.
LOKA 29
Zoals motten in een laaiend vuur vliegen en tenietgaan, zo ook gaan deze strijders
met grote snelheid Uw monden binnen, enkel om te sterven.
LOKA 30
rstksfHkjkiw;Z txRlexza
HkklLroksxzk% izrifUr fo".kks
lelihyase grasamna samantl
lokn samagrn vadanair jvaladbhi
tejobhir prya jagat samagra
bhsas tavogr pratapanti vio
lelihyasehen herhaaldelijk oplikkend (met vlammende monden); grasamna
verslindend; samanttvan alle kanten; loknmensen; samagrnalle; vadanai
monden; jvaladbhimet fel brandende; tejobhimet Uw stralen; pryavervullend;
jagatuniversum; samagramhet hele; bhsalicht; tavaUw; ugrvreselijke;
pratapantizijn verschroeiend; vioO Viu.
O Viu, met Uw vlammende tongen likt U de massas levende wezens op aan alle
kanten en verslindt hen met Uw fel brandende monden. U verschroeit het hele
universum met de felle, allesdoordringende stralen van Uw stralengloed.
LOKA 31
LOKA 32
JhHkxokuqokp
dkyksfLe yksd{k;Rizo`ks
yksdku~ lekgrZqfeg izo`k%A
rsfi Roka u Hkfo";fUr loZs
;sofLFkrk% izR;uhds"kq ;kskk%
r bhagavn uvca
klo smi loka-kaya-kt pravddho
lokn samhartum iha pravtta
te pi tv na bhaviyanti sarve
ye vasthit pratyankeu yodh
r-bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; klatijd; asmiIk ben; loka-kayaktvernietiger van de werelden; pravddhamachtige; loknde mensen;
samhartumte vernietigen; ihain deze wereld; pravttabezig; tezonder; apizelfs;
tvmjou; na bhaviyantizullen niet blijven bestaan; sarveal; yedie; avasthit
aanwezig zijn; pratyankeuin beide legers; yodhde soldaten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn zegt tegen Arjuna, Ik ben de alles vernietigende tijd, en op dit moment
heb Ik deze gigantische gedaante aangenomen. Ik ben hier aanwezig om Duryodhana en
anderen te doden. Het resultaat van Mijn missie zal zijn dat, behalve jullie vijf Pavas,
niemand op dit slagveld in leven zal blijven. Zelfs zonder jouw inspanningen en die van
andere strijders zoals jij, zal iedereen verslonden worden in de kaken van de vreselijke tijd,
omdat Ik in Mijn gedaante als tijd hun levens al heb genomen. Die helden die aanwezig zijn
aan beide kanten zullen beslist de mond der dood binnengaan, zelfs zonder te vechten.
Daarom, O Arjuna, als jij je afzijdig houdt van de veldslag, zul je ten val komen van je status
als katriya omdat je dan je sva-dharma hebt verwaarloosd, en nog zullen zij niet gered
worden.
LOKA 33
Sta daarom op om deel te nemen aan de strijd en bereik glorie door je vijanden te
verslaan, en geniet daardoor van een weergaloos koninkrijk. Al deze strijders zijn
allang gedood door Mij alleen. O Savyascin, deskundige boogschutter, word gewoon
Mijn instrument.
LOKA 34
Droa, Bhma, Jayadratha, Kara en vele andere grote helden zijn al door Mij
vernietigd, dus dood ze simpelweg en wees niet verontrust. Je overwinning in de strijd
staat vast; daarom, vecht!
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er is een verborgen betekenis voor de verklaring, Ik heb Bhma, Droa, Jayadratha,
Kara en anderen allang gedood. Bhagavn zegt dat toen alle krijgers aan de kant van de
Kauravas publiekelijk Draupad beledigden door haar te ontkleden, zij op dat moment
allemaal door Hem gedood waren vanwege hun gruwelijke Vaiava apardha. Enkel om
jou faam te geven, heb Ik er voor gezorgd dat deze mensen als standbeelden tegenover je
staan. Het is alsof ze al levenloos zijn. Wees slechts het instrument in het doden van hen.
r Ka had de levenskracht van alle helden die deelnamen aan de slag van
Mahbhrata al weggenomen. Evenzo bad Bhma als volgt in rmad-Bhgavatam:
sapadi sakhi-vaco niamya madhye
nija-parayor balayo ratha niveya
sthitavati para-sainikyur ak
LOKA 35
lt; mokp
,rPNRok opua ds'koL;
rktfyosZieku% fdjhVhA
ueLRok Hkw; ,okg ".ka
lxn~xna HkhrHkhr% i.z kE;
sajaya uvca
etac chrutv vacana keavasya
ktjalir vepamna kir
namasktv bhya evha ka
sa-gadgada bhta-bhta praamya
sajaya uvcaSajaya zei; etatdeze; rutvhorend; vacanamverklaring; keavasya
van r Keava; kta-ajalimet gevouwen handen; vepamnatrillend; kirtArjuna;
namasktvboog neer; bhyaherhaaldelijk; evavoorwaar; hahij sprak tot;
kamr Ka; sa-gadgadammet een stokkende stem; bhta-bhtaerg angstig;
praamyamet een gebogen hoofd.
Sajaya zei tegen Dhtarra: Toen hij deze woorden van r Keava hoorde,
trilde Arjuna. Hij bracht herhaaldelijk eerbetuigingen met gevouwen handen en,
uitermate bang zijnde, begon als volgt met een stamelende stem tot Ka te spreken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na het horen van dit gesprek tussen Ka en Arjuna uit de mond van Sajaya, begreep
Dhtarra Mahrja ongetwijfeld dat de grote onoverwinnelijke vechters aangevoerd door
Bhma en Droa ook gedood zouden worden en dat er geen kans was op een overwinning
van Duryodhana. Het idee dat ze voor een wapenstilstand zouden moeten gaan in zon
situatie kwam in hem op, maar hij bracht dit niet openlijk tot uiting.
De wijze Sajaya kon zijn gedachtengang begrijpen en begon onmiddellijk te
beschrijven wat er daarna gebeurde. Aan de kant, trilde Arjuna bij het horen van de
woorden van Ka. Keer op keer eerbetuigingen brengend, met een verontruste geest en
een stamelende stem, bracht hij zijn smeekbede aan de lotusvoeten van r Bhagavn.
LOKA 36
vtqZu mokp
LFkkus "khds'k ro izdhR;kZ
pA
txRiz";R;uqjT;rs
j{kkafl Hkhrkfu fn'kks ofUr
loZs ueL;fUr p fllk%
arjuna uvca
sthne hkea tava prakrty
jagat prahyaty anurajyate ca
raksi bhtni dio dravanti
sarve namasyanti ca siddha-sagh
arjuna uvcaArjuna zei; sthnemet recht; hka-aO Heer der zintuigen; tava
prakrtydoor Uw glories; jagatde wereld; prahyativerheugt zich; anurajyate
raakt gehecht; caen; raksidemonen; bhtnide bevreesde; diaalle kanten op;
dravantivluchten; sarveallemaal; namasyantibuigen neer; caen; siddha-sagh
de verzameling van geperfectioneerde wezens.
SRRTHA-VARI
Arjuna kent de volgende tattva: De r vigraha van Bhagavn is vergenoegend voor
degenen die Hem toegewijd zijn, daar waar Hij Zijn vreselijke aspect toont aan degenen die
tegen Hem gekant zijn. Arjuna legt dit uit terwijl hij gebeden opzegt aan r Bhagavn. Het
woord sthne is onverbuigbaar en het betekent yukta of gepast. Het wordt gebezigd in alle
bestanddelen van deze loka. Arjuna heeft Ka aangesproken als Hkea, wat degene die
de zintuigen van Zijn bhaktas tot Zichzelf richt, en die van Zijn niet-toegewijden van zich
afkeert betekent. Deze hele wereld raakt aangetrokken tot U middels de sakrtana (het
chanten) van Uw glories. Dit is gepast omdat deze wereld toegewijd is aan U. Rkasas,
asuras, dnavas, picas, etc., rennen uit angst alle kanten op. Dit is ook gepast omdat zij
afkerig zijn van U. Massas wezens, die perfect zijn geworden door bhakti aan U te
beoefenen, brengen eerbetuigingen aan U. Dit is ook correct omdat zij Uw bhaktas zijn.
Deze loka staat bekend in mantra-stra als de rkogha-mantra (een mantra om
rkasas of demonische elementen te vernietigen).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De transcendentale gedaante van r Bhagavn heeft zo'n buitengewone invloed dat
bhaktas enorm blij worden wanneer ze deze zien. Maar voor degenen die van nature surika
zijn en Hem niet toegewijd zijn, verschijnt deze gedaante als Yamarja, de heer van de dood.
In de worstelarena van Mathur waren aanbiddenswaardige ouderen zoals Nanda Mahrja
en de Ydavas erg vergenoegd om de prachtige nava-kiora, r Ka, te zien. Maar Hij
verscheen als de dood in persoon aan Kasa, zo hard als een bliksemschicht voor de
worstelaars, als de uitvoerder van kastijding aan de verdorven koningen, en als para-tattva
(Paramtm) aan de yogs. Daarom voelen toegewijde jvas vreugde en raken ze gehecht
aan Hem, wanneer ze de glories van Ka horen. De siddhas geven zich over aan Hem,
terwijl de asuras en rkasas die afkering zijn van Hem wegrennen uit angst. Deze reacties
zijn gepast voor elk van hen.
LOKA 37
dLekPp rs u uesjUegkReu~
xjh;ls cz.kksI;kfnd=ZsA
vuUr nsos'k txfkokl
Roe{kja lnlkRija ;r~
SRRTHA-VARI
Arjuna zei, Waarom zouden zij niet hun eerbetuigingen aanbieden en neerbuigen voor
U? Natuurlijk zullen ze dat doen. Hier betekent het woord sat gevolg, en asat betekent
oorzaak, dus, Die persoon die superieur is aan zowel sat als asat bent U, het
onvergankelijke akara brahma (het oneindige geestelijke).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de voorgaande loka heeft Arjuna uitgelegd dat r Bhagavn aanbiddenswaardig is
voor Heer Brahm enzovoorts. In deze loka stelt hij vast dat r Bhagavn de ziel van
iedereen is. Devas, is, Gandharvas en andere wezens zoals hen zullen zeker
eerbetuigingen brengen aan U. Ze kunnen niet bestaan zonder dit te doen omdat U n
zonder gelijke, onvoorstelbaar, en in het bezit van wonderbaarlijke vermogens bent. U bent
de Allerhoogste Persoon, superieur aan iedereen. U bent de originele schepper van Heer
Brahm, die de schepper van het universum is. Daarom bent U zelfs superieur aan hem.
Arjuna zei ook: Alleen r Bhagavn is aanbiddenswaardig voor iedereen. Niet alleen
dat, maar aangezien Hij de ziel is van iedereen, is Hij ook alles. Hij is superieur aan en
LOKA 38
SRRTHA-VARI
Nidhnam betekent rustplaats of plaats van ontbinding, en param dhma verwijst
naar die svarpa die de guas te boven gaat.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka is de originele God. Hij is de allerhoogste toevlucht van iedereen en Hij is
allesdoordringend. Omdat Zijn dhma een manifestatie is van Zijn par-akti
(transcendentale vermogen), is Hij niet verschillend van Zijn verblijf. Dit wordt vastgesteld
in vetvatara Upaniad (6.7):
tam var parama mahevara
ta devatn parama ca daivatam
pati patn parama parastd
vidma deva bhuvaneam yam
Wij kennen onze aanbiddenswaardige God, die de meester van de werelden is, als de
allerhoogste onder alle bestuurders, de allerhoogste God onder de goden, en als de
allerhoogste beschermer van degenen de bescherming kunnen bieden. Hij is
transcendentaal aan het onpersoonlijke brahma.
En verder verklaart vetvatara Upaniad (6.8):
na tasya krya karaa ca vidyate
na tat-sama cbhyadika ca dyate
parsya aktir vividhaiva ryate
svbhvik jna-bala-kriy ca
De Heer heeft geen plicht te vervullen noch is er ooit iemand geweest die heeft laten
zien gelijk aan of groter dan Hem te zijn. Van gerealiseerde zielen horen we dat de
energie van de Allerhoogste Heer op veelvuldige manieren handelt om alles in Zijn
schepping systematisch te laten functioneren, alsof het automatisch plaatsvindt.
LOKA 39
ok;q;ZeksfXuoZ#.k% 'k'kk%
iztkifrLRoa
izfirkeg'pA
ueks ueLrsLrq lgRo%
iqu'p Hkw;ksfi ueks ueLrs
vyur yamo gnir varuah aka
prajpatis tva prapitmaha ca
namo namas te stu sahasra-ktva
puna ca bhyo pi namo namas te
vyude god van de wind; yamade god van kastijding; agnide vuurgod; varua
de god van het water; aa-akade maangod; praj-patide voorvader Brahm; tvam
U; pra-pit-mahade vader van de (universele) grootvader Brahm; caen; nama
namaherhaaldelijke eerbetuigingen; teaan U; astulaat er zijn; sahasra-ktva
duizend maal; punaopnieuw; caen; bhyaverdere; apien nog; nama nama
herhaaldelijke eerbetuigingen; teaan U.
LOKA 40
ue%iqjLrknFk i`"BrLrs
ueksLrq rs loZr ,o loZA
vuUroh;kZferfoeLRoa
lo lekIuksf"k rrksfl loZ%
nama purastd atha phatas te
namo stu te sarvata eva sarva
ananta-vrymita-vikramas tva
sarva sampnoi tato si sarva
namaeerbetuigingen; purasttvan voren; athaen dan; phatavan achteren;
teaan U; namaeerbetuigingen; astulaat er zijn; teaan U; sarvatavan alle
kanten; evavoorwaar; sarvaO originele vorm van alles; ananta-vryaonbegrensde
heldenmoed; amita-vikramaU bezit eindeloos superieur vermogen; tvamU; sarvam
alles; sampnoidoordringt; tatavandaar; asiU bent; sarvaalles.
O Sarva-svarpa, U die alles bent! Mijn eerbetuigingen aan U van voren, achteren
en van alle kanten! Oneindig superieur vermogen en moed bezittend, doordringt U
het hele universum. Daarom bent U alles.
SRRTHA-VARI
Net zoals goud aanwezig is in alle gouden sieraden, zoals wapenrusting en oorbellen,
doordringt U deze wereld die Uw uitwerking is, en dus bent U sarva (alles).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Nadat hij begreep dat Ka ieders aanbiddenswaardige doel is, bracht Arjuna keer op
keer zijn eerbetuigingen aan Hij die alles belichaamt. Uit diep geloof en diepe eer, denkend
dat deze pramas niet volstonden, boog hij in alle richtingen neer voor Ka, die
oneindig superieur vermogen (ananta-vrya) en onmetelijke kracht (aparimeya-akti) heeft,
die sarvtm is, oftewel de ziel der zielen, alsmede sarva-svarpa, de gedaante van alles. Dit
vindt men ook terug in de verklaring van ukadeva Gosvm in rmad-Bhgavatam
(10.14.56):
vastuto jnatm atra / ka sthsnu cariu ca
bhagavad-rpam akhila / nnyad vastv iha kicana
Degenen in deze wereld die Ka begrijpen zoals Hij is, zien alle dingen, zij het
bewegend of niet-bewegend, als Zijn manifestaties. Zulke bevrijde zielen zien geen
andere realiteit.
LOKAS 41-42
SRRTHA-VARI
Ach! Ach! Ik heb oneindige overtredingen begaan tegen U, de bezitter van
allerhoogste aivarya. Op deze manier weeklagend sprak Arjuna deze loka die begint met
het woord sakheti. Arjuna zegt, O Ka enzovoorts wat betekent, U, Ka, staat bekend
als de zoon van Vasudeva, een mens die niet beroemd is en zelfs bekend staat als een
arddharath (iemand die hulp nodig heeft om een enkele tegenstander te verslaan). Maar ik,
Arjuna, ben een atirath (iemand die in zijn eentje tegen oneindige krijgers kan vechten),
en ik sta bekend als de zoon van Koning Pu. O Ydava betekent, U bent geboren in
de Yadu dynastie en hebt geen koninkrijk, daar waar ik geboren was in de dynastie van
Puru en daarom van koninklijke afkomst ben. Toch is de vriendschappelijke relatie die ik
met U heb niet vanwege Uw voorouders of de invloed van een dynastie, maar vanwege U.
Het was met vriendelijke bedoelingen dat ik onbesuisd beledigende woorden sprak. Om die
reden smeek ik om Uw vergiffenis. Deze woorden zijn gerelateerd aan de volgende
verklaring.
Uit dwaasheid beledigde de genegenheid die ik tot uitdrukking bracht terwijl ik met U
speelde en grapjes maakte de glorie van Uw universele gedaante. Met andere woorden, of
het nu alleen was of in de aanwezigheid van vrienden, ik heb U beledigd met sarcastische
woorden zoals satyavdi, U bent waarheidlievend, nikapaa, U bent vrij van valsspelerij,
en parama-sarala, U bent erg eenvoudig. Ik smeek om Uw vergiffenis voor duizenden van
zulke overtredingen. O Prabhu! Vergeef me alstublieft. Ik smeek het U!
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bij het aanschouwen van de opperste majestueuze vivarpa van r Ka, welke een
manifestatie van Zijn vibhti is, vergat Arjuna zijn natuurlijke vriendschappelijke relatie in
sakhya-rasa, aangezien er aivarya-jna (kennis van r Kas volheid) in hem opkwam.
Hij treurt om alle keren dat hij Ka in sakhya-bhva heeft aangesproken als, O Sakhe! O
Ydava! O Ka! en smeekt keer op keer om Zijn vergiffenis.
LOKA 43
yksd=;sI;izfreizHkko
pitsi lokasya carcarasya
tvam asya pjya ca gurur garyn
na tvat-samo sty abhyadhika kuto nyo
loka-traye py apratima-prabhva
pitde Vader; asiU bent; lokasyavan deze wereld; cara-acarasyavan bewegende en
niet-bewegende
wezens;
tvamU;
asyavan
deze
wereld;
pjyabent
aanbiddenswaardig; caen; gurude spirituele meester; garynde meest respectabele
persoon; naniet; tvat-samagelijk aan U; astier is; abhyadhikagroter; kuta
waar is; anyaeen andere; loka-traye apizelfs binnen deze drie werelden; apratimaprabhvaO bezitter van ongevenaarde macht.
bezitter
van
ongevenaarde
macht!
bent
de
vader,
de
meest
LOKA 44
SRRTHA-VARI
De zinsnede kya praidhya betekent op de grond vallen als een stok.
LOKA 45
darayatoon; devaO Heer; rpamgedaante; prasdawees alstublieft genadig; devaaO Heer der goden; jagan-nivsaO verblijf van het universum.
O Deva! Nu ik deze vivarpa van U heb gezien, die nog nooit eerder werd gezien,
ben ik in de wolken, maar mijn geest is ook heel erg van streek uit angst. O Devea,
God der goden! Laat me alstublieft weer Uw vier-armige gedaante zien. O Jagannivsa, toevlucht van het universum, wees me alstublieft genadig!
SRRTHA-VARI
Arjuna zegt, Na het zien van deze vivarpa die nog nooit eerder gezien werd voel ik me
uitbundig. Tegelijkertijd is mijn geest verontrust van angst vanwege zijn schrikwekkende
kenmerken. Laat me daarom alstublieft Uw gedaante als Vasudeva-nandana zien, die het
toppunt van zoetheid is en die me miljoenen malen dierbaarder is dan mijn eigen leven.
Wees me alstublieft genadig. Ik heb genoeg gezien van Uw aivarya. Ik erken dat U alleen
Devea, de Heer en bestuurder van alle devas, en Jagan-nivsa, het verblijf van het hele
universum, bent.
Toen Arjuna de universele gedaante zag, was hij niet in staat om Kas
oorspronkelijke menselijke gedaante te zien, ook al bleef Ka aanwezig ten overstaan van
hem. Dit kwam doordat die oorspronkelijke gedaante bedekt was door yogamy. Dit wordt
hieruit opgemaakt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka is asamorddhva-tattva: niemand is gelijk aan Hem of groter dan Hem. Met
betrekking tot dit onderwerp zegt Bhagavn Zelf: mamham evbhirpa kaivalyd Ik
ben advitiya-purua, n zonder gelijke. Alleen Ik ben gelijk aan Mezelf. Er niemand gelijk
aan Mij, om maar te zwijgen van groter zijn dan Mij rmad-Bhgavatam (5.3.17). In
vetvatara Upaniad (6.8) wordt ook gezegd: na tat-sama cbhyadhika ca dyate, De
Heer heeft geen plicht te vervullen. Men ziet nergens iemand die gelijk is aan Hem of groter
is dan Hem.
In r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 20.152) wordt gezegd:
kera svarpa-vicra una santana
advaya-jna-tattva vraje vrajendra-nandana
O Santana, hoor alstublieft over r Kas eeuwige svarpa. Hoewel Hij de Absolute
Waarheid verstoken van dualiteit is, is Hij eeuwig aanwezig in Vraja als de zoon van
Nanda Mahrja.
r Kas macht is onvoorstelbaar. Hij is de aanbiddelijke vader en de di-guru
(originele guru) van de hele bewegende en niet-bewegende wereld. Hij alleen is de
allerhoogste aanbiddenswaardige Realiteit en het doel van dienst voor de jvas. Dit
overwegend, bracht Arjuna keer op keer zijn eerbetuigingen en zei, In deze wereld neemt
de vader de fouten van zijn zoon niet serieus, noch neemt een vriend de gebreken van een
vriend serieus, noch neemt een minnaar de tekortkomingen van zijn geliefde serieus. U
bent r Bhagavn, maar toch schept U genoegen in het omgaan met bhaktas in sakhya,
vtsalya en mdhurya-rasa. Uit genade heeft U dienovereenkomstige uitwisselingen met
hun allemaal. Hoewel mijn eerdere gedrag ten overstaan van U niet ongepast was vanuit
het oogpunt van onze eeuwige relatie in sakhya-bhva bekeken, lijkt het alsof het ongepast
was wanneer ik Uw glories en tattva in beschouwing neem.
Voorheen had ik deze universele gedaante van U nog niet gezien. Nu is aan mijn
nieuwsgierigheid voldaan. Hoewel ik me verheugd voel bij het zien van deze gedaante, raakt
mijn geest verstoord vanwege zijn vreselijke aspecten. Laat me daarom weer Uw gedaante
als Vasudeva-nandana zien, dat toppunt van zoetheid, welke me miljoenen malen
dierbaarder is dan mijn eigen leven. Hoewel de narkra-rpa (mensachtige gedaante) van
Vasudeva-nandana Ka aanwezig was ten overstaan van Arjuna terwijl hij de universele
gedaante waarnam, werd deze bedekt door yogamy. Daarom was Arjuna niet in staat om
Hem te zien en verzocht hij Hem om Zijn caturbhuja-rpa (vier-armige gedaante) te tonen.
LOKA 46
SRRTHA-VARI
In de toekomst, wanneer U me ook maar Uw aivarya aspect laat zien, toon me dan
alstublieft alleen die van Uw nara-ll, die Vasudeva-nandana rpa die ik eerder gezien heb.
Toon me alstublieft die parama-rasamaya-rpa, de gedaante die opperste rasa belichaamt en
die gelukzaligheid schenkt aan mana-nayana, de ogen van mijn geest. Die gedaante is niet
ada-prva (dat wat nog niet eerder gezien werd), in tegenstelling tot deze huidige
universele gedaante. De aivarya van de universele gedaante, welke onderdeel is van Uw
goddelijke spel en vermaak, spreekt mij niet erg aan.
Met de bovenstaande bedoeling in het achterhoofd, zegt Arjuna, Geef me alstublieft
darana van die gedaante die ik voorheen heb gezien, die een goddelijke, kostbare, uit
juwelen vervaardigde helm heeft. Met andere woorden, ik wil die gedaante zien die U aan
Uw ouders heeft laten zien ten tijde van Uw geboorte. O Vivamrti, degene die de vorm
van het universum aanneemt! O Sahasra-bho, degene die duizenden armen heeft! Trek
alstublieft deze huidige universele vorm (vivarpa) in, en verschijn in Uw caturbhujarpa.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De svarpa van Ka is die van een jonge jongen (nava-kiora), een prachtige danser
(naa-vara) gekleed als een koeherdersjongen (gopa-vea), met een fluit in Zijn hand (veukara). Dit is Kas eeuwige gedaante. Hoewel Hij de belichaming is van mdhurya
(zoetheid), is aivarya (majestueuze volheid) ook volledig aanwezig in Hem. Of aivarya nu
geopenbaard is of niet, wanneer de activiteiten die geschikt zijn voor nara-ll niet worden
overtreden, wordt het zeker mdhurya genoemd. Bijvoorbeeld, het doden van Ptan vond
plaats toen Ka een baby was. Echter, Zijn gedrag als een baby werd nog niet een klein
beetje overtroffen door deze manifestatie van Zijn aivarya. Men spreekt aivarya wanneer
een bhva van aivarya de activiteiten van nara-ll overheerst. Bijvoorbeeld, ten tijde van
Zijn geboorte, verscheen r Ka voor Vasudeva en Devak versierd met allerhande
sieraden en kledij, en overschreed daarmee dus de activiteiten van een mensenkind. Dit
wordt aivarya-may-ll genoemd.
Het zien van de universele gedaante door Arjuna is hier aivarya-may-ll. Naderhand
bad hij om de vier-armige gedaante te zien, met welke hij min of meer vertrouwd was,
aangezien dit toepasselijk was voor de activiteiten van nara-ll. Terwijl Hij Zijn spel en
vermaak met de Ydavas en de Pavas in Zijn twee-armige gedaante vertoonde,
manifesteerde r Ka soms Zijn vier-armige gedaante. Het spel en vermaak in Dvrak is
enigzins aivarya-may, maar alle transcendentale bezigheden in Vraja zijn vol mdhuryamay; ze zijn naravat (mensachtig).
Toen Arjuna Avatthm, de doder van de vijf zonen van Draupad, met touwen
vastbond en hem tot aan haar voeten bracht, was Draupad in staat om Avatthm te
vergeven, maar Bhma kon dit niet en wou hem doden. Om de verlangens van beide te
vervullen en ook om de scherpzinnigheid van Arjunas intelligentie te testen, manifesteerde
r Ka Zijn vier-armige gedaante. rmad-Bhgavatam (1.7.52) verklaart:
niamya bhma-gadita / draupady ca catur-bhuja
lokya vadana sakhyur / idam ha hasann iva
Na de woorden van Bhma, Draupad en anderen te hebben aangehoord, keerde
Caturbhuja (vier-armige r Ka) Zijn gezicht naar Zijn dierbare vriend Arjuna, en
glimlachte.
Eens, terwijl Ka grapjes aan het uithalen was met Rukmi, kon ze de betekenis van
Zijn woorden niet begrijpen en viel bewusteloos op de grond. Op dat moment manifesteerde
Ka Zijn caturbhuja-rpa en tilde haar met twee van Zijn armen op. Met Zijn andere twee
armen begon Hij haar in de war geraakte haar weer in orde te maken en haar gezicht
schoon te maken. Zoals gezegd wordt in rmad-Bhgavatam (10.60.26):
paryakd avaruhyu / tm utthpya catur-bhuja
ken samuhya tad-vaktra / prmjat padma-pin
Terwijl Hij snel opstond van de bank, manifesteerde de Heer een vier-armige gedaante,
maakte de haren van Rukmi glad, en raakte voorzichtig haar gezicht aan met Zijn
lotushand.
Ooit, tijdens Zijn Vraja ll, verdween Ka plotseling van de rsa-ll. Zijn caturbhujarpa manifesterend, stond Hij op het pad van de gops die naar Hem op zoek waren. Toen
de gops Hem zagen, brachten ze hun eerbetuigingen en gingen verder op zoek naar dvibhuja
(twee-armige) ymasundara. Ondertussen kwam rmat Rdhik, de belichaming van
mahbhva, op die plek aan. Toen Hij Haar zag, raakte Ka overstelpt en ondanks grote
inspanning was Hij niet in staat om Zijn vier-armige gedaante vast te houden. Deze
caturbhuja-rpa verdween in Zijn dvibhuja-rpa.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Arjuna als zeggend, Nu wil ik Uw vier-armige
gedaante zien, waarbij U een kroon op Uw hoofd draagt en wapens zoals een knots en een
werpschijf in Uw handen houdt. U hebt deze huidige vivarpa-mrti, van sahasra-bhu
(duizend armen), uit Uw caturbhuja-mrti geopenbaard. O Ka, ik heb zonder twijfel
begrepen dat deze twee-armige ymasundara-gedaante de belichaming is van sac-cidnanda para-tattva. Deze gedaante is eeuwig en het is deze gedaante die alle jvas aantrekt.
De caturbhuja-mrti van Heer Nryaa bestaat eeuwig als de aivarya-vilsa van deze tweearmige ymasundara rpa. Ten tijde van de schepping, manifesteert deze gigantische
vivarpa-mrti zich uit die vier-armige Nryaa gedaante. Door deze opperste kennis is er
aan mijn nieuwsgierigheid voldaan.
LOKA 47
JhHkxokuqokp
e;k izlksu roktZqusna :ia ija n'krekRe;ksxkr~A
rstkse;a fo'oeuUrek|a ;Ues RonU;su u n`"ViwoZe~
r-bhagavn uvca
may prasannena tavrjuneda
rpa para daritam tma-yogt
tejo-maya vivam anantam dya
yan me tvad anyena na da-prvam
r-bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; mayomdat Ik; prasannenatevreden;
tavamet je; arjunaO Arjuna; idamdeze; rpamvorm; paramopperste; daritam
werd getoond; tma-yogtMijn persoonlijke mystieke vermogen, yogamy; tejamayamschitterend; vivamuniverseel; anantamoneindig; dyamoorspronkelijk;
r Bhagavn zei: O Arjuna, omdat Ik tevreden ben met je, heb Ik je Mijn
stralende, oneindige en oorspronkelijke universele vorm getoond middels Mijn
onvoorstelbare yogamy akti. Jij bent de enige die deze gedaante ooit gezien heeft.
SRRTHA-VARI
O Arjuna, je bad tot Mij, O Puruottama, ik verlang dat U me Uw aivarya-rpa toont
(Gt 11.3), en dus heb Ik die vivarpa purua, die slechts een aa, oftewel gedeeltijk
aspect, is van Mij, aan je laten zien. Waarom is je geest van slag geraakt na deze te hebben
gezien? Bovendien verlang je er nu naar om Mijn mensachtige gedaante te zien en smeek je
Me, Wees genadig, wees genadig! Waarom praat je op deze verrassende wijze? Ik heb jou en
niemand anders Mijn vivarpa laten zien omdat Ik tevreden met je was. Niemand behalve
jij heeft deze ooit eerder gezien. Waarom wens je hem niet langer te zien?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bhagavn r Ka zei tegen Arjuna, Op jouw verzoek heb ik je mijn gedeeltelijke
aspect, Mijn stralende vivarpa, middels het vermogen van Mijn acintya-akti laten zien,
omdat Ik tevreden met je was. In rla Baladeva Vidybhaas commentaar, heeft hij
deze praka (manifestatie) van Ka vergeleken met een waardevol juweel en een
deskundige toneelspeler. Hoewel een waardevol juweel slechts n voorwerp is, schenkt het
genoegen aan vele kijkers door het vertonen van haar verschillende kleuren. Evenzo
onderhoudt een deskundige acteur zijn publiek door in verschillende rollen te verschijnen.
Op dezelfde manier manifesteerde Ka, hoewel Hij n is, de vivarpa die in Hem
aanwezig is. Dit is de verborgen betekenis van Kas verklaring.
Ka zei nogmaals, Door jou hebben zelfs de devats en vele bhaktas deze gedaante
ook gezien. Niemand had deze ooit eerder gezien. Toen ik naar de bijeenkomst van
Duryodhana ging als boodschapper van de Pavas, en op verschillende manieren de
Kauravas trachtte te overreden om de helft van het koninkrijk aan de Pavas te geven,
probeerde de verdorven Duryodhana Mij te arresteren. Ik manifesteerde toen een
gedeeltelijk aspect van Mijn vivarpa ten overstaan van Dhtarra,de koningen van
verschillende staten en vele nobele lieden. Bhma, Droa en alle is die aanwezig waren
bij die bijeenkomst waren niet in staat om haar schittering te verdragen en sloten hun ogen.
Op verzoek van Dhtarra gaf Ik hem voor een kortstondige periode goddelijk zicht zodat
hij Mij kon zien. Arjuna, jij bent Mijn vriend, en Ik heb je deze vorm, die nog nooit aan
iemand getoond was, laten zien omdat ik tevreden ben met jou.
LOKA 48
u osn;Kk/;;uSuZ nkuS&
uZ p f;kfHkuZ riksfHk#xzS%A
,oa:i% 'kD; vga u`yksds
"Vqa RonU;su dq#izohj
na veda-yajdhyayanair na dnair
na ca kriybhir na tapobhir ugrai
eva-rpa akya aha n-loke
drau tvad anyena kuru-pravra
naniet; vedade Vedas; yajadoor het verrichten van offerandes; adhyayanai
middels studie van; naniet; dnaidoor liefdadigheid; naniet; caen; kriybhi
door ritualistische activiteiten; naniet; tapobhiboetedoening; ugraidoor hevige;
evam-rpaop deze manier; akhyakan; ahamIk; n-lokein deze wereld der
mensen; draugezien worden; tvat anyenabehalve door jou; kuru-pravraO
opperste held onder de Kurus.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Het vermogen om de gedaante te zien die Ik heb getoond kan zelfs
niet verkregen worden door processen zoals het bestuderen van de Vedas. Ik ben niet in
staat om deze gedaante aan iemand anders dan jou te laten zien. Veranker je nih enkel in
die meest zeldzame van gedaantes, begrijpend dat je het meest onbereikbare doel hebt
bereikt. Waarom wil je Mijn menselijke gedaante weer zien nadat je deze meest zeldzame
vorm hebt gezien?
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, O Kuru-pravra, niemand in deze
wereld heeft ooit deze door Mijn yogamy-akti gemanifesteerde vivarpa gezien, zelfs niet
door de studie van de Vedas, offerandes, liefdadigheid, religieuze activiteiten of strenge
matiging. Jij bent de enige die hem heeft gezien. Alle jvas die de posities van devas hebben
verkregen, zien en denken aan Mijn vivarpa met hun goddelijke ogen en goddelijke geest.
In deze gewone wereld kunnen degenen die gebonden zijn door begoocheling en bedekt zijn
door onwetendheid deze goddelijke gedaante niet zien, maar Mijn bhaktas, die in yoga
(verbinding) zijn met Mij en altijd verankerd zijn in nitya-cit-tattva (de eeuwig bewuste
Realiteit), ontstijgen zowel begoocheling als goddelijkheid. Zij voelen zich, net als jij, niet
op hun gemak met deze gedaante, maar verlangen ernaar om Mijn cinmaya-nitya-rpa, die
bovenzinnelijke mensachtige gedaante, te zien.
LOKA 49
ek rs O;Fkk ek p foew<Hkkoks
n`"V~ok :ia ?kksjehn`~eesne~A
O;isrHkh% izhreuk% iquLRoa
rnso es :ifena izi';
m te vyath m ca vimha-bhvo
dv rpa ghoram d mamedam
vyapeta-bh prta-man punas tva
tad eva me rpam ida prapaya
m teje dient niet te zijn; vyathangstig; mwees niet; caen; vimha-bhva
verbijsterd; dvgezien hebbend; rpamgedaante; ghoramvreselijke; dkzo;
mamavan Mij; idamdeze; vyapeta-bhvrij van angst; prta-manwees opgewekt
van geest; punaweer; tvamjij; tat evadiezelfde; mevan Mij; rpam(vierarmige)
gedaante; idamdeze; prapayaaanschouw.
Wees niet bang of begoocheld door deze vreselijke gedaante te zien. Word
onverschrokken en aanschouw met opgewekte geest wederom Mijn prachtige vierarmige gedaante tot je volledige voldoening.
SRRTHA-VARI
O Paramevara! Waarom bent U mij niet aan het zegenen? U wilt me met geweld deze
gedaante tonen ook al wil ik deze niet aanschouwen. Mijn lichaam raakt verontrust en mijn
geest staat paf door het zien van Uw aivarya-rpa. Ik ben herhaaldelijk bewusteloos aan het
vallen. Ik breng van een afstand eerbetuigingen aan deze parama-aivarya-rpa van U, en
zal nooit meer tot U bidden om deze aan Mij te tonen. Vergeef me alstublieft hiervoor.
Vergeef me alstublieft. Toon me alstublieft het maanachtige gezicht van Uw mensachtige
gedaante waarmee U de nectar van uw zoete glimlach doet neerstromen.
r Bhagavn spreekt deze loka die begint met het woord m te om troost te bieden aan
een verontruste Arjuna.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna werd erg bang en verontrust toen hij de vreselijke vivarpa zag. r Bhagavn
stelde hem gerust door te zeggen, Wees noch angstig, noch verontrust. Toen Draupad
werd beledigd tijdens de bijeenkomst van Duryodhana, bleven Bhma, Drocrya en
anderen stil. Zelfs Yudhihira en de andere Pavas waren niet in staat om haar te
beschermen en bleven met hangende hoofden zitten. Duryodhana. Kara en anderen
maakten haar belachelijk met allerlei sarcastische opmerkingen en Dusana sloeg op zijn
dij en trok toen met zijn volle kracht aan Draupads kledingstuk. In zon hulpeloze situatie
gaf Draupad zich volledig over aan Mij. Op dat moment beloofde Ik plechtig de adharmika,
verdorven Duryodhana en al zijn volgelingen te vernietigen. Daarom zal Ik zeker deze
slachting ten uitvoer brengen. Jij bent slechts een instrument. Ik heb je enkel Mijn
toornige, vreselijke, vernietigende gedaante laten zien om je hier vertrouwen in te
schenken. Jij bent Mijn nitya-sakh (eeuwige vriend) en daarom weet Ik dat deze gedaante
niet aangenaam voor je zal zijn. Aanschouw nu, zonder angst, die gedaante die je Me
verzocht hebt je te laten zien.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt, Dwaze personen
geloven niet in deze vivarpa. Door deze gruwelijke gedaante te aanschouwen dien je noch
verontrust, noch begoocheld te zijn. Mijn bhaktas zijn vredig, en ze verlangen ernaar om
Mijn sac-cid-nanda-nara-rpa te zien. Ik geef je daarom de zegen dat je niet verontrust of
begoocheld raakt met betrekking tot Mijn vivarpa. De bhaktas die zich aangetrokken
voelen tot Mijn mdhurya kunnen niets met deze vivarpa. Aangezien jij Mijn ll-sakh
(spel en vermaak vriend) bent, dien je een instrument te zijn in al Mijn spel en vermaak.
Het past niet bij je om zo verontrust te zijn. Geef nu je angst op, en aanschouw met een
opgewekte geest Mijn nitya-rpa (transcendentale mensachtige gedaante).
LOKA 50
lt; mokp
bR;tZqua oklqnsoLrFkksDRok
Loda :ia n'kZ;kekl Hkw;%A
vk'okl;kekl p Hkhresua
HkwRok iuq % lkSE;oiqeZgkRek
sajaya uvca
ity arjuna vsudevas tathoktv
svaka rpa daraym sa bhya
vsaym sa ca bhtam ena
bhtv puna saumya-vapur mahtm
sajaya uvcaSajaya zei; itialdus; arjunamaan Arjuna; vsudevazoon van
Vasudeva; tathen; uktvsprekend; svakamZijn persoonlijke; rpam(vierarmige)
gedaante; daraym satoonde; bhyaverder; vsaym satroostte; caen;
bhtamaan de bange (Arjuna); enamdie; bhtvdoor te worden; punaweer;
saumya-vapude zachtaardige gedaante; mah-tmde grootmoedige.
SRRTHA-VARI
Op deze manier, na de uitermate toornige gedaante van Zijn aa te hebben getoond,
toonde r Bhagavn Zijn mdhurya-aivarya-my caturbhuja-rpa, Zijn vier-armige
gedaante getooid met helm, knots, cakra enzovoorts, na zo te zijn verzocht door Arjuna.
Daarna manifesteerde die Allerhoogste Persoonlijkheid weerZijn innemende twee-armige
gedaante, die getooid gaat met armbanden, oorbellen, tulband, ptmbara en andere
sieraden, en bood zo soelaas aan de bang gemaakte Arjuna.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sajaya beschrijft wat er daarna gebeurde. Bhagavn r Ka trok Zijn sahasra-srarpa (duizendhoofdige gedaante) terug en manifesteerde Zijn caturbhuja-rpa, zo donker als
de blauwe lotus. Hij had deze gedaante als Devak-nandana in de gevangenis van Koning
Kasa gemanifesteerd. Uiteindelijk troostte Hij de bang gemaakte Arjuna door Zijn uiterst
innemende dvibhuja-mrti (twee-armige gedaante) te manifesteren.
LOKA 51
vtqZu mokp
n`"V~ons a ekuq"ka :ia ro lkSE;a tuknZuA
bnkuhefLe lao`k% lpsrk% izr xr%
arjuna uvca
dveda mnua rpa / tava saumya janrdana
idnm asmi savtta / sa-cet prakti gata
arjuna uvcaArjuna zei; dvaanschouwend; idamdeze; mnuammensachtige;
rpamgedaante; tavavan U; saumyaminnemend; janrdanaO Janrdana, degene
die de harten van alle wezens inspireert; idnmnu; asmi savttaik ben geworden; sacetbewust; praktimnaar mijn vorige aard; gataben teruggekeerd.
Arjuna zei: O Janrdana, mijn hart voelt verrukking bij het aanschouwen van deze
betoverende mensachtige gedaante van U, en ik ben weer tot mezelf gekomen.
SRRTHA-VARI
De meest zoete gedaante van r Ka aanschouwend, en zich voelend alsof hij werd
ondergedompeld in de oceaan van gelukzaligheid, zei Arjuna, Mijn hart voelt verrukking
nu ik weer ben teruggekeerd tot mijn praktim (normale toestand).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Op dat moment zag Arjuna, die nu verlost was van alle angst, r Ka eerst in Zijn
uitermate zoete caturbhuja-rpa, en daarna in Zijn dvibhuja ymasundara gedaante. In
grote vervoering zei Arjuna, O Janrdana, nadat ik Uw meest innemende mensachtige
gedaante heb gezien, ben ik weer tot bedaren gekomen en heb ik mijn natuurlijke toestand
herwonnen.
LOKA 52
JhHkxokuqokp
lqnnq Z'kZfen :ia n`"Vokufl ;UeeA
nsok vI;L; :iL; fuR;a n'kZudkf.k%
r bhagavn uvca
su-durdaram ida rpa / davn asi yan mama
dev apy asya rpasya / nitya darana-kkia
r-bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; su-durdaramzeer zelden gezien; idam
deze; rpamgedaante; davn asije hebt gezien; yatdie; mamavan Mij; devde
goden; apizelfs; asyavan deze; rpasyagedaante; nityamaltijd; darana-kkia
verlangen te aanschouwen.
r Bhagavn zei: Deze menselijke gedaante van Mij die je hebt gezien, wordt
zelden door anderen gezien. Zelfs de devas verlangen er immer naar om darana van
deze gedaante te hebben.
SRRTHA-VARI
In deze en de volgende twee lokas beginnend met de woorden su-durdaram, legt r
Bhagavn de glorie uit van de svarpa die Hij nu aan Arjuna toont. Zelfs de devas streven
ernaar om deze svarpa te zien, maar kunnen dat nooit. Echter, jij, Arjuna, wil Mijn
vivarpa niet zien. Dit is toepasselijk omdat je eeuwig de mah-mdhurya (grote zoetheid)
van Mijn oorspronkelijke menselijke gedaante proeft. Hoe zou deze vivarpa daarom ooit
jouw ogen kunnen bekoren? Ik zegende je met goddelijke ogen, maar ik zegende je niet met
een overeenkomstige goddelijke geest. Daarom kon jij, wiens geest enkel Mijn mahmdhurya menselijke gedaante wenst te zien, het zien van Mijn andere [universele]
gedaante niet volledig waarderen, ook al gaf Ik je goddelijk zicht. Als Ik je een passende
goddelijke geest had gegeven, dan zou jij ook aangetrokken zijn geweest tot Mijn vivarpa,
net zoals de devas.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka legt r Ka de glorie van Zijn mensachtige gedaante (nara-rpa)
uit. Blijk gevend van het meest uitzonderlijke aspect van Zijn genade aan Arjuna, zegt Hij,
Het is uitermate zeldzaam om deze menselijke gedaante die je nu ziet te aanschouwen. Zelfs
de devas kunnen deze niet zien. In rmad-Bhgavatam, Tiende Canto, verklaart de
Garbha-stotra (gebeden tot de schoot van Devak) dat het zelfs voor de devas lastig is om
deze gedaante te zien. Jij bent Mijn nitya-bhakta die de grote zoetheid van Mijn menselijke
gedaante proeft. Daarom schonk de vivarpa je geen voldoening. Ik gaf je goddelijke ogen,
maar geen goddelijke geest. Als Ik je een goddelijke geest had gegeven, dan was je net als de
devas aangetrokken geweest tot deze universele gedaante. Omdat je Mijn nitya-sakh bent,
kun jij nooit je sakhya-bhva opgeven. Daarom is deze menselijke gedaante erg innemend
voor jou.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt, O Arjuna, de
gedaante die je nu ziet is uiterst zeldzaam, su-durdaram. Zelfs devas zoals Brahm en Rudra
verlangen er altijd naar om deze nitya-rpa te zien. Indien je je afvraagt hoe deze menselijke
gedaante zo zeldzaam is terwijl hij door iedereen gezien wordt, wil Ik deze tattva aan je
uitleggen. Luister aandachtig.
Er zijn drie soorten waarneming gerelateerd aan Mijn sac-cid-nanda ka-rpa:
avidvat-pratti, yauktika-pratti en vidvat-pratiti. Avidvat-pratti is de waarneming van de
onwetenden, welke slechts gebaseerd is op empirische kennis. Zij beschouwen Mijn nityasvarpa als werelds en tijdelijk. Men kan de allerhoogste aard van deze svarpa niet
begrijpen middels zulke waarneming. Door yauktika- of divya-pratti (redenering), denken
de devas en personen die trots zijn op hun jna dat Mijn svarpa van deze wereld is en dat
hij tijdelijk is. Zij aanvaarden de eeuwige realiteit van ofwel Mijn universele vorm, welke
het hele universum doordringt, ofwel Mijn negatieve aspect van het universum, nirvieabrahma. Zij concluderen dat Mijn menselijke gedaante slechts een tijdelijk middel van
aanbidding is. Echter, middels vidvat-pratti (waarneming die berust op transcendentale
kennis) realiseren Mijn bhaktas, die begiftigd zijn met spirituele visie (cit-caku), dat Mijn
menselijke gedaante het directe verblijf is van sac-cid-nanda. Dit soort gerealiseerde visie
is zeldzaam zelfs voor de devas, onder wie alleen Brahm en iva, die Mijn uddha-bhaktas
zijn, er altijd naar verlangen om Mijn menselijke gedaante te zien. Nu je deze vivarpa hebt
gezien, ben je door Mijn genade in staat geweest om de suprematie van Mijn eeuwige
gedaante te begrijpen. Dit komt doordat je bezig bent met Mijn zuivere bhakti in
vriendschap.
LOKA 53
Het is niet mogelijk om Me in deze gedaante te zien zoals jij Me nu ziet, door
louter de Vedas te bestuderen, aan ascese of liefdadigheid te doen, of door offerandes
te verrichten.
SRRTHA-VARI
Als iemand, net zoals jij, Mijn eeuwige tweehandige menselijke gedaante wil zien,
denkend dat het de essentie van menselijke inspanning is, zal hij niet in staat zijn om deze
te zien of te begrijpen, ook al volgt hij processen zoals als het bestuderen van de Vedas en
verricht hij ascese. Geloof hierin.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men kan geen darana verkrijgen van r Ka in Zijn meest aangename eeuwige
mensachtige gedaante, die door de bhakta Arjuna werd gezien, door de Vedas te bestuderen,
of door verstervingspraktijken te verrichten, of door aan liefdadigheid en aanbidding, etc.,
te doen. In rmad-Bhgavatam (11.12.9) wordt gezegd:
ya na yogena skhyena / dna-vrata-tapo-dhvarai
vykhy-svdhyya-sannysai / prpnuyd yatnavn api
Zelfs door gebruiken die met grote inspanning worden verricht, zoals mystieke yoga,
filosofische beschouwing, liefdadigheid, geloftes, matiging, het verrichten van
offerandes, het onderwijzen van Vedische mantras, het bestuderen van stra, of het
toetreden tot de verzaakte levensorde, kan men Mij niet bereiken.
En verder wordt er gezegd:
na sdhayati m yogo / na skhya dharma uddhava
na svdhyyas tapas tygo / yath bhaktir mamorjit
rmad-Bhgavatam (11.14.20)
Mijn beste Uddhava, Ik wordt enkel beheerst door de bhakti die aan Mij wordt geleverd
door Mijn zuiverhartige toegewijden. Ik kan nooit beheerst worden door degenen die
alleen Skhya filosofie of andere stra bestuderen, of die mystieke yoga beoefenen, of
vrome daden, ascese of verzaking verrichten.
LOKA 54
SRRTHA-VARI
Op welke manier bent U dan te bereiken? Omdat Hij deze vraag van Arjuna
verwacht, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord bhakty. Zelfs als men
het verlangen heeft om nirva-moka (onpersoonlijke bevrijding) te bereiken, kan hij
alleen met behulp van bhakti binnengaan in de onpersoonlijke brahma-svarpa. Er is geen
andere manier. Na jna, of gui-bht-bhakti (bhakti die overheerst wordt door jna), te
hebben verzaakt, ontwikkelt de kennis van de jns zich uiteindelijk een klein beetje.
Verder gebeurt er niets. Hierdoor bereiken ze syujya-mukti (onpersoonlijke bevrijding).
Later bereiken ze Mij, nadat ze Mijn svarpa in waarheid hebben gekend. Dit zal ik later
uitleggen en bewijzen in Gt 18.55.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De aanblik van deze innemende menselijke gedaante is alleen mogelijk middels ananybhakti. In dit verband verklaart rmad-Bhgavatam (11.12.8):
kevalena hi bhvena / gopyo gvo nag mg
ye nye mha-dhiyo ng / siddh mam yur ajas
De inwoners van Vraja, zoals de gops, koeien, dieren, de slangen zoals Kliya, de beide
arjuna bomen en andere niet-bewegende wezens met bedekt bewustzijn, zoals bosjes en
struiken, bereikten allemaal de volmaaktheid van het leven en kwamen simpelweg tot
Mij vanwege hun exclusieve toewijding voor Mij.
En verder verklaart rmad-Bhgavatam (11.14.21):
bhaktyham ekay grhya / raddhaytma priya satm
bhakti punti man-nih / va-pkn api sambhavt
Ik kan alleen bereikt worden door bhakti die met volledig geloof wordt uitgevoerd. Ik
ben van nature dierbaar voor Mijn bhaktas die Mij als het exclusieve doel van hun
bhajana nemen. Zelfs de hondeneters kunnen zichzelf van hun lagere geboorte louteren
door bhajana aan Mij te verrichten.
LOKA 55
eRdeZUeRijeks e% lotr%A
fuoSZj% loZHkwrs"kq ;% l ekesfr ik.Mo
mat-karma-kn mat-paramo / mad-bhakta saga-varjita
O zoon van Pu, hij die zijn leven exclusief aan Mij toewijdt en Mij alleen als
zijn allerhoogste doel beschouwt, die zich bezighoudt met de verschillende takken van
bhakti zoals ravaam en krtanam terwijl hij verstoken is van wereldse gehechtheden,
en die vrij blijft van vijandschap jegens enig levend wezen; hij alleen bereikt Mij.
SRRTHA-VARI
Nu, in deze loka die begint met de woorden mat-karma-kt, legt r Bhagavn de
eigenschappen van Zijn anany-bhaktas uit, om de discussie over bhakti, die in Hoofdstuk
Zeven begon, te besluiten. Saga-varjita betekent verstoken van gehechtheid aan de
resultaten en vrij van slechte associatie.
De strekking van het Elfde Hoofdstuk is dat Arjuna onwrikbaar overtuigd is geraakt
van de mah-aivarya van r Ka en dat hij zegevierend zal zijn in de strijd.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Elfde Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka legt r Ka de takken van bhakti uit die gevolgd dienen te worden door
bhaktas die beschutting nemen van anany-bhakti. Alleen degenen die vrij worden van
alle wereldse gehechtheden en afgunst ten opzichte van alle jvas en zich bezighouden met
Mijn anany-bhakti door handelingen te verrichten zoals het bouwen van tempels voor Mij,
het schoonhouden van deze tempels, het leveren van dienst aan Tulas-dev, en door
ravaa, krtana en smaraa van hari-kath te verrichten, zijn Mijn bhaktas.
HOOFDSTUK TWAALF
Bhakti-Yoga
Yoga Via Zuivere Toegewijde dienst
LOKA 1
vtqZu mokp
,oa lrr;qk ;s HkkLRoka i;qZiklrsA
;s pkI;{kjeO;a rs"kka ds ;ksxfokek%
arjuna uvca
eva satata-yukt ye / bhakts tv paryupsate
ye cpy akaram avyakta / te ke yoga-vittam
arjuna uvcaArjuna zei; evamop deze manier; satata-yuktvoortdurend gefixeerd
op U; yedie; bhaktde toegewijden; tvmU; paryupsateaanbidden; yedie; ca
en; apiook; akaramhet onvergankelijke; avyaktamongeopenbaarde; temvan
hen; kewelke?; yoga-vittamde beste van degenen die yoga kennen.
Arjuna zei: Volgens Uw eerdere verklaring, zijn er bhaktas die begiftigd zijn met
nih, die zich voortdurend bezighouden met bhajana aan Uw ymasundara
SRRTHA-VARI
In dit Twaalfde Hoofdstuk bevestigt r Bhagavn de superioriteit van alle soorten
bhaktas over de jns. En onder de bhaktas worden alleen degenen verheerlijkt die
eigenschappen bezitten zoals onafgunstigheid.
Toen het onderwerp van bhakti werd gentroduceerd, hoorde Arjuna dat degenen die
begiftigd zijn met raddh, die zich met aan Hem toegewijde harten bezighouden met
bhajana aan r Bhagavn, yuktatama zijn, oftewel de beste onder alle soorten yogs. Dit is
de mening van r Bhagavn (Gt 6.47). Arjuna hoorde over de oppermacht van de
bhaktas in inleidende verklaringen zoals deze, en terwijl dit deel tot een conclusie komt,
gaat hij verder met vragen stellen, omdat hij meer wenst te horen over die superioriteit. U
verklaarde dat het woord satata-yukt degenen die toegewijd zijn aan het verrichten van
werk voor U betekent. Degenen die begiftigd zijn met de symptomen die U voorheen
beschreef houden zich bezig met de dienst van Uw ymasundara gedaante. Anderen
aanbidden nirviea (aspectloos), akara (onvergankelijk) brahma, welke beschreven wordt
in de Bhad-rayaka ruti: O Grg, de brhmaas kennen dit akara-brahma als asthla
(dat wat niet grofstoffelijk is), askma (dat wat niet fijnstoffelijk is), ahrasva (dat wat niet
klein is), enzovoorts. Wie van deze twee soorten personen die yoga kennen is er superieur?
Met andere woorden, wie is er bekend met de betere manier om U te kennen en begrijpen?
Hier, in de oorspronkelijke loka, is het woord yoga-vittam gebezigd. Het woord yogavittara wordt doorgaans gebruikt om twee soorten aanbidders te vergelijken, daar waar het
woord yoga-vittam op de superlatieve graad duidt, en wordt gebruikt om te beslissen wie er
de beste is onder alle soorten mensen die aanbidding verrichten. Door dit woord te
gebruiken, vergelijkt Arjuna niet alleen deze twee, maar wil hij ook weten wie er de beste is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Van de verschillende soorten sdhana die beoefend worden om spoedig Bhagavn te
bereiken, is uddha-bhakti (zuivere toewijding) het meest eenvoudig, meest gemakkelijk en
meest natuurlijk om te verrichten. Haar invloed is onfeilbaar. In dit hoofdstuk wordt
uddha-bhakti vastgesteld als superieur.
Tot nu to heeft Arjuna met grote aandacht naar de instructies van Bhagavn r Ka
geluisterd. In het Zesde Hoofdstuk, in de loka: yognm api sarvem (Gt 6.47), zei r
Ka dat van alle yogs (zoals de karma-yog, de dhyna-yog en de tapa-yog) de bhakti-yog
superieur is. In het Zevende Hoofdstuk, in de loka: mayy sakta man (Gt 7.1), zei Hij
dat beschutting nemen van bhakti-yoga het beste is. In het Achtste Hoofdstuk, in de loka:
praya-kle manascalena (Gt 8.10), beschreef Hij de glorie van yoga-bala, de kracht van
yoga. In het Negende Hoofdstuk, in de loka, jna-yajena cpy anye (Gt 9.15), sprak Hij
over jna-yoga, en aan het einde van het Elfde Hoofdstuk, in de loka, mat-karma-kn matparamo (Gt 11.55), beschreef Hij weer de uitmuntendheid van bhakti-yoga. Nadat hij over
deze verschillende soorten yoga had gehoord, was Arjuna niet in staat te constateren of het
beter is om de saviea-svarpa (persoonlijke gedaante) van Yaod-nandana ymasundara
r Ka te aanbidden, of om brahma, wat niaktika (verstoken van energie), nirkra
(vormloos), avyakta-svarpa (ongeopenbaard) en nirviea (aspectloos) is, te aanbidden. Wie
van deze twee yogs heeft superieure kennis van yoga? Door yoga-vittam te zeggen, vraagt
Arjuna naar wie de beste van alle yogs is.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Arjuna als zeggend, O Ka! Uit alle instructies
die U tot dusver hebt gegeven, heb ik begrepen dat er twee soorten yogs zijn. Het ene type,
gebonden door anany-bhakti (exclusieve bhakti) aan U, aanbidt U door alle lichamelijke en
sociale activiteiten aan U toe te wijden. Het andere type yog verricht lichamelijke en
sociale activiteiten slechts naar gelang zijn behoeftes door de principes van nikma-karmayoga te volgen, en neemt beschutting van Uw onvergankelijke en ongemanifesteerde
onpersoonlijke aspect middels adhytmika-yoga (yoga gerelateerd aan brahma). Wie van
deze twee yogs is superieur?
LOKA 2
JhHkxokuqokp
e;kos'; euks ;s eka fuR;;qk miklrsA
J;k ij;ksisrkLrs es ;qrek erk%
r bhagavn uvca
mayy veya mano ye m / nitya-yukt upsate
raddhay parayopets / te me yuktatam mat
r bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; mayiin Mij; veyaopgaand; mana
de geest; yedie; mmMij; nitya-yuktaltijd verbonden; upsateaanbidden;
raddhaygeloof; paraymet transcendentaal (vrij van de materile geaardheden der
natuur); upetbezighoudend; tedegenen; medoor Mij; yuktatamde beste onder
degenen die yoga kennen; matworden beschouwd.
r Bhagavn zei: Die yogs wiens geloof transcendentaal is, oftewel verheven
boven de drie bindende invloeden van de materile natuur, die hun geest fixeren op
Mijn ymasundara gedaante en Mij voortdurend aanbidden met anany-bhakti, zijn
de beste onder degenen die yoga kennen. Dit is Mijn mening.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn beantwoordt Arjunas vraag uit de vorige loka door te zeggen, Mijn
bhaktas die hun geest met nirgua-raddh (geloof dat vrij is van de invloed van de drie
geaardheden) op Mijn ymasundara gedaante richten, en altijd verlangen naar verbinding
met Mij, zijn de beste. Zoals gezegd wordt in rmad-Bhgavatam (11.25.27), raddh die de
tm (het zelf) als zijn focus heeft bevindt zich in sattva-gua; raddh die karma (actie) als
zijn focus heeft bevindt zich in rajo-gua, en raddh welke irreligieuze activiteiten als zijn
focus heeft bevindt zich in tamo-gua. Maar de raddh wiens doel en focus dienst aan Mij
is, is nirgua. In de huidige loka wordt gezegd, Mijn exclusieve bhaktas zijn yuktatam,
oftewel yoga-vittam, de beste der yogs. Uit dit kan worden geconcludeerd dat
vergeleken met exclusieve bhaktas, anderen, zoals degenen wiens bhakti gemengd gaat met
jna of karma, yoga-vittara (kenners van yoga) zijn, maar niet yoga-vittam (de beste van
degenen die yoga kennen). Aldus is bhakti superieur aan jna, en binnen bhakti is ananybhakti soeverein. Dit wordt hier vastgesteld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na Arjunas vraag te hebben gehoord, was Bhagavn r Ka erg tevreden en zei, Ik
beschouw enkel die bhaktas die Mij voortdurend aanbidden met nirgua-raddh en zuivere
toewijding, en die hun geest richten op Mijn ymasundara gedaante, als de beste der
yogs. In werkelijkheid zijn de zuivere toegewijden de allerhoogste yogs. De yogs wiens
bhakti gemengd is met jna en karma zijn een beetje inferieur aan hen. Bhakti-yoga is
daarom superieur aan jna-yoga omdat men alleen via bhakti-yoga zuivere anany-bhakti
verricht. Het woord raddh dat vermeld wordt in de originele loka staat voor onwrikbaar
geloof in de verklaringen van stra, guru en Bhagavn. Zoals gezegd wordt in Caitanyacaritmta (Madhya-ll 22.62):
raddh-abde vivsa kahe sudha nicaya
ke bhakti kaile sarva-karma kta haya
raddh is het vastberaden geloof dat louter door het verrichten van bhakti aan r
Ka alles volbracht wordt.
LOKAS 3-4
;s Ro{kjefunZs';eO;a i;qZiklrsA
loZ=xefpUR;a p dwVLFkepya /kzqoe~
lafu;E;sfU;xzkea loZ= lecq;%A
rs izkIuqofUr ekeso loZHkwrfgrs jrk%
ye tv akaram anirdeyam / avyakta paryupsate
sarvatra-gam acintya ca / kastham acala dhruvam
sanniyamyendriya-grma / sarvatra sama-buddhaya
te prpnuvanti mm eva / sarva-bhta-hite rat
yedegenen die; tumaar; akaramhet onvergankelijke geestelijke; anirdeyam
ondefinieerbaar; avyaktamongemanifesteerd, zonder enige materile vorm en kwaliteiten;
paryupsatezij aanbidden; sarvatra-gamallesdoordringend; acintyamonvoorstelbaar,
voorbij aan wereldse logica; caen; ka-sthamuniform, bestaand in alle fases van tijd;
acalamniet-bewegend, zonder de zes symptomen van levende wezens (zoals groei etc.);
dhruvameeuwig; sanniyamyabeheersend; indriya-grmamde groep zintuigen;
sarvatraonder alle omstandigheden; sama-buddhayagelijk zijnde; tezij;
SRRTHA-VARI
Degenen die Mijn nirviea-brahma-svarpa aanbidden, blijven bevreesd; daarom zijn
ze inferieur aan Mijn bhaktas. Teneinde dit principe vast te stellen, spreekt r Bhagavn
deze twee lokas die beginnen met ye tu. Akara wil zeggen dat brahma niet in woorden kan
worden uitgedrukt, omdat het ongemanifesteerd, vormloos (avyaktam), allesdoordringend
(sarvatra-ga) en eeuwig (dhruvam) is. Het is niet onderhevig aan transformatie (acalam),
maar bestaat te allen tijde uniform (kua-stham), en het kan niet begrepen worden door
logica (acintya). De zinsnede mm eva betekent, Zij bereiken Mij alleen. Met andere
woorden, er is geen verschil tussen dat onvergankelijke (akara) brahma en Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn zegt, Degenen die zich met beteugelde zintuigen en gelijke blik
bezighouden met activiteiten voor het welzijn van alle jvas, en Mijn akara
(onvergankelijke), anirdeya (onbeschrijflijke) en avyakta (ongemanifesteerde) nirvieabrahma-svarpa aanbidden, bereiken Mij uiteindelijk alleen na het verrichten van lastige
sdhana. Uit de loka, brahmao hi pratihham (Gt 14.27) wordt begrepen dat r Ka
de basis en raya (beschutting) van nirviea-tattva is. Daarom nemen de aanbidders van
nirviea-brahma ook indirect beschutting van r Ka. r Ka is de toevlucht van alle
upsya-tattva (aanbiddenswaardige Realiteiten), en is Zelf het hoogste aanbiddenswaardige
doel. Andere upsya-tattvas, zoals r Rmacandra, r Nryaa, r Nsihadeva en
nirviea-brahma, zijn allemaal afhankelijk van Ka voor hun bestaan. De aanbidders die
beschutting hebben genomen van upsya-tattva staan zeker onder de beschutting van
Ka. De gehele upsya-tattva is afhankelijk van ka-tattva, omdat ze Hem als hun
oorsprong hebben.
Weliswaar zijn de eerste drie van de hierboven vermelde upsya-tattva n in tattva
(svarpa stad-ektma-rpa), maar vanuit het perspectief van rasa is er een gradatie. Evenzo
bestaat er een gradatie onder die aanbidders die beschutting hebben genomen van deze
ondergeschikte Realiteiten. Brahma, een onvolledige manifestatie van Kas cid-aa (het
interne zelfbewuste vermogen), is de stralengloed van r Kas ledematen. Daarom
nemen degenen die nirviea-brahma of syujya-mukti bereiken indirect beschutting van
Ka alleen. Zij ervaren echter niet de gelukzaligheid van liefdevolle sev aan Hem. Om
deze reden is het zo dat, zelfs wanneer r Ka Zijn bhaktas verschillende soorten mukti,
zoals syujya, aanbiedt, zij deze niet accepteren, zoals vermeld staat in rmad-Bhgavatam
(3.29.13):
slokya-sri-smpya / srpyaikatvam apy uta
dyamna na ghanti / vin mat-sevana jan
Een zuivere toegewijde aanvaardt geen enkele vorm van bevrijding, zoals, slokya,
sri, smpya, srpya of ekatvam (syujya), ook al worden ze hem aangeboden.
Sommigen denken dat het aanbidden van akara-brahma superieur is aan het
aanbidden van de sac-cid-nanda-mrti van ymasundara r Ka. Echter, Bhagavn r
Ka verklaart Zelf erg duidelijk dat Zijn anany-bhaktas superieur zijn aan degenen die
nirkra (het vormloze) nirviea-brahma aanbidden. Bovendien denken sommige mensen,
Waarom zou aanbidding van brahma niet superieur zijn, aangezien het vol moeilijkheden is
en pas na een heel lange tijd geperfectioneerd wordt? Zij denken dat van de twee soorten
brahma, namelijk sagua en nirgua, nirgua-nirkra-brahma de originele en superieure
tattva is. Zij denken dat gewonen mensen niet in staat zijn om aanbidding van nirguabrahma te verrichten omdat het lastig is, daar waar de aanbidding van sagua-brahma
eenvoudig verricht kan worden aangezien iedereen het kan doen.
Hier is het noodzakelijk te begrijpen dat deze opvattingen volkomen onjuist zijn. Ka
alleen is de oorspronkelijke tattva. Brahma-tattva is afhankelijk van Hem, en is simpelweg
de uitstraling van Zijn lichamelijke ledematen. In Gt (15.18) heeft r Ka Zelf
verklaard dat Hij als puruottama-svarpa zijnde superieur is aan akara (onvergankelijk) en
ka-stha (onveranderlijk) brahma.
r Baladeva Vidybhaa en andere commentators van de Gt leggen uit dat akarasvarpa (de onvergankelijke entiteit) ook wel jva-svarpa (de individuele ziel) betekent,
terwijl r Rmnujcrya het uitlegt als pratyag-tma (de allesdoordringende; letterlijk,
iedere ziel) svarpa.
De Allerhoogste Persoon, parabrahma, is duidelijk beschreven als zijnde verschillend
van, en superieur aan, dat brahma, wat akara en ka-stha is. In dit verband zou men Gt
(15.16-17) moeten raadplegen: ka-stho kara ucyate, De ka-stha (onveranderlijke
LOKA 5
Dys'kksf/kdrjLrs"kkeO;klpsrlke~A
vO;k fg xfrnqZ%[ka nsgofjokI;rs
kleo dhikataras tem / avyaktsakta-cetasm
avyakt hi gatir dukha / dehavadbhir avpyate
kleaongemak; adhikatarameer; temvoor degenen; avyakta-saktagehecht zijn
aan het onpersoonlijke, ongemanifesteerde aspect; cetasmvan wie de geest; avyaktde
ongemanifesteerde;
hiomdat;
gatitoestand;
dukhammet
moeilijkheid;
dehavadbhidoor degenen die belichaamd zijn; avpyatewordt verworven.
SRRTHA-VARI
Hoe zijn de jns dan inferieur? In antwoord op Arjunas vraag, spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met de woorden kleo dhikataras tem. Degenen die
verlangen naar het ervaren van brahma, wat avyakta is, moeten uiterste moeilijkheden
ondergaan om het te bereiken. Het is lastig voor de jva om te trachten iets waar te nemen
dat geen zichtbaar bestaan heeft. De zintuigen zijn alleen in staat om datgene te ervaren wat
eigenschappen (viea) heeft die in verband staan met de respectieve zintuigen, zoals geluid.
Ze zijn niet in staat om datgene wat verstoken is van eigenschappen of kenmerken
(nirviea) te ervaren.
Het is van essentieel belang voor degenen die nirviea-jna verlangen om de zintuigen
te beteugelen, maar het verwezenlijken hiervan is even moeilijk als het in bedwang houden
van de stroom van een rivier. Zoals Sanat Kumra tegen Pthu Mahrja zegt in rmadBhgavatam (4.22.39), De bhaktas kunnen eenvoudig de hdaya-granthi (knoop van het
hart), welke bestaat uit karma-vsan (baatzuchtige verlangens), losknippen door met
toewijding aan de stralengloed van de lotusbloembladachtige voeten van Bhagavn te
denken. De yogs die verstoken zijn van bhakti kunnen de knoop van het hart echter niet zo
doorknippen zoals de bhaktas dat kunnen, ook al zijn ze vrij van enige neigingen naar
werelds genot en kunnen ze hun zintuigen beteugelen. Laat daarom de afzonderlijke
inspanning om de zintuigen te beteugelen varen en doe aan de bhajana van r Vsudeva.
Degenen die yoga en andere processen beoefenen met het verlangen om deze oceaan van
het materile bestaan, die vol zit met krokodillen in de vorm van de zintuigen, over te
steken, zullen extreme moeilijkheden onder ogen moeten zien als ze geen beschutting
nemen van r Bhagavn, die met een boot wordt vergeleken. Daarom, O Koning, dient u
ook de lotusvoeten van de meest aanbiddenswaardige Bhagavn te aanvaarden als de boot
waarin men deze oceaan, die onoverkomelijk en vol van obstakels is, oversteekt.
Zelfs als men na veel pijn en moeite de bestemming van nirviea-brahma heeft bereikt,
gebeurt het enkel met behulp van bhakti. Zonder bhakti voor Bhagavn ondergaat de
aanbidder van brahma niet alleen ellende, maar slaagt hij er ook niet in om brahma te
bereiken. Zoals Heer Brahm zei, Het enige gewin dat iemand haalt uit het slaan op een
leeggemaakt rijstgewas is de moeite die men ondernam om het te slaan (rmadBhgavatam 10.14.4).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Aanbidders van nirviea-brahma zien zowel tijdens sdhana als tijdens siddha ellende
onder ogen. Geen enkele sdhana kan perfectie schenken zonder de hulp van bhakti. Door
hulp te nemen van bhakti als een secundair proces, streven degenen die nirviea-brahma
aanbidden ernaar om brahma-jna te bereiken. Op haar beurt beloont Bhakti-dev hen
met het secundaire resultaat van bhakti, namelijk brahma-jna, en verdwijnt daarna weer.
Dus blijven zulke personen die brahma aanbidden verstoken van het genieten van de uiterst
heilzame naam, gedaante, bezigheden en eigenschappen van r Ka. Zij dompelen
zichzelf eeuwig onder in een oceaan van grote ellende in de vorm van syujya-mukti. Dit is
zelfvernietigend. Om deze reden verklaart rmad-Bhgavatam (10.14.4):
reya-stim bhaktim udasya te vibho
kliyanti ye kevala-bodha-labdhaye
tem asau kleala eva iyate
nnyad yath sthla-tuvaghtinm
Mijn beste Heer, bhajana aan U is het meest superieure pad voor zelfrealisatie. Iemand
die dat pad opgeeft om speculatieve kennis te cultiveren, zal simpelweg een moeilijk
proces ondergaan en zal zijn verlangde doelen niet bereiken. Net zoals iemand die het
lege kaf van granen slaat geen granen kan krijgen, kan iemand die simpelweg
speculeert geen zelfrealisatie bereiken. Zijn enige gewin is ongemak.
Voor de nirviea-jns worden de stadia van zowel sdhana (beoefening) als sdhya
(perfectie) beschreven als lastig. Aan de andere kant is bhakti hoogst aangenaam en gunstig
in beide stadia, sdhana en sdhya. rmad-Bhgavatam (4.22.39) verklaart:
yat-pda-pakaja-pala-vilsa-bhakty
karmaya grathitam udgrathayanti santa
tadvan na rikta-matayo yatayo pi ruddhasroto-gas tam araa bhaja vsudevam
De bhaktas van r Bhagavn, die zich altijd bezighouden met de dienst van de tenen
van Zijn lotusvoeten, kunnen de harde knoop van verlangen naar baatzuchtige
activiteiten eenvoudig verwijderen. Deze taak kan niet worden uitgevoerd degenen die
niet toegewijd zijn aan Hem, zoals jns en yogs, ondanks hun poging om een einde
te maken aan de golven van zinsbevrediging. Daarom wordt u geadviseerd om u bezig te
houden met de bhajana van r Ka, de zoon van Vasudeva.
En verder, in loka 12.4.40:
sasra-sindhum ati-dustaram uttitror
nnya plavo bhagavata puruottamasya
ll-kath-rasa-nievaam antarea
puso bhaved vividha-dukha-davrditasya
Voor degenen die verschroeien in de bosbrand van het materile bestaan, die
verschillende soorten ellende veroorzaakt, en die de onoverkomelijke oceaan wensen
over te steken, bestaat er geen andere boot dan die van het dienen en genieten van de
nectar van de ll-kath van Puruottama Bhagavn r Hari.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Het verschil tussen een jn-yog en een bhakti-yog
is dat een bhakti-yog in het stadium van sdhana het proces om het allerhoogste doeleinde,
r Bhagavn, te bereiken, eenvoudig kan cultiveren, en dat hij op het juiste moment de
sdhya (het stadium van perfectie) zonder angst voor zelfvernietiging bereikt. Aan de
andere kant raakt een jn-yog tijdens zijn beoefening van sdhana verankerd in avyaktatattva (de ongemanifesteerde realiteit) en moet hij het ongemak van het beoefenen van
vyatireka-cint, de opvatting van ontkenning, ondergaan, altijd denkend, Niet dit, niet dit.
De vyatireka-cint (het proces van ontkenning) verlangt dat men denkt op een manier die
tegengesteld is aan de natuurlijke of wezenlijke functie van de jva, dus is het niet alleen
zeer lastig voor de levende wezens, maar ook een bron van ongelukkigheid. In dit proces is
het stadium van sdhana is ook niet vrij van angst, omdat de nitya-svarpa van Bhagavn
niet gerealiseerd wordt voor de voltooiing van het sdhana stadium. Derhalve is voor de
jn-yogs zelfs zijn allerhoogste bestemming ellendig.
De jva is een eeuwig bewuste entiteit (nitya-cinmaya-vastu). Als de jva opgaat in de
ongemanifesteerde toestand, dan wordt zijn wezenlijke natuur van ka-dsya, die hij
hoort te accepteren, vernietigd. Doordat hij zichzelf heeft gedentificeerd met brahma, heeft
hij erg diepe indrukken (saskras) of aha-graha-buddhi (zichzelf als allerhoogst
beschouwen) gecultiveerd. Wanneer hij eenmaal tot dezew imperfecte opvatting van zijn
ware natuur is gekomen, is het erg moeilijk voor hem om dit geconditioneerde bewustzijn op
te geven.
Voor de belichaamde jva resulteert het beginnen aan meditatie op het
ongemanifesteerde enkel in ellende, zowel bij het beoefenen (sdhana) als bij het bereiken
van het doel (sdhya). De jva is in werkelijkheid caitanya-svarpa, van nature bewust, en
heeft een spiritueel lichaam. Daarom staat deze ongemanifesteerde of onpersoonlijke
meditatie lijnrecht tegenover de jvas eigen svarpa en is ze simpelweg een bron van
ellende. Bhakti-yoga alleen is de bron van eeuwige voorspoed voor de jva. Jna-yoga,
wanneer deze verstoken is van bhakti en onafhankelijk wordt beoefend, wordt altijd een
bron van ongunstigheid. Daarom is adhytma-yoga, het proces van zelfrealisatie dat wordt
beoefend door het aanbidden van de nirkra, nirvikra, sarva-vyp (allesdoordringende)
nirviea svarpa totaal niet lovenswaardig.
LOKAS 6-7
Maar aan die liefdevolle bhaktas die al hun handelingen aan Mij toewijden met
het doel om Mij te bereiken, O Prtha, terwijl ze zichzelf met zuivere toewijding
exclusief verzinken in Mijn bhajana, schenk Ik spoedige verlossing van deze oceaan
van geboorte en dood.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Simpelweg door bhakti alleen, zonder jna, worden Mijn bhaktas
gelukzalig bevrijd van dit materile bestaan. Het woord sannysa betekent hier tyga (het
opgeven). Wie ook maar alle voorgeschreven plichten opgeeft teneinde Mij te bereiken,
geen acht slaande op karma, jna, tapasy en andere processen, en wie Mij met ananybhakti aanbidt, wordt gemakkelijk en gelukkig bevrijd van de materile wereld. Zoals
gezegd wordt in rmad-Bhgavatam (11.20.32-33): Wat voor resultaat men ook maar
bereikt door het verrichten van karma, tapasy, jna en vairgya, en wat Mijn bhakta ook
maar verlangt, al is het Svarga, moka, or zelfs residentie in Mijn dhma, kan allemaal
eenvoudig worden bereikt door het verrichten van Mijn bhakti-yoga.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de voorgaande twee lokas legt r Bhagavn de glories van Zijn anany-bhakti en
Zijn anany-bhakta uit. Door deze anany-bhakti te verrichten en door de genade van
Bhagavn te ontvangen, kan een anany-bhakta zeer gemakkelijk de oceaan van het
materile bestaan oversteken en opperste zalige prema-sev aan r Bhagavn verkrijgen.
Ka Zelf is de beschutting, of grondslag, van het onpersoonlijke aspect van brahma.
Deze r Ka, Svaya Bhagavn, is de bron van Paramtm en alle andere avatras. Een
bhakta die de werkelijkheid kent van deze svarpa van Bhagavn, neemt beschutting van
keval-bhakti in het gezelschap van bhaktas. Hij hoeft de moeilijkheden die worden ervaren
in de sdhana- en sdhya-stadia door degenen die nirviea nirkra-brahma aanbidden,
zoals hierboven beschreven, niet te ondergaan. In een zeer korte tijd bereikt hij eenvoudig
prema-may sev aan r Bhagavn.
Bij het introduceren van de bhaktas die beschutting nemen van zulke keval-bhakti,
zegt r Bhagavn, Zulke geconcentreerde bhaktas beschouwen hun voorgeschreven
plichten van vara en rama als obstakels voor bhakti, en geven ze volledig op. Zij zien
Mijn prema-may sev als het enige doel wat de moeite waard is om bereikt te worden, en
houden zich met anany-bhakti bezig met aanbidding van Mij middels het horen, reciteren
en herinneren van Mijn nma, rpa, gua en ll. Zij raken zelfs verzonken in Mij tijdens
het sdhana-stadium, terwijl ze ravaam, krtanam enzovoorts verrichten. Zulke bhaktas,
wiens harten gehecht zijn aan Mij en die volledig opgaan in Mij, verlos Ik erg snel van deze
oceaan van het materile bestaan, die erg moeilijk is over te steken. Zij hoeven zich geen
zorgen te maken over hoe ze deze gaan oversteken, in tegenstelling tot de jns en yogs.
Bovendien kunnen ze geen oponthoud verdragen om Mij te bereiken. Ze op de rug van
Garua plaatsend, draag Ik ze zeer spoedig naar Mijn verblijf. Zijn verkrijgen geen
geleidelijke mukti middels de paden van Arci (licht) enzovoorts, zoals gevolgd wordt door
jns en yogs. Door Mijn eigen wil verlos Ik ze van deze illusoire wereld, breng ze naar
Mijn verblijf, en laat ze Mijn prema-may sev aangaan.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt, Degenen die
beschutting nemen van Mijn bhagavat-svarpa (persoonlijke aspect) verlos Ik zeer spoedig
van de oceaan van het materile bestaan, die wordt gekenmerkt door geboorte en dood.
Zulke personen maken alle lichamelijke en sociale activiteiten volledig ondergeschikt aan
Mjn bhakti, en zij mediteren altijd op Mijn nitya-r-vigraha, de eeuwige, prachtige
mensachtige gedaante van Ka. Op deze manier raken hun harten zo volledig verzonken
in Mij. Met andere woorden, in hun geconditioneerde toestand schenk Ik hen verlossing
van de gebondenheid aan dit illusoire materile bestaan. Nadat hun gebondenheid aan
my is doorgehakt, bescherm Ik hen van de zelfmoordende gedachte dat ze niet
verschillend zijn van Mij. Deze zelfvernietigende opvatting van eenheid is de oorzaak van
onzaligheid voor mensen van wie de geest gehecht is aan het ongemanifesteerde. Mijn
gelofte is: ye yath m pradyante ts tathaiva bhajmy aham (Gt 4.11). Hieruit wordt
begrepen dat degenen die op de avyakta (het ongemanifesteerde) mediteren opgaan in de
avyakta-svarpa. Wat verlies Ik hierbij? Nadat ze zon bestemming hebben bereikt, wordt
het belang of nut van de eigen svarpa van de jva teruggetrokken, of vernietigd.
LOKA 8
SRRTHA-VARI
Aangezien Mijn bhakti het allerhoogste proces is, dien je alleen bhakti te verrichten.
Om Arjuna op deze manier te onderrichten, spreekt r Bhagavn drie lokas die hier
beginnen met mayy eva. Aanbidding van de nirviea-svarpa is verboden door gebruik van
het woord eva. r Bhagavn zegt mayi, wat op Mij betekent. Je dient je geest exclusief te
richten op Mijn ymasundara-gedaante, die getooid gaat met gele kledingstukken
(ptmbara-dhr) en een prachtige ketting van woudbloemen (vana-ml). Met andere
woorden, denk aan Mij en gebruik je zuivere intelligentie in Mij; dat wil zeggen, denk aan
Mij alleen. Dit denken dient in overeenstemming te zijn met de verklaringen van stra die
dhyna (meditatie) vaststellen. Dan zul je bij Mij alleen, wie beschreven ben in de Vedas,
in de buurt leven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier in deze paar lokas verklaart r Ka de sdhana-pral, oftewel het proces van
beoefening dat wordt toegepast door Zijn anany-bhaktas. Allereerst zei Hij tegen Arjuna,
O Arjuna, Ik verlos Mijn anany-bhakta, die zich aan Mij overgeeft en die varramadharma heeft opgegeven, spoedig van de oceaan van geboorte en dood, en schenk hem Mijn
prema-may sev. Daarom dien jij je geest exclusief op Mij, parabrahma, de Allerhoogste
Transcendentale Realiteit, te richten. Verwijder alle verlangens naar zinsbevrediging uit je
citta (gedachten) en laat je citta in Mij alleen opgaan. De geest heeft de neigingen van
aanvaarden (sakalpa) en verwerpen (vikalpa). Daarom, om haar te verankeren in zaken
gerelateerd aan Bhagavn, is het noodzakelijk om de intelligentie aan Hem over te geven,
nadat de geest is losgemaakt van alle zinsobjecten. Zich kennis verwervend van Bhagavns
svarpa met zijn vyavasytmik buddhi (resolute intelligentie), ken Hem alleen als de
opperste aanbiddenswaardige Realiteit. Richt de functies van de zuivere intelligentie op
Hem, door het verrichten van sdhana zoals ravaam, krtanam en smaraam. Door dit zo
te doen, zal de geest onder de controle van zulke resolute intelligentie staan en zal
automatisch verzonken raken in gedachten aan Hem. In zon toestand zul je altijd dichtbij
Hem zijn.
Daarom onderwijst r Bhagavn ons allemaal, door Arjuna Zijn instrument te maken,
dat bhakti alleen de beste sdhana (beoefening) en de beste sdhya (doel) is. Dus is het onze
enige plicht om ons voortdurend de nitya-svarpa van ymasundara te heugen door onze
geest op Hem te fixeren en onze intelligentie exclusief aan Hem over te geven. Wanneer dit
is gedaan, zal men het hoogste resultaat van sdhana-bhakti verkrijgen: Zijn metgezel
worden en nirupdhika-prema (onvermengde liefde) verkrijgen. Er bestaat hier geen twijfel
over. Aldus wordt er uitgelegd dat de bestemming die wordt bereikt door bhakti-yoga
superieur is aan alle andere.
LOKA 9
SRRTHA-VARI
Ten bate van degenen die zich Hem niet direct kunnen heugen, legt r Bhagavn de
manier uit waarop perfectie van zulke herinnering kan worden bereikt. Hij zegt, Door keer
op keer de geest, die van de ene plaats naar de andere holt, te beteugelen, dient men het
exclusief concentreren op Mijn gedaante te beoefenen. Dit is yoga. Men dient geleidelijk
aan de loop van de geest op Mijn meest prachtige gedaante, eigenschappen, enzovoorts te
richten, middels deze beoefening van het volledig blokkeren van de stroom van de geest, die
als een rivier naar afschuwelijke wereldse zinsobjecten zoals vorm en smaak stroomt.
De huidige loka benadrukt het woord Dhanajaya. Net zoals Arjuna veel dhana
(rijkdom) heeft vergaard door vele vijanden te verslaan, is hij op dezelfde manier ook in
staat om de rijkdom van dhyna (meditatie op Bhagavn) te bereiken door zijn geest te
overwinnen en beteugelen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka gaf r Bhagavn iedereen de opdracht om exclusief toegewijd te
worden aan Hem door de geest en intelligentie uitsluitend op Hem te fixeren. Zo kan de
volgende vraag worden opgeworpen: Net zoals de Gag naar de oceaan stroomt, kunnen
degenen van wie de mano-vtti (houding of stroom van de geest) altijd met grote snelheid
naar r Bhagavn stroomt Hem zeer snel bereiken; hier bestaat geen twijfel over. Op wat
voor manier kan Bhagavn echter bereikt worden door degenen die niet zon sterke cittavtti (gedachtegang of gevoelens) jegens Hem hebben? In antwoord hierop heeft Bhagavn
een tweede keuzemogelijkheid gegeven. Degenen die niet in staat zijn om hun geest hecht
en standvastig op Mij te fixeren middels de hiervoor vermelde methode dienen Mij
proberen te bereiken door abhysa-yoga. Dit houdt in dat ze zouden moeten proberen om de
geest op Mij te richten middels het geleidelijk aan beteugelen van de neiging van de geest
om aangetrokken te worden tot verschillende zinsobjecten. Zulke inspanning wordt
abhysa-yoga genoemd. Door deze abhysa-yoga raakt de geest geleidelijk aan gehecht aan
Mij, waarna het gemakkelijk wordt om Mij te bereiken.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, die voorheen vermelde nirupdhikaprema is de eeuwige functie van een geest die toegewijd is aan Mij. Om dit te bereiken dient
men abhysa, voortdurende beoefening, te verrichten. Als je niet in staat bent om je geest
standvastig op Mij te richten, is het beter voor je om je met abhysa-yoga bezig te houden.
LOKA 10
Als je niet in staat bent om aan abhysa-yoga te doen, wijd jezelf dan aan die
activiteiten die intrinsiek gerelateerd zijn aan Mij, omdat je door het verrichten van
activiteiten zoals ravaam en krtanam voor Mijn plezier zeker perfectie zult
bereiken.
SRRTHA-VARI
O Arjuna, net zoals iemand wiens tong is aangedaan door geelzucht er niet naar
verlangt om mir (kandij) te proeven, aanvaardt een geest die vervuild is door avidy
evenzo niet de zoetheid van Mijn gedaante. Als je dientengevolge denkt dat je niet in staat
bent om aan deze abhysa te doen omdat je niet kunt vechten tegen deze erg sterke,
geduchte geest, luister dan. Door voor Mijn plezier vrome en gezegende activiteiten te
verrichten, zoals het aanhoren en reciteren van Mijn spel en vermaak, het opzeggen van
gebeden, het aanbidden, het schoonmaken van Mijn tempel, het water geven aan Tulas,
het verzamelen van bloemen en allerlei andere diensten, zul je zelfs zonder smaraam van
Mij de perfectie bereiken en Mijn geliefde metgezel worden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka gaf r Ka aan Arjuna de instructie om zich abhysa-yoga eigen te
maken, maar Arjuna zei met grote nederigheid, O Prabhu, omdat de geest meer wappert
dan de wind en erg moeilijk te beteugelen is, zal ik niet de kracht hebben om haar middels
de beoefening van abhysa-yoga van zinsobjecten te weerhouden. Ik heb eerder al dezelfde
mening aan Uw lotusvoeten voorgelegd (in Gt (6.34): cacala hi mana ka pramthi
balavad dham. Wat moet ik daarom doen?
r Ka gaf al glimlachend een derde keuzemogelijkheid. Als men niet in staat is om
aan abhysa-yoga te doen, dan dient hij activiteiten te verrichten die bevorderlijk zijn voor
bhakti.
Er zijn veel manieren om r Bhagavn te dienen, die allemaal weinig inspanning
vereisen; het bouwen, onderhouden en schoonmaken van Zijn tempel, het maken van een
bloementuin voor Zijn beeldgedaante, voor Tulas zorgen, etc. Zulke activiteiten brengen de
geest gemakkelijk onder controle en verankeren haar in meditatie op activiteiten die
gerelateerd zijn aan Bhagavn. Daarna, door het beoefenen van de verschillende takken
van uddha-bhakti, zoals ravaam, krtanam en smaraam, onder begeleiding van zuivere
Vaiavas, bereikt men geleidelijk aan de perfectie van bhagavat-sev.
In dit opzicht wordt er gezegd in rmad-Bhgavatam (11.11.34-41):
mal-liga-mad-bhakta-jana-darana-sparanrcanam
paricary stuti prahva-gua-karmnukrtanam
O Uddhava, een sdhaka bereikt geleidelijk aan het resultaat van bhagavat-prema, het
worden van Mijn metgezel, door zich met raddh bezig te houden met activiteiten zoals
het nemen van darana, het aanraken, aanbidden, dienen, verheerlijken en brengen
van eerbetuigingen aan Mijn r-vigraha alsmede Mijn bhaktas, en door altijd te zingen
over hun eigenschappen en bezigheden.
LOKA 11
vFkSrnI;'kksfl
dkqe|ksxekfJr%A
loZdeZQyR;kxa rr% dq# ;rkReoku~
athaitad apy aakto si / karttu mad-yogam rita
sarva-karma-phala-tyga / tata kuru yattmavn
athatoch; etatdit; apihoewel; aaktaniet in staat; asije bent; karttumom te
verrichten; mat-yogamhet proces van verbinding met Mij (in de vorm van alle
activiteiten aan Mij offeren); ritabeschutting nemend; sarva-karmaal je
activiteiten; phala-tygamverzaking van de vruchten; tatadan; kuruverricht; yatatmavnmet een beteugelde geest.
Indien je echter niet in staat bent om op deze manier voor Mij te werken, neem
dan beschutting van Mijn bhakti-yoga, en verzaak met een beteugelde geest de
resultaten van al je daden.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt, Als je niet in staat bent om dit te doen, neem dan beschutting van
Mijn bhakti-yoga en verzaak de resultaten van alle handelingen door ze aan Mij te offeren
[zoals beschreven in de eerste zes hoofdstukken].
De eerste zes hoofdstukken geven uitleg over nikma-karma-yoga, activiteiten die aan
Bhagavn worden geofferd, als het middel om moka te bereiken. De tweede zes
hoofdstukken beschrijven bhakti-yoga als het middel om Bhagavn te bereiken. Deze bhaktiyoga bestaat uit twee soorten: (1) de handelingen van de interne zintuigen die standvastig
gefixeerd zijn op Bhagavn, en (2) de activiteiten van de externe zintuigen.
Het eerste type bhakti-yoga wordt verder onderverdeeld in drie stadia: (1) smaraa
(herinnering), (2) manana (meditatie) en (3) abhysa, de beoefening van degenen die niet
in staat zijn om voortdurend smaraa te verrichten, maar die er aan gehecht zijn om zon
stadium te bereiken. Deze drie soorten beoefening zijn zeker erg lastig voor degenen die
minder intelligent zijn, maar ze zijn eenvoudig voor degenen die vrij zijn van overtredingen
en toegewijd zijn aan zuivere intelligentie.
Echter, het tweede type bhakti-yoga, dat de activiteiten van de externe zintuigen (zoals
voorheen beschreven) laat opgaan in het horen, reciteren enzovoorts, is een makkelijke
methode voor iedereen. Degenen die zich bezighouden met een van deze twee types bhaktiyoga zijn superieur aan alle anderen. Dit wordt beschreven in de tweede zes hoofdstukken
van Bhagavad-Gt. Degenen die niet in staat zijn om deze twee types yoga te verrichten, en
die r Bhagavn niet trouw kunnen aanbidden door hun zintuigen en geest te beteugelen,
komen in aanmerking voor het verrichten van nikma-karma-yoga die aan Bhagavn
wordt geofferd, zoals beschreven in de eerste zes hoofdstukken. Zij zijn inferieur aan de
bovenste twee soorten bhakti-yoga.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka gaf r Ka met de verklaring mat-karma-paramo bhva instructies
om Zijn tempel schoon te maken, Tulas en bloementuinen water te geven, en andere van
zulke diensten. Arjuna vroeg zich af wat iemand zou moeten doen die deze diensten aan
Bhagavn, die eenvoudig, moeiteloos en met plezier verricht worden, als onbeduidend
beschouwt en ze niet wil uitvoeren omdat hij geboorte heeft genomen in een adellijke
familie of omdat hij een persoon van aanzien is binnen de samenleving. In de huidige loka
geeft Bhagavn r Ka een vierde keuzemogelijkheid, Arjunas mano-bhva (gemoed van
de geest) begrijpend. Als men niet in staat is om zulke eenvoudige diensten voor Bhagavn
te verrichten, dan is de enige manier om zich het proces van bhagavad-arpita nikmakarma-yoga, onbaatzuchtig werk dat aan Bhagavn wordt geofferd, eigen te maken.
Het is echter niet gepast om het verrichten van diensten zoals het schoonmaken van de
tempel te vermijden vanwege het materile vals ego. Hoewel Koning Ambara de heerser
was van de zeven eilanden der Aarde, hield hij zich voortdurend bezig in de dienst van r
Bhagavn door Zijn tempel eigenhandig schoon te maken en andere diensten te verrichten.
Volgens r Caitanya Caritmta veegde Koning Pratparudra de straten schoon voor de
triomfwagen van r Jaganntha-deva tijdens het beroemde Ratha-ytr festival in
Jaganntha Pur. Bij het zien van zon dienstbare houding, werd r Caitanya Mahprabhu
erg tevreden over hem. Daarom is volgens onze guru-varga het verrichten van zelfs een
onbeduidende dienst aan r Bhagavn zeer gunstig voor ons. Als men denkt dat sev zoals
het schoonmaken van de tempel onbeduidend is, en zichzelf als superieur beschouwt
vanwege materieel vals ego, komt men ten val van het nastreven van het transcendentale
doel.
Als men, vanwege zon superioriteitscomplex, niet in staat is om aan sev te doen zoals
opgedragen door Bhagavn, dan geeft de meest genadevolle Bhagavn r Ka voor hem
een andere keuzemogelijkheid. Hij dient zijn voorgeschreven plichten te verrichten volgens
varrama-dharma, zonder ernaar te verlangen om van de vruchten van zijn karma te
genieten, en hij dient de resultaten aan Bhagavn te offeren.
r Bhagavn heeft in afdalende volgorde vier opeenvolgende keuzes gegeven voor
personen die vier soorten adhikra bezitten:
1) Door zijn geest op de svarpa van Bhagavn te richten, dient men te trachten
nirpadhika-prema te bereiken middels het proces van ravaa, krtana en smaraa
van de nma, rpa, gua en ll van Bhagavn. Dit is het pad van rgnug-bhakti,
spontane gehechtheid.
2) Voor degenen die niet in staat zijn om de geest op te laten gaan in Bhagavn middels
het pad van rgnug-bhakti, is het beter om beschutting te nemen van abhysa-yoga
(herhaaldelijke beoefening) door het pad van vaidhi-bhakti (het pad van toewijding
overeenkomstig de Vedische regels en bepalingen) te volgen.
3) Voor degenen die zelfs niet in staat zijn om deze abhysa-yoga in de vorm van vaidhibhakti te verrichten, is het noodzakelijk om toegewijd te worden aan het verrichten
van werk (dienst) voor Bhagavn. Op deze manierzullen ze, terwijl men toegewijd is
aan het werken voor Bhagavn, geleidelijk aan perfectie in abhysa-yoga bereiken,
en uiteindelijk zal de geest verankerd raken aan de lotusvoeten van r Bhagavn.
4) Voor degenen die zelfs niet in staat zijn om karma (actie) te verrichten in dienst aan
r Bhagavn, is het beter om zich over te geven aan Hem en die karma te
verrichten die wordt voorgeschreven in de Vedas, zonder gehecht te zijn aan de
resultaten.
Als gevolg van zulke daden, zal men geleidelijk aan het pad bereiken dat leidt naar par
bhakti, wat kennis van zijn eigen svarpa en van de svarpa van Bhagavn overbrengt.
LOKA 12
/;kukRdeZQyR;kxLR;kxkPNkfUrjuUrje~
reyo hi jnam abhysj / jnd dhyna viiyate
dhynt karma-phala-tygs / tygc chntir anantaram
Beter dan abhysa is de jna die leidt tot overpeinzing van Mij. Superieur aan
jna is dhyna, de meditatie waardoor men zich Mij voortdurend heugt. Door zulke
dhyna geeft een persoon gemakkelijk alle gehechtheid aan de vruchten van zijn daden
op, zoals het genot van Svarga en het bereiken van moka. Na zulke verzaking
verwerft men gemoedsrust.
SRRTHA-VARI
Nu spreekt r Bhagavn, terwijl Hij de geleidelijke overgang van abhysa (gereguleerde
beoefening), manana (overpeinzing) en smaraa (heugenis) in stijgende volgorde uitlegt,
deze loka die begint met reya. Jna betekent het in Mij op laten gaan van je
intelligentie, omdat zulke manana van Mij superieur is aan abhysa. In het stadium van
abhysa wordt dhyna (meditatie) bereikt, maar er zijn obstakels, dus vereist het grote
inspanning en is het lastig. Maar wanneer men het stadium van manana bereikt, wordt
dhyna gemakkelijk. Dit is de superioriteit van jna.
Dhyna is echter superieur aan jna. Indien men vraagt waarom, is het antwoord dat
dhyna naar karma-phala-tyga (verzaking van het verlangen om van de vruchten van
handelingen te genieten) leidt, zoals het genot van Svarga en het verwerven van moka, wat
het resultaat is van nikma-karma (voorgeschreven plichten die onbaatzuchtig worden
uitgevoerd). Zelfs wanneer ze uit zichzelf beschikbaar worden, verwaarloost men ze. Er is
waargenomen dat een persoon die misschien nog geen standvastigheid in dhyna heeft
bereikt, en die wellicht nog geen rati (bhva) heeft opgewekt in zijn hart, er toch naar
verlangt om het streven naar verlossing (moka-tyga) op te geven. Echter, degenen die
standvastigheid in dhyna hebben bereikt hebben niet eens het verlangen om moka op te
geven, omdat ze het vanzelfsprekend veronachtzamen. Alleen dit soort bhakti wordt mokalaghut-kri (dat wat zelfs moka bespot) genoemd. Het wordt beschreven in Bhaktirasmta-sindhu (1.17), in de loka die begint met de vier woorden klea-ghn ubha-d,
Toegewijde dienst vernietigt ellende en schenkt voorspoed.
Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam (11.14.14):
na pramehya na mahendra-dhiya
na srvabhauma na rasdhipatyam
na yoga-siddhr apunar-bhava v
mayy arpittmecchati mad vinnyat
Degenen die hun harten aan Mij hebben overgegeven verlangen niet naar de posities
van Brahm of Indra, heerschappij over de hele aarde, het koninkrijk van de lagere
planeten, mystieke perfecties zoals aim, of zelfs de toestand van bevrijding. Ze
verlangen niets anders dan Mij.
Het zinsdeel mayy arpittmecchati in de hierboven geciteerde Bhgavatam-loka
betekent, Standvastig zijn in Mijn dhyna.
Het woord tygt in de huidige loka betekent, Men wordt alleen vredig wanneer men
vrij is van materile verlangens. Dit houdt in dat behalve zich aangetrokken te voelen tot
Mijn gedaante, eigenschappen enzovoorts, iemands zintuigen onthecht raken van alle
andere zinsobjecten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Binnen deze drie soorten bhaktinamelijk smaraa (heugenis), manana (overpeinzing)
en abhysa (herhaaldelijke beoefening)is jna in de vorm van manana (zijn intelligentie
in r Bhagavn plaatsen) superieur aan abhysa.
Superieur aan jna in de vorm van manana is dhyna, die gekarakteriseerd wordt door
voortdurende smarana (heugenis). Dit komt doordat men, in die jna die gekenmerkt
wordt door manana, enkel met grote inspanning en moeilijkheden dhyna bereikt. Maar
wanneer men volmaakt wordt in manana, dan is het eenvoudig om het stadium van dhyna
in de vorm van voortdurende smaraa te bereiken. Wanneer men volmaakt wordt in
dhyna, worden zijn verlangens naar het genot van Svarga en moka verdreven. Wanneer
verlangens naar zingenot en moka zijn verdreven, raakt de geest gehecht aan de gedaante,
eigenschappen, etc., van Bhagavn. In zon toestand raakt men onthecht van alle andere
zinsobjecten, en bereikt men dus op natuurlijke wijze vrede. Maar indien men geen
perfectie in dhyna heeft bereikt, dient zon sdhaka die ook niet in staat is om abhysa (de
beoefening) van dhyna te verrichten zich bezig te houden met nikma-karma-yoga die aan
Bhagavn wordt geofferd. Door deze methode kan men geleidelijk aan met een vredige geest
bhakti aan Bhagavn verrichten.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, O Arjuna, sdhana-bhakti is de
enige manier om nirupdhika-prema (onvermengde liefde) te verkrijgen. Deze bhakti-yoga
bestaat uit twee soorten: (1) de activiteiten van het inwendige zintuig, de geest die gefixeerd
is op Bhagavn; en (2) de activiteiten van de uitwendige zintuigen. De activiteiten van het
inwendige zintuig, de geest die op Bhagavn is gericht, bestaat uit drie soorten: smaraa
(heugenis), manana (bespiegeling) en abhysa (beoefening). Maar voor minder intelligente
personen zijn deze drie soorten activiteiten erg moeilijk uit te voeren. Het tweede type
bhakti, de handelingen van de externe zintuigen in de vorm van horen en reciteren, kan
door iedereen gemakkelijk worden uitgevoerd. Daarom is manana, intelligentie in relatie tot
Mij, de beste vorm van jna, en is het beter dan abhysa.
Jna verwijst hier niet naar jna-yoga. Tijdens abhysa verricht men dhyna met
inspanning, maar wanneer men het resultaat bereikt van abhysa, wat manana is, wordt
dhyna gemakkelijk uitgevoerd. Dhyna is superieur aan louter jna, omdat, wanneer
dhyna stabiel wordt, men vrij wordt van het verlangen om te genieten van de geneugtes
van Svarga of het geluk van moka. Wanneer beide van deze verlangens zijn verdreven,
bereikt men vrede in de vorm van onthechting van alle zinsobjecten, maar wordt men niet
onthecht van Mijn transcendentale gedaante, eigenschappen, etc.
LOKAS 13-14
geofferd; mano-buddhigeest en intelligentie (heugend en overdenkend); yawie; matbhaktaMijn toegewijde; sahij; meaan Mij; priyadierbaar.
Mijn bhakta die niet afgunstig is, die mededogend en vriendelijk is tegen alle
levende wezens, vrij is van gevoelens van bezitterigheid, verstoken is van vals ego en
gelijkmoedig blijft bij zowel blijdschap als verdriet, die vergevingsgezind is, altijd
tevreden is, begiftigd is met bhakti-yoga, zijn zintuigen beteugeld heeft, onwrikbaar
vastberaden en toegewijd is aan Mij met zowel geest als intelligentie, is Me zeer
dierbaar.
SRRTHA-VARI
Wat is de aard van de bhaktas die het eerder vermelde stadium van vrede hebben
bereikt? Deze vraag van Arjuna verwachtend, legt r Bhagavn de verscheidene
eigenschappen van Zijn verschillende soorten bhaktas uit in acht lokas, waarvan de eerste
begint met het woord adve. Een persoon die niet afgunstig is op iemand die hem benijdt,
maar in plaats daarvan een vriendelijke houding jegens hem blijft houden, wordt adve
genoemd. Omdat ze verlangen dat zon ontevreden persoon niet ontaard raakt of ten val
komt vanwege zijn afgunstige houding, voelen bhaktas enkel mededogen voor hem. Indien
iemand zich afvraagt hoe, en met wat voor soort onderscheidingsvermogen, men
vriendschap en mededogen kan tonen ten opzichte van een afgunstig persoon, is het
antwoord dat dit gebeurt zonder discriminatie. Omdat Mijn bhaktanirmama is, wat
inhoudt dat hij geen gevoelens van bezitterigheid heeft ten opzichte van zoon, vrouw
enzovoorts, en zich niet valselijk identificeert met het lichaam, is hij vrij van afgunst jegens
iedereen. Bovendien, waarom zou hij onderscheid maken als hij de ellende die voortkomt
uit afgunst kan vermijden door dit niet te doen? Men kan zich afvragen of hij enige
lichamelijke pijn zou voelen als iemand op hem af kwam rennen en hem met een schoen of
met vuisten zou slaan. In antwoord hierop zegt Bhagavn: sama-dukha-suhkha. Hij blijft
gelijkmoedig bij zowel geluk als ellende.
Zoals Candrrdha ekhara (Heer iva) zegt in rmad-Bhgavatam (6.17.28):
nrrayaa-para sarve na Degenen die toegewijd zijn aan r Nryaa zijn onder geen
enkele omstandigheid bang, omdat ze Svarga, moka en naraka (de hel) als gelijkwaardig
beschouwen. Het als gelijkwaardig beschouwen van geluk en verdriet noemt men samadaritva. Bovendien denken ze dat alle ellende die op hen afkomt het gevolg is van hun
prrabdha-karma, en dus onder ogen gezien dient te worden. Terwijl ze zo evenwichtig
worden, doorstaan ze alle ellende met grote verdraagzaamheid. Om dit over te brengen zegt
r Bhagavn dat ze kam, vergevingsgezind, zijn. Het stamwoord kam wordt gebruikt in de
zin van verdraagzaamheid.
Indien de vraag gested wordt hoe zulke bhaktas zich in leven houden, is het antwoord
santua, dat wil zeggen, ze zijn tevreden met al het eetbare wat ze krijgen middels de wil
der voorzienigheid of een klein beetje inspanning. Arjuna vroeg, Maar voorheen zei U dat
ze gelijkmoedig zijn in zowel geluk als verdriet, tevreden zelfs wanneer ze de ontbering van
geen voedsel krijgen tegemoet treden, dus hoe kan het dat ze voldoening voelen wanneer ze
voedsel voor zichzelf verwerven? Dit lijkt tegenstrijdig te zijn. In antwoord hierop zegt r
Bhagavn: satata yog, Omdat ze begiftigd zijn met bhakti-yoga, willen ze simpelweg hun
lichaam in stand houden om perfectie in bhakti te bereiken.
Er wordt gezegd, Men dient zich in te spannen teneinde voedsel te verwerven om zich
in leven te houden. Zulke inspanning is correct, omdat men alleen door het lichaam gezond
te houden aan de Absolute kan denken, en door specifieke kennis van het Absolute kan
men brahma (Bhagavn) bereiken. Als zulke toegewijden door de wil van de voorzienigheid
niets te eten krijgen, blijven ze onverstoord (yattm). En zelfs wanneer ze een situatie
onder ogen moeten zien die hun geest verstoort, gaan ze nog steeds niet aan het beoefenen
van aga-yoga doen om de geest te bedaren. Om deze reden staan ze bekend als dhanicaya, dat wil zeggen, ze wijken nooit af van hun enige taak om anany-bhakti voor
Bhagavn te verrichten. Ze blijven toegewijd aan heugenis en contemplatie van Bhagavn.
Zulke bhaktas schenken Mij groot genoegen en zijn daarom dierbaar aan Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na in de vorige lokas de verschillende soorten sdhana die beoefend worden door
ekntika (geconcentreerde) en sa-nihita (standvastige) bhaktas te hebben verklaard, legt
r Bhagavn nu hun eigenschappen uit in de volgende zeven lokas.
Hier betekent het woord adve dat ze zelfs niet afgunstig zijn jegens degenen die
afgunstig zijn op hen. Zij denken dat zulke afgunst het resultaat is van hun prrabdha-karma
zoals geschonken door Paramevara, en daarom zijn ze op niemand afgunstig. Integendeel, ze
blijven juist vriendelijk tegen iedereen, omdat ze iedereen als de verblijfplaats van
Paramevara zien. Als ze de ellende van anderen zien proberen ze deze weg te nemen,
ongeacht de oorzaak; daarom zijn ze mededogend. Ze beschouwen het lichaam en alles wat
gerelateerd is aan het lichaam als transformaties van de materile natuur en verschillend
van hun tma-svarpa (ware zelf); aldus voelen ze zelfs geen bezitterigheid ten opzichte van
hun eigen lichamen, en terwijl ze handelingen verrichten, blijven ze vrij van
vereenzelviging met het lichaam, wat een onwaarheid is. Ze zijn onverstoorbaar bij zowel
materile voorspoed als ellende, en dus raken ze in beide gevallen noch opgetogen noch
is een gelukwensende vriend van iedereen en is uiterst genadig. Zon sdhu dient
beschouwd te worden als de meest geleerde der mensen. Hij begrijpt perfect dat de
religieuze taken die door Mij worden voorgeschreven in allerlei Vedische geschriften de
kracht bezitten om degene die ze uitvoert te zuiveren, en hij weet dat veronachtzaming
van zulke taken een tekortkoming sticht in de ontwikkeling van de gewone mensen.
Echter, nadat een sdhu zijn volledige beschutting heeft genomen aan Mijn
lotusvoeten, verzaakt hij uiteindelijk alle materialistische taken zoals varrama en
aanbidt hij Mij allleen. Aldus wordt hij als de beste van iedereen beschouwd.
Zulke toegewijden worden ook beschreven in r Caitanya-caritmta, (Madhya-ll
22.78-80):
kplu akta-droha satya-sra sama
nirdoa vadnya mdu uci akicana
sarvopakraka nta kaika-araa
akma anha sthira vijita-a-gua
mita-bhuk apramatta mnada amn
gambhra karua maitra kavi daka maun
Toegewijden zijn altijd genadevol, nederig, waarheidlievend, iedereen gelijkgezind,
foutloos, grootmoedig, zachtaardig en rein. Ze zijn zonder materile bezittingen, en ze
verrichten welzijnswerk voor iedereen. Ze zijn vredig, overgegeven aan Ka en vrij
van verlangen. Ze staan onverschillig tegenover materile aankopen en zijn verankerd
in toegewijde dienst. Ze zijn volledig de baas over de zes slechte eigenschappen, zoals
lust, woede en hebzucht. Ze eten alleen zoveel als nodig is, en zijn niet bedwelmd of
beschonken. Ze zijn eerbiedig, ernstig, mededogend en zonder valse prestige. Ze zijn
vriendelijk, potisch, expert en stil.
LOKA 15
De bhakta die noch iemand verstoord, noch zelf verstoord raakt door anderen, en
die vrij is van werelds geluk, onverdraagzaamheid, angst en bezorgdheid, is Me zeker
dierbaar.
SRRTHA-VARI
Verder wordt er in rmad-Bhgavatam (5.18.12) gezegd, De devas, samen met al hun
goede eigenschappen, verblijven volledig in degenen die akicana-bhakti (toewijding met
het gevoel dat ze absoluut niets in deze wereld bezitten) voor Bhagavn hebben. Zulke
verklaringen van rmad-Bhgavatam bevestigen ook dat alle goede eigenschappen die r
Bhagavn tevredenstellen zich vanzelf aandienen door voortdurende abhysa (beoefening
van Zijn bhakti). Hoor nu over die eigenschappen in vijf lokas, waarvan de eerste begint
met yasmt. Mijn bhakta is vrij van wereldse opgetogenheid, onverdraagzaamheid, etc.
Terwijl Hij de zeldzaamheid van eigenschappen zoals deze uitlegt, zegt r Bhagavn verder
yo na hyati (Gt 12.17).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze lokas beschrijft Bhagavn r Ka andere eigenschappen die zich vanzelf
manifesteren in de bhaktas door de invloed van bhakti. Zoals Ik eerder zei, is het niet
mogelijk dat het gedrag van Mijn bhaktas iemand enig kwaad kan aandoen, aangezien ze
vrij zijn van de neiging om gewelddadig te zijn tegen enig levend wezen, en een vriendelijke
en mededogende houding hebben ten opzichte van iedereen. Zij veroorzaken geen angst of
verontrusting in wie dan ook. Niemand kan ze ook maar een beetje in beroering brengen,
omdat ze gelijkmoedig zijn in zowel geluk als ellende. Wanneer ze hun verlangde doel
bereiken, voelen ze zich niet opgetogen; ze worden niet afgunstig bij het zien van de
superioriteit of vooruitgang van anderen, en hun geest raakt nooit verstoord door angst of
de bezorgdheid over het kwijtraken van een bezitting. De strekking is dit: Die bhaktas die
vrij zijn van opgetogenheid, afgunst, angst en verontrusting zijn zeer dierbaar aan Mij.
LOKA 16
Die bhakta van Mij die onaangedaan is ten opzichte van alle wereldse activiteiten,
die zowel in- als uitwendig zuiver is, die deskundig, afzijdig, vrij van alle
opgewondenheid is en erop let dat hij iedere activiteit die niet bevorderlijk is voor
SRRTHA-VARI
Anapeka betekent, Mijn bhaktas maken zich om geen enkele wereldse
aangelegenheid druk. Udsina betekent dat zij onaangedaan blijven in hun betrekkingen
met de samenleving. Het wordt een onderdeel van hun aard om de waarneembare (datgene
waarvan ze zich bewust zijn) en onwaarneembare (datgene waarvan ze zich niet bewust zijn)
vruchten van hun wereldse activiteiten op te geven, en als spirituele inspanningen zoals het
onderwijzen van stra onbevorderlijk wordt voor hun bhakti, geven ze die vanzelf op.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Verder wordt er gezegd, Mijn bhaktasdie anapeka zijn (vrij van het verlangen naar
dingen die uit zichzelf beschikbaar worden), die zowel in- als uitwendig zuiver zijn,
deskundig zijn in het bevatten van de Vedische literatuur, die onbevooroordeeld zijn,
afzijdig zijn, zelfs niet geagiteerd raken wanneer ze verkeerd behandeld worden door
anderen en nog niet de minste poging ondernemen om enig vroom of goddeloos werk te
verrichten dat niet bevorderlijk is voor hun bhagavad-bhaktizijn dierbaar aan Mij.
LOKA 17
Hij die noch behagen schept in werelds genot, noch wanhoopt door wereldse
zorgen, die niet treurt voor enig verlies of hunkert naar enig gewin, die zowel vrome
als goddeloze activiteiten verzaakt, en die Mij met liefdevolle toewijding dient, is zeker
Mijn dierbare bhakta.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Die bhaktas die noch overmand raken door vreugde wanneer ze een geliefde zoon of
een goede discipel krijgen, noch teneergeslagen zijn vanwege een eigenzinnige zoon of
slechte discipel, die niet opgaan in smart bij het verliezen van een of ander beminnelijk
voorwerp, of naar een of ander innemend voorwerp verlangen wat ze niet hebben, die zich
niet bezighouden met vrome of zondige activiteiten, en toegewijd zijn aan Mij, zijn Me
dierbaar.
LOKAS 18-19
Een bhakta die zich, gezegend door Mijn bhakti, gelijkmoedig verhoudt tot
vrienden en vijanden, die evenwichtig blijft in eer en schande, hitte en kou, vreugde
en leed, lof en kritiek; die vrij is van wereldse associatie, die stilte beoefent door zijn
spraak in bedwang te houden (door niets anders dan bhagavat-kath te spreken), die
tevreden blijft met wat hem ook maar toekomt, die niet gehecht is aan zijn
verblijfplaats en die onwankelbaar geloof heeft in de conclusies van spirituele zaken, is
dierbaar aan Mij.
SRRTHA-VARI
Het woord aniketa betekent zonder gehechtheid aan wereldse bezittingen, zoals een
huis.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka besluit nu in de huidige twee lokas zijn verheerlijking van de natuurlijke
eigenschappen van Zijn geliefde bhaktas. Ze gedragen zich hetzelfde tegen vijanden en
vrienden, en ze blijven evenwichtig in eer en schande, hitte en kou en geluk en leed. Ze
nemen nooit slechte associatie, en ze voelen zich noch ongelukkig wanneer ze bekritiseerd
worden, noch gelukkig wanneer ze verheerlijkt worden. Ze spreken niets anders dan
bhagavat-kath. Ze blijven tevreden met ofwel smakelijk ofwel onsmakelijk voedsel dat
bruikbaar is voor de instandhouding van het lichaam en wat hen door de wil van Bhagavn
toekomt. Ze behouden geen vaste verblijfplaats, en hun intelligentie is verankerd en
gefocust op het transcendentale doel. Zulke bhaktas zijn Hem dierbaar.
LOKA 20
Voorwaar, die bhaktas die zich met onwrikbaar geloof bezighouden met Mijn
exclusieve bhajana en deze nectargelijke dharma die Ik heb beschreven aanbidden, zijn
Mij buitengewoon dierbaar.
SRRTHA-VARI
Terwijl Hij Zijn beschrijving besluit van de vele eigenschappen van Zijn eigen bhaktas,
die standvastig gefocust zijn op Hem, verklaart r Bhagavn het resultaat voor degenen die
deze instructie horen, bestuderen of erop mediteren met een verlangen om ze te realiseren.
Deze kenmerken zijn allemaal ontstaan door bhakti en brengen vrede. Het zijn geen
materile eigenschappen. Er wordt gezegd: bhakty tuyati ko na guai, Ka is alleen
geplezierd door bhakti, niet door enige materile eigenschappen. Er staan oneindige
verklaringen zoals deze in de stra.
Het woord tu (maar) is hier gebezigd om een ander onderwerp aan te tonen. Bhaktas die
in het bezit zijn van de bovenstaande kenmerken zijn verankerd in bepaalde goede
eigenschappen. Maar bhakti sdhakas die al deze eigenschappen verlangen zijn superieur
aan geperfectioneerde mystici en degenen die jna hebben geperfectioneerd. Het woord
atva is hier gebruikt om dit aan te duiden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Tot besluit van dit hoofdstuk, zegt Bhagavn r Ka, Degenen die toegewijd zijn aan
Mij en begiftigd zijn met geloof aanbidden deze dharmmta (de nectargelijke dharma van
onsterfelijkheid) grondig. Zulke bhaktas van Mij zijn Me zeer dierbaar. Bhagavn is alleen
geplezierd door bhakti, niet slechts door iemands goede eigenschappen. Alle goede
eigenschappen manifesteren zich vanzelf in de bhaktas door de invloed van bhakti. Het is
niet mogelijk dat er goede eigenschappen ontstaan in niet-toegewijden die gekant zijn tegen
Hari.
rmad-Bhgavatam (5.18.12) zegt:
yasysti bhaktir bhagavaty akican
sarvair guais tatra samsate sur
harv abhaktasya kuto mahad-gu
manorathensati dhvato bahi
Alle devats samen met hun superieure eigenschappen manifesteren zich in het
lichaam van iemand die onzelfzuchtige, onvermengde bhakti aan r Bhagavn heeft
ontwikkeld. Maar de persoon in wie bhakti afwezig is, is verstoken van goede
eigenschappen omdat hij verzonken is in materile activiteiten. Hij wordt gedreven
door zijn eigen mentale speculaties, en heeft geen andere keus dan te zwichten voor het
externe vermogen van de Allerhoogste Heer. Hoe kunnen er zich enige goede
eigenschappen in zo iemand bevinden?
rla rdhara Svm heeft geschreven dat de intentie van het Twaalfde Hoofdstuk is
om vast te stellen welke vorm van aanbidding aan r Bhagavn superieur is, nirgua
(onpersoonlijke) of sagua (persoonlijke).
HOOFDSTUK DERTIEN
Prakti-Purua-Vibhga-Yoga
Yoga Door het Begrijpen van
Het Onderscheid Tussen de
Materile Natuur en de Genieter
LOKA 1
vtZqu mokp
izr i#q "ka pSo {ks=a {ks=Keso pA
,r}sfnrqfePNkfe Kkua Ks;a p ds'ko
arjuna uvca
prakti purua caiva / ketra ketrajam eva ca
etad veditum icchmi / jna jeya ca keava
arjuna uvcaArjuna zei; praktimde natuur; puruamde genieter; caen; eva
voorwaar; ketramhet veld; ketra-jamde kenner van het veld; evazeker; caen;
etatdeze dingen; veditumte begrijpen; icchmiik wens; jnamkennis; jeyamhet
doel van kennis; caen; keavaO Keava.
Arjuna zei: O Keava, ik zou graag prakti (natuur), purua (de genieter), ketra
(het veld), ketra-ja (de kenner van het veld), jna (kennis) en jeya (het doel van
kennis) willen begrijpen.
SRRTHA-VARI
Ik breng mijn eerbetuigingen aan bhagavad-bhakti (toewijding aan r Bhagavn),
waarvan een deel zich genadevol in processen zoals jna bevindt, teneinde hen succesvol
te maken. In deze derde serie van zes hoofdstukken wordt bhakti-mir-jna, oftewel jna
gemengd met bhakti, beschreven. Indirect verwijzen deze hoofstukken ook naar de
superioriteit van keval-bhakti. Dit Dertiende Hoofdstuk behandelt specifiek de
onderwerpen van ketra (het lichaam), de jvtm en Paramtm (de Superziel, ketra-ja),
jna (het proces van kennis), en een uigebreide overweging over de jva (het levende
wezen) en prakti (de materile natuur).
Bhagavn wordt alleen door keval-bhakti bereikt. Dit wordt beschreven in de tweede
serie van zes hoofdstukken. Deze hoofdstukken beschrijven ook de drie vormen van
aanbidding, zoals ahagraha-upsan. Een nikma-karma-yog verwerft moka middels
bhakti-mir-jna (jna gemengd met bhakti), wat in het kort beschreven werd in de
eerste zes hoofdstukken. Nu begint de derde reeks van zes hoofdstukken, die een
gedetailleerde uitleg geven over ketra (het veld), ketra-ja (de kenner van het veld)
enzovoorts.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rmad Bhagavad-gt bestaat uit achttien hoofdstukken, die zijn onderverdeeld in drie
afdelingen. De eerste zes hoofdstukken beschrijven nikma-karma-yoga, bhakti-mira-jna
en onderwerpen die relevant zijn voor kennis van de jvtm en Paramtm. De tweede set
van zes hoofdstukken verklaart de glorie van keval-bhakti; beraadt zich over par en apar
bhakti (spirituele en materile toewijding), en beschrijft de glorie van de svarpa van r
Bhagavn, alsmede de glorie van de svarpa van de bhakta. Ze legt ook de specialiteit en
superioriteit van bhakti vergeleken met de verschillende andere processen uit, en geeft
details over andere, soortgelijke onderwerpen. In de derde serie van zes hoofdstukken wordt
tattva-jna uitvoerig uitgelegd. Voorheen werd het slechts in het kort beschreven. De
beschrijving behandelt prakti (materile natuur), purua (de genieter), ketra (het veld) en
ketra-ja (de kenner van het veld). De meest vertrouwelijke instructie van r Gt wordt
uiteindelijk gegeven in het Achttiende Hoofdstuk.
In de eerste loka van dit hoofdstuk, informeert Arjuna naar de principes van prakti,
purua, ketra, ketra-ja, jna en jeya. Echter, sommige commentators hebben opzettelijk
deze eerste loka, waarin deze vragen worden gesteld, overgeslagen.
LOKA 2
JhHkxokuqokp
bna 'kjhja dkSUrs; {ks=feR;fHk/kh;rsA
,r|ks osfk ra izkgq% {ks=K bfr rf}n%
r bhagavn uvca
ida arra kaunteya / ketram ity abhidhyate
etad yo vetti ta prhu / ketraja iti tad-vida
r bhagavn uvcade alvermogende Heer zei; idamdit; arramlichaam; kaunteyaO
zoon van Kunt; ketramhet veld; itials; abhidhyatestaat bekend; etatdit; yawie;
vettiweet; tamdie (persoon); prhubeschrijf; ketra-jade kenner van het veld;
itialdus; tat-vidapersonen die bekend zijn met die waarheid.
r Bhagavn zei: O Kaunteya, degenen die begiftigd zijn met kennis betreffende
ketra en ketra-ja beschrijven dit lichaam als ketra (het veld), en iemand die dit
lichaam kent wordt ketra-ja (de kenner van het veld) genoemd.
SRRTHA-VARI
Wat is ketra en wie is ketra-ja? In antwoord op deze vraag spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met het woord idam. Dit lichaam is de toevlucht van al het zintuiglijk genot
via het medium van de zintuigen en wordt ketra, het veld, genoemd. Met andere woorden,
het is de oorsprong van de boom van het materile bestaan. Degenen die in gebondenheid
zijn worden bedekt door de misvatting van ik en mijn met betrekking tot hun lichamen,
die voortgebracht worden door het vals ego. In het verloste stadium worden ze echter
bevrijd van deze misvatting. Met andere woorden, wanneer ze verlost zijn, worden ze vrij
van gehechtheid aan het lichaam. De jva die zich in n van deze twee stadia bevindt staat
bekend als ketra-ja. Net zoals een boer, is hij alleen ketra-ja, de kenner van zijn veld, en
de genieter van haar vruchten.
In rmad-Bhgavatam (11.12.23) zegt r Bhagavn:
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na Arjunas vragen te hebben gehoord, beschrijft Bhagavn r Ka het lichaam van
de geconditioneerde jva dat, samen met zijn levensadem en zintuigen, de plaats is van
genot. Het wordt de ketra genoemd. Iemand die dit lichaam kent, begrijpt dat het lichaam
in de geconditioneerde toestand ofwel het middel is om te genieten, ofwel het middel is om
verlossing te bereiken. De jva die zich in n van de twee toestanden bevindt wordt ketraja genoemd. Echter, rla Baladeva Vidybhaa zegt: arrtmvd tu ketrajo na / na
ketratvena tat jnbhvt, De jva die zichzelf identificeert met het lichaam begrijpt de
tattva van zijn lichaam niet. Daarom is hij niet ketra-ja, de kenner van het veld.
Degenen die dit lichaam voor het zelf aanzien beschouwen het enkel als een middel om
te genieten. Bedwelmd door het materile vals ego, raken ze gebonden aan sasra (het
materile bestaan). Leven na leven is ellende het enige wat ze bereiken. Daarentegen
bereiken degenen vrij raken van het materile ego terwijl ze in dit lichaam blijven, en die
dienst verrichten aan r Hari, geleidelijk aan het geluk van moka. Nadat ze de
gelukzaligheid van het verlenen van dienst aan Bhagavn hebben verkregen, worden hun
levens volledig succesvol. Dit is bevestigd in rmad-Bhgavatam (11.12.23):
adanti caika phalam asya gdhr
grme-car ekam araya-vs
has ya eka bahu-rpam ijyair
my-maya veda sa veda vedam
Degenen die gehecht zijn aan het familieleven en naar werelds genot hunkeren,
proeven slechts de ellendige vrucht van lichamelijk genot, terwijl de wijzen en
zwaanachtige sannyss, die alle materile doeleinden hebben verzaakt, louter de
gelukzalige vrucht van transcendentaal geluk proeven.
rla Bhaktivinoda hkura schrijft, r Bhagavn zegt: O Arjuna, Ik legde eerst de
svarpa van de tm uit zodat je bhakti-tattva, wat het meest vertrouwelijk is, duidelijk zou
begrijpen. Vervolgens gaf ik uitleg over de verschillende soorten activiteiten (karma) van
de baddha-jvas en de svarpa (aard) van nirupdhika-bhakti (onvermengde bhakti vrij van
alle designaties). Om het hoogste doel te realiseren, sloot Ik af met een presentatie over de
drie verschillende processen: jna, karma en bhakti, zodat je het hoogste doel zou
realiseren. Nu geef Ik een specifieke, wetenschappelijke beschrijving van jna (kennis) en
vairgya (verzaking). Je zult meer verankerd raken in nirupdhika bhakti-tattva door dit te
horen.
jna parama-guhya me / yad vijna-samanvitam
sarahasya tad-aga ca / gha gadita may
rmad-Bhgavatam (2.9.31)
Kennis van Mij is non-duaal, absoluut en zeer vertrouwelijk. Hoewel deze kennis nonduaal is, heeft het toch vier eeuwige afdelingen: Mijn svarpa (jna), realisatie van
Mij (vijna), prema-bhakti voor Mij (rahasya) en sdhana-bhakti, het middel om Mij
te bereiken (tad-aga-pradhna). De jva kan dit niet begrijpen met zijn beperkte
intelligentie. Hij kan het alleen realiseren door Mijn genade. Jna is Mijn svarpa en
vijna is de relatie met Mij via bhakti. De jva is Mijn rahasya en de pradhna is Mijn
jna-aga (al wat bijkomstig is aan Mijn svarpa). De eeuwige non-dualiteit en het
eeuwige vertrouwelijke verschil tussen deze vier principes ontstaat door Mijn
onvoorstelbare vermogen, acintya-akti.
Terwijl Ik de catu-lok aan Brahm onderwees, beschreef Ik vier onderwerpen: jna
(kennis), vijna (gerealiseerde kennis), rahasya (vertrouwelijke of geheime onderwerpen)
en tad-aga (de takken of verschillende aspecten van die vertrouwelijke onderwerpen). De
geheime betekenis van bhakti-tattva openbaart zich niet in het hart zonder deze vier
essentile onderwerpen goed te begrijpen. Daarom geef Ik je via het medium van deze
instructies over vijna de zuivere intelligentie die nodig is om deze rahasya te begrijpen.
Wanneer viuddha-bhakti zich aandient, verschijnen oorzaakloze kennis en verzaking erg
gemakkelijk. Dit zijn de twee bijkomende vruchten die men ervaart terwijl men aan bhakti
doet. O Kaunteya, dit lichaam wordt ketra genoemd en degenen die deze ketra kennen
worden ketra-ja genoemd.
LOKA 3
O Bhrata, weet dat Ik alleen de kenner ben in de ketras (lichamen) van alle
levende wezens. Deze kennisvan het lichaam als ketra, en van de jva en vara als
ketra-jais zeker ware kennis. Dit is Mijn mening.
SRRTHA-VARI
Aldus wordt het levende wezen ketra-ja genoemd omdat hij kennis heeft van ketra
(het materile lichaam), maar Paramtm kent alle ketras volledig, meer dan de jvas. Deze
loka, die begint met het woord ketra-jam, legt Zijn ketra-jatva (gehalte van het kennen
van de ketra) uit. r Bhagavn zegt, Ken Mij, Paramtm, die Me als bestuurder in alle
ketras bevind, als ketra-ja. De jva is alleen de ketra-ja van zijn eigen ketra, en zijn
kennis van die ketra is bovendien ook onvolledig. Ik alleen ben echter de perfecte en
volledige kenner van alle ketras. Beschouw dit als Mijn specialiteit.
Wat is ware kennis, of jna? Anticiperend op deze vraag, zegt r Bhagavn, Kennis
van ketra (het lichaam) samen met ketra-ja (de kenners van het lichaamde jvtm en
Paramtm), wordt voorwaar jna genoemd. Ik aanvaard dit als werkelijke kennis.
Paramtm is de superieure van de twee puruas, of ketra-jas. Sommige mensen
leggen uit dat er slechts n tm is. Dit wordt hier weerlegd, en zon uitleg is ook in
tegenspraak met een latere verklaring van de Gt (15.17).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hoewel het woord ketra-ja in de vorige loka werd gebezigd om de jva (het levende
wezen dat zich in het lichaam bevindt) aan te duiden, legt r Bhagavn, die sarvaantarym (de aanwezig zijnde getuige in iedereen), sarvevara (de Heer van iedereen),
sarva-niyant (de Allerhoogste Bestuurder) en Paramtm is, in de huidige loka uit dat Hij
het is die de volkomen ketra-ja is, niet de jva.
De essentie van rla Baladeva Vidybhaas commentaar op deze loka luidt als volgt:
De jva blijft gesitueerd in dit lichaam net zoals een onderdaan ondergeschikt blijft aan een
koning, ook al heeft de jva als ketra-ja kennis van zijn eigen ketra als een middel voor
genot en bevrijding. Maar Ik alleen ben zijn bestuurder en handhaver, en dus ben Ik de
volkomen ketra-ja omdat Ik alle ketras ken. Op die manier blijf Ik daar gesitueerd zoals
een koning.
In de Smti zien we ook:
ketri hi arri / bja cpi ubhubhe
tni vetti sa yogtm / tata ketra-ja ucyate
Het gehele lichaam is als een ketra, en vrome en goddeloze daden zijn als de zaden van
dat lichaam in die zin dat ze de oorzaak zijn. Die yogtma purua (Paramtm) kent de
tattva (essentie, waarheid) van alle lichamen oftewel ketras. Daarom wordt hij de
volkomen ketra-ja genoemd.
rmad-Bhgavatam (8.3.13) zegt ook:
ketra-jya namas tubhya / sarvdhyakya skie
puruytm-mlya / mla-praktaye nama
Ik offer mijn respectvolle eerbetuigingen aan U, die de Superziel bent, de
superintendent van alles, en de getuige van al wat plaatsvindt. U bent de Allerhoogste
Persoon, de oorsprong van de materile natuur en van de totale materile energie. U
bent ook de eigenaar van het materile lichaam. Daarom bent U het allerhoogste
geheel. Ik bied U mijn respectvolle eerbetuigingen aan.
In zijn commentaar op deze loka, schrijft rla Vivantha Cakravart hkura: ketra
dehadvaya tattvena jntti ketrajo antarym, Antarym, de tegenwoordig zijnde
getuige in iedereen, kent de tattva van zowel de fijnstoffelijke als de grofstoffelijke lichamen
en wordt ketra-ja genoemd. Verder zegt r Bhagavn in rmad-Bhgavatam (8.17.11):
ketra-ja sarva bhtnm, Iemand die alle levende wezens kent wordt ketra-ja
genoemd.
De strekking van r Kas verklaring is dat ware kennis betekent dat men kennis
heeft van ketra (het lichaam), de kenner van deze ketra (de geconditioneerde of bevrijde
jvtm) en van Paramtm (de oorspronkelijke ketra-ja), die zich in iedereen bevindt.
Echter, Paramtm svarpa is verschillend van de baddha-jvas (kara) en de mukta jvas
(akara), en Hij is superieur aan hen. Daarom is de denkbeeldige opvatting dat de jva en
Paramtm n zijn denkbeeldig en in strijd met de conclusie van stra.
Ook de ruti-verklaring, nityo nityn cetana cetannm eko bahn yo vidadhti
kmn, beschrijft Paramtm als superieur zijnde aan alle levende, bewuste, eeuwige jvas.
Het verklaart ook dat Hij hun bestuurder en aanspoorder is. Deze conclusie wordt door heel
de Gt bevestigd. r Ka zegt tegen Arjuna, Omdat je een jva bent, vergeet je dit feit
keer op keer, maar als Paramevara vergeet Ik het nooit. Volgens de verklaring,
mamaivo jva-loke jva-bhta santana, is de jva een onbeduidend deeltje van
Bhagavn. De jva is voor altijd Zijn deeltje, en kan in geen enkele toestand n worden met
Bhagavn door in Hem op te gaan.
De verklaring dat brahma, de Absolute Waarheid, Zelf een jva is geworden vanwege
onwetendheid, en dat de jva wanneer hij bevrijd raakt van onwetendheid brahma wordt, is
ook incorrect vanuit het perspectief van redenering, logica en stra. Onwetendheid kan
parabrahma, de Allerhoogste Absolute Waarheid, die in alle staten jna-svarpa
(intrinsiek bestaat uit kennis) blijft, nooit raken. In de ruti wordt gezegd: satya jnam
ananta brahma, Parabrahma vervalt nooit tot onwetendheid door overmand te raken
door my. Duizenden Vedische verklaringen geven hier bewijs van.
Dus in dit materile lichaam zijn er twee ketra-jas: de jvtm en Paramtm.
Paramtm is de bestuurder, drijfveer en onmiddellijke getuige van de verschillende jvas
die zich als gelokaliseerde ketra-jas in verschillende lichamen bevinden. Paramtm en de
jva kunnen nooit n worden.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Met betrekking tot ketra (het
veld) en ketra-ja (de kenner van het veld), zijn er drie principes: vara, de jva en jaa
(inerte materie). Net zoals er zich in ieder lichaam een ketra-ja (de jvtm) bevindt, ben
Ik, vara, de voornaamste ketra-ja van deze hele inerte wereld. Door Mijn ai-akti
(besturend vermogen) als Paramtm (de Superziel), ben Ik de ketra-ja van alle ketrajas. De jna van degenen die deze drie principes hebben begrepen door zich te beraden
over ketra en ketra-ja is zeker vijna (gerealiseerde kennis).
LOKA 4
Hoor van Mij een korte beschrijving van die ketra, haar eigenschappen en
transformaties, waarom en uit wie ze is ontstaan, en wat de svarpa (aard) en invloed
van de ketra-ja is.
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met de woorden tat ketram, begint r Bhagavn uit te weiden
over datgene waar Hij eerder slechts in het kort over had gesproken.
Wat is die ketra of lichaam? Het is combinatie van vijf elementen (mahbhta), de
levenslucht (pra) en de zintuigen (indriya). Hoor van Mij hoe deze ketra (veld
bestaande uit een grofstoffelijk en fijnstoffelijk lichaam) verschillende soorten naturen,
verlangens en veranderingen zoals vijandschap en vriendschap bezit. Hoor hoe het ontstaat
uit de samenkomst van prakti (de materile natuur) en purua (de genieter), en hoe het
zich verschillend manifesteert in variteiten van bewegende en niet-bewegende vormen.
Die ketra-jas zijn de jvtm en ook Paramtm. Volgens de regels van Sanskriet
grammatica, staat ketra-ja hier in het neutrale genus omdat het woord ketra in het
neutrale genus wordt gebruikt.
LOKA 5
SRRTHA-VARI
Wiens beschrijving van dit onderwerp gaat U in het kort aan me uitleggen?
Anticiperend op deze vraag van Arjuna, zegt r Bhagavn, Heiligen zoals Vasiha en
anderen hebben dit in hun yoga-stras beschreven. Chandobhir houdt in dat het ook in de
Vedas wordt uitgelegd. Bovendien wordt het beschreven in de Brahma-stra, in stras
(aforismen) zoals, athto brahma-jijs, Daarom dient men te informeren naar brahma
(Brahma-stra 1.1.1). Aangezien brahma, de Allerhoogste Absolute Waarheid, gestaafd
wordt door deze stras, staan ze bekend als pda, datgene wat het benodigde bewijs levert
om Hem vast te stellen.
Wat is de aard van dat brahma? In antwoord op deze vraag, verklaart r Bhagavn, Dit
punt behandelt specifiek het onderwerp van de oorzaak en het gevolg van het universum.
Het wordt vastgesteld door na te denken over de waarheid van de substantile strekkingen
van Brahma-stra, zoals ikate nabdam, De Allerhoogste Heer in niet onbeschrijflijk,
(Brahma-stra 1.1.5) en nandamayo bhyst, De Allerhoogste Heer is van nature
gelukzalig (Brahma-stra 1.1.12).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De tattva van ketra en haar ketra-ja, zoals uitgelegd door r Ka, wordt door alle
filosofen geaccepteerd. Deze tattva wordt ook duidelijk vastgesteld in gezaghebbende stras
zoals de Vedas, de Upaniads en de Brahma-stra. Omdat de Vedas apaurueya (niet
gemaakt door een geconditioneerd persoon) zijn, worden ze door iedereen geaccepteerd. De
essentie van de Vedas is Vednta (de Upaniads).
r Ka Dvaipyana Vedavysa, een avatra van Bhagavn, verzoende de
ogenschijnlijke tegenstrijdige verklaringen van de Vedas en presenteerde ze in de vorm van
stras die tezamen bekend staan als de Vednta-stra. Verklaringen uit de Vednta-stra
LOKAS 6-7
egkHkwrkU;gadkjks
cqfjO;eso
pA
bfU;kf.k n'kSda p ip psfU;xkspjk%
bPNk }s"k% lq[ka nq%[ka la?kkr'psruk /k`fr%A
,rr~ {ks=a leklsu lfodkjeqnkre~
mah-bhtny ahakro / buddhir avyaktam eva ca
indriyi daaika ca / paca cendriya-gocar
icch dvea sukha dukha / sanghta cetan dhti
etat ketra samsena / sa-vikram udhtam
mah-bhtnide vijf grote elementen (aarde, water, vuur, etc.); ahakarade opvatting
van het zelf als de doener, vals ego; buddhiintelligentie; avyaktam eva caen de
ongeopenbaarde materile natuur; indriyizintuigen; daatien; ekamde ene (geest);
caen; paca ca indriya-gocarde vijf zinsobjecten (zoals geluid en aanraking); icch
verlangen; dveahaat; sukhamgeluk; dukhamongelukkigheid; sangtahet geheel
van al deze (het lichaam); cetande functies van de geest om kennis te vergaren; dhti
geduld; etatdit; ketramveld; samsenain het kort; sa-vikramsamen met hun
transformaties; udhtamworden gezegd.
prakti, de elf zintuigen, de vijf zinsobjecten, verlangen, haat, geluk, ellende, het
lichaam, kennis en geduld vormen een korte beschrijving van de ketra, samen met
haar wereldse transformaties.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn legt nu de aard van de ketra, het veld van het materile lichaam, uit. Het
volgende is een lijst van de vierentwintig elementen: aarde, water, vuur, lucht en ether; hun
oorzaakhet vals ego; buddhi (intelligentie) die het zelf waarneemt; mahat-tattvade
oorzaak van het vals ego; praktide oorzaak van de mahat-tattva; de tien werkende en
kennisverwervende zintuigen; de geest; en de vijf zinsobjecten, zoals geluid en aanraking.
Verlangen, afgunst, blijdschap, ellende, het lichaam, dat een combinatie of resultaat is
van de vijf mahbhtas (grote elementen), bewustzijn, kennis en verdraagzaamheid zijn
allemaal functies van de geest. Het zijn geen functies van de ziel. Daarom zijn deze
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De bestanddelen van de ketra zijn de vierentwintig elementen bestaande uit de vijf
mahbhtas (aarde, water, vuur, lucht en ether), het vals ego, de mahat-tattva (de
ongedifferentieerde vorm van de totale materile energie) en haar oorzaak, prakti (de
materile natuur), de tien externe zintuigen (ogen, oren, neus, tong, huid, spraak, voeten,
handen, anus en genitalin), het ene innerlijke zintuig (de geest), en de vijf zinsobjecten
(vorm, smaak, reuk, tastzin en geluid). Dit wordt geconcludeerd uit de verklaringen van is
zoals Vasiha, Devala en Asita, uit de Vedische mantras en uit de Vednta-stra. Wat de
ketra is en waarom ze als zodanig bekend staat, kan begrepen worden door deze
vierentwintig elementen te analyseren. Transformaties van de ketra zijn verlangen,
afgunst, vreugde, verdriet, alle activiteiten van het lichaam (wat een combinatie van de vijf
materile elementen is), de neigingen en absorpties van de geest (die slechts een gelijkenis
is van het zuivere bewustzijn van de ziel) en verdraagzaamheid. Daarom dient het begrepen
te worden dat zij een onderdeel zijn van ketra.
LOKAS 8-12
vekfuRoenfEHkRoeglk {kkfUrjktZoe~A
vkpk;kZsiklua 'kkSpa LFkS;ZekRefofuxzg%
bfU;kFkZs"kq oSjkX;eugkj ,o pA
tUee`R;qtjkO;kf/knq%[knks"kkuqn'kZue~
iq=nkjx`gkfn"kqA
vlfjufHk"o%
fuR;a p lefpkRofe"Vkfu"Vksiifk"kq
ef; pkuU;;ksxsu HkfjO;fHkpkfj.khA
fofons'klsfoRoejfrtZulalfn
v/;kReKkufuR;Roa roKkukFkZn'kZue~A
,rTKkufefr izkseKkua ;nrksU;Fkk
amnitvam adambhitvam / ahis kntir rjavam
cryopsana auca / sthairyam tma-vinigraha
indriyrtheu vairgyam / anahakra eva ca
janma-mtyu-jar-vydhi- / dukha-donudaranam
asaktir anabhivaga / putra-dra-ghdiu
nitya ca sama-cittatvam / iniopapattiu
mayi cnanya-yogena / bhaktir avyabhicri
vivikta-dea-sevitvam / aratir jana-sasadi
adhytma-jna-nityatva / tattva-jnrtha-daranam
etaj jnam iti proktam / ajna yad ato nyath
amnitvamvrijheid van het verlangen naar eer; adambhitvamzonder trots zijnde;
ahisgeweldloosheid; kntivergevingsgezindheid; rjavameenvoud; cryaupsanamaanbidding van de sad-guru, de geestelijk leraar die onderwijst door het
voorbeeld te geven; aucamin- en uitwendige reinheid; sthairyamkalmte (van geest);
tma-vinigrahacontrole over lichaam en zintuigen; indriya-artheuvan zinsobjecten
zoals geluid en aanraking; vairgyamonthechting; anahakravrijheid van vals ego;
eva caen ook; janmageboorte; mtyudood; jarouderdom; vydhien ziekte;
dukha-doahet ongemak veroorzaakt door het lijden; anudaranamde verklaringen
van de guru, sdhu en stra herhaaldelijk overdenken; asaktionthechting (van
zingenot); anabhivagavrijheid van het in opgaan (in iets); putrazonen; dra
vrouw; ghahuis; diuenzovoorts; nityamimmer; caen; sama-cittatvameen
evenwichtige geest hebben; ia-aniagewenst en ongewenst; upapattiute midden van
de gebeurtenissen; mayiaan Mij; caen; ananya-yogenamet exclusieve verbinding;
bhaktitoegewijde dienst; avyabhicrionfeilbaar; vivikta-deaop afgezonderde
plaatsen; sevitvamverblijvend; a-ratizonder gehechtheid zijnde; jana-sasadide
omgang met zinsgenieters; adhytma-jna-nityatvamvan de eeuwige natuur van de
waarheden betreffende de Allerhoogste Ziel en de miniscule spirituele zielen (met het doel
om vrijheid te verkrijgen van herhaaldelijke geboorte en dood); tattva-jnade principes
van zelfrealisatie; artha-daranamhet (innerlijke) doel onderzoekend; etatdat;
SRRTHA-VARI
In de bovenste vijf lokas legt r Bhagavn de twintig middelen (sdhanas) uit die
gecultiveerd dienen te worden, zoals vrijheid van het verlangen om vereerd te worden. Hij
legt ook de eigenschappen uit van de jvtm en Paramtm, die de ketra-jas (zij die het
veld van het lichaam kennen) zijn. Zij dienen gekend te worden als afzonderlijk van de
voorheen vermelde kenmerken van ketra. Zeventien van deze eigenschappen zijn van
toepassing op zowel de jns als de bhaktas. Echter, volgens de verklaring van Bhagavn:
mayi cnanya-yogena bhaktir avyabhicri, is het, teneinde Hem te ervaren, de enige plicht
voor de toegewijde om zich oprecht in te spannen in ekntika-bhakti tot Hem. Dit komt
omdat de zeventien eigenschappen, zoals nederigheid, zich vanzelf manifesteren in
toegewijden die avyabhicri-bhakti, eenvoudige toewijding, beoefenen. Zij hoeven er niet
afzonderlijk naar te streven om zich deze eigenschappen te verwerven. De laatste twee
eigenschappen zijn echter uniek aan de jans. Dit is de mening van de bhakta sampradya
(toegewijdengemeenschap).
De strekking van de reeks woorden in deze loka beginnend met amnitvam is vrij
duidelijk. In de Smtis wordt aucam (reinheid) als volgt uitgelegd: Reinheid bestaat uit
twee soorten, innerlijke en externe. Externe reinheid wordt bereikt door middel van het
gebruik van aarde, water, etc., en de reinheid van bewustzijn, of verlangen, wordt reinheid
van de geest genoemd. De strekking van het woord tma-vinigraha is beheersing van het
lichaam. Het zien van de ellende van geboorte, dood, etc., betekent dat men zich
voortdurend bewust is van ze als een bron van lijden. Asakti betekent het opgeven van
gehechtheid aan zoon, familie etc., en anabhivaga betekent dat men zich niet mee laat
sleuren in het geluk of lijden van anderen. Iniopapattiu houdt in dat men evenwichtig
blijft op het moment dat men materile voorwerpen verkrijgt, ongeacht of ze nu aangenaam
of onaangenaam zijn.
Mayi betekent In Mij, in Mijn gedaante als ymasundara, en ananya-yogena betekent
bhakti die niet gemengd is met jna-yoga, tapa-yoga, etc. Het woord ca (ook) duidt op
pradhn-bht-bhakti, bhakti die gemengd is met jna maar deze toch overheerst, etc. De
bhaktas verrichten alleen het eerste type bhakti, anany-bhakti. Jns passen het tweede
type bhakti, pradhn-bht-bhakti, toe. Sommige toegewijden zeggen, Net zoals ananybhakti het middel is om bhagavat-prema te verkrijgen, helpt het ook om een indruk te geven
van Paramtm. De vertrouwelijke glories van avyabhicri-bhakti (niet afwijkende
bhakti) zijn eveneens beschreven in deze laatste reeks van zes hoofdstukken.
Jns hebben echter een andere mening betreffende ananya-yogena. Zij zeggen dat
ananya-yogena het zelf overal zien betekent en dat avyabhicri die yoga elke dag
verrichten betekent. Volgens rpda Madhusdana Sarasvat staat het woord avyabhicri
voor datgene wat nergens door gestopt kan worden. Het woord adhytma-jna verwijst
naar kennis die zich in het zelf bevindt. Teneinde het zelf te louteren, dient adhytma-jna
voortdurend beoefend te worden. Tattva-jnrtha-daranam betekent moka als de
prayojana (het doeleinde) van tattva-jna zien, er over nadenken en het bespreken, terwijl
men het als zijn gekoesterde verlangen beschouwt. Deze twintig soorten kennis zijn de
algemene middelen om jna, standaard kennis van de jvtm en Paramtm, te
verwerven. Specifieke jna betreffende Paramtm zal later worden uitgelegd. Symptomen
van onwetendheid (ajna) zoals mnitva (het verlangen naar aanzien), zijn strijdig met de
bovenstaande symptomen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Nederigheid; gebrek aan valse
trots; geweldloosheid, vergevingsgezindheid; eenvoud; dienst aan de geestelijk leraar;
reinheid; evenwichtigheid; controle over lichaam en geest; onthechting van zinsobjecten;
gebrek aan vals ego; realisatie van de ellende van geboorte, dood, ouderdom en ziekte;
gebrek aan gehechtheid aan zoon, familie, etc.; onaangedaan zijn ten opzichte van het geluk
en verdriet van anderen; gelijkmoedigheid onder alle omstandigheden; avyabhicri-bhakti
(onvermengde en niet afwijkende bhakti aan Mij); verblijven op een afgezonderde plek;
geen interesse hebben in drukke plaatsen; hecht geloof dat spirituele kennis eeuwig is en
het inzicht dat moka het ware doel van tattva-jna isallemaal worden ze door de
onwetenden beschouwd als twintig wisselwerkingen (transformaties) van de ketra (het
materile lichaam). In werkelijkheid omvatten ze kennis, welke de transformaties van ketra
(het materile lichaam) vernietigd. Men verkrijgt viuddha-tattva (de opperste zuivere
Absolute Waarheid) door beschutting van hen te nemen. Ze zijn niet de transformaties van
de ketra; integendeel, ze zijn de remedies die de transformaties van de ketra kunnen
vernietigen. Van deze twintig, dient een persoon ananya-avyabhicri bhakti (exclusieve
en onafwijkende toewijding) tot Mij aan te nemen. De andere negentien kenmerken zijn
ondergeschikte vruchten van bhakti. Zij zuiveren de onzuivere ketra (lichaam) en
uiteindelijk, na de onzuivere ketra van de jva te hebben vernietigd, helpen ze hem om zijn
eeuwig, volmaakte ketra te verwerven. Deze negentien kenmerken, die als de troon van
Bhakti-dev zijn, dienen begrepen te worden als ware jna (vijna). Al het andere is
ajna, onwetendheid.
Ananya-avyabhicri-bhakti is prominent onder alle soorten sdhana. De bovenstaande
eigenschappen manifesteren zich vanzelf wanneer men zijn toevlucht neemt tot bhakti.
Daarom accepteren zuivere toegewijden alleen anany-bhakti, wat de svarpa-lakaa (het
intrinsieke kenmerk) is van de jva. De goede eigenschappen die bekend staan als taasthalakaa (marginale kenmerken) manifesteren zich dan als bijverschijnselen. Dit wordt
beschreven in rmad-Bhgavatam (5.18.12):
yasysti bhaktir bhagavaty akican
sarvair guais tatra samsate sur
harv abhaktasya kuto mahad-gu
manorathensati dhvato bahi
Alle devats en hun verheven eigenschappen, zoals jna en hun uitvoering van
dharma, verblijven altijd in het hart van degenen die nikma-bhakti (onzelfzuchtige
toewijding) voor Bhagavn hebben. Aan de andere kant, hoe kan iemand die geen
bhakta van Bhagavn is om het even welke van de goede eigenschappen van een mahpurua bezitten? Zo iemand hunkert altijd alleen maar naar onbeduidende wereldlijke
zinsobjecten.
Jns beoefenen goede eigenschappen zoals vroom gedrag, geweldloosheid, beteugeling
van geest en ego enzovoorts, maar ze streven niet naar ananya-avyabhicri-bhakti voor r
Bhagavn. Hun geringe beoefening van bhakti is enkel om perfectie in jna en mukti te
verwerven. Daarom dient het begrepen te worden dat hun beoefening van toewijding gubht-bhakti (bhakti overheerst door jna en karma) is; het is geen svarpa-siddh-bhakti,
LOKA 13
Nu zal Ik aan je uitleggen wat jeya (dat wat het waard is om gekend te worden)
is, want door het te begrijpen, bereikt men moka (onsterfelijkheid). Brahma, wat
geen begin heeft en van Mijn persoonlijke gedaante afhankelijk is, ligt buiten de
oorzaak en het gevolg van deze schepping.
SRRTHA-VARI
De jvtm en Paramtm kunnen gekend worden middels de verschillende sdhanas
die voorheen vermeld werden. Van die twee werd alleen Paramtm aangeduid met het
woord sarvagata-brahma, wat het allesdoordringende brahma betekent. [Aantekening: het
woord sarvagata komt uit rla Vivantha Cakravart hkuras originele Sanskriet
commentaar.] Dit brahma is in Zijn nirviea aspect (verstoken van kenmerken) het
aanbiddenswaardige doel de jns, en in Zijn saviea aspect (vol met een verscheidenheid
aan kenmerken) is Hij het aanbiddenswaardige doel van de bhaktas. Omdat er op Hem
gemediteerd wordt in Zijn vier-armige gedaante, staat Hij bekend als Paramtm, ook al
verblijft Hij in het lichaam.
Eerst wordt brahma uitgelegd in deze loka die begint met het woord jeyam. Andi
betekent zonder begin, en aangezien brahma Mijn svarpa is, is het eeuwig. Zoals later
gezegd zal worden, brahmao hi pratihham, Ik ben het fundament, of de basis, van
brahma. Maar wat is dat brahma? Deze vraag verwachtend, zegt r Bhagavn dat brahma
noch asat (vergankelijk, tijdelijk) noch sat (eeuwig) is, zowel oorzaak als gevolg te boven
gaande.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hieraan voorafgaand heeft r Bhagavn jna-sdhana (het middel om jna te
verwerven) uitgelegd. Nu, in de huidige loka, legt Hij de kenbare para-tattva uit, wat de
sdhya (het doel) is van die jna. De jns denken dat nirviea-brahma, verstoken van
naam, gedaante, eigenschappen, metgezellen enzovoorts, de para-tattva (de Absolute
Waarheid) is. Sterker nog, zij beelden zich in dat deze para-tattva slechts een leegte is die
verstoken is van kwaliteiten zoals gevarieerde activiteit. uddha-bhaktas, die beschutting
nemen van ananya-avyabhicri bhakti, zien para-tattva (de Allerhoogste Absolute
realiteit) als r Ka, de belichaming van cid-vilsa (transcendentaal vermaak), de basis
van alle aprkta (transcendentale) eigenschappen, energien en rasa (smaakvolle luimen,
of gemoedstoestanden), en als verstoken zijnde van onbeduidende materile eigenschappen.
Hoewel de rutis deze tattva op sommige plaatsen als nirviea beschrijven, ontkennen deze
verklaringen enkel de materile kenmerken van r Bhagavn; ze ontkennen niet Zijn
transcendentale eigenschappen. De stras zelf hebben een licht geworpen op dit diepe
geheim:
y y rutir jalpati nirviea / s sbhidhatte sa-vieam eva
vicra-yoge sati hanta ts / pryo balya sa-vieam eva
Hayara-pacartra
Diezelfde Vedische mantras die eerst die para-tattva beschrijven als nirviea (zonder
eigenschappen) stellen diezelfde tattva anderzijds vast als saviea (met eigenschappen).
Zowel nirviea als saviea zijn zeker eeuwige aspecten van Bhagavn, maar diepgaande
overweging zal onthullen dat de persoonlijke saviea-tattva superieur is. Dit komt
doordat men in de materile wereld louter saviea-tattva ervaart, terwijl er geen
ervaring is van nirviea-tattva.
Het enige kenbare doel van de nirviea-jns wordt aangeduid in de huidige loka
door het woord mat-param, wat beschut in Mij betekent.
brahmao hi pratihham / amtasyvyayasya ca
vatasya ca dharmasya / sukhasyaikntikasya ca
Bhagavad-gt (14.27)
LOKA 14
Zijn handen en voeten zijn overal. Zijn ogen, hoofden en gezichten doordringen
alle richtingen, en Hij hoort alles. Zo gesitueerd, doordringt brahma het hele
universum.
SRRTHA-VARI
Zal het de verklaringen van ruti zoals, sarva khalv ida brahma, Dit alles is brahma
(Chndogya Upaniad 3.14.1) en brahmaiveda sarvam, Alles is brahma, niet tegenspreken
door te zeggen dat brahma verschillend is van zowel oorzaak als gevolg? Zon vraag
verwachtend, verklaart r Bhagavn dat, hoewel brahma zich van nature boven zowel
oorzaak als gevolg bevindt, brahma zowel de oorzaak als het gevolg is omdat de energie en
het energetische niet verschillend zijn. Daarom zegt Hij dat Zijn handen en voeten, etc.,
overal zijn, wat wil zeggen dat brahma oneindige handen en voeten heeft in de vorm van de
handen en voeten van elk zichtbaar levend wezen, reikend van Heer Brahm tot aan de
nietige mier. Op dezelfde manier zijn Zijn ogen, hoofden, monden en oren ook overal.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka werd brahma beschreven als zijnde boven sat en asat (oorzaak en
gevolg). Nu kan de Vednta-stra, akti-aktimator abheda, De energie en het energetische
zijn niet verschillend van elkaar, geciteerd worden in antwoord op iemand die geldigheid
van ruti-verklaringen zoals, sarva khalv ida brahma en brahmaiveda sarvam in twijfel
trekt. Hoewel de svarpa van r Bhagavn volgens deze stra oorzaak en gevolg te boven
gaat, is de werking van akti zeker het werk van aktimn omdat er geen verschil is tussen
akti (energie) en aktimn (de energieke). Op die manier kan men dus begrijpen dat alle
gevolgen, zoals deze zichtbare wereld, de svarpa van Bhagavn (niet verschillend van Hem)
zijn, daar ze transformaties van Zijn akti zijn. De huidige loka wordt gesproken om dit
punt duidelijk te maken. Alleen brahma bestaat, alles doordringend via het medium van de
handen, voeten, etc., van alle jvas die ondergeschikt zijn aan Hem en zich in Hem
bevinden. Aangezien Hij allesdoordringend is heeft Hij oneindige handen, ogen, voeten en
oren. Echter, de jvtm is noch allesdoordringend, noch kan hij oneindige handen,
hoofden, voeten, etc., hebben. Paramtm is alvermogend, maar de jva is dat niet.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, Net zoals de zonnestralen licht
geven vanwege hun afhankelijkheid van de zon, heeft brahma-tattva op dezelfde manier zijn
LOKA 15
loZsfU;footre~A
loZsfU;xq.kkHkkla
vla loZHk`PpSo fuxqZ.ka xq.kHkksDr` p
sarvendriya-gubhsa / sarvendriya-vivarjitam
asakta sarva-bhc caiva / nirgua gua-bhokt ca
sarva-indriyavan alle zintuigen; guahun functies; bhsamde verlichter; sarvaindriya-vivarjitamHij is verstoken van wereldse zintuigen; asaktamHij is onthecht;
sarva-bhtHij is de handhaver van alle wezens; catoch; evavoorwaar; nirguamHij
is zonder materile eigenschappen; gua-bhoktHij is de genieter van goddelijke
eigenschappen; catoch.
Dat kenbare parabrahma is de bron van alle zintuigen en hun werkingen, maar
toch is Hij verstoken van wereldse zintuigen. Hoewel onthecht, is Hij de
instandhouder van alle levende wezens, en hoewel Hij verstoken is van materile
eigenschappen, is Hij de genieter van zes transcendentale volheden.
SRRTHA-VARI
Daarnaast manifesteert brahma al de zinsobjecten. De rutis zeggen: tac cakua
caku, Hij is het oog van het oog, (Kena Upaniad 1.2) en sarvendriyair guai, Hij
manifesteert de werkingen van de zintuigen, zoals geluid. Toch is Hij sarvendriyavivarjitam, wat inhoudt dat Hij geen materile zintuigen heeft [of beter gezegd, Hij heeft
transcendentale zintuigen]. De rutis zeggen ook: api-pdo javano graht, Hoewel Hij
geen materile zintuigen zoals handen en voeten heeft, accepteert, beweegt en ziet Hij
(vetvatara Upaniad 3.19).
vetvatara Upaniad (6.8) verklaart ook: parsya aktir vividhaiva ryate svbhvik
jna-bala-kriy ca, Het wordt vernomen dat brahma verschillende soorten
transcendentale energie (par-akti) heeft. Die aktis zijn: jna (kennis), bala (kracht) en
kriya (actie), en zij zijn Hem van nature eigen. Zijn beroemde gedaante van Hem zoals
beschreven in de rutis is de bron van alle energie.
Hij is verstoken van gehechtheid aan het wereldse vlak en Hij handhaaft iedereen in
Zijn expansie als r Viu. Hij is nirgua, dat wil zeggen, Hij heeft een unieke
bovenzinnelijke gedaante, die vrij is van de guas (materile geaardheden der natuur, zoals
sattva), en Hij is gua-bhokt, de genieter van de guas. Hij wordt aangesproken als bhaga
omdat Hij de genieter is van zes soorten transcendentale vermogens.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dat brahma is de bron van alle werkingen van de zintuigen en is ook de bron van de
zinsobjecten. In de ruti ziet men ook: tac cakua caku, Hij is het oog van het oog
(Kena Upaniad 1.2). Hij is verstoken van materile zintuigen; Hij heeft transcendentale
zintuigen. vetvatara Upaniad (3.9) verklaart ook:
api-pdo javano graht / payaty acaku sa oty akara
Hoewel Bhagavn geen materile handen, voeten, etc., heeft, accepteert en loopt Hij.
Zelfs zonder materile ogen en oren, ziet en luistert Hij. Met andere woorden, Hij heeft
bovenzinnelijke handen, voeten, ogen, oren etc.
Daarom is brahma niet nirviea maar saviea. Hij is verstoken van materile
eigenschappen, maar beschikt nochtans over zes soorten bovenzinnelijke vermogens, en Hij
is de genieter van die vermogens.
LOKA 16
SRRTHA-VARI
Hij bevindt zich overal, zowel binnen als buiten alle wezens en elementen van Zijn
schepping, net zoals de lucht zich binnen en buiten het lichaam bevindt. Hij is alles, alle
wezens, zowel de bewegende als de niet-bewegende, omdat Hij de oorzaak van het gevolg (de
schepping) is. Maar toch is Hij niet het object van directe waarneming omdat Zijn gedaante
en andere kenmerken verschillend zijn van materile vormen en eigenschappen. Daarom is
Hij voor onwetende mensen miljoenen mijlen verwijderd, maar voor degenen die verlicht
zijn in transcendentale kennis is Hij, als Antarym, meer met hen verwant dan iemand die
in hetzelfde huis woont. Hij is verder weg dan het verste, en dichterbij dan dat wat het
meest dichtbij is. Hij is zichtbaar in het innerlijke uitspansel van het hart voor degenen die
kunnen zien. Zoals gezegd wordt in de Muaka Upaniad (3.1.7): drt sudre tad ihntike
ca paytsv ihaiva nihita guhym, In deze wereld is Hij veel verder weg dan het verste,
en voor degenen die oplettend zijn, is Hij ook in het geheim gezeteld, zeer dichtbij, te
midden van allen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alle bewegende en niet-bewegende wezens komen voort uit Paramevara, die
allerhoogste tattva. Hij bevindt zich in het hart van alle wezens als Antarym, en Hij
bestaat er buiten in Zijn allesdoordringende aspect. Deze hele bewegende en nietbewegende wereld is een gevolg van Zijn energie, en derhalve beschrijven de rutis Hem als
zijnde alles: sarva khalv ida brahma, Dit alles is brahma. Toch heeft Hij een
persoonlijke gedaante die verschillend is van alle andere gedaantes. Hij is alleen gelijk aan
Zichzelf. Hij is asamorddhva, wat inhoudt dat er niemand bestaat die gelijk is aan Hem, laat
staan groter dan Hem. Echter, niet iedereen kan Hem kennen omdat Hij erg subtiel is.
Alleen Zijn anany-bhaktas kunnen Hem kennen middels de kracht van hun ananybhakti. Daarom is Hij zowel erg ver weg als erg dichtbij. Hij is dichtbij Zijn anany-bhaktas,
en zeer ver verwijderd van niet-toegewijden.
tad ejati tan naijati / tad dre tad v antike
tad antar asya sarvasya / tad u sarvasysya bhyata
r opaniad (5)
De Allerhoogste Heer loopt, maar loopt niet, Hij is ver weg maar erg dichtbij, en Hij
bevindt zich in alles, maar is toch buiten alles.
LOKA 17
Hoewel die Allerhoogste Waarheid onverdeeld is, lijkt Hij verdeeld te zijn, omdat
Hij zich in ieder wezen bevindt. Ken Hem als de instandhouder, vernietiger en
schepper van alle wezens.
SRRTHA-VARI
Gevestigd als de oorzaak in de bewegende en niet-bewegende levende wezens, is Hij
onverdeeld, terwijl Hij als het gevolg verdeeld is. Alleen Hij, als r Nryaa, is de
instandhouder van alle wezens gedurende de periode van handhaving. Als Grasiu (de
verslinder) is Hij de vernietiger gedurende het tijdstip van vernietiging, en bij het
aanbreken van de schepping is Hij Prabhaviu, de schepper van verschillende effecten en
vormen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hoewel Hij anders verschijnt in alle levende wezens, bevindt die parama-tattva zich in
n onverdeelde gedaante. Dit wordt verklaard in de rutis: eka santa bahudh
dyamna, Hij wordt waargenomen in verschillende vormen, ook al is Hij n. De
Smtis zeggen ook: eka eva paro viu sarvatrpi na saaya, Slechts n Paramtm,
Viu, bestaat overal; Hier bestaat geen twijfel over. Net zoals dezelfde zon anders
verschijnt voor mensen op verschillende plaatsen, verschijnt Hij door Zijn onvoorstelbare
vermogen in allerlei gedaantes, ook al is Hij n. Alleen Hij bestaat als de individuele
Antarym binnenin de harten van alle jvas, terwijl Hij extern gezien allesdoordringend is,
in de vorm van de gezamenlijke puruaAntarym en Paramevara. Hij is ook de
instandhouder en vernietiger van al wat bestaat. Taittirya Upaniad (3.1) zegt: yato v imni
bhtni jyante yena jtni jvanti yat prayanty abhisavianti tad vijijsasva tad brahma, Je
dient brahma te begrijpen als Hij uit wie alle levende wezens ontstaan, door wiens hulp ze
leven en van begin tot eind de levensweg bewandelen, en in wie ze weer binnengaan.
LOKA 18
SRRTHA-VARI
Hij is zelfs de bron van licht voor andere hemellichamen, zoals de maan en zon. Dit
wordt bevestigd in de rutis: sryas tapati tejasendra, Door Zijn schittering wordt de zon
lichtgevend en verspreidt hitte. De zon, maan, sterren, etc., lijken niet prachtig stralend
ten overstaan van Hem, om maar te zwijgen van vuur. Ze lijken stralend te zijn, maar ze
verkrijgen allemaal hun stralengloed van Hem. Het komt louter door Zijn schittering dat zij
hun eigen unieke eigenschappen van verlichting verkrijgen. Kaha Upaniad (2.2.15)
verklaart:
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Paramevara, de volkomen ketra-ja, is de oorspronkelijke verlichter van alle
hemellichamen zoals de zon en maan, en ook van vuur.
na tatra sryo bhti na candra-traka
nem vidyuto bhnti kuto yam agni
Kaha Upaniad (2.2.15)
Hoewel de zon, maan, sterren, bliksem en vuur alles verlichten, kunnen ze Bhagavn of
Zijn verblijf niet verlichten.
Dit wordt ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (3.25.42):
mad-bhayd vti vto ya / sryas tapati mad-bhayt
varatndro dahaty agnir / mtyu carati mad-bhayt
Het is uit angst voor Mij dat de wind waait, de zon schijnt en Indra neerslag verstuurt.
Uit angst voor Mij brandt vuur en gaat de dood zijn gang door zijn tol te eisen.
Verder verklaart Kaha Upaniad (2.3.3): bhayd asygnistapati bhayt tapati srya,
Uit angst voor Parabrahma brandt vuur en verhit de zon. Die para-tattva is tamasa
param (verheven boven de duisternis) en is uiterst zuiver, transcendentaal zijnde aan de
materile natuur. De rutis zeggen ook: ditya-vara tamasa parastt, Hij gaat prakti te
boven en heeft een gouden uitstraling (ditya). Hij is kennis (jna), het kenbare (jeya),
en de kenner (jt).
LOKA 19
Aldus zijn het veld, kennis en het doel van kennis in het kort door Mij
beschreven. Door ze te begrijpen, bereikt
transcendentale liefdevolle toewijding voor Mij.
Mijn
toegewijde
prema-bhakti,
SRRTHA-VARI
Hier, in de loka die begint met het woord iti, besluit r Bhagavn Zijn verklaringen
betreffende kennis van ketra, etc., met een uitleg over wie er geschikt is voor deze kennis
en haar resultaat. Vanaf de loka mah-bhtny ahakro (Gt 13.6), tot en met adhytma
(Gt 13.12), werd het woord ketra uitgelegd. Jna werd ook beschreven, vanaf Gt 13.8
tot aan adhytma in Gt 13.12. Jeya en jna-gamyam werden beschreven vanaf Gt
13.13 beginnend met zin andi in, tot aan de loka die eindigt met dhiitam in Gt 13.18.
Diezelfde Absolute Realiteit werd brahma, Paramtm en Bhagavn genoemd. Dit werd in
het kort beschreven.
Het woord mad-bhakta (Mijn toegewijde) refereert aan een jn die begiftigd is met
bhakti. In zon geval betekent mad-bhvya dat hij syujya-mukti bereikt. Of, mad-bhakta
betekent, Mijn zuivere dienaar (ekntika-dsa), die weet: Mijn Prabhu heeft zoveel
aivarya. In dit geval wordt zon zuivere toegewijde gekwalificeerd om prema voor Mij te
verkrijgen. Met andere woorden, hij komt in aanmerking om prema-bhakti te verkrijgen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka verklaart r Bhagavn duidelijk dat karms, jns, yogs, tapasvs en
nirviea-myvds de werkelijke essentie (tattva) van Bhagavad-Gt niet kunnen
begrijpen. Alleen bhaktas van Bhagavn kunnen het begrijpen. Dit is de innerlijke
betekenis van het woord mad-bhakta (Mijn toegewijde). Men dient eerst een bhakta te
worden om de tattva van jeya (het doel van kennis), jt (de kenner) en jna (kennis) te
begrijpen, zoals beschreven in de Gt. Om deze reden dient men bhakti (anulana) te
beoefenen door beschutting te nemen van de lotusvoeten van een sad-guru.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, O Arjuna, Ik heb in het kort deze
drie tattvas beschreven: ketra, jna en jeya. Dit wordt beschouwd als vijna (kennis met
realisatie), en bhaktas die deze jna bereiken verkrijgen Mijn onvermengde prema-bhakti.
De niet-toegewijden, die louter de beschutting aanvaarden van nutteloze monistische
sampradyas, raken verstoken van werkelijke kennis. Jna is niets anders dan de zitplaats
van Bhakti-dev. Het is louter sattva-uddhi, de zuivere toestand van de jvtm die
beschutting heeft genomen van bhakti. Dit onderwerp zal verder opgehelderd worden in
LOKA 20
Weet dat zowel prakti als purua (de jva) zonder begin zijn, en weet dat hun
transformaties en eigenschappen worden voortgebracht door prakti.
SRRTHA-VARI
Na Paramtm te hebben uitgelegd, legt r Bhagavn nu de jvtm uit, die ook ketraja is. Waarom vond de relatie tussen deze ketra-ja en my (prakti) plaats, en wanneer
begon deze?
Deze vraag verwachtend, beantwoordt r Bhagavn dit met deze loka, die begint met
het woord prakrtim. Prakti (my, de materile natuur) en purua (de jva) zijn beide
zonder begin. Dat is te zeggen, hun oorzaak kent geen begin. Omdat ze de energie zijn van
Mij, vara, wie zonder begin ben, zijn zij ook zonder begin. Begrijp het op deze manier.
Er wordt ook gezegd in Bhagavad-gt (7.4-5):
bhmir po nalo vyu / kha mano buddhir eva ca
ahakra itya me / bhinn praktir aadh
apareyam itas tv any / prakti viddhi me parm
jva-bht mah-bho / yayeda dhryate jagat
Deze materile natuur wordt onderverdeeld in acht delen: aarde, water, vuur, lucht,
ether, geest, intellect en ego, maar ze is inferieur aan een andere natuur van Mij. De
jvas zijn Mijn superieure energie. Zij aanvaarden deze materile wereld om van de
resultaten van hun handelingen te genieten (karma).
Volgens deze verklaring van Mij zijn zowel my (de materile energie) als de jva (het
levende wezen) zonder begin, aangezien zij beide Mijn energie zijn, en daarom is hun relatie
met elkaar ook zonder begin. Maar hoewel ze gerelateerd zijn aan elkaar, zijn ze in feite
verschillend. Daarom zegt r Bhagavn dat het lichaam en de zintuigen (vikr ca) en
de transformaties van guas zoals blijdschap, verontrusting, verdriet en illusie (gu
caiva) zijn ontstaan uit prakti (prakti-sambhavn). De jva, die gewijzigd wordt in de vorm
van ketra, is verschillend van prakti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Nadat r Bhagavn de beide ketras, de gedeeltelijke ketra-ja (de jva), de volkomen
ketra-ja (Paramevara), jna en jeya uitlegt, verklaart Hij de transformaties van ketra,
zoals lust, woede, genegenheid en angst, en hoe de relatie tussen de ketra-ja-jva en my
heeft plaatsgevonden. Zowel prakti (my) als de jva zijn zonder begin, daar ze de energie
van Paramevara zijn. Dit houdt in dat ze ook eeuwig zijn. Inerte prakti wordt apar
genoemd, en de jva wordt par prakti genoemd.
In r Caitanya Caritmta (Madhya-ll 20.108, 109, 11 en 117), in de leer van
Mahprabhu aan Santana Gosvm, zien we:
jvera svarpa haya, kera nitya dsa
kera taasth-akti bhedbheda praka
sryu-kiraa, yena agni-jvl-caya
svbhvika kera tna-prakra akti haya
kera svbhvika tna-akti-pariati
cicchakti, jva-akti, ra my-akti
ka bhuli sei jva andi-bahirmukha
ataeva my tre deya sasra-dukha
De jva is van zijn wezenlijke natuur een eeuwige dienaar van Ka. Kas taasthaakti (marginale vermogen) wordt omgezet in oneindige jvas. Aangezien akti
(energie) en aktimn (de bezitter van energie) niet verschillend zijn, zijn de atomisch
bewuste jvas die transformaties zijn van akti, in sommige opzichten niet verschillend
van Ka. Maar ze zijn ook eeuwig verschillend in allerlei opzichten. Bhagavn is
oneindig bewust, en de jva is atomisch bewust. Beide zijn niet verschillend vanuit het
perspectief van bewustzijn, maar Bhagavn is de volkomen bewuste entiteit (pra cidvastu) en de jva is een atomisch bewuste entiteit (aucid-vastu). Bhagavn is de
meester van my, en de jva is onderworpen aan my. Bhagavn is de oorzaak van de
schepping, instandhouding en vernietiging, maar de jva is dat niet. Het voorbeeld dat
wordt gegeven is dat net zoals er oneindige atomen zichtbaar zijn in de stralen die
afkomstig zijn van de zon, de stralen van Kas energie oneindige atomen produceren
in de vorm van de jvas. Evenzo, net zoals er oneindige vonken uit een vuur komen,
komen er oneindige atomisch bewuste jvas voort uit Bhagavn.
Dit zijn gedeeltelijke voorbeelden om de relatie tussen sac-cid-nanda Bhagavn en de
atomisch bewuste jva uit te leggen. Dit betekent dat hun doel is om deze realiteit duidelijk
te maken middels het principe van kh-candra-nyya, wat letterlijk de logica van het
gebruiken van een tak van een boom om de positie van de maan te bepalen betekent. In
deze materile wereld kan geen enkel voorbeeld Parabrahma volledig beschrijven, maar deze
voorbeelden geven een gedeeltelijk inzicht.
Ka is de ultieme limiet van para-tattva, de Absolute Waarheid. Zijn inherente parakti (transcendentale vermogen) staat ook bekend als antaraga-akti, of cit-akti. Deze citakti is Kas svabhvik (van nature inherente) svarpa-akti, en deze akti manifesteert
zich op drie manieren. Wanneer ze de spirituele wereld (cit-jagat) manifesteert, wordt ze citakti (het spirituele creatieve vermogen) genoemd. Wanneer ze oneindige jvas
manifesteert, wordt ze jva-akti genoemd en wanneer ze het materile universum
manifesteert, wordt ze my-akti genoemd. Door de wil van Bhagavn manifesteren de
jvas zich uit de jva akti (het marginale vermogen); aldus is het hun wezenlijke aard om
eeuwige dienaren van Ka te zijn. Echter, ze kunnen onder de invloed raken van my
omdat ze atomisch van aard zijn. De jvas die zich in deze illusoire wereld bevinden hebben
hun vrije wil misbruikt, en ze zijn hun eigen svarpa en Kas svarpa vergeten, omdat ze
sinds onheuglijke tijden omgaan met my. Doordat ze verstrikt zijn geraakt in de kringloop
van geboorte en dood, worden ze gekweld door de drie soorten ellende. Wanneer de jvas
die gebonden zijn geraakt aan deze materile wereld door een of ander groot fortuin sdhu
saga (de associatie van heiligen) verkrijgen, kunnen ze hun eigen wezenlijke aard
realiseren. Het proces van bhakti volgend, houden ze zich bezig met dienst aan Bhagavn,
waardoor ze gevestigd raken in hun eigen svarpa. Deze conclusie wordt bevestigd in
rmad-Bhgavatam (11.2.37):
bhaya dvitybhiniveata syd
d apetasya viparyayo smti
tan-myayto budha bhajet ta
bhaktyaikayea guru-devattm
De jva is de eeuwige dienaar van Bhagavn, maar door zich af te wenden van
Bhagavn, is hij zijn eigen svarpa vergeten. Daarom is zijn eeuwige svarpa (natuur),
dienst aan Ka, bedekt geraakt. Door om te gaan met my, vereenzelvigt hij zich met
het lichaam en vreest hij dientengevolge altijd voor het materile lichaam, zijn huis,
etc. Begoocheld door Kas externe my, ondergaat hij verschillende soorten
ellende. Door wat goed geluk zal een intelligent persoon beschutting nemen van een
sad-guru (bonafide geestelijk leraar) en bhajana aan Ka verrichten met ananybhakti. Alleen zon persoon is in staat om my over te steken.
Verder wordt er gezegd in rmad-Bhgavatam (3.7.9):
seya bhagavato my / yan nayena virudhyate
varasya vimuktasya / krpayam uta bandhanam
Sommige geconditioneerde zielen houden vol dat r Bhagavn overmand wordt door
illusie en tegelijkertijd verkondigen ze dat Hij niet geconditioneerd is. Dit gaat tegen
alle logica in.
Bhagavns akti is een speciaal type dat het mogelijke onmogelijk kan maken, en het
onmogelijke mogelijk. Deze akti van Bhagavn maakt het mogelijk voor de jva om
bevrijding van de gebondenheid aan de materile wereld te bereiken, nadat hij de genade
heeft verkregen van de immer verloste (vimukta) vara, en maakt het ook mogelijk dat de
jva gebonden raakt aan deze wereld. Dit feit kan niet louter op kracht van logica worden
begrepen. Noch kan de invloed van Bhagavns acintya-akti (onvoorstelbare vermogen)
louter door argumentatie worden begrepen. Deze acintya-akti van Bhagavn brengt de jva
in begoocheling, waardoor hij niet in staat is om Bhagavns genade te realiseren.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Ik ben het resultaat van het kennen
van ketra en ketra-ja aan het uitleggen. Er manifesteren zich drie tattvas in het bestaan
van de jva die gebonden is door de materie: prakti, purua en Paramtm. De ketra staat
bekend als prakti, de jva als purua, en Mijn allesdoordringende manifestatie in hen beide
als Paramtm. Prakti en purua zijn beide zonder begin. Zij bestaan zelfs vr de materile
kosmische tijd (jaya-kla) en dus nemen ze er geen van beide geboorte in. Integendeel, ze
verschijnen door Mijn akti in de spirituele tijd (cinmaya-kla)m binnen Mijn allerhoogste
bestaan. Onder de beschutting van wereldse tijd (jaya-kla) gaat jaa-prakti (de
materile natuur) in Mij op en wordt weer geopenbaard tijdens de schepping. De jva is een
tattva die voortkomt uit Mijn eeuwige taastha-akti. Maar omdat hij afkerig is geworden
van Mij, is Hij omhuld geraakt door Mijn jaa-prakti, materile vermogen. De jva is
eigenlijk een zuiver, bewust wezen, maar omdat zijn hoedanigheid onbeduidend is, heeft hij
zich zelfs een nut verworven voor jaa-prakti. Dat wil zeggen, hij is geneigd om aangedaan
te raken door de materile natuur. Hoe de bewuste jva verstrikt is geraakt in inerte materie
kan men niet te weten komen door menselijke (geconditioneerde) logica en kennis omdat
Mijn acintya-akti niet ondergeschikt is aan jouw beperkte menselijke intellect. Het is
belangrijk voor je om enkel dit te weten: alle geperverteerde transformaties en materile
geaardheden van de baddha-jva zijn voortgekomen uit de materile natuur en zijn geen
onderdeel van zijn sva-dharma (eeuwige aard).
LOKA 21
Prakti wordt genoemd als oorzaak van de werkingen van materile oorzaak en
gevolg, en purua (de baddha-jva) wordt genoemd als oorzaak van het ervaren van
materieel geluk, leed, enzovoorts.
SRRTHA-VARI
Nu onthult r Bhagavn de jvas relatie met my. Krya (gevolg, effect) verwijst naar
het lichaam, kraa (oorzaak) verwijst naar de zintuigen, welke het middel zijn van geluk en
leed, en kartttva (tussenpersoon) verwijst naar de gezaghebbende goden van de zintuigen,
de devats. De purua (in dit geval de baddha-jva, geconditioneerde ziel) neemt vanwege
onwetendheid de houding aan van het zijn van de doener of tussenpersoon, maar in
werkelijkheid is prakti de oorzaak van zon gevoel in hem. Prakti in contact met de purua
transformeert in een effect. De neiging van my genaamd avidy (onwetendheid) is om
illusoire kennis aan de jva te geven. Echter, de purua (het levende wezen) is de enige
oorzaak van het ervaren van geluk en ellende voortgebracht door my. Hoewel krya
(resultaat), kraa (oorzaak), kartttva (bemiddeling), en bhokttva (genot) de kenmerken
zijn van prakti (de materile natuur), worden ze allemaal overheerst door jaa (inertie). En
vanwege zijn bewuste aard heerst purua (de jva) over bhokttva (het ervaren van geluk en
leed). Iets (een entiteit of activiteit) wordt aangeduid of benoemd naar gelang zijn
overheersende aspecten. Volgens deze logica heet prakti de oorzaak te zijn van krya (het
lichaam), kraa (de zintuigen) en kartttva (de devats). De purua (de jva) wordt gezegd
de oorzaak te zijn van bhokttva.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Prakti is de bron van aards effect, of krya (het lichaam). Ze is ook de wereldse oorzaak,
of kraa (de zintuigen) en de oorzaak van de werkende tussenpersoon, of kartttva (de
gezaghebbende godheden van de zintuigen), terwijl men zegt dat de baddha-jva de oorzaak
is van bhokttva, het ervaren van aards geluk en leed. Hier dient men goed te begrijpen dat
de uddha-jva (de jva in zijn zuivere toestand) niet de genieter is van materieel geluk, noch
ervaart hij leed. Echter, omdat de jva is voortgekomen uit de taastha-akti, ontwikkelt zich
een ego waarbij hij materieel geluk en leed ervaart wanneer hij zichzelf identificeert met
het lichaam, dat opgewekt wordt door contact met my, het externe vermogen.
In dit verband zegt Heer Kapiladeva in rmad-Bhgavatam (3.26.8):
krya-kraa-kartttve / kraa prakti vidu
bhokttve sukha-dukhn / purua prakte param
O Moeder, degenen die tattva-vit zijn accepteren dat prakti (de materile natuur) de
oorzaak is van krya (het lichaam), kraa (de zintuigen) en kartttva (de
gezaghebbende goden van de zintuigen, de devats).
De ka-stha tm (de ziel in zijn wezenlijke positie) is middels zijn zuivere ego
gerelateerd aan Paramtm als zijn eeuwige dienaar, en daarom heerst Paramtm over het
bestaan van de jva. Aldus is de ka-stha tm verheven boven alle materile designaties en
onveranderd door de transformaties van prakti. Prakti heerst over de baddha-jva omdat
hij zichzelf krachtig identificeert met het lichaam, wat ontstaan is uit de transformatie van
prakti. Daarom zeggen paitas dat prakti de oorzaak is van kartttva (de werkzame
tussenkomst, de gezaghebbende goden van de zintuigen). Echter, met betrekking tot het
ervaren van de resultaten van karma, zoals geluk en leed, wordt de purua (taastha-akti),
die verschillend is van prakti, gezegd de oorzaak van die ervaring te zijn. Hoewel zowel
kartttva als bhokttva ondergeschikt zijn aan ego, is prakti de dominante factor in hen
omdat het lichaam en dergelijke de uitwerking zijn van inerte materie. Het ervaren van
geluk en leed is niet mogelijk zonder bewustzijn; daarom is de purua (de baddha-jva), die
onder controle staat van prakti, hier de dominante factor. Echter, het dient ook begrepen
te worden dat de kartttva (werking) van zowel prakti als purua (de jva) uiteindelijk onder
controle staat van de kartttva van vara, de Allerhoogste Heer. Zowel my als de jva
vallen onder Zijn bestuur.
LOKA 22
SRRTHA-VARI
De jva beschouwt de eigenschappen van prakti, zoals kartttva (de verrichter van
handelingen) en bhokttva (het ervaren van geluk en leed) als de zijne, vanwege de valse
kennis die is voortgekomen uit onwetendheid en die sinds onheuglijke tijden heeft bestaan.
Dit is de reden voor zijn gebondenheid aan de materile wereld. De jva bevindt zich in het
lichaam, die het gevolg is van prakti, en hij gaat volledig op in het beschouwen van het
lichaam als zijn eigenlijke zelf. Vanwege zijn vals ego, beschouwt hij aspecten van de geest
zoals verdriet, begoocheling en leed, die prakti-jn (voortgebracht door de geaardheden der
materile natuur) zijn, als de zijne, en als gevolg hiervan lijdt hij. Dit komt allemaal door
gua-saga, associatie met de geaardheden der materile natuur. Dit houdt in dat zijn
vereenzelviging met het lichaam, dat is opgebouwd uit de drie guas, een op onwetendheid
gebaseerde aanname is omdat de jva in werkelijkheid vrij is van deze associatie.
Waar geniet hij? Deze vraag verwachtend, zegt r Bhagavn, satu (sat-asad), In de
soorten die een hoger bewustzijn hebben, zoals sdhus en devats en, asatu, In de
soorten wiens bewustzijn lager is, zoals dieren en vogels. Hij neemt geboorte en ervaart
geluk en leed in overeenstemming met zijn goede of slechte karma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Omdat ze hun gezichten hebben afgewend van Ka, zien de jvas, die van marginale
aard zijn, het lichaam voor het zelf aan. Ze zien zichzelf ten onrechte als de oorzaak van het
resultaat van hun activiteiten en als de genieters van inerte (jaa) materie. Aldus raken ze
gebonden aan de materile wereld en nemen ze geboorte in verschillende soorten van leven,
waarbij ze als gevolg geluk en leed ervaren. Zulke jvas, die begoocheld zijn door my, zijn
in de kringloop van geboorte en dood gevallen. Derhalve ondergaan ze wereldse ellende,
soms geboorte nemend in Svarga (de hemelse planeten), soms in Naraka (de helse
planeten), soms als koningen en soms als onderdanen, soms als brhmaas en soms als
dras, en soms als wormen, asuras, dienaren of meesters. Soms zijn ze blij en soms
bedroefd. Het bewustzijn van de jva is atomisch en hoewel hij een dienaar van Bhagavn is,
raakt hij overmand door my, die dichtbij is. Dit komt doordat hij sensuele materile
verlangens, die het voortvloeisel zijn van zijn aversie tegen Ka, herbergt. Net zoals de
intelligentie van iemand die bezeten is door een spook of geest bedekt raakt, zo ook raakt de
intelligentie van de jva die overmand is door my bedekt. Door de genade van Bhagavn
en Zijn bhaktas, verkrijgt hij sat-saga en wordt hij vrij van my, de begoochelende
externe energie. Gevestigd rakend in zijn eigen svarpa, geniet hij van de gelukzaligheid
van sev aan r Bhagavn.
ka bhlisei jva andi-bahirmukha
ataeva my tre deya sasra-dukha
kabhu svarge uhya kabhu narake ubya
daya-jane rj yena nadte cubya
r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 20.117-118)
Omdat hij r Ka is vergeten, is de jva sinds onheuglijke tijden verzonken geraakt
in zijn pogingen om van de materile energie te genieten. Daarom kent Kas myakti het uiteenlopende leed van sasra (de kringloop van geboorte en dood) toe aan
de jva. Soms wordt hij verheven naar Svarga-loka, en andere keren wordt hij in
Naraka-loka geworpen. Dit kan vergeleken worden met een man die gestraft wordt
door de koning door hen aan een houten plank vast te binden en in een rivier onder te
dompelen. Soms wordt hij ondergedompeld tot hij bijna verdrinkt, en soms wordt hij
losgelaten voor een paar tellen van schijnbaar geluk.
LOKA 23
SRRTHA-VARI
Na de jvtm te hebben uitgelegd, legt r Bhagavn nu Paramtm uit in deze loka die
begint met upadra. De lokas vanaf andi mat-para brahma (Gt 13.13) tot en met hdi
sarvasya vihitam (Gt 13.18) leggen Paramtm op zowel een algemene als specifieke
manier uit. Men dient vooral n feit te begrijpen: hoewel Paramtm dichtbij de jvtm
blijft, is Hij toch afzonderlijk van hem. Om dit duidelijk te maken, wordt er verklaard dat
Paramtm zich in dit lichaam bevindt. Para (een andere) verwijst naar een andere purua
(genieter) binnenin dit lichaam. Die purua is Mahevara (de Allerhoogste Bezitter), of
Paramtm. Het woord Paramtm op zich bewijst dat Hij superieur is aan de tm. Het
woord parama (allerhoogste) keurt ektma-vda, de theorie die stelt dat er slechts n ziel is
over de hele schepping, slechts gedeeltelijk goed. In feite verwijst het woord parama naar
sva, een persoonlijke expansie van Ka. Dit wordt benadrukt door te zeggen dat Hij
afzonderlijk van de jva gevestigd is, maar toch erg dichtbij (upa) hem is en dat Hij de ziener
(getuige) is. Anumant (de veroorlover) betekent dat terwijl Hij dicht bij de jva blijft, Hij
anugrhaka is, vriendelijk en verlichtend is. Er wordt gezegd in Gopla-tpan Upaniad
(Uttara 97): sk cet kevalo nirgua ca, Die purua is sk (de getuige), cet (bewust),
keval (exclusief) en nirgua (boven de materile geaardheden). Evenzo betekent bhart
ondersteuner en betekent bhokt beschermer.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Paramtm, die zich als getuige in dit lichaam bevindt, is verschillend van de jva. Deze
Paramtm is geen jva. De advaita-vds (monisten) beschouwen de jvtm en Paramtm
als n, maar het blijkt duidelijk uit deze loka dat binnenin elk lichaam, Paramtm, die de
getuige en veroorlover is, verschillend is van de jvtm. Omdat Hij superieur is aan de
jvtm, wordt Hij Paramtm, oftewel de superieure tm, genoemd. Deze Paramtm is
een kal, een aa van een aa (deel van een deel) van Svaya Bhagavn r Ka.
Zonder Zijn toestemming kan de jvtm niets doen. Er zijn oneindige jvtms, en
Paramtm bestaat eeuwig in ieder van hen als hun vriend en allerhoogste gelukwenser.
Hoewel Hij in de jvtm verblijft, is Paramtm altijd de meester van zowel de jva als
my.
Bhagavn heeft de jva een schat van onschatbare waarde geschonken in de vorm van
onafhankelijkheid. Door op de juiste wijze gebruik te maken van deze onafhankelijkheid,
kan hij erg eenvoudig genieten van de nectar van prema-may sev aan Bhagavn in Zijn
eeuwige dhma. Maar door misbruik te maken van deze onafhankelijkheid, raakt hij
gebonden aan my en terwijl hij lijdt onder de drie soorten ellende, komt hij vast te zitten
in de kringloop van geboorte en dood. Hoe kan een jva die overmand wordt door my
daarom ooit Bhagavn, de meester van my, zijn? Zon opvatting is illusoir en gekant tegen
de conclusies van stra.
Paramtm wordt zeer duidelijk beschreven in de rutis als zijnde verschillend van de
jvtm: nityo nityn cetana cetannm (vetvatara Upaniad 6.13). Hij is de
Allerhoogste Eeuwige onder de eeuwigen. Dat wil zeggen, Hij is het allerhoogste eeuwige
wezen. En onder alle bewuste wezens is het Hij, het oorspronkelijke bewustzijn, die
bewustzijn schenkt. Verder wordt er gezegd in de vetvatara Upaniad (4.6) en Muaka
Upaniad (3.1.1):
dv supar sayuj sakhy / samna vka pariasvajte
tayor anya pippala svdv atty / ananann anyo bhickati
LOKA 24
SRRTHA-VARI
r Bhagavn spreekt deze loka die begint met het woord ya om het resultaat van deze
jna uit te leggen. Hoewel overmand door slaap en verstoring van de geest, nemen
degenen die purua (Paramtm), prakti (de materile energie) en jva-akti (begrepen
middels het woord ca) kennen, niet opnieuw geboorte.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De sdhaka wordt gekwalificeerd om mukti te bereiken wanneer hij bhakti-tattva, jvatattva, parama-tattva en hun onderlinge relaties kent. Dan, door de genade van een sad-guru
en de Vaiavas, en door het pad van uddha-bhakti te volgen, bereikt hij geleidelijk aan de
stadia van raddh, nih, ruci, sakti, bhva en uiteindelijk bhagavat-prema, waarbij hij het
verblijf van Bhagavn betreedt. Het staat vast dat het levende wezen nooit van het eeuwige
verblijf van de Heer is gevallen, en dit ook nooit zal doen. De denkbeeldige opvatting dat de
baddha-jvas eerst bezig waren in de dienst van Bhagavn in Zijn dhma en op een of
andere manier de materile wereld in vielen is zowel onlogisch als volledig in strijd met de
conclusie van alle stra. In het hypothetische geval dat deze theorie wordt geaccepteerd
worden de glories van bhakti en prema in twijfel getrokken, als men weer in de materile
wereld valt zelfs na rigoreuze sdhana te hebben verricht om r Bhagavns dhma te
bereiken. De voorbeelden van Koning Citraketu en Jaya en Vijaya zijn niet toepasselijk in
dit opzicht omdat zij bhagavat-parikaras (eeuwige metgezellen van Bhagavn) zijn. Zij dalen
door de wil van Bhagavn neer in deze materile wereld voor het welzijn van de jvas en om
r Bhagavns ll te voeden. Het is een ernstige overtreding om hen als gewone
geconditioneerde zielen te beschouwen. rla Vivantha Cakravart hkura legt dit uit in
zijn Mdhurya-kdambin. De jva die bhagavad-dhma bereikt raakt nooit gebonden in deze
materile wereld, en als hij ooit wl hierheen komt, is het als een metgezel van Bhagavn en
door Zijn wil. Hij is niet onderhevig aan materile omstandigheden. Gt (15.6) verklaart:
na tad bhsayate sryo / na ako na pvaka
yad gatv na nivartante / tad dhma parama mama
Noch zon, maan of vuur kan dat allerhoogste rijk verlichten, waarvan overgegeven
personen bij het bereiken ervan niet meer terugkeren naar deze wereld. Dat verblijf
van Mij is verlichtend en zelfstralend.
LOKA 25
SRRTHA-VARI
r Bhagavn legt in deze loka, die begint met het woord dhynena, en in de volgende
loka, de verschillende methodes uit voor het verkrijgen van tma-jna, kennis van het
zelf. Via dhyna, meditatie op Bhagavn, zien sommige bhaktas Hem in het hart. Dit zal
worden uitgelegd in Gt (18.55)bhakty mm abhijnti. Maar Ik ben niet zichtbaar voor
andere soorten aanbidders. Het woord anye (anderen) duidt erop dat jns Mij trachten te
zien via skhya, de analytische studie van bewuste en inerte materie. De yogs trachten
Mij te zien middels aga-yoga, en de karma-yogs proberen Mij te zien via nikmakarma-yoga.
Skhya-yoga, aga-yoga en nikma-karma-yoga zijn in deze niet de directe oorzaken
van het ontvangen van darana van Paramtm. Dit komt doordat zij allemaal sttvika zijn
en Paramtm gutta is, oftewel boven de geaardheden. In rmad-Bhgavatam (11.19.1)
wordt ook gezegd: jna ca mayi sannyaset, Men dient die jna aan Mij over te geven.
Verder verklaart rmad-Bhgavatam (11.14.21): bhaktyham ekay grhya, Ik word alleen
bereikt door ekntika-bhakti. Het is duidelijk uit de bovenstaande verklaringen van
Bhagavn dat Hij alleen bereikt wordt door bhakti die verstoken is van jna.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka legt Bhagavn r Ka uit hoe men viuddha-tma-jna (zuivere kennis
van het zelf), wat beschreven werd in de vorige loka, kan verkrijgen. Hoewel stra
verschillende processen noemt, zoals skhya-yoga, aga-yoga en nikma-karma-yoga,
kan men deze viuddha-jna alleen via bhakti-yoga op een simpele en natuurlijke manier
verkrijgen. In de dialoog tussen r Ka en Uddhava in rmad-Bhgavatam (11.14.21), zegt
Bhagavn r Ka Zelf: bhaktyham ekay grhya, Ik kan alleen door bhakti worden
bereikt. Bovendien zegt Hij in rmad-Bhgavatam (11.20.6-8):
yogs trayo may prokt / n reyo-vidhitsay
jna karma ca bhakti ca / nopyo nyo sti kutracit
nirvin jna-yogo / nysinm iha karmasu
tev anirvia-cittn / karma-yogas tu kminm
yadcchay mat-kathdau / jta-raddhas tu ya pumn
na nirvio nti-sakto / bhakti-yogo sya siddhi-da
Ten gunste van de menselijke wezens, heb Ik drie soorten yoga beschreven: karma-yoga,
jna-yoga en bhakti-yoga. Er is geen andere manier om Mij te bereiken. Degenen die
volledig onthecht zijn van de materile wereld komen in aanmerking voor het
verrichten van jna-yoga, maar degenen die noch te onthecht zijn van wereldlijkheid,
noch er te gehecht aan zijn, en die, door de wil der voorziening, geloof hebben in het
horen over Mijn lls, zijn gekwalificeerd om aan bhakti te doen. Door het pad van
bhakti te volgen, bereiken zij zeer spoedig perfectie.
Bhakti-yoga is de beste van deze drie soorten yoga. Sterker nog, Ik word enkel volledig
bereikt via bhakti. Dit is een erg diep geheim. Na sdhayati m yogo, Ik wordt niet
LOKA 26
SRRTHA-VARI
Het woord anye duidt op degenen die hier en daar op verschillende plekken de kath
(onderwerpen) horen die gerelateerd is aan Bhagavn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka legt r Bhagavn een erg belangrijk proces uit. Er zijn enkele mensen die
geen athesten zijn, noch zijn ze sceptisch, of myvds, of filosofen. Ze zijn slechts
doodgewone mensen in de samenleving, maar ze zijn gelovig omdat ze goede indrukken uit
vorige levens (saskras) hebben. Wanneer ze bhagavat-kath horen in sat-saga (de
associatie van vrome toegewijden) en instructies ontvangen van verschillende predikers,
proberen ze Mij op een of andere manier te aanbidden. Later, wanneer ze de associatie van
uddha-bhaktas hebben verkregen, krijgen ze de mogelijkheid om zuivere hari-kath te
horen, en door bhakti-tattva te betreden, bereiken ze uiteindelijk Mij.
In de huidige zogenaamde ontwikkelde samenleving wordt er geen onderricht gegeven
over tma-jna, maar Bhagavad-Gt en rmad-Bhgavatam verklaren dat het proces van
horen over tma-jna erg krachtig is. Met name in recente tijden, heeft r Caitanya
Mahprabhu grote nadruk gelegd op het horen en reciteren van hari-nma: Hare Ka,
Hare Ka, Ka Ka, Hare Hare / Hare Rma, Hare Rma, Rma Rma, Hare Hare.
Zijn voornaamste instructie is dat men, door de invloed van het horen, reciteren en
herinneren van r-hari-nma, erg eenvoudig dienst aan Bhagavn kan verkrijgen. De
vierhoofdige Brahm, r Nrada Gosvm, r Vedavysa, r ukadeva Gosvm, Koning
Parkit en Prahlda Mahrja verkregen allemaal directe darana van Bhagavn door dit
proces te volgen.
rla Haridasa hkura was n van de metgezellen van r Caitanya Mahprabhu.
Hoewel hij in een Yavana (moslim) familie was geboren, reciteerde hij dagelijks drie lkhs
(300.000) van r Haris namen. Alle soorten mensen, zowel arm als rijk, respecteerden hem
enorm. Toen Rmacandra Khan, de beroemde landheer van dat gebied, dit zo zag, werd hij
jaloers op hem. Om Haridsa te schande te maken, verlokte hij een mooie jonge prostituee
door haar grote rijkdom te beloven, en op een maanverlichte nacht stuurde hij haar naar
Haridsa hkura. Zittend op een afgelegen plaats aan de oever van Bhagavat Gag,
chantte Haridsa hkura, terwijl hij de tel van zijn rondjes bijhield, hardop en aandachtig
de Hare Ka mah mantra: Hare Ka, Hare Ka, Ka Ka, Hare Hare / Hare
Rma, Hare Rma, Rma Rma, Hare Hare. De tulas plant versierde een nabijgelegen
platform.
De prostituee benaderde hem en liet weten wat ze in gedachten had middels
verschillende lichamelijke houdingen, maar dit had geen enkele invloed op Haridsa
hkura. Hij antwoordde, Ik heb een gelofte afgelegd om tien miljoen namen van Hari te
reciteren. Ik zal binnen afzienbare tijd al je verlangens vervullen, zodra ik dit aantal heb
volbracht.
Toen ze deze belofte hoorde, bleef de prostituee de hele nacht bij hem zitten, wachtend
totdat hij klaar was met chanten. In de ochtend ging ze terug naar haar huis, uit angst dat ze
gezien door anderen zou worden. De volgende nacht kwam ze terug en ging weer naast
Haridsa hkura zitten. Hij vertelde haar wederom dat hij op het punt stond om zijn
recitatie te voltooien. Die nacht voltrok zich net zoals de vorige. Toen ze op de derde nacht
aankwam, begon Haridsa hkura weer hardop te chanten. Aho! Het gevolg van het horen
van hari-nma uit de mond van een uddha-bhakta was zo wonderbaarlijk dat dit het hart
van de prostituee veranderde. Ze viel huilend aan zijn voeten en vroeg om vergiffenis.
Haridsa hkura was erg tevreden en zei, Ik zou na de eerste dag dat je gekomen was al
naar een andere plek zijn gegaan, maar ik ben alleen in jouw belang hier gebleven. Dat je
hart is veranderd doet me enorm veel deugd. Dit is de onfeilbare glorie van het horen en
reciteren van hari-nma. Nu zou je zonder angst in deze rama moeten blijven en
voortdurend de naam van Hari reciteren. Je zou Tulas-dev en Bhagavat Gag (de
Ganges) moeten dienen.
Ze volgde deze instructies en haar leven veranderde volledig. Er begonnen zelfs grote
bhaktas naar haar rama te komen om darana te nemen van haar, een parama-vaiav.
Nederig, laag en zonder bezittingen blijvend, verrichtte ze bhajana van Hari, en ging binnen
zeer korte tijd naar het verblijf van Bhagavn. Op deze manier kan zelfs een doodgewoon
persoon Bhagavn bereiken door te horen en reciteren.
LOKA 27
SRRTHA-VARI
Hetzelfde onderwerp dat eerder al werd beschreven wordt vanaf nu tot en met het
einde van dit hoofdstuk uitgebreid uitgelegd. Yvat betekent ofwel laag of hoog, en sattvam
betekent levende wezens. Ze worden allemaal voortgebracht door ketra en ketra-ja.
LOKA 28
SRRTHA-VARI
Om uit te leggen hoe Paramtm zich in alle vergankelijke lichamen bevindt, spreekt
r Bhagavn deze loka die begint met het woord samam. r Bhagavn zegt, Weet dat
Paramtm in alle vergankelijke lichamen verblijft. Degenen die op deze wijze zien zijn
echte jns.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die jns zijn in de ware zin ervaren tegelijkertijd het lichaam, de
belichaamde ziel (de tm) en vriend van de tm, Paramtm, door de invloed van de
omgang met een tattva-dar (zelfgerealiseerde; letterlijk hij die de waarheid gezien heeft)
mahtm. Daarentegen zijn degenen die verstoken zijn van zulke heilige associatie echt
onwetend. Zij kunnen alleen maar het vergankelijke lichaam zien en denken dat het hun
werkelijke zelf is. Wanneer het lichaam wordt vernietigd, denken ze dat alles verloren is.
Een jn ervaart echter het bestaan van de tm en Paramtm zelfs nadat het lichaam
vernietigd is. Wanneer het ene lichaam vernietigd wordt, betreedt de tm een ander
lichaam samen de zintuigen en het fijnstoffelijk lichaam. Zijn vriend, Paramtm, blijft ook
bij de jvtm als een getuige. Degenen die dit werkelijk begrijpen zijn voorwaar jns.
LOKA29
Iemand die ziet dat Paramevara overal in alle wezens gelijkwaardig verblijft,
ontaard zichzelf niet via zijn geest. Aldus bereikt hij de allerhoogste bestemming.
SRRTHA-VARI
tman betekent de geest, die naar ontaarding leidt. tmnam betekent de jva en na
hinasti betekent het leidt niet tot ontaarding. Zij ontaarden zichzelf niet via de ontaarde
geest.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De baddha-jva wordt gebonden door de verschillende geaardheden en handelingen van
de materile natuur, en om deze reden wordt hij in verschillende situaties gebracht. Maar
hoewel Paramevara zich in de harten van de verschillende jvas bevindt, bestaat Hij overal
in gelijke mate. Degenen die dit begrijpen bereiken uiteindelijk de allerhoogste
bestemming. Degenen van wie de geest niet op de vermogens, kwaliteiten en glories van
Bhagavn mediteert daarentegen, blijven verzonken in zinsbevrediging. Doordat zij de
doder van hun eigen tm (zelf) zijn, komen ze ten val. Dit wordt ook beschreven in
rmad-Bhgavatam (11.20.17) waarin Ka zegt:
n-deham dya su-labha su-durlabha
plava su-kalpa guru-karadhram
maynuklena nabhasvaterita
pumn bhavbdhi na taret sa tma-h
O Uddhava, dit menselijk lichaam is de basis van het bereiken van alle gunstige
resultaten,en hoewel het erg zeldzaam is, werd het gemakkelijk verkregen. Het is als een
sterke boot waarin men de oceaan van het materile bestaan kan oversteken. Door
eenvoudigweg de beschutting van de guru te nemen, die de kapitein en navigator van
deze boot wordt, en geblazen door de gunstige wind van herinnering aan Mij, wordt het
voortgedreven naar zijn bestemming. Iemand die zich na het verkrijgen van dit
menselijk lichaam niet inspant om deze oceaan van het materile bestaan over te
steken, wordt zeker als de doder van zijn eigen tm beschouwd.
LOKA30
Iemand die ziet dat alle materile activiteiten louter worden uitgevoerd door
prakti en zichzelf, de tm, niet als de doener ziet, ziet werkelijk.
SRRTHA-VARI
Praktyaiva houdt in dat prakti, getransformeerd tot het lichaam en de zintuigen, al het
werk verricht. De visie van die jvas die denken dat zij de doeners zijn, omdat zij het zelf
met het inerte lichaam identificeren, is niet echt. Zij bevinden zich in onwetendheid. Maar
iemand die ziet dat hij niet de doener van actie is, ziet op juiste wijze.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De baddha-jva wordt aangezet door de handelingen en modi van prakti vanwege het
vals ego, dat hem laat denken dat hij de doener is van materile handelingen. Maar in de
ware zin is hij niet de doener. Bhagavn heeft dit eerder al uitgelegd. Paramevara is ook
niet de doener, hoewel Hij zich in de harten van alle wezens bevindt als Antarym en als
Hij die inspiratie geeft. Wat te zeggen van Paramevara, zelfs de jvtm in de zuivere
toestand heeft niet het ego van het zijn van de doener van materile handelingen, die
worden uitgevoerd door de materile zintuigen. Degenen die dit weten hebben werkelijk
kennis. Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam (11.28.15):
oka-hara-bhaya-krodha- / lobha-moha-sphdaya
ahakrasya dyante / janma-mtyu ca ntmana
O Uddhava, het materile ego is de enige oorzaak van smart, vreugde, angst, woede,
hebzucht, begoocheling, verlangen, geboorte en dood. De zuivere tm heeft er geen
verbinding mee.
In de Tantra-bhgavata vindt men ook: ahakrt tu sasro bhavet jvasya na svata,
Het komt enkel door het materile ego dat dit materile bestaan van geboorte en dood
plaatsvindt voor de jvas. De zuivere jvas hebben geen relatie met zulk materieel ego.
Echter, in de zuivere toestand van de jva heeft hij het ego van het zijn van ka-dsa, in
het bezit zijnde van een mensachtig spiritueel lichaam, naam, gedaante, eigenschappen en
LOKA 31
Hkwri`FkXHkkoesdLFkeuqi';frA
;nk
rr ,o p foLrkja cz lai|rs rnk
yad bhta-pthag-bhvam / eka-stham anupayati
tata eva ca vistra / brahma sapadyate tad
yadwanneer; bhtade levende wezens; pthag-bhvamde diverse natuur; ekasthamzich bevindend in n natuur, par-prakti, het transcendentale vermogen;
anupayatihij ziet door de leidraad van voorgaande autoriteiten te volgen; tatadaarna;
evazeker; caen; vistramop een zeer uitgebreide wijze; brahma(realisatie van)
spirituele transcendentie; sapadyatebereikt hij; tadop dat moment.
Wanneer hij ziet dat de diverse aarden van alle levende wezens zich in n par-
SRRTHA-VARI
Degenen die werkelijk waarnemen dat, gedurende de vernietiging, alle bewegende en
niet-bewegende wezens van verschillende vormen opgaan in n prakti, en later, ten tijde
van de schepping, weer verschijnen uit diezelfde prakti, bereiken de toestand van brahma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Enkel omdat een persoon zich identificeert met het lichaam ziet hij de verschillende
vormen, of lichamen, van anderen als devats, menselijke wezens, honden, katten, sudras,
Hindoes, Moslims enzovoorts. De oorzaak van dit wereldse onderscheid is onwetendheid,
waarbij een persoon zichzelf valselijk identificeert met het lichaam. Vanwege deze
onwetendheid vergeet men Bhagavn. Wanneer herinnering aan Bhagavn in hem
verschijnt door de invloed van de omgang oftewel associatie met uddha Vaiavas, wordt
al zijn onwetendheid verdreven en worden al zijn opvattingen betreffende materile
verschillen verwijderd. Op dat moment raakt hij gesitueerd in brahma, welke begiftigd is
met acht kwaliteiten. Hij ziet alles te allen tijden gelijkelijk en bereikt uiteindelijk parbhakti (opperste toewijding). Een jvtm die begiftigd is met deze acht speciale
eigenschappen wordt in de stra soms brahma of brahma-bhta genoemd. Deze acht
kwaliteiten zijn:
ya tmpahata-ppn vijaro / vimtyur vioko vijighitso pipsa
satya-kma satya-sakalpa / so nveavya sa vijijsitavya
Men dient te zoeken naaralsmede te kennende tm die volledig vrij is van: (1)
het leed dat ontstaat uit verlangens naar zinsobjecten, (2) ellende zoals ouderdom, (3)
dood, (4) verdriet, (5) een genietende neiging en (6) wereldse aspiraties. Die tm is (7)
begiftigd met zuivere verlangens om Ka te dienen (satya-kma), en is (8) in staat om
perfectie te bereiken in wat hij ook maar wenst (satya-sakalpa).
Dit wordt ook uitgelegd in Gt (18.54): brahma-bhta prasanntm, Uiteindelijk
bereikt iemand die een brahma-bhuttm (transcendentaal gesitueerd) is par-bhakti. Het
ultieme doeleinde van de jvtm is het bereiken van par-bhakti. Het is incorrect om te
zeggen, Parambrahma bereikt par-bhakti, omdat par bhakti inhoudt dat men dienst levert
aan de voeten van Parambrahma.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt: Wanneer een man van ware
wijsheid ziet dat gedurende de vernietiging, alle bewegende en niet-bewegende jvas van
verschillende gedaantes zich louter in prakti bevinden, raakt hij bevrijd van de neiging om
onderscheid te maken tussen materile benamingen. Hij realiseert dan zijn ware spirituele
identiteit en zijn relatie met brahma (de Absolute Realiteit). Nu zal Ik uitleggen hoe de jva,
na deze kennis van kwalitatieve eenheid te hebben vergaard, Paramtm, die aanwezig is als
de getuige, ziet.
LOKA 32
ijekRek;eO;;%A
vukfnRokfkxqZ.kRokr~
'kjhjLFkksfi dkSUrs; u djksfr u fyI;rs
anditvn nirguatvt / paramtmyam avyaya
arra-stho pi kaunteya / na karoti na lipyate
anditvtomdat Hij zonder begin is; nirguatvtomdat Hij vrij is van de drie
geaardheden der materile natuur; parama-tmOpperste Ziel; ayamdeze; avyaya
O Kaunteya, omdat Hij zonder begin (andi) is en vrij is van de invloed van de
drie geaardheden der stoffelijke natuur (nirgua), verricht deze onvergankelijke
Paramtm, hoewel Hij zich in het lichaam bevindt, noch karma noch raakt Hij
verstrikt in de resultaten van Zijn activiteiten.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zei in Gt (13.22): kraa gua-sago sya sad-asad-yoni-janmasu, De
jvtm en Paramtm verblijven gelijkelijk in het lichaam, maar toch raakt alleen de
jvtm materieel geconditioneerd door zijn verwikkeling in de guas; Paramtm overkomt
dit niet. Iemand kan de vraag opwerpen, Hoe komt dat? Om deze reden spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met het woord anditvn. Dat wat geen oorzaak of oorsprong
heeft is andi. Wanneer een woord dat eindigt in de vijfde naamval (ablatief) gebezigd
wordt met het woord anuttama, zal het lezen als paramottama (hoger dan alles, het
allerhoogste). Op dezelfde manier betekent het woord andi hier de allerhoogste oorzaak.
Aangezien anditvt in de originele loka in de vijfde naamval wordt gebruikt, is de
betekenis Hij is de Allerhoogste Oorzaak. Nirguatvt betekent, Hij die vrij is van de
guas, of uit wie alle eigenschappen zoals de schepping voortkomen. Hij is die Realiteit.
Vandaar dat Paramtm verschillend is van de jvtm en avyaya (onvergankelijk) is; Zijn
kennis en gelukzaligheid nemen nooit af. arra-stho pi houdt in dat hoewel Hij zich in het
lichaam bevindt, Hij niet de kenmerken van het lichaam aanneemt, en na karoti betekent
dat Hij, in tegenstelling tot de jva, niet de doener of de genieter wordt, noch verwikkeld
raakt door de eigenschappen van het materile lichaam.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Omdat Hij avyaya (onvergankelijk), andi (beginloos) en nirgua (vrij van de guas) is,
wordt Paramtm, in tegenstelling tot de jva, niet aangetast door de kenmerken van het
lichaam, ook al verblijft Hij in het lichaam. Wanneer de zuivere jva de toestand bereikt van
brahma, welke volkomen vrij is van materile visie (brahma-bhta), begrijpt hij dat de
volledige ketra-jaAntarym, Paramevaratotaal niet aangetast wordt door materile
eigenschappen. Hij, de jva, wordt dan ook volledig afzijdig van de eigenschappen van het
lichaam, ook al verblijft hij erin.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt, Wanneer de jvas
brahma-realisatie hebben bereikt, kunnen ze begrijpen dat Paramtm avyaya, andi en
nirgua is. Hoewel Hij samen met de jvtm in het lichaam bestaat, wordt hij niet aangetast
door de eigenschappen van het lichaam, zoals wel het geval is bij de baddha-jva.
De jvas die de toestand van brahma hebben bereikt raken niet langer meer verwikkeld
in materile aangelegenheden. Zij nemen beschutting van deze kennis (betreffende de
kwaliteiten van Paramtm) en blijven onaangetast, in tegenstelling tot de baddha-jvas.
Hoor nu van Me hoe de jva die niet verwikkeld is in materile eigenschappen dit lichaam
gebruikt.
LOKA 33
Net zoals de allesdoordringende ether zich vanwege haar subtiele aard nergens mee
mengt, zo ook is de Superziel, Paramtm, onaangetast door de kwaliteiten of
gebreken van het materile lichaam, ook al doordringt hij het.
SRRTHA-VARI
Hier spreekt r Bhagavn de loka die begint met de woorden yath sarva-gatam,
waarin Hij een voorbeeld geeft. De lucht doordringt modder en andere materile dingen
vanwege haar subtiele aard, maar toch raakt ze niet besmet of vermengd met die dingen.
Met andere woorden, ze blijft onaangeraakt (asaga) door modder enzovoorts. Evenzo wordt
de brahma-bhta-gerealiseerde tm, die het pad volgt van Paramtm, niet benvloed door
de kwaliteiten en gebreken die gerelateerd zijn aan het lichaam, ook al verblijft hij erin.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De lucht blijft vrij van iedere besmettende connectie of invloed, ook al is ze
allesdoordringend, en is dus altijd afzijdig. Op dezelfde manier raakt de zuivere jva die de
toestand van brahma heeft bereikt ook niet benvloed door de eigenschappen van lichaam,
ook al verblijft hij erin. Hij blijft altijd onaangedaan.
LOKA 34
O Bhrata, net zoals een zon het hele universum verlicht, verlicht Paramtm op
dezelfde manier het hele lichaam met bewustzijn.
SRRTHA-VARI
Hoe blijft een verlichtend voorwerp onaangetast door de eigenschappen van het
voorwerp dat het verlicht? Om dit met een voorbeeld uit te leggen, spreekt r Bhagavn
deze loka die begint met het woord yath.
De zon is de verlichter, maar toch wordt hij niet benvloed door de eigenschappen van
de voorwerpen die hij verlicht. Evenzo wordt ketr (Paramtm), niet benvloed door de
kwaliteiten van ketra (het lichaam).
Er wordt ook gezegd in Kaha Upaniad (2.2.11):
sryo yath sarva-lokasya cakur
na lipyate cakuair bhya-doai
ekas tath sarva-bhtntartm
na lipyate loka-dukhena bhya
De zon, als het oog van alle wezens, wordt niet benvloed door de gebreken van het oog
van een ander, of de gebreken in datgene wat wordt waargenomen door het oog. Op
dezelfde manier is Paramtm niet onderhevig aan het geluk of de ellende van wie dan
ook, ook al bevindt Hij zich in alle wezens.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Net zoals de ene zon het hele universum verlicht ook al bevindt deze zich op n plek,
verlicht de tm, die zich in een deel van het lichaam bevindt, op dezelfde manier het hele
lichaam met bewustzijn. Brahma-stra (2.3.25) zegt ook: gud v lokavat, Hoewel de
jvtm atomisch is, doordringt hij het hele lichaam middels zijn eigenschap van
bewustzijn.
rla VivanthaCakravart hkura vertaalt hier het woord ketr als Paramtm,
omdat Paramtm de volkomen ketra-ja is en de jva de gedeeltelijke ketra-ja is. De
bewuste jva is ketra-ja van een bepaald lichaam, maar Paramevara is de volkomen ketraja van alle lichamen tegelijk.
LOKA 35
Kkup{kq"kkA
{ks={ks=K;ksjsoeUrja
Hkwrizfreks{ka p ;s fonq;kZfUr rs ije~
ketra-ketrajayor evam / antara jna-caku
bhta-prakti-moka ca / ye vidur ynti te param
ketra-ketrajayohet veld en de kenner van het veld; evamop deze manier; antaram
het verschil tussen; jna-cakumet het oog der transcendentale kennis; bhtavan de
levende wezens; prakti-mokambevrijding van de materile natuur; caen; yedie;
vidubevatten; yntibereiken; tezij; paramhet allerhoogste verblijf van de Heer.
Op deze manier bereiken degenen met het oog der spirituele kennis, die vertrouwd
raken met het verschil tussen ketra en ketra-ja en de methode voor de jvas
verlossing van prakti, het allerhoogste verblijf van r Bhagavn.
SRRTHA-VARI
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Bij het besluiten van het onderwerp van de ketra en ketra-ja, zegt r Bhagavn dat
een intelligent persoon de onderscheidende kenmerken van het lichaam en de kenners van
het lichaam die de gedeeltelijke ketra-ja (de tm) zijn, en de vriend van de tm
(Paramtm), die de volkomen ketra-ja is, goed dient te begrijpen. Degenen die dit
realiseren bereiken de allerhoogste bestemming.
Vanaf het begin dienen gelovige mensen om te gaan met bhaktas die tattva-dars zijn.
Door extreem krachtige hari-kath te horen in hun associatie, kunnen ze eenvoudig kennis
verwerven van bhagavat-tattva, jva-tattva, my-tattva en bhakti-tattva. Daarna, wanneer
hun vereenzelviging met het materile lichaam is verwijderd, bereiken ze de allerhoogste
bestemming.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Alle activiteiten van de materile natuur vormen
ketra. Er zijn twee soorten tattva, paramtma-tattva en tma-tattva, en beide zijn ketra-ja.
Volgens het proces dat beschreven wordt in dit hoofdstuk, kunnen degenen die met het oog
der spirituele kennis, dat verkregen wordt door het proces te volgen waarmee alle levende
wezens verlossing verkrijgen van wereldse activiteiten, het verschil begrijpen tussen ketra
en ketra-ja, erg eenvoudig para-tattva (de Allerhoogste Waarheid) r Bhagavn, die
verheven is boven zowel ketra als ketra-ja, begrijpen.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Dertiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK VEERTIEN
Gua-Traya-Vibhga-Yoga
Yoga Door het Onstijgen van
de Drie Geaardheden der Materile Natuur
LOKA 1
JhHkxokuqokp
ija Hkw;% izo{;kfe Kkukuka Kkueqkee~A
;TKkRok equ;% losZ ijka flfferks xrk%
r bhagavn uvca
para bhya pravakymi / jnn jnam uttamam
yaj jtv munaya sarve / par siddhim ito gat
r bhagavn uvcade alvermogende Allerhoogste Heer zei; paramde opperste;
bhyaopnieuw; pravakymiIk zal verkondigen; jnnmonder alle vormen van
transcendentale kennis; jnaminstructies betreffende transcendentale kennis;
uttamamde beste; yatwelke; jtvbegrepen hebbend; munayade wijzen; sarve
al; parmopperste; siddhimbevrijding; itavan deze (gebondenheid aan lichamelijke
identificatie); gathebben bereikt.
r Bhagavn zei: Ik zal je opnieuw opperste jna verstrekken die alle andere
kennis te boven gaat. De wijzen die deze instructies hebben begrepen en gevolgd
hebben allemaal par mukti van gebondenheid aan het lichaam verkregen.
SRRTHA-VARI
De drie guas van my zijn voorwaar de oorzaak van gebondenheid. Dit kan men
afleiden uit hun resultaat. En bhakti veroorzaakt de symptomen die de drie guas
vernietigen. Dit wordt uitgelegd in het Veertiende Hoofdstuk.
In het vorige hoofdstuk werd verklaard: kraa gua-sago sya sad-asad-yonijanmasu, De oorzaak van het geboorte nemen van de jva in gunstige en ongunstige soorten
is zijn gehechtheid aan de guas (Gt 13.22). Wat zijn de guas, de bindende geaardheden
der materile natuur? Hoe is men ermee verbonden? Wat is het gevolg deze associatie met
de verschillende guas? Wat zijn de symptomen van iemand die benvloed wordt door de
guas, en hoe kan hij ervan verlost worden? Deze vragen verwachtend, maakt r Bhagavn
een verklaring in deze loka die begint met de woorden param bhya teneinde de
onderwerpen te introduceren waarover Hij later zal uitweiden. Het woord jnam betekent
dat waardoor iets gekend wordt, of instructie, en param betekent de beste.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er wordt duidelijk beschreven in het Dertiende Hoofdstuk dat in heilige associatie zelfs
een gewone persoon bevrijd kan worden van gebondenheid aan het materile bestaan door
de tattva van het lichaam, de jva en Paramtm te kennen. De jva is louter door zijn
associatie met de guas van de materile natuur (prakti) gebonden geraakt aan deze
materile wereld. In dit hoofdstuk legt Bhagavn r Ka in detail uit aan Zijn bhakta
Arjuna wat de guas zijn, hoe ze functioneren, hoe ze de jva binden, en hoe de jva paramagati (de allerhoogste bestemming) kan bereiken door vrij te raken van deze guas. Met deze
kennis hebben vele is en munis perfectie en de allerhoogste bestemming bereikt. Zelfs
gewone mensen zijn transcendentaal aan de guas geworden na deze kennis te hebben
verkregen, en zij hebben de allerhoogste status bereikt.
LOKA 2
Hun toevlucht nemend tot deze jna, verkrijgen de wijzen srpya-dharma, een
transcendentale aard zoals de Mijne. Aldus nemen zij geen geboorte meer, zelfs niet
ten tijde van de schepping, noch ervaren zij de dood hen ten tijde van de vernietiging.
SRRTHA-VARI
Het woord sdharmyam betekent mukti gekenmerkt door srpya-dharma (het
verkrijgen van een bovenzinnelijke gedaante zoals die van r Bhagavn). Na vyathanti
betekent dat zij geen ellende ervaren.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na tma-jna (bovenzinnelijke kennis van het zelf) te hebben verkregen, verwerft de
sdhaka-jva eigenschappen die hetzelfde zijn als die van Bhagavn; dat wil zeggen, veel van
zijn eigenschappen worden gedeeltelijk gelijk aan de kwaliteiten van Bhagavn. Zelfs nadat
hij mukti bereikt en verlost wordt van de kringloop van geboorte en dood, gaat zijn
individuele bestaan als een metgezel van r Bhagavn door. Hij blijft zich eeuwig
bezighouden met prema-may sev aan de lotusvoeten van Bhagavn, zich gevestigd hebbend
in zijn svarpa. Daarom geven bhaktas zelfs na mukti hun eigen svarpa, hun natuurlijke
neiging om te dienen, niet op.
De essentie van alle instructies van Bhagavn r Ka is dat de jvtm niet volledig
n wordt met Paramtm door in Hem op te gaan. Integendeel, de uddha-svarpa (zuivere
gedaante) van de jva gaat door met bestaan, afzonderlijk van die van r Bhagavn, en in
deze zuivere gedaante blijft de jva zich altijd bezighouden met prema-may sev aan Hem.
Grote persoonlijkheden zoals rla Vivantha Cakravart hkura en rla rdhara Svm
hebben de betekenis van sdharmya hier louter als srpya-mukti, het verkrijgen van een
gedaante die op de Heer lijkt, geaccepteerd. In de vierde prameya van rla Vidybhaas
commentaar in het boek getiteld Prameya-ratnval, heeft hij geschreven dat de woorden
geboorte in de materile wereld. Zelfs ten tijde van de ontbinding van de materile wereld
wordt de ziel nooit vernietigd.
LOKA 3
O Bhrata, Mijn prakti (mahad brahma) is de schoot die Ik bevrucht met de jvas
die van de taasth natuur komen. Alle wezens nemen geboorte uit dit mahad-brahma.
SRRTHA-VARI
De oorzaak van materile gebondenheid is associatie met de guas, wat het gevolg is
van onwetendheid sinds onheuglijke tijden. Om dit uit te leggen beschrijft r Bhagavn
hoe ketra en ketra-ja ontstaan. Mahat-brahma, het grote brahma, is Mijn
(Paramevaras) schoot (mama yonir). Dat wat niet gedeeld kan worden door tijd en plaats
en wiens limiet niet vastgesteld kan worden wordt mahat (groot) genoemd. Hier verwijst
brahma naar prakti omdat de schepping een expansie is van brahma. Op deze manier wordt
de woordcombinatie mahad-brahma gevormd.
In de rutis wordt het woord brahma soms ook gebruikt om prakti aan te duiden.
Dadhmi betekent, Ik plaats garbha (het zaad in de vorm van de jva) in die prakti, deze
daarmee bevruchtend. Itas tv any prakti viddhi me parm jva-bhtm (Gt 7.5). Deze
verklaring vermeldt dat de bron van de bewuste wezens, de jva-prakti, het marginale
vermogen (taasth-akti) is, en omdat het het leven van alle wezens is, is het woord garbha
(bevruchting) gebruikt. Tata betekent, Alle jvas (sarva-bhtn) beginnend vanaf
Heer Brahm worden geboren als gevolg van Mijn bevruchtende materile natuur (prakti).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze materile wereld vindt alles plaats door de combinatie van ketra en ketra-ja,
dat wil zeggen, door deha (het lichaam) en deh (de jvtm).
Deze combinatie van prakti (de materile natuur) en purua (de jva) vindt alleen
plaats door de wil van Paramevara. De schorpioen legt eieren in een berg rijst. Mensen
zeggen dat schorpioenen uit rijst ontstaan, maar in werkelijkheid is rijst niet de oorzaak van
de geboorte van de schorpioen. Schorpioenen worden eigenlijk geboren uit eieren. Op
dezelfde manier wordt de geboorte van de jva niet veroorzaakt door de materile natuur.
Bhagavn plaatst de jva (zaad) in prakti, maar mensen denken dat de jva uit prakti
ontstaat. Elke jva krijgt een verschillend lichaam in overeenstemming met zijn voorgaande
daden. Prakti schept simpelweg verschillende materile lichamen onder de supervisie van
Bhagavn. De jvas die zichzelf met hun lichamen identificeren ervaren vreugde of verdriet
naar gelang hun vorige karma. Het dient duidelijk begrepen te worden dat Paramevara de
oorspronkelijke oorzaak is van de manifestaties van de jvas en het universum.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, De oorsprong van de materile
natuur is de universele schoot. Ik impregneer dat brahma (prakti) en alle wezens worden
daaruit geboren. Het materile aspect van Mijn par-prakti (transcendentale natuur) is dat
brahma (de materile natuur), waarin Ik de zaden van taastha-jvas plaats. Alle jvas,
beginnend bij Heer Brahm, worden op deze manier geboren.
LOKA 4
SRRTHA-VARI
Het is niet alleen ten tijde van de schepping dat prakti de moeder van alle wezens is en
dat ik de vader ben; prakti is altijd de moeder en Ik ben altijd de vader. Mahad-brahma
(prakti) is de schoot, of geboorteschenkende moeder, van alle variaties van lichamen die
geboren worden in bewegende of niet-bewegende soorten, van devats tot gras en
klimplanten. En Ik ben de zaadgever, de vader die bevrucht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka wordt er duidelijk verklaard dat Bhagavn r Ka de oorspronkelijke
vader is van alle jvas. Alle jvas in deze materile wereld worden geboren uit de moeder,
prakti (de materile natuur), via de zaadgevende vader, Bhagavn. De jvas zijn overal, in
de aarde en erbuiten, in het water en in de lucht, en ook in de zeven lagere en zeven hogere
planetenstelsels, in Vaikuha, in Goloka en ook in andere verblijfplaatsen. De zielen in
Vaikuha zijn de metgezellen van Bhagavn en zij zijn mukta-jvas, bevrijde zielen. De
baddha-jvas (gebonden zielen) binnen dit universum blijven in verschillende situaties en
toestanden van bewustzijn, zoals bedekt (cchdita), samengetrokken (sakucita),
ontluikend (mukulita), in volle bloei komend (vikasita) en vol bloeiend (pra-vikasita).
LOKA 5
SRRTHA-VARI
Na te hebben uitgelegd hoe alle jvas voortkomen uit prakti (de materile natuur) en
purua (de Allerhoogste Heer), legt r Bhagavn nu uit wat de guas zijn en hoe de jvas
gebonden raken door aanraking met die guas. r Bhagavn zegt dehe, wat inhoudt dat de
jva die zichzelf identificeert als n met de functies van prakti zich in een materieel
lichaam bevindt en gebonden raakt door de guas. In werkelijkheid is de jva echter
onvergankelijk, onveranderlijk en vrij van ieder materieel contact, maar de guas binden
hem vanwege zijn associatie met de guas. Deze associatie wordt veroorzaakt door zijn
onwetendheid sinds onheuglijke tijden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De drie guas: sattva (goedheid), rajas (hartstocht) en tamas (onwetendheid) zijn
ontstaan uit prakti en worden geopenbaard om de drie functies van schepping,
instandhouding en vernietiging van het universum te verrichten. Prakti openbaart zich
niet wanneer deze drie guas zich in hun toestand van evenwicht bevinden. In die periode
vinden schepping, handhaving en vernietiging niet plaats.
praktir gua-smya vai / prakter ntmano gu
sattva rajas tama iti / sthity-utpatty-anta-hetava
rmad-Bhgavatam (11.22.12)
De natuur bestaat oorspronkelijk als het evenwicht van de drie geaardheden, die alleen
betrekking hebben op de natuur, niet op de transcendentale spirituele ziel. Deze
geaardhedengoedheid, hartstocht en onwetendheidzijn de wezenlijke oorzaak van
de schepping, handhaving en vernietiging van dit universum.
rmad-Bhgavatam (1.2.23) verklaart ook: sattva rajas tama iti prakter gu, De
jvas die voortkomen uit de taasth-akti verkrijgen de associatie van de materile natuur
(prakti) doordat ze afkerig (vimukha) van Ka zijn geworden. Van wezenlijke aard gaan
de jvas my te boven, maar in omgang met my hebben ze het ego van ik en mijn
verkregen en zijn ze in de gebondenheid van dit materile bestaan gevallen, in lichamen die
worden voortgebracht door prakti. In rmad-Bhgavatam (3.26.6-7) geeft Heer Kapiladeva
op de volgende manier duidelijk onderricht aan Zijn moeder Devahti:
LOKA 6
O zondeloze, van deze drie guas is sattva-gua vanwege haar zuiverheid gunstig,
verlichtend en vrij van ondeugd. Ze bindt de jva via zijn gehechtheid aan geluk en
kennis.
SRRTHA-VARI
Deze loka, die begint met het woord tatra, legt de kenmerken uit van sattva-gua, de
geaardheid goedheid, en hoe deze de jva bindt. Anmayam betekent kalm, of vrij van
agitatie. Omdat de jva kalm wordt, raakt hij gehechtheid aan het geluk van sttvika
activiteiten, wat ervoor zorgt dat hij zich materieel voldaan voelt. En omdat hij verlicht is
door kennis en er gehecht aan is, denkt hij, Ik ben gelukkig, ik ben een kenner. Deze
gevoelens van geluk en de kennis in deze genoemde toestanden ontstaan uit onwetendheid,
en het komt door deze twee opvattingen dat de intrinsiek zuivere jva bedekt blijft. Echter,
O Anagha, zondeloze, je dient deze agha (zonde), dit kenmerk van het vals ego waardoor je
denkt, Ik ben gelukkig of Ik bezit kennis, niet te accepteren.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka werd beschreven hoe de guas van de materile natuur (prakti) de
jva binden aan het lichaam. De huidige loka verklaart hoe sattva-gua de jva bindt. Van
de drie guas is sattva-gua relatief zuiver en verlichtend, en het zorgt ervoor dat men
vredig wordt. Op deze manier bindt het de jva aan geluk en kennis. Sommige mensen
denken dat mukti bereikt kan worden door simpelweg beschutting te nemen van sattvagua, omdat deze superieur aan de andere twee guas. Dit is echter volledig onwaar. In zijn
commentaar op deze loka zegt rla Baladeva Vidybhaa dat deze wereldse kennis,
waarmee men onderscheid maakt tussen materie en bewustzijn, evenals het geluk van het
voldane lichaam en geest, van sattva-gua komt. Vanwege gehechtheid aan zulke kennis en
geluk, gaat men zich bezighouden met activiteiten die naar die vredige toestand van bestaan
leiden. Desondanks moet de jva echter een ander lichaam accepteren om de gevolgen van
deze daden te ervaren, en daaraan gehecht rakend moet hij weer handelingen (karma)
verrichten. Op deze manier blijft hij eeuwig in de kringloop van geboorte en dood en kan
hij er nooit verlost van raken. Vereenzelviging met sattva-gua, de geaardheid goedheid, is
eveneens zondig. Dit is de strekking van het woord anagha (zondeloos) dat wordt gebezigd
om Arjuna aan te spreken in deze loka. Daarom wordt Arjuna (de sdhaka) geadviseerd om
geen sttvika ego te aanvaarden.
LOKA 7
SRRTHA-VARI
Weet dat het rajo-gua (de geaardheid hartstocht) is dat werelds genot schenkt.
Verlangen naar een ding wat men nog niet heeft wordt t genoemd, en gehechtheid aan
dingen die men al heeft verworven wordt saga genoemd. Zowel t als saga komen
voort uit rajo-gua, dat de belichaamde ziel bindt door middel van zijn gehechtheid aan
baatzuchtige handelingen die bewust of onbewust, da (gezien) of ada (ongezien),
verricht worden. Aldus komt een affiniteit met baatzuchtige actie enkel door t
(verlangen) en saga (gehechtheid).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Aangezien het de baddha-jva vervult met gehechtheid aan zinsobjecten, wordt het rajogua genoemd. Het specifieke eigenschap van rajo-gua is de wederzijdse aantrekking
tussen man en vrouw. Het genereert een hunkering in belichaamde wezens om van
materile dingen te genieten, zoals aanzien in maatschappij of land, een mooie vrouw, goed
nageslacht, en een gelukkige familie. Dit zijn de kenmerken van rajo-gua.
De reden waarom het hele universum in de gebondenheid van my terecht is gekomen
en gehecht is geraakt aan zintuiglijk genot is rajo-gua. De invloed van rajo-gua is overal
zichtbaar in de moderne samenleving, maar in vervlogen tijden overheerste sattva-gua.
Toch is zelfs een man in sattva-gua niet in staat om mukti te bereiken, om maar te zwijgen
van iemand die bedekt wordt door rajo-gua.
LOKA 8
SRRTHA-VARI
Ajna-jam betekent dat men tamas (duisternis), oftewel onwetendheid, louter kan
opmaken of waarnemen door haar resultaat, onwetendheid. Daarom wordt het ajna-ja, of
ajna-janaka genoemd, wat dat waar onwetendheid uit voortkomt betekent. Mohana
betekent dat wat begoocheling veroorzaakt, pramda betekent krankzinnigheid, lasyam
betekent gebrek aan inspanning, en nidr betekent neerslachtigheid van de geest. Dit zijn
allemaal symptomen van tamo-gua, de geaardheid onwetendheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Tamo-gua, de geaardheid onwetendheid, is de laagste van de drie guas. Het is
volledig tegenovergesteld aan sattva-gua, de geaardheid goedheid. Iemand in tamo-gua
beschouwt het lichaam en lichamelijk genot als zijn alles. Als gevolg hiervan, verliest hij al
zijn onderscheidingsvermogen en wordt hij haast krankzinnig. Iedereen weet dat na verloop
van tijd onze grootvader en vader sterven. Evenzo zullen wij ook sterven en ons nageslacht
zal ook sterven. met andere woorden, de dood staat vast. Toch laten degenen in tamo-gua
het na om naar het zelf binnenin te zoeken. Domweg om hun zintuigen te bevredigen,
verzamelen ze rijkdom middels oplichterij, dubbelhartigheid en andere gelijksoortige daden.
Dit is hun krankzinnigheid. Het specifieke kenmerk van tamo-gua is dat het men op deze
manier krankzinnig maakt. Symptomen van iemand die zich in tamo-gua bevindt zijn dat
hij bedwelmende middelen neemt, en vlees, vis, eieren, wijn, etc., nuttigt. Zon persoon
blijft inactief, lui, nalatig en achteloos, en hij slaapt te veel. Een sdhaka dient deze
geaardheid volledig op te geven.
LOKA 9
SRRTHA-VARI
r Bhagavn herhaalt in het kort wat Hij al gezegd heeft. Sattva-gua bindt de jva door
gehechtheid aan geluk, dat het voortvloeisel van die geaardheid is, te creren. Rajo-gua
bindt de jva via gehechtheid aan karma (vruchtdragende activiteit), en tamo-gua betrekt
de jva in begoocheling, aldus jna bedekkend en tot onwetendheid leidend.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
Hoe leggen de guas hun invloed op hun uitwerkingen, zoals geluk, zoals eerder
vermeld, aan de dag? Deze vraag verwachtend, zegt r Bhagavn dat wanneer sattva-gua
zich manifesteert, deze rajo-gua en tamo-gua overstelpt. Evenzo, wanneer rajo-gua zich
manifesteert, overmant het sattva en tamas. En wanneer tamo-gua zich manifesteert,
overweldigt het sattva en rajas. Dit alles vindt plaats middels ada-vad, wat de invloed
van het ongeziene betekent.
LOKA 11
loZ}kjs"kq nsgsfLeu~ id
z k'k mitk;rsA
Kkua ;nk rnk fo|kf}o`a lofeR;qr
sarva-dvreu dehe smin / praka upajyate
jna yad tad vidyd / vivddha sattvam ity uta
sarva-dvreuin alle poorten (van de kennisvergarende zintuigen zoals de ogen en oren);
dehelichaam; asminin dit; prakaverlichting (van de feitelijke situatie);
upajyateverschijnt; jnamkennis; yadwanneer; tadop dat moment; vidyt
men dient te begrijpen; vivddhamoverheersend; sattvamde eigenschap van goedheid;
itidat; utanadrukkelijk.
Wanneer alle poorten van de kennisvergarende zintuigen van het lichaam verlicht
zijn door het ontwaken van jna, en wanneer tekens zoals geluk zich aandienen,
dient men met zekerheid te weten dat sattva-gua aan het overheersen is.
SRRTHA-VARI
Eerder werd er gezegd dat, wanneer een geaardheid toeneemt, deze heerst over de twee
andere zwakkere geaardheden. Nu, in drie opeenvolgende lokas, waarvan de eerste hier
begint met het woord sarva, legt r Bhagavn de symptomen uit van de overheersende
geaardheid. Wanneer de zintuigen, zoals de oren, perfecte kennis beginnen te ontvangen
van Vedisch geluid enzovoorts, dient men te weten dat sattva-gua aan het overheersen is.
Het woord uta benadrukt dat verlichting in de vorm van geluk door het zelf wordt
voortgebracht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De symptomen waarmee men kan begrijpen welke van de guas aan het overheersen is
worden hier uitgelegd. Men kan er uit afleiden dat sattva-gua overheerst wanneer de
zintuigen, zoals de oren en de neus, correcte kennis van zaken verschaffen en wanneer zich
een gevoel van geluk manifesteert vanuit de ziel. rmad-Bhgavatam (11.25.13) verklaart
ook:
yadetarau jayet sattva / bhsvara viada ivam
LOKA 12
SRRTHA-VARI
Pravtti betekent verschillende soorten inspanning. Karmam rambha betekent
inspanningen zoals het bouwen van een huis, en aama betekent onvervuld zijn in
zintuiglijk genot.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka vermeldt een aantal symptomen die wijzen op een toename aan rajo-gua.
Lobha (hebzucht) betekent dat zelfs wanneer rijkdom uit verschillende bronnen toeneemt,
men er nog steeds naar hunkert om meer te vergaren. Pravtti (gedrag) betekent de neiging
om altijd met handelingen bezig te zijn. Karmam rambha (aanvangen met een
onderneming) staat voor inspanningen zoals het bouwen van gebouwen. Aama
(ontevredenheid, rusteloosheid) betekent de kringloop van besluit en verwerping: Ik zal
dit werk verrichten en daarna zal ik dat andere werk verrichten. Sph (verlangen) staat
voor het verlangen om goede of slechte zinsobjecten te bemachtigen zodra men deze ziet.
Met andere woorden, het duidt op een dorst naar zintuiglijk genot.
Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam (11.25.14):
yad jayet tama sattva / raja saga bhid calam
tad dukhena yujyeta / karma yaas riy
Wanneer rajo-gua, welke de oorzaak is van gehechtheid en separatisme en welke een
rusteloze aard heeft, sattva-gua en tamo-gua overweldigt, werkt een persoon hard om
roem en rijkdom te verwerven maar ontvangt slechts ellende.
Tevens vindt men in rmad-Bhgavatam (11.25.9): kmdibh rajo-yukta, Men dient
te begrijpen dat rajo-gua aan het overheersen is wanneer er een verlangen naar
zinsobjecten, etc., aanwezig is. Bij het beschrijven van de gu-bht-bhakti van een
persoon in rajo-gua verklaart rmad-Bhgavatam (11.25.11): yad ia sya / m
bhajeta sva-karmabhi / t raja prakti vidyt, Wanneer iemand om zinsobjecten bidt
middels de aanbidding van Bhagavn, bevinden hij en zijn aanbidding zich allebei in rajogua.
LOKA 13
SRRTHA-VARI
Apraka betekent gebrek aan onderscheidingsvermogen en datgene aanvaarden wat
stra verbiedt. Apravtti betekent gebrek aan inspanning. Pramda staat voor geloven
dat de dingen die zich recht voor hem bevinden niet bestaan. Moha houdt in dat men
verzonken is in denkbeeldige dingen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka legt r Bhagavn de symptomen uit die zich voordoen in tamo-gua, de
geaardheid onwetendheid. Apraka betekent gebrek aan onderscheiding of gebrek aan
kennis. Men ziet dat er in de toestand van onwetendheid de neiging is om handelingen te
verrichten die verboden zijn in stra. Apravtti betekent geen neiging hebben om de
plichten die worden aangeraden in stra te begrijpen. Men gelooft dat het niet zijn lot is
om zulke plichten te vervullen en hij blijft onverschillig jegens zijn plichten. Moha betekent
opgaan in begoocheling, dat wil zeggen, het gehecht raken aan tijdelijke zaken, denkend
dat ze eeuwig zijn. Dit wordt ook verklaard in rmad-Bhgavatam (11.25.15):
yad jayed raja sattva / tamo mha laya jaam
LOKA 14
Wanneer een persoon zijn lichaam verlaat onder de overheersing van sattva-gua,
bereikt hij de zuivere, hogere planeten, die de verblijfplaatsen zijn van de grote wijzen
die aanbidders van Hirayagarbha zijn, en die vrij zijn van de geaardheden van rajas
en tamas.
SRRTHA-VARI
Na de dood, gaan mensen in sattva-gua, zoals degenen die Hirayagarbha aanbidden
en die de kenners van transcendentie zijn, naar de hogere plezierschenkende planeten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Naar gelang van de geaardheid die overheerst op het moment van sterven, neemt men
een andere geboorte. Als een persoon sterft wanneer sattva-gua overheersend is, bereikt
hij de genotschenkende en vlekkeloze planeten van de aanbidders van Hirayagarbha, etc.
rmad-Bhgavatam (11.25.22) verklaart ook: sattve praln svar ynti, Als iemand sterft
wanneer sattva-gua overheerst, bereikt hij Svarga-loka.
LOKA 15
Iemand die het lichaam opgeeft wanneer rajo-gua overheersend is neemt een
menselijke geboorte onder de baatzuchtige werkers, daar waar iemand die sterft onder
de overheersing van tamo-gua geboorte neemt onder de dierenen andere onwetende
levenssoorten.
SRRTHA-VARI
Karma-sagiu betekent iemand die gehecht is aan karma, baatzuchtige activiteiten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Als een persoon sterft wanneer rajo-gua overheerst, neemt hij geboorte in een familie
van degenen die gehecht zijn aan vruchtdragende activiteiten. Als iemand sterft wanneer
tamo-gua uitermate overheersend is, neemt hij geboorte in een dierensoort.
Sommigen denken dat wanneer de ziel eenmaal geboorte heeft genomen in een
mensensoort, hij niet degradeert naar een lagere soort. Maar uit de huidige loka kan men
opmaken dat een persoon, zelfs na een mensenlichaam te hebben verkregen, na zijn dood
een dierenlichaam kan krijgen indien hij bestuurd wordt door tamo-gua in plaats van
sattva-gua. Hij gaat zelfs naar de hel als hij zich bezighoudt met activiteiten zoals geweld,
en men weet niet wanneer hij weer een menselijke geboorte zal nemen nadat hij is
teruggekeerd van die plaats. Daarom is het de plicht van elk menselijk wezen om geleidelijk
aan te verrijzen van tamo-gua naar rajo-gua, en van rajo-gua naar sattva-gua. En zelfs
boven dat, dient men nirgua, vrij van de guas, te worden, door beschutting te nemen van
uddha-bhakti in de associatie van uddha-bhaktas. Enkel die nirgua-sdhaka die
beschutting neemt van nirgua-bhakti ziet r Bhagavn direct. Op deze manier wordt zijn
leven perfect en succesvol.
De specifieke regel is dat iemand een bestemming bereikt die overeenkomt met zijn
bewustzijn op het moment van sterven: marae y mati s gati, Waar iemands geest ook
maar heen gaat op het moment van sterven zal zijn volgende bestemming en lichaam
bepalen. Daarom is het noodzakelijk om zich louter Bhagavn te heugen op het moment
van sterven. Men kan zijn leven succesvol maken door nirgua-bhakti te verkrijgen middels
heugenis van Bhagavn.
LOKA 16
Rjasika karma brengt slechts ellende met zich mee, en het enige resultaat van
tmasika karma is onwetendheid.
SRRTHA-VARI
Het resultaat van deugdzame sttvika karma is sttvika, zuiver en vrij van verstoring.
Ajna verwijst naar een gebrek aan bewustzijn, domheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die zich in sattva-gua bevinden blijven zich bezighouden met het welzijn van
hun persoonlijke leven, de maatschappij en mensen in het algemeen. Hun daden worden
puya-karma (vrome activiteiten) genoemd. Degenen die puya-karma verrichten blijven
tevreden in deze materile wereld, en zij hebben een grote kans op het verkrijgen van
sdhu-saga.
De karma die verricht wordt door degenen die zich in rajo-gua bevinden is de oorzaak
van ellende. Handelingen die verricht worden voor tijdelijk zingenot zijn nutteloos. De
levens van zulke mensen zitten vol ellende; ze bereiken geen werkelijk geluk.
De daden van een persoon die overheerst wordt door tamo-gua zijn zeer pijnlijk voor
hem. Na zijn dood moet hij geboorte nemen als een worm, vogel, dier enzovoorts. Het doden
van dieren en het eten van hun vlees is het voornaamste symptoom van degenen die zich in
tamo-gua bevinden. Degenen die dieren doden weten niet dat diezelfde dieren hen in de
toekomst in een of andere gedaante zullen doden. Dit is de wet der natuur. Wanneer
iemand in de menselijke samenleving een ander persoon doodt, krijgt hij de doodstraf. Dit
is de wet van de staat. Maar onwetende mensen weten niet dat Paramevara de
oorspronkelijke bestuurder is van het hele universum. Hij kan zelfs het doden van een mier
in Zijn koninkrijk niet verdragen; daarom zullen zulke mensen zeker straf moeten
ondergaan.
Het deelnemen in het doden van dieren enkel om de smaakpapillen genoegen te
schenken is een gruwelijke overtreding. Onder zulke daden is het doden van een koe zeer
ernstig strafbaar. De koe en stier zijn als onze moeder en vader. Daarom wordt in de Vedas
en Puras het doden van koeien beschreven als de meest zondige daad. De koe met haar
melk is als een moeder, en de stier is door zijn arbeid in de landbouw als een vader. Aldus
voeden en steunen ze ons als ouders. Maar uit onwetendheid slaan de zogenaamde
beschaafde mensen van vandaag de dag geen acht op dit feit, en dus banen ze zich op deze
manier een weg naar hun eigen ontaarding, en naar de ontaarding van de maatschappij in
zijn geheel. Zo zijn ze op weg naar volledige vernietiging en slepen ze de hele maatschappij
met zich mee.
Op dit moment is er in de menselijke samenleving een overheersing van rajo-gua en
tamo-gua, en dit is gevaarlijk voor iedereen. Het is noodzakelijk voor intelligente personen
om gesitueerd te raken in sattva-gua en beschutting te nemen van bhagavad-bhakti en harinma sakrtana om de mensheid te beschermen tegen dit grote gevaar. Wanneer men zich
Bhagavn heugt in sat-saga, wordt al zijn onwetendheid verwijderd, worden zijn wereldse
sektarisme en aardse discriminatie allemaal verdreven, en ziet hij Paramevara, de
Opperheer, overal.
LOKA 17
Jna ontstaat uit sattva-gua, terwijl rajo-gua tot hebzucht leidt. Achteloosheid,
begoocheling en onwetendheid zijn de voortbrengsels van tamo-gua.
LOKA 18
Degenen die zich in sattva-gua bevinden gaan naar de hogere hemelse planeten.
Degenen in rajo-gua blijven op de aardse planeten, en degenen die opgaan in de
afschuwelijke activiteiten van tamo-gua dalen af naar de lagere helse planeten.
SRRTHA-VARI
Volgens deze gradatie gaan degenen in sattva-gua opwaarts naar Satya-loka, en blijven
degenen in rajo-gua in de middelste planeet, Manuya-loka. Het woord jaghanya betekent
afschuwelijk, en haar neigingen zijn grove onwetendheid, luiheid, etc. Degenen die zich in
zon situatie bevinden gaan naar de hel.
LOKA 19
Wanneer de jva geen ander agens ziet behalve de drie guas, en realiseert dat de
SRRTHA-VARI
Na het beschrijven van de materile wereld, die uit de drie guas bestaat, verklaart r
Bhagavn moka die behoorlijk verschillend is van de guas, in zowel deze loka die begint
met het woord nnyam als in de volgende loka. Wanneer de jva geen andere actieve agens
ziet behalve de guas, die zijn getransformeerd om de doener, het gevolg en de objecten van
zintuiglijk genot te worden, ziet hij de dingen zoals ze zijn en realiseert hij dat alleen de
guas de actieve agentia zijn in iedere situatie. Hij realiseert ook dat de tm superieur is
aan de guas en verschillend van ze is. Zon ziener (de jva) bereikt liefde voor Mij (madbhvam) of syujya met Mij. Met andere woorden, hij bereikt Mijn spirituele aard. Maar
zelfs nadat hij deze kennis heeft verworven, bereikt hij Mij alleen door bhakti te
verrichten. Dit zal duidelijk worden uit de betekenis van de zesentwintigste loka van dit
hoofdstuk.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alle jvas in verschillende soorten van leven, van rivieren, bergen en mieren, tot aan
klimplanten, bomen en menselijke wezens, werken terwijl ze hulpeloos gebonden zijn door
de guas. In werkelijkheid is er geen andere actieve werkende kracht in al hun handelingen
behoudens de drie guas der materile natuur. Paramevara is de oorspronkelijke
bestuurder van de materile natuur, en hoewel Hij de bestuurder van de materile natuur
(prakti) en de guas is, is Hij volkomen transcendentaal aan beiden. Degenen die deze
waarheid kennen, steken ook prakti en de guas over om de allerhoogste bestemming te
bereiken, maar dit kan niet enkel middels de eigen intelligentie en
onderscheidingsvermogen worden begrepen. Daarom is het van het allergrootste belang om
de associatie te hebben van mah-puruas, verheven, bevrijde persoonlijkheden, die
bedreven zijn in bovenzinnelijke kennis. Ongeacht de mate van ontaarding van een jva zal
hij, in het gezelschap van zulke grote sdhus, zeer spoedig en gemakkelijk deze drie guas
ontstijgen.
LOKA 20
Na het transcenderen van deze drie bindende geaardheden, die de oorzaak zijn van
het lichaam, bereikt de jva vrijheid van de gebondenheid van geboorte, ziekte,
ouderdom, dood en andere ellende, en bereikt hij moka.
SRRTHA-VARI
Hij raakt dan verlost van de guas nadat hij de toestand heeft bereikt waarin hij de
materile natuur als de enige werkende kracht ziet. Daarom spreekt r Bhagavn deze loka
die begint met het woord gun.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Iemand die de natuur van brahma heeft bereikt wordt niet aangegrepen door de ellende
van geboorte, ziekte, ouderdom en dood. Zelfs bhakti-mir-jns die perfectie in jna
hebben bereikt geven jna op teneinde par-bhakti tot de lotusvoeten van Bhagavn te
bereiken. In de gelukzaligheid van die dienst bezig blijvend, proeven ze uiteindelijk de
nectar van prema. In tegenstelling bereiken de nirviea-jns, die simpelweg jna
cultiveren met het doel om het kenmerkloze aspect van de Allerhoogste te bereiken, niets.
In rmad-Bhgavatam (10.14.4) wordt verklaard: reya-sti bhaktim udasya, Alleen de
uddha-bhaktas van r Bhagavn transcenderen de guas der materile natuur, en
niemand anders.
LOKA 21
vtqZu mokp
dSySL=hu~ xq.kkusrkurhrks Hkofr izHkksA
fdekpkj% dFka pSrkaL=hu~ xq.kkufrokZrs
arjuna uvca
kair ligais trn gun etn / atto bhavati prabho
kim cra katha caits / trn gun ativarttate
arjuna uvcaArjuna zei; kaidoor welke?; ligaisymptomen; trndrie; gun
geaardheden, bindende invloeden; etndeze; attatranscendentaal; bhavatihij wordt;
prabhoO Meester; kimwat?; crazijn gedrag; kathamhoe?; caen; etndeze;
trn gun drie geaardheden; ativarttatetranscendeert hij.
Arjuna vroeg: O Prabhu, wat zijn de symptomen van iemand die transcendentaal
is aan deze drie guas? Hoe gedraagt hij zich? En hoe transcendeert hij de
geaardheden?
SRRTHA-VARI
In het Tweede Hoofdstuk kreeg Arjuna antwoord op de vraag: Wat zijn de symptomen
van iemand die sthita-praj is? Nu gaat hij echter door met vragen stellen, omdat hij
verlangt naar meer specifieke kennis betreffende dit onderwerp: (1) Door welke
symptomen dienen degenen die de drie guas te boven zijn gegaan herkend te worden? (2)
Wat is hun gedrag? en (3) Hoe kan men de drie guas transcenderen, en daardoor de
toestand van transcendentie bereiken? In het Tweede Hoofdstuk, toen Arjuna vroeg, Wat
zijn de symptomen van iemand die sthita-praj is? vroeg hij niet, Hoe transcendeert hij
de guas? Maar hier stelt hij specifiek deze vraag.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka heeft Arjuna r Bhagavn gevraagd over de symptomen van iemand die
de drie guas te boven gaat. Hoe gedraagt hij zich en op wat voor manier bereikte hij dat
stadium? Het is erg belangrijk voor ieder menselijk wezen om deze vragen te stellen. Deze
vragen zijn essentieel voor degenen die echt enthousiast zijn om de leer van de Gt te
volgen. Hun antwoorden geven instructies over hoe men de tmasika, rjasika en sttvika
guas kan ontstijgen en de toestand van nirgua bereikt. Daarna, middels het cultiveren
van bhagavad-bhakti, kan men het hoogste doel bereiken in de vorm van bhagavat-prema.
LOKAS 22-25
JhHkxokuqokp
izdk'ka p izo`k p eksgeso p ik.MoA
u }sf"V laizo`kkfu u fuo`kkfu dkfr
mnklhuonklhuks xq.kS;ksZ u fopkY;rsA
xq.kk orZUr bR;soa ;ksofr"Bfr usrs
lenq%[klq[k% LoLFk% leyks"Vk'edkpu%A
/khjLrqY;fuUnkRelaLrqfr%
rqY;fiz;kfiz;ks
fe=kfji{k;ks%A
ekukieku;ksLrqY;LrqY;ks
lokZjEHkifjR;kxh xq.kkrhr% l mP;rs
r bhagavn uvca
praka ca pravtti ca / moham eva ca pava
na dvei sapravttni / na nivttni kkati
udsna-vad sno / guair yo na viclyate
gu vartanta ity eva / yo vatihati negate
sama-dukha-sukha sva-stha / sama-loma-kcana
tulya-priypriyo dhras / tulya-nindtma-sastuti
mnpamnayos tulyas / tulyo mitrri-pakayo
sarvrambha-parityg / gutta sa ucyate
r bhagavn uvcade alvermogende Allerhoogste Heer zei; prakamvan verlichting;
caen; pravttimactiviteit; caen; mohambegoocheling; evazeker; caen;
pavaO zoon van Pu; na dveiniet haat; sapravttnide verschijning; na
niet; nivttnihun verdwijning; kkatihij hunkert; udsna-vatalsof neutraal;
snagezeteld; guaidoor de acties van de geaardheden der natuur (zoals geluk en
leed); yawie; na viclyateonbewogen is; guavan de drie geaardheden; vartante
hun kringlopen volgend; itialdus; evamzo: yawie; avatihationverstoorbaar blijft;
na igateonbewogen; samagelijk; dukha-sukhain blijdschap en verdriet; svasthawie zich in zijn svarpa bevindt; samawie als gelijk beschouwt; loa-amakacanaaarde, steen en goud; tulyawie gelijkgezind is; priya-apriyagedurende
plezierige en onplezierige gebeurtenissen; dhraintelligent; tulyaevenwichtig; nindatma-sastutibij het horen van lof en lastering over zichzelf; mna-apamnayoin eer
en schande; tulyaevenwichtig; tulyaevenwichtig; mitra-ari-pakayojegens
partijen van vrienden en vijanden; sarva-rambha-paritygwie alle inspanning verzaakt
(behalve de inspanning die nodig is voor niets meer dan lichamelijke instandhouding);
gua-ttatranscendentaal aan de drie geaardheden sahij; ucyatewordt gezegd.
r Bhagavn zei: O zoon van Pu, iemand die gutta (transcendentaal aan de
drie geaardheden) is, haat verlichting, activiteit en begoocheling niet wanneer ze
plaatsvinden, noch verlangt hij ernaar wanneer ze ophouden. Daarom, onverschillig en
onaangedaan door de handelingen van de drie guas zoals geluk en ellende, weet hij
dat het alleen de geaardheden zijn die handelen. Hij blijft onverstoord en gelijkmoedig,
hij bevindt zich altijd in zijn svarpa, en hij beschouwt aarde, steen en goud als
hetzelfde. Hij behoudt zijn evenwicht te midden van prettige en onprettige
gebeurtenissen, hij is intelligent, en hij blijft evenwichtig bij zowel kritiek als
verheerlijking, eer en schande. Hij behandelt vriend en vijand op dezelfde wijze, en
hij geeft alle karma op behalve de karma die noodzakelijk is om het lichaam in stand te
houden.
SRRTHA-VARI
Welke symptomen duiden erop dat iemand gutta is? In antwoord op deze eerste vraag
zegt r Bhagavn, Het effect van sattva-gua is dat kennis alle zintuigen van het lichaam
verlicht. Het effect van rajo-gua is hartstochtig handelen, en het effect van tamo-gua is
begoocheling. Deze drie symptomen duiden de invloed van de drie guas aan. Wanneer de
guas hun natuurlijke functies uitvoeren, koestert iemand die gutta is geen wrok tegen
ze, omdat hij begrijpt dat ze ellendig zijn. Evenzo verlangt iemand die gutta is niet naar ze
met een verlangen om geluk te verwerven wanneer de geaardheden niet handelen. Deze
loka (14.22) is gerelateerd aan 14.25. In antwoord op de tweede vraag: kim cra, Hoe
gedragen ze zich?, spreekt r Bhagavn drie lokas beginnend met de woorden udsnavat. Degenen die niet verstoord raken door geluk en ellende, die de uitwerking zijn van de
guas, blijven immer verankerd in hun wezenlijke svarpa. Zij beschouwen de guas als
werkzaam zijnde in hun respectieve functies, en hebben geen relatie met ze. Na zorgvuldige
overweging blijven zulke wijze personen stil (maun). Degenen die niet naar enige
lichamelijke zinsbevrediging streven worden gutta genoemd. Iemand kan alleen gutta
worden genoemd wanneer men alle symptomen van iemand die de geaardheden is
ontstegen kan terugvinden in zijn gedrag. Maar praatzieke mensen die beweren dat ze boven
de geaardheden zijn verheven worden niet gutta genoemd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na het horen van de drie vragen van Arjunas, legt r Bhagavn eerst de symptomen
uit van iemand die gutta is. De functie van sattva-gua bestaat uit het verlichten; die van
rajo-gua bestaat uit het aangaan van harstochtig handelen, en die van tamo-gua bestaat
uit het begoochelen. Een jvtm wordt gezegd gutta te zijn wanneer hij niet afkerig is
van deze drie guas terwijl deze actief zijn in hun respectieve functies, ze beschouwend als
een bron van ellende. Noch hunkert hij naar het genot dat van ze verkregen kan worden
wanneer hun werkingen ophouden. Wat is zijn gedrag? In antwoord op deze vraag zegt r
Bhagavn dat iemand die de guas te boven gaat niet verstoord raakt ten tijde van geluk of
problemen, maar in een onaangedane toestand blijft. Hij is gelijk gezind jegens werelds
geluk en lijden, hitte en kou, verlies en winst, overwinning en nederlaag en, neutraal
blijvend, begrijpt dat ze geen relatie met de tm hebben. Met deze opvatting blijft hij
alleen bezig met de progressieve ontwikkeling van het zelf (tm), en is hij niet het minste
beetje bezorgd om lichamelijke activiteiten.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Na de drie vragen van Arjuna te hebben gehoord, zei
r Bhagavn, Je eerste vraag is, Wat zijn de symptomen van iemand die transcendentaal is
aan de guas? Het antwoord is vrijheid van afgunst en verlangen. Zo lang men zich in deze
materile wereld bevindt, staat de baddha-jva onder invloed van de guas der materile
natuur: sattva, rajas en tamas. Deze drie guas worden alleen vernietigd wanneer men
volledige mukti bereikt. Maar totdat men door de wil van Bhagavnmukti heeft bereikt in de
vorm van de vernietiging van het fijnstoffelijke lichaam, dient men te weten dat het proces
om nirgua te worden het opgeven van afgunst en verlangen (materile hunkeringen)
behelst. Zolang men een lichaam heeft zal er zeker verlichting, handeling en begoocheling
(de werkingen van sattva, rajo en tamo-gua) zijn, maar men dient er niet naar te smachten,
noch dient men te trachten ze uit afkeer te verzaken. Degenen in wie deze twee symptomen
zichtbaar zijn worden nirgua genoemd. Degenen die zich met inspanning bezighouden met
materialistische activiteiten vanwege de aanhoudendheid van een of ander zelfzuchtig
motief, of degenen die geforceerde verzaking beoefenen, denkend dat deze materile wereld
illusoir is, zijn niet nirgua.
Je tweede vraag is, Hoe gedraagt iemand die gutta is zich? Zijn gedrag is als volgt:
Hij denkt, De guas zelf zijn werkzaam in dit lichaam. Hij laat de guas hun werk doen,
en raakt er niet in verwikkeld. Hij blijft los staan van ze, net zoals een onverschillig persoon
die niettemin bewust is. Ellende, geluk, een kluit aarde, steen, goud, gunstige of ongunstige
omstandigheden, kritiek of verheerlijking; allen verschijnen als gevolg van zijn lichamelijke
activiteiten, maar hij beschouwt ze allemaal met gelijke blik en behandelt ze allemaal
hetzelfde, zich bevindend in zijn eigen zelf of wezenlijke positie. In zijn wereldse handelen
denkt hij, Als een bewuste entiteit heb ik geen relatie met eer en schande en het gedrag
van vijanden en vrienden. Alle gevoelens van gehechtheid en verzaking opgevend,
verwerft hij de benaming van gutta.
LOKA 26
Iemand die met ekntika-bhakti dienst levert aan Mij, in Mijn gedaante als
ymasundara, kan aan deze drie guas ontstijgen en zich kwalificeren om realisatie
van brahma, Mijn spirituele aard, te verkrijgen.
SRRTHA-VARI
Hoe kan men deze drie guas ontstijgen? In antwoord op deze derde vraag, spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met de woorden m ca. Het woord ca betekent, Mij
alleen. Alleen degenen die dienst leveren aan Mij, ymasundara, wie Paramevara ben,
worden brahma-bhyya oftewel geschikt om Mijn spirituele natuur te ervaren. Dit wordt
bewezen door het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord ekay in de verklaring:
bhaktyham ekay grhya, Ik wordt alleen bereikt door ekntika-bhakti (rmadBhgavatam 11.14.21).
Volgens Gt (7.14): mm eva ye prapadyante mym et taranti te, Alleen degenen die
zich overgegeven hebben aan Mij, steken my (de begoochelende externe energie) over.
Er wordt ook benadrukt door het woord eva dat brahma, het Geestelijke, op geen enkele
andere manier ervaren kan worden dan met behulp van bhakti. De strekking van het woord
avyabhicrea (niet afwijkend) is dat bhakti-yoga niet gemengd dient worden met karma,
jna, of enig ander proces. Zelfs nikma-karma dient te worden opgegeven. Verzaak zelfs
jna van Mij. In rmad-Bhgavatam (11.19.1) wordt gezegd: jnan ca mayi sannyaset,
Men dient zowel die kennis als het middel waarmee hij deze kennis verkregen heeft aan
Mij over te geven. Volgens deze verklaring verzaken jns hun jna, zelfs wanneer ze
jna tot in de hoogste graad hebben gecultiveerd, maar er wordt nergens gezegd dat bhaktiyoga verzaakt dient te worden. Alleen bhakti-yoga is avyabhicra (onafwijkend). Daarom
dient jna-yoga, net zoals karma-yoga dient te worden opgegeven, ook opgegeven te
worden wil een persoon zich bezighouden met avyabhicra, of keval-bhakti (exclusieve
toewijding). Er bestaat geen ander middel om de nirgua toestand te bereiken. Er wordt ook
gezegd in rmad-Bhgavatam (11.25.26): Een verrichter van daden (kartt) die beschutting
heeft genomen van Mij, is nirgua. Met andere woorden, alleen ekntika bhaktas zijn vrij
van de geaardheden der natuur.
sttvika krako sag / rgndho rjasa smta
tmasa smti-vibhrao / nirguo mad-apraya
rmad-Bhgavatam (11.25.26)
Iemand in sattva-gua is niet gehecht. Iemand in rajo-gua is extreem gehecht, en
iemand in de geaardheid van tamas verliest zijn geheugen en kan niet langer
onderscheid maken. Maar iemand die beschutting heeft genomen van Mij is nirgua.
Deze loka (11.25.26) omschrijft de karms en jns die onthecht zijn als tat-shacaryasdhakas (sttvika sdhakas), terwijl degenen die beschutting hebben genomen van
Bhagavn als nirgua omschreven worden. Uit deze verklaring wordt begrepen dat Kas
bhaktas de enige echte sdhakas zijn.
Na perfect te zijn geworden in jna en sattva-gua verzaakt te hebben, wordt een jn
gutta, transcendentaal aan de geaardheden. rla rdhara Svmpda zegt, Het woord
ca in deze loka wordt gebezigd om een conclusie aan te duiden. r Madhusdana Sarasvat
schrijft, Alleen degenen die Mij alleen, vara Nryaa, dienen met avyabhicra-bhaktiyoga, exclusieve toewijding zoals beschreven staat in het Twaalfde Hoofdstuk, worden
gutta.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hoe steken de hierboven vermelde mensen die gutta zijn over tot voorbij de drie
guas? In antwoord op deze derde vraag zegt r Bhagavn, Als gevolg van het leveren van
dienst aan Mij in Mijn ymasundara-gedaante met avyabhicr- of ekntik-bhakti-yoga,
steken Mijn bhaktas eenvoudig deze guas over en worden gekwalificeerd om Mijn svarpa
te ervaren. Alleen de bhaktas die beschutting hebben genomen van Bhagavn worden
nirgua. Dit wordt bevestigd in rmad-Bhgavatam (11.25.26): nirguo mad-apraya,
Degenen die exclusieve beschutting nemen van Mij zijn nirgua. Het woord madapraya betekent mad-eka-arano bhakta, Alleen een toegewijde die exclusieve
beschutting van Mij neemt is arita, afhankelijk van Mij, en is nirgua.
In rmad-Bhgavatam (10.88.5) vindt men ook:
harir hi nirgua skt / purua prakte para
wordt zelfs nadat hij mukti heeft bereikt niet n met brahma. In de Chandogya Upaniad
wordt er gezegd dat een brahma-bhta (gerealiseerd persoon) acht kenmerken heeft:
tm pahata-ppn vijaro vimtyur vioko vijighatso pipsu
satya-kma satya-sakalpa so nveavya
(1) Apahata-ppaHij heeft geen relatie met de zondige neigingen van my, zoals
avidy (onwetendheid).
(2) VijaraOmdat hij eeuwig jeugdig is, hoeft hij nooit ouderdom onder ogen te zien.
(3) VimtyuEr bestaat geen mogelijkheid dat hij ooit ontaard raakt.
(4) ViokaHij is vrij van werelds geluk, verdriet, etc.
(5) VijighatsaHij heeft geen verlangen om van zinsobjecten te genieten.
(6) ApipsuHij heeft geen ander verlangen dan het verlangen naar bhagavat-sev, het
dienen van Bhagavn.
(7) Satya-kmaHij is begiftigd met verlangens die bevorderlijk zijn voor Ka-sev,
de dienst van r Ka.
(8) Satya-sakalpaHij bereikt perfectie in wat hij ook maar verlangt.
Volgens de verklaring van Gt (14.17): sattvt sajyate jna, komt jna voort uit
sattva-gua, en daarom zijn jns sttvika. Nadat hij perfectie in jna heeft bereikt, geeft
een jn zijn sttvika aard op en wordt hij vrij van alle guas, dat wil zeggen, hij wordt
nirgua. Maar de speciale kwaliteit van de bhaktas is dat ze vanaf het begin van hun
sdhana vrij zijn van de guas. rmad-Bhgavatam (11.29.34) verklaart:
martyo yad tyakta-samasta-karm
nivedittm vicikrito me
tadmtatva pratipadyamno
maytma-bhyya ca kalpate vai
Nadat hij alle vormen van karma (voorgeschreven plichten) heeft opgegeven, bereikt
een sterveling onsterfelijkheid en wordt Me zeer dierbaar op het exacte moment dat hij
zich volledig aan Mij overgeeft. Op deze manier wordt hij vrij van de invloed van de
geaardheden der natuur.
rla Vivantha Cakravart hkura becommentarieert de lokas: jna viuddha
paramrtham ekam, De non-duale Absolute Waarheid die verstoken is van materile
besmetting geeft ons bevrijding (rmad-Bhgavatam 5.12.11), en martyo yad tyaktasamasta-karm, Die overgegeven sterveling, die alle baatzuchtige verlangens heeft
opgegeven en Mij zijn hele leven heeft geofferd, verwerft vermogens zoals die van Mij
(rmad-Bhgavatam 11.29.34). Hij schrijft: Vanaf het allereerste begin van het sdhana
stadium, wanneer men beschutting neemt van bhagavad-bhakti, begint Bhagavn met Zijn
behandeling van de aragata (overgegeven) bhaktas. Met andere woorden, Hij begint ze
nirgua te maken. Dit houdt in dat een bhakta tijdens zijn beoefening van bhakti
geleidelijk aan systematisch vordert door de stadia van nih (standvastigheid in bhakti),
ruci (smaak hebben voor bhakti) en sakti (diepe gehechtheid aan bhakti en de Opperheer).
Uiteindelijk bereikt hij rati (transcendentale emotie) en wordt hij volkomen nirgua. Op
dat moment heeft hij geen relatie met illusoire dingen zoals zijn lichaam, huis, etc. De
kracht van bhakti is zo onvoorstelbaar dat zelfs wanneer men nog steeds onderricht krijgt,
het transcendentale lichaam, geest en zintuigen van de bhakta door de onvoorstelbare
kracht van bhakti door Mij worden geschapen op een manier die verborgen, of onzichtbaar,
is. Met andere woorden, de jva is niet bekend met dit proces. Evenzo worden zijn illusoire
lichaam, geest en zintuigen verwijderd op een verborgen die niet waar te nemen valt. Dit
toont de glorie van bhakti.
Op dat moment, na te zijn gevestigd in zijn eigen svarpa in Mijn dhma, wordt die jva
gekwalificeerd om de gelukzaligheid van het verlenen van dienst aan Mij te proeven.
rla Vivantha Cakravart hkura heeft op veel plaatsen bevestigd dat een bhakta
zelfs tijdens het sdhana-stadium verlost wordt van de guas. Hoewel dingen zoals een blad,
bloem, fruit, water en candana materile ingredinten lijken te zijn in de ogen van niettoegewijden, worden ze, wanneer ze door de bhaktas met toewijding aan Bhagavn worden
geofferd, nirgua en bereiken ze een bovenzinnelijke aard (aprkta-bhva). Hoeveel meer
geldt dit dan voor de bhaktas die zichzelf volledig offeren? Dit wordt ook bevestigd in r
Caitanya-caritmta, (Antya-ll 4.191):
prabhu kahe vaiava-deha prkta kabhu naya
aprkta deha bhaktera cid-nanda-maya
r Caitanya Mahprabhu zei, Het lichaam van een bhakta is nooit materieel. Het
wordt gezien als transcendentaal, vol spirituele gelukzaligheid.
LOKA 27
cz.kks fg izfr"Bkgee`rL;kO;;L; pA
'kk'orL; p /keZL; lq[kL;SdkfUrdL; p
brahmao hi pratihham / amtasyvyayasya ca
vatasya ca dharmasya / sukhasyaikntikasya ca
SRRTHA-VARI
Men kan de vraag stellen: Hoe kunnen Uw bhaktas de staat van nirgua-brahma,
welke alleen mogelijk is door eenheid met brahma te ervaren, bereiken? In antwoord
hierop spreekt r Bhagavn deze loka die begint het woord brahmao. Ik ben voorwaar de
basis (pratih) van dat brahma en sta bekend als de allerhoogste basis van alles. Aangezien
brahma van Mij afhankelijk is, ben Ik haar toevlucht, of bron. Het woord pratih (basis)
heeft dezelfde betekenis als dit in alle ruti verklaringen, zoals annamaya. Bovendien,
amtasya, Ik ben ook de toevlucht van onsterfelijkheid (amta). Is deze amta hemelse
nectar? Nee! Het betekent, onvergankelijke bevrijding, oftewel, moka. Ik ben ook de
toevlucht van vatasya dharmasya, de eeuwige dharma, en Ik ben ook de toevlucht van
bhakti, de allerhoogste eeuwige dharma (santana-dharma) die eeuwig bestaat in zowel het
stadium van beoefening (sdhana) als perfectionering (siddha). Verder ben Ik prema, die
verkregen wordt door ekntika-bhakti. Dus, aangezien alles van Mij afhankelijk is, kan men
het platform van brahma (gekenmerkt door op te gaan in brahma) bereiken door Mijn
bhajana te verrichten met een verlangen om kaivalya te bereiken. Kaivalya heeft hier
betrekking het opgaan in brahma, een unieke toestand van spiritueel bestaan die verstoken
is van fysieke en mentale activiteiten.
In zijn commentaar op deze loka citeert rla rdhara Svm Ka als zeggend, Ik ben
de pratih (basis, of toevlucht) van brahma, wat inhoudt dat Ik geconcentreerd brahma
ben. Hoewel de zon geconcentreerd licht is, staat hij bekend als de beschutting van licht.
Op dezelfde manier ben Ik, hoewel Ik de gedaante van Ka (ka-svarpa) ben, de basis
(brahmao hi pratihham) van nirviea-brahma, het aspect van de Absolute dat verstoken
is van kenmerken. De Viu Pura bewijst dit punt ook. Viu is de beschutting (raya)
van alle gunstigheid. Hij is zowel de beschutting van citta (bewustzijn) als van de
allesdoordringende tm. In zijn commentaar op deze loka schrijft rla rdhara Svm
ook dat Viu de parama-pratih (de allerhoogste beschutting, of basis) is van Parabrahma,
de alwetende tm. Zoals r Bhagavn zegt in de Gt, Ik ben de pratih (basis) van
brahma.
In de Viu-dharma wordt gezegd, Onder prakti (de materile natuur), purua (de
Genieter) en brahma (de stralengloed van Bhagavn), is alleen purua, Vsudeva, de Heer.
Dit is de conclusie. Diezelfde stra verklaart ook, Net zoals para-tattva Bhagavn Acyuta
ook Parabrahma, de Heer van de onpersoonlijke brahma stralengloed, is, is Hij ook
Paramtm, de Heer van de tm.
Toen r Ka Zijn spel van het terugbrengen van de zonen van de brhmaa
verichtte, zei Hij tegen Arjuna dat Parabrahma Zichzelf uitbreidt als de verschillende
vermogende manifestaties (vibhtis) over het hele universum. O Arjuna, die
geconcentreerde lichtstraling dient gezien te worden als Mijn schitterende svarpa (Harivaa Pura, Viu-parva 114.11.12).
In Brahma-sahit (5.40) wordt ook gezegd, Ik aanbid de oorspronkelijke
persoonlijkheid, r Govinda. Het ongedifferentieerde, onpersoonlijke brahma, dat
beschreven is door de Upaniads is voortkgekomen uit de stralengloed van Zijn ledematen.
Ook in rmad-Bhgavatam (8.24.38), zei Bhagavn Matsya tegen Koning Satyavrata:
Op dat tijdstip zal Ik al uw vragen beantwoorden, en door Mijn genade zal Mijn glorie, die
algemeen bekend staat als Parabrahma, zich in uw hart manifesteren en zult u in staat zijn
om Mij volledig te realiseren.
r Madhusdana Sarasvat schrijft in zijn commentaar: Men kan de volgende twijfel
opwerpen: Hoe kunnen Uw bhaktas, nadat ze Uw bhva (bovenzinnelijke natuur) hebben
verworven, gekwalificeerd worden om die toestand van brahma te bereiken als U
verschillend bent van brahma? Anticiperend op deze vraag, zegt r Bhagavn: brahmao hi
pratihham (pratih houdt in, Ik alleen ben voldoende en volkomen). Aangezien Ik de
basis ben van brahma, zal, wanneer iemand Mij realiseert, zijn realisatie voldoende en
compleet zijn. Realisatie van brahma zit daar bij inbegrepen.
Volgens het Amara-koa woordenboek betekent het woord parypti de meest complete.
Daarnaast is er nog een loka die bewijst dat brahma saviea is. Deze is geschreven door
rla Madhusdana Sarasvat:
par-kta-mana-dvandva para brahman narktim
saundarya-sra-sarvasva vande nandtmajam aham
Ik aanbid de stralende gedaante van de essentie van alle schoonheid, de zoon van
Nanda Mahrja, Parabrahma, die een menselijke gedaante heeft, en die de dualiteit
van mijn geest opzij heeft gezet.
De drie guas zijn ongewenste obstakels op het pad van perfectie. Deze perfectie voor
de jva is anany-bhakti, welke hij alleen kan bereiken wanneer hij vrij is van de drie guas.
Dit is wat er is uitgelegd in dit hoofdstuk.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Veertiende Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Arjuna, die zegt, Als U zegt dat het bereiken van
brahma het ultieme doeleinde is van alle vormen van sdhana, hoe is het dan mogelijk voor
personen die brahma hebben gerealiseerd om van nirgua-prema voor U te genieten? In
antwoord, zegt r Bhagavn, In Mijn eeuwige nirgua toestand, in Mijn svarpa als
Bhagavn, plaats Ik het bewuste zaad, de jva, die van de taastha-akti is, in de schoot van
Mijn jaa-akti (inerte materile energie), die verlicht wordt door Mijn brahma-svarpa (de
stralengloed van Mijn gedaante). Wanneer een baddha-jva (geconditioneerde ziel) naar
hogere en hogere stadia vordert middels zijn cultivatie van jna-yoga, bereikt hij
uiteindelijk Mijn brahma, de Absolute Waarheid, in Mijn persoonlijke gedaante. Dit is de
eerste stap van het nirgua stadium. Voordat hij deze stap bereikt wordt hij in de war
gebracht door nirviea-bhva, gevoelens van onpersoonlijkheid, doordat hij alle
aantrekking tot wereldse diversiteit heeft opgegeven. Deze nirviea-bhva wordt verwijderd
door in dat nirgua stadium gevestigd te raken en door beschutting te nemen van uddhabhakti-yoga. Hij realiseert dan het stadium van cid-viea (spirituele verscheidenheid).
is zoals Sanaka en Vmanadeva, die zich eerst bezonnen over het kenmerkloze
nirviea-brahma door het pad van jna te volgen, verkregen later nectar in de vorm van
nirgua-bhakti-rasa door dit proces van toegewijde dienst. Helaas kunnen degenen die door
hun lagere verlangen gedwongen worden om moka (verlossing) te verwerven zichzelf niet
op de juiste wijze in brahma-tattva vestigen, en daarom bereiken ze geen nirgua-bhakti als
hun hoogste stadium van bereiking. In de vorm van nirgua-saviea-tattva (de Allerhoogste
Godspersoon), ben Ik voorwaar de beschutting van het onpersoonlijke brahma, welke de
allerhoogste bestemming is voor de jns. Mijn ka-svarpa is de toevlucht van alle
onsterfelijkheid, onvergankelijkheid, eeuwigheid, prema in de vorm van nitya-dharma
(eeuwige bezigheid) en de immer gelukzalige toestand van vraja-rasa (de zoete smaak van
Vraja). Deze zijn allemaal verkrijgbaar door beschutting te nemen van Mijn ka-svarpa.
Ik ben die para-tattva die nirgua (boven de materile geaardheden) is en vol van diversiteit
(saviea).
Mukti-pradt sarve viur eva na saaya, Viu alleen is de schenker van
mukti. De rutis zeggen ook: tam eva viditvtimtyum eti, Louter door Hem te kennen,
wordt men bevrijd uit de greep van de dood (vetvatara Upaniad 3.8). Padma Pura
verkondigt: vior anucaratva hi mokam hur manina, De diepzinnige wijzen die het
Absolute hebben gerealiseerd (zij die tattva-dar zijn) zeggen dat moka dienst aan de
lotusvoeten van Bhagavn betekent. En de Skanda Pura verklaart: kaivalya-da para
brahma viur eva santana, Alleen Viu, die het opperste brahma is, gaat onpersoonlijke
eenheid te boven en is eeuwig.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Veertiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK VIJFTIEN
Puruottama-Yoga
Yoga via het Begrijpen van
De Allerhoogste Persoon
LOKA 1
JhHkxokuqokp
~oZewye/k%'kk[ke'oRFka izkgqjO;;e~A
NUnkafl ;L; i.kkZfu ;Lra osn l osnfor~
r bhagavn uvca
rddhva-mlam adha-kham / avattha prhur avyayam
chandsi yasya parni / yas ta veda sa veda-vit
r bhagavn uvcade alvermogende Opperheer zei; rddhva-mlamwiens wortels
omhoog groeien; adha-khamwiens takken naar beneden groeien; avatthamde
heilige banyan-boom; prhuzij [de stras] zeiden; avyayamonvergankelijk;
chandside Vedische hymnes (die de glories van baatzuchtige activiteiten vaststellen);
yasyawiens; parnibladeren; yawie; tamdie boom; vedakent; sahij; vedavitde kenner van de Vedas.
SRRTHA-VARI
Dit Vijftiende Hoofdstuk beschrijft hoe r Ka de gebondenheid aan het materile
bestaan doorsnijdt. Hij is er volledig onthecht van. Het beschrijft hoe de tma, of jva, een
aa (deel) is van vara en dat Ka alleen de purua is die zowel de vergankelijke (kara)
als de onvergankelijke (akara) wezens te boven gaat.
In het vorige hoofdstuk werd gezegd, Degenen die Mij met anany-bhakti aanbidden
transcenderen de guas en worden gekwalificeerd om brahma te ervaren (Gt 14.26). Nu
kan men de vraag stellen, Maar U heeft een menselijke gedaante, dus hoe zal men een
spirituele aard verwerven door U te aanbidden middels bhakti-yoga? In antwoord hierop
zegt r Bhagavn, In werkelijkheid ben ik zeker een mensachtig wezen, maar Ik ben ook de
opperste beschutting en steun van dat brahma. Het Vijftiende Hoofdstuk begint met een
uitleg van dit punt. In Gt (14.26) werd gezegd, Nadat ze de guas zijn ontstegen zullen ze
gekwalificeerd raken om brahma te realiseren.
Wat is dan de aard van deze materile wereld die uit de guas bestaat? Waar is het uit
voortgekomen? Wie zijn de jvas die deze materile wereld oversteken middels het
verrichten van bhakti? Wat is de specifieke betekenis van brahma in de verklaring, Ze
worden gekwalificeerd om brahma te realiseren? Wie bent U, de pratih (beschutting en
basis) van brahma? Deze vragen verwachtend, gebruikt r Bhagavn een sierlijke metafoor
door deze materile wereld te beschrijven als een prachtige banyan (avattha) boom. De
eerste scheut van deze boomnamelijk, de vierhoofdige Heer Brahm, de wortel van de
mahat-tattvais ontsproten aan het zaad van de materile natuur in Satya-loka, het
hoogste domein van het materile universum.
Adha betekent dat de takken van deze boom naar beneden reiken naar zulke planeten
als Svarga, Bhuva en Bh als oneindige devats, Gandharvas, Kinnaras, Asuras,
Rkasas, Pretas, menselijke wezens en dieren, zoals koeien, honden, vogels, insecten en
niet-bewegende levende wezens. Voor de baatzuchtige arbeiders (niet-toegewijden) schenkt
deze boom de viervoudige doeleinden van dharma (religiositeit), artha (rijkdom), kma
(zintuiglijk genot) en moka (verlossing) als haar vruchten. Om deze reden wordt ze uttama
(de beste) genoemd.
Een andere betekenis van het woord adha is dat volgens de visie van bhaktas, deze
materile wereld niet zal bestaan in de toekomst. Met andere woorden, ze is tijdelijk en
onderhevig aan vernietiging. Maar voor niet-toegewijden is ze echter avyayam, eeuwig.
In de Vedas worden verklaringen gegeven die baatzuchtige activiteiten instellen.
Chandsi betekent dat die mensen die weelde verlangen yajas aan Vyu-deva (de
windgod) zullen uitvoeren door een witte geit te offeren, en dat degenen die nageslacht
verlangen yaja aan de elf Indras zullen verrichten. Aangezien vruchtdragende activiteiten
er voor zorgen dat de materile wereld expandeert, zijn ze als de bladeren aan de boom van
de Vedas. Ook wordt er gezegd in Kaha Upaniad (2.3.1), Deze materile wereld is een
eeuwige avattha (banyan) boom. Haar wortels reiken opwaarts en haar takken neerwaarts.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In het vorige hoofdstuk werd uitgelegd dat een jva zich alleen middels bhakti aan r
Ka kwalificeert om het onpersoonlijke brahma te ervaren. Dit komt doordat r Ka
Zelf de enige beschutting (raya) is van brahma, of transcendentie. In het huidige
hoofdstuk wordt puruottama-yoga, yoga via het begrijpen van de Allerhoogste Persoon,
uitgelegd om duidelijk informatie over Kas svarpa te betuigen. r Ka, de oorsprong
van de materile wereld, is de allerhoogste tattva. Zijn vibhinna (afgescheiden deeltjes),
de jvas, erkennen Hem niet, en hebben zo verzuimd om Hem te dienen. Dientengevolge
zijn ze sinds onheuglijke tijden gebonden in de kringloop van geboorte en dood binnen dit
materile bestaan, terwijl ze door de verschillende levenssoorten dolen en de drievoudige
ellende ondergaan. Ze zijn totaal niet in staat om uit de kringloop van het materile bestaan
te ontsnappen omdat ze herhaaldelijk gehecht raken aan de vruchten van hun daden.
In dit hoofdstuk geeft Bhagavn r Ka uit Zijn oorzaakloze genade op een erg
interessante manier onderricht over de aard van deze materile wereld, teneinde deze
hulpeloze jvas uit de kringloop van karma te halen en in hen een gevoel van verzaking
jegens de materile wereld tot stand te brengen. Hij geeft het voorbeeld van een avattha
boom om dit onderwerp op een eenvoudige voor te leggen. Net zoals een avattha-boom
oftewel banyanboom zich enorm uitbreidt met oneindige takken, bladeren, bloemen en
vruchten, expandeert deze materile wereld ook op dezelfde wijze. Haar uiteenlopende
takken zijn de g, Sma, Yaju en Atharva Vedas en haar bladeren zijn de Vedische
hymnes die de middelen instellen voor het vervullen van het verlangen naar onmiddellijk
materieel genot via het verrichten van baatzuchtige activiteiten. Op deze manier lijkt deze
boom van het materile bestaan de vruchten van dharma, artha, kma en moka voor de
baddha-jvas, die gebonden zijn door het resultaat van hun karma, te verlenen.
Het zien van deze boom is zo onmiddellijk bevredigend dat een baddha-jva niet kan
weten dat haar vruchten giftig zijn en wordt hij er tot aangetrokken. Echter, bhaktas die
zich realiseren dat haar vruchten giftig zijn, beschrijven het als een boom die moet worden
omgehakt met het wapen van verzaking. De naam van deze boom, avattha, betekent na
va sthsytiniet bestaand in de toekomst.
Degenen die begrijpen dat de materile wereld tijdelijk is, zijn de kenners der Vedas.
Bhagavn heeft de opvatting van de myvds dat deze materile wereld vals is, of een
droom is, duidelijk weerlegd. Alle verklaringen van stra en r Bhagavn stellen duidelijk
het feit vast dat deze materile wereld een realiteit is en dat deze eeuwig is, maar dat ze
veranderingen ondergaat en periodiek vernietigd wordt
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Bhagavn als zeggend, O Arjuna, als je denkt
dat het beter is om beschutting te nemen van het materile leven door de verklaringen van
de Vedas te volgen, luister dan. Deze materile wereld, die wordt veroorzaakt door karma
(baatzuchtig handelen), is een specifieke soort avattha-boom. Voor degenen die
beschutting nemen van karma is deze boom onvergankelijk (immer bestaand) en haar
wortels verspreiden zich opwaarts. De verklaringen van de Vedas die baatzuchtige
activiteiten instellen zijn haar bladeren, en haar takken verspreiden zich neerwaarts. Dit
betekent dat deze boom de resultaten van de karma van de jva schenkt via Mij, de
Allerhoogste Absolute Realiteit. Degenen die de tijdelijke aard van deze boom kennen,
kennen voorwaar haar wezenlijkheid.
LOKA 2
De bladeren aan de takken van deze boom van de materile wereld, in de vorm van
verschillende zinsobjecten, worden gevoed door de drie guas. Haar takken
verspreiden zich zowel naar de lagere soorten van leven, zoals menselijke wezens en
dieren, als naar hogere soorten, zoals de devas. De wortels van deze boom zijn de
verlangens naar zintuiglijk genot, die zich in toenemende mate naar beneden
verspreiden om de bindende stroom van actie en reactie te genereren in de menselijke
samenleving.
SRRTHA-VARI
De takken van deze boom van de materile wereld verspreiden zich overal. Adha
betekent in de lagere soorten, zoals dieren, en rddhva betekent in de hogere soorten, zoals
de devats. Net zoals een boom wordt gevoed door water op haar wortels te gieten, wordt
deze boom van de materile wereld gevoed door de verschillende neigingen van de guas,
zoals sattva-gua. Zinsobjecten zoals geluid zijn haar twijgjes. Tevens geloven sommigen dat
er een grote schat verborgen gaat onder de oorspronkelijke wortels van de boom. Zoals de
banyan-boom, heeft deze boom ook takken en externe klitten. Hoewel haar oorsprong in
Brahma-loka ligt, bevinden haar wortels zich in de menselijke samenleving. Deze wortels,
die hulp nemen van karma (baatzuchtige activiteiten), breiden zich immer uit. De jva
ondergaat de gevolgen van zijn handelingen door een lichaam in een van de levensvormen
te ontvangen. Vervolgens, bij het verkrijgen van een menselijk lichaam, houdt hij zich bezig
met karma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Vele takken van deze boom nemen steun van tamogua en spreiden zich naar beneden toe uit. Vele takken worden gevoed door rajo-gua en
bevinden zich in het middelste deel van de boom, en verspreiden zich naar buiten toe. En
vele takken worden ondersteund door sattva-gua en spreiden zich naar boven toe uit. Het
materile zingenot vormt de twijgjes van deze takken. De externe lange klitten van deze
boom, zoals die van de banyan-boom, zoeken naar de vruchten van karma en breiden zich
neerwaarts uit.
LOKAS 3-4
u :ieL;sg rFkksiyH;rs
ukUrks u pkfnuZ p laizfr"BkA
v'oRFkesua lqfo:<ewye~
fNok
vl'kL=s.k n`<us
rr% ina rr~ ifjekxrO;a
;fLeu~ xrk u fuorZfUr Hkw;%A
reso pk|a iq#"ka izi|s
;r% izo`fk% izl`rk iqjk.kh
na rpam asyeha tathopalabhyate
nnto na cdir na ca sapratih
avattham ena su-virha-mlam
asaga-astrea dhena chittv
tata pada tat parimrgitavya
yasmin gat na nivarttanti bhya
tam eva cdya purua prapadye
yata pravtti prast pur
nanoch; rpamde vorm; asyavan deze (boom); ihabinnen deze wereld; tath
zoals hierboven beschreven; upalabhyate nais niet waarneembaar; antahaar einde;
nanoch; caook; dihaar begin; nanoch; caook; sapratihbestaand, maar
niet waargenomen; avatthamppal-boom; enamdeze; su-virha-mlamzeer hecht
geworteld; asaga-astreadoor de scherpe bijl der onthechting; dhenaresoluut;
chittvomgehakt hebbend; tatadan; padamplek; tatdie; parimrgitavyammen
dient plichtsgetrouw op zoek te gaan; yasminvan waar; gatbereikt hebbend; na
nivartantizij keren nooit terug; bhyaweer; tamaan die; evavoorwaar; caen;
dyamoorspronkelijk; puruapersoon; prapadyegeven zich over; yatavan waar;
pravttikringloop van geboorte en dood; prastgexpandeerd is; purdeze aloude.
De ware vorm van deze boom van het materile bestaan, zoals hierboven
beschreven, is niet zichtbaar in deze wereld. Haar begin, einde en fundament kan niet
worden nagegaan hier. Daarom dient men, na deze diepgewortelde boom van het
materile bestaan (avattha) te hebben omgehakt met de scherpe bijl van intense
onthechting, op zoek te gaan naar de lotusvoeten van die oorspronkelijke Persoon, r
Bhagavn, die de wortel is van deze beginloze boom van sasra. Wanneer men
eenmaal zijn toevlucht neemt bij Hem, uit wie de kringloop van geboorte en dood in
de materile wereld zich heeft ontplooid, en Hem heeft bereikt, keert men nooit terug
naar deze sasra.
SRRTHA-VARI
In deze sterfelijke wereld kan de svarpa (werkelijke vorm) van deze boom, zoals
hierboven beschreven, zeker niet begrepen worden. Er zijn veel verschillende meningen
over deze boom: Ze is echt, Ze is niet echt, Ze is eeuwig. Omdat deze boom geen limiet
heeft, is ze eindeloos, en omdat ze geen begin heeft, is ze beginloos. Ze heeft ook geen
substraat of steun. Wat is dan haar basis, of fundament? Iemand die verstoken is van tattvajna kan het niet begrijpen. Echter, wat het ook maar mag zijn, dient men deze boom om
te hakken met het wapen van onthechting, wetende dat asaga (onthechting) de enige
remedie is tegen de eindeloze ellende die de jva ondergaat. Men dient dan op zoek te gaan
naar de grote rijkdom die aanwezig is bij haar wortels. Het is met deze bedoeling dat r
Bhagavn deze loka spreekt die de avattha-boom beschrijft. Het woord asaga in de derde
loka betekent hier onthecht zijn van alles. Deze boom omhakkend met de bijl van
onthechting, zou men moeten zoeken naar brahma, de Opperheer, welke de grote rijkdom
en wortel (oorsprong) van de boom is.
Wat is de aard van die oorsprong? In antwoord op deze vraag zegt r Bhagavn, Na
het bereiken van de wortel, of oorsprong, keert men nooit meer terug naar deze tijdelijke
materile wereld.
Hoe hoort men hier naar op zoek te gaan? In antwoord hierop, zegt Hij, Men dient
beschutting te nemen van die oorspronkelijke purua en zich bezig te houden met bhajana
aan Hem uit wie deze materile wereld, die zonder begin is, gexpandeerd is. Daarom is het
noodzakelijk om met bhakti naar Hem te zoeken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Gewone mensen kunnen de realiteit van deze boom van het materile bestaan niet
begrijpen. Dat wil zeggen, ze zijn niet in staat om haar begin, einde en fundament vast te
stellen. Zelfs nadat ze de volgorde begrijpen van hoe deze materile wereld werd geschapen
van het mahat-tattva (de ongemanifesteerde materile energie) tot ahakra (het vals ego),
etc., blijven ze zich nog steeds onbewust van het feit dat Paramevara, de werkelijke
beschutting van iedereen, de oorspronkelijke steun van de materile natuur is. Omdat de
jva gekant is tegen Bhagavn, wordt hij begoocheld door my en is hij gebonden aan het
materile bestaan dat uit de drie guas bestaat. Aangespoord door deze guas, dwaalt hij af
naar de lagere en hogere regionen van deze materile wereld, en raakt hij uiteindelijk
volkomen uitgeput. Hoewel hij de noodzaak voelt om deze boom van het materile bestaan
om te hakken, kan hij haar wortel niet vinden. Het is alleen mogelijk om gehechtheid aan
de materile wereld af te snijden door bhakti te beoefenen in sat-saga. Met dit inzicht geeft
een fortuinlijke jva zich over aan de lotusvoeten van parama-tattva r Hari en begint hij
bhajana aan Hem te verrichten. Als gevolg hiervan raakt hij verlost uit de greep van de
materile wereld en verkrijgt hij eeuwige dienst aan r Bhagavn in Zijn verblijf. Dit wordt
ook beschreven in rmad-Bhgavatam (1.5.18):
tasyaiva heto prayateta kovido
na labhyate yad bhramatm upary adha
tal labhyate dukhavad anyata sukha
klena sarvatra gabhra-rahas
Intelligente mensen dienen enkel te streven naar dat bovenzinnelijke geluk van het
zelf, dat niet bereikt kan worden door van Brahma-loka in de bovenste planeten tot
Sutala-loka in de lagere planeten rond te dwalen. Echter, wat zintuiglijk genot betreft,
wordt dit automatisch verkregen na verloop van tijd, net zoals we na verloop van tijd
leed krijgen, hoewel we daar niet naar verlangen.
Tevens wordt er in rmad-Bhgavatam (11.2.37) gezegd:
bhaya dvitybhiniveata syd
d apetasya viparyayo smti
tan-myayto budha bhajet ta
bhaktyaikayea guru-devattm
De jva heeft zijn geheugen verloren vanwege zijn afkerigheid van Paramevara. Deze
afkeer heeft er toe geleid dat de jva verzonken is geraakt in zinsobjecten, en hierdoor
voelt hij de angst van het identificeren van het zelf met het lichaam. Op deze manier
LOKA 5
fuekZueksgk ftrlnks"kk
v/;kRefuR;k fofuo`kdkek%A
}U}Soeqk% lq[knq%[klaKS&
xZPNUR;ew<k% ineO;;a rr~
nirmna-moh jita-saga-do
adhytma-nity vinivtta-km
dvandvair vimukt sukha-dukha-sajair
gacchanty amh padam avyaya tat
nirmna-mohdie vrij zijn van het opgaan in trots en begoocheling; jita-saga-do
vrij van de tekortkoming van (ontaardende) gehechtheden; adhytma-nityzich altijd
bezighoudend met spirituele praktijken; vinivtta-kmvrij van het zintuiglijke
hunkering; dvandvaivan de dualiteiten; vimuktvolledig bevrijd; sukha-dukhasajaibekend staande als geluk en verdriet; gacchantizij betreden; amhniet
verbijsterd (bevrijde persoonlijkheden); padamverblijf; avyayaonvergankelijk; tat
dat.
Alleen die bevrijde persoonlijkhedendie vrij zijn van trots en begoocheling, die
de ontaarding van valse gehechtheid hebben overwonnen, die zich bezighouden met
het zoeken naar Paramtm, die verlost zijn van het verlangen om van de zintuigen te
genieten en van de dualiteiten van geluk en verdrietbereiken dat onveranderlijke,
eeuwige verblijf.
SRRTHA-VARI
Hoe bereiken degenen die bhakti aan Hem verrichten Zijn verblijf? In antwoord op deze
vraag, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden nirmna-moh.
Adhytma-nity betekent dat degenen voor wie het belangrijk is om onderscheid te maken
tussen wat eeuwig is en wat tijdelijk is zich bezig blijven houden met het nadenken over
Paramtm en de zoektocht naar Hem.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De woorden padam avyayam betekenen hier de eeuwige positie van gelukzaligheid.
Prema-may-sev tot de lotusvoeten van r Bhagavn is de enige eeuwige positie. Om dienst
tot de lotusvoeten van r Bhagavn te verkrijgen in een van de rasas in Zijn dhma, moet
men zich eerst overgeven aan Zijn lotusvoeten. Maar het is niet eenvoudig om zich aan
Hem over te geven. Zolang een jva bedwelmd blijft door het vals ego dat gerelateerd is aan
het grof- en fijnstoffelijke lichaam, denkt hij dat hij zelf de bestuurder van prakti is. In zon
toestand veronachtzaamd hij r Bhagavn en Zijn bhaktas, en aanvaardt hij hun
instructies niet.
Echter, wanneer de materile natuur de jva straft door hem allerlei soorten ellende te
geven, begint hij, door de genade van Bhagavn of Zijn bhakta, te realiseren dat
Paramevara de meester van prakti is en dat hij, het levende wezen, volkomen machteloos
en hulpeloos is. Geboorte en dood, winst en verlies, roem en schande staan allemaal onder
de controle van Paramevara alleen, en de jva is als een marionet in Zijn handen. Wanneer
de jva dit feit realiseert, geeft hij zich over aan de lotusvoeten van Bhagavn. Op dat
moment wordt zijn pad van bhakti gezegend en voortreffelijk. aragati (overgave) is de
enige deuropening naar het spirituele leven, het rijk van bhakti. De hedendaagse niettoegewijde persoon denkt dat dit land, gebied en aarde hem toebehoren, en dat de
maatschappij hun bestuurder is, maar dit is een illusoire opvatting. Zon illusoire opvatting
is de grondoorzaak van alle ellende en gebondenheid.
LOKA 6
De zon, maan en vuur kunnen dat opperste rijk, dat zelfstralend is en al het
andere verlicht, niet verlichten. Wanneer overgegeven personen dat rijk van Mij
bereiken, keren ze niet terug naar deze wereld.
SRRTHA-VARI
Wat is de aard van dat opperste rijk? In antwoord op deze vraag, spreekt r Bhagavn
deze loka die begint met de woorden na tad. Die plek is vrij van leed, zoals hitte en kou, en
is zelfverlichtend.
Die opperste dhma van Mij is superieir aan alle andere en is buiten het bereik van de
materile zintuigen. Het is teja, alverlichtend. In de Hari-vaa Pura wordt gezegd dat
Parabrahma, die superieur is aan brahma, het universum heeft gearrangeerd en het in
verschillende vormen heeft laten verschijnen. O Bhrata! Je dient te weten over die
geconcentreerde lichtstraling van Mij (brahma). Er wordt ook gezegd in Kaha Upaniad
(2.2.15):
na tatra sryo bhti na candra trakam
nem vidyuto bhnti kuto agni
De straling van de zon, het licht van de maan en sterren, en de pracht van bliksem
bestaan daar allemaal niet, om maar te zwijgen van vuur. Alles wordt daar enkel door
Zijn stralengloed verlicht.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De svarpa (intrinsieke natuur) van Bhagavns dhma wordt uitgelegd in de huidige
loka. Nadat men dat verblijf heeft bereikt, keert men nooit meer terug naar de materile
wereld. Dat verblijf wordt niet verlicht door de zon, maan, vuur of bliksem; het is
zelfverlichtend. Dat allerhoogste verblijf wordt Goloka, Ka-loka, Vraja, Gokula of
Vndvana genoemd. Svaya Bhagavn, Vrajendra-nandana r Ka, houdt zich, samen
met Zijn metgezellen, eeuwig bezig met gelukzalig spel en vermaak in Zijn allerhoogste
dhma. Alleen middels de cultivatie van prema-bhakti, of rgnug-bhakti, die specifiek in
de voetsporen treedt van de Vraja-gops, kan men toegang krijgen tot die dhma. Het is
onmogelijk om het op een andere manier te bereiken. r Ka heeft die exacte dhma
aangeduid met de woorden parama mama.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Noch de zon, maan of vuur kan
die onveranderlijke dhma van Mij verlichten. Na die dhma te hebben bereikt, verkrijgt de
jva eeuwige gelukzaligheid. In werkelijkheid is de jva ofwel gebonden aan het materile
bestaan (baddha) of ervan bevrijd (mukta). Door de fout te begaan om het lichaam voor het
zelf aan te nemen, verlangt de jva er in zijn gebonden staat naar om met materie om te
gaan. In de bevrijde toestand proeft de zuivere jva altijd de nectar van Mijn gelukzalige
sev. Om deze toestand te bereiken is het noodzakelijk voor iemand die zich in deze wereld
bevindt om de avattha-boom in de vorm van de materile wereld om te hakken met asaga,
het wapen van onthechting.
Gehechtheid aan wereldse dingen wordt saga genoemd. De aard van degenen die in
staat zijn om gehechtheid op te geven, zelfs terwijl ze zich in deze gewone wereld bevinden,
is nirgua, en alleen zij verkrijgen nirgua-bhakti.
Sat-saga, de associatie van heilige personen, wordt ook asaga genoemd. Daarom
dient een jva die gebonden is in deze materile wereld gehechtheid aan wereldse zaken op
te geven en met behulp van sat-saga zijn gebondenheid aan de materile wereld vanaf de
wortel om te hakken. Men kan wel doen alsof men vairgya (onthechting) beoefent door de
kledij van een sannys te aanvaarden, maar dit zal hun materile verwikkeling niet
werkelijk doorhakken. Wanneer een jva Mijn opperste gelukzalige bhakti aanneemt en alle
verlangens opgeeft die losstaan van Mij, bereikt hij mukti. Met andere woorden, de
vernietiging van zijn gebondenheid aan de materile wereld is slechts een secundair
resultaat van zijn inspanning. Daarom is de bhakti die Ik beschreven heb (in het Twaalfde
Hoofdstuk) het ultieme doeleinde van de jvas die eeuwige gunstigheid verlangen.
In het vorige hoofdstuk werd uitgelegd dat alle soorten empirische jna (kennis)
sagua (besmet door de geaardheden der natuur) zijn, en dat alleen zuivere jna, die als
een hulpmiddel voor bhakti fungeert, nirgua is. In dit hoofdstuk wordt getoond dat alle
soorten vairgya (onthechting) sagua zijn, behalve die vairgya die zich aandient als
bijkomend resultaat van bhakti. Die vairgya is nirgua.
LOKA 7
SRRTHA-VARI
Wat is de aard van de jvas die, door Uw bhakti te verrichten, deze materile wereld
oversteken en Uw dhma bereiken? In antwoord op deze vraag, spreekt r Bhagavn deze
loka die begint met het woord mamaiva. In de Varha Pura wordt gezegd, De
aas (delen) van Bhagavn bestaan uit twee soorten, svaa (persoonlijke expansies of
delen) en vibhinna (afgescheiden expansies of delen). De jvas zijn vibhinna,
afgescheiden deeltjes. De jvas zijn eeuwig, maar in de gebonden toestand vereenzelvigen
ze zich met hun materile lichamen. Op deze manier worden ze gebonden door wereldse
aantrekking middels de geest en de vijf zintuigen. Vanwege dit ego denken ze, Al deze
dingen zijn van mij, en raken ze aangetrokken tot wereldlijkheid alsof ze getrokken worden
door een ketting die aan hun voeten is gebonden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka legt r Bhagavn jva-tattva uit. De jva is een aa (deel) van
Bhagavn, maar men dient te begrijpen wat voor soort aa. De aas van r Bhagavn
bestaan uit twee soorten: sva en vibhinna. Binnen de sva categorie bevindt zich
viu-tattva, oftewel avatras zoals Matsya, Krma, Nsiha en Rma.
Jvas zijn vibhinna-tattva, Zijn afgescheiden deeltjes. Wanneer Bhagavn, die
bestaat uit eeuwigheid, kennis en gelukzaligheid, afgescheiden wordt van alle andere
energien en exclusief begiftigd wordt met Zijn taastha-akti (marginale vermogen), dan
worden deze afgescheiden deeltjes vibhinna-tattva genoemd.
Dit wordt ook op de volgende manier uitgelegd: De jvas worden voortgebracht uit de
jva-akti of taastha-akti, welke niet-verschillend is van Bhagavn, en zij staan bekend als
vibhinna-tattva. Op sommige manieren zijn ze niet verschillend van Bhagavn, en op
andere manieren zijn ze verschillend van Hem. Daarom is hun relatie met Bhagavn er een
van onvoorstelbare en gelijktijdige eenheid en verschil. Deze filosofie wordt acintya-bhedaabheda-tattva genoemd.
De rutis verklaren zeer duidelijk dat de jva geen brahma is: vasanti yatra puru sarve
vaikuha-mrtaya, Mensen die vrij zijn van my kunnen een gedaante verwerven die
geschikt is om in Vaikuha te verblijven, waar ze r Nryaa, de meester van Vaikuha,
dienen (rmad-Bhgavatam 3.15.14). Met andere woorden, na het verkrijgen van srpyamukti (een spirituele aard en gedaante) dienen zij r Nryaa. De woorden van r Ka
in de huidige loka, zoals jva-bhta, mama en santana tonen ook de zinloosheid van
de mening van degenen die zeggen dat deze materile wereld vals is, en dat de jva en
brahma n zijn.
Andere myvds (pratibimba-vds) stellen dat de jva en ook inerte materie een
reflectie van brahma zijn, maar deze opvatting is ook speculatief en zonder basis:
(1) Als brahma allesdoordringend is, hoe kan Hij dan een reflectie hebben?
(2) Wie is de persoon die de reflectie ziet, en waar wordt Hij precies gereflecteerd? Als
de jva als de ziener wordt gezien, en avidy als de plaats van reflectie, moet men het bestaan
van twee dingen die afgescheiden zijn van brahma accepteren, namelijk: de jva en my in
de vorm van onwetendheid. Hoe kan brahma dan ekam evdvityam, n zonder een
gelijke, zijn, en hoe kan Hij allesdoordringend zijn?
(3) Brahma is niet het voorwerp van waarneming, want Hij is zonder energie,
transformatie of kwaliteiten en is nirgua-tattva. Hoe kan het transcendentale brahma
verdeeld worden als zelfs het materile element lucht niet verdeeld kan worden?
Daarom is de myvda filosofie, dat brahma is opgesplitst in deeltjes als de jva
(pariccheda-vda), ook volkomen ongegrond.
stra zegt dat brahma avikr is, verstoken van transformatie. Dit houdt in dat Hij niet
getransformeerd kan worden tot een jva of tot materie. Op grond daarvan zien we dus dat
beide denkbeelden van de myvdspratibimba-vda (de filosofie die stelt dat de jva en
inerte materie een reflectie zijn van brahma) en pariccheda-vda (de filosofie die stelt dat
brahma in deeltjes is opgesplitst als de jva)illusoir zijn. Men kan aanvoeren dat deze
bewering in tegenspraak is met Vedische verklaringen zoals sarva khalv idam brahma,
Alles is brahma, en tat tvam asi, Jij bent dat (jij, de jva, bent brahma). Echter, alle
stras, inclusief de Upaniads en Vednta, leggen uit dat het Bhagavns akti is, en niet
Bhagavn Zelf, dat is getransformeerd tot de jvas en de universums. Bhagavn (brahma) is
niet verschillend van Zijn akti, dus in dat opzicht zijn de jva en deze materile wereld,
welke transformaties zijn van de akti van brahma, ook niet verschillend van brahma.
Dat er een verschil is tussen de jva, brahma en Bhagavn wordt ook duidelijk
vastgesteld door verklaringen van de rutis, zoals nityo nityn cetana cetannm, Hij is
de opperste eeuwige onder alle eeuwige wezens. Hij is het opperste bewuste wezen onder alle
andere bewuste wezens, en door verschillende verklaringen in de Gt. Gt (15.18)
(iii)
yathgne kudr visphuling, .net zoals kleine vonkjes van een vuur alle
kanten opvliegen (Bhad-rayaka Upaniad 2.1.20).
blgra-ata-bhgasya atadh kalpitasya ca, Als men een deeltje ter grootte van
n honderste deel van het puntje van een haar nogmaals door honderd deelt,
wordt dat beschouwd als de afmeting van de jva. Van zulke jvas wordt gezegd
dat ze eeuwig zijn. (vetvatara Upaniad 5.9).
eo ur tm cetas veditavyo, Deze miniscule tm, die rust op de vijf soorten
vitale lucht, dient begrepen te worden via de geest. Het gehele bewustzijn van de
(iv)
(v)
(vi)
(vii)
levende wezens wordt door het hele lichaam uitgebreid middels die vijf soorten
levenslucht, en in de volledig zuivere staat van bewustzijn, openbaart die tm
zich (Muaka Upaniad 3.1.9).
yath samudre vahava tarag, ...zoals er in de oceaan vele golven zijn (Tattvamuktvali 10).
au hi jva prati-deha-bhinnam, De jvtms zijn voorzeker van atomische
afmeting; in elk lichaam bevindt zich een jva (Daa-lok door Nimbarka).
hldiny savidlia sac-cid-nanda vara / svvidy-samvto jva saklea
nikarkara, De Allerhoogste Heer, De Allerhoogste Bestuurder, is de
belichaming van eeuwigheid, kennis en gelukzaligheid, en wordt vergezeld door
de aktis (vermogens) van hldini (plezier) en samvit (bewustzijn). De baddha-jva
(geconditioneerde ziel) wordt echter altijd bedekt door onwetendheid en is dus
een opslagplaats van allerlei soorten beproeving (r Viusvm die geciteerd in
het Bhvrtha-dpik commentaar van rla rdhar Svm op rmadBhgavatam 1.7.6).
ya sarveu bhuteu tihan sarvebhyo bhtebhyo ntaro, De jvtm die verzonken
is in onwetendheid van zijn ware aard ervaart hulpeloosheid gedurende een
veelheid aan leed (Bhad-rayaka Upaniad 3.7.15).
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Als je niet zeker weet hoe de
jvas deze twee toestanden verkrijgen, luister dan. Ik ben Bhagavn, de volkomen
belichaming van sac-cid-nanda. Ik heb twee soorten aa (expansie): sva en
vibhinna. Als sva volbreng Ik lls in gedaantes zoals Rma en Nsiha. Als Mijn
vibhinna manifesteer Ik als jvas, die Mijn eeuwige dienaren zijn. In sva-tattva
bestaat het ego van Mijn Allerhoogste Heerschappij volkomen (aha-tattva). In Mijn
vibhinna echter, heb Ik geen aha-tattva, het ego van het zijn van Paramevara, en
daarom verschijnt er een afzonderlijk, individueel aha-tattva ego. Deze jva, vibhinnatattva, heeft twee toestanden: mukta (bevrijd) en baddha (gebonden). De jva is eeuwig,
ongeacht of hij nu bevrijd of gebonden is. In de bevrijde toestand is de jva volledig
afhankelijk van Mij en heeft hij geen relatie met de materile natuur. In de gebonden
toestand aanvaardt de jva de zes zintuigen (de geest en de vijf externe zintuigen) als de
zijne en identificeert zichzelf ermee terwijl hij zich in het materile lichaam (prakti)
bevindt, wat hij ook als zichzelf beschouwt.
LOKA 8
Net zoals de wind de geur van bloemen en andere substanties met zich meedraagt,
zo ook draagt de belichaamde jva de zes zintuigen en hun verlangens met zich mee
van om het even welk lichaam hij achterlaat naar het lichaam dat hij verkrijgt.
SRRTHA-VARI
Wat doet hij (de jva) wanneer hij aangetrokken wordt door de zintuigen? Deze vraag
verwachtend, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden arra yad
avpnoti. Karma bestuurt welk grofstoffelijk lichaam er ook maar verkregen wordt door de
jva, de meester van het lichaam en de zintuigen. Van welk lichaam hij ook maar vertrekt,
hij draagt deze zintuigen samen met de fijnstoffelijke elementen van zijn vorige lichaam met
zich mee en betreedt dan een nieuw lichaam, net zoals de wind een geur samen met
fijnstoffelijke elementen met zich mee voert vanuit haar bron, zoals een bloemenketting of
sandelhout, naar een andere plaats.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn legt uit hoe een baddha-jva een ander lichaam verkrijgt. Na de dood
houdt zijn gebonden toestand niet op. Totdat een jva vrij wordt van de materile wereld
door r Bhagavn te aanbidden, moet hij herhaaldelijke geboortes nemen in
overeenstemming met de indrukken van zijn voorgaande handelingen. r Bhagavn
gebruikt een analogie om uit te leggen hoe de jva van een oud lichaam naar een nieuw
lichaam gaat. Vyu (de wind) voert de geur van bloemen mee, maar draagt de bloem, die
blijft waar hij is, niet met zich mee. Evenzo geeft de jva zijn grofstoffelijke lichaam prijs op
het moment van sterven en accepteert de beschutting van een ander grofstoffelijk lichaam,
de geest met haar verlangens en de zintuigen met zich meedragend. Op deze manier
accepteert hij herhaaldelijk verschillende lichamen naar gelang de handelingen die hij
verricht, gebaseerd op zijn verlangens. Dit wordt ook beschreven in rmad-Bhgavatam
(11.22.37):
mana karma-maya m / indriyai pacabhir yutam
lokl loka prayty anya / tm tad anuvartate
Het is voorwaar de geest die de indrukken van karma draagt, en samen met de vijf
zintuigen van het ene lichaam naar het andere reist. De tm is verschillend van de
geest, maar hij volgt de geest vanwege ahakra, het vals ego.
Dit wordt ook verklaard door Kapiladeva in rmad-Bhgavatam (3.31.43):
dehena jva-bhtena / lokl lokam anuvrajan
bhujna eva karmi / karoty avirata pumn
Vanwege een specifiek soort lichaam, dwaalt de geconditioneerde materialistische jva
van de ene planeet naar de andere, zijn materile verlangens achtervolgend. Op deze
manier verwikkelt hij zich in baatzuchtige activiteiten en plukt hij daar onophoudelijk
de vruchten van.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Het is niet zo dat iemands gebonden levenstoestand
eindigt na de dood. De jva krijgt een ander grofstoffelijk lichaam in overeenstemming met
zijn voorgaande daden, en na verloop van tijd zal hij ook dat lichaam opgeven. Terwijl hij
van het ene naar het andere lichaam gaat, draagt hij het verlangen om lichamelijke
handelingen te verrichten met zich mee. Net zoals de wind naar een andere plek reist en de
geuren van haar bron, zoals bloemen of sandelhout, met zich mee voert, reist de jva ook van
het ene grofstoffelijke lichaam naar het andere grofstoffelijke lichaam samen met de
subtiele oftewel fijnstoffelijke elementen en de zintuigen.
LOKA 9
Beschutting nemend van de oren, ogen, tong, neus, tastzin en ook de geest, geniet
de jva van allerlei zinsobjecten.
SRRTHA-VARI
Wat doet de jva nadat hij het volgende lichaam heeft bereikt? In antwoord op deze
vraag, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord rotram. Beschutting
nemend van de zintuigen zoals de oren en de geest, geniet hij van zinsobjecten zoals geluid.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
Arjuna zou kunnen zeggen, Ik heb de tattva van hoe de jva zijn lichaam verlaat, hoe hij
er in verblijft, en hoe hij van de zintuigen geniet terwijl er in verblijft, niet goed begrepen.
In antwoord hierop, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord
utkrmantam. Een persoon die verstoken is van wijsheid kan de tm samen met de
zintuigen niet begrijpen, noch wanneer hij het lichaam verlaat, terwijl hij in het lichaam
verblijft, noch terwijl hij van de zinsobjecten geniet. Maar degenen met de ogen van kennis,
jna-caku, kunnen de gebonden staat van de jva realiseren.
LOKA 11
Strevende yogs kunnen deze tm die zich in het lichaam bevindt wel
waarnemen, maar degenen wiens harten onzuiver zijn en die verstoken zijn wijsheid
kunnen de tm niet zien, ook al streven ze daar wel naar.
SRRTHA-VARI
Alleen de strevende yogs die wijsheid bezitten kennen de tm; niet degenen met
onzuivere harten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Wijze yogs kunnen de tm die zich in het lichaam bevindt ervaren, of waarnemen,
door ernaar te streven om bhakti-yoga te beoefenen in de vorm van horen en chanten. Maar
degenen wiens gedachten onzuiver zijn en die verstoken zijn van bhagavad-bhakti kunnen
tm-tattva, de wetenschap van het zelf, niet kennen. Dit is onbegrijpelijk voor hen.
LOKA 12
;nkfnR;xra
rstks
txkl;rsf[kye~A
;PpUefl ;PpkXukS rkstks fof ekede~
yad ditya-gata tejo / jagad bhsayate khilam
yac candramasi yac cgnau / tat tejo viddhi mmakam
yatwelke; ditya-gatamafkomstig van de zon; tejade praal; jagatuniversum;
bhsayateverlicht; akhilamhet gehele; yatdie; candramasiin de maan; yatwelke;
caen; agnauin vuur; tatdie; tejapraal; viddhije dient te begrijpen; mmakam
Mijn.
Weet dat de stralen van de zon die het hele universum verlichten, alsmede de praal
van de maan en vuur van Mij afkomstig zijn.
SRRTHA-VARI
Ik ben het, in de vorm van de zon, maan enzovoorts, die de jva schenkt wat hij maar
nodig heeft in zijn gebonden staat. Dit wordt hier uitgelegd in deze loka die begint met de
woorden yad-ditya-gatam, en ook in de volgende twee Gt-lokas. Als de pracht van de
rijzende zon vanaf de Udaya berg in de ochtend, verlicht Ik het universum zodat de jvas
kunnen aanvangen met het uitvoeren van karma (actie), wat hun openlijke en verborgen
verlangens naar zingenot vervult. De praal van de maan en vuur is ook van Mij, en Ik wordt
ook Srya (de zon), Candra (de maan), etc., genoemd. Ze worden gezien als Mijn vibhtis
omdat ze onderdeel zijn van Mijn grootsheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Een onwetend persoon, die verstoken is van bhakti, verwart het lichaam met het zelf.
Hij kan niet begrijpen dat Paramevara de oorspronkelijke oorzaak is achter het bestaan, of
de manifestatie, van alle objecten, wezens, gevoelens, elementen, handelingen en
eigenschappen van deze wereld. Hij denkt dat aarde, water, vuur, lucht, ether, maan, zon
enzovoorts de grondoorzaak van alle bestaan is. Hier zegt r Ka duidelijk dat de zon,
maan, vuur en elektriciteit zich uit Hem alleen manifesteren. Het is Bhagavn alleen die
genot en bevrijding schenkt aan de jva. Hij schept zichtbare en onzichtbare variaties van
genot voor de jvas door de zon, maan, enzovoorts te bezielen met een gedeeltelijk aspect
van Zijn luister.
Door vibhti-yoga te volgen zoals hier wordt uitgelegd door r Bhagavn Zelf, kan een
jva die bhakti-yoga beoefent de bovenstaande tattva gemakkelijk begrijpen. Echter, een jva
die begoocheld wordt door my kan deze waarheid nooit realiseren. Volledig bestuurd door
het wereldse vals ego, tracht hij tevergeefs om controle over alle dingen, zoals water, vuur,
zon, maan en wind te bewerkstelligen, teneinde ze uit te buiten voor zijn eigen materile
genot. Het beste voor hem is om deze vruchteloze inspanningen op te geven en het proces
van bhakti te volgen door zich over te geven aan Bhagavn. Alleen door dit eenvoudige en
gemakkelijke proces kan hij eeuwige vrede en geluk verkrijgen, anders niet.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Als je zegt, een jva die zich in
deze materile wereld bevindt is niet in staat om zich te beraden op iets anders dan materie,
dus hoe is het mogelijk voor hem om na te denken over bewuste realiteit?, dan is het
antwoord dat de pracht van Mijn spirituele bestaan ook in deze materile wereld is. Door er
steun van te nemen, is het mogelijk om geleidelijk aan een spirituele staat te bereiken die
resulteert in de vernietiging van de materile staat. De straling van de zon, maan en vuur
welke de hele wereld verlicht is echt alleen van Mij afkomstig.
LOKA 13
xkekfo'; p Hkwrkfu
/kkj;kE;gekstlkA
iq".kkfe pkS"k/kh% lokZ% lkseks HkwRok jlkRed%
gm viya ca bhtni / dhraymy aham ojas
pumi cauadh sarv / somo bhtv rastmaka
gmde aarde; viyabezielend; caen; bhtnibewegende en niet-bewegende
levende wezens; dhraymihoud in stand; ahamIk; ojasdoor Mijn vermogen;
pumiIk voed; caen; auadhmedicinale planten; sarvalle; somamaan;
bhtvwordend; rasa-tmakade belichaming van nectar.
Door de aarde te bezielen met Mijn vermogen, ondersteun Ik alleen alle levende
wezens. Ik voed alle medicinale planten door de maan, de belichaming van nectar, te
worden.
SRRTHA-VARI
Door de aarde te bezielen met Mijn akti, ondersteun Ik alle bewegende en nietbewegende levende wezens. Ik alleen word Candra, de nectargelijke maan, al het
plantenleven voedend.
LOKA 14
Als het vuur der vertering in de lichamen van de levende wezens, verbind Ik Me
met de uitgaande en inkomende lucht teneinde de vier soorten voedsel te verteren.
SRRTHA-VARI
In de vorm van het spijsverteringsvuur gecombineerd met zijn stimulator, de pra en
apna lucht, verteer Ik de vier soorten voedsel die gekauwd, gedronken, gelikt en gezogen
worden. Voedsel dat met de tanden gebroken wordt, zoals kikkererwten, etc., is gekauwd
voedsel. Kandij wordt gelikt, suikerriet wordt gezogen en suikerrietsap wordt gedronken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alle belichaamde wezens, van de worm tot aan de mens, hebben niet eens het
onafhankelijke vermogen om hun voedsel te verteren. r Bhagavn zegt, In de vorm van
het vuur van spijsvertering, verteer Ik het voedsel in de lichamen van de jvas. Wat kan
iemand die zelfs niet in staat is om zijn voedsel te verteren dan eigenlijk doen? Het is
essentieel dat men zich overgeeft aan de lotusvoeten van Bhagavn en het vals ego van het
vertrouwen op zijn eigen kracht en intelligentie opgeeft. Het dient ook begrepen te worden
dat het louter Paramevara is die de aarde binnengaat en alle levende wezens in stand houdt
door Zijn vermogen. Niets is mogelijk zonder Zijn vermogen.
LOKA 15
Ik bevind Me als Antarym in de harten van alle levende wezens. Van Mij alleen
komt heugenis, kennis en vergeetachtigheid. Door alle Vedas dien Ik alleen gekend te
worden. Voorwaar, Ik ben de samensteller van Vednta en de kenner van de Vedas.
SRRTHA-VARI
Net zoals Ik vaivnara ben, oftewel het verterende vuur in de maag, ben Ik, Antarym
(de Superziel), de harten van alle bewegende en niet-bewegende levende wezens
binnengegaan als het principe van geheugen. Van Mij komt herinnering van de dingen die
men eerder ervaren heeft, en wanneer de zintuigen in aanraking komen met de
zinsobjecten, komt kennis. Verlies van geheugen en kennis vinden ook plaats vanwege Mij.
Nadat r Bhagavn de hulp uitlegt die Hij verleent aan de jva in zijn gebonden staat, gaat
Hij door met uit te leggen hoe Hij maatregelen treft voor de jva om de bevrijde toestand te
bereiken. Ik ben de samensteller van Vednta middels Mijn avatra Veda-vysa, en daarom
ken Ik alleen de betekenis van de Vedas. Met andere woorden, niemand behalve Mij kent
die betekenis.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die het volgende zegt, Ik bevind Me als
vara, of de Superziel, in de harten van alle jvas. Naar gelang de resultaten van de
voorgaande daden van de jvas, verkrijgen ze geheugen, kennis en vergeetachtigheid van
van beiden. Daarom ben Ik niet alleen het onpersoonlijke brahma, dat het hele universum
doordringt, maar ook Paramtm, die zich in de harten van alle jvas bevindt en hen de
vruchten van hun karma verleent. Bovendien ben Ik niet alleen de aanbiddenswaardige
brahma en Paramtm van de jvas, maar ben Ik ook hun leermeester, hen eeuwige
voorspoedigheid schenkend middels de Vedas. Ik ben Bhagavn, en Ik alleen dien gekend
te worden door alle Vedas. Ik ben de samensteller en kenner van Vednta. Daarom
manifesteer Ik me als brahma, de hele materile wereld doordringend voor de hoogste
eeuwige voorspoedigheid van de jvas. Als vara of Paramtm verblijf Ik in de harten van
alle jvas, en als Bhagavn schenk Ik het allerhoogste transcendentale doel. In deze drie
manifestaties verlos Ik de baddha-jvas.
LOKA 16
SRRTHA-VARI
Aangezien Ik alleen de kenner van de Vedas ben, zal Ik in het kort de essentie van de
Vedas spreken. Luister aandachtig. Aldus spreekt r Bhagavn deze en de volgende twee
lokas, hier beginnend met de woorden dvv imau.
In dit universum, dat uit veertien planetenstelsels bestaat, zijn er twee bewuste puruas
(wezens). Wie zijn zij? In antwoord hierop, zegt r Bhagavn, Iemand die verzuimt om
volgens zijn wezenlijke identiteit te handelen is kara-jva, het feilbare levende wezen, en
Hij die nooit van Zijn eigen svarpa valt is akara-brahma, het onvergankelijke en
onfeilbare wezen. De rutis zeggen, Brhmaas, die brahma kennen, noemen Hem
akara. Ook in de Smtis wordt alleen brahma akara genoemd: akara brahma paramam.
Wederom, om specifiek de betekenis van de woorden kara en akara uit te leggen, zegt
r Bhagavn: sarvi bhtni. Het is louter uit onwetendheid, die heeft bestaan sinds
onheuglijke tijden, dat de jva verzuimt om te handelen in overeenstemming met zijn
oorspronkelijke, spirituele identiteit. Gebonden door zijn karma, doolt hij door alle soorten
van leven beginnend vanaf Heer Brahm tot aan de niet-bewegende wezens. De tweede
purua is echter akara (onfeilbaar), en is ka-stha (onveranderlijk). Volgens het Amarakoa woordenboek betekent ka-stha iemand wiens eeuwige svarpa nooit verandert maar
altijd hetzelfde blijft.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Als je zegt dat prakti, de
materile natuur, n is, dan heb je het goed begrepen, Arjuna. Maar indien je niet
begrepen hebt hoeveel puruas er zijn, luister dan. In werkelijkheid zijn er slecht twee
puruas in deze wereld: kara en akara. De bewuste jvas die uitstralen als vibhinna
(afgescheiden deeltjes) van r Bhagavn zijn kara-purua. De jva wordt kara-purua
genoemd omdat hij van nature taastha, oftewel marginaal, is; vandaar dat hij de neiging
heeft om van zijn wezenlijke positie te vallen. De onfeilbare persoonlijke expansies van de
Heer, sva-tattva, vallen nooit van Hun svarpa. Zij worden akara-purua genoemd.
Een andere naam voor akara-purua is ka-stha-purua (de onveranderlijke
persoonlijkheid). De ka-stha-purua manifesteert zich op drie manieren:
(1) Brahmade akara-purua die het hele universum doordringt, en het negatieve
aspect is van het gemanifesteerde universum. Brahma is geen onafhankelijke tattva.
(2) Paramtmde gedeeltelijke manifestatie van transcendentie en de toevlucht en
inwonende getuige van de bewuste jva in het universum. Aangezien Hij ook een
tattva is die alleen gerelateerd is aan het universum, is ook Hij geen onafhankelijke
tattva.
LOKA 17
Er is echter een andere superieure akara-purua die bekend staat als Paramtm.
Hij is vara, de onveranderlijke bestuurder die de drie werelden binnengaat en ze in
stand houdt.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn heeft brahma, de aanbiddenswaardige werkelijkheid van de jns,
uitgelegd. Nu, in deze loka die begint met het woord uttama, legt Hij Paramtm, het
aanbiddenswaardige doel van de yogs, uit. Het woord tu (maar) duidt op een kenmerk dat
duidelijk verschillend is van de eerder beschreven akara-purua (brahma). In Gt (6.46)
werd gezegd dat yogs superieur zijn aan jns: jnibhyo pi mato dhika karmibhya
cdhiko yog. Uit deze verklaring wordt begrepen dat de Absolute Realiteit zich op een
superieure en specifieke manier manifesteert naar gelang de vordering en specialiteit van de
aanbidder.
Paramtm-tattva wordt als volgt uitgelegd: Hij die vara (de bestuurder) is en de drie
werelden binnengaat, steunt en in stand houdt maar wie avyaya (zonder transformatie) is,
is Paramtm.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, De tweede akara (onfeilbare) purua, Paramtm, is
superieur aan de eerste akara-purua, brahma. Hij is vara en Hij betreedt drie werelden
en raakt daar gesitueerd als hun instandhouder.
LOKA 18
;Lekr~
{kjerhrksge{kjknfi
pkske%A
vrksfLe yksds osns p izfFkr% iq#"kkske%
yasmt karam atto ham / akard api cottama
ato smi loke vede ca / prathita puruottama
yasmtomdat; karamaan de feilbare; attatranscendentaal; ahamIk; akart
aan de onfeilbare; apizelfs; caen; uttamasuperieur; atadaarom; asmiIk ben;
lokein de wereld; vedein de Vedas; cabeide; prathitavermaard; purua-uttama
de Allerhoogste Persoon.
Aangezien Ik kara-tattva (de feilbare jva) te boven ga, en ook superieur ben aan
akara-tattva (de andere twee onfeilbare puruas, brahma en Paramtma), sta Ik in
zowel deze wereld als in de Vedas bekend als Puruottama, de Allerhoogste Persoon.
SRRTHA-VARI
Na Paramtm, het aanbiddenswaardige doel van de yogs, te hebben uitgelegd,
beschrijft r Bhagavn nu bhagavat-tattva, de fundamentele waarheid van de Opperheer,
die de aanbiddenswaardige Godheid is van de bhaktas. Van de bhagavat-tattva gedaantes
staat alleen Zijn Ka-svarpa bekend als Puruottama. r Bhagavn spreekt deze loka die
begint met het woord yasmt om de term Puruottama en Zijn oppermacht uit te leggen.
Zijn gedaante is transcendentaal aan de feilbare kara-purua, de jvtm. Hij is ook
superieur aan het onpersoonlijke akara-brahma, en zelfs aan de onveranderlijke, nirvikra
Paramtm. Volgens Gt (6.47): yoginm api sarve / mad-gatenntartman, Degene
die altijd Mijn bhajana verricht met volledig geloof, altijd uitsluitend aan Mij denkend in
zichzelf, is naar Mijn mening de allerhoogste van alle yogs.
De vordering van de sdhakas aanbidding wordt vastgesteld door de superioriteit en
specialiteit van zijn aanbiddenswaardige Godheid. Aangezien r Ka de allerhoogste
manifestatie is van de Absolute Realiteit, is iemand die Hem aanbidt de allerhoogste yog.
Het gebruik van het woord ca stelt Svaya Bhagavn r Ka vast als de allerhoogste van
alle aanbiddenswaardige Werkelijkheden (bhagavat-tattva), superieur aan zelfs Vaikuhantha Nryaa, de Heer van Vaikuha. In rmad-Bhgavatam (1.3.28) zegt r Sta
Gosvm: Sommige persoonlijkheden zijn Zijn gedeeltes, of delen van Zijn gedeeltes, maar
alleen Ka is Svaya Bhagavn. Volgens deze verklaring van Sta Gosvm is Ka de
Allerhoogste Werkelijkheid.
Hoewel de drie woorden brahma, Paramtm en Bhagavn de ene Transcendentale
Realiteit, die sat, cit en nanda is, uitleggen, is er geen verschil in Hun svarpa, ware
wezenlijke aard. In rmad-Bhgavatam (6.9.36) wordt eveneens gezegd: svarpadvaybhvt, Binnenin U zijn er geen twee svarpas. Toch, door de verschillen in
sdhana en in de resultaten die verkregen worden door degenen die brahma, Paramtm en
Bhagavn aanbidden, lijkt er een verschil te zijn in die ene bovenzinnelijke Realiteit. Jna,
yoga en bhakti zijn de respectieve middelen voor de jns, yogs en bhaktas om hun
specifieke doeleinden van brahma, Paramtm en Bhagavn te bereiken. Eigenlijk is het
resultaat van jna en yoga alleen het bereiken van moka, daar waar het resultaat van
bhakti het worden van een liefdevolle metgezel van Bhagavn is. In rmad-Bhgavatam
(1.5.12) wordt gezegd: Brahma-jna (spirituele kennis) in de vorm van naikarmya
(vrijheid van materile affiniteit) is niet erg mooi of voorspoedig wanneer het verstoken is
van bhakti aan Bhagavn. En in rmad-Bhgavatam (10.14.5) wordt gezegd: O grote
persoonlijkheid, in het verleden waren er vele yogs in de wereld die al hun activiteiten aan
Uw lotusvoeten offerden wanneer ze U niet konden bereiken via de processen van yoga
enzovoorts. Alleen dan konden ze bhakti aan U verkrijgen, waarmee ze Uw svarpa
realiseerden, en erg eenvoudig Uw opperste verblijf bereikten.
Uit deze verklaringen wordt begrepen dat men zonder bhakti geen moka kan bereiken
middels de processen van jna en yoga. Het is noodzakelijk voor de aanbidders van brahma
en Paramtm om bhagavad-bhakti te verrichten als ze perfectie willen bereiken in de
resultaten van hun respectieve beoefening. In rmad-Bhgavatam (11.20.31) wordt vermeld:
Voor iemand in deze wereld die zich bezighoudt met bhakti-yoga aan Mij, worden de
processen van jna en vairgya niet gezien als het middel om de hoogste perfectie te
bereiken. Verder verklaart rmad-Bhgavatam (11.20.32-33): Welke resultaten men ook
maar bereikt door het verrichten van zulke processen als karma, tapasy, jna en vairgya,
kunnen Mijn bhaktas eenvoudig verkrijgen via het proces van bhakti, of het nu Svarga,
moka, Mijn Vaikuha-dhma of wat dan ook is. Iemand die beschutting neemt van r
Nryaa bereikt de vier doelen van het leven (dharma, artha, kma en moka) zonder
aparte sdhanas te verrichten om ze te bereiken.
Men ziet dat men door het aanbidden van Bhagavn de resultaten van Svarga, mukti of
prema kan bereiken, maar men kan geen prema verkrijgen door aanbidding van brahma en
Paramtm. Ook al verschillen brahma en Paramtm niet van Bhagavn op basis van
tattva, wordt Bhagavn niettemin als superieur beschouwd.
Een vlam, een lamp en een groot vuur zijn allemaal lichtgevende dingen en dus niet
verschillend van aard, maar toch is het grote vuur het meest effectief in het verwijderen
van het leed van degenen die kou lijden. En superieur aan het laaiende vuur is de zon.
Evenzo is Bhagavn r Ka de allerhoogste Absolute Realiteit. Moka, in de vorm van
nirva, het samensmelten met brahma, de stralengloed die van Kas gedaante afkomstig
is, wordt verkregen door brahma perfect te aanbidden. r Ka verleent dit zelfs aan
degenen die afgunstig zijn op Hem en die zeer zondig zijn, zoals Aghsura, Baksura en
Jarsandha. Daarom heeft rla rdhara Svm toepasselijk commentaar geleverd op de
verklaring, Ik ben het draagvlak van nirviea-brahma.
rla Madhusdana Sarasvat heeft ook de oppermacht van r Ka bewezen middels
de volgende verklaringen: Sdhakas die willen aanvangen met hun eeuwige goede fortuin
zouden voortdurend de bhajana moeten verrichten van r Kacandra, wiens gedaante in
de rutis wordt beschreven als bestaande uit sac-cid-nanda, wiens gelaatskleur als die van
verse regenwolken is, die het sieraad is van de Vraja-gops, die voor intelligente mensen het
middel is om de oceaan van de materile wereld over te steken, en wiens avatras lls
verrichten teneinde de last van de aarde te verwijderen. Ik ken geen andere Realiteit die
superieur is aan de lotus-ogige r Ka, die een gezicht heeft als een volle maan, die
getooid gaat met een fluit in Zijn handen, die gele kleding draagt, en wiens lippen
roodachtig zijn zoals bimba fruit. Verschillende stras leveren bewijs van de
wonderbaarlijke glories van r Ka. Degenen die dit niet kunnen verdragen zijn dwazen
en bestemd voor de hel.
Met deze verklaringen heeft rla Madhusdana Sarasvat de voortreffelijkheid van r
Ka vastgesteld. Daarom is het ongepast voor iemand om te uiten dat hij het niet eens is
met deze uitleg van deze drie Gt-lokas beginnend met dvv imu (15.16-18).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Dit onderwerp is duidelijker beschreven in rmad-Bhgavatam (1.2.11):
vadanti tat tattva-vidas tattva / yaj jnam advayam
brahmeti paramtmeti / bhagavn iti abdyate
Degenen die tattva-vit zijn beschrijven die ultieme non-duale substantie als de
Allerhoogste Waarheid. Sommigen kennen die exacte non-duale Absolute Waarheid
(advaya-jna) als brahma, sommigen als Paramtm, en anderen als Bhagavn.
Jns ervaren diezelfde para-tattva als brahma, middels hun beoefening van jnayoga. Yogs realiseren dezelfde realiteit als Paramtm, en de bhaktas zien Hem via bhaktiyoga als Bhagavn. Door aivarya-may-bhakti (bhakti in eerbied en ontzag), realiseren
bhaktas die para-tattva als Vaikuha-ntha Nryaa en leveren ze dienst aan Hem. En
door mdhurya-may-prema-bhakti, het proces van aanbidding in de gemoedstoestand van
Vraja (vraja-bhva), realiseren en dienen toegewijden Hem als Svaya Bhagavn
Vrajendra-nandana ymasundara. Realisatie van brahma, Paramtm en Bhagavn is niet
n en hetzelfde. Er is een gradatie. Van wezenlijke aard zijn water, ijs en mist nwater.
Maar toch wordt water geen ijs of mist wordt genoemd, noch wordt ijs mist of water
genoemd. Op dezelfde manier is Svaya Bhagavn r Ka het toppunt van para-tattva.
De eerste realisatie van die para-tattva is brahma, de tweede realisatie is Paramtm, en de
derde realisatie is Svaya Bhagavn. Deze drie inzichten zijn niet hetzelfde. Daarom wordt
Parabrahma in stra beschreven als superieur aan brahma. Dit is erg duidelijk uitgelegd in
Gt (14.27): brahmao hi pratihham, Ik alleen ben de basis van die nirviea-brahma.
Het bijvoeglijk naamwoord param voor brahma en voor tm stelt de superioriteit van
Parabrahma en Paramtm ten opzichte van respectievelijk brahma en tm vast. Maar het
bijvoeglijk naamwoord param wordt nooit gebruikt vr het woord Bhagavn. Daarom is
Svaya Bhagavn alleen de allerhoogste limiet van para-tattva; Paramtm en brahma zijn
slechts Zijn twee manifestaties. De lichamelijke uitstraling van Ka wordt brahma
genoemd, en het gedeelte van Zijn deel wordt Paramtm genoemd.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, De derde en allerhoogste akarapurua wordt Bhagavn genoemd. Ik ben die exacte bhagavat-tattva. Ik ben transcendentaal
aan kara-purua (de jva), en Ik ben zelfs superieur aan de twee andere akara-puruas:
brahma en Paramtm. Ik wordt daarom geroemd als Puruottama, de Allerhoogste Persoon,
zowel in deze wereld als in de Vedas. Deze siddhnta dient begrepen te worden: er zijn twee
puruas, kara (feilbaar) en akara (onfeilbaar). Akara-purua heeft drie manifestaties. De
algemene manifestatie is brahma, een hogere manifestatie is Paramtm, en de allerhoogste
manifestatie is Bhagavn.
LOKA 19
SRRTHA-VARI
Iemand zou de twijfel op kunnen werpen dat filosofen het niet eens zijn met de
betekenis die r Bhagavn heeft vastgesteld. In antwoord daarop zegt r Bhagavn, Zij
ruzin omdat ze begoocheld zijn door Mijn my. Sdhus zijn echter niet begoocheld. Om
de kenmerken van zulke vrome personen uit te leggen, spreekt Hij deze loka die begint met
yo mm. Asammha betekent degenen die niet misleid zijn door de meningen van
verschillende filosofen. Hoewel degenen die Mij kennen als Puruottama, de Allerhoogste
Persoon, hebben misschien niet de stras bestudeerd, maar in feite weten zij alles (sarvavid), eenvoudigweg omdat ze de ware betekenis van alle stra kennen. Echter, degenen die
alle stras bestuderen en ze aan anderen leren zonder Mij op deze manier te begrijpen, zijn
begoocheld en volkomen dwaas. Alleen degenen die Mij werkelijk kennen als Puruottama
aanbidden Mij met hun ziel en zaligheid. Anderen houden zich niet echt bezig met Mijn
bhajana, ook al lijkt het alsof ze dat wel zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na het uitleggen van paramtm-tattva, het aanbiddenswaardige doel van de yogs, legt
Bhagavn r Ka Zelf nu Zijn Puruottama-tattva (essentile waarheid betreffende de
Allerhoogste Persoon) en zijn glories uit. Hij staat bekend als Puruottama, omdat Hij
transcendentaal is aan kara-purua (de jva), en ook superieur is aan de andere twee
akara-puruas (brahma en Paramtm). Hij is daarom de beschutting van zowel de jvtm
als Paramtm. Dit wordt bewezen op verschillende plaatsen in de Gt. De kwaliteit van de
aanbidder (upsaka) wordt begrepen middels de uitmuntendheid van zijn
aanbiddenswaardige Godheid (upsya). Gt (6.47) verklaart ook: raddhvn bhajate yo
m sa me yuktatamo mata, Men zegt dat de bhakti-yogs die zich met geloof bezighouden
met de bhajana van Bhagavn superieur zijn aan alle soorten yogs. Daarom is de
oppermacht van Bhagavn, het aanbiddenswaardige doel van de bhaktas, vastgesteld boven
alle andere. In rmad-Bhgavatam (1.3.28) wordt ook gezegd: ete ca-kal pusa kas
tu bhagavn svayam. Ka is de oorspronkelijke Persoonlijkheid Gods.
In r Bhakti-rasmta-sindhu wordt ook gezegd dat, hoewel er vanuit het perspectief
van tattva geen verschil bestaat tussen de svarpa van r Nryaa en die van r Ka, de
svarpa van r Ka vanuit het perspectief van rasa superieur is:
siddhntatas tv abhede pi ra-ka svarpayo
rasenotkyate ka-rpam e rasa-sthiti
Bhakti-rasmta-sindhu, Oostelijke Divisie (2.32)
Hoewel er volgens siddhnta geen verschil is tussen r Ka en r Nryaa, is r
Ka vanuit het oogpunt van rasa superieur. Dit is de glorie van rasa.
LOKA 20
bfr
xqrea
'kkL=feneqa
e;ku?kA
,rn~cqn~/ok c`feku~ L;kr~ rR;'p Hkkjr
iti guhyatama stram / idam ukta maynagha
etad buddhv buddhimn syt / kta-ktya ca bhrata
itiop deze manier; guhyatamammeest vertrouwelijk; stramstra, geschrift; idam
deze; uktamis gesproken; maydoor Mij; anaghaO zondeloze; etatdit; buddhv
begrepen hebbend; buddhimnverlicht; sytmen wordt; kta-ktyavolledig voldaan;
caen; bhrataO Bhrata.
O zondeloze Bhrata, hierbij heb Ik het meest vertrouwelijke geheim van stra
onthuld. Intelligente personen worden volledig verlicht en gezegend door dit te
begrijpen.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn besluit dit hoofdstuk met deze loka die begint met het woord iti. r
Bhagavn zegt, In deze twintig lokas, heb Ik de meest geheime doctrine van stra ten
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Tot besluit van dit onderwerp heeft r Bhagavn gezegd dat puruottama-yoga, zoals
beschreven in dit hoofdstuk, dat gedeelte van stra is dat de meest vertrouwelijke kennis
bevat. De strekking van deze verklaring is dat niemand behalve de bhaktas kennis van deze
tattva kan bevatten. Aangezien Arjuna een zeer dierbare bhakta van Bhagavn is, onthult
r Bhagavn kennis van deze meest vertrouwelijke werkelijkheid aan hem alleen. De
levens van degenen die in staat zijn om kennis te verkrijgen van deze geheime tattva door
de genade van de bhaktas zijn gezegend.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, O zondeloze, deze puruottama-yoga
is voorwaar het meest vertrouwelijke onderricht in stra. Door dit te weten wordt een jva
verlicht en gezegend. O Bhrata, alle obstakels in verband met de correcte opvatting van
raya (het verblijf, de jva) en viaya (het doel van bhakti) worden verdreven wanneer men
deze yoga begrijpt. Bhakti is de zegenrijke activiteit van de tm. Om het proces van bhakti
op juiste wijze uit te voeren, zijn er twee factoren uiterst noodzakelijk: de zuiverheid van de
jva die de raya van toewijding is, en de volkomen manifestatie van Bhagavn, die zijn
viaya is. Zolang de jva het idee heeft dat brahma en Paramtm gelijk zijn aan Bhagavn
(bhagavat-tattva), kan hij het proces van viuddha-bhakti (zuivere toewijding, de functie van
zijn onvermengde bestaan) niet aannemen. Het proces van bhakti wordt alleen uitgevoerd
in zijn zuiverste vorm wanneer hij r Ka als Puruottama en para-tattva realiseert.
Gedurende het sdhana-stadium van bhakti-yoga, dienen vier grote anarthas (obstakels
op het pad van het spirituele doel) verwijderd te worden via de kracht van het beschutting
nemen van de Heer, dat wil zeggen, door de takken van uddha-bhajana te verrichten, en
door sdhu-saga. Van deze vier anarthas, is de derde hdaya-daurbalya, of zwakte van hart,
die ontstaat uit gehechtheid aan de materile wereld. Binnen deze hdaya-daurbalya is de
jvas eerste zwakte van hart zijn verlangen om van my te genieten door de vrijheid die
Bhagavn hem verleende in zijn zuivere stadium te misbruiken. Later, al ronddolend in de
materile wereld, ontwikkelt hij zijn tweede zwakte van hart, namelijk de gehechtheid aan
zinsobjecten. Alle andere anarthas komen voort uit deze twee zwaktes van hart.
De eerste vijf lokas leggen de kenmerken uit van zuivere verzaking die deze
bovenstaande zwaktes vernietigt. Vanaf de zesde loka tot aan het einde van dit hoofdstuk
wordt beraadslaging gegeven over puruottama-tattva (de fundamentele waarheid van de
Opperpersoon) samen met yukta-vairgya (gepaste verzaking) die opgewekt wordt door
bhakti. Dit hoofdstuk beschrijft het verschil tussen inerte materie en het spirituele, en
presenteert een beraadslaging over verschillende manifestaties van bewuste Werkelijkheid.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Vijftiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK ZESTIEN
Daivsura Sampada-Yoga
Yoga via het Onderscheiden van
Goddelijke en Demonische Eigenschappen
LOKAS 1-3
JhHkxokuqokp
vHk;a lola'kqfKkZu;ksxO;ofLFkfr%A
nkua ne'p ;K'p Lok/;k;Lri vktZoe~
vglk lR;eks/kLR;kx% 'kkfUrjiS'kque~A
n;k Hkwrs"oyksyqIRoa eknZoa hjpkiye~
rst% {kek /k`fr%'kkSpeksgks ukfrekfurkA
HkofUr lEina nSohefHktkrL;Hkkjr
r bhagavn uvca
abhaya sattva-sauddhir / jna-yoga-vyavasthiti
dna dama ca yaja ca / svdhyyas tapa rjavam
ahis satyam akrodhas / tyga ntir apaiunam
day bhtev aloluptva / mrdava hrr acpalam
SRRTHA-VARI
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De daivika en surika eigenschappen en neigingen die in het vorige hoofdstuk in het
kort werden beschreven worden nu in detail beschreven. Doordat ze verstrikt zijn in het
netwerk van my, nemen personen van een surika aard geboorte in verschillende surika
levenssoorten die in ellende en pijn uitmonden. Aan de andere kant steken degenen met
een daivika natuur, begiftigd zijnde met goddelijke kwaliteiten, de ellendige oceaan van
geboorte en dood over, en vorderen geleidelijk aan op het meest voorspoedige pad middels
het proces van bhagavad-bhakti. Uiteindelijk proeven ze de gelukzaligheid van nectargelijke
dienst aan Bhagavn in Zijn dhma. Zulke bevrijde personen worden nooit meer gebonden
door deze materile wereld; dat wil zeggen, zij komen nooit meer ten val. De veelheid aan
goddelijke eigenschappen die hier vermeld worden kunnen zich enkel manifesteren in
verheven personen die geboorte nemen op een gunstig tijdstip van ouders die gunstige
eigenschappen bezitten, en die de garbhdhna-saskra, het proces van het verwekken
van nageslacht volgens Vedische richtlijnen, hebben ondergaan. Dit is de geheime
betekenis van het woord abhijtasya in de bovenstaande loka. Ouders horen geen kinderen
te verwekken zoals honden en katten dat doen. r Ka heeft Zelf gezegd in de Gt dat
Hij dat seksleven is dat goede kinderen voortbrengt. Daarom is het seksleven niet verboden,
maar wanneer het louter voor dierlijk zingenot wordt gedaan, is het van een helse aard.
In het varrama-systeem wordt een sannys beschouwd als de meest vooraanstaande
guru van de vier varas en ramas van de samenleving. [de vier varas, of beroepstakken,
zijn: brhmaasDe priesterlijke klasse; katriyasbestuurders en strijders; vaiyas
boeren en zakenlieden; en drashandarbeiders. De vier ramas, of levenstadia, zijn:
brahmacarde celibataire student; ghastagezinsleven; vnaprasthadegene die zich
terugtrekt uit het wereldse (gezins)leven; en sannysade verzakende levensorde.] De
brhmaa is de guru van de andere drie varas: katriya, vaiya en dra. Alleen een echte
sannys die alle goddelijke eigenschappen bezit is de guru van de brhmaa.
Al zulke goede eigenschappen zijn zichtbaar in uddha-bhaktas (zuivere toegewijden).
Een overgegeven sdhaka van bhakti moet onverschrokken zijn en de vastberaden
overtuiging hebben: Bhagavn is mijn beschermheer en Hij is altijd met mij. Hij ziet en
weet alles en Hij ondersteunt mij. Wanneer een toegewijde dit soort geloof ontwikkelt,
blijft hij volkomen onverschrokken, waar hij ook maar mag verblijven, in een huis of in het
woud. Prahlda Mahrja, Draupad, de vijf Pavas en Haridsa hkura zijn hier
voorbeelden van. r Haridsa hkura bleef onbevreesd, zelfs toen hij op tweentwintig
marktplaatsen in Navadvpa, dat onder het strenge bewind van fanatieke Moslims stond,
geslagen werd door wrede personen van lage afkomst. Nadat ze hem geslagen hadden,
gooiden ze hem in de Ganges, maar hij kwam uit de stroming tevoorschijn met een gezond
lichaam zoals voor hij geslagen werd en keerde weer terug naar zijn bhajana-kura. Toen
Kz (Moslim heerser) en anderen dit zagen, waren ze met stomheid geslagen. Daarom zou
de bhakti-sdhaka altijd onbevreesd moeten zijn.
Sattva-sauddhi betekent de zuiverheid van de tm. De handelwijze van iemand die
bhakti beoefent is zuiver. Vooral de sannys s en brhmacrs, die huis, vrouw en familie
hebben opgegeven, dienen geen intieme relaties met vrouwen te onderhouden. Het is
verboden voor ze om grapjes met ze te maken of zelfs met een vrouw op een afgezonderde
plek te praten. r Caitanya Mahprabhu was erg strikt in dit opzicht. Dit wil niet zeggen
dat Hij een wrok koesterde tegen vrouwen in het algemeen; Hij maakte deze restrictie voor
sannyss en brahmacrs die hun familieleven hebben opgegeven. Voor mannen is de
omgang met vrouwen verboden, en voor vrouwen is de intieme omgang met mannen
verboden. r Caitanya Mahprabhu gaf voor altijd Zijn dierbare toegewijde Choa
Haridsa op omdat hij met een vrouw omging. In n opzicht wordt het kijken naar om het
even welk ding met het verlangen om er van te genieten als str-saga (tuchteloze omgang
de zesentwintig eigenschappen die daiv-sampad worden genoemd. Als men geboorte neemt
op een gunstig tijdstip, ontvangt hij deze kwaliteiten.
LOKA 4
SRRTHA-VARI
Nu legt r Bhagavn de vruchten uit die iemand aan het materile bestaan binden. Het
zich voordoen als een religieus persoon terwijl men niet religieus is wordt dambha,
hypocriet, genoemd. Trots zijn op rijkdom of scholing wordt darpa, oftewel arrogantie,
genoemd. Verlangen om gerespecteerd te worden door anderen en gehechtheid aan vrouw
en familie wordt abhimna, verwaandheid, genoemd. De betekenis van het woord krodha
(woede) is duidelijk. Pruyam betekent wreed of hardvochtig zijn. Ajnam betekent
gebrek aan onderscheidingsvermogen. sur-sampad duidt ook op rkas-sampad (de
eigenschappen van een Rkasa). Iemand die geboren wordt op een tijdstip dat leidt tot
rjasika en tmasika eigenschappen ontvangt zulke eigenschappen dienovereenkomstig.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 5
daivika kwaliteiten.
SRRTHA-VARI
Nu, in deze loka die begint daiv, toont r Bhagavn hoe deze twee aarden
functioneren. Ten eerste, wanneer Arjuna treurt, Ach! Ach! Ik moet wel surika
eigenschappen zoals harteloosheid en woede bezitten, want ik verlang er naar om mij
verwanten te doden met pijlen, zegt r Bhagavn in antwoord daarop, m uca, treur
niet, enzovoorts, om hem soelaas te bieden. Je bent geboren in een dynastie van katriyas.
Dharma-stra staat het toe dat je als katriya hardvochtig en boos bent terwijl je oorlog
voert, maar als je gewelddadig, etc., bent onder andere omstandigheden is dat surika.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Het komt louter door daivika
kwaliteiten dat men moka kan bereiken, en het komt door surika eigenschappen dat men
gebonden raakt aan deze wereld. O Arjuna, door jna-yoga te cultiveren terwijl men
varrama-dharma volgt, bereikt men sattva-sauddhi (de loutering van zijn bestaan). Jij
bent gezegend met daiv-sampad (goddelijke eigenschappen), daar je geboren bent in een
nobele katriya familie. Het is niet surika om je verwanten te doden in een dharmika
oorlog door ze neer te schieten met pijlen, en je in overeenstemming met de richtlijnen van
stra met andere van zulke activiteiten bezig te houden. Nu je dit gehoord hebt, zou je je
verdriet moeten laten varen.
LOKA 6
surika aard.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn geeft een uitvoerige beschrijving van surika eigenschappen aan de
moedeloze Arjuna. De daivika eigenschappen werden uitgebreid beschreven in de serie
lokas beginnend met abhaya sattva-sauddhi.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 7
Degenen die surika zijn begrijpen voorwaar niet wat deugd is, noch hoe ze van
ondeugd kunnen afzien. Reinheid, goed gedrag en waarheidlievendheid worden niet in
hen teruggevonden.
SRRTHA-VARI
Het woord pravtti betekent neiging naar deugd (dharma), en nivtti betekent zich
onthouden van ondeugd.
LOKA 8
vlR;eizfr"Ba
rs txnkgqjuh'oje~A
vijLijlEHkwra fdeU;r~ dkegsrd
q e~
asatyam apratiha te / jagad hur anvaram
aparaspara-sambhta / kim anyat kma-hetukam
asatyamonwerkelijk, valsheid of illusie; apratihamzonder basis; tezij; jagatde
wereld; huzeggen; anvaramzonder een bestuurder; aparaspara-sambhtam
ontstaan uit geslachtsgemeenschap, of automatisch geproduceerd; kimwat?; anyat
andere; kma-hetukamveroorzaakt door lust.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn beschrijft de filosofie van de asuras. Ze zeggen dat materile wereld
asatyam, onwerkelijk, is, en een resultaat van illusie. Dat wat geen basis heeft wordt
apratiha genoemd. Ze zeggen dat net zoals een bloem in de lucht geen basis heeft, de
materile wereld op dezelfde manier geen basis heeft. Anvaram houdt in dat aangezien de
wereld onwerkelijk is, ze niet is geschapen door vara, de Opperheer; integendeel, ze is per
toeval tot stand gekomen zonder enige wederzijdse samenkomst: Net zoals transpiratie
enzovoorts verschijnen, verschijnen ook de levende wezens.
Niet alleen dit, maar ze zeggen dat deze wereld enkel het resultaat is van kma, het
verlangen om zich voort te planten. Aangezien ze beweren dat deze wereld onwerkelijk is,
vinden ze dat ze gemachtigd zijn om er speculatieve uitleg over te geven. Verder beweren
sommigen dat het bewijs dat gegeven wordt in de Vedas en Puras vals is. surika
personen zeggen, trayo vedasya karttro muni-bhaa-nicar, denkers, narren, jakhalzen
en uilen hebben de Vedas samengesteld.
Apratiham wil zeggen dat dharma en adharma niet worden vastgesteld in de Vedas en
dat ze beide het resultaat zijn van illusie. Anvaram houdt in dat zelfs vara verzonnen is
als gevolg van illusie. Als iemand zegt dat deze materile wereld voort lijkt te komen uit de
verbinding van man en vrouw, dan zeggen de asuras in antwoord daarop, aparasparasambtam, dat er helemaal niet zon oorzaak en gevolg achter zit en dat de geboorte van een
kind uit ouders ook een illusie is. Zij zeggen dat wanneer een pottenbakker een pot
vervaardigt uit klei, hij weet wat hij aan het doen is, maar dat wanneer ouders een kind
verwekken, ze niet weten hoe het plaatsvindt; daarom is het proces van het van kinderen
krijgen ook een illusie. O Arjuna, wat kan Ik nog meer zeggen? Asuras zeggen dat
zelfzuchtig verlangen de enige oorzaak van het universum is. Volgens hun logica zijn
atomen, my, de begoochelende materile energie, vara, de Allerhoogste Heer en al het
andere de oorzaak van de schepping van de wereld.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka legt r Bhagavn de filosofie uit van degenen die een surika aard
bezitten. De kern van r Baladeva Vidybhaas commentaar op deze loka luidt als
volgt:
(1) Volgens de mening van de myvds is deze materile wereld asatya, apratihita
en anvara. Ze zeggen dat ze asatya is omdat het een illusie is, net zoals men een
touw voor een slang kan aanzien. Ze zeggen dat ze apratihita is omdat ze geen
basis heeft, net zoals een bloem in de lucht, en dat ze anvara is, omdat vara
niet de oorzaak is van de schepping.
(2) Volgens een bepaalde school van Boeddhistende svabhvavdsis de
materile wereld aparaspara-sambtam, niet ontstaan uit wederzijdse
samenkomst tussen man en vrouw, maar voortgekomen uit de natuur (svabhva).
Ze zeggen dat de natuurlijke en noodzakelijke actie van materie in
overeenstemming met hun inherente eigenschappen het universum voortbrengt
en in stand houdt.
(3) Volgens de filosoof Crvka is deze materile wereld kma-haitukam, ontstaan
uit de stroom van lust tussen man en vrouw.
(4) Volgens de Jains is kma (zelfzuchtig verlangen) de oorzaak van deze wereld. Op
basis van hun speculatieve logica, slaan ze geen acht op de gezaghebbende
Vedische geschriften en trachten ze vruchteloos om de oorzaak van deze
materile wereld vast te stellen.
r Kas verklaring, maydhyakea prakti syate sa-carcaram (Gt 9.10), legt zeer
duidelijk uit dat deze hele materile wereld bestaande uit bewegende en niet-bewegende
wezens onder Zijn supervisie is geschapen door de materile natuur (prakti). Aangezien
deze wereld is geschapen door de wil van Bhagavn, die satya-sakalpa is, oftewel Hij wiens
verlangens uit moeten komen, is ze ook echt maar wel veranderlijk en vergankelijk. De
asuras verzinnen allerlei soorten tijdelijke athestische filosofien omdat ze verstoken zijn
van zuivere en volmaakte wijsheid.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Degenen met een surika temperament noemen deze
wereld asatyaillusoir; apratihitazonder basis; en anvarazonder een Opperwezen.
Hun filosofie is dat er geen reden is om het bestaan van een Allerhoogste Bestuurder te
aanvaarden, aangezien de relatie van oorzaak en gevolg niet de basis is van de schepping
van het universum. Sommigen zeggen dat vara wel bestaat, maar dat toen Hij de wereld
schiep, Hij benvloed werd door Zijn zelfzuchtige verlangens, en dat Hij daarom niet
gekwalificeerd is om het doel van onze aanbidding te zijn.
LOKA 9
Aangezien ze verstoken zijn van tma-tattva, denken de dwaze suras dat het
lichaam het zelf is. Beschutting nemend van deze athestische zienswijze, nemen ze
louter geboorte om deze wereld te vernietigen en houden ze zich voor dat doel bezig
met wrede activiteiten.
SRRTHA-VARI
Op deze manier zijn sommige van deze asuras volledig verloren gegaan. Sommigen
hebben erg weinig intelligentie, en anderen houden zich bezig met wrede daden, zijn frivool
en voorbestemd voor de hel. Om deze reden spreekt r Bhagavn elf opeenvolgende lokas,
waarvan de eerste hier begint met het woord etm. Avahabhya betekent beschutting
nemen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Asuras zijn verstoken van kennis aangaande het zelf, oftewel tm-jna. Ze verzinnen
verschillende soorten machines onder het voorwendsel van het vooruithelpen van de
menselijke beschaving. Een overvloed aan wapens en apparaten worden uitgevonden om
het maximale aantal mensen te doden in een minimaal tijdsbestek, zelfs degenen op
afgelegen continenten. De asuras zijn best trots op zulke uitvindingen, die deze wereld op
elk moment kunnen vernietigen. De surika samenleving heeft geen vertrouwen in vara
of de Vedas, en daarom werken ze om de wereld te vernietigen, niet om voor vrede en geluk
voor de samenleving te zorgen.
LOKA 10
devats.
SRRTHA-VARI
Asad-grhn pravarttante houdt in dat ze geneigd raken om valse ideologien te volgen,
en auci-vrat verwijst naar degenen die hun zuivere gedrag hebben opgegeven en zich op
een afschuwelijke manier gedragen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
LOKA 11-12
fpUrkeifjes;ka p izy;kUrkeqikfJrk%A
dkeksiHkksxijek ,rkofnfr fuf'prk%
vk'kkik'k'krScZk% dkeks/kijk;.kk%A
bZgUrs dkeHkksxkFkZeU;k;sukFkZlp;ku~
cintm aparimey ca / pralayntm uprit
kmopabhoga-param / etvad iti nicit
-pa-atair baddh / kma-krodha-parya
hante kma-bhogrtham / anyyenrtha-sacayn
cintmvrees; aparimeymin oneindige; caen; pralaya-antmtot de dood;
upritbeschutting nemend; kma-upabhogaom van de materile zintuigen te
genieten; paramhet hoogste (doel van het leven); etvataldus; itidat; nicit
vaststellend; van verlangen; pavan touwen; ataidoor honderden; baddh
gebonden; kma-krodhain lust en woede; paryaverzonken; hantezij streven;
kma-bhogavan sensueel genot; arthamvoor het doel; anyyenaop volkomen
onrechtvaardige wijze; arthavan rijkdom; sacaynvoor vergaring.
Aangezien ze geloven dat zintuiglijk genot het ultieme doel is van het leven,
worden ze tot het moment van de dood bestookt door oneindige zorg en vrees.
Gebonden door de touwen van oneindige verlangens en altijd verzonken in lust en
SRRTHA-VARI
Pralayntm betekent tot de dood. Etvad iti verwijst naar degenen die uit de
strahebben opgemaakt dat de zintuigen ondergedompeld moeten blijven in zintuiglijk
genot. Waarom zouden we ons druk moeten maken om iets anders?
LOKA 13
LOKA 14
Ik heb deze vijand gedood en ik zal ook anderen doden. Ik ben een grote
bestuurder en genieter. Ik ben volmaakt, machtig en gelukkig.
LOKA 15
Ik ben rijk en van adel. Wie is er gelijk aan mij? Ik zal yajas verrichten en aan
liefdadigheid doen; zo zal ik erg gelukkig zijn. Begoocheld door onwetendheid,
spreken ze op deze manier.
LOKA 16
vusdfpkfoHkzkUrk eksgtkyleko`rk%A
izlk% dkeHkksxs"kq irfUr ujds'kqpkS
aneka-citta-vibhrnt / moha-jla-samvt
prasakt kma-bhogeu / patanti narake ucau
anekadoor veel; cittazorgen; vibhrntverbijsterd; mohavan begoocheling; jla
in een net; samvtgevangen; prasaktbuitensporig gehecht; kma-bhogeu
zintuiglijk genot; patantizij vallen; narakehel; aucauonrein.
SRRTHA-VARI
Aucau narake betekent In een hel zoals Vaitara (een eindeloze rivier van bloed, pus
en urine).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
surika personen zien zichzelf als vara, de Allerhoogste Bestuurder, ook al raken ze
verontrust door allerlei onbeduidende bekommeringen en zijn ze gebonden in een netwerk
van begoocheling. Ze worden zelfs onderwijzers en leren hun volgelingen hun eigen
afschuwelijke opvattingen. Jijzelf bent de vara en je kunt doen wat je maar wilt. Alleen
een dwaas gelooft in een andere bestuurder. Zon wezen bestaat niet.
Deze mensen beelden zich in dat ze een speciaal vliegtuig kunnen fabriceren waarmee ze
naar een hogere planeet kunnen gaan. Ze hebben geen vertrouwen in Vedische yajas en
rituelen, noch in het proces van bhakti. Rvaa was prominent onder zulke asuras. Hij
smeedde een plan om een trap naar de hemelse planeten te bouwen ieder doodgewoon
persoon daarheen kon gaan zonder enige Vedische yajas te verrichten, maar hij werd
gedood door r Rmacandra en dus werd zijn plan verijdeld.
Vandaag de dag trachten degenen met een surika aard de hogere planeten te bereiken
in allerlei soorten ruimtevaartuigen. Ze hebben niet in de gaten dat ze zich op een pad van
vernietiging bevinden. Hier betekenen de woorden moha-jla-samvt dat een vis door de
vraatzuchtige aard van de tong gevangen komt te zitten in een net en zijn leven verliest. Op
dezelfde manier vallen degenen met een surika aard in een netwerk van begoocheling
waaruit men niet kan ontsnappen. Aldus worden ze vernietigd.
LOKA 17
SRRTHA-VARI
tma-sambhvit betekent dat ze zichzelf aanbiddenswaardig vinden; daarom zijn ze
stabdh, niet nederig maar arrogant. Echter, geen sdhu geeft hen respect. Nma-yajai
betekent handelingen die slechts in naam yajas zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Nadat hij de symptomen en activiteiten van degenen met een daivika en surika aard
begrepen had, vroeg Arjuna aan Ka, Sommige mensen geven de regels en bepalingen
van stra op en aanbidden willekeurig wat onbeduidende devats naar gelang hun eigen
speculatieve ideen. Hoe kan hun aanbidding worden gecategoriseerd? Tegenwoordig is
het zo dat de meeste mensen die de devats en andere persoonlijkheden aanbidden, dit
doen naar gelang hun eigen speculatieve bevliegingen, en de geboden van stra in de wind
slaan. In dit opzicht dienen we de instructies gegeven door r Ka te horen.
LOKA 18
van degenen die toegewijd zijn aan de Allerhoogste Ziel; deheuin de lichamen;
pradviantazij haten; abhyasyaken benijden (gebreken toeschrijvend aan de goede
eigenschappen van de sdhus).
Begoocheld door het vals ego, lichamelijke kracht, trots, lust en woede, richten zij
hun haat op Mij, Paramtm, wie altijd verblijf in de lichamen van de sdhus, wiens
harten altijd toegewijd zijn aan het dienen van Mij. Ze schrijven gebreken toe aan de
goede eigenschappen van de sdhus.
SRRTHA-VARI
Ze benijden Mij, Paramtm, door geen acht te slaan op Mij. Of, tm-para, ze
verachten de sdhus omdat Ik altijd in de lichamen verblijf van degenen die toegewijd zijn
aan Paramtm. Aldus is het afgunstig zijn op een sdhu voorwaar het benijden van Mij.
Abhyasyak betekent de goede eigenschappen van sdhus als tekortkomingen zien.
LOKA 19
LOKA 20
SRRTHA-VARI
Mm aprpyaiva houdt in dat ze, door Mij niet te bereiken, afdalen naar een lagere
soort van leven. Echter, wanneer Ik verschijn aan het einde van de Dvpara-yuga in de
achtentwintigste catur-yuga van Vaivasvata Manu manvantara, zullen degenen die afgunstig
op Mij zijn, zoals Kasa, mukti bereiken wanneer ze ten overstaan van Mij komen. Ik, wie
een oceaan van oneindig mededogen ben, schenk die zeldzame mukti die bereikt wordt in
het volgroeide stadium van bhakti-mir-jna (jna gemengd met bhakti), zelfs aan
zondaars zoals Kasa. Er wordt gezegd in de gebeden van de gepersonifieerde Vedas in
rmad-Bhgavatam (10.87.23): O Prabhu! Simpelweg door voortdurend aan U te denken,
hebben zelfs Uw vijanden dezelfde Allerhoogste Absolute Werkelijkheid bereikt, net zoals
de munis die verankerd zijn in yoga en die U aanbidden door hun adem, geest, zintuigen
enzovoorts te beteugelen. Daarom is Mijn oppermacht, zoals eerder beschreven,
vastgesteld. Dit vindt men ook terug in een loka van de Laghu-Bhgavatmta, die
verklaart dat, zolang degenen die afgunstig zijn op Ka Hem niet bereiken, zij in een lage
levensvorm blijven. Dit is erg duidelijk.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de negentiende loka zei r Ka dat Hij wrede mensen die afgunstig zijn op sdhus
en de laagste der mensen zijn, in een ellendig surika-soort werpt. Door deze verklaring zou
iemand het gedrag van Bhagavn in twijfel kunnen trekken en zeggen dat Zijn gedrag niet
gelijkmoedig is maar juist getuigt van partijdigheid. Echter, hoewel vara in staat is om alles
wat Hij maar wil kan doen, karttum akarttum anyath karttum samartha, De Heer is in
staat om te doen of ongedaan te maken wat Hij maar wenst, krijgt de jva doorgaans alleen
het resultaat van zijn eigen karma (handelingen). Vandaar dat zondige mensen die gekant
zijn tegen de Vedas, bhaktas en Bhagavn, teneinde het resultaat van hun eigen karma te
ondergaan steeds weer de surika vormen van leven binnen moeten gaan. Wegens
herhaaldelijke demonische geboortes, krijgen ze geen kans om bevrijd te raken van hun
overtredingen. Als men in het menselijke leven niet boet voor de overtredingen en zonden
die worden begaan in het menselijke leven, krijgt men geen kans om ze te zuiveren wanneer
hij naar lagere levensvormen zoals vogels en dieren gaat. Een geboorte in alle soorten
behalve de menselijke soort, is louter bedoeld om de resultaten van voorgaand karma
(bhoga-yoni) te oogsten. In dit verband schrijft rla Madhusdana Sarasvat:
ihaiva naraka-vydhe cikits na karoti ya
gatv nirauadham sthna saruja ki kariyati
Als een persoon de ziekte van het zinken tot een hels leven niet kan genezen terwijl hij
in dit menselijke lichaam verblijft, wat zal hij dan doen wanneer hij daar naartoe gaat
waar geen remedie is, namelijk naar een lagere soort van leven?
God, vara, is nooit partijdig. Dit werd eerder al uitgebreid uitgelegd. Hier dient men
op te merken dat degenen zoals Hirayakaipu, Hirayka, Rvaa, Kumbhakara,
iupla en Dantavakra geboorte namen in katriya-dynastien omdat ze vervloekt werden
om dit te doen. In die geboortes, traden ze als rechtstreekse opponenten van Bhagavns
avatras zoals r Nsiha, r Varha, r Rma en r Ka, die zij als hun vijanden
beschouwden. Maar omdat ze gedood werden door deze avatras, kregen ze een zegenrijke
bestemming en gaven ze hun surika aard op. Degenen die specifiek door r Ka werden
gedood bereikten de hoogste bestemming. Verder dient het opgemerkt te worden dat zij
allemaal vertrouwen hadden in de Vedas en Vedische activiteiten, en Vedische yajas
hadden verricht. Indirect geloofden ze in een allerhoogste bestuurder, kla-akti (het
vermogen van tijd), en in de Allerhoogste Heer.
De oppermacht van r Ka ten opzichte van alle avatras van de Heer, Zijn glorieuze
positie en Zijn specifieke kwaliteit van het schenken van mukti aan degenen die Hij doodt,
wordt aldus vastgesteld. Wanneer de asuras, die afgunstig zijn op Bhagavn, gedood worden
door andere avatras dan Ka Zelf, krijgen ze immens genot in Svarga en andere
plaatsen, of ze nemen geboorte in een hoogstaande familie. Maar wanneer ze door Ka
persoonlijk gedood worden bereiken ze een van de vier soorten mukti: srpya (een
soortgelijke gedaante als die van de Heer), slokya (verblijf op dezelfde planeet als de Heer),
sri (vermogens zoals van de Heer) of smpya (nauwe associatie met de Heer). Het is zelfs
mogelijk dat ze dienst aan Bhagavn verkrijgen als n van Zijn metgezellen. Daarom wordt
gezegd dat r Ka alleen de bron van alle avatras is: ete ca-kal pusa kas tu
bhagavn svaya, Alle vermelde avatras zijn ofwel volkomen delen of delen van de
volkomen delen van SvayaBhagavn, de oorspronkelijke Persoonlijkheid Gods (rmadBhgavatam 1.3.28). Ka beloonde Ptan zelfs met de positie van Zijn voedster. En toen
Hij neerdaalde in de vorm van r Caitanya Mahprabhu, schonk Hij zelfs bhagavat-prema
aan Jagi, Madi en de Chnd Kz.
In de zinsnede mm aprpyaiva, uit Ka Zelf dit diepe geheim middels het woord eva,
wat zeker betekent. Het staat vast dat zolang iemand Mij, Ka (of het pad dat naar Mij
leidt), niet bereikt, er geen mogelijkheid bestaat dat hij volledig verlost wordt van het
ellendige materile leven.
LOKA 21
Er zijn drie poorten die naar de hel leiden: lust, woede en hebzucht. Zij
veroorzaken de ondergang van de tma, en daarom dient men ze volledig op te geven.
SRRTHA-VARI
De surika eigenschappen zijn nu uitgebreid uitgelegd. O Arjuna, treur niet, aangezien
jij met daivika kwaliteiten bent geboren (Gt 16.5). Deze verklaring is zeker correct. Deze
kwade tekortkomingen (lust, woede en hebzucht) zijn alleen natuurlijk voor de asuras,
daarom spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord tri-vidham.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De hierboven beschreven surika eigenschappen zijn zowel zelfvernietigend als de
poorten naar de hel. Drie van deze eigenschappenlust, woede en hebzuchtliggen ten
grondslag aan alle andere surika eigenschappen. Daarom hoort ieder menselijk wezen die
het beste met zichzelf voor heeft ze volledig op te geven. Voor de karms, jns of yogs is
het niet mogelijk om deze neigingen te beheersen, ondanks hun verschillende pogingen
daartoe, maar een uddha-bhakta gebruikt deze drie vijanden door de krachtige invloed van
sdhu-saga eenvoudig in dienst van r Hari, en vertoont zo een buitengewoon voorbeeld
van het beteugelen van deze vijanden.
LOKA 22
O Kaunteya, iemand die verlost is van deze drie poorten naar de hel handelt voor
het welzijn van zijn eigen tm. Daarna bereikt hij de allerhoogste bestemming.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Verlost rakend van deze drie poorten naar duisternis,
hoort men te handelen voor de verheffing van zijn tm. Door dat te doen, zal hij de
allerhoogste bestemming bereiken. De strekking hiervan is dat men ka-bhakti, de
allerhoogste bestemming, verkrijgt door het beoefenen van dharma en het volgen van een
gereglementeerd leven als een middel voor zelfzuivering. De stras hebben karma en jna
beschreven als het doel en het middel, maar de ware bedoeling achter deze beschrijving is
om vast te stellen dat de jva alleen door een gepaste relatie tussen zuivere arbeid (karma)
LOKA 23
SRRTHA-VARI
Toegewijd zijn aan Bhagavn is zeer zegenrijk. Om deze reden spreekt r Bhagavn
deze loka die begint met het woord ya. Kma-crata betekent grillig handelen, en het
leidt naar de hel. Het zijn alleen thesten die sdhus zijn, en alleen zij bereiken de
allerhoogste bestemming. Degenen die athesten zijn gaan naar de hel. Dit is de kern van dit
hoofdstuk.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Zestiende Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Losbandige mensen die geen acht slaan op de voorschriften van stra kunnen de
hoogste bestemming niet bereiken. In Bhakti-rasmta-sindhu (1.2.101) wordt vermeld:
ruti-smti-purdi-pacartra-vidhi vin
ekntik harer bhaktir utptyaiva kalpate
Als men, hoewel menzich bezighoudt met ekntika-bhakti aan r Hari, de regels en
bepalingen overtreedt die vermeld worden in de ruti, Smti, Puras en Nrada
Pacartra, worden er grote misvattingen (anarthas) voortgebracht.
LOKA 24
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na de regels en bepalingen van stra te hebben geleerd, is het gepast voor degenen die
naar eeuwige zegenrijkheid verlangen om bhakti tot r Hari te cultiveren onder begeleiding
van de guru-varga (de geestelijke erfopvolging), in overeenstemming met hun respectieve
adhikra. Het is spiritueel gezien niet gunstig voor een intelligent persoon om tegen de
voorschriften van stra te handelen door de fantasievolle ideen van zogenaamde leraren
die verheerlijkt worden door niet-toegewijden als gezaghebbend te beschouwen. Louter de
rutis zijn gezaghebbend wanneer het aankomt op het verifiren van wat iemands dharma
is en wat niet, omdat ze apauruey (niet geschreven door enig menselijk wezen) zijn, en vrij
zijn van de vier gebreken zoals bhrama (begoocheling) en pramda (onachtzaamheid). De
instructies van iemand die de vier gebreken van illusie, onachtzaamheid, onvolmaakte
zintuigen en het verlangen om anderen te bedriegen bezit zijn niet gezaghebbend.
Speciale instructie: De eerste overtreding van de jva is zijn vrijwillige aversie tegen
dienst aan r Bhagavn. Daarom brengt my, die een dienstmeisje van Bhagavn is, de
jva in gebondenheid. Gebonden door my, geeft de jva de sttvika aard op die hem in
staat stelt om Bhagavn te begrijpen. Door aldus tmasika eigenschappen te aanvaarden,
wordt de jva surika van aard. Op dat moment manifesteren zich vele overtredingen, zoals
het bekritiseren van de sdhus; volhouden dat er vele goden zijn of dat er geen God is, het
niet gehoorzamen van de guru, geen acht slaan op de stra, denken dat de glorie van bhakti,
zoals beschreven in stra, niet waar is, opperen dat karma en jna eigenlijk bhakti zijn,
geen vertrouwen hebben in bhakti, en bhakti onderrichten aan mensen die niet
gekwalificeerd zijn.
Dit hoofdstuk leert ons dat het verplicht is om zich, nadat men deze surika aard heeft
opgegeven, met geloof bezig te houden met de beoefening van de negen soorten bhakti, en
de principes die voorgeschreven worden in stra te volgen.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Daarom is alleen stra
gezaghebbend in het vaststellen wat juist of onjuist is, en de conclusie van stra is dat men
bhakti hoort te verrichten. Dit wetende, hoor je gekwalificeerd worden om te handelen.
Thesten bereiken de allerhoogste bestemming door hun geloof in Bhagavn, en de
ongelovige athesten gaan naar de hel. Dit is de strekking van dit hoofdstuk.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Zestiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
raddh-Traya-Vibhga-Yoga
Yoga Via het Onderscheiden van
De Drie Soorten Geloof
LOKA 1
vtqZu mokp
; 'kkL=fof/keqRl`T; ;tUrs J;kfUork%A
rs"kka fu"Bk rq dk ".k loekgks jtLre%
arjuna uvca
ye stra-vidhim utsjya / yajante raddhaynvit
te nih tu k ka / sattvam ho rajas tama
arjuna uvcaArjuna zei; yewie; stra-vidhimde regels en bepalingen van stra;
utsjyaopgeven; yajanteaanbidden; raddhay anvitmet geloof; temvan hen;
nihbasis van geloof; tuvoorwaar; kwat?; kaO Ka; sattvamgoedheid;
hoof; rajahartstocht; tamaduisternis.
Arjuna vroeg: O Ka, wat is de positie van degenen die geen acht slaan op de
regels en bepalingen van stra, maar toch met geloof aanbidding verrichten? Zijn zij
SRRTHA-VARI
In dit Zeventiende hoofdstuk geeft r Bhagavn een uitleg over datgene wat sttvika,
rjasika en tmasika is, in antwoord op de volgende vraag van Arjuna: Na de aard van de
asuras te hebben uitgelegd, zei U dat degenen die de regels en bepalingen van stra
overtreden en willekeurig handelen geen perfectie, geluk of de allerhoogste bestemming
bereiken (Gt 16.23). Nu heb ik een vraag. Wat is de nih (basis van geloof) van degenen
die het volgen van de regels en bepalingen van de stra opgeven en willekeurig yajas zoals
tapa, jna en japa verrichten met een gemoedstoestand die vrij is van genot en begiftigd is
met geloof? Wat is hun nih? Is deze sttvika, rjasika of tmasika? Leg dit alstublieft uit.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura merkt op dat Arjuna bij het horen van de conclusie van
het afgelopen hoofdstuk zei, O Ka, ik heb een twijfel. Eerder (in Gt 4.39) zei U dat
alleen mensen die geloven jna verkrijgen. Daarna (in Gt 16.23) zei U dat degenen het
volgen van de regels en bepalingen van satra overtreden en zich, gedreven door wereldse
verlangens, bezig gaan houden met karma, geen perfectie, geluk of het hoogste doel
bereiken. Mijn vraag is: Wat is de positie van degenen die gelovig iets cultiveren dat gekant
is tegen stra? Bereiken mensen wiens geloof zo grillig is sattva-sauddhi (zuivering van
het bestaan), wat het resultaat is van jna-yoga en andere processen van yoga? Vertel me
alstublieft duidelijk over de nih van degenen die de voorschriften van stra opgeven,
maar wel met geloof aanbidden. Is deze nih van een sttvika, rjasika of tmasika aard?
LOKA 2
JhHkxokuqokp
f=fo/kk Hkofr Jk nsfguka lk LoHkkotkA
lkfodh jktlh pSo rkelh psfr rka k`.kq
r bhagavn uvca
tri-vidh bhavati raddh / dehin s svabhva-j
sttvik rjas caiva / tmas ceti t u
r bhagavn uvcade Alvermogende Heer zei; tri-vidhvan drie soorten; bhavatiis;
raddhhet geloof; dehinmvan belichaamde wezens; sdat (geloof); svabhva-j
r Bhagavn zei: Het geloof van belichaamde wezens bestaat uit drie soorten:
sttvika, rjasika of tmasika. Dit wordt bepaald door indrukken uit vorige levens.
Hoor nu hierover.
SRRTHA-VARI
O Arjuna, hoor eerst over de nih, of vastberadenheid, van degenen die bhajana
verrichten in overeenstemming met de voorschriften van stra. Daarna zal Ik spreken over
de nih van degenen wiens aanbidding die regels schendt. Het woord sva-bhva-j staat
voor raddh die ontstaan is uit vroegere indrukken. Deze bestaat ook uit drie types.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sommigen denken dat het moeilijk is om de regels en bepalingen van stra te volgen,
terwijl anderen ze uit luiheid en laukika-raddh (werelds geloof), dat ontstaan is uit
indrukken uit vorige levens, opgeven, en ze aanbidden willekeurig verschillende devas. Het
geloof van deze mensen bestaat uit drie soorten: sttvika (goedheid), rjasika (hartstocht) en
tmasika (onwetendheid). Echter, geloof dat gericht wordt op het cultiveren van bhagavadbhakti onder begeleiding van uddha-bhaktas, die bedreven zijn in stra, is nirgua,
transcendentaal aan de geaardheden. Er iets dat overwogen dient te worden in dit verband.
In de beginstadia kan het geloof van een bhakti-sdhaka zich in sattva-gua bevinden, maar
door de invloed van sdhus, wordt het zeer snel verankerd als nirgua-raddh. Als men op
dat moment, terwijl men uiterst nauwkeurig de regels en bepalingen van stra volgt, en
zich met sterk geloof bezighoudt met ravaa, krtana en smaraa van hari-nma en harikath, boekt een sdhaka vooruitgang op het pad van bhakti.
LOKA 3
O Bhrata, ieders geloof wordt bepaald door de aard van zijn innerlijke
zijnstoestand. Alle mensen hebben geloof, en ze ontwikkelen een karakter dat
overeenkomt met het aanbiddenswaardige doel van hun geloof.
SRRTHA-VARI
Sattvam verwijst naar het innerlijke zintuig, de citta (het hart). Deze bestaat uit drie
soorten: sttvika, rjasika en tmasika. Iemand met een sttvika citta heeft sttvika geloof;
iemand met een rjasika citta heeft rjasika geloof, en iemand met een tmasika citta heeft
tmasika geloof. Yac-chraddha betekent dat iemands aard zich ontwikkelt naar gelang zijn
aanbiddenswaardige doel. Dit houdt in dat de aard van een persoon overeenkomt met de
aard van degenen die hij aanbidt, al zijn ze devas, asuras of rkasas.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De inherente waardevolle eigenschap van een jva is de raddh of rati die hij heeft in
zijn uddha-svarpa (wezenlijke positie). Die inherente raddh is enkel gerelateerd aan
Bhagavn, en is ongetwijfeld nirgua. Echter, in de gebonden staat wordt de wezenlijke
natuur van de jva vervormd. Wanneer de jva omgaat met prakti, is het resultaat dat hij
ofwel zalige ofwel onzalige activiteiten verricht. Het resultaat is vervormd geloof, en het is
dit vervormde geloof dat bekend staat als sttvika, rjasika of tmasika, overeenkomstig met
om het even welke aanbiddenswaardige godheid waar zijn geloof op gericht is.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, O Bhrata, iedereen heeft
geloof. Een persoon uit zijn geloof naar gelang de aard van zijn geest, en zijn natuur
ontwikkelt zich in overeenstemming met aard van de godheid waarin hij gelooft. De
werkelijkheid is dat aangezien de jva wezenlijk Mijn aa (deel) is, hij daarom nirgua is.
Maar omdat de jva zijn relatie met Mij is vergeten, is hij sagua (gebonden door de guas)
geworden. Hij heeft die sagua natuur verworven als gevolg van eerdere indrukken die zijn
gevormd sinds het moment dat hij afkerig van Mij is geworden. Het is deze aversie die de
aard of instelling van zijn citta (hart) vormt. Deze citta wordt sattva genoemd, en wanneer
ze gelouterd wordt resulteert het in onbevreesdheid. Het geloof van de gezuiverde citta is
het zaad van nirgua-bhakti. Het geloof van het onzuivere hart is sagua, gebonden door de
geaardheden. Zolang dit geloof niet nirgua wordt, of nirgua (Bhagavn) ten doel heeft,
wordt het kma (lust) genoemd, wat sagua is. Ik zal nu sagua-raddh, geloof binnen de
drie guas gekenmerkt door materile verlangens, uitleggen. Luister alsjeblieft.
LOKA 4
SRRTHA-VARI
Nu legt r Bhagavn de guas uitvoerig uit. Eerder vermeldde Hij ze slechts in het
kort. Degenen met een sttvika citta (geest) zijn begiftigd met sttvika raddh en aanbidden
de sttvika devats in overeenstemming met de richtlijnen van sttvika-stras. Zij hebben
geloof in de devas en om deze reden worden zij ook devats genoemd, aangezien zij dezelfde
aard en eigenschappen ontwikkelen. Dit principe geldt ook voor degenen van wie de geest
rjasika en tmasika is.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka legt r Bhagavn de variaties aan laukik (wereldse) raddh (geloof) uit
van personen die de verschillende devas aanbidden. Volgens stra is r Bhagavn het
enige aanbiddenswaardige wezen. Echter, het geloof van degenen die de verschillende devas
en andere wezens aanbidden wordt gedreven door verschillende soorten laukika verlangens,
en die raddh bestaat uit drie soorten: sttvika, rjasika en tmasika. Degenen die sttvika
raddh hebben, aanbidden devas zoals Brahm, iva, Indra, Candra en Srya. Evenzo
aanbidden degenen wiens raddh rjasika is Durg, yaksas, rkasas enzovoorts, en
degenen die tmasika raddh bezitten aanbidden spoken en geesten.
Soms komt het voor dat de drie soorten mensen in de drie verschillende geaardheden
dezelfde deva aanbidden. Mrkaeya is aanbidding van Heer iva ten tijde van de
vernietiging was bijvoorbeeld sttvika. Kgabhuuis aanbidding van iva was ook
sttvika. Als gevolg van hun sttvika aanbidding bleef Mrkaeya i n kalpa (een hele
dag van Heer Brahm) lang in leven en vergaarde kennis betreffende de schepping van het
universum, etc., en Kgabhuui verkreeg bhakti voor Bhagavn r Rmacandra. De
aanbidding van Heer iva zoals verricht door Bsura en Rvaa, etc., is rjasika, en de
aanbidding door Bhasmsura, etc., is tmasika. Durg dev wordt ook aanbeden door
personen met sttvika, rjasika en tmasika raddh. Echter, door de invloed van sdhusaga kan tmasika raddh worden getransformeerd tot rjasika raddh, kan rjasika
raddh tot sttvika raddh worden getransformeerd en kan sttvika raddh tot nirgua
raddh worden getransformeerd.
De raddh van nirviea-vds, degenen die het kenmerkloze aspect van de Absolute
aanbidden, is ook sttvika. Ze denken dat brahma, de Absolute Waarheid, vormloos en
aspectloos is en ze beelden zich in dat de gedaantes van de vijf devats
vertegenwoordigingen zijn van die vormloze realiteit, en aldus aanbidden ze hen. Op deze
manier trachten ze hun citta te zuiveren en jna te bereiken.
LOKAS 5-6
Uit trots en egotisme verrichten sommige mensen zware boetedoening die niet
wordt aangeraden in stra. Gedreven door lust, wereldse gehechtheid en verlangen
naar macht, dienen ze niet alleen pijn toe aan de elementen van het lichaam, maar ook
aan Mij, die Me in het binnenste van hun hart bevind. Zulke personen dien je te
kennen als suras.
SRRTHA-VARI
Ka zei, O Arjuna! Je hebt Me gevraagd over de status van degenen die zich ontdoen
van de voorschriften van stra, maar toch aanbidding vervuld van raddh verrichten; zijn
zulke personen sttvika, rjasika of tmasika? Hoor nu Mijn antwoord in de twee lokas die
beginnen met het woord astra. Geloof en de verzaking van zelfzuchtige verlangens zijn
ook zichtbaar in degenen die zich bezighouden met zware verstervingspraktijken,
gekarakteriseerd door onbevoegde mantras, yajas enzovoorts, die angst veroorzaken in alle
levende wezens. Degenen die trots en egotistisch zijn zullen zeker de regels van stra
schenden. Kma verwijst naar verlangens zoals eeuwig jong blijven, onsterfelijk zijn en het
verlangen naar een koninkrijk. Rga betekent gehechtheid aan ascese, en bala betekent het
vermogen om verstervingspraktijken te verrichten zoals Hirayakaipu. Vanaf de prille
aanvang van hun boetedoening, kwellen zulke personen de bhta-grma, de groep van
elementen zoals aarde, waaruit het lichaam bestaat, en veroorzaken onnodige pijn aan zowel
Mij als Mijn aa, de jva. Zulke personen hebben een surika aard.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier zegt r Ka tegen Arjuna dat degenen die geen acht slaan op de stra en zware
boetedoening verrichten, zoals vasten om hun materile verlangens te vervullen, niet
inbegrepen zijn bij degenen die de eerder beschreven sttvika, rjasika en tmasika
activiteiten verrichten. Zulke mensen zijn zeer onfortuinlijk. Benvloed door de omgang
oftewel associatie met schijnheiligen, verrichten ze zware boetedoening die het gewone volk
angst aanjaagt en die niet wordt aangeraden in de stra. Verstervingspraktijken zoals
waardeloze, pijnlijke vormen van vasten, het aanbieden van zijn lichaam of vlees in yaja
(nara-bali), het offeren van mensen of dieren in yaja (pau-bali) en andere van zulke
gewelddadige handelingen veroorzaken pijn aan het zelf (tm) en ook aan Paramtm.
Zulke mensen die een wrede aard hebben dienen als surika beschouwd te worden.
Vandaag de dag vasten sommige mensen uit zelfzuchtig of politiek belang op manieren
die niet worden aangeraden in stra. De bepalingen voor vasten die zijn gegeven in stra
zijn louter voor het bereiken van het transcendentale doel, en niet voor politieke of sociale
doeleinden. Op ekda kan men zich bijvoorbeeld van alles onthouden, zelfs van water
(nirjala-vrata), en de gehele nacht wakker blijven, terwijl men hari-krtana verricht (rtrijgaraa). Maar vandaag de dag blijven mensen de hele nacht wakker en eten ze vlees,
drinken ze wijn en zingen ze vulgaire en verachtelijke liedjes. Op deze manier overtreden ze
de regels van stra. Zulke rtri-jgaraa is niet inbegrepen bij de drie soorten raddh, en
levert louter lijden op; het komt niemand ten goede. Bovendien worden zulke activiteiten
verricht uit de trots en het ego dat ontstaat uit bovenmatige gehechtheid aan materieel
zingenot. Iemand die zulke boetedoening uitvoert veroorzaakt onnodige pijn aan het
lichaam en verstoort zowel zijn eigen innerlijke vrede als de vrede van anderen. Soms
sterven personen zelfs door het verrichten van deze fanatieke boetedoening en vormen van
vasten. Terwijl ze herhaaldelijk in de surika levensvormen ronddolen, oogsten ze louter
ellende. Maar als ze door de wil van de voorziening de associatie van een uddha-bhakta
verkrijgen, kunnen ze voorspoed verkrijgen. Voorbeelden hiervan zijn Nalakvera,
Maigrva en Mahrja Surat.
LOKA 7
Zelfs het voedsel waar mensen van houden bestaat uit drie soorten, in
overeenstemming met de eigenschappen van ieder persoon. Hetzelfde geldt voor
offerandes, boetedoening en liefdadigheid. Hoor nu van het onderscheid tussen deze.
SRRTHA-VARI
Degenen die de regels en bepalingen van stra in de wind slaan en grillig handelen
betreden de surika (demonische) levenssoorten. Dit werd vermeld in het vorige hoofdstuk.
Dit hoofdstuk verklaart hoe degenen met een surika aard die de yakas, rkasas en
geesten aanbidden, ook de surika levenssoorten betreden. Men kan mensen onderbrengen
in de categorie goddelijk of demonisch naar gelang het soort voedsel dat ze eten. Dit zal
worden uitgelegd in dertien opeenvolgende lokas die hier beginnen met de woorden
hras tu.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na de drie categorien van raddh te hebben uitgelegd, beschrijft Bhagavn r Ka
nu de specifieke soorten voedsel, yajas enzovoorts die met iedere categorie overeenkomen.
Degenen die een bepaalde geaardheid hebben, neigen naar voedsel, boetedoening en
liefdadigheid uit dezelfde geaardheid. Heden ten dage beelden sommige mensen zich in dat
voedsel niet gerelateerd is aan dharma, terwijl anderen denken dat het beschermen en in
stand houden van het lichaam de basis van alle dharma is (arram dya khalu dharma
sdhanam). Derhalve dient opgemerkt te worden dat degenen die zintuiglijk genot als het
enige doel van het menselijke leven zien grote voldoening scheppen in het drinken van
wijn en het eten van vlees, eieren en zelfs koeienvlees. Gelukkig hebben sommige mensen
begrepen dat de neiging naar zingenot de jvas gebondenheid aan my heeft veroorzaakt,
en dat ze daarom zoveel ellende ondergaan, leven na leven. Voor degenen die verlost willen
raken van alle ellende is het onontkoombaar dat ze hun verlangen om zich in te laten met
zintuiglijk genot opgeven. Alleen degenen in dit mensenleven die zon bewustzijn hebben
ontwikkeld begrijpen de noodzaak om louter zuiver, sttvika voedsel te aanvaarden.
Teneinde de drie guas van my over te steken, proberen ze eerst tamo-gua te
overwinnen middels rajo-gua, vervolgens rajo-gua met sattva-gua en uiteindelijk
elimineren ze de wereldse sattva-gua en bereiken ze het platform van uddha-sattva, zuivere
spiritualiteit, vrij zijnde van de drie geaardheden der materile natuur.
Sdhu en stra verklaren allebei dat beteugeling van de geest voorwaar de wortel van
alle dharma is. De naaste verwant van het lichaam is de geest, en zo wordt iemands
geestesneiging goed of slecht afhankelijk van het soort voedsel dat men nuttigt. Dit is overal
zichtbaar. De meeste mensen in de wereld van vandaag nuttigen oneetbare en surika
soorten voedsel en laten zich
in met daden van ongeoorloofde seks, bedrog,
dubbelhartigheid en geweld. Correct moreel gedrag (sad-cra) is een zeldzaamheid
geworden tegenwoordig. Daarom dienen degenen die verstandig zijn na zorgvuldige
overweging alleen zulk voedsel te aanvaarden dat het lichaam en het functioneren van
zuivere intelligentie voedt. Om deze reden heeft r Bhagavn de drie soorten voedsel
beschreven welke de drie geaardheden vertegenwoordigen. Men kan zien dat degenen die er
naar streven om sattva-gua aan te nemen, hun interesse in rjasika en tmasika voedsel
verliezen en alleen genteresseerd zijn in sttvika voedsel.
In zijn commentaar op deze loka heeft r Rmnujcrya twee bewijzen geciteerd uit
de rutis. (1) Annamayam hi saumya-mana, Iemand die granen eet zal een vredige geest
hebben. (2) hra-uddhau sattva-uddhi, Als iemands voedsel zuiver is, dan wordt zijn
bestaan gezuiverd. De rutis hebben ons ook gewaarschuwd dat de zuiverheid van de geest
afhankelijk is van de zuiverheid van het voedsel. Dit kan eenvoudig begrepen worden door
deze bewijzen. We moeten daarom al het voedsel opgeven dat stra verbiedt. r Ka
heeft dit Zelf zeer duidelijk uitgelegd in rmad-Bhgavatam (11.25.28):
pathya ptam anyas tam / hrya sttvika smtam
rjasa cendriya-preha / tmasa crtti-duci
Voedsel dat gezond en zuiver is, en zonder moeite wordt verkregen, is sttvika. Dat wat
erg scherp, zuur en zout is en enkel bedoeld is om de zintuigen te bevredigen is rjasika,
en voedsel dat gehaald wordt uit een onreine plaats, dat besmet is en leed veroorzaakt is
tmasika. Maar dat voedsel dat wordt goedgekeurd door stra en aan Mij wordt
geofferd is nirgua.
Uit het woord ca (en) in deze bovenstaande loka (11.25.28) hebben zowel rla
Vivantha Cakravart hkura als rdhara Svm geconcludeerd dat voedsel wat aan
Bhagavn wordt geofferd nirgua is. Degenen die zich niet houden aan deze instructies en
elke soort onzuiver voedsel aanvaarden op basis van waar ze zin in hebben worden zeker tot
de asuras gerekend.
LOKA 8
A
vk;q%locykjksX;lq[kizhfrfoo/kZuk%
jL;k% fLuX/kk% fLFkjk |k vkgkjk% lkfodfiz;k%
yu-sattva-balrogya / sukha-prti-vivardhan
rasy snigdh sthir-hdy / hr sttvika-priy
yulevensduur; sattvaenthousiasme; balakracht; rogyagoede gezondheid;
sukhablijdschap; prtivoldoening; vivardhanwat doet toenemen; rasy
smakelijk; snigdhvettig; sthirsteunend; hdyopbeurend voor het hart;
hrvoedsel; sttvika-priydierbaar aan degenen die zich in de geaardheid goedheid
bevinden.
Voedsel dat het leven, enthousiasme, kracht, gezondheid, geluk en voldoening doet
toenemen, en dat smakelijk, vettig, voedzaam en aangenaam is voor het hart, is
dierbaar aan sttvika mensen.
SRRTHA-VARI
In deze wereld is het een bekend feit dat de levensduur toeneemt door het eten van
sttvika voedsel. Het woord sattvam betekent opwekken. Rasy verwijst naar substanties
zoals gu (gur) die droog maar smakelijk (rasy) zijn. r Bhagavn verwijst dan naar
voedsel zoals melk en room, die zowel smakelijk (rasy) als vettig (snigdh) zijn, maar niet
vast (sthir). Vervolgens verwijst Hij naar voedsel dat rasy, snigdh en sthir is, zoals
broodvrucht. Hoewel broodvrucht in de bovenstaande categorien valt, is het niet goed
voor hart en maag; om die exacte reden noemt r Bhagavn voedsel dat heilzaam is voor
zowel het hart als de maag. Koeienproducten zoals melk en yoghurt, alsmede suiker en
granen zoals tarwe en ali (een soort rijst), bezitten vier sttvika kenmerken. Dit is warom ze
gewaardeerd worden door sttvika mensen. Dit dient begrepen te worden. Sttvika mensen
houden niet van onzuiver voedsel, zelfs niet wanneer ze de bovenstaande kenmerken
bezitten, dus is het bijvoeglijk naamwoord pavitra (zuiver)van toepassing op deze loka. In
Gt (17.10) wordt het bijvoeglijk naamwoord amedhya (onzuiver) gebruikt voor mensen die
van tamo-gua voedsel houden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka laat r Ka aan Arjuna weten dat er een gua is die overeenkomt
met de kwaliteit of categorie van voedsel dat genuttigd wordt. Over het algemeen aanvaardt
iemand die het beste met zichzelf voor heeft louter sttvika voedsel, aangezien niet alleen
goed is voor de gezondheid maar ook de levensduur verlengt. Bovendien is sttvika voedsel
bevorderlijk voor de uitvoering van dharma omdat het zuiver is. En aangezien het lichaam
en geest zuivert is zulk voedsel in alle opzichten gunstig. Het is makkelijk om het verschil te
zien tussen het effect op de geest van het drinken van melk en het drinken van wijn.
Mensen geven het eten van sttvika voedsel op vanwege slechte associatie, verkeerde kennis
en een tekort aan correcte saskras.
LOKA 9
dV~oEyyo.kkR;q".krh{.k#{kfonkfgu% A
vkgkjk jktlL;s"Vk nq%[k'kksdke;iznk%
kav-amla-lavaty-ua- / tka-ruka-vidhina
hr rjasasye / dukha-okmaya-prad
kaubitter; amlazuur; lavaazout; aty-uaerg heet; tkascherp; rukadroog;
vidhinabrandend; hrvoedsel; rjasasyade persoon die zich in de geaardheid
hartstocht bevindt; idierbaar; dukhapijn; okaleed; mayaziekte; pradzij
geven.
Voedsel dat erg bitter, zuur, zout, pittig, scherp en brandend is, en dat pijn, leed
en ziekte veroorzaakt, is geliefd bij mensen met een rjasika aard.
SRRTHA-VARI
Het woord ati (zeer) is gebezigd bij zeven woorden, waarvan de eerste kau is. Voedsel
dat erg bitter (zoals neem), erg zuur, erg zout, erg pittig en erg scherp (zoals radijs) is,
specerijen zoals zwarte peper of voedsel en specerijen die erg droog zijn (zoals asafoetida), of
erg brandend (zoals geroosterde zwarte gram), zijn de oorzaak van pijn, ziekte en leed. Hier
refereert het woord dukha (pijn) aan het onmiddellijke leed dat wordt veroorzaakt aan de
ogen, keel enzovoorts terwijl men eet, en het woord oka (kwelling) verwijst naar de angst
voor reacties die zullen volgen. Het woord maya betekent ziekte.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Men krijgt onmiddellijk een brandend gevoel aan de tong, keel en buik door rjasika
voedsel te nuttigen, en winderigheid en maag- en darmstoornissen volgen daar op. Later
wordt de geest rusteloos door onaangename gedachten en angst, en ontwikkelen zich allerlei
soorten ziektes. Op deze manier wordt het leven ellendig. Naast dit, raakt de geest afgeleid
van dharmika activiteiten en verliest ze er de interesse in als gevolg van het eten van dit
rjasika voedsel. Daarom accepteren mensen met een sttvika aard zulk voedsel niet.
LOKA 10
Tmasika mensen houden van voedsel dat meer dan drie uur voor het gegeten
wordt is gekookt, en van voedsel dat koud, stinkend, smakeloos, bedorven en
oudbakken is, en van voedsel dat onzuiver is en dat gedeeltelijk gegeten is door
anderen.
SRRTHA-VARI
Het woord yta-ymam betekent voedsel dat drie uur voor het gegeten wordt gekookt is
en koud is geworden. Gata-rasam betekent datgene wat haar natuurlijke smaak verloren
heeft, of datgene waarvan het sap is onttrokken, zoals de schil of pit van een gekookte
mango. Pti betekent stinkend. Paryuitam betekent dat wat de vorige dag gekookt was.
Ucchiam betekent iemands etensresten. Dit verwijst niet naar de etensresten van
hooggeachte personen zoals vereerde geestelijk leraren. Amedhya betekent datgene wat niet
geschikt is om gegeten te worden, zoals vlees en tabak. Daarom horen degenen die om hun
eigen welzijn geven louter sttvika voedsel te eten. Vaiavas horen echter zelfs geen
sttvika voedsel te accepteren indien het niet aan r Bhagavn is geofferd. Uit het rmad-
Bhgavatam kan men opmaken dat voedsel wat eerst aan Bhagavn is geofferd nirgua is.
Alleen dit voedsel is dierbaar aan de bhaktas.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het doel van voedsel is om het lichaam gezond en sterk te houden, de geest te zuiveren,
de levensduur te verlengen en iemand aan te zetten tot zijn spirituele welzijn. In de oudheid
accepteerden degenen die geleerd en wijs waren alleen voedsel dat hen gezond hield en hun
levensduur deed toenemen. Melk, yoghurt, suiker, rijst, granen, groenten en fruit zijn
dierbaar aan sttvika mensen.
Veel mensen denken dat het geen kwaad kan om voedsel zoals vlees en wijn te nuttigen
dat ze hebben geofferd in hun aanbidding van de devats. Hoewel stra in zulke daden
voorziet, verrichten mensen ze niet in overeenstemming met deze voorwaarden. De
voorziening in stra voor het doden van dieren of het drinken van wijn in yaja is
eigenlijk voor uitermate tmasika mensen die volledig gehecht zijn aan zinsbevrediging. Het
is een tijdelijke maatregel om ze op deskundige wijze naar het platform van onthouding van
zulke daden te brengen. Dit wordt ook bevestigd in rmad-Bhgavatam (11.5.11):
loke vyavymia-madya-sev
nity hi jantor na hi tatra codan
vyavasthitis teu vivha-yaja
sur-grahair su nivttir i
Men ziet dat mensen in de materile wereld een natuurlijke neiging hebben voor het
drinken van wijn, het eten van vlees en het hebben van seks. stra moedigt deze
activiteiten nooit aan. Tot een bepaalde hoogte zijn er maatregelen getroffen voor
seksleven binnen een gewijd huwelijk, en voor het eten van vlees en drinken van wijn
in een yaja genaamd autrmai. Het doel hiervan is om de ongeremde aard van zulke
mensen te beteugelen, en ze binnen de grenzen van moraliteit te verankeren. De
werkelijke, diepe strekking van de Vedas is om mensen aan te moedigen deze
activiteiten volledig op te geven.
Verder zegt rmad-Bhgavatam (11.5.13):
yad ghra-bhako vihita surys
tath paor labhana na his
stra verordent het ruiken van wijn ten tijde van een yaja, maar niet het drinken
ervan, en alleen voor het bovenstaande doel van het geleidelijk aan volledige verzaking
bereiken. Op dezelfde manier machtigt stra niemand om een dier te doden en vlees te
eten. Het staat iemand alleen toe om het dier aan te raken en daarna weer vrij te laten.
Sommige mensen denken dat, hoewel het zondig is om vlees te eten, men zich geen
zonde op de hals haalt door het eten van vis omdat deze als de bloemen of vruchten van het
water zijn. Manu-sahit verbiedt het eten van vis echter volkomen:
yo yasya msam anti / sa tan-msd ucyate
matsyda sarva-msdas / tasmn matsyn vivarjayet
Degenen die het vlees van een bepaald dier eten staan bekend als eters van dat
bepaalde dier, maar degenen die vis nuttigen, eten het vlees van alles, omdat een vis
het vlees van alle levende wezens, zoals koeien en varkens, eet. Ze eten zelfs rotte
dingen. Degenen die vis eten, eten in werkelijkheid het vlees van alle wezens.
Het eten van vis hoort daarom volledig opgegeven te worden. rmad-Bhgavatam
(11.5.14) verklaart verder:
ye tv aneva-vido santa / stabdh sad-abhimnina
pan druhyanti visrabdh / pretya khdanti te ca tn
Bedwelmd door hun vals ego, zijn degenen die niets van dharmika principes weten niet
scherpzinnig. Zulke tmasika mensen die onbevreesd dieren eten na ze gedood te
hebben, zullen in hun volgende leven door diezelfde dieren gegeten worden.
Met betrekking tot het woord msa (vlees), zegt Manu-sahit:
m sa bhakayitmutra / yasya msam ihdmy aham
etan msasya msatva / pravadanti mania
Het woord msa betekent: Dat wat ik hier aan het eten ben, zal mij in mijn volgende
leven opeten. Om deze reden zeggen de wijzen dat vlees msa (een zich herhalende
daad: ik eet hem; hij eet mij) wordt genoemd.
Hier dient ook begrepen te worden dat het eten van sttvika voedsel de eigenschap van
sattva, goedheid, doet toenemen. Maar zelfs zulk voedsel is niet volledig vrij van zonde,
omdat er zich ook leven bevindt in klimplanten, groenten, planten en bomen. Er kleeft ook
een vleugje zonde aan het bereiden van vegetarisch voedsel omdat er tot op een bepaalde
hoogte ook geweld bij komt kijken. Om deze reden accepteren uddha-bhaktas louter
voedsel dat aan Bhagavn is geofferd (mah-prasda). Mah-prasda is het enige voedsel dat
geschikt is om genuttigd te worden, omdat het nirgua is en volledig verstoken is van zonde.
Voedsel dat niet geofferd is dient geheel vermeden te worden. Dit staat ook geschreven in
de Brahma-vaivarta en in de Padma Pura: anna vit jala mtra yad vior
anivedanam, Het nemen van voedsel en water dat niet aanr Viu is geofferd wordt
vergeleken met het eten van ontlasting en het drinken van urine.
LOKA 11
Het verrichten van yaja is verplicht. De yaja die met zulke vastberadenheid van
geest wordt uitgevoerd in overeenstemming met de regels en bepalingen van stra en
zonder een beloning te verwachten, is sttvika.
SRRTHA-VARI
Nu beschrijft r Bhagavn de drie soorten yaja. Als men zich afvraagt hoe men zich
zal bezighouden met yajas zonder de resultaten te verwachten, zegt r Bhagavn, Hij
verricht de yaja door te concluderen dat het verrichten ervan noodzakelijk is, omdat het
zijn plicht is en ook omdat het voorgeschreven staat in de stra.
LOKA 12
O beste van de Bharata dynastie, de yaja die wordt uitgevoerd met het verlangen
naar haar vruchten, en die pretentieus en pompeus wordt verricht, is rjasika van
aard.
LOKA 13
fofkghuel`"Vkka eU=ghuenf{k.ke~A
Jkfojfgra ;Ka rkela ifjp{krs
vidhi-hnam asnna / mantra-hnam adakiam
raddh-virahita yaja / tmasa paricakate
vidhi-hnamgeen acht slaande op de richtlijnen van stra; asadaar waar geen
uitdeling plaatsvindt; annamvan prasdam (voedsel dat geheiligd is doordat het aan God
geofferd is en als Zijn zegening is geaccepteerd); mantra-hnamzonder het uitspreken van
mantras, heilige namen van God, om de geest te zuiveren; adakiamwaar geen donaties
worden gegeven aan de priesters; raddh-virahitamzonder geloof; yajamdie offerande;
tmasamin de geaardheid onwetendheid; paricakatewordt gezegd (te zijn).
De yaja die geen acht slaat op de richtlijnen van stra, waarbij geen prasdam
wordt uitgedeeld, geen Vedische mantras worden gereciteerd, geen donaties worden
gegeven aan de priesters, en die verricht wordt zonder raddh, wordt door de wijzen
beschreven als zijnde tmasika.
SRRTHA-VARI
Asnnam betekent zonder het uitdelen van prasdam.
LOKA 14
nsof}txq#izkKiwtua
'kkSpektZoe~A
czp;Zeglk p 'kkjhja ri mP;rs
deva-dvija-guru-prja- / pjana aucam rjavam
brahmacaryam ahis ca / rra tapa ucyate
devavan de goden (de 33 miljoen universele bestuurders); dvijade brhmaas; gurude
spirituele leermeesters; prjade wijzen; pjanamaanbidding; aucamreinheid;
rjavameenvoud; brahmacaryamseksuele onthouding; ahisgeweldloosheid; ca
en; rramvan het lichaam; tapaascese, boetedoening; ucyatewordt gezegd (te zijn).
Ascese van het lichaam bestaat uit aanbidding van de devats, de brhmaas, de
gurus, personen met een diepgaand begrip van het Absolute, en het naleven van
reinheid, eenvoud, seksuele onthouding en geweldloosheid.
SRRTHA-VARI
Tapasy (ascese, boetedoening) bestaat uit drie soorten. Om dit te verklaren legt r
Bhagavn eerst sttvika tapasy uit in drie opeenvolgende lokas, waarvan de eerste begint
met deva-dvija.
LOKA 15
Het spreken van woorden die geen opschudding teweegbrengen, die waar zijn, en
aangenaam en heilzaam, alsmede de beoefening van het reciteren van de Vedas,
worden allemaal ascese van de spraak genoemd.
SRRTHA-VARI
Anudvega-karam betekent spraak die geen opschudding veroorzaakt bij anderen.
LOKA 16
Ascese van de geest bestaat uit voldaanheid, eenvoud, stilte, mentale discipline en
ondubbelhartig gedrag.
LOKA 17
Van deze drievoudige ascese, die met groot geloof wordt uitgevoerd door degenen
die vrij zijn van het verlangen naar enige wereldse beloning, wordt gezegd dat ze
sttvika is.
SRRTHA-VARI
Het woord tri-vidham verwijst naar matigingen van lichaam, spraak en geest die
begiftigd zijn met de hierboven beschreven symptomen.
LOKA 18
De boetedoening die wordt verricht met trots, om aanzien te verwerven, voor eer
en verering wordt rjasika genoemd. Ze is tijdelijk en het voordeel wat eruit gehaald
wordt is onbepaald.
SRRTHA-VARI
Het woord satkra betekent het aanbidden van iemand middels vleierij, door ze te
vertellen dat ze heilig zijn, of door ze met bloemrijke woorden te vereren. Mna betekent
lichamelijke aanbidding, zoals het opstaan om iemand te begroeten wanneer hij arriveert
en hem naar de deur te volgen wanneer hij vertrekt. Pj betekent hier mnas pj, dat
wil zeggen, aanbidding met de geest in de hoop dat men rijkdom en andere materile
faciliteiten zal verkrijgen. De boetedoening die voor dit doel met trots worden verricht, is
rjasika. Het woord calam betekent dat wat slechts voor een korte periode blijft, en
adhruvam betekent dat het resultaat wat behaald wordt, zoals aanzien, tijdelijk is.
LOKA 19
De ascese die uit dwaze halsstarrigheid verricht wordt en waarmee men zichzelf
pijn doet, of die bedoeld is om een ander te runeren, staat bekend als tmasika.
SRRTHA-VARI
Mha-grhea betekent door dwaasheid te aanvaarden. Parasya utsdanrtham
betekent dat de tapasy die verricht wordt om anderen te vernietigen tmasika is.
LOKA 20
nkrO;fefr
;kua
nh;rsuqidkfj.ksA
ns'ks dkys p ik=s p rkua lkfoda Le`re~
dtavyam iti yad dna / dyate nupakrie
dee kle ca ptre ca / tad dna sttvika smtam
dtavyamdient gegeven te worden; itialdus; yatwelke; dnamliefdadigheid;
dyatewordt gegeven; anupakrieaan iemand die niets terug kan geven; deeop een
geschikte plek, zoals een heilige plaats; kle(op een gunstige) tijd; caen; ptreaan een
Liefdadigheid dient gegeven te worden aan iemand die het niet terug kan geven,
op een heilige plaats, op een gunstig tijdstip en aan een waardig persoon.
Liefdadigheid die met deze vastberadenheid wordt beschouwd als sttvika.
SRRTHA-VARI
Het woord dtavyam betekent de gekwalificeerde ontvanger van liefdadigheid
vaststellen en het op het juiste tijdstip geven. Liefdadigheid die gegeven wordt in de
verwachting dat men er iets voor terug krijgt is geen liefdadigheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka legt r Bhagavn de drie soorten liefdadigheid uit. Hij zegt dat
liefdadigheid sttvika is wanneer het uit plicht en zonder verwachting van enige beloning
wordt gegeven aan iemand die onbaatzuchtig is en nooit dingen doet voor zijn eigen welzijn,
of die niet in staat is om maatschappelijk werk voor anderen te verrichten. In dit opzicht is
het ook noodzakelijk om de juiste tijd, plaats en persoon in acht te nemen.
LOKA 21
Maar de liefdadigheid die wordt aangeboden met de verwachting dat men er iets
voor terugkrijgt, of die met tegenzin wordt gegeven, wordt beschouwd als rjasika.
SRRTHA-VARI
Parikliam betekent dat iemand, nadat hij iets in liefdadigheid heeft gegeven, berouw
heeft, Waarom heb ik zo veel gegeven? Het betekent ook geven op bevel van superieuren,
zoals de guru, hoewel niet bereidwillig dit te doen. Het woord parikliam betekent hier dat
een liefdadig doel of liefdadige daad die aangetast is door zulke onheilzame gevoelens
rjasika is.
LOKA 22
SRRTHA-VARI
Asat-kra betekent het resultaat van oneerbiedigheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Liefdadigheid die wordt gegeven op een onzuivere plaats aan iemand die niet
gekwalificeerd is, zoals een danser of prostituee, aan iemand die het niet nodig heeft, of aan
een zondig persoon, is tmasika. Liefdadigheid die oneerbiedig wordt gegeven aan een
waardig persoon is ook tmasika.
LOKAS 23-24
SRRTHA-VARI
Over het algemeen wordt uitgelegd dat ieder menselijk wezen een van de drie soorten
yaja, tapasy, etc., kan verrichten naar gelang zijn adhikra. Degenen die sttvika zijn en
degenen die brahma-vds zijn, beginnen hun verrichting van yaja met een invocatie tot
brahma, God. Daarom zegt r Bhagavn dat de sdhus Hem heugen en eren middels de
drievoudige invocatie van brahma: o tat sat.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Luister alsjeblieft terwijl Ik de
strekking van deze lokas uitleg. Tapasy, yaja, dna en voedsel bestaan uit drie soorten:
sttvika, rjasika en tmasika. Het geloof waarmee de geconditioneerde jvas deze
activiteiten verrichten kan dan wel van eerste, tweede of derde klasse zijn, maar ze blijft
besmet door de geaardheden en is waardeloos. Deze activiteiten worden alleen betekenisvol
in het bereiken van het stadium van onbevreesdheid (in de vorm van zuivering van sattva,
het bestaan) wanneer ze verricht worden met nirgua-raddh, dat wil zeggen, met die
raddh die leidt tot bhakti. Er staat voorgeschreven door de gehele stra dat
voorgeschreven taken verricht moeten worden met zulke transcendentale raddh. De
stra bevat drie principes die wijzen op brahma, de Allerhoogste Absolute Waarheid: o,
tat en sat. Deze drie namen beschrijven ook de brhmaas, de Vedas en yajas.
raddh die ervoor zorgt dat men de regels van stra veronachtzaamt is sagua
(besmet door de geaardheden der natuur). Het doelt op geen enkele wijze op het bereiken
van de Allerhoogste en zal enkel het verlangde materile resultaat opleveren. Daarom is
vastberaden raddh noodzakelijk bij het uitvoeren van de door stra voorgeschreven
activiteiten. Je ongeloof in stra en gebrek aan raddh ontstaan vanwege een gebrek aan
het juiste onderscheidingsvermogen. Daarom verrichten volgelingen van de Vedas, de
brahma als doel hebben, al hun activiteiten zoals voorgeschreven in stra, zoals yaja,
tapasy en dana, door de heilige lettergreep o te reciteren.
LOKA 25
Qya
rfnR;ufHklU/kk;
;Kri%f;k%A
nkuf;k'p fofo/kk% f;Urs eks{kdkaf{kfHk%
Aldus het woord tat uitsprekend, verrichten degenen die naar moka verlangen
verschillende soorten yaja, tapasy en dna, zonder naar de vruchten van hun
activiteiten te verlangen.
SRRTHA-VARI
Zoals beschreven in de vorige loka, horen de activiteiten van yaja en andere religieuze
activiteiten verricht te worden door het woord tat uit te spreken. Het woord
anabhisandhya houdt in dat men de verschillende voorgeschreven plichten dient te
verrichten zonder naar hun resultaten te verlangen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het woord idam verwijst naar deze zichtbare wereld, en tat verwijst naar brahma (de
Werkelijkheid), welke zich buiten deze wereld bevindt. Yajas horen alleen verricht te
worden teneinde para-tattva, de Allerhoogste Realiteit, te bereiken.
LOKA 26
O Prtha! Het woord sat verwijst naar de Allerhoogste Absolute Waarheid en Zijn
aanbidders. Op dezelfde manier wordt het woord sat ook gebruikt in verband met
gunstige handelingen.
SRRTHA-VARI
Het woord sat vertegenwoordigt brahma, en wordt gebruikt bij gunstige of
lovenswaardige handelingen, zowel materile als spirituele. Om dit uit te leggen, spreekt r
Bhagavn deze twee lokas, waarvan de eerste met het woord sad-bhve begint. Sad-bhve
(het hebben van de aard van de eeuwige Realiteit) is een gepaste beschrijving voor brahma
en voor de brahmavditva (aanbidders van brahma).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De heilige lettergreep o is de naam van para-tattva brahma, de Allerhoogste Absolute
Waarheid. Hij wordt ook tat genoemd. Op dezelfde manier geeft het woord sat aan dat Hij
eeuwig bestaat en dat Hij de oorzaak van alles is. Hij alleen is sad-vastu, de ware entiteit. Dit
wordt ook verklaard in de Vedas: sad eva saumya idam agra sta, O zachtaardige,
voorheen bestond deze materile wereld binnenin Hem, die n is zonder een gelijke, en
vr de schepping was er enkel Hem, die een sat (eeuwige) gedaante heeft (Chndogya
Upaniad 6.2.1 ). Wanneer deze sat het enige is wat er in iemands hart bestaat, is die
persoon een sdhu. In rmad-Bhgavatam (3.25.25) wordt ook gezegd: sat prasagn.
Ook hier wordt het woord sat gebezigd voor de bhaktas van r Bhagavn die de Absolute
Waarheid hebben gerealiseerd. Over het algemeen staan gunstige daden in deze materile
wereld ook bekend sat-krya, gezegende daden. In Sat-kriy-sra-dpik definieert rla
Gopla Bhaa Gosvm, een prominente Gauya Vaiava crya en beschermer van
Gauya Vaiava schriftuurlijke opvattingen, sat als volgt: De gefocuste bhaktas van r
Govinda zijn toegewijd aan sat (eeuwige) gedachten. Aangezien al hun activiteiten verricht
worden voor het genot van Bhagavn, worden hun activiteiten sat genoemd. Alle andere
activiteiten zijn asat, en zijn daarom verboden.
In dit verband legt Bhagavn r Ka de betekenis van het woord sat uit in deze twee
lokas, waarvan de eerste begint met het woord sad-bhve. O Prtha, het woord sat wordt
gebruikt voor sad-bhva (dat wat zich op brahma richt) en sdhu-bhva (de opperste
LOKA 27
Het standvastig zijn in het verrichten van yaja, tapasy en dna wordt ook sat
genoemd. En activiteiten zoals het schoonmaken van de tempel teneinde brahma (r
Bhagavn) te plezieren, worden ook sat genoemd.
SRRTHA-VARI
Sthiti betekent standvastig in het verrichten van yaja, etc., nadat men achter hun
werkelijke doel is gekomen. Tad-arthya karma staat voor activiteiten zoals het
schoonmaken van de tempel als dienst aan brahma (r Bhagavn).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, De strekking van het woord sat kan ook worden
toegepast op yaja, tapasy en dana, omdat al deze activiteiten sat worden wanneer ze voor
het genot van brahma worden uitgevoerd; zo niet, dan zijn ze allemaal asat (waardeloos).
Alle wereldse activiteiten zijn in strijd met de svarpa (intrinsieke, spirituele aard) van de
jva. Wanneer men besluit om brahma te dienen, houdt men zich bezig met die activiteiten
die para-bhakti opwekken. Ze worden dan nuttig voor het zuiveren van bestaan van de jva,
sattva-sasuddhi, dat wil zeggen, door perfectie, oftewel ka-dsyam (dienst aan r
Ka) aan de jva te schenken. Dit is de vervolmaking van zijn svarpa.
LOKA 28
O zoon van Pth, yaja, dna, tapasy of om het even welke andere handelingen
die zonder geloof worden verricht worden asat genoemd. Zulke activiteiten hebben
geen nut, noch in deze wereld noch in de volgende.
SRRTHA-VARI
Ik heb over sat-karma (spiritueel vrome daden) gehoord, maar wat is asat-karma? Deze
vraag verwachtend van Arjuna, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord
araddhay. Alle vuur-yajas (hutam), liefdadigheid (dattam), ascese (tapa) en al het
andere dat zonder raddh wordt verricht, is asat. Dit houdt in dat hoewel er yaja verricht
wordt, het eigenlijk geen yaja is; er kan liefdadigheid worden gegeven, maar het is eigenlijk
geen liefdadigheid; er kan tapasy worden verricht, maar het is geen werkelijke tapasy, en
wat er ook maar verricht kan worden is in feite nutteloos, indien het zonder geloof wordt
verricht. Het schenkt zelfs geen goede resultaten in deze wereld, om maar te zwijgen van de
andere wereld: tat na pretya no iha.
Verschillende soorten voorgeschreven activiteiten die verricht worden met sttvika
raddh leiden naar moka. Dit is uitgelegd in het huidige hoofdstuk.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Zeventiende Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Alle activiteiten die verricht worden met het doel om Bhagavn, guru en de Vaiavas
te dienen, zoals het ophalen van aalmoezen, het graven van putten en vijvers, het aanleggen
van bloemen- en Tulas-tuinen, het planten van bomen en het bouwen van tempels zijn
tad-arthya-karma, activiteiten die voor Zijn genoegen worden verricht, en ze zijn sat.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, O Arjuna, alle activiteiten,
yajas, dna, tapasy, etc., die verricht worden zonder nirgua-raddh zijn asat (tijdelijk en
nutteloos). Zulke activiteiten brengen nooit enig profijt ofwel nu in deze wereld, ofwel in de
toekomst, in de volgende wereld. Daarom onderwijst stra ons in nirgua-raddh. Indien
men de regels en bepalingen van stra verwerpt, betekent dit dat men nirgua-raddh,
wat het zaad is van de wensvervullende bhakti-lat, heeft opgegeven.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Zeventiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
HOOFDSTUK ACHTTIEN
Moka-Yoga
De Yoga Der Bevrijding
LOKA 1
vtqZu mokp
laU;klL; egkckgks rofePNkfe osfnrqe~A
R;kxL; p "khds'k i`FkDdsf'kfu"kwnu
arjuna uvca
sannysasya mah-bho / tattvam icchmi veditum
tygasya ca hkea / pthak kei-nidana
arjuna uvcaArjuna zei; sannysasyavan verzakinng van actie; mah-bhoO
sterkgearmde; tattvamde fundamentele waarheid; icchmiIk verlang; veditumte
weten; tygasyavan verzaking van de vruchten van handelen; caen; hkeaO
Meester der zintuigen; pthakafzonderlijk; kei-nidanaO doder van de asura genaamd
Kei.
SRRTHA-VARI
Dit hoofdstuk beschrijft de volgende onderwerpen: de drie soorten sannysa, jna en
karma, het beslissende begrip van mukti (verlossing), en de meest vertrouwelijke essentie
van bhakti.
In het vorige hoofdstuk zei r Bhagavn, Na verlost te zijn geraakt van alle materile
verlangens, doen degenen die op zoek zijn naar moka aan liefdadigheid en houden zich
bezig met boetedoening terwijl ze het woord tat uitspreken (Gt 17.25). r Bhagavn
gebruikt het woord moka-kk (iemand die naar moka zoekt) in deze verklaring enkel
om de sannys aan te duiden. Maar als dit woord naar iemand anders dan de sannys
verwijst, wie is dan die persoon? r Bhagavn zegt in Gt (12.11): sarva-karma-phalatyga tata kuru yattmavn, Je dient met een beteugelde geest je voorgeschreven
plichten te vervullen, en daarbij de vruchten van al je handelen op te geven.
Arjuna vraagt nu, De woorden sarva-karma-phala-tygam (in Gt 12.11) verwijzen
naar tyga (verzaking). Ik wens te weten over de symptomen van een tyg (iemand die de
wereld verzaakt). Ik wil ook weten van de symptomen van sannysa (de verzakende
levensorde) die men terug kan vinden in sannyss (degenen die formeel het kleed van de
verzakende levensorde hebben aangenomen). Arjuna is nieuwsgierig en wijs, en hij sprak
deze loka die begint met sannysasya teneinde deze onderwerpen duidelijk te begrijpen. Hij
heeft het woord pthk gebruikt met de betekenis, Als de woorden sannysa en tyga
verschillende betekenissen hebben, dan wil ik de waarheid van hun respectievelijke aarden
kennen. Zelfs wanneer ze volgens Uw mening, of volgens de mening van anderen, dezelfde
betekenis hebben, wens ik nog steeds het verschil tussen beide begrijpen. O Hkea, U
alleen bent de voorzegger van mijn intelligentie, dus daarom is deze twijfel louter door Uw
inspiratie ontstaan. O Kei-nidana, doder van de asura Kei! Wees zo vriendelijk deze
twijfel van mij te vernietigen op dezelfde manier dat U de asura Kei heeft gedood. O
Mah-bho! U bent oppermachtig, daar waar ik slechts een beperkte hoeveelheid kracht
bezit. Ik heb een vriendschappelijke relatie met u omdat we enkele gelijksoortige
kwaliteiten bezitten, maar mijn eigenschappen kunnen Uw eigenschappen, zoals
alwetendheid, niet evenaren. Ik ben slechts in staat om U deze vraag zonder aarzeling te
stellen omdat U me begiftigd hebt met een beetje van Uw sakhya-bhva.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In sommige delen van de Gt heeft Bhagavn r Ka instructies gegeven met
betrekking tot karma-sannysa (de verzaking van activiteiten), en in andere delen heeft Hij
de instructie gegeven om karma (het handelen) niet volledig op te geven, maar om het
verlangen naar de vruchten van alle vormen van karma op te geven. Vanuit een
LOKA 2
JhHkxokuqokp
dkE;kuka deZ.kka U;kla laU;kla do;ks fonq%A
fop{k.kk%
loZdeZQyR;kxa
kgqLR;kxa
r bhagavn uvca
kmyn karma nysa / sannysa kavayo vidu
sarva-karma-phala-tyga / prhus tyga vicaka
r bhagavnde alvermogende Allerhoogste Persoon; uvcazei; kmynmvan
baatzuchtige; karmamactiviteiten; nysamde verzaking; sannysamals verzaking;
kavayawijzen; vidubegrijpen; sarva-karma-phalavan het resultaat van alle
activiteiten;
prhuzij
verklaren;
tygamonthechting;
tygamverzaking;
vicakaverlicht.
SRRTHA-VARI
Allereerst, om de verschillende betekenisen van de twee woorden sannysa en tyga uit
te leggen op basis van de aloude doctrines, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met
kmynm.
De term sannysa betekent het volledig opgeven van alle kmya-karma, zoals het
verrichten van een yaja om het verlangen te vervullen een zoon te krijgen of Svarga te
bereiken. Maar het betekent niet dat men nitya-karma (verplichte activiteiten), zoals
sandhy-upsan (het heugen van gyatr-mantras, etc.) dient op te geven.
De term tyga verwijst naar het opgeven van alle kmya-karma (baatzuchtige
activiteiten) en nitya-karma (verplichte activiteiten) terwijl men niet de activiteiten zelf
opgeeft. Zelfs het verrichten van nitya-karma levert resultaat op, zoals het bereiken van
Pit-loka (de planeet van de voorvaders), en het vrij worden van zonden. Dit wordt
uiteengezet door heel de rutis. Daarom betekent tyga het verrichten van alle activiteiten
zonder naar de vruchten te verlangen. Het woord sannysa betekent echter het verrichten
van alle nitya-karma zonder naar de resultaten te verlangen en het volledig opgeven van
alle kmya-karma. Dit is het verschil tussen deze twee termen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn geeft de mening van de tattva-vit mah-puruas over het bovenstaande
onderwerp. Sannysa (verzaking) betekent zonder meer dat men zijn nitya-karma
(verplichtingen) of naimittika-karma (incidentele dharmika plichten opgelopen door
specifieke omstandigheden) niet volledig opgeeft, maar dat men sakma-karma
(baatzuchtige activiteit) in zijn geheel opgeeft. En tyga (onthechting) betekent dat men
geen afstand doet van sakma-karma en nitya-karma, maar slechts hun vruchten opgeeft.
Overpeinzing betreffende deze beide concepten vindt men op verschillende plekken in
stra. Hier is het echter mogelijk om, door de mening van r Bhagavn Zelf alsmede die
van Zijn tattva-vit bhaktas (toegewijden, die bedreven zijn in de principes van de
Waarheid) te kennen, tot absolute verzoening van de hierboven vermelde concepten te
komen.
In het rmad-Bhgavatam heeft r Ka door Uddhava het instrument van Zijn
onderricht te maken, de drie soorten yoga, namelijk karma, jna en bhakti, naar gelang de
geschiktheid (adhikra ) van verschillende individuen uitgelegd. Voor degenen die gehecht
zijn aan karma en haar resultaten, onderwijst Hij (nikma) karma-yoga, het pad van
spirituele vordering door de vruchten van zijn voorgeschreven handelingen aan de Heer te
offeren. Voor die uitermate verzaakte personen die volledig onthecht zijn van de resultaten
van karma, onderwijst Hij jna-yoga, het pad van spirituele vordering middels
transcendentale kennis. Maar voor die gematigde personen die noch overdreven gehecht
zijn aan de resultaten van hun voorgeschreven karma noch droge verzakers zijn, onderwijst
Hij bhakti-yoga, het pad van liefdevolle toewijding aan de Allerhoogste Heer.
Over het algemeen heeft een baddha-jva in de beginfase van yoga-beoefening alleen de
adhikra (kwalificatie) om karma (voorgeschreven plichten) te verrichten. Teneinde hem
te begiftigen met de adhikra om het pad van jna te betreden, heeft r Bhagavn
instructies gegeven over het opgeven van de resultaten van karma (karma-phala-tyga) en
over de verzaking van karma in zijn geheel (karma-sannysa). Om te beginnen dient men
het volledig opgeven van sakma-karma (baatzuchtig handelen) te beoefenen, en
vervolgens dient hij geleidelijk aan de vruchten van nitya- en naimittika-karma (verplichte
en tijdelijke karma) op te geven. Iemands hart wordt gezuiverd nadat hij voor een tijdje
deze beoefening verricht, en dan gaat hij zich op het hogere platform van jna bevinden.
Zijn adhikra om karma te verrichten houdt in dit stadium op met bestaan. Met andere
woorden, hij ontstijgt karma. In dat stadium is het mogelijk voor hem om karma volledig op
te geven. Volgens de verklaring, jnam ca mayi sannyaset (rmad-Bhgavatam 11.19.1),
dient zelfs jna opgegeven te worden zodra men er perfectie in bereikt. Echter, in
tegenstelling tot de karms en jns, hoeven degenen die bhakti beoefenen bhakti niet op
te geven wanneer ze er perfectie in bereiken. Integendeel, in het stadium van perfectie
wordt bhakti in haar zuiverste, meest ontwikkelde manier uitgevoerd.
Daarom heeft Bhagavn r Ka Zelf de volgende uitspraken gedaan: tvat karmi
kurvta, Zolang men zijn baatzuchtige verlangens niet heeft verzadigd, of nog geen raddh
heeft ontwikkeld in het horen en spreken van onderwerpen die Mij betreffen, dient men
door te gaan met het verrichten van karma (rmad-Bhgavatam 11.20.9); jna-niho
virakto v, Het gedrag van degenen die toegewijd zijn aan het cultiveren van
transcendentale jna, alsmede Mijn bevrijde bhaktas, valt buiten de reikwijdte van de
regels en bepalingen (rmad-Bhgavatam 11.18.28); yas tv tma-ratir eva syd, Iemand die
genoegen put uit het zelf, echter, die tevreden en voldaan blijft in het zelf, heeft geen
plichten te vervullen (Gt 3.17); en: sarva-dharmn parityajya, Geef alles volledig op, en
neem exclusief beschutting van Mij alleen (Gt 18.66). De Yoga-viha vermeldt ook: na
karmi tyajeta yog karmabhist yajyate hy asv iti, Een yog hoort zijn karma niet op te
geven omdat karma zelf de yog zal opgeven wanneer hij een verheven niveau heeft
bereikt.
Over het algemeen geeft stra niet de instructie aan baddha-jvas om hun karma op te
geven; ze stelt eerder voor dat ze slechts kmya-karma of de resultaten van hun karma
dienen op te geven. Dit komt doordat de jva in zijn gebonden staat over het algemeen erg
gehecht is aan het verrichten van sakma-karma. Als hem in de beginfase van zijn
beoefening wordt opgedragen om karma volledig op te geven, zal hij niet in staat zijn dit te
doen. Daarom worden er zulke instructies gegeven om de jva geleidelijk aan naar een hoger
platform te brengen.
Door dit stapsgewijze proces te volgen, waarin men aanvankelijk het verzaken van de
vruchten van karma beoefent, wordt het hart geleidelijk aan gezuiverd. Daarna is het alleen
mogelijk om karma volledig op te geven wanneer men tma-rati (het geluk van het zelf)
bereikt. Om deze reden geeft Bhagavn de instructie: na buddhi-bheda janayet, Men
hoort minder intelligente mensen, die gehecht zijn aan karma, niet te leren het op te geven.
Vanwege hun onvolwassen intelligentie zullen ze verward raken en van het spirituele pad
afwijken. In plaats daarvan dient men hen, door het voorbeeld te geven, te leren hoe te
werken zonder gehechtheid (Gt 3.26). Het dient echter ook opgemerkt te worden dat
alleen iemand die de adhikra ontwikkelt om aan keval-bhakti te doen alle karma
namelijk nitya-karma (reguliere activiteiten), naimittika-karma (tijdelijke activiteiten) en
kmya-karma, (baatzuchtige activiteiten), volledig kan opgeven.
De loka, sarva-dharmn parityajya wordt louter om deze reden aan het einde van dit
hoofdstuk gesproken. In zijn commentaar op deze loka schrijft rla Vivantha Cakravart
hkura, Wanneer iemand de kwalificatie verkrijgt om anany-bhakti te verrichten,
bestaat er, als gevolg van zijn grote fortuin dat tot stand is gekomen door de genade van de
grote heiligen, geen kans op zonde of tekortkoming als hij geen nitya-karma verricht.
Sterker nog, als hij in die toestand door blijft gaan met nitya- en naimittika-karma, vervalt
hij in zonde, omdat hij, door dat te doen, Mijn instructie niet opvolgt. Met andere woorden,
het verrichten van nitya-naimittika-karma is niet bevorderlijk voor het uitvoeren van
keval-bhakti.
Hier verwijst nitya-karma naar dagelijkse verplichte activiteiten zoals het aanbidden
van allerlei devas en devs, zoals beschreven in de karma-mrga afdeling van de Vedas.
Naimittika-karma betekent incidentele religieuze activiteiten zoals het aanbidden van de
voorvaders en devas in de rddha ceremonie (een ceremonie die verricht wordt voor
overleden familieleden).
Een persoon betreedt alleen het goddelijke rijk van anany-bhakti tot r Ka
wanneer hij deze activiteiten volledig opgeeft.
Door het bestuderen van Sat-kriy-sra-dpik, geschreven door rmad Gopla Bhaa
Gosvm, de grote Gauya Vaiava crya en beschermheer van Gauya Vaiava
opvattingen, kunnen we begrijpen dat er voor de ekntika-bhaktas van r Ka in geen
enkele gezaghebbende stra geboden staan om de voorvaders en devas te aanbidden,
ongeacht tot welke vara of rama deze bhaktas behoren. Integendeel, indien ananybhaktas van r Ka zich inlaten met de aanbidding van de voorvaders of devas, wordt
het sev-apardha (een overtreding tegen toegewijde dienst) en nma-apardha (een
overtreding tegen de heilige naam).
rmad Gopla Bhaa Gosvm gebruikt bewijs uit stra om te bewijzen dat, wanneer
Ka tevreden is met iemands anany-bhakti, die bhakta geen enkele zondige reactie
oploopt noch de fout van veronachtzaming begaat, zelfs niet wanneer hij alle andere karma
opgeeft. Zulke ekntika-bhaktas bereiken een gunstige positie, of ze zich nu in dit universum
bevinden of erboven.
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka als zeggend, Sannysa betekent alle
kmya-karma (baatzuchtige activiteiten) volledig opgeven en nitya- en naimittika-karma
verrichten zonder naar hun resultaten te verlangen. Tyga betekent het opgeven van de
vruchten van alle soorten karmanitya-, naimittika- en kmya-karma. Geleerde mensen
verklaren dat dit het verschil is tussen sannysa en tyga.
LOKA 3
SRRTHA-VARI
r Bhagavn bespreekt wederom de verschillende meningen betreffende tyga
(verzaking) in deze loka die begint met het woord tyjyam. Sommige skhy-vds
(personen die concluderen dat materie de oorzaak is van de schepping) zijn van mening dat
karma volledig opgegeven dient te worden omdat het fouten zoals geweld bezit. Anderen,
zoals de mmsakas (filosofen die vrome handelingen benadrukken, omdat ze denken dat
dit God zal verplichten om ze te belonen), zeggen dat activiteiten zoals yaja niet opgegeven
dienen te worden, omdat ze voorgeschreven staan in stra.
LOKA 4
O beste der Bharatas, hoor Mijn definitieve mening over tyga. O voornaamste
der mensen, men zegt dat tyga uit drie soorten bestaat.
SRRTHA-VARI
Nu verkondigt r Bhagavn Zijn mening in deze loka die begint met het woord
nicayam. Tyga bestaat uit drie soorten: sttvika, rjasika en tmasika. r Bhagavn zegt in
Gt (18.7) dat het niet correct is om nitya-karma te verzaken. De tyga van degenen die
nitya-karma opgeven vanwege verbijstering wordt beschreven als tmasika. In Gt (18.7),
wordt gesproken over tyga als zijnde sannysa. Daarom zijn tyga en sannysa volgens de
mening van r Bhagavn synoniem.
LOKA 5
SRRTHA-VARI
Volgens de mening van r Bhagavn dienen de sttvika daden van yaja, dna en
tapasy zelfs binnen kmya-karma verricht te worden, zonder naar hun vruchten te
verlangen. Hij zegt dat het verrichten van yaja enzovoorts verplicht is omdat dit het hart
zuivert.
LOKA 6
dienen verricht te worden; itizo; meMijn; prthaO zoon van Pth; nicitam
volmondige; matammening; uttamamopperste.
O Prtha, men dient al deze activiteiten te verrichten nadat men het ego van het
zijn van de doener en gehechtheid aan de vruchten van handelen heeft opgegeven. Dit
is Mijn uitgesproken en opperste mening.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn legt nu uit hoe deze activiteiten het hart kunnen zuiveren, in deze loka
die begint met etny api. Het woord sagam houdt in dat men voorgeschreven plichten
hoort uit te voeren zonder enig verlangen naar het resultaat, en zonder het vals ego van het
zijn van de doener in stand te houden. Tyga is wanneer zowel de baatzuchtige verlangens
als het ego van het zijn van de doener zijn opgegeven. Het wordt ook sannysa genoemd.
LOKA 7
Het verzaken van nitya-karma (verplicht werk) is zeker niet gepast. Het uit
begoocheling verzaken van zulk werk wordt beschreven als zijnde tmasika.
SRRTHA-VARI
Van de drie soorten tyga wordt tmasika tyga hier uitgelegd met betrekking tot dit
onderwerp. Moht verwijst naar het verrichten van tyga zonder de strekking van stra te
kennen. Een sannys kan kmya-karma (baatzuchtige activiteiten) opgeven, denkend dat
deze activiteiten onnodig zijn, maar het is niet gepast voor hem om nitya-karma op te geven.
Dit wordt bedoeld met het woord tu. Moht betekent uit begoocheling. Het resultaat van
tmasika tyga is ook onwetendheid, en de verlangde jna wordt niet bereikt.
LOKA 8
Als men zijn nitya-karma als een bron van ellende beschouwt en het uit angst voor
lichamelijk ongemak opgeeft, dan is zijn tyga van rjasika aard en slaagt hij er niet in
om het werkelijke resultaat van tyga te bereiken.
SRRTHA-VARI
Nitya-karma is verplicht. Het verrichten van nitya-karma levert louter goede resultaten
op; men haalt zich geen fouten op de hals. Ondanks dat ze dit weten, denken sommige
personen, Maar waarom zou ik die plicht uitvoeren en mijn lichaam onnodig pijn
toebrengen? De tyga van zulke personen is rjasika. Ze verkrijgen geen jna, wat het
resultaat is van tyga.
LOKA 9
dk;ZfeR;so
;RdeZ
fu;ra f;rstqZuA
la R;DRok Qya pSo l R;kx% lkfodks er%
kryam ity eva yat karma / niyata kriyate rjuna
saga tyaktv phala caiva / sa tyga sttviko mata
SRRTHA-VARI
Het is noodzakelijk om dit te doen. De nitya-karma die met zon houding wordt
uitgevoerd is sttvika. Zulke mensen bereiken jna, wat het gewenste resultaat is van tyga.
LOKA 10
SRRTHA-VARI
In deze loka die begint met de woorden na dvey, legt r Bhagavn de kenmerken uit
van iemand die standvastig is in sttvika tyga. Akualam houdt in dat ze geen hekel hebben
aan pijnlijke activiteiten, zoals het nemen van een ochtendbad in de winter, en kuale
houdt in dat ze niet gehecht raken aan activiteiten die genoegen schenken, zoals het nemen
van een bad in koud water gedurende de zomer.
LOKA 11
Een belichaamd wezen kan het handelen niet volledig opgeven, maar hij die
gehechtheid aan de vruchten van zijn daden opgeeft is waarlijk een tyg.
SRRTHA-VARI
Aangezien het onmogelijk is voor de belichaamde jva om alle activiteit volledig op te
geven, dient hij alleen de activiteiten die worden voorgeschreven in stra te verrichten.
Om dit te benadrukken, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met de woorden na hi.
Het is niet mogelijk om alle activiteiten op te geven. r Bhagavn zei eerder in Gt (3.5):
na hi kacit kaam api jtu tihaty akarma-kt, Men kan voor nog geen ogenblik bestaan
zonder werk te verrichten.
LOKA 12
Degenen die geen tyga verrichten zoals eerder beschreven bereiken drie soorten
bestemmingen nadat ze hun lichaam hebben verlaten: de helse planeten, de hemelse
planeten, of als mensen in deze wereld. De ware verzakende personen bereiken zulke
resultaten echter nooit.
SRRTHA-VARI
Wanneer iemand tyga niet op deze manier verricht, vervalt hij in onvolkomenheid.
Het komt door het ontbreken van zulke tyga dat men ellende in de hel (aniam), tijdelijk
geluk op de hogere planeten (iam), of de gecombineerde vreugde en ellende van het
menselijk leven (miram) ontvangt. Dit overkomt alleen degenen die geen tygs zijn. Het
overkomt de tygs (verzakende personen) niet. Pretya betekent de volgende wereld.
LOKA 13
O Mah-bho! Hoor nu van Mij over de vijf oorzaken die betrokken zijn bij het
volbrengen van welke actie dan ook. Zij worden beschreven in Vednta, en het
SRRTHA-VARI
Hoe kan iemand die zijn karma verricht niet de resultaten van die karma ontvangen?
Deze vraag verwachtend, spreekt r Bhagavn nu vijf lokas, waarvan de eerste loka
begint met het woord pacaitni, om vast te stellen dat wanneer men verlost raakt van
ahakra, het vals ego van het zijn van de doener, niet verwikkeld raakt in de resultaten
van karma. Hoor van Mij over de vijf oorzaken van actie, die verantwoordelijk zijn voor
het voltooien van alle activiteiten.
Dat wat Paramtm volledig uitlegt wordt skhya genoemd. Skhya (savolledig;
khybeschrijft) staat ook bekend als Vednta-stra, en het legt uit hoe de reacties van
acties die al verricht zijn teniet te doen.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het is onmogelijk voor de belichaamde baddha-jvas om alle arbeid op te geven.
Bovendien is het schadelijk voor degenen die niet gekwalificeerd zijn om alle vormen van
werk op te geven. Degenen in de beginfase van yoga-beoefening hebben alleen de adhikra
om zich met karma (voorgeschreven plichten) bezig te houden. Om deze reden wordt hen
de instructie gegeven om akarma (het niet verrichten van die plichten) en vikarma
(verboden handelingen) op te geven en nitya- en naimittika-karma (reguliere en tijdelijke
plichten) te verrichten. Wanneer iemands gehechtheid aan de vruchten van karma
geleidelijk aan ophoudt, is het gunstig en bevorderlijk voor hem om door te gaan met het
verrichten van de karma die wordt voorgeschreven in stra, simpelweg als een kwestie van
plicht. Volgens Ka is het symptoom van een sannys en een yog dat ze karma enkel als
een plicht uitvoeren, zonder ernaar te verlangen om van de resultaten te genieten. Zulke
personen zijn echte sannyss en yogs. Wanneer ze associatie van Vaiavas verkrijgen,
kunnen zulke individuen erg snel het rijk van bhakti betreden en de allerhoogste
bestemming bereiken.
LOKA 14
SRRTHA-VARI
r Bhagavn somt nu die oorzaken op. Adhihnam betekent het lichaam, en kartt
(de tussenpersoon of doener) verwijst naar het vals ego in de vorm van een knoop die het
bewuste (cit of ziel) aan het inerte (jaa of doffe materie) vastbindt. Karaam betekent de
zintuigen zoals de ogen en oren, pthag-vidham betekent verschillende soorten inspanning,
dat wil zeggen, de functie van de levenslucht zoals pra en apna, en daivam betekent
Antarym, de inwonende voorzegger van iedereen. Dit zijn de vijf oorzaken van actie.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De vijf oorzaken van actie die vermeld werden in de vorige loka worden hier in detail
uitgelegd. Het dient begrepen te worden dat het woord adhihnam in deze loka dit
lichaam betekent, omdat handelingen alleen verricht kunnen worden wanneer een
baddha-jva in een lichaam terechtkomt. De tm die zich in dit lichaam bevindt wordt de
doener genoemd, omdat hij het is die de handeling (karma) verricht, ook al heeft de zuivere
tm in werkelijkheid niets te maken met actie. Louter vanwege zijn vals ego, denkt hij dat
hij de doener is van deze karma, en op deze manier wordt hij de genieter van de resultaten
van zijn karma.
Daarom wordt de tm zelf zowel de kenner als de doener genoemd. Dit wordt ook
vermeld in de rutis: ea hi dra sra, Het is eigenlijk de ziel die ziet en handelt
(Prana Upaniad 4). De Vednta-stra verklaart ook, jo ta eva, Het is in werkelijkheid de
ziel die de kenner is (Brahma-stra 2.3.17), en: kartt strrthavattvt, De jvtm wordt
opgevat als de doener omdat dit feit wordt bewezen in de stra (Brahma-stra 2.3.31). Al
deze verklaringen bevestigen de bovenstaande conclusie. De zintuigen zijn de instrumenten
die gebruikt worden om actie, oftewel karma te verrichten. De tm volbrengt alleen met
behulp van deze zintuigen verschillende soorten werk. Iedere activiteit brengt een
afzonderlijke inspanning met zich mee, maar elke inspanning is afhankelijk van de
goedkeuring van Paramevara, die zich in ieders hart bevindt als getuige, vriend en
bestuurder. Aldus is Paramevara alleen de allerhoogste oorzaak. De personen die
genspireerd zijn door een stra-vit, tattva-vit mah-purua (een verheven,
geperfectioneerde persoonlijkheid die volledig bekend is met de schriftuurlijke conclusies),
en ook door Paramevara, zijn in staat om erachter te komen wat verplicht is voor ze en wat
niet. Zo doen ze aan het verrichten van bhakti en bereiken spoedig de allerhoogste
bestemming. Zij zijn niet gebonden door de reacties van hun goede of slechte karma
(daden).
LOKA 15
Dit zijn de vijf oorzaken achter om het even welke deugdzame of ongepaste daden
iemand kan verrichten middels lichaam, spraak of geest.
SRRTHA-VARI
arra-v-manobhi. Er zijn drie soorten karma (actie, of handelingen): kyika
(handelingen verricht door het lichaam), vcika (handelingen verricht door spraak), en
mnasika (handelingen verricht door de geest). Die handelingen kunnen verder
LOKA 16
Hoewel dit zo is, kan een dwaze persoon wiens intelligentie onzuiver is dit niet
goed begrijpen en denkt hij dat hij alleen de doener is van al deze handelingen.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn zegt dat, hoewel deze vijf oorzaken achter alle karma zitten, hij die de
zuivere tm (de jva die geen connectie met materie heeft) als de enige doener ziet als
durmati (dwaas) wordt beschouwd vanwege onzuivere intelligentie. Hij ziet niet goed. Wat
heet, zon onwetende persoon wordt gezegd blind te zijn.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Een onwetend persoon kan niet begrijpen dat er zich een afzonderlijk, individueel
wezen bekend als Paramtm, in zijn hart bevindt als een getuige, bestuurder en vriend, die
al zijn activiteiten regelt. Hoewel het lichaam, de doener, de verschillende soorten
inspanning en de zintuigen allemaal materile oorzaken van actie zijn, is de prominente
oorzaak Paramtm. Dus hoort men te zien dat Paramtm, die zich in het hart bevindt, de
allerhoogste bestuurder is, en niet slechts dat deze vier materile oorzaken een handeling
volbrengen. Degenen die niet in staat zijn om op deze manier te zien denken dat ze zelf de
enige doeners zijn; aldus blijven ze altijd verontrust.
LOKA 17
Zelfs al doodt hij levende wezens, doodt hij die vrij is van het ego van het zijn van
de doener, en wiens intelligentie niet gehecht is aan de vruchten van karma, in
werkelijkheid niet, noch raakt hij gebonden door de vruchten van zijn daden.
SRRTHA-VARI
Wie heeft er dan gezuiverde intelligentie en wie ziet werkelijk? In antwoord hierop
spreekt r Bhagavn de loka die begint met de woorden yasya nhakto bhva. Iemand
die het vals ego van het zijn van de doener niet bezit raakt niet gehecht aan het denken
van, Dit is prettig; dit is niet prettig. Daarom wordt hij niet gebonden door de resultaten
van karma. Wat kan Ik hier nog meer over zeggen? Of het werk dat hij verricht nu gunstig
of ongunstig is, in werkelijkheid is hij niet de doener van dat werk. Vanuit een materieel
perspectief kan het lijken dat hij al deze mensen doodt, maar vanuit het spirituele oogpunt
doodt hij eigenlijk niet omdat hij niet gemotiveerd is door zelfzuchtige verlangens. Daarom
raken hij niet gebonden door de resultaten van karma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Degenen die zichzelf kennen als ondergeschikt aan Paramevara, en die hun karma
verrichten zonder baatzuchtig verlangen en zonder het vals ego van het zijn van de doener,
zijn zeker intelligent. De resultaten van karma kunnen hen niet binden.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, O Arjuna, je was enkel vanwege
het vals ego in illusie over deze strijd. Als jij je er bewust van was geweest dat de vijf
factoren die Ik heb beschreven de oorzaak zijn van alle karma, dan zou je niet zo verbijsterd
zijn geraakt. Daarom doden degenen wiens intelligentie niet verstrengeld is door het vals
ego van het zijn van de doener niet, zelfs niet wanneer ze de hele mensheid doden; noch
raken ze gebonden door de resultaten van zulk doden.
LOKA 18
SRRTHA-VARI
Derhalve, volgens de mening van r Bhagavn, wordt sannysa in de vorm van
verzaking in sattva-gua (tyga) opgedragen voor de jns, maar voor de bhaktas wordt
volledige verzaking van karma-yoga aangeraden. In rmad-Bhgavatam (11.11.32) zegt r
Bhagavn, O Uddhava, degenen die hun sva-dharma (beroepsplicht) opgeven zoals
voorgeschreven door Mij in de Vedas, nadat ze zorgvuldig de positieve en negatieve
aspecten van dharma en adharma hebben geanalyseerd, en die zich aldus met bhajana aan
Mij bezighouden, zijn zeker sattama, de beste der mensen. rla rdhara Svm heeft de
betekenis van deze loka als volgt uitgelegd: Degenen bhajana aan Mij verrichten, waarbij
ze hun sva-dharma zoals door Mij opgedragen in de Vedas volledig opgeven, zijn sattama,
de beste der mensen.
Hier ontstaat een vraag: Wordt iemand die zijn voorgeschreven sva-dharma opgeeft uit
onwetendheid of door een athestische neiging toch als sattama beschouwd? In antwoord
hierop zegt r Bhagavn, Nee. Degenen die sattama zijn begrijpen dat bevorderlijke
eigenschappen zoals zuiverheid van bestaan voortvloeiend uit het verrichten van dharmika
tm afgescheiden is van het lichaam behelst geen jna. Integendeel, men dient tmatattva, de waarheid van de tm, ook te begrijpen. De enige echte jns zijn degenen die
beschutting hebben genomen van zulke kennis. Maar de drie bestanddelen van jna,
namelijk jna (kennis), jeya (het kenbare), en jt (de kenner) hebben ook een verband
met karma. Het is de plicht van de sannyss om dit te begrijpen. Om deze reden spreekt r
Bhagavn deze loka die begint met het woord jnam. Het woord codana betekent hier
voorschrift of proces. rla Gopla Bhaa Gosvm zegt dat de woorden codan
(voorschrift), upadea (instructie) en vidhi (regels en bepalingen) synoniem zijn.
Nu legt r Bhagavn Zelf de tweede helft van deze loka uit, beginnend met de
woorden karaa karma. Jna is dat wat ons helpt iets te kennen. Volgens deze definitie is
jna het instrument van kennis; is jeya (jvtma-tattva) het kenbare; en iemand die deze
waarheid over de jvtm kent is jt, de kenner, of bezitter van kennis.
Er zijn drie ingredinten in een actie: karaa (het voorwerp of instrument van actie),
karma (de actie zelf) en kartt (het onderwerp of verrichter van actie). Deze drie factoren,
die bekend staan als karma-sagraha, zijn gerelateerd aan nikma-karma. Dit is de
verklaring van het samengestelde woord karma-codan. Met andere woorden, het
verrichten van nikma-karma-yoga is gebaseerd op deze drie principes: jna (kennis),
jeya (het kenbare, of het doel van kennis) en jt (de kenner).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De tm is een nirgua entiteit, verstoken van om het even welke materile
eigenschappen. De inspiratie voor karma (karma-prera), de basis van karma (karmaraya) en het resultaat van karma (karma-phala) zijn allemaal producten van de drie
guas, dus hebben ze geen wezenlijke relatie met de tm. Ekntika-bhaktas van r
Bhagavn, die zich volledig aan Hem hebben overgegeven, hebben perfecte kennis van de
tm. Hoewel ze alle activiteiten verrichtenofwel volgens de wil van r Ka ofwel voor
Zijn plezierworden ze nooit karms (materialisten) genoemd. De enige benaming die hun
siert is bhakta; aldus raken zij niet verstrikt in het web van karma.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka die zegt, Jna (kennis), jeya (het doel van
kennis) en jt (de kenner) zijn de drie impulsen van actie die bekend staan als karmacodan.
Karaa (het instrument), karma (het voorwerp) en kartt (de doener) vormen de
drievoudige basis van karma die bekend staat als karma-sagraha. Welke handeling
iemand ook maar verricht heeft twee toestanden: codan (inspiratie) en sagraha (de
basis). Het proces dat voorafgaat aan karma wordt codan genoemd. Inspiratie is het
subtiele bestaan van actie, en het is het geloof dat bestaat in de geest voordat de
grofstoffelijke toestand van actie zich manifesteert.
Het stadium dat voorafgaat aan actie wordt in drie delen onderverdeeld: (1) kennis van
het instrument van actie; (2) het kenbare doel of voorwerp van actie en (3) de kenner van
actie. De uitwendige manifestatie van actie heeft drie afdelingen: (1) karaa (het
instrument), (2) karma (het voorwerp), en (3) kartt (de persoon, het onderwerp).
LOKA 19
LOKA 20
Sttvika jna is die kennis waarmee men ziet dat de jvtmas in verschillende
lichamen zoals mensen, devats, dieren en vogels allemaal onverdeelbaar en
onvergankelijk zijn, en dat ze allemaal dezelfde eigenschap van bewustzijn bezitten,
ook al ervaren ze allemaal individueel de verschillende resultaten van hun acties.
SRRTHA-VARI
Hier legt r Bhagavn sttvika jna (kennis in de geaardheid goedheid) uit. Eka
bhvam houdt in dat dezelfde jvtm opeenvolgend verschillende gedaantes aanneemt,
zoals die van devats, menselijke wezens, en lagere levenssoorten, zoals dieren en vogels,
teneinde de verschillende resultaten van zijn individuele karma te ondergaan. Hoewel de
tm te midden van al wat vergankelijk is leeft, is hij zelf niet vergankelijk. Hoewel de
verschillende jvtms verschillend zijn (vibhakteu), zijn ze tegelijkertijd identiek (ekarpam) omdat ze dezelfde bewuste aard bezitten. Sttvika jna is de jna waarmee men
alles ziet met betrekking tot individuele karma.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka heeft een zeer diepe betekenis. De oorzaak van alle oorzaken, de bestuurder
van alle bestuurders, en de bron van iedereen is de oorspronkelijke Heer, Svaya Bhagavn
r Ka. Hoewel Hij n is, manifesteert Hij zich in dit universum als verschillende
avatras. Ze zijn allemaal n in Hun essentie, zowel wat betreft Hun svarpa als Hun
tattva, maar elk van Hen heeft vaiiya (unieke eigenschappen) die Hen rangschikken
volgens rasa (transcendentale luimen) en vilsa (Goddelijk spel en vermaak). En toch zijn
Ze n. De jvas manifesteren zich uit Hem als vibhinna (afgescheiden deeltjes) en zijn
zeer subtiele wezens. Ze zijn oneindig in aantal. vetvatara Upaniad (5.9) verklaart:
blgra-ata-bhgasya / atadh kalpitasya ca
bhgo jva sa vijeya / sa cnantyya kalpate
Er wordt gezegd dat de afmeting van de jva n honderdste is van het puntje van een
haar dat nogmaals in honderd delen wordt opgesplitst. Zulke jvas worden gezegd
eeuwig te zijn.
Zoals eerder uitgelegd, bestaan deze jvas uit twee soorten: baddha (gebonden) en mukta
(bevrijd). Hoewel ze oneindig in aantal zijn, zijn ze toch allemaal n in tattva met
betrekking tot hun bewuste aard. Ze zijn van wezenlijke aard allemaal Ka dsa, dienaren
van Ka, hoewel ze geboorte nemen in verschillende levensvormen zoals devas, mensen,
dieren en vogels. Om deze siddhnta te bewijzen, legt r Ka uit dat men middels sttvika
jna ziet dat er oneindige jvas bestaan in verschillende lichamen zoals devas, asuras,
mensen, dieren en vogels teneinde de vruchten van hun individuele karma te ervaren.
Vanuit het oogpunt van cit-tattva (bewuste realiteit), staat sttvika jna (kennis in de
geaardheid goedheid) bekend als de kennis waarmee men hen ziet als ondeelbaar,
onveranderlijk en zonder enig verschil in aard.
LOKA 21
rjasika jna.
SRRTHA-VARI
Hier legt r Bhagavn rjasika jna (kennis in de geaardheid hartstocht) uit. De
asuras zeggen dat er kenmerkende verschillen zijn tussen de jvtms in alle wezens en dat
de tm vernietigd wordt wanneer het lichaam vernietigd wordt. Met andere woorden, zij
zien dat er verschillende soorten tms in verschillende lichamen huizen. Door de invloed
van rjasika jna, kan men de conclusie trekken dat de ziel benvloed wordt door geluk en
leed, of dat geluk en ellende geen basis hebben. Met andere woorden. Men ziet het
plaatsvinden ervan as louter toeval. De jna waarmee men het inerte, het bewuste, het
allesdoordringende, of de atomische deeltjes als enigszins gelijk ziet, staat bekend als rjasika
jna.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Rjasika jna zet aan tot verschillende opvattingen. Dit houdt in dat degenen die niet
in het bestaan van een transcendentale wereld geloven zeggen dat het lichaam zelf de tm
is. De Jains zeggen dat hoewel de tm verschillend is van het lichaam, ze wel beperkt wordt
door het lichaam. Met andere woorden, ze zeggen dat de tm geen bestaan afzonderlijk
heeft van het lichaam. De Boeddhisten zeggen dat de tm voor een beperkte tijdsduur
bewust is. Beoefenaars van de logica zeggen dat de tm de basis is van de negen soorten
specifieke eigenschappen, dat wil zeggen, ze is verschillend van het lichaam en is niet inert.
De jna waardoor deze verschillende opvattingen ontstaan in verband met de tm is
rjasika jna (kennis in de geaardheid hartstocht).
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Degenen die rjasika jna hebben zeggen dat de
jvtms die in verschillende levensvormen zoals mensen, dieren en vogels bestaan, tot
verschillende klassen behoren en dat hun wezenlijke karakters ook verschillend zijn.
LOKA 22
En tmasika jna is die kennis waardoor men verzonken raakt in activiteiten die
uitsluitend gerelateerd zijn aan het tijdelijke materile lichaam, zoals baden en eten,
zulke activiteiten als de ultieme perfectie beschouwend. Die kennis is irrationeel,
verstoken van enig inzicht in spirituele realiteit, en pover zoals die van de dieren.
SRRTHA-VARI
Nu legt r Bhagavn tmasika jna (kennis die bestuurd wordt door de geaardheid
onwetendheid) uit. Zulke kennis is verstoken van enige spirituele basis, en cultiveert louter
gehechtheid aan de natuurlijke handelingen van het lichaam, zoals het baden, eten,
drinken en genieten van vrouwen, alsmede de verschillende manieren om zulk genot te
verkrijgen. Het cultiveert geen gehechtheid aan Vedische activiteiten zoals het verrichten
van yaja en dana. Tmasika jna ontbeert ook enige substantieel filosofisch inzicht, dat
wil zeggen, het ontbeert een inzicht in relatie tot tattva, en het heeft weinig om het lijf en is
onbelangrijk, zoals de kennis of instincten van dieren.
In het kort, kennis van de Absolute Realiteit, welke het lichaam te boven gaat (tatpadrtha), is sttvika; kennis van nyya-stras, bijvoorbeeld, die vol staan met
verschillende argumenten en tegenargumenten, is rjasika; en materialistische kennis,
welke simpelweg gerelateerd is aan de eisen van het lichaam, zoals het baden en eten, is
tmasika.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura zegt, De jna van degenen die lichamelijke activiteiten
zoals baden en eten als het meest belangrijke beschouwt, en die gehechtheid aan zulke
activiteiten aanmoedigt, is inferieur en wordt tmasika jna genoemd. Hoewel deze jna
ongepast is en geen essentile tattva bevat, lijkt ze zowel natuurlijk als van waarde te zijn,
maar in werkelijkheid is ze zinloos.
De conclusie is dat kennis van tat-padrtha (de Absolute Realiteit), welke losstaat van
het lichaam, sttvika jna wordt genoemd. Kennis van verschillende stras zoals nyya,
de wetenschap van de logica, die verschillende twistgierige filosofien vaststellen, wordt
rjasika jna genoemd. En de kennis die lichamelijke activiteiten zoals baden en eten
behandelt, wordt tmasika jna genoemd.
LOKA 23
fu;ra
ljfgrejkx}s"kr%
re~A
De nitya-karma (verplichte taak) die een persoon verricht zonder naar het
resultaat te verlangen en zonder gehechtheid, en die vrij is enige persoonlijke
aantrekking of afkeer, wordt sttvika genoemd.
SRRTHA-VARI
Na de drie soorten jna te hebben uitgelegd, legt r Bhagavn nu de drie soorten
karma uit. Wanneer de karma die beschreven wordt in stra als nitya-karma (reguliere
plichten zoals voorgeschreven in stra) verricht wordt zonder gehechtheid en zonder er
volledig in op te gaandat wil zeggen, zonder gevoelens van aantrekking of afkeer en
zonder enig verlangen naar haar vruchtenwordt deze sttvika genoemd.
LOKA 24
Echter, die karma die met grote moeite verricht wordt door een verwaand persoon
die zijn baatzuchtige verlangens wenst te vervullen, wordt rjasika karma genoemd.
SRRTHA-VARI
Kmepsun betekent weinig vals ego hebbend, en shakrea betekent een immens
vals ego hebbend.
LOKA 25
Die activiteit die verricht wordt uit begoocheling, zonder de ellendige gevolgen van
zijn daden te overwegen, die de vernietiging van dharma en jna veroorzaakt alsmede
leed en schade aan zowel zichzelf als aan anderen, wordt tmasika karma genoemd.
SRRTHA-VARI
Het voorvoegsel anu in het woord anubandham betekent dat wat plaatsvindt in de
toekomst, nadat de karma is verricht. Met andere woorden, het betekent de resultaten die
voortvloeien uit actie. Bandha betekent de gebondenheid die wordt opgelegd door personen
zoals de politie of de Yamadtas. Iedere materialistische inspanning waarmee men
aanvangt uit begoocheling, zonder goed na te denken over de daaropvolgende toekomstige
ellende, verlies van dharma en jna, of schade aan zichzelf, wordt tmasika karma
genoemd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de bovenste drie lokas, legt r Bhagavn de drie soorten karma uit. In rmadBhgavatam (11.25.23) wordt ook gezegd:
mad-arpaa niphala / va sttvika nija-karma tat
rjasa phala-sakalpa / hims-prydi tmasam
Alleen die nitya-karma die onzelfzuchtig wordt uitgevoerd als een offerande aan
Bhagavn wordt sttvika genoemd. Karma die wordt verricht met het verlangen om van
haar vruchten te genieten is rjasika, en die karma die met geweld en uit afgunst wordt
verricht is tmasika.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Tmasika karma maakt iemand geneigd tot
wreedheid. Ze wordt verricht met een verbijsterde geestestoestand, zonder goed te
overwegen wat voor toekomstige ellende deze kan veroorzaken, of de schade aan dharma en
jna die ze kan berokkenen; of anders is deze karma gewelddadig, en brengt ze schade aan
anderen en zichzelf toe.
LOKA 26
/k`R;qRlkglefUor%A
eqlksugaoknh
flflksuodkj% dRkkZ lkfod mP;rs
mukta-sago naha-vd / dhty-utsha-samanvita
siddhy-asiddhyor nirvikra / kartt sttvika ucyate
mukta-sagawie vrij is van gehechtheid; anaha-vdvrij van vals ego; dhtimet
geduldige vastberadenheid; utshaenthousiasme; samanvitabegiftigd; siddhiasiddhyodoor succes en mislukking; nirvikradie onaangedaan is; karttde
verrichter van handelingen; sttvikabestuurd door de geaardheid goedheid; ucyate
wordt gezegd te zijn.
SRRTHA-VARI
Eerst heeft r Bhagavn de drie soorten karma (actie) uitgelegd, en nu legt hij de drie
soorten kartt, oftewel degenen die handelingen verrichten, uit.
LOKA 27
De kartt die diep gehecht is aan de vruchten van zijn handelingen en ernaar
hunkert, die verslaafd is zinsobjecten, altijd klaar staat om geweld te plegen, die
onrein is, en meegesleept wordt door opgetogenheid en zorgen, wordt gezegd rjasika
te zijn.
SRRTHA-VARI
Rg betekent gehecht aan actie. Lubdha betekent verslaafd aan zinsobjecten.
LOKA 28
ayuktadie niet verbonden is [via sdhu, stra of guru]; prkta zich vereenzelvigt met
zijn materile natuur; stabdhaobstinaat; ahaoneerlijk, leugenachtig; naiktika
beledigend naar anderen toe; alasalui; vidwanhopig; drgha-stri(dingen)
uitstellend; caen; karttde uitvoerder van actie; tmasabestuurd door de geaardheid
onwetendheid; ucyatewordt gezegd te zijn.
Die kartt die nooit acht slaat op de bepalingen van stra en zich naar gelang zijn
eigen aangeleerde aard inspant, die obstinaat en leugenachtig is, die anderen beledigt,
en die lui, wanhopig en talmend is, wordt gezegd tmasika te zijn.
SRRTHA-VARI
Ayukta betekent iemand die ongepaste daden verricht. Prkta betekent iemand die
zich in zijn eigen aangeleerde aard bevindt. Zulke personen handelen naar gelang de
ingevingen van hun geest. Ze volgen niet eens de bevelen van hun guru op. Naiktika
betekent iemand die anderen beledigt.
Jns horen daarom sttvika tyga te verrichten, wat de eerder beschreven
kenmerken bezit. Men dient enkel beschutting te nemen van jna die verankerd is in
sttvika karma. Voorwaar, sttvika karma is verplicht. Men hoort een sttvika kartt te zijn.
Dit is de sannysa van de jns, en dit is jna met betrekking tot Mij. Het is ook
gerelateerd aan het zelf, en is de kern van dit onderwerp. Echter, de jna van de bhaktas is
tri-gutta, voorbij aan de drie guas. De karma die voor Mij verricht wordt is tri-gutta
en wordt bhakti genoemd, en haar doener (kartt) is ook tri-gutta. Zoals rmadBhgavatam (11.25.24) verklaart, Kaivalya-jna, kennis van het zelf, is sttvika; jna die
gebaseerd is op dualiteit of veelvoudige verscheidenheid is rjasika; materile jna is
tmasika; en die jna die verankerd is in Mij is nirgua, voorbij aan de drie geaardheden
der natuur. Van deze nirgua-jna zegt men dat ze het kenmerk is van nirgua-bhaktiyoga zoals vermeld in rmad-Bhgavatam (3.29.11-12). Zuivere bhajana wordt vertoond
door iemand wiens geest onmiddellijk aangetrokken wordt door het horen van een
onafgebroken stroom aan hari-kath, net zoals de Gag naar de oceaan stroomt.
rmad-Bhgavatam (11.25.26) verklaart: De kartt die niet gehecht is aan het resultaat
van zijn activiteit is sttvika; degene die gehecht is aan het resultaat is rjasika; en degene
die zijn onderscheidingsvermogen is kwijtgeraakt is tmasika. Maar de kartt die zich aan
Mij heeft overgegeven is nirgua.
Verder zijn niet alleen de jna, karma en kartt die aan bhakti gerelateerd zijn nirgua;
alles wat gerelateerd is aan bhakti is nirgua. In rmad-Bhgavatam (11.25.27) staat ook een
verklaring met betrekking tot raddh (geloof): raddh gerelateerd aan tma-jna
(kennis van het zelf) is sttvika, raddh die gebaseerd is op karma (actie) is rjasika, en
raddh gebaseerd op adharma (goddeloosheid) is tmasika. Maar raddh in dienst aan Mij
is nirgua.
Met betrekking tot wonen vermeldt rmad-Bhgavatam (11.25.25): In het woud wonen
is sttvika, in een dorp wonen is rjasika, en in het gokhuis (de stad, welke het centrum is
van allerhande verdorven activiteiten) wonen is tmasika. Maar de plaats waar Ik of Mijn
bhaktas verblijven (of aanbeden worden) is nirgua.
Betreffende geluk, verklaart rmad-Bhgavatam (11.25.29): Het geluk dat men
ontleent aan het zelf is sttvika, het geluk dat ontleend wordt aan de zinsobjecten is rjasika,
het geluk dat voortkomt uit begoocheling en gemeenheid is tmasika; en het geluk dat
voortvloeit uit overgave aan Mij is nirgua.
Daarom is het persoonlijke geluk dat Mijn gutta (transcendentaal gesitueerde)
bhaktas ontlenen van die jna, karma en raddh die gerelateerd zijn aan bhakti, gutta.
Alles wat gerelateerd is aan de jna van jns, die zich in de geaardheid sttva bevinden,
is sttvika. Alles wat gerelateerd is aan karms, die zich in de geaardheid rjas bevinden, is
rjasika, en alles wat gerelateerd is aan ongeremde mensen, die zich in de geaardheid tmas
bevinden, is tmasika. Dit wordt opgemaakt uit de verklaringen van Bhagavad-gt en
rmad-Bhgavatam. Het Veertiende Hoofdstuk van de Gt verklaart ook dat de jns
uiteindelijk vrijheid van de materile guas bereiken door het verrichten van kevalbhakti, wat zich alleen manifesteert nadat jna is opgegeven.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rmad-Bhgavatam (11.25-26) beschrijft ook dat de uitvoerder van handelingen (kartt)
uit drie soorten bestaat:
sttvika krako sag / rgndho rjasa smta
tmasa smti-vibhrao / nirguo mad-apraya
De kartt die onthecht is, is sttvika, hij die buitensporig gehecht is aan karma en haar
resultaten is rjasika, degene die geen onderscheidingsvermogen heeft is tmasika, en
hij die zich aan Mij heeft overgegeven is nirgua, transcendentaal aan de drie bindende
geaardheden der materile natuur.
LOKA 29
SRRTHA-VARI
Alles wat gerelateerd is aan de jns is sttvika, en daarom heilzaam. r Bhagavn
beschrijft nu de drie afdelingen van intelligentie en vastberadenheid in deze loka die
begint met buddhe.
LOKA 30
te worden en wat niet gevreesd dient te worden, en tussen dat wat bindt en dat wat
bevrijdt.
SRRTHA-VARI
Bhaybhaye verwijst naar de oorzaak van verwikkeling in de materile wereld, en
bevrijding daarvan.
LOKA 31
SRRTHA-VARI
Ayathvat betekent gebrekkig.
LOKA 32
SRRTHA-VARI
Y manyate verwijst naar een intelligentie die ziet dat een bijl onafhankelijk hakt. [Met
andere woorden, iemand die alleen de externe werking (zoals de hakkende bijl) waarneemt
kan niet toetreden tot het innerlijke besef dat de tm, degene die de bijl gebruikt, de
eigenlijke uitvoerder is van de daad van het hakken, en niet de bijl, dat slechts een
instrument is.]
LOKA 33
SRRTHA-VARI
Nu beschrijft r Bhagavn de drie soorten dhti (vastberadenheid of standvastigheid).
LOKA 34
LOKA 35
Maar de vastberadenheid van onintelligente persoon die het hem onmogelijk maakt
om boven buitensporige slaap, angst, verdriet, depressiviteit en krankzinnigheid uit te
stijgen, wordt tmasika dhti genoemd.
LOKA 36
O beste van de Bharata dynastie, hoor nu van Mij over de drie soorten geluk.
Door constante cultivatie van sttvika geluk en door gehechtheid aan dat geluk,
maakt een persoon een einde aan de ellende van het materile bestaan, de kringloop
van geboorte en dood.
SRRTHA-VARI
In deze en een deel van volgende loka, beschrijft r Bhagavn sttvika geluk, haar aard
en hoe men er, door voortdurende cultivatie, gehecht aan raakt. Dit verschilt van het geluk
dat wordt ontleend aan zinsobjecten en wat verschijnt vanwege de opwinding van
zintuiglijke stimulatie. Dukhnta ca nigacchati betekent die gehechtheid waarmee men
de oceaan van het materile bestaan kan oversteken.
LOKA 37
;knxzs
fo"kfeo
ifj.kkese`rksiee~A
rRlq[ka lkfoda izksekRecqfizlknte~
yat tad agre viam iva / parime mtopamam
tat sukha sttvika proktam / tma-buddhi-prasda-jam
yatwat; tatdat; agrein het begin; viamvergif; ivaals; parimeop het einde;
amta-upamamals nectar; tatdat; sukhamgeluk; sttvikambestuurd door de
geaardheid goedheid; proktamwordt verklaard; tmagericht op het zelf; buddhi
intelligentie; prasdavan zuivere; jamwat wordt voorgebracht.
Dat geluk wat als vergif is in het begin, maar als nectar op het einde, en dat wordt
voortgebracht door de zuiverheid van intelligentie die gerelateerd is aan het
transcendentale zelf, is sttvika geluk.
SRRTHA-VARI
Viam iva (als vergif) duidt erop dat het in het begin behoorlijk lastig is om de geest en
de zintuigen te beteugelen.
LOKA 38
A
fo"k;sfU;la;ksxk|knxzse`rksiee~
ifj.kkes fo"kfeo rRlq[ka jktla Le`re~
viayendriya-sayogd / yat tad agre mtopamam
parime viam iva / tat sukha rjasa smtam
viayamet de zinsobjecten; indriyavan de zintuigen; sayogtvan het contact; yat
wat; tatdat; agrein het begin; amta-upamamals nectar; parimeop het einde;
viamvergif; ivazoals; tatdat; sukhamgeluk; rjasambestuurd door de geaardheid
hartstocht; smtambeschouwd.
Rjasika geluk wordt voortgebracht door het contact van de zintuigen met de
zinsobjecten. Het is als nectar in het begin, maar als vergif op het einde.
SRRTHA-VARI
Yad amta-upamam verwijst naar het geluk dat men ervaart terwijl men met andere
vrouwen dan zijn echtgenote slaapt enzovoorts.
LOKA 39
Dat geluk wat de aard van de tm bedekt van begin tot eind, en wat voortkomt
uit slaap, luiheid, nutteloze activiteit enzovoorts, wordt tmasika geluk genoemd.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Geluk bestaat ook uit drie soorten. rmad-Bhgavatam (11.25.29) verklaart:
sttvika sukham tmottha / viayottha tu rjasam
tmasa moha-dainyottha / nirgua mad-aprayam
Geluk dat ontleend wordt aan het zelf is sttvika; geluk dat wordt ontleend aan
zintuiglijk genot is rjasika; geluk dat ontstaat uit een misleide, beroerde toestand is
tmasika; en het geluk dat komt van het verrichten van kirtanam, ravaam, etc., van
r Bhagavn, is nirgua.
LOKA 40
SRRTHA-VARI
r Bhagavn besluit dit onderwerp door uit te leggen wat Hij nog niet heeft
beschreven. Tat sattvam betekent dat geen enkel wezen of voorwerp in de schepping
verstoken is van de drie guas, die zijn ontstaan uit de materile natuur. Daarom is alles
opgebouwd uit de drie guas der materile natuur. Alleen dat wat sttvika is nuttig; dat wat
rjasika of tmasika is, is niet nuttig. Dit is de strekking van dit onderwerp.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Bhagavn besluit dit onderwerp door te verklaren dat alles wat gerelateerd is aan
deze materile wereld is opgebouwd uit de drie guas der materile natuur. De superioriteit
van dat wat sttvika is, is vastgesteld. Men wordt opgedragen om gedreven beschutting te
nemen van dat wat sttvika is, en om alleen dat wat sttvika is te accepteren. Echter,
teneinde verlost te worden van de gebondenheid van deze materile wereld, is het
noodzakelijk om beschutting te nemen van datgene wat nirgua is. Bhagavn, bhakta
(toegewijde), bhakti (toewijding), evenals alle middelen, bhvas (spirituele emoties)
enzovoorts, die in sev (dienst) aan r Bhagavn worden gebruikt, zijn nirgua
(transcendentaal aan de drie geaardheden der materile natuur). Zonder ze toe te passen is
het onmogelijk voor een jva om zijn ultieme profijt te bereiken. Daarom is het de
allerhoogste plicht van alle intelligente personen om er naar te streven boven de drie guas
der materile natuur uit te stijgen middels de invloed van sdhu-saga. Zo gesitueerd in hun
nirgua aard, betreden ze de nirgua-prema-may-sev van Bhagavn.
Op de volgende pagina wordt een tabel van onderwerpen en hun guas gegeven die de
sdhaka in staat zal stellen om de guas gemakkelijk te begrijpen en aldus nirgua-tattva te
bevatten.
rmad-Bhgavatam (11.25.30-31) beschrijft de bovengenoemde onderwerpen die zich
binnen en buiten de drie guas bevinden. In deze lokas zegt r Bhagavn tegen Uddhava:
dravya dea phala klo / jna karma ca kraka
raddhvasthktir nih / trai-guya sarva eva hi
sarve gua-may bhv / puruvyakta-dhihit
da rutam anudhyta / buddhy v puruarabha
Verschillende voorwerpen, plaatsen, resultaten van activiteiten, kla (de tijd), jna
(kennis), karma (actie), degenen die handelingen verrichten, raddh (geloof),
bewustzijn en vastberadenheid, bestaan allemaal uit de drie guas der materile natuur.
O beste onder de mensen, al wat gezien wordt, gehoord wordt of bedacht wordt in de
gedachten bevindt zich in prakti en purua, en is daarom samengesteld uit de drie
guas.
Hoe kan men de drie guas overwinnen? In dit verband zegt r Bhagavn in rmadBhgavatam (11.25.32):
et sastaya puso / gua-karma-nibandhan
yeneme nirjit saumya / gu jvena citta-j
bhakti-yogena man-nito / mad bhvya prapadyate
O zachtaardige, omdat de jva de fout begaat het lichaam voor het zelf aan te zien,
wordt hij gebonden door de guas en door karma. Aldus doolt hij door de verschillende
levenssoorten. Degenen die benvloed worden door de associatie van bhaktas,
beoefenen bhakti-yoga. Dientengevolge overwinnen ze de materile geaardheden, die
zich manifesteren in de geest als het vals ego (het lichaam voor het zelf aanzien), en
worden ze resoluut toegewijd aan Mij. Op die manier verkrijgen ze bhagavat-sev tot
Mij in Mijn opperste dhma.
r Bhagavn is nirgua-tattva. De bhaktas die beschutting van Hem nemen zijn ook
nirgua. Anany-bhakti en haar verwante takken zijn ook nirgua. De verschillende
voorwerpen en gemoedstoestanden die de bhaktas accepteren als nuttige instrumenten in
bhakti, en waarmee ze zich bezighouden met de dienst aan Bhagavn, worden nirgua door
Geaardheid
Goedheid
Geaardheid
Hartstocht
Geaardheid
Onwetendheid
Boven de
Geaardheden
Heilzaam,
zuiver,
gemakkelijk
verkregen
De zintuigen
behagend
Leidt tot
kwelling,
onzuiver
Aangeboden
aan de Heer
Plaats
Woud
Dorp
Gokhuis
(de stad)
De tempel van
de Heer
Resultaat
Kennis
van het zelf
Zinsbevrediging
Verbijstering
Horen en
reciteren
Tijd
Geluk,
religie,
kennis
Ellende en
rijkdom
Leed en
begoocheling
Zuivere
liefdevolle
dienst aan de
Heer
Kennis
Gerelateerd aan
het zelf
Vol twijfel
Materieel genot
Gerelateerd aan
de Heer
Handeling
Niskmakarma-yoga
Sakma-karmayoga
Gekant tegen
Vedische
richtlijnen
Horen
enreciteren
Onthecht
Verzonken in
zinsobjecten
Verstoken van
onderscheidingsvermogen
Toegewijde
Gerelateerd aan
het zelf
Gerelateerd
aan baatzuchtig
handelen
Onderwerp
Voedsel
Uitvoerder
Geloof
Gerelateerd aan
ongelovigheid
Gerelateerd aan
toegewijde
dienst
Zijnstoestand
Waakzaamheid
Dromend
Diepe slaap
Goddelijk
Verworven
Gedaante
Devat
Mens
Bomen en
stenen
Dienaar van de
Heer
Helse planeten
Liefdevolle
dienst aan de
Heer
Bestemming
Hemelse planeten
Aarde
LOKA 41
SRRTHA-VARI
Verder worden de jvas die onderhevig zijn aan de invloed van de drie guas
(geaardheden der materile natuur) succesvol en perfect door het aanbidden van
Paramevara, de Allerhoogste Heer, daarnij de handelingen die voorgeschreven staan in
stra, in overeenstemming met hun respectieve kwalificaties verrichtend. r Bhagavn
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Teneinde mensen boven de drie guas te verheffen en ze geleidelijk aan naar een
hogere adhikra te tillen, heeft Bhagavn r Ka vara-dharma ingesteld door
voorgeschreven plichten te verdelen naar gelang de respectieve guas (kwaliteiten) en
karma (handelingen) van een mens. De ordening van het zuivere vara-systeem is zeer
wetenschappelijk, en is ook heilzaam en gunstig voor de mens. Echter, met het verstrijken
van de tijd heeft de gewone mens haar vertrouwen verloren in dit systeem, na allerlei
gebreken te hebben meegemaakt in haar zogenaamde volgelingen. Dit vertrouwen is
dusdanig verloren gegaan dat nu zelfs de gewone mensen van de Indiase samenleving het
varrama-systeem de schuld geven van de onderverdelingen en vijandigheid veroorzaakt
door haar sociale klassen. Zij beweren ook dat vara-dharma de hoofdoorzaak is van Indias
sociale, politieke en economische val. Ze zeggen dat Indiase mensen minder geavanceerd
zijn dan die van andere landen vanwege varrama-dharma. De meerderheid van de
bevolking van India is vastberaden aan het worden om vara-dharma volledig te
vernietigen en een athestische samenleving in te stellen zonder enige vara, of sociale
klasse. Het is eenvoudig om iets nuttigs te vernietigen, maar het is uitermate moeilijk om
een in dit geval ideaal systeem te starten en over te dragen. Moge r Bhagavn goede
intelligentie aan zulke mensen schenken. Nemen zij dit standpunt in na zorgvuldige
overweging? Of worden zij simpelweg meegesleurd door hun sentimenten, zo
vastbeslotenheid ontwikkelend om zowel het individu als de gehele samenleving volledig te
vernietigen, vanaf de wortel? Met betrekking tot dit onderwerp citeren we enkele zinvolle
delen van r Caitanya-ikmta, door rla Bhaktivinoda hkura. We verzoeken de
trouwe lezer nederig om ze zorgvuldig te bestuderen en te begrijpen.
Iemands neigingen of eigenschappen zijn alleen afhankelijk van zijn aard, sva-bhva.
Iemand dient overeenkomstig die individuele aard te werken, anders zal zijn werk geen
vrucht dragen. Het Engelse woord genius wordt gebruikt om te verwijzen naar een bepaald
onderdeel van iemands natuur. Het is niet makkelijk voor iemand om zijn volgroeide aard te
veranderen; daarom dient men ernaar te streven om in overeenstemming met zijn natuur te
werken voor zijn levensonderhoud en spirituele vervolmaking. Mensen in India worden in
vier varas verdeeld in overeenstemming met vier soorten karakters en dus komen ze op de
juiste plek van de samenleving terecht de geboden van het vara-stelsel gevolgd hebbend.
Hun sociale activiteiten zullen automatisch vrucht dragen en de mensheid bereikt
volkomen gunstigheid. De basis van het vara-stelsel is solide en wetenschappelijk. Een
samenleving die zon fundament heeft verdient respect van de gehele mensheid.
Sommige mensen kunnen twijfelen aan het varrama-systeem door te zeggen,
Niemand in Europa of Amerika volgt deze regels en bepalingen die gebaseerd zijn op vara
afdelingen, maar toch zijn de mensen van die landen verder gevorderd en meer
gerespecteerd dan de Indiase mensen op het gebied van economie, wetenschap en andere
zaken, en zo komen ze tot de conclusie dat het nutteloos is om een systeem zoals varrama
te accepteren. Zulke conclusies zijn echter ongegrond, omdat Europese samenlevingen
behoorlijk nieuw zijn. Mensen uit zulke moderne samenlevingen zijn over het algemeen
sterker en moediger, en met die moed en kracht verrichten ze verschillende activiteiten in
de wereld en accepteren ze delen van de kennis, wetenschap en kunst die behouden is
gebleven door de oudere samenlevingen. Maar al deze nieuwe samenlevingen zullen
geleidelijk aan uitsterven omdat hun sociale ordening geen wetenschappelijke basis heeft.
Men kan in de huidige Indiase samenleving echter nog steeds symptomen waarnemen van
het originele vara-systeem, dat bestond in de Arische samenleving van het oude India, ook
al is het nu zo oud en zwak.
Vroeger waren de Romeinse en Griekse samenlevingen machtiger en geavanceerder
dan die van moderne Europese landen, maar wat is hun huidige toestand? Ze hebben hun
eigen oude kastestelsel verloren en hebben de religies en systemen van moderne
samenleving dusdanig in de armen gesloten dat de mensen van die sociale klassen niet eens
meer trots spreken over de glorie van hun nobele voorouders. Hoewel de Arische
samenleving van India veel ouder is dan de Griekse of Romeinse samenlevingen, zijn de
huidige Arirs trots op hun heldhaftige voorvaders. Waarom? Omdat de basis van de
Arische samenleving sterk gent was op het varrama-systeem, en dus zijn hun sociale- of
kastekaraktertrekken nog blijven bestaan. De afstammelingen van Rma, die werden
verslagen door de mlecchas (verstotelingen, of vleeseters), beschouwen zichzelf nog steeds
als de herosche nazaten van r Rmacandra. Zo lang de vara-ordening bestaat in India,
zullen mensen daar ongetwijfeld Arisch blijven; ze kunnen nooit niet-Arisch worden, hoe
gevallen ze ook maar worden door de versleten en ouderwetse aard van de Indiase
samenleving.
De Europese Arische afstammelingen, zoals de Romeinen, hebben zich vermengd met
de laagste klassen zoals de Hna en Bhla en zijn dus met hen gentegreerd. Door de
structuur van de huidige Europese samenlevingen te bestuderen, komen we erachter dat om
het even welke charme ze ook maar hebben voortkomt uit het feit dat ze op een of andere
manier de principes van het vara-systeem, dat zich gemanifesteerd heeft naar gelang hun
eigen natuurlijke neigingen, in de armen hebben gesloten. In Europa vinden degenen die
een vaiya aard hebben dat het nuttig is om zaken te doen, en alleen daarom boeken ze
economische vooruitgang. Degenen die de aard hebben van een katriya zullen vrijwillig
soldaten worden, en degenen die de aard van een dra hebben over het algemeen de
voorkeur om ondergeschikte diensten te leveren. In feite kan geen enkele samenleving
bestaan zonder vara-dharma in een of andere vorm te accepteren. Zelfs wanneer er een
huwelijk wordt georganiseerd, worden de hogere of lagere staat van vara en aard van de
bruid en bruidegom onderzocht en in overweging genomen.
Hoewel vara-dharma gedeeltelijk wordt geaccepteerd in Europa, is ze nog niet
ingesteld in haar volledige, op wetenschap gebaseerde vorm. Waar kennis en beschaving
ook maar ware vooruitgang boeken, zal vara-dharma zich verhoudingsgewijs manifesteren.
Twee methodes zijn van kracht bij elke activiteit: de onwetenschappelijke en de
wetenschappelijke. Een activiteit wordt onwetenschappelijk uitgevoerd totdat er een
wetenschappelijke proces wordt geaccepteerd. Bijvoorbeeld, voor de uitvinding van de door
drijfkracht gestuwde schepen reisden mensen in zeilboten, ontworpen om afhankelijk te
zijn van de wind. Maar toen wetenschappelijk gefabriceerde stoomschepen hun intrede
maakten, vervingen zeilboten als de voornaamste manier van watertransport. Hetzelfde
principe kan ook toegepast worden op de samenleving. Totdat het vara-systeem goed
wordt ingesteld in een land, zal haar samenleving geleid worden door een of ander
onwetenschappelijk, rudimentair systeem. Zon elementaire en primitieve ordening van
vara bedient en bestuurt momenteel samenlevingen in alle landen van de wereld, met
uitzondering van India [waar het meer ontwikkeld is]. India wordt daarom ook karma-ketra,
het land waar karma op de juiste wijze wordt uitgevoerd, genoemd.
Op dit punt in onze discussie kan men de vraag stellen of het vara-systeem vandaag de
dag eigenlijk nog wel goed functioneert in India. Het antwoord is dat het dat zeker niet
doet. Hoewel dit vara-systeem vroeger volledig ingesteld was, raakte het na verloop van
tijd aangetas en haar afgetakelde toestand is nu zichtbaar in India. Wat, kunnen we vragen,
is die ziekte? Het antwoord wordt gegeven in de volgende uitleg.
Aan het begin van Tret-yuga had de Arische samenleving het hoogtepunt bereikt van
haar progressieve ontwikkeling. In die periode werd het varrama-systeem ingesteld. Er
werd een regeling getroffen om de vara te bepalen van ieder persoon naar gelang zijn aard.
Na de vereiste kwalificaties (adhikra ) te hebben vastgesteld, zou hij zijn voorgeschreven
werk alleen in die vara verrichten. Op deze manier werden de activiteiten van de wereld
gemakkelijk bestuurd door het wetenschappelijke proces van arbeidsverdeling en het
vaststellen van de aard van het individu. Iemand wiens vader geen vara had werd een
plaats gegeven door te worden ondergebracht in de passende vara nadat zijn aard was
onderzocht. De Vedische geschiedenissen betreffende Jbl en Gautama, Jnaruti en
Citraratha, etc., zijn hier voorbeelden van. Voor iemand van wie de vara van zijn vader
bekend was, werd zijn vara vastgesteld op basis van zijn eigen aard alsmede zijn familielijn.
In de dynastie van Nariyanta, werd Agnivea zelf de grote wijze die bekend stond als
Jtukara. Uit hem kwam de beroemde brhmaa-dynastie voort die bekend staat als
Agniveyyana. In de Aila dynastie bereikt Jahnu, de zoon van Hotra, de status van
brhmaa. In de dynastie van Bharadvja, die geboren was in de Bharata dynastie en die
bekend stond als Koning Vitatha, kwamen twee soorten nageslacht; die van Nara werden
katriyas, en het nageslacht van Garga werd brhmaas. In de dynastie van Koning
Bharsyasva werden maudgalya gotra brhmaas zoals atnanda en Kpcrya geboren. Er
zijn veel van zulke voorbeelden te vinden in stra; slechts enkele zijn geciteerd hier.
Toen het vara-systeem op een goede manier werkte, spreidde de roem van India zich
over de hele wereld zoals de krachtige gloed van de middagzon. Mensen uit alle landen van
de wereld brachten hun eerbetoon aan India en accepteerden hun heersers, bestuurders en
spirituele meesters als de hunne. Mensen uit landen zoals Egypte en China luisterden en
ontvingen met groot geloof en eerbied instructies van de Indirs.
De hierboven genoemde varrama-dharma bleef in haar zuiverste vorm voor lange
tijd in stand in India. Later, door de invloed van tijd, werden Jamadagni en zijn zoon
Paraurma, die de aard van katriyas hadden, onwettig geaccepteerd als brhmaas, maar
zij gaven hun kaste of sociale positie als brhmaas op, aangezien het gekant was tegen hun
aard. Vervolgens onstond er een geschil tussen de brhmaas en de katriyas, wat voor een
verstoring van de wereldvrede zorgde. Het ongunstige gevolg van deze ruzie was dat er
binnen het vara-systeem meer nadruk werd gelegd op geboorte. Dit ontaarde varasysteem werd in de loop der tijd heimelijk gentroduceerd, en infiltreerde het zelfs stras
zoals de Manu-Smti. De katriyas verloren alle hoop op het bereiken van een hogere vara
en kwamen in opstand. Ze steunden de Boeddhistische dharma en richtten al hun aandacht
op het vernietigen van de brhmaas. De mate waarmee een nieuwe activiteit of mening
wordt verspreid, wordt op een evenredige mate bestreden. Toen de Boeddistische dharma,
welke gekant is tegen de Vedas, zich aandiende om de brhmaas te confronteren, werd de
vara-ordening die gebaseerd was op geboorte nog dieper geworteld. Er volgde een
onenigheid tussen aanhangers van dit slecht verzonnen systeem en degenen die de geest
van nationalisme steunden, wat geleidelijk aan leidde tot min of meer het uiteenvallen van
de Arische beschaving in India.
om activiteiten te verrichten zoals het vechten voor dharma (religieuze doeleinden), het
besturen van een koninkrijk, het beschermen van de onderdanen en het vrijgevig uitdelen
van liefdadigheid. Vaiyas zijn geschikt om activiteiten te verrichten zoals het beschermen
van dieren en het uitvoeren van zakelijke inspanningen. Het recht van de dras is om
dienst te verlenen aan de devats zonder het spreken van mantras, en om verschillende
soorten dienst te verlenen aan de andere drie varas.
Behalve de activiteiten die uitsluitend tot hun eigen varas behoren, hebben alle
mannen en vrouwen het gemeenschappelijke recht om activiteiten te verrichten zoals het
huwen, vara-bhakti (toewijding aan de Allerhoogste Heer), welvaartsactiviteiten,
algemene liefdadigheid, dienst aan de guru, het vereren van gasten, zuiveringsrites, het
vieren van festivals, het dienen van de koeien, het produceren van nageslacht en het
volgen van voorgeschreven gedragscodes. Vrouwen hebben het speciale recht om zich bezig
te houden in dienst van hun echtgenoten. Het basisprincipe is dat iemand het recht heeft
om taken te verrichten die bevorderlijk zijn voor zijn of haar eigen aard. Iedereen kan met
simpele intelligentie zijn of haar specifieke kwalificatie om werk te verrichten vaststellen.
Indien iemand niet in staat is om dat te doen, dient hij een bonafide guru te benaderen om
zijn aard en kwalificatie te bepalen. Vaiavas die nirgua zijn en genteresseerd zijn om
meer over dit onderwerp te weten te komen, zouden Sat-kriy-sra-dpik, door rla Gopla
Bhaa Gosvm, moeten bestuderen.
LOKA 42
SRRTHA-VARI
Nu wordt de karma (voorgeschreven taken) beschreven van brhmaas, die
hoofdzakelijk worden benvloed door sattva-gua, de geaardheid goedheid. ama verwijst
naar beteugeling van het innerlijke zintuig, de geest. Dama betekent beteugeling van de
externe fysieke zintuigen. Tapa verwijst naar het voorgeschreven werk dat verricht wordt
door het lichaam. Jna-vijne betekent kennis en realisatie van stra. stikat betekent
standvastig vertrouwen in de betekenis en strekking van stra. Al deze dingen zijn de
natuurlijke karma (activiteiten) van de brhmaas.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In rmad-Bhgavatam (7.11.21) worden de kwaliteiten van de brhmaas beschreven.
Dit zijn: beteugeling van de geest en zintuigen, boetedoening, reinheid, tevredenheid,
verdraagzaamheid, eenvoud, kennis, mededogen, waarheidlievendheid, en bhagavad-bhakti
(toewijding voor de Allerhoogste Heer).
amo damas tapa auca / santoa kntir rjavam
jna daycyuttmatva / satya ca brahma-lakaam
Ook in rmad-Bhgavatam (11.17.16) vertelt r Ka aan Uddhava dat beteugeling
van de geest en zintuigen, het verrichten van boetedoening, reinheid, tevredenheid,
verdraagzaamheid, eenvoud, bhagavad-bhakti, mededogen en waarheidlievendheid de
kwaliteiten van de brhmaas zijn.
In rmad-Bhgavatam (5.5.24) zegt abhadeva:
dht tanr uat me pur
yeneha sattva parama pavitram
amo dama satyam anugraha ca
tapas titiknubhava ca yatra
Wie kan er superieur zijn aan de brhmaas? Door hun studie houden ze Mijn zeer
prachtige en oorspronkelijke gedaante van de Vedas gaande, die de avatra van
transcendentaal geluid zijn, en ze zijn begiftigd met de acht meest zuivere
LOKA 43
Heldhaftigheid,
stoutmoedigheid,
vastberadenheid,
behendigheid,
niet
wegvluchten van een gevecht, vrijgevigheid en leiderschap zijn de voorgeschreven
handelingen van de katriyas die voortgekomen zijn uit hun eigen natuur.
SRRTHA-VARI
Deze loka beschrijft de activiteiten van de katriyas, in wie rajo-gua heerst over
sattva-gua. aurya betekent moed, of heldhaftigheid, teja betekent moed, dhti
betekent vastberadenheid, en vara-bhva betekent het vermogen en de neiging om
mensen te besturen. Dit zijn de aangeboren plichten van een katriya.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Er wordt ook gezegd in rmad-Bhgavatam (7.11.22):
aurya vrya dhtis tejas / tyga ctma-jaya kam
brahmayat prasda ca / rak ca katra-lakaam
Enthousiasme in de strijd, heldhaftigheid, standvastigheid, stoutmoedigheid, offerande,
beteugeling van de geest, vergevingsgezindheid, toewijding aan de brhmaas,
mededogen en het bescherming van onderdanen zijn de kenmerken van de katriyas.
LOKA 44
SRRTHA-VARI
Rajo-gua overheerst in de vaiyas; tamo-gua is minder prominent aanwezig.
Landbouw, het beschermen van koeien, het drijven van handel, etc., is de natuurlijke en
aangeboren karma van de vaiyas. sterker nog, omdat ze koeien fokken en ze bescherming
bieden, worden ze go-rakaka (beschermers van de koeien) genoemd. Tamo-gua is
overheersend in de dras, niet rajo-gua. Het is hun natuurlijke karma om dienst te
verlenen aan de brhmaas, katriyas en vaiyas.
LOKA 45
Wanneer mensen gehecht blijven aan hun respectieve karma, kunnen zij
volkomen perfectie bereiken in de vorm van kwalificatie voor bovenzinnelijke jna.
Hoor nu hoe iemand die zijn voorgeschreven taken vervult perfectie bereikt.
LOKA 46
Alle jvas zijn voortgekomen uit Paramevara, die het hele universum doordringt,
en een menselijk wezen bereikt perfectie Hem te aanbidden via het verrichten van
zijn voorgeschreven karma (werk).
SRRTHA-VARI
Men hoort Paramevara, uit wie alle levende wezens zijn voortgekomen, te bereiken
door het verrichten van pj en arcana aan Hem met de vrome smeekbede: Moge
Paramevara tevreden zijn met dit werk (karma) wat ik verricht. Het aanbidden van
Paramevara met zon gevoel is werkelijke aanbidding.
LOKA 47
LoHkkofu;ra
deZ
dqoZkkIuksfr
fdfYc"ke~
Het is heilzamer voor iemand om zijn eigen natuurlijke taken (sva-dharma) uit te
voeren, ook al gebeurt dit op inferieure of gebrekkige wijze, dan om de taak van een
ander (para-dharma) perfect uit te voeren. Door zijn sva-dharma uit te voeren, vervalt
een persoon niet in zonde.
SRRTHA-VARI
Het is niet correct om zich met sttvika handelingen bezig te houden louter omdat men
zijn interesse in zijn eigen dharma heeft verloren, en die als rjasika beschouwt. Om deze
reden spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord reyn. Ook al is men niet
in staat om zijn bescheiden, inferieure sva-dharma gepast uit te voeren, is het toch beter dan
het goed uitvoeren van para-dharma, die superieur kan lijken te zijn. Daarom, O Arjuna, is
het ongepast voor je om je sva-dharma van vechten op te geven louter omdat je het doden
van je familieleden als kwalijk ziet, en in plaats daarvan para-dharma van een rondreizende
bedelmonnik te verrichten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier, in de context van de huidige loka, dient begrepen te worden dat wanneer het
woord sva-dharma op varrama-dharma duidt, men zijn eigen voorgeschreven taken dient
uit te voeren, en niet de taak van een ander. Maar wanneer het woord sva-dharma gebruikt
wordt om tma-dharma, bhakti aan r Hari, aan te duiden, dan dient men de conclusies van
de lokas zoals sarva-dharmn parityajya te aanvaarden. Daar waar sva-dharma (eigen
functie, of taak) tma-dharma (de inherente functie van de ziel) betekent, betekent het
woord para-dharma (andermans functie, of taak) activiteiten gerelateerd aan lichaam en
geest. Totdat iemand geloof ontwikkelt in tm-dharma, is het heilzaam om voorgeschreven
taken te verrichten naar gelang zijn aangeboren natuur. Zoals gezegd wordt in rmadBhgavatam (11.20.9):
tvat karmi kurvta / na nirvidyeta yvat
mat-kath-ravadau v / raddh yvan na jyate
Zolang men niet verzadigd is door baatzuchtige activiteiten en zijn smaak voor bhajana
middels ravaam, krtanam, etc., niet heeft ontwaakt, dient men de principes van
stra te volgen.
rla Bhaktivinoda hkura zegt, Het is beter om de sva-dharma op ongepaste wijze uit
te voeren dan om zich deskundig bezig te houden met para-dharma. Sva-dharma betekent
de taken die voorgeschreven zijn naar gelang iemands natuurlijke begaafdheden en
aangeboren eigenschappen. Daarom is sva-dharma altijd heilzaam, zelfs wanneer het soms
niet deskundig wordt uitgevoerd. Sterker nog, het is onmogelijk om zich zonde op de hals te
halen door sva-dharma te verrichten.
LOKA 48
O Kaunteya, men dient werk dat in overeenstemming is met zijn natuur niet op te
geven, ook al heeft die taak een tekortkoming, want alle dingen die men onderneemt
zijn bedekt door een of andere onvolkomenheid, net zoals vuur bedekt wordt door
rook.
SRRTHA-VARI
Het is niet gepast om te denken dat er louter een onvolkomenheid is in de eigen svadharma, aangezien er zeker ook wat gebreken aanwezig zijn in para-dharma. Om dit punt te
verduidelijken, spreekt r Bhagavn deze loka die begint met het woord saha-jam. Men
dient de taak te verrichten die in overeenstemming is met zijn eigen natuur, omdat al het
werk (karma), zij het gezien (gemanifesteerd) of ongezien (niet gemanifesteerd)
doordrongen is van een of andere tekortkoming, net zoals vuur bedekt wordt door rook.
Men ziet de tekortkoming van de rook van een vuur door de vingers wanneer men gebruik
maakt van haar licht en warmte om duisternis en kou te verdrijven. Op dezelfde manier
dient men het positieve aspect van iemands voorgeschreven taak te accepteren ter zuivering
van zijn bestaan, en het gebrekkige aspect te negeren.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Over het algemeen worden taken die voorgeschreven worden in overeenstemming met
iemands aard sva-dharma genoemd. Door zulke taken te verrichten kan iemand zijn leven
eenvoudig in stand houden, en verder kan hij ook mogelijk geleidelijk aan het spirituele
leven betreden. Als iemand de taken van anderen op zich neemt, nadat hij een
tekortkoming heeft geconstateerd in zijn eigen sva-dharma, bestaat er een mogelijkheid dat
hij zich zelfs nog meer zonde op de hals haalt. Als men zijn katriya-dharma opgeeft,
denkend dat deze gewelddadig is, en de taken van een brhmaa accepteert, denkend dat
die vrij zijn van gebreken, dan bestaat er de kans op ongepastheid, want zelfs de taken die
zijn voorgeschreven voor de brhmaas zijn onderhevig aan de drie guas. Aangezien de
middelen voor het verrichten van Brahmaanse handelingen van materile aard zijn, zal er
blijft altijd een of andere tekortkoming aanwezig in activiteiten die ermee verricht worden.
Er bestaat bijvoorbeeld altijd de kans dat men levende wezens doodt terwijl men een vuuryaja verricht. Om deze reden werd het voorbeeld van vuur hier gegeven. Vuur blijft bedekt
door rook. Dit is een tekortkoming van vuur, maar toch wordt vuur geaccepteerd om kou te
verdrijven, om te koken en om voor andere doeleinden te dienen. Volgens dezelfde
beredenering is het bevorderlijk om zich louter met zijn eigen voorgeschreven plichten
bezig te houden. Iemand gebruikt het vuur dat hij aansteekt nadat hij een deel van de rook
heeft verwijderd. Op dezelfde manier dient men de gebreken van zijn karma te overwinnen
door die karma aan r Bhagavn te offeren, en vervolgensdient men, voor het doel van
zelfrealisatie, dat aspect ervan te aanvaarden dat leidt tot jna.
rla Bhaktivinoda hkura citeert r Ka die zegt, O Kaunteya, ook al zijn de
plichten die zijn voorgeschreven naar gelang iemands natuur gebrekkig, dienen ze op geen
enkele manier te worden opgegeven. Elke inspanning wordt bedekt door een of andere
tekortkoming. Net zoals vuur altijd bedekt is door rook, bedekken en besmetten
tekortkomingen iedere handeling. Een mens dient het positieve aspect van de karma die is
voorgeschreven naar gelang zijn natuur te accepteren met het doel om zijn bestaan te
zuiveren, en hij dient geen acht te slaan op het gebrekkige aspect.
LOKA 49
Iemand wiens intelligentie niet gehecht is aan iets materieels, wiens citta (geest)
beteugeld is, en wie vrij is van alle verlangens, zelfs van het verlangen naar het
verkrijgen van het geluk van Brahma-loka, verzaakt karma volledig. Hij bereikt
opperste perfectie in de vorm van naikarmya (reactieloze actie).
SRRTHA-VARI
Actie (karma) wordt onvolmaakt wanneer iemand zichzelf wegens vals ego als de doener
beschouwt en naar de vruchten van die activiteit verlangt. Het eerste stadium van sannysa
is om deze onvolkomen mentaliteit op te geven en zich bezig te blijven houden met
voorgeschreven karma. Geleidelijk aan echter, wanneer de sdhana van zon sannys tot
wasdom komt en hij onwrikbaar gevestigd raakt in yoga (yogrha), kan hij alle karma
volledig opgeven. Dit is het tweede stadium van sannysa en dit is waar hier naar verwezen
wordt. Asakta-buddhi verwijst naar iemand wiens intelligentie vrij is van gehechtheid aan
alle materile dingen. Jittm betekent iemand wiens geest beteugeld is en vigata-spha
betekent iemand die zelfs niet naar het geluk van Brahma-loka verlangt. Zulke personen
bereiken opperste perfectie in de vorm van naikarmya (vrijheid van karma, of
voorgeschreven plichten, en haar resultaten) door alle karma volledig op te geven. In het
yogrha stadium bereikt hun naikarmya perfectie in de hoogste zin.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier legt r Bhagavn uit hoe men het positieve aspect van karma kan accepteren door
het gebrekkige aspect op te geven. rla Bhaktivinoda hkura zegt, Degenen wiens
intelligentie volledig vrij is van gehechtheid aan materile dingen, van wie de geest
beteugeld is, en die niet eens verlangen naar het geluk van Brahma-loka, verwerven de
allerhoogste perfectie in de vorm van naiskarmya door hun karma-nih (stug vasthouden
aan handelen) volledig te verzaken.
LOKA 50
O Kaunteya, hoor nu van Me in het kort over de manier waarop iemand die
perfectie [in de vorm van naikarmya] heeft bereikt, brahmarealisatie van spirituele
realiteit, wat het toppunt is van jna, bereikt.
SRRTHA-VARI
En hoor nu van Mij hoe hij daarna brahma, de Allerhoogste, bereikt en realiseert.
Nih par verwijst naar de volledige beindiging van onwetendheid middels de beoefening
van verschillende soorten yoga. Volgens het Amara-koa woordenboek betekent nih
voltooiing, vernietiging of einde. Tracht te begrijpen dat wanneer onwetendheid bijna
vernietigd is, jna ook vernietigd begint te worden. En uiteindelijk, wanneer men jna
volledig is opgeeft, zal men brahma realiseren.
LOKA 51-53
op. Vrij zijnde van gehechtheid en afkeer, verblijft hij op een gewijde afgezonderde
plaats, weinig etend, lichaam, geest en spraak beheersend, en voortdurend beschutting
nemend van yoga middels meditatie op Bhagavn. Hij neemt beschutting van
onthechting, volledig vrij zijnde van vals ego, valse gehechtheid, arrogantie, verlangen,
woede, onnodige vergaring van bezittingen en gevoelens van bezitterigheid, en hij is
vredig. Zo iemand komt in aanmerking om brahma te realiseren.
SRRTHA-VARI
Degenen die in staat zijn om hun geest te beteugelen met sttvika intelligentie en
sttvika verdraagzaamheid, en die beschutting nemen van de allerhoogste yoga van het zich
bevinden in meditatie op r Bhagavn, worden gekwalificeerd om brahma (de
Allerhoogste) te realiseren. Hier betekent het woord bala niet kracht of vermogen, maar
gehechtheid aan kma, materile verlangens. Nadat men het vals ego en materile
verlangens heeft opgegeven, worden zulke personen gekwalificeerd om brahma te realiseren.
Dit wordt beindiging van onwetendheid genoemd. In zon toestand wordt zelfs sattva-gua
onder het juk gebracht. Dit alleen wordt verzaking van jna genoemd. Het Elfde Canto
van rmad-Bhgavatam verklaart: Geef zelfs jna van Mij op. Men kan brahma niet
realiseren zonder zowel ajna als jna op te geven. Brahma-bhyya kalpate betekent dat
men geschikt wordt om brahma te realiseren.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het hart van een sdhaka wordt gezuiverd door de resultaten van zijn sttvika
handelingen die voortkomen uit zijn eigen natuur aan Bhagavn te offeren. Door zijn
zintuigen onder het juk te brengen, die voldaan zijn vanwege zijn onthechting van
zinsobjecten, blijft de geest van de sdhaka verankerd in een toestand van trance. Op deze
manier worden alle wereldse gehechtheden en aversie verdreven. In zon toestand wordt hij
vrij van het vals ego, waarmee hij het lichaam voor het zelf aanziet. Hij zoekt geen materieel
geluk, noch is hij ooit overmand door smart. Voortdurend in evenwicht zijnde in deze
toestand, die brahma-bhta wordt genoemd, geeft hij zelfs het fijnstoffelijke lichaam op en
gaat hij zich bevinden in de tma-svarpa, het ware zelf.
LOKA 54
Iemand die zo in brahma bevindt wordt volkomen vreugdevol. Hij klaagt nooit en
verlangt nergens naar. Zich gelijk verhoudend tot alle wezens, verkrijgt hij Mijn
zuivere bhakti, die gezegend is met de symptomen van prema.
SRRTHA-VARI
Een sdhaka-jva verkrijgt de aard van brahma (brahma-bhta) wanneer de
besmettende bedekkingende onzuivere designaties van sattva-gua, rajo-gua, tamoguaverwijderd worden. Dat wil zeggen dat hij een staat van zuiver bewustzijn bereikt,
vrij van enige bedekking, en dus prasanntm (volkomen vreugdevol) wordt. Deze hogere
staat van bewustzijn bereikt hebbend, treurt hij noch om wat hij verloren heeft, noch
hunkert hij naar wat hij niet heeft. In zon toestand is hij vrij van het vals ego van het
lichaam als het zelf beschouwen. Sarveu bhteu betekent in alle wezens, goed of slecht.
Sama betekent dat hij een gelijke blik ontwikkelt, zoals die van een kind, en hierdoor
wordt hij verlost van uitwendige overwegingen. Zijn verlangen naar jna raakt verzadigd,
net zoals een vuur uitdooft wanneer de brandstof op raakt. Hij bereikt dan Mijn
onvergankelijke bhakti in de vorm van ravaam en krtanam, welke intrinsiek vol kennis is.
Bhakti is een functie van Mijn interne vermogen, de svarpa-akti. Omdat ze
afgescheiden is van Mijn illusoire vermogen, blijft ze bestaan wanneer ajna en jna
ophouden. Daarom betekent het woord parm afzonderlijk van, of superieur aan jna.
Met andere woorden, parm betekent keval-bhakti, zuivere toewijding die verstoken is van
nikma-karma, jna, etc. Het woord labhate betekent dat de bhakti welke gedeeltelijk
gevestigd was in jna en vairgya en beoefend werd om moka te bereiken, niet duidelijk
gerealiseerd wordt, net zoals Antarym, die Zich in alle wezens bevindt, niet erg
gemakkelijk kan worden waargenomen. Om deze reden werd het woord labhate (verwerven)
gebruikt in plaats van het woord kurute (doet). De bhakti die voorheen gemengd was met
jna (kennis) en vairgya (verzaking), kan intact herwonnen worden wanneer jna en
vairgya verdreven worden, net zoals een gouden juweel dat gemengd is geraakt met granen
zoals mng of urad dl teruggevonden kan worden wanneer de granen verbrand zijn, omdat
het juweel relatief onvergankelijk is.
Dit is de meest gunstige tijd om zuivere prema-bhakti te verkrijgen. Het resultaat van
zulke bhakti is nooit syujya-mukti (eenwording met de uitstraling van de Heer), dus
betekent het woord parm hier prema-laka bhakti, oftewel bhakti begiftigd met de
symptomen van prema.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Zelfs nadat men de staat van brahma-bhta heeft bereikt, is par bhakti
(transcendentale toewijding) nog steeds noodzakelijk om Parabrahma r Ka te
begrijpen. Dit wordt uitgelegd in de huidige loka. Allerlei commentators geven
verschillende verklaringen van het woord brahma-bhta die bijna dezelfde betekenis
overbrengen. Alleen een jva die vrij is van alle guas (materile geaardheden) en zich op
het spirituele platform van brahma bevindt wordt brahma-bhta genoemd. rla Vivantha
Cakravart hkura schrijft dat brahma-bhta de zuivere staat van bovenzinnelijke aard is
die bereikt wordt door een jva wanneer hij verlost is geraakt van alle grof- en fijnstoffelijke
designaties. Dit weerlegt de opvatting dat brahma-bhta betekent dat men zijn bestaan
volledig verliest door op te gaan in, en n wordt met brahma, de uitstraling van de Heer,
volledig. Dit idee is gekant tegen siddhnta en is daarom eensgezind weerlegd door rla
rdhar Svm, r Rmnujcrya, r Madhvcrya, rla Vivantha Cakravart hkura,
rla Baladeva Vidybana en anderen.
De keval advaita-vds (impersonalisten) zeggen dat de volgende vier verklaringen de
allerhoogste onomstotelijke waarheden van de Vedas zijn: aha brahmsmi (Ik ben
brahma); tat tvam asi (Jij bent dat); sarva khalv ida brahma (Voorwaar alles is brahma);
en prajna brahma (Ware kennis is brahma-realisatie). Ze proberen myvda filosofie te
staven door deze verklaringen te interpreteren, maar hun misleidende propaganda bedriegt
slechts het gewone volk.
De bovenste vier verklaringen van de Vedas zijn eigenlijk relatief onbelangrijke
verklaringen. O alleen is de allerhoogste verklaring en het is de svarpa van brahma. Tat
tvam asi betekent in werkelijkheid, je behoort aan Hem toe, of, je bent Zijn dienaar. Dit
werd eerder ook al duidelijk gemaakt. De myvds leggen het echter uit als, jij bent ook
dat (brahma), wat volkomen verdraaid en misleidend is. Ook wordt de jva, met betrekking
tot de verklaring aha brahmsmi, enkel bestempeld als brahma omdat hij kwalitatief gezien
gelijk is aan brahma. De jva is een afgescheiden deeltje van brahma, en daarom is hij een
bewust wezen en van nature spiritueel. Maar omdat hij slechts een afgescheiden deel is, kan
hij bedwongen worden door my, het begoochelende vermogen. Parabrahma is echter de
bestuurder van my. De jva is een atomisch wezen en Parabrahma is een oneindig wezen;
daarom kunnen deze twee nooit n worden.
De hele schepping die zowel bewuste als inerte energien bevat, is gemanifesteerd uit
parabrahma. Bewustzijn en inerte materie zijn de transformaties van brahmas vermogen.
Hoewel gedeeltelijk n met Hem, zijn ze niet volledig n met Hem.
Alleen wanneer iemand de exacte betekenis van iedere Upaniad mantra individueel
heeft overwogen kan hij de ware strekking van de Vedas begrijpen. Eerst denkt hij na over
iedere afonderlijke mantra, en later denkt hij na over al deze mantras tezamen, om hun
betekenis als een geheel te begrijpen. Het staat vast dat de conclusie van iemand die
onnodig speculeert om de bijkomstige verklaringen van de Vedas te interpreteren, foutief
zal zijn. Het is om deze reden dat r Caitanya Mahprabhus de Vedas grondig vanuit alle
mogelijke invalshoeken bestudeerde en onderzocht voordat Hij de gezaghebbende
instructies betreffende acintya-bheda-abheda-tattva, welke verklaart dat het levende wezen
en materie tegelijktertijd n en verschillend zijn van de Allerhoogste Heer, verstrekte.
Mantras die het verschil tussen de jva en brahma vaststellen zijn overvloedig aanwezig
in de Vedas. Enkele van deze mantras worden hieronder geciteerd:
1) pradhna-ketra-ja-patir gueaHij is de bestuurder van de guas en de
meester van de levende wezens, die ketra-ja, kenners van het veld van hun
respectieve lichamen, zijn (vetvatara Upaniad 6.16).
2) tam hur agryam purua mahntamWijzen kondigen aan dat Hij de
belangrijkste en grootste der personen is (vetvatara Upaniad 3.19).
3) ythtathyato rthn vyadadhtHij is het die voorziet in de vele benodigdheden
van de jvas (opaniad 8).
4) teneda pra puruea sarvamDoor de ordening van de Allerhoogste Persoon
is dit universum in alle opzichten compleet (vetvatara Upaniad 3.9).
5) nityo nitynHij is de allerhoogste onder alle eeuwige wezens. (Kaha
Upaniad 2.2.13, vetvatara Upaniad 6.13).
De bovenstaande citaten onthullen duidelijk dat de jva nooit kan opgaan in brahma of
n met Hem kan worden. Daarom betekent brahma-bhta in werkelijkheid dat de jva
gesitueerd raakt in zijn eeuwige wezenlijke positie. De jvas die het brahma-bhta stadium
bereikt hebben manifesteren de volgende symptomen:
a) prasanntm: ze blijven altijd vreugdevol wegens het vrij zijn van de gevolgen van
het fijnstoffelijke lichaam, dat uit de drie guas bestaat.
b) na ocati: ze weeklagen nooit om datgene wat ze verloren hebben.
Op dit punt is het noodzakelijk om het verschil te begrijpen tussen de par-bhakti die
kennis geeft van ka-tattva, kennis betreffende de waarheid van r Ka, en de bhakti
die gebruikt wordt om brahma-jna, kennis van het onpersoonlijke aspect van de
Absolute, te bereiken. Het woord par (uiterst transcendentaal) is gebruikt om dit punt te
verduidelijken. Bovendien schuilt er ook een vertrouwelijke betekenis achter het woord
labhate (verkrijgt), dat hier gebruikt werd in plaats van het woord kurute (doet). Het is
alleen mogelijk om par-bhakti te bereiken wanneer men de onbeduidendheid en inferieure
aard heeft gerealiseerd van de brahma-jna die wordt bereikt door een brahma-jn.
Aangezien par-bhakti alleen door de oorzaakloze genade van Bhagavn of Zijn bhaktas
verkregen wordt, is het woord labhate gebruikt. Het woord kurute (doet, of maakt) zou van
toepassing zijn geweest als par-bhakti te bereiken zou zijn middels eigen inspanning; maar
r Bhagavn heeft dit woord niet gebezigd. Deze observatie dient om de betekenis van het
woord par bhakti duidelijk te maken: ze doelt louter op zuivere toewijding (ook wel bekend
als uddha-, keval- of anany-bhakti); ze doelt niet op jna-mir-bhakti, bhakti gemengd
met jna.
r Caitanya Mahprabhu verkondigde dat zelfs dit brahma-bhta stadium extern is,
omdat iemand die zich in dat stadium bevindt Goloka of Vaikuha niet kan realiseren of
bereiken, ook al is hij vrij geworden van de drie guas. Goloka of Vaikuha kan alleen
gerealiseerd worden middels par-bhakti. Daarom is het brahma-bhta platform niet de
hoogste stap; integendeel, het is het eerste stadium in het proces van het verkrijgen van
opperste spirituele bereiking.
Hier dient begrepen te worden dat twee types personen het brahma-bhta stadium
bereiken. Het eerste type streeft naar syujya-mukti (eenwording met de brahmauitstraling), en gaan daar mee door zelfs nadat ze het brahma-bhuta stadium hebben bereikt.
Ze slaan geen acht op de bhaktas van Bhagavn, noch op r Bhagavns nma, rpa, gua
en ll en ze luisteren niet naar hari-kath, bovenzinnelijke vertellingen over de
Allerhoogste Heer. Zij zijn overtreders en bereiken nooit mukti maar blijven ronddolen in
de lichamen van surika levensvormen binnen deze materile wereld. Het tweede type
respecteert zowel de bhaktas als Bhagavns nma, rpa, gua en ll. Beschutting nemend
van de bhaktas, verkrijgen zij gemakkelijk par-bhakti vanwege hun houding, die vrij is van
overtredingen.
LOKA 55
Het is louter middels bhakti dat men de tattva van Mijn glories en svarpa
werkelijk kan bevatten. Iemand die Mij begrijpt zoals Ik ben betreedt daarna via die
SRRTHA-VARI
Wat is het resultaat van het verkrijgen van bhakti tot U? r Bhagavn beantwoordt
deze vraag in deze loka die begint met bhakty. Het is alleen door bhakti dat jns en
verschillende soorten bhaktas de tattva van Mijn volheden en svarpa (tad-padrtha)
begrijpen. Ik heb ook gezegd in rmad-Bhgavatam (11.14.21): Ik ben alleen door kevalbhakti te bereiken. wanneer de jns hun cultivatie van kennis opgeven, zullen ze Mij
leren kennen op basis van bhakti, en daarna zullen ze Mij binnengaan. Met andere woorden,
ze realiseren de gelukzaligheid van syujya. Omdat Ik my te boven ga en aangezien avidy
(onwetendheid) my is, wordt Ik alleen gekend door vidy (ware kennis).
De vijf afdelingen van vidy worden uiteengezet in de Nrada-pacartra: jna
(kennis), yoga, vairgya (verzaking), tapa (boetedoening) en bhakti (toewijding) aan Keava.
Bhakti is een speciale functie van vidy. Verder gaat er enkel een deeltje van bhakti, dat een
werking is van r Bhagavns hldin-akti (interne, plezierschenkende vermogen), vidy
binnen om er voor te zorgen dat het slaagt. En soms gaat er een deeltje van bhakti in karma
binnen om te voorzien in de goede afloop van karma-yoga. Zonder bhakti is het beoefenen
van karma, yoga, jna, etc., simpelweg nutteloze inspanning die geen resultaat oplevert.
Vidy, bevindt zich in sattva-gua, de geaardheid goedheid, maar bhakti is nirgua,
transcendentaal aan de geaardheden, dus kan ze niet voortkomen uit vidy. Vidy
verwijdert onwetendheid, daar waar bhakti iemand in staat stelt om r Bhagavn (tadpadrtha) te kennen. Bovendien wordt er gezegd in Gt (14.17): Jna ontstaat uit sattvagua. Daarom is de jna die voortkomt uit sattva-gua ook in sattva-gua. Vidy refereert
aan kennis in sattva-jna, maar de jna die ontstaat uit bhakti is bhakti Zelf. Die bhakti
wordt op sommige plaatsen aangegeven met het woord bhakti, en op andere plaatsen met
het woord jna. Op deze manier is het noodzakelijk om te begrijpen dat jna ook uit twee
soorten bestaat.
Men bereikt brahma-syujya (de bevrijding van het opgaan in de uitstraling van de
Heer) alleen nadat men het eerste type jna, welke zich manifesteert uit sattva-gua, heeft
opgegeven, en het tweede type jna, welke ontstaat uit bhakti, heeft aangenomen. Dit kan
men duidelijk zien in het Vijftiende Hoofdstuk van het Elfde Canto van rmadBhgavatam. Degenen die verstoken zijn van bhakti, trachten louter middels jna brahmasyujya te bereiken, maar zulke personen, die trots zijn op hun jna, behalen alleen maar
leed en zijn aldus verdoemd.
Er zijn ook personen die begrijpen dat mukti niet louter door jna bereikt kan worden
en zich dus bezighouden met jna-mir-bhakti (bhakti gemengd met jna). Zij denken dat
het bestaan van Bhagavn materieel en tijdelijk is, en dat Zijn lichaam uit de guas
(geaardheden der materile natuur) bestaat. Zelfs nadat ze het platform van yoga genaamd
yogrha hebben bereikt, zijn zulke personen, die ten onrechte denken dat ze bevrijd zijn,
verdoemd. rmad-Bhgavatam (11.5.2-3) verklaart: In overeenstemming met hun
respectieve guas, kwamen de vier ramas samen met de vier varas afzonderlijk voort uit
de mond, armen, dijen en voeten van de purua, r Bhagavn. Degenen die deze uit zichzelf
voortkomende purua, Bhagavn Zelf, niet eerbiedigen en Hem geen dienst verlenen, vallen
van hun positie. Dit betekent dat degenen die geen bhajana aan Hem verrichten evenals
degenen die Hem oneerbiedig zijn, zelfs terwijl ze Hem aanbidden, hun vidy verliezen en
ten val komen, ook al zijn ze sannyss. rmad-Bhgavatam (10.2.32) verklaart ook:
ye nye aravindka vimukta-mninas
tvayy asta-bhvd aviuddha-buddhaya
ruhya kcchrea para pada tata
patanty adho ndta-yumad-aghraya
O Kamala-nayana (lotus-ogige Heer)! Iemand die er valselijk trots op is dat hij verlost
is en geen bhakti aan U verricht vanwege zijn vervuilde intelligentie, komt ten val
omdat hij Uw lotusvoeten oneerbiedig is, zelfs nadat hij grote moeite heeft
ondernomen om de hoogste positie van verzaking te verwerven.
Het woord anye in de bovenstaande Bhgavatam-loka verwijst naar verwijst naar een
persoon die geen bhakta van r Madhava is, en het woord aghri verwijst naar bhakti. Het
niet eerbiedigen van r Bhagavns lotusvoeten betekent daarom het niet eerbiedigen van
bhakti.
Bhagavn op een of andere manier beledigt, hij verankerd raakt in materile lustige
verlangens en wederom sasra (de kringloop van het materile leven) moet betreden. Hij
komt ten val omdat hij met zijn beoefening ophoudt bij het bereiken van het resultaat,
denkend dat deze beoeffening geen verder nut meer heeft.
Dit betekent dat hij bij het bereiken van het stadium van jna-sannysa niet alleen
jna opgeeft, maar ook gu-bht-bhakti (de bhakti die tot een bepaalde hoogte aanwezig is
in jna). Zo handhaaft hij de foutieve opvatting dat hij directe realisatie van brahma
ervaart. Omdat hij overtredingen begaat tegenover de r-vigraha van Bhagavn, verdwijnt
bhakti ook samen met jna en kan niet meer opnieuw verkregen worden. Zonder bhakti
kan de Allerhoogste Absolute Waarheid echter niet gerealiseerd worden. Het dient
begrepen te worden dat de meditatie die zo iemand op dat moment verricht nutteloos is, en
zijn trots betreffende het zijn van een jvan-mukta, verlost zijn terwijl men in het lichaam
verblijft, dient ook erkent te worden als ongegrond.
rmad-Bhgavatam (10.2.32) staaft deze zienswijze en verklaart: ye nye aravindka
vimukta-mnina, Er zijn twee soorten jvan muktas (bevrijde personen) die zich op de
juiste manier bezighouden met de beoefening van bhakti-mir-jna (jna gemengd met
bhakti). Beiden erkennen de r-mrti van Bhagavn als zijnde sac-cid-nanda-may, en ze
verkrijgen par-bhakti nadat ze geleidelijk aan vidy (kennis) en avidy (onwetendheid)
opgeven.
Het eerste type verricht bhakti met het doel om syujya, eenheid met Hem, te bereiken.
Met behulp van deze bhakti bereiken ze tat-padrtha, directe realisatie van de Allerhoogste
Absolute Waarheid, en zo bereiken ze eenheid met Hem. Die individuen zijn het waard om
vereerd te worden.
Het tweede type bestaat uit zeer fortuinlijke personen die door de invloed van de
associatie met kalme en zelfbeheerste mah-bhgavatas het verlangen naar mukti opgeven.
Net zoals ukadeva Gosvm blijven ze verzonken in het proeven van de zoetheid van
bhakti-rasa. Zulke persoonlijkheden dienen het allerhoogst vereerd te worden. Zoals gezegd
wordt in rmad-Bhgavatam (1.7.10): De kwaliteiten van r Hari zijn zo wonderbaarlijk
dat zelfs grote munis die tmrma zijn en de knoop van avidy volledig hebben doorgehakt,
aangetrokken worden door Zijn bekorende vermogen. Vandaar dat zij onzelfzuchtige bhakti
verrichten aan Urukrama r Ka, die wonderbaarlijke daden verricht.
Daarom zijn de eerste twee van deze vier soorten jns afkeurenswaardig en blijven
gebonden, terwijl de overige twee achtenswaardig zijn en de materile wereld oversteken.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
10.87.21): mukt api llay vigraha ktv bhagavanta bhajante, Zelfs de bevrijde wezens
leveren voortdurend dienst aan Bhagavn met hun transcendentale (aprkta) lichamen.
In de rutis vinden we verklaringen zoals, pryat tatrpi hi am, Wat men zijn hele
leven door doet wordt duidelijk op het moment van sterven (Brahma-stra 4.1.12), en
moke ca bhaktir anuvarttate, die beschrijft dat bhakti zelfs aanwezig is in de toestand van
moka.
Hier heeft viate tad anantaram (Gt 18.55) een diepere, meer vertrouwelijke betekenis.
Iemand die Bhagavn kent en heeft gerealiseerd, gaat niet in Hem binnen en wordt niet
n met Hem, maar betreedt juist Zijn ll. Bijvoorbeeld, wanneer iemand een stad in gaat,
of wanneer een vogel zijn nest in gaat, betekent het niet dat die persoon de stad wordt, of
dat de vogel het nest wordt. De werkelijke betekenis is dat ze groot geluk ervaren bij het
ontmoeten van hun familieleden.
De nirviea-vds (impersonalisten, volgelingen van de onpersoonlijkheidsleer)
gebruiken doorgaans het voorbeeld van rivieren die de zee in stromen om de eenheid van de
jva met brahma uit te drukken. Ze zeggen dat, net zoals de rivieren hun namen en
gedaantes verliezen wanneer ze opgaan in de oceaan (hun afgescheiden bestaan opgegeven
hebbend), de jva op dezelfde manier opgaat in brahma en n wordt met Hem. Echter, de
saviea-vd bhaktas (toegewijden, aanhangers van de doctrine van personalisme) zeggen
dat een zuivere jva zelfs nadat hij mukti (verlossing) heeft bereikt zijn eigen individuele
bestaan handhaaft, net zoals de waterdieren die in de oceaan leven hun afzonderlijke
bestaan van de oceaan hebben samen met hun betreffende familieleden. Als men de oceaan
wil leren kennen, is louter kennis van haar oppervlak niet toereikend. Het is noodzakelijk
om ook te weten te komen over zowel de verschillende waterdieren die diep in de oceaan
leven, als over de parels, juwelen en verschillende soorten nuttige bronnen aldaar. Evenzo,
als men Svaya Bhagavn r Ka kent als Hij die volkomen is in zes volheden en vol is
van rasa, kent men Hem in tattva en in volledigheid. Alleen wanneer een sdhaka, of
bhva-bhakta, deze kennis heeft verkregen, kan hij de ll van Bhagavn betreden. Dit vindt
plaats wanneer de staat van volledige perfectie bereikt die bekend staat als vastu-siddhi,
waarin men de gelukzaligheid van het verlenen van sev aan Hem proeft.
Iemand die diep nadenkt over de verklaringen van stra, begrijpt duidelijk dat jna
alleen geen mukti zal verlenen tenzij het de hulp krijgt van bhakti: reya sti bhaktim
udasya, Ik kan alleen door bhakti bereikt worden, niet via bespiegelende kennis (rmadBhgavatam 10.14.4). De jns bestaan uit twee soorten: de kevala-jn (die louter jna
cultiveert) en de bhakti-mir-jn (die bhakti mengt met zijn cultivatie van jna).
Bhakti-mir-jns bestaan ook uit twee soorten: degenen die de gedaante van
Bhagavn als illusoir beschouwen, en degenen die de gedaante van Bhagavn als sac-cid-
aanvangen met het verrichten van zuivere ahaituk-bhakti tot Urukrama, de uitvoerder
van wonderbaarlijke activiteiten. Wat dan te zeggen van een persoon die verzonken is
in aantrekking tot wereldse aangelegenheden?
Alle bovenstaande lokas die zijn geciteerd verhelderen dit punt.
LOKA 56
SRRTHA-VARI
Er was eerder uitgelegd dat een jn uiteindelijk het resultaat van syujya-mukti
bereikt door geleidelijk aan de resultaten van zijn karma (voorgeschreven taken) op te
geven. Daarna geeft hij karma zelf op en uiteindelijk doet hij afstand van jna. Maar hoe
bereiken Mijn bhaktas Mij? Om dit uit te leggen, spreekt r Bhagavn deze loka die
begint met sarva. Als zelfs degenen die inferieur zijn, dat wil zeggen, degenen die sakma
(materile verlangens bezittend) zijn, de allerhoogste bestemming bereiken door
beschutting te nemen van Mij, wat dan te zeggen van de bestemming van degenen die
nikma-bhaktas (toegewijden die zulke verlangens niet hebben) zijn?
Zelfs degenen die zich bezighouden met alle vormen van karma, zoals nitya (reguliere),
naimittika (incidentele), kmya (baatzuchtige) en sociale activiteiten, en die in de
levensbehoeften voorzien van zonen, dochters enzovoorts, bereiken de onvernietigbare
bestemming, om maar te zwijgen van anany-bhaktas die hun aanhankelijkheid aan karma,
yoga, jna, de aanbidding van allerlei devas en ook alle andere materile verlangens
opgeven en Mij exclusief aanbidden.
Hier betekent de verklaring rayate ( hij neemt beschutting) dat hij Mij hartgrondig
dient. Het voorvoegsel voor het woord raya duidt stellig op de overheersing van sev.
Het woord api (ook) in de zin karmay api wijst op de inferioriteit van karma en duidt er
dus op dat karma ondergeschikt is voor zulke personen. Met andere woorden, zulke mensen
verrichten bhakti die gemengd is met karma, niet karma die gemengd is met bhakti. Dit
houdt in dat ze niet buitensporig verzonken zijn in de karma die werd voorgeschreven in de
eerste zes hoofdstukken. De woorden vata padam betekenen, Zij bereiken Mijn
eeuwige verblijven zoals Vaikuha, Mathur, Dvrak en Ayodhy.
Maar hoe zullen deze verblijven de mah-pralaya, totale vernietiging, overleven? In
antwoord hierop zegt r Bhagavn, avyayam. Mijn verblijfplaatsen worden niet vernietigd
gedurende de volledige vernietiging; ze blijven onveranderd. Dit is alleen mogelijk door de
invloed van Mijn onvoorstelbare vermogen.
Men kan de volgende twijfel opwerpen: Aan de ene kant bereikt een jn alleen
syujya na het bereiken van de staat van naikarmya, actie zonder reactie. Dit vindt plaats
omdat hij al het zintuiglijk genot opgeeft, en veel pijn ondergaat bij het verrichten van
pijnlijke boetedoening enzovoorts, voor vele mensenlevens. Uw bhaktas bereiken echter
Uw eeuwige verblijf, ook al houden ze zich bezig met karma met materile verlangens.
Gebeurt dit louter doordat men beschutting neemt van U? Als antwoord hierop, zegt r
Bhagavn, Dit vindt plaats door Mijn genade. Weet dat de invloed van Mijn zoete wil de
rede te boven gaat.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Deze loka illustreert het bijzondere kenmerk van bhakti en de bhakta. Naarmate men
nikma-karma verricht als offerande aan Bhagavn, raakt het hart in toenemende mate
gezuiverd en men verkrijgt geleidelijk aan jna. Zulke jns komen dan in aanmerking
om bhakti tot Mij te verkrijgen. Echter, door Mijn oorzaakloze genade kunnen Mijn
ekntika-bhaktas in iedere toestand Mijn allerhoogste verblijf bereiken, simpelweg door
beschutting te nemen van anany-bhakti. Mijn ekntika-bhaktas zijn niet gebonden door de
resultaten van om het even welke karma, zelfs niet wanneer ze nitya (verplichte), naimittika
(causale) en kmya (baatzuchtige) activiteiten verrichten. Door Mijn genade bereiken ze
spoedig Vaikuha en Goloka, Mijn eeuwige woonplaatsen. Dit geeft de uiterst genadige
natuur aan van Bhagavn met betrekking tot Zijn ekntika-bhaktas. Bhagavn Zelf zegt in
Gt (9.30): api cet su-durcro bhajate mm ananya-bhk, Zelfs al is iemands gedrag uiterst
afschuwelijk, als hij zich bezighoudt met Mijn anany-bhakti, dient hij geaccepteerd te
worden als een bhakta.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Er is uitgelegd dat het Vedische
proces het vertrouwelijke pad is om Mij te bereiken. Eerst aanbidt men Bhagavn middels
nikma-karma-yoga. Op deze manier verwerft men jna. Door middel van die jna wordt
dan bhakti verkregen. Dit is het eerste van de drie processen die Ik duidelijk aan het
beschrijven ben. Luister nu alsjeblieft terwijl Ik uitleg hoe Ik bereikt wordt middels het
tweede proces, namelijk aanbidding van Mij.
Omdat hij zich in het bijzonder aangetrokken voelt tot Mij, neemt de bhakta zijn
exclusieve toevlucht bij Mij, ook al heeft hij materile verlangens. Mij als vara
beschouwend, offert hij al zijn activiteiten aan Mij. Door Mijn genade verkrijgt hij
uiteindelijk nirgua-bhakti. Dit is onze onvergankelijke en eeuwige positie.
LOKA 57
Blijf, met je geest vrij van het vals ego van het zijn van de doener, Mij hartgrondig
al je activiteiten offerend, volledig toegewijd zijnde aan Mij en beschutting nemend
van de yoga van vastberaden intelligentie, altijd verzonken in volkomen bewustzijn
van Mij.
SRRTHA-VARI
Goed dan, dus wat draagt U me uiteindelijk op te doen? Wilt U dat ik een ananybhakta (exclusieve toegewijde) wordt, of een sakma-bhakta (materialistische toegewijde)
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier wil Arjuna duidelijk begrijpen wat de verplichtingen zijn van een bhakta wiens
adhikra het is om bhakti te verrichten op het tussenliggende niveau, tussen die van de
ekntika-bhakta die par-bhakti heeft verkregen en de ondergeschikte sakma-bhakta, die
nog materialistische neigingen heeft. Arjunas innerlijke gevoelens begrijpend, geeft r
Ka nu instructies voor degenen die eenzelfde adhikra heeft als Arjuna. Zo iemand
dient het vals ego van het zijn van de doener en genieter van alle handelingen op te geven,
en alle karma aan Mij te offeren, altijd aan Mij denkend. Dit werd eerder ook al verklaard:
yat karoi yad ansi. Het is echter vermeldenswaardig dat de activiteit zelf verricht hoort te
worden als een offerande, niet dat louter de resultaten geofferd dienen te worden nadat de
daad is verricht. Door dit te doen en door de invloed van sdhu-saga, bereikt zo iemand
uiteindelijk par-bhakti.
rla Bhaktivinoda citeert Ka, die zegt, Ik heb al uitgelegd dat brahma, Paramtm
en Bhagavn Mijn drie manifestaties zijn. Richt je citta (gedachten) op Mijn manifestatie
van Paramtm middels buddhi-yoga, en offer met je geest al je werk aan Mij. Word op deze
manier toegewijd aan Mij.
LOKA 58
Door voortdurend aan Me te denken met hartgrondige toewijding, zul je, door
Mijn genade, alle obstakels oversteken. Maar als je uit vals ego Mijn instructies in de
wind slaat, zul je ten ondergaan.
SRRTHA-VARI
Wat zou er gebeuren als gevolg daarvan? In antwoord hierop spreekt r Ka deze
loka die begint met het woord mac-citta.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka, die zegt, Door op deze manier je geest op Mij
te richten, zul je in staat zijn om alle obstakels die zich zouden kunnen voordoen gedurende
je levensduur te overwinnen. Echter, als je niet op deze manier handelt, en in plaats
daarvan jezelf als doener beschouwt, vanwege vals ego en de daaropvolgende
vereenzelviging met het lichaam, dan zul je ten val komen van je onsterfelijke svarpa en
vernietiging ondergaan door in deze materile wereld te blijven.
LOKA 59
Jouw besluit om niet te vechten komt enkel door dit vals ego, maar het zal
tevergeefs zijn, want Mijn my in de vorm van rajo-gua zal je dwingen om toch te
vechten.
SRRTHA-VARI
Ik ben een katriya en vechten is Mijn hoogste functie (parama-dharma). Echter, ik wil
niet vechten omdat ik bang ben dat ik me enorme zonde op de hals haal door zoveel mensen
te doden. In antwoord op dit argument berispt r Bhagavn Arjuna door deze loka te
spreken die begint met de woorden yad ahakram. Het woord prakti betekent sva-bhva
of aard. Je accepteert Mijn instructies nu niet, O Mah-vra, grote held, maar wanneer je
formidabele natuurlijke enthousiasme voor vechten zich manifesteert, zul je Me aan het
lachen maken door de strijd aan te gaan en aanbiddenswaardige persoonlijkheden zoals
Bhma te doden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Sdhakas dienen nooit hun onafhankelijkheid te misbruiken en zich met frivole
handelingen in te laten. Volgens de instructies van r Bhagavn dienen ze het vals ego van
het zijn van de doeners en genieters op te geven, en karma te verrichten als Zijn dienaars.
Men hoort deze instructie van Bhagavn ofwel van Bhagavn Zelf als caitya-guru in het
hart te ontvangen, of uit de stra die door Hem gesproken is. Of, de instructies van de
bhaktas als niet verschillend van Zijn eigen instructies beschouwend, dient men alleen te
werken met het doel om Hem te dienen. Indien men echter werk verricht met het idee dat
men de doener en de genieter is, wat tegenovergesteld is aan de instructie van Bhagavn,
wordt men gebonden om de goede en slechte resultaten van die daden te ondergaan, leven
na leven.
LOKA 60
SRRTHA-VARI
Deze loka gaat verder in op de vorige. Wegens saskras (indrukken uit vorige
levens), heb je de aard van een katriya. Je zult zeker ten strijde trekken, omdat je wordt
gedreven door je natuurlijke, aangeboren kwaliteiten, zoals ridderlijkheid.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De strekking van r Bhagavns verklaring in deze loka luidt als volgt: Op dit moment
accepteer je Mijn instructies niet omdat je begoocheld bent; dat is waarom je de strijd niet
aangaat. Maar wanneer je enthousiasme om te vechten in kracht toeneemt, in
overeenstemming met je eigen natuur, zul je niet in staat zijn om het te onderdrukken. Je
zult gebonden zijn de resultaten van die handelingen te ondergaan, denkend dat je een
handelend persoon van deze veldslag bent, een strijder. Daarom is het bevorderlijk voor je
om te vechten ter verwezenlijking van Mijn instructie.
Volgens deze regel, dienen de sdhakas die dezelfde adhikra hebben als Arjuna (zoals
besproken in de voorgaande lokas) vrij te worden van zowel hun grofstoffelijke als
fijnstoffelijke egos teneinde activiteiten te verrichten in dienst van Bhagavn, wat
bevorderlijk is voor bhakti.
LOKA 61
O Arjuna, Sarvntarym Paramtm bevindt zich in het hart van alle jvas en
zorgt er via Zijn my voor dat ze ronddolen in de kringloop van geboorte en dood,
alsof ze op een machine zijn gezet.
SRRTHA-VARI
r Bhagavn geeft nu Zijn eigen conclusie, na in de vorige twee lokas de mening van
de svabhva-vds (degenen die geloven dat iedereen handelt naargelang de neigingen die
zijn voortgekomen uit hun eigen natuur) te hebben uitgelegd. r Nryaa is Antarym,
die in alle jvas huist. Bhad-rayaka Upaniad (3.6.3) verklaart dat Hij binnenin de aarde
huist, maar dat de aarde Hem niet kent. De aarde is Zijn lichaam en door in de aarde
verblijven, bestuurt en beweegt Hij haar. De rutis verklaren ook: r Nryaa
doordringt alles wat gezien of gehoord kan worden in dit universum, wat er ook maar
binnen of buiten is.
Uit deze Vedische verklaringen wordt vastgesteld dat vara zich in het hart bevindt als
Antarym, de Superziel. Wat doet Hij daar? In antwoord hierop, zegt r Bhagavn,
Middels Zijn my-akti zet Hij alle jvas aan tot allerlei activiteiten, waardoor Hij ze laat
ronddolen in deze materiele wereld. Net zoals een marionettenspeler poppen laat bewegen
die bevestigd zijn aan een platform dat de draden bestuurt, zo ook bestuurt my alle jvas
op een bepaalde manier. Yantrrhni staat ook voor de jvas die zich in verschillende
lichamen bevinden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Paramevara is de Superziel van de hele bewegende en niet-bewegende wereld. Dit was
al eerder verklaard in Gt (15.15): sarvasya cha hdi sannivio, Ik ben gezeteld in ieders
hart; alle herinnering, kennis en vergeetachtigheid komt van Mij alleen.
De rutis zeggen ook:
eko deva sarva-bhteu gha
sarva-vyp sarva-bhtntartm
karmdhyaka sarva-bhtdhivsa
sk cet kevalo nirgua ca
LOKA 62
reso
'kj.ka
xPN
loZHkkosu HkkjrA
rRizlknkRijka 'kkUr LFkkua izkIL;fl 'kk'ore~
tam eva araa gaccha / sarva-bhvena bhrata
tat prasdt par nti / sthna prpsyasi vatam
tamvan Hem (de Allerhoogste Bestuurder); evavoorwaar; araam gacchaneem
beschutting; sarva-bhvenain ieder opzicht; bhrataO nazaat van Bharata; tatprasdtdoor Zijn genade; par ntimtranscendentale vrede; sthnamhet verblijf;
prpsyasije zult bereiken; vatameeuwig.
O Bhrata, geef je in alle opzichten exclusief over aan Hem, die vara. Door Zijn
genade zul je transcendentale vrede verkrijgen en het allerhoogste verblijf bereiken.
SRRTHA-VARI
Teneinde het belang van overgave aan Hem uit te leggen, spreekt r Bhagavn nu deze
loka die begint met de woorden tam eva. Parm betekent Wanneer zowel avidy als vidy
ophouden, zul je het eeuwige verblijf, Vaikuha, bereiken. Sommige mensen denken dat
degenen die Antarym (Paramtm, de Superziel) aanbidden de beschutting van
Antarymi bereiken, maar later zal beschreven worden hoe de aanbidders Bhagavn Zijn
beschutting bereiken. Anderen denken voortdurend, Mijn a-deva (aanbiddenswaardige
Godheid), r Ka, is mijn enige guru. Hij alleen zal me bhakti-yoga schenken en mij
bevorderlijke instructies geven. r Ka Zelf is mijn Antarym; moge Hij alleen me in
Zijn dienst betrekken. Ik neem exclusieve beschutting van Hem. Zoals Uddhava ook zegt
in rmad-Bhgavatam (11.29.6), O a, degenen die erg geleerd zijn, die zich een levensduur
hebben verworven die gelijkwaardig is aan die van Brahm, en die altijd gelukzalig aan U
denken, voelen zich altijd verschuldigd aan U. Dit komt doordat U de belichaamde wezens
verlicht met de methode om U te bereiken. Dit doet U extern als de crya-guru (geestelijk
leraar) en intern als caitya-guru (de Superziel, de guru in het hart).
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Hier draagt r Bhagavn Arjuna op om zich volledig over te geven aan Antarym, die
zich in iedereen bevindt als getuige. Hij is de oorzaakloze en genadevolle Paramevara die in
de vorige loka werd beschreven. Paramevara wordt benvloed door zulke exclusieve
overgave, wat Hem genoegen doet. Door Zijn genade kan men gemakkelijk opperste
transcendentale vrede bereiken en naar Zijn onvergankelijke verblijven zoals Vaikuha of
Goloka gaan. In deze wereld manifesteert Bhagavn Zichzelf in vijf gedaantes voor het
welzijn van de jvas, in overeenstemming met de dienstbare houding van Zijn bhaktas. Deze
vijf gedaantes zijn: 1) arc-vigraha (de Deity, of beeldgedaante van de Heer), 2) Antarym
(de Superziel), 3) vaibhava (avatras van de Heer), 4) vyha (expansies) en 5) par (r
Ka Zelf).
ka yadi kpa kare kono bhgyavne
guru-antarym-rpe sikhye pane
r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 22.47)
Om Zijn genade te schenken aan de jvas die voldoende opgespaarde sukti bezitten,
geeft Bhagavn instructies over hoe men zich kan overgeven aan Hemvan buiten als
de spirituele meester als van binnen als de caitya-guru.
LOKA 63
SRRTHA-VARI
r Bhagavn spreekt deze loka die begint met het woord iti om de hele Gt te
besluiten. Men kan karma-yoga, aga-yoga en jna-yoga kennen door deze kennis. Dit
betekent dat het zelfs vertrouwelijker is dan de geheime kennis van jna-stra. Zelfs
wijzen zoals Vasiha, Veda-vysa en Nrada konden het niet onthullen in stras die door
hen zijn geschreven, want hun alwetendheid is relatief, maar Mijn alwetendheid is
volkomen. Vanwege de zeer vertrouwelijke aard van deze tattva, zijn zelfs deze verheven
wijzen er niet volledig mee bekend; Ik onderricht het zelfs niet eens aan hen. Nadat je Mijn
instructies in diepe overweging hebt genomen, doe wat je wenst te doen, naar gelang je
oordeelkundigheid.
Op deze manier is de laatste reeks van zes hoofdstukken voltooid. Deze Bhagavad-gt,
die uit achttien hoofdstukken bestaat, is het kroonjuweel van alle soorten vidy. Ze bestaat
uit drie series van zes hoofdstukken en is als een schatkist die de meest waardevolle en
ongevenaarde edelsteen bevat, namelijk die van uiterst vertrouwelijke bhakti. De eerste
serie van zes hoofdstukken, genaamd karma-aka, is als de met goud bedekte onderste basis
van deze kist. De laatste reeks van zes hoofdstukken, jna-aka, is als de met juwelen
ingelegde deksel van de kist. Bhakti, de serie van zes hoofdstukken die zich tussen deze twee
akas in bevindt, is de meest waardevolle schat binnen de drie werelden. Bhakti, welke de
kracht heeft om r Ka te besturen en overstelpen, bevindt zich in deze kist als een
uitmuntend en prachtig juweel. De aanstaande twee lokas, welke uit vierenzestig
lettergrepen bestaan, en waarvan de eerste begint met de woorden man-man bhava (18.6566) dienen beschouwd te worden als het zuivere dienstmeisje van deze bhakti, zich
bevindend in de bovenste bedekking van de hele kist.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze huidige loka presenteert r Bhagavn Zijn conclusie van Bhagavad-gt. Hij
zegt dat de brahma-jna (kennis van Zijn onpersoonlijke aspect) die Hij eerder beschreef
vertrouwelijk is; paramtm-jna (kennis van Zijn aspect als de Superziel) is
vertrouwelijker; en bhagavat-jna (kennis van Hem, de Allerhoogste Persoon) is het meest
vertrouwelijk. Hij zal dit duidelijk uitleggen in de volgende loka. Vrajendra-nandana r
Ka alleen is advaya-jna-svarpa (de non-duale Absolute Waarheid) en de hoogste
limiet van par-tattva. Hij heeft drie manifestaties: brahma (Zijn lichamelijke uitstraling),
Paramtm (Zijn gelocaliseerde aspect) en Bhagavn (Zijn persoonlijke aspect, de
Opperheer Zelf). Zoals rmad-Bhgavatam (1.2.11) verklaart:
vadanti tat tattva-vidas tattva / yaj jnam advayam
brahmeti paramtmeti / bhagavn iti abdyate
Zij die tattva-vit (kenners van de Waarheid) zijn realiseren die non-duale Absolute
Waarheid in drie aspecten. Brahma heeft alleen het kenmerk van cit, of bewustzijn, en
is de eerste manifestatie van die tattva. Paramtm, de uitbreiding van dat cit
bewustzijn, is de tweede manifestatie, en Bhagavn, die Zich manifesteert als vilsarpa (Hij die transcendentale amoureuze bezigheden uitvoert), is de derde manifestatie
van die tattva. Die tattva wordt gekend door drie namen in deze drie toestanden.
De drie manifestaties van Vrajendra-nandana r Ka zijn brahma, Paramtm en
Bhagavn. Van deze drie is realisatie van brahma (de schittering die van Zijn lichaam af
komt) de geperverteerde reflectie van de cid-aa, het bewuste deel van de par-tattva. Het
levert geen volledig begrip van de Waarheid op. Paramtm-realisatie is een gedeeltelijke
realisatie van sat (eeuwigheid) en cit (bewustzijn), en Bhagavn-realisatie is de volledige
realisatie van het Absolute in de vorm van sat, cit en nanda (volkomen gelukzaligheid).
Brahma-jna wordt hier vertrouwelijk (guhya) genoemd, paramtm-jna
vertrouwelijker (guhyatara) en bhagavat-jna het meest vertrouwelijk (guhyatama).
Deze meest vertrouwelijke bhagavat-jna heeft ook drie afdelingen: r Ka is
volkomen in Dvrak, meer volkomen in Mathur en het meest volkomen in Vndvana of
Gokula. Arjuna, die een vriend is van Ka in Zijn spel en vermaak in Dvrak, is louter
bekend met Zijn volkomen aspect.
De achttien hoofdstukken van de Gt worden verdeeld in drie afdelingen van zes
hoofdstukken. De eerste zes hoofdstukken beschrijven nikma-karma-yoga , de yoga van
het offeren van het resultaat van de onzelfzuchtig verrichte plicht aan Bhagavn. De
tweede reeks van zes hoofdstukken beschrijven bhakti-yoga, de yoga van zuivere toewijding,
en de derde reeks van zes hoofdstukken beschrijven jna-yoga, de yoga van
transcendentale kennis. Men moet niet denken dat jna-yoga de hoogste en slotconclusie
is enkel omdat het op het einde komt van deze stra. Integendeel, de betekenis is geheim:
bhakti-yoga, die zich tussen karma-yoga en jna-yoga in bevindt, geeft kracht aan hen
beide, en stelt zo karma en jna in staat om hun resultaten te schenken. Karma-yoga en
jna-yoga zijn nutteloos zonder de beschutting van bhakti. Op deze manier is de Gt als
een schatkist, met als basis karma-yoga, haar deksel als jna-yoga en met de grote schat van
Bhakti-dev die zich te midden van beiden in die kist bevindt als een waardevol juweel. Op
deze manier kunnen de algemene mensen begrijpen dat de eerste zes hoofdstukken
vertrouwelijk zijn, de laatste zes hoofdstukken vertrouwelijker zijn en de middelste zes
hoofdstukken het meest vertrouwelijk zijn.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Brahma-jna, welke Ik eerder
aan je heb uitgelegd, is een geheim. Paramtm-jna, welke nu wordt uitgelegd, is meer
geheim. Denk hier grondig over na en doe wat je wilt.
Dat wil zeggen: indien je brahma wil bereiken door beschutting te nemen van jna via
nikma-karma-yoga en geleidelijk aan Mijn nirgua-bhakti wil verkrijgen, verricht dan je
handelingen in deze strijd als nikma-karma. En als je jezelf wilt overgeven aan
Paramtm, ga dan deze strijd aan terwijl je al je handelingen aan vara offert, en verricht
de bezigheid die is voortgekomen uit je katriya aard, zoals opgewekt door Hem. Dan zal
vara, die Mijn avatra (nederdaling, persoonlijke manifestatie van de Heer) is, geleidelijk
aan nirgua-bhakti aan je schenken. Wat je beslissing ook mag zijn, begrijp dat het zeker
gunstig is voor je om te vechten.
LOKA 64
SRRTHA-VARI
Toen r Ka zag dat Zijn dierbare vriend Arjuna stil was geworden terwijl hij
nadacht over de diepe en serieuze betekenissen van deze Gt-stra, smolt Zijn hart, dat zo
zacht is als boter, en zei Hij, O Arjuna, Mijn beste vriend, nu zal Ik de exacte essentie van
alle stra spreken in deze afsluitende acht lokas. Indien Arjuna vraagt, Waarom zou U
nog meer moeite ondernemen om dit uit te leggen?, spreekt r Bhagavn in antwoord
hierop deze loka die begint met de woorden sarva-guhyatamam. In de loka die begint met
de woorden man-man bhava mad-bhakto, zal Ik je wederom rja vidy rja guhyam (de
uiterst vertrouwelijke koning der kennis) geven, de essentie van het Negende Hoofdstuk.
Dit is zeker de hoogste verklaring, want ze is de essentie van de Gt-stra, welke zelf het
summum bonum is van alle stras. Het woord guhyatamam betekent dat er nergens iets
gevonden kan worden dat vertrouwelijker is dan dit. Het is absoluut. Ik spreek dit nog een
keer ten bate van jouw ultieme profijt omdat je Mijn zeer dierbare vriend bent (io si me
dham iti). En waarom zou Ik dit niet doen? Iemand vertelt ten slotte zijn allergrootste
geheimen alleen aan zijn meest dierbare vriend.
Sommige versies van de Gt gebruiken de zin io si me dha-mati in plaats van
dham iti.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Gt wordt een Upaniad genoemd. Ze is de essentie van de Vedas en van de
Upaniads. Men kan haar meest innerlijke bedoeling louter middels de genade van
Bhagavn en Zijn bhaktas begrijpen. Deze vertrouwelijke instructies kunnen onmogelijk
begrepen worden op kracht van de intelligentie, noch via het medium van karms, jns of
niet-toegewijden die de gedaante van Bhagavn als illusoir en verstoken van vermogen
beschouwen. Alleen de exclusieve, volledig overgegeven bhaktas van Ka kunnen zich,
via Zijn genade, bewust worden van deze meest vertrouwelijke instructies. Deze loka wordt
gesproken door r Bhagavn voor het expliciete doeleinde om dit geheim uit te leggen.
Arjuna is r Kas volkomen overgegeven bhakta, en is Hem zeer dierbaar. Hij is
daarom gekwalificeerd om deze meest vertrouwelijke instructie te horen. Op dezelfde
manier zijn alleen zulke ekntika-ka-bhaktas in staat om deze meest geheime instructie
van de Gt te doorgronden, anderen niet.
De ekntika-bhaktas hebben zich exclusief overgegeven aan Ka, wetende dat Hij de
Absolute Waarheid, bestaande uit sac-cid-nanda, eeuwigheid, kennis en gelukaligheid, en
daarom houden ze zich dus actief bezig met het volgen van Zijn instructies en aanwijzingen,
verlost zijnde van enige twijfel of controverse.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Ik sprak guhya (vertrouwelijke)
brahma-jna, kennis van Mijn kenmerkloze aspect, tot jou. En Ik vertelde je over
guhyatara (vertrouwelijkere) vara-jna, kennis van Mijn gelocaliseerde aspect. Nu ben Ik
je guhyatama (meest vertrouwelijke) bhagavat-jna, kennis van Mijn persoonlijke aspect,
aan het onderwijzen. Luister alsjeblieft. Deze bhagavat-jna is superieur aan alle andere
instructies die Ik heb gegeven in deze Gt-stra. Ik onthul het aan je voor jouw welzijn,
omdat je Me zeer dierbaar bent.
LOKA 65
Laat je bewustzijn opgaan in Mij; word Mijn bhakta door jezelf toe te wijden aan
onder andere het horen en reciteren van Mijn namen, gedaantes, kwaliteiten en
transcendentale bezigheden; aanbid Me en breng eerbetuigingen aan Mij. Op deze
manier zul je zeker tot Me komen. Ik beloof je dit oprecht omdat je Me zeer dierbaar
bent.
SRRTHA-VARI
Man-man bhava houdt in dat je, door Mijn exclusieve bhakta te worden, op Mij dient
te mediteren. Word geen jn of yog en denk niet aan Mij op de manier zoals jns en
yogs dat doen. Man-man bhav betekent ook, Je zou moeten worden zoals de persoon die
zijn geest heeft geofferd aan Mij, ymasundara, wie een zoete, genadevolle blik op je werp
vanuit Mijn maanachtige gezicht dat versierd is met voortreffelijke gebogen wenkbrauwen
en zacht, golvend haar. Mad-bhakta betekent dat je de zintuigen aan Mij offert. Met
andere woorden, verricht bhajana aan Mij door al je zintuigen in Mijn sev te betrekken;
dat wil zeggen, door ravaam en krtanam te verrichten, Mijn r-mrti te zien, Mijn tempel
schoon te maken en te versieren, bloemen te verzamelen en bloemenkettingen te maken,
door Me te versieren met sieraden, Me een paraplu of cmara aan te bieden en andere
diensten te leveren. Mad-yj houdt in dat men Mij aanbidt en artikelen zoals geurige
bloemen, wierook, een gh-lamp en voedsel aanbied. M namaskuru staat voor het brengen
van dandavat prams, zich ter aarde werpen en eerbetuigingen brengen met ofwel acht
ofwel vijf delen van je lichaam. Mm evaiyasi houdt in dat je Me zeker zult bereiken
middels de vier activiteiten van het denken, dienen, aanbidden en offeren van
eerbetuigingen, of door zelfs maar n van deze uit te voeren. Offer Mij je geest en al je
zintuigen, zoals de oren en de tong, en in ruil daarvoor zal Ik Mezelf aan jou geven. Dit is de
waarheid; twijfel hier niet aan.
Volgens het Amara-koa Woordenboek zijn de woorden satya (waarheid), apatha
(gelofte) en tathya (feit) synoniem. Indien Arjuna zegt, De mensen van Mathur leggen bij
elke stap geloftes af (maar zijn in werkelijkheid niet in staat om ze in stand te houden), dus
hoe kan ik vertrouwen hebben in Uw gelofte, aangezien U Mathurea (De Heer van
Mathur) Ka bent?, zegt r Bhagavn in antwoord hierop, Dit is waar, maar Ik doe
deze belofte omdat jij zeer dierbaar bent tot Mij. Een persoon bedriegt degenen die hem
dierbaar zijn niet.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Man-man bhava betekent dat men zijn geest exclusief laat opgaan in Ka. r Ka
Zelf heeft de gops aanvaard als het hoogste ideaal van man-man bhava toegewijden en
brengt dit met zoete woorden tot uitdrukking aan Uddhava (rmad-Bhgavatam 10.46.4-6):
t man-manask mat-pr / mad-arthe tyakta-daihik
mm eva dayita preham / tmna manas gat
ye tyakta-loka-dharm ca / mad-arthe tn bibharmy aham
mayi t preyas prehe / dra-sthe gokula-striya
smarantyo ga vimuhyanti / virahautkahya-vihval
dhrayanty ati-kcchrea / prya prn kathacana
pratygamana-sandeair / ballavyo me mad-tmik
Beste Uddhava, de gedachten van de gops gaan altijd op in Mij. Ik ben hun leven en
hun alles. Het is louter voor Mijn belang alleen dat ze alles hebben opgegeven, inclusief
hun huizen, echtgenoten, zonen, verwanten, gereserveerdheid, dharmika principes
enzovoorts. Ze blijven voortdurend verzonken in gedachten aan Mij alleen. Omdat ze
vertrouwen hebben in Mijn verklaring, Ik zal komen, houden ze hun levens met grote
moeite op een of andere manier in stand, en zijn ze op Mij aan het wachten.
Deze beschrijving van de gops die zich ongerust maken in hun gescheidenheid van
Ka is het hoogste voorbeeld van man-man bhava. Hoor nu over hoe een gop opging in
Ka terwijl ze in prva-rga was, de toestand die zich voordoet voorafgaande aan het
ontmoeten van Hem.
Er kwam eens een pasgetrouwde gop in Nandagon te wonen. Deze gop had van
Kas naam en Zijn aantrekkelijke en wonderbaarlijke activiteiten gehoord, maar ze had
nog nooit het goede geluk gehad om Hem direct te aanschouwen. Elke dag speelde Ka op
Zijn fluit terwijl Hij de bossen in ging om samen met Zijn vrienden voor de koeien te
zorgen. Bij het horen van Zijn fluitspel kwamen alle inwoners van Vraja bijeen op het
Koninklijke pad, daar ze erg gretig waren om de ongevenaarde zoetheid van Zijn
schoonheid te kunnen aanschouwen. Sommigen stonden op balkons, anderen klommen in
bomen. Sommigen stonden in de buurt van het pad en anderen gluurden door ramen. Die
pasgetrouwde gop verlangde er ook naar om daarheen te gaan en Ka te zien, maar haar
schoonmoeder verbood het haar en zei, Die zwarte slang daar zal je bijten, dus het is niet
goed voor je om daar heen te gaan.
De pasgetrouwde bruid betwistte, Uw dochter is daar ook heen gegaan, dus waarom
staat u mij niet toe om daarheen te gaan? Maar toch gaf de schoonmoeder haar geen
toestemming om te gaan.
Ondanks het verbod van haar schoonmoeder ging de gop naar een struik in de buurt
van het Koninklijke pad en verschool zich daarachter. Op deze manier kon ze Ka zien.
Wetend wat ze wilde, draaide Ka lichtjes de staart van een kalfje dat richting die nieuwe
gop begon te rennen en springen en bij haar in de buurt ging staan. Ka rende achter het
kalfje aan en kwam op dezelfde plek aan. Daar zo kortstondig staande in Zijn prachtige
tribhaga-lalita-gedaante, raakte Hij met Zijn fluit de kin aan van die gop, en rende toen
weg om zich weer bij Zijn vrienden te voegen. De nieuwe gop, die nu volledig opging in de
zoetheid van Kas prachtige gedaante, verloor haar externe bewustzijn en bleef daar
bewegingloos staan, terwijl Ka het bos in ging.
Zo verstreek er behoorlijke wat tijd. Toen de gop niet naar huis kwam, ging haar
schoonmoeder naar haar op zoek. Toen de schoonmoeder haar zo aantrof in die toestand,
schudde ze het lichaam van de gop en riep uit, Waar ik bang voor was is uitgekomen! Je
bent gebeten door die zwarte slang!
Ze bracht de gop terug naar haar huis en gaf haar de opdracht om boter te maken van
yoghurt die in een pot van klei bewaard werd. De bruid was nog steeds niet bij haar
positieven gekomen, dus nam ze een pot met mosterdzaad en begon dat te karnen, deze
vergissend voor de pot met yoghurt. Soms karnde ze de mosterdzaden en soms niet, dus soms
klonk er een krassend geluid en soms geen geluid. Toen de schoonmoeder dit opmerkte, liet
ze haar stoppen met karnen en droeg ze haar in plaats daarvan op om water te halen uit de
put. Ze plaatste drie potten op het hoofd van de gop, de ene op de andere, en gaf haar een
touw om in de ene hand vast te houden en een baby op haar heup in haar andere arm. Op
die manier stuurde ze haar om water te halen.
De bruid ging naar de put en bereidde het touw voor om water uit de put te halen, maar
omdat ze haar normale verstand nog niet had teruggewonnen, begon ze het touw om de nek
van de baby te binden. De andere gops, die daar waren gekomen om water te halen,
stopten haar, en riepen uit, Ach, ach! Wat is er met haar gebeurd? Het lijkt wel alsof ze
bezeten is door een geest! Sommige gops die wisten wat er werkelijk aan de hand was,
zeiden, Nee, nee, ze is niet bezeten door een geest, maar door de zoon van Nanda
Mahrja. Dit is een voorbeeld van man-man bhava.
De instructie mad-bhakto bhava (word Mijn toegewijde) wordt gegeven voor degenen
die niet op kunnen gaan in Ka zoals de gops dat kunnen. Mad-bhakto bhava houdt in
dat men zichzelf in alle opzichten overgeeft aan de lotusvoeten van Bhagavn. Hoe kan een
bhakta voortdurend dienst leveren? In dit verband wordt het verhaal van Prahlda
beschreven in rmad-Bhgavatam (7.5.23-24):
r-prahlda uvca
ravaa krtana vio / smaraa pda-sevanam
arcana vandana dya / sakhyam tma-nivedanam
iti pusrpit viau / bhakti cen nava-laka
kriyeta bhagavaty addh / tan manye dhtam uttama
Prahlda Mahrja zei, O mijn beste vader, bhakti aan r Viu wordt op negen
manieren uitgevoerd: het horen, chanten en herinneren van Zijn naam, gedaante,
kwaliteiten, etc., dienst leveren aan Zijn lotusvoeten, Hem aanbidden, tot Hem bidden,
Hem dienen, vriendschap met Hem sluiten en zichzelf overgeven aan Hem. Indien deze
negen vormen van bhakti in een gemoedstoestand van overgave worden verricht tot
Bhagavn, dan beschouw ik dat als het beste van alle onderricht.
Mahrja Ambara is het lichtende voorbeeld van volledige overgave. rmadBhgavatam (9.4.18-20) beschrijft hoe hij bhakti tot Ka verrichtte.
sa vai mana ka-padravindayor
vacsi vaikuha-gunuvarane
karau harer mandira-mrjandiu
ruti cakrcyuta-sat-kathodaye
mukunda-liglaya-darane dau
tad-bhtya-gtra-spare ga-sagamam
ghra ca tat-pda-saroja-saurabhe
rmat-tulasy rasan tad-arpite
pdau hare ketra-padnusarpae
iro hkea-padbhivandane
kma ca dsye na tu kma-kmyay
yathottama-loka-janray rati
Hij fixeerde zijn geest op de lotusvoeten van r Kacandra, zijn spraak in het
verheerlijken van de eigenschappen van Bhagavn, zijn handen in het schoonmaken
van de tempel van r Hari en zijn oren in het horen van het voorspoedige spel en
vermaak van Bhagavn Acyuta. Hij gebruikte zijn ogen om de r mrti (de
beeldgedaante) en tempels van Mukunda te zien, zijn lichaam en ledematen om de
lichamen van Zijn bhaktas aan te raken, zijn neus om de transcendentale geur te
ruiken van Tulas die aan Zijn lotusvoeten is geofferd, en zijn tong om de prasda die
aan Bhagavn is geofferd te eren. Hij gebruikte zijn voeten om naar de heilige
verblijfplaatsen van Bhagavn te lopen, en zijn hoofd voor het brengen van
eerbetuigingen aan de lotusvoeten van r Ka. Hij offerde alle parafernalia, zoals
bloemenkettingen en sandelhout in de dienst van Bhagavn. Hij deed dit allemaal, niet
om materieel genot te ervaren, maar om bhagavat-prema te verkrijgen, wat zich alleen
bevindt in de bhaktas van Bhagavn. Hun verheerlijking zuivert iedereen.
Bilvamagala is een voorbeeld van een bhakta die tot die klasse behoort. Hij werd
geboren in een dorp aan de oever van de K-ve rivier in Zuid India. Hij was een
grote geleerde van de Vedas en Vednta, maar toch was hij heel erg gehecht aan een
prostituee genaamd Cintmai. Op een avond was het heel erg aan het regenen, maar zijn
verlangen om Cintmai te ontmoeten maakte hem zo rusteloos dat hij op pad ging naar
haar huis, zonder zich te bekommeren om het slechte weer. Onderweg moest hij een rivier
oversteken die op die angstaanjagende nacht overstroomd was en eruitzag als de dood zelf.
Omdat er geen manier was om die rivier over te steken, stak Bilvamagala uit wanhoop die
rivier over door gebruik te maken van een drijvend lijk. Toen hij het huis van Cintmai
bereikte, zag hij dat de poort gesloten was. Aan de muur die het huis omringde hing een
slang, maar Bilvamagala dacht dat het een touw was en gebruikte het om over de muur
heen te klimmen. Toen hij de andere kant van de muur bereikte echter, gleed hij uit, viel
met een harde knal op de grond en verloor zijn bewustzijn. Toen ze dat geluid hoorden,
kwamen Cintmai en haar vriendinnen naar buiten gerend om te zien wat er gebeurd was.
De bliksemschichten die het tafereel verlichtten stelde haar in staat om Bilvamagala te
herkennen, en ze begreep direct alles. Zichzelf verwijtend, gaf Cintmai Bilvamagala er
flink van langs door te zeggen, Als je toch eens net zo gehecht was aan de lotusvoeten van
r Ka als je aan mij bent, dan zou je zeker een uitermate gezegende man worden.
Terwijl hij weer bij zijn positieven kwam, hoorde Bilvamagala de woorden van
Cintmai, die zijn hart doorboorden. Op dat moment zag hij de stommiteit van zijn
activiteiten in en besloot onmiddellijk om zijn zondige manieren op te geven en te voet
naar Vndvana te reizen. Terwijl hij zo op weg was, kreeg hij dorst, dus toen hij langs een
dorp kwam waar hij een jonge vrouw water uit een put zag hijsen, ging hij daarheen om zijn
dorst te lessen. Echter, toen hij de schoonheid van die jonge vrouw zag, raakte hij
aangetrokken tot haar. Hij volgde de vrouw zelfs naar haar huis.
De echtgenoot van de vrouw die Bilvamagala voor een heilige aanzag vanwege zijn
kledij en houding, toonde hem respect en nodigde hem uit om naar binnen te komen en te
gaan zitten. Bilvamagala verzocht de man vervolgens om zijn vrouw te roepen. Toen de
vrouw de kamer binnenkwam, vroeg Bilvamagala haar om haar twee haarspelden.
Onmiddellijk nadat Bilvamagala die haarspelden had gekregen, stak hij ze in allebei zijn
ogen. Terwijl hij dit deed, klaagde hij pijnlijk en riep uit, Deze ogen zijn de oorzaak
geworden van mijn ontaarde en ellendige toestand, aangetrokken als ze zijn door hun
zinsobjecten in de vorm van mooie vrouwen. Daar waar geen oorzaak is kan ook geen gevolg
zijn! Nadat hij zo zijn zicht verloren had, en met bloed rijkelijk vloeiend uit zijn ogen,
vervolgde hij weer zijn weg naar Vndvana. Maar ditmaal was zijn hart gezuiverd geraakt.
Na slechts een klein stukje te hebben gelopen, kwam er een jongen naar hem toe die met
een erg zoete stem vroeg, O Bb, waar gaat u heen?
Bilvamagala antwoordde, Ik ga naar Vndvana.
De jongen zei, Ik ga ook naar Vndvana. Houdt u zich alstublieft aan Mijn wandelstok
vast. Die jongen was niemand anders dan Mural-manohara r Ka zelf, die de geest
bekoort door op Zijn mural-fluit te spelen.
Mad-yj betekent het verrichten van Mijn arcana (aanbidding). De nih
(standvastige beoefening) van arcana bevindt zich op een ietwat lager niveau dan die van
mad-bhakto. r Bhagavn zegt daarom, Als je geen bhakta kunt zijn (mad bhakto) zoals
Bilvamagala, verricht dan Mijn arcana. Wat hoort de nih te zijn van iemand die arcana
verricht aan Bhagavn? Om dit te illustreren, zal ik een verhaal vertellen uit onze eigen
ervaring, dat hier plaatsvond in Mathur, India.
Er was destijds een bb (heilig persoon) in Mathur die met grote nih de arcana van
zijn lagrma-il verrichtte. Hij had geen volledig kennis van de verschillende takken van
arcana, maar om het even welke arcana hij verrichtte, deed hij met nih. Hij had een eed
afgelegd om iedere ochtend gedurende brahma-muhrta een bad te nemen in de Yamun, en
zijn lagrma louter met Yamun water te baden. Op een dag, op de Amvasy (dag van de
nieuwe maan) in de maand van Mgha (de koude wintermaand van half januari tot half
februari), regende het de hele nacht en waaide er een sterke, koude wind. Op die
pikdonkere ochtend, had hij geen flauw benul van de tijd omdat hij geen sterren aan de
hemel kon waarnemen. Zo kwam het dat hij ruim voor het brahma-muhrta-uur wakker
werd en naar buiten ging om zijn te nemen. Hoewel het water van de Yamun ijskoud was
en hij aan het bibberen was vanwege de extreme kou, nam hij desalniettemin een bad enkel
om zijn gelofte in stand te houden. Daarna, ging hij weer op weg naar huis, het voor
aanbidding bestemde Yamun water bij zich dragend. Tijdens zijn terugkeer naar huis
trotseerde hij ernstige moeilijkheden vanwege het diepe duister, de zware regenval en de
zwakke toestand van zijn rillende lichaam, maar stond te popelen om zijn Deity te
aanbidden. Plotseling zag hij iemand op hem af komen met een lantaarn. Toen die persoon
dichterbij kwam, zag hij dat het een jonge jongen was die een deken op Zijn hoofd hield om
zich af te schermen tegen de regen. De jongen benaderde de bb en vroeg, Bb, waar gaat
u heen? Toen de man Hem vertelde waar hij woonde, zei de jongen, Ik ga ook die kant op.
Kom met Mij mee en Ik zal u naar uw huis brengen.
Hij liep met die jongen mee en bereikte zijn huis erg snel. Op het moment dat hij naar
binnen wou gaan, dacht hij, Laat me de naam vragen van die jongen. Maar wat een
wonder! De bb kon hem nergens meer zien. Hij keek overal om zich heen, maar de jongen
was nergens meer te bekennen. Als versteend stond hij daar en hij weeklaagde, Ach! Die
chaliy (transcendentale bedrieger) Zelf kwam om mijn gelofte in stand te houden, en na
mij te hebben bedrogen, is Hij weggegaan.
rmad-Bhgavatam (6.3.29) illustreert de betekenis van m namaskuru met
Yamarjas instructies aan de Yamadtas:
jihv na vakti bhagavad-gua-nmadheya
ceta ca na smarati tac-cararavindam
kya no namati yac-chira ekadpi
tn nayadhvam asato kta-viu-ktyn
O Yamadtas, breng me alleen die zondige mensen wiens tongen niet de namen van
Ka reciteren, wiens geesten zich de lotusvoeten van Ka niet heugen, en wiens
hoofden nog niet n keer hebben gebogen voor r Ka, want zij hebben nog nooit
een enkele daad van bhakti verricht.
Davamedhi punar eti janma ka-pram na punar bhavya, Iemand die tien
avamedha-yajas verricht moet weer geboorte nemen, maar iemand die slechts n keer
eerbetuigingen brengt aan Ka neemt nooit meer geboorte.
Sakt pram kasya mtu stanya piben nahi, Iemand die neerbuigt voor Ka
hoeft nooit meer melk te drinken van de borst van een moeder.
Bij het uitleggen van het woord nama in Bhakti-sandarbha (169), schrijft rla Jva
Gosvm vandana namaskram. Akrra verkreeg bhakti tot Ka door Hem
eerbetuigingen te brengen. De Skanda-Pura beschrijft de glorie van het brengen van
eerbetuigingen op de volgende manier:
hyepi namaskra kurvata rga-dhanvine
ata janmrjita ppa tat-kad eva nayati
Zelfs als men bedrieglijk neerbuigt voor r Viu, die in Zijn hand de boog genaamd
rga draagt, worden de zonden die zich voor honderd levens hebben opeengestapeld
onmiddellijk vernietigd.
LOKA 66
SRRTHA-VARI
Dien ik activiteiten te verrichten zoals meditatie (dhyna) op U en ook mijn ramadharma (religieuze plichten in overeenstemming met een bepaald stadium van het leven) te
vervullen, of dien ik exclusief dhyna, etc., te verrichten, zonder afhankelijk te zijn van
enige andere dharma? In antwoord op deze vraag, spreekt r Bhagavn deze loka die
begint met de woorden sarva-dharmn. Alle vormen van varrama-dharma opgevend,
neem exclusieve beschutting van Mij.
Het is incorrect om het woord parityajya te vertalen als sannysa (volkomen verzaking
van karma) omdat Arjuna als katriya niet de adhikra had om sannysa te nemen. Men zou
kunnen zeggen, Ka maakt van Arjuna een instrument om aan te tonen dat hij niet de
adhikra heeft om sannysa te nemen. Maar duidt Hij er dan in feite op dat deze instructie
voor gewone mensen is die kunnen denken dat zij wel de adhikra hebben, en niet voor
Arjuna, die een katriya was? In antwoord hierop wordt gezegd dat, als deze instructie
betreffende sannysa van toepassing zou zijn geweest op Arjuna, die het hoofddoel is van
Kas instructies, dan zou ze van toepassing zijn geweest voor alle anderen, en niet anders.
Bovendien is het ook niet gepast om het woord parityajya te vertalen als het verzaken van
de vruchten van zijn activiteiten. rmad-Bhgavatam (11.5.41) verklaart:
devari-bhtpta-n pit
na kikaro nyam ca rjan
sarvtman ya araa araya
gato mukunda parihtya kartam
Iemand die het vals ego van het zijn van de doener opgeeft, en met zijn ziel en zaligheid
(tm) de beschutting aanvaardt van de allerhoogste toevlucht r Mukunda, raakt
verlost van alle verplichtingen aan de devas, is, levende wezens, familieleden en
voorouders.
rmad-Bhgavatam (11.29.34) verklaart ook:
martyo yad tyakta-samasta-karm
nivedittm vicikrito me
tadmtatva pratipadyamno
maytma-bhyya ca kalpate vai
Wanneer iemand alle vormen van karma heeft opgegeven en zichzelf volledig overgeeft
aan Mij, zal hij door Mijn wil meer vermogend worden dan een yog of een jn.
Binnen afzienbare bereikt hij mukti (verlossing) en kwalificeert hij zich om volheden
zoals die van Mij te verkrijgen.
Een andere loka uit rmad-Bhgavatam (11.20.9) verklaart:
tvat karmi kurvta / na nirvidyeta yvat
mat-kath-ravadau v / raddh yvan na jyate
Totdat iemand onthechting van zinsobjecten ontwikkelt en geloof krijgt in het horen
van verhalen over Mij, dient hij zijn nitya (verplichte) en naimittika (bijkomende)
taken voort te zetten.
In rmad-Bhgavatam (11.11.32) wordt ook gezegd:
jyaiva gun don / maydin api svakn
dharmn santyajya ya sarvn / m bhajeta sa tu sattama
Degenen die dienst leveren aan Mij, na alle vormen van dharma te hebben opgegeven,
en na de inherente positieve en negatieve aspecten van de voorgeschreven taken zoals
onderwezen door Mij in de Vedas te hebben begrepen, worden gerekend onder de beste
der sdhus.
Het is noodzakelijk om de betekenis van deze Gt-loka te verklaren in
overeenstemming met de bovenstaande diepzinnige verklaringen van r Bhagavn, en om
hun betekenissen met elkaar te verzoenen. Het woord pari (parityajya) duidt erop dat het
verzaken van de vruchten van karma niet het hoogste doel is van deze instructies. Het
betekent juist dat je absolute beschutting van Mij dient te nemen, en je niet moet
overgeven aan dharma, jna, yoga of om het even wie van de devas. Eerder werd verklaard
dat je niet de adhikra bezit om Mijn allerhoogste anany-bhakti te verrichten. Daarom heb
Ik in verklaringen zoals yat karoi yad ansi (Gt 9.27) voorgeschreven dat het jouw
adhikra is om karma-mir-bhakti te verrichten. Nu echter, door Mijn grenzeloze en
oorzaakloze genade, schenk Ik je de adhikra om Mijn anany-bhakti te verrichten. Ik heb
plechtig verklaard dat deze anany-bhakti alleen wordt verkregen door de grote
fortuinlijkheid van het op een of andere manier verkrijgen van de genade van Mijn
ekntika-bhaktas. Dit net zoals Ik Mijn gelofte zal breken voor Grootvader Bhma, breek Ik
nu deze gelofte teneinde je persoonlijk de adhikra te schenken om anany-bhakti te
verrichten. Indien je nu je nitya en naimittika taken opgeeft in navolging van Mijn
opdracht, zul je geen reacties onder ogen hoeven zien. Ik alleen heb in de vorm van de
Vedas de instructie gegeven om nitya-karma te verrichten, en nu geef Ikzelf jou de
opdracht om het weer op te geven. Als je Mijn opdracht opvolgt, hoe is het dan mogelijk dat
jij je zonde op de hals haalt als gevolg van het opgeven van je nitya-karma? Juist als je er
voor kiest om Mijn directe bevel niet uit te voeren en doorgaat met het verrichten van
nitya-karma, zul je zeker zonde oplopen. Weet dat dit vaststaat.
Indien iemand zich overgeeft aan een persoon, dan blijft hij onder controle en in het
bezit van die persoon, net als een dier dat gekocht is. Wat de meester hem ook maar
opdraagt te doen, moet hij doen; waar hij hem houdt, daar blijft hij; wat voor eten hij hem
ook maar geeft, dat alleen eet hij. Dit het fundamentele principe van dharma, waarvan het
symptoom aragati (volledige overgave) is. De Vyu Pura geeft een lijst van de zes
aspecten van aragati:
nuklyasya sakalpa prtiklyasya varjanam
rakiyatti vivso gopttve varaa tath
tm-nikepa-krpa ye a-vidh aragati
De zes soorten overgave zijn: (1) datgene wat gunstig is voor bhakti met grote
vastberadenheid accepteren; (2) alles opgeven wat niet bevorderlijk is voor bhakti; (3)
het onwrikbare geloof hebben dat Bhagavn hem zal beschermen; (4) zich afhankelijk
voelen door Hem te aanvaarden als zijn instandhouder; (5) volledig overgegeven zijn;
(6) nederig zijn.
Zich toegewijd bezig blijven houden voor het plezier van de aanbiddenswaardige
Godheid, zoals vastgesteld in de bhakti-stras, is nuklya (bevorderlijk), en alle
handelingen die in strijd zijn met dit soort handelingen zijn prtiklya (niet bevorderlijk).
Varaa, Hem als zijn instandhouder aanvaarden, houdt in dat men voelt, Hij alleen is mijn
beschermer; ik heb niemand anders dan Hem. Rakiyati verwijst naar het geloof dat men
terugvindt in degenen zoals Gajendra en Draupad: Wanneer ik bedreigd wordt door een
ongunstige situatie, zal Hij mij zeker beschermen. Nikepaa houdt in dat men zowel zijn
grof- en fijnstoffelijke lichaam als ook zichzelf toewijdt met het enige doel om r Ka te
dienen. Akrpaya betekent dat men zijn nederigheid en onderdanigheid nergens anders
tot uiting brengt dan aan r Ka. Wanneer deze zes activiteiten worden verricht met de
bedoeling om prema voor Bhagavn te verkrijgen, wordt het aragati genoemd.
Arjuna kan zich afvragen, Als ik me vanaf vandaag aan U alleen overgeef, bestaat mijn
enige taak eruit om overgegeven te blijven, of ik nu zaligheid of onzaligheid bereik, zoals
door U beschreven. Indien U me op deze manier laat bezighouden met dharmika
activiteiten, is er geen reden om me zorgen te maken. Maar wat zal mijn bestemming zijn als
U, de meest onafhankelijke vara, mij adharmika daden doet begaan? In antwoord op
Arjunas twijfel, zegt r Bhagavn, Ik zal je bevrijden van al je vergaarde zonden, uit
verleden, heden, en ook van alle zonden tot welke Ik je zou kunnen aansporen ze te
verrichten. In tegenstelling tot andere meesters, ben Ik in staat om je te verlossen van
zonde. Nu Ik van jou Mijn instrument heb gemaakt, geef Ik je deze instructie uit de stra
ten bate van ieder menselijk wezen.
De betekenis van m uca luidt als volgt:
Treur niet om jezelf of om anderen. Ik ben door Mijn gelofte gebonden de last te
dragen van het bevrijden van iemand zoals jij, die er aan toegewijd is om aan Mij te denken,
van al zijn zonden en hem te verlossen van de kringloop van geboorte en dood. Als zo
iemand zijn geest op Mij fixeert, alle sva-dharma of para-dharma volledig opgeeft en als hij
in een gelukkige toestand blijft verkeren na zich te hebben overgegeven aan Mij, ben Ik ook
gebonden om de last te dragen hem te voorzien van de middelen die hij nodig heeft om Mij
te bereiken. Wat kan Ik nog meer zeggen? Ik ben zelfs bereid om de last te dragen van het in
stand houden van zijn materile leven, zoals Ik verklaarde toen Ik zei, anany cintayanto
mm (Gt 9.22).
Treur niet door te denken, Ach! Ik heb mijn Heer en meester met zon zware last
opgezadeld! Het is absoluut geen moeite voor Mij om deze last op me te nemen, want Ik ben
bhakta-vatsala (Mijn toegewijde altijd vriendelijk gezind) en satya-sakalpa, iemand wiens
geloftes altijd van kracht zijn. Deze instructie verwijdert de behoefte voor iedere andere
instructie. Daarom beindig Ik deze stra hier.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de vorige loka gaf r Ka de meest vertrouwelijke instructie van Bhagavad-Gt
betreffende uddha-bhakti (zuivere toewijding). Nu, in deze huidige loka, verklaart Hij dat
het, om zich te kwalificeren voor het ontvangen van deze uddha-bhakti, eerst noodzakelijk
is om zich exclusief over te geven aan Hem. Het woord sarva-dharmn betekent hier dat
varrama-dharma en haar takkenkarma (voorgeschreven actie), jna (kennis), yoga
(mystieke perfectie), aanbidding van andere devas en alle lichamelijke of mentale
handelingen behalve ka-bhajana, allemaal gebaseerd zijn op het lichamelijke of mentale
platform en opgegeven dienen te worden. Het is niet correct om te denken dat het woord
parityajya alleen het opgeven van gehechtheid aan voorgeschreven plichten en de vruchten
ervan betekent. De meest innerlijke bedoeling van Bhagavns verklaring is dat men
voorgeschreven plichten in zijn geheel opgeeft. Dit is de diepere betekenis van het
voorvoegsel pari.
Sommigen kunnen denken dat er een kans bestaat dat men zich zondige reacties op de
hals haalt door alle andere dharma op te geven zoals hierboven beschreven, teneinde zich
exclusief over te geven aan Ka. Deze twijfel kan aanwezig zijn in de geesten van gewone
gelovige mensen, dus teneinde ze weg te nemen, heeft r Ka ze begiftigd met
onverschrokkenheid middels Zijn verkondiging: sarva-ppebhyo mokayiymi m uca,
Treur niet, Ik zal je zeker verlossen van alle soorten zonden.
eta saba chi ra varrama-dharma
akicana haya laya kaika-araa
r Caitanya-caritmta (Madhya-ll 22.93)
Men dient de slechte associatie van myvds (impersonalisten), die verstoken zijn
van bhakti, op te geven, alsmede die van karms, yogs, materialisten, rokkenjagers en
degenen die omgaan met zulke rokkenjagers. Men dient zelfs varrama-dharma op te
geven en volkomen beschutting te nemen van Ka, daarbij nederig, gedwee en
verstoken van gehechtheid aan materile bezittingen wordend.
Iemand die deze instructie niet volgt kan de bhvas die in de vorige loka werden
beschreven niet in het hart sluiten. Zolang men de fout maakt het lichaam voor zijn ware
zelf aan te zien, zal men bang zijn dat men zonde oploopt als gevolg van het opgeven van
dharma. Daarom moet r Bhagavn de gelofte afleggen dat Hij iemand zal bevrijden van
alle zonden die men oploopt als gevolg van het opgeven van alle vormen van dharma. Zelfs
na deze gelofte te hebben afgelegd, steekt Hij wederom Zijn hand op om Arjuna gerust te
stellen en hem onbevreesd te maken. En Hij zegt tegen Arjuna, Treur niet.
In het gesprek tussen r Caitanya Mahprabhu en r Rmnanda Rya (Rya
Rmnanda-Savada) heeft r Caitanya Mahprabhu gezegd dat zelfs dit stadium van
sarva-dharmn parityajya extern is, aangezien een liefdevolle relatie met Ka absent is.
Het schenkt slechts de aanvankelijke kwalificatie die nodig is om de bhva van de vorige
loka (18.65) te kunnen begrijpen. Iemand die niet hecht verankerd raakt in de essentie van
de huidige loka zal niet in staat zijn de strekking van de vorige loka te begrijpen. Het zal
onmogelijk zijn, zoals het proberen te vangen van een denkbeeldige bloem in de lucht. Het
zuivere ego, Ik ben een dienaar van Ka, is vanzelfsprekend in uddha-bhaktas en
daarom wordt varrama-dharma van nature vanzelf verzaakt door hen. Geen zonde of
onregelmatigheid raakt hen omdat ze volkomen verzaakt zijn. Zulke bhaktas zijn uttamaadhikaris, de hoogste klasse Vaiava.
jyaiva gun don / may din api svakn
dharmn santyajya ya sarvn / m bhajeta sa ca sattama
rmad-Bhgavatam (11.11.23)
Degenen die Mij dienst verlenen, na alle vormen van dharma te hebben opgegeven en
na de inherente positieve en negatieve aspecten van de door Mij in de Vedas
onderwezen voorgeschreven taken te hebben begrepen, worden gerekend tot de besten
der sdhus.
rla Bhaktivinoda hkura citeert Ka als zeggend, Ik heb je onderwezen in de
verschillende soorten dharmas (religieuze plichten) zoals varrama-dharma, yati-dharma
(de teruggetrokken levensorde), vairgya (onthechting), beteugeling van de geest en
zintuigen, dhyna-yoga en het accepteren van de besturende volheden van vara, de
Superziel. Ik gaf deze instructies zodat je brahma-jna en vara-jna kunt bereiken. Geef
nu al deze dharmika processen volledig op, en geef je exclusief over aan Mij, r Bhagavn.
Alleen als jij je op deze manier overgeeft zal Ik je verlossen van alle soorten zonden, of ze nu
veroorzaakt worden door je materile conditionering of door afstand te doen van deze
dharmika processen. Jeer niet om te treuren dat je deze activiteiten niet verricht. De ware
wezenlijke natuur van de jvas wordt eenvoudig gewekt van haar slapende toestand door
het verrichten van nirgua-bhakti aan Mij. Op dat moment is het niet nodig dat men
dharma, voorgeschreven taken of boetedoeningen, etc., verricht, noch is het beoefenen van
jna, yoga, dhyna of enige andere processen nodig. In de geconditioneerde staat hoort
men lichamelijke, mentale en spirituele activiteiten te verrichten, maar hij dient brahmanih (het vasthouden aan het onpersoonlijke aspect) op te geven en zich over te geven aan
Hem, aangetrokken als hij is door Zijn schoonheid en zoetheid. Dit houdt in dat om het
even welke karma een belichaamde jva ook maar verricht voor zijn levensvoorziening,
uitgevoerd dient te worden met deze soorten hogere nih (vastberadenheid). Degenen
wiens nih zich op een laag niveau bevindt verrichten akarma, het vermijden van zijn
plicht; vikarma, zondige activiteiten; enzovoorts, welke anarthas creren.
De hogere nih bestaat uit drie soorten: brahma-nih (toewijding aan het
kenmerkloze aspect van de Heer), vara-nih (toewijding aan de Superziel), en bhagavadnih (toewijding aan de Allerhoogste Persoon). Alle processen zoals varrama en
vairgya nemen hun respectieve aard (bhva) aan door een van deze soorten nih aan te
nemen.
Actie die verricht wordt met brahma-nih manifesteert zich als karma en jna.
Actie die verricht wordt met vara-nih manifesteert zich als aan vara geofferde karma
en meditatie op Hem (dhyna-yoga, etc.). En actie die verricht wordt met bhagavad-nih,
verandert in uddha- of keval-bhakti. Vandaar dat bhakti alleen de meest vertrouwelijke
tattva is, en prema is het hoogste doel van het leven. Louter dit is de belangrijkste lering en
meest innerlijke bedoeling van Bhagavad-Gt. Oppervlakkig gezien kan het lijken alsof de
levensstijlen van karms, jns, yogs en bhaktas op het eerste gezicht hetzelfde zijn, maar
wanneer we hun respectieve soorten nih in ogenschouw nemen, wordt het duidelijk dat
er een enorm verschil is tussen hun manieren van aanbidding wat betreft hun sdhana
beoefening, evenals hun ultieme doel.
LOKA 67
rs
bna
ukriLdk; ukHkk;
dnkpuA
u pk'kqJw"kos okP;a u p eka ;ksH;lw;fr
Je dient deze Gt-stra nooit uit te leggen aan iemand wiens zintuigen niet
beteugeld zijn, die geen toegewijde is, die verstoken is van een dienstbare
gemoedstoestand, of aan iemand die afgunstig is op Mij.
SRRTHA-VARI
Na aldus Zijn instructies betreffende rmad Bhagavad-gt te hebben besloten, weidt
r Bhagavn uit over de regels waarmee een sampradya voortgezet dient te worden. Met
andere woorden, Hij geeft de criteria waarmee men vast kan stellen wie er geschikt is om
deze instructies te ontvangen. Iemand die zijn zintuigen niet onder controle heeft wordt
atapaska genoemd. Smti verklaart ook: Kalmte, of beteugeling van de geest en zintuigen, is
de hoogste boetedoening.
Deze instructies van de Gt dienen niet onthuld te worden aan een niet-toegewijde,
ook al heeft diegene zijn zintuigen onder controle. Noch dienen ze gegeven te worden aan
een bhakta die zelfbeheerst is maar niet genteresseerd is in onderdanig luisteren (auru).
Iemand kan dan wel zelfbeheerst zijn, en hij kan dan wel een bhakta zijn, en kan dan wel
onderdanig luisteren, maar als hij afgunstig is op Mij, is hij niet gekwalificeerd voor de
boodschap van de Gt. M yo bhyasyati, Ik ben de nirupdhika-pra-brahma (de
Allerhoogste Absolute Waarheid, transcendentaal aan alle materile benoemingen). Indien
hij denkt dat Ik n ben met my en dat Mijn bestaan illusoir en tijdelijk is, dan mag deze
boodschap van de Gt onder geen enkele voorwaarde aan zon persoon gegeven worden.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In de huidige loka stelt r Ka de kwalificaties vast die noodzakelijk zijn om de
instructies van de Gt te horen. De tattva van de Gt dient nooit onderwezen te worden
aan degenen die afgunstig zijn op r Ka, die zijn transcendentale gedaante als illusoir
beschouwen, die verstoken zijn van bhakti aan guru en de Vaiavas, die geen enkele dienst
verlenen aan r Hari, guru of de Vaiavas, en die geen controle hebben over hun
zintuigen. Geen van hen is geschikt om de instructies van de Gt te ontvangen. Hoewel ze
niet in staat zijn om de essentie van Kas instructie volkomen te realiseren, beschrijven
zij toch de Gt op een onbevoegde manier aan ongekwalificeerde personen. Ze denken dat
dit een symptoom is van hun grootmoedige en barmhartige natuur, maar dit druist direct in
tegen het bevel van Ka. Als gevolg van het verrichten van zulke activiteiten, die
ongehoorzaam zijn aan Kas orders, worden zulke personen overtreders.
r Ka begrijpt Zelf duidelijk hoe schadelijk het is om deze kennis aan een
ongeschikt persoon te geven, want zon onwetende persoon kan deze jna noch bevatten,
noch vasthouden. Sommige mensen kunnen hier hun vraagtekens bij zetten, en zeggen dat
het in acht nemen van iemands kwalificatie of diskwalificatie met betrekking tot het geven
van dharmika instructies blijk geeft van een gebrek aan mededogen. Echter, dit is niet
correct omdat men kan waarnemen dat de goede resultaten van het hebben ontvangen van
dharmika instructies zich alleen manifesteren een gekwalificeerd persoon, waarmee het
bovenstaande argument ongeldig wordt gemaakt. Een ongekwalificeerd persoon kan zulke
instructies ontvangen maar ze niet gehoorzamen. Aldus wordt hij een overtreder en komt
hij nog dieper ten val.
Eens gingen Indra, de koning der devas, en Virocana, de leider van de asuras, naar
Heer Brahm om instructies te ontvangen over tm-tattva. Brahm onderwees Indra, die
een gekwalificeerde ontvanger was van absolute kennis en die in staat was om tattva-jna
te begrijpen. Echter, Virocana was niet gekwalificeerd, en daaromm was hij niet in staat om
de door Brahm gegeven instructies te volgen. Hij concludeerde dat het zelf louter uit het
grofstoffelijke lichaam bestond, en dat de handhaving ervan het doel van het leven was. Op
deze manier bleef Virocana verstoken van ware tattva-jna.
vetvatara Upaniad (6.23) verklaart ook:
yasya deve par bhaktir / yath deve tath gurau
tasyaite kathit hy arth / prakante mahtmna
De beslissende essentie van de rutis wordt alleen onthuld aan die grote zielen die
par-bhakti tot r Bhagavn hebben en die een eenzelfde hoeveelheid bhakti voor r
Gurudeva hebben.
In rmad-Bhgavatam (11.29.30), onderwijst r Ka Uddhava op gelijksoortige
manier:
naitat tvay dmbhikya / nstikya ahya ca
auror abhaktya / durvintya dyatm
Je dient deze jna nimmer aan personen te geven die trots, athestisch, verdorven,
trouweloos, verstoken van bhakti of ononderdanig zijn.
De Padma Pura zegt ook: araddhadhne vimukhe py avati ya copadea ivanmprdha, Door deze instructie te geven aan iemand die ongelovig is en gekant is
tegen Bhagavn, zorgt men ervoor dat hij een overtreder wordt; het komt hem niet ten
goede.
LOKA 68
Degene die deze meest vertrouwelijke kennis van de Bhagavad-gt onderwijst aan
Mijn bhaktas zal par-bhakti voor Mij verkrijgen, en zal, zo verlost geraakt zijnde van
alle twijfel, uiteindelijk Mij bereiken.
SRRTHA-VARI
In twee lokas, waarvan de eerste begint met het woord ya, beschrijft r Bhagavn de
resultaten die behaald worden door degenen die onderricht geven over deze Gt-stra. Zij
verkrijgen eerst Mijn par-bhakti tot Mij, en later bereiken ze Mij.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
In deze loka beschrijft r Bhagavn de symptomen en bestemming van de oprechte,
gekwalificeerde predikers en de oprechte, gekwalificeerde luisteraars of studenten van de
Gt. Terwijl Hij de meest geheime instructie van de Gt (18.65) aan Arjuna gaf, zei r
Ka, Jij bent Me zeer dierbaar, en dat is waarom Ik deze zeer vertrouwelijke waarheid aan
je uit aan het leggen ben. In de vorige loka onderwees Ka ook aan Arjuna dat men deze
kennis van de Gt alleen dient te geven aan iemand die zelfbeheerst is, gelovig is, begiftigd
is met een dienstbare houding en die liefde heeft voor Hem.
Daarom is het van essentieel belang voor iedereen die Bhagavad-gt predikt dat men
sterke raddh heeft in Ka en ekntika-bhakti heeft voor Hem. Ook moet hij volkomen
vertrouwd zijn met tattva-jna en vrij zijn van alle twijfel. Als iemand die de boodschap
van de Gt predikt deze in theorie kent, maar niet in de praktijk brengt, of als hij
verstoken is van de bovengenoemde kwaliteiten, dan is hij geen bonafide. Men dient nooit
de instructies van de Gt te horen van zon persoon, want door dit te doen, zullen zowel de
luisteraar als de prediker beroofd worden van de Gts ware jna.
stra beschrijft de kwalificaties en kenmerken van een oprechte luisteraar. r Ka
zegt tegen Uddhava:
etair doair vihnya / brahmayya priyya ca
sdhave ucaye bryd / bhakti syc chdra-yoitm
rmad-Bhgavatam (11.29.31)
Men hoort deze leer te geven aan degenen die bhakti hebben en die vrij zijn van de
tekortkomingen van valse trots, athesme, verdorvenheid, ongelovigheid en arrogantie.
Ze dienen in dienst te staan van het welzijn van de brhmaas, naar bhagavat-prema te
streven, een vrome aard te hebben, en bovenal, ze dienen bhaktas te zijn. Deze
instructies kunnen ook gegeven worden aan een dra of een vrouw die raddh in Mij
heeft en bhakti voor Mij bezit.
Hieruit blijkt duidelijk dat iemands sociale status, geloofsbelijdenis, leeftijd, activiteiten,
etc., niet overwogen dienen te worden met betrekking tot het beslissen wie er geschikt is om
de tattva van de Gt te ontvangen. Iedereen die de hierboven vermelde kwaliteiten bezit is
gekwalificeerd om de instructies van de Gt te horen. Dit principe bevestigd is in r
Caitanya-caritmta (Madhya-ll 22.64): raddhvn jana haya bhakti adhikr, Een
gelovige persoon is een waarlijk geschikte kandidaat om dienst aan de Heer te verlenen.
r Kapiladeva heeft ook gezegd:
raddadhnya bhaktya / vintynasyave
bhteu kta-maitrya / urabhiratya ca
bahirjta-virgya / nta-cittya dyate
nirmatsarya ucaye / yasyham preyas priya
rmad-Bhgavatam (3.32.41-42)
Vertel dit alleen aan gelovige, vrome bhaktas die onderdanig zijn, vrij zijn van
kwaadwilligheid, alle levende wezens het beste toewensen, zich bezighouden met sev,
extern zingenot verzaakt hebben, vredig zijn, vrij zijn van afgunst, en voor wie Ik de
enige geliefde ben.
De kern van deze instructie is dat iemand die raddh en bhakti voor Ka heeft
geschikt is om de Bhagavad-gt te horen. Degenen die de instructies van de Gt op zulke
gekwalificeerde personen overbrengen verkrijgen par-bhakti en bereiken uiteindelijk
Ka, zonder enige twijfel. Evenzo bereiken de gekwalificeerde luisteraars ook dezelfde
allerhoogste bestemming.
LOKA 69
SRRTHA-VARI
Er is niemand in deze wereld die een meer plezierende dienst aan Mij levert, noch zal
er Mij ooit iemand dierbaarder zijn dan degene die deze Bhagavad-gt predikt.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
De bonafide instructeurs, of predikers, van deze Gt-stra zijn zeer dierbaar aan
Bhagavn. Daarom is het de taak van uddha-bhaktas om het bericht van de Gt te
prediken. Echter, degenen die simpelweg mensen vermaken onder het mom van het
LOKA 70
Iemand die ons heilige gesprek bestudeert middels jna-yaja, het principe van
ware kennis, zal Mij daardoor aanbidden. Dit is Mijn mening.
SRRTHA-VARI
Nu, in de loka die begint met adhyeyate, legt r Bhagavn het resultaat van het
bestuderen van deze Gt uit.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Eenvoudigweg door het gelovig bestuderen van deze dialoog tussen Ka en Arjuna,
verricht men jna-yoga. Ka is tevreden met deze inspanning. In deze context betekent
jna dat men de essentie van Gt in de praktijk brengt nadat men deze begrepen heeft. De
essentie van de Gt is anany-bhakti, exclusieve toewijding, voor r Bhagavn, dus is
iemand die zulke bhakti beoefent zeer dierbaar aan Bhagavn. Anderen, zoals de karm, jn
en yog, zijn dat niet.
LOKA 71
SRRTHA-VARI
Nu legt r Bhagavn het resultaat uit van het horen van de Gt in deze loka die
begint met het woord raddhvn.
LOKA 72
SRRTHA-VARI
Indien je de ongevenaarde essentie van deze leer niet begrepen hebt, dan zal ik deze
opnieuw aan je onderwijzen. r Bhagavn spreekt deze loka louter met deze bedoeling.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Na de instructies betreffende de Gt te hebben besloten en het resultaat van het horen
ervan en het prediken van haar betekenis te hebben beschreven, vraagt r Ka aan
Arjuna, Heb je verder nog vragen? Zo ja, dan zal Ik die ook beantwoorden. Hieruit kan
men opmaken dat men de instructies van de Gt met gefixeerde aandacht dient aan te
horen. Een ander punt is dat de student, zelfs na de vertrouwelijke tattva van Gt gehoord
te hebben van r Gurudeva of tattva-dar bhaktas (toegewijden die de Waarheid volledig
hebben gerealiseerd), door dient te gaan met het verlenen van dienst aan hen, totdat hij
deze tattva heeft gerealiseerd. Hij hoort met genegenheid vragen te stellen over deze tattvas
en ze herhaaldelijk te horen, anders zal hij niet in staat zijn om deze leer te begrijpen.
LOKA 73
vtqZu mokp
u"Vks eksg% Le`fryZC/kk RoRizlknkUe;kP;qrA
fLFkrksfLe xrlUnsg% dfj";s opua ro
arjuna uvca
nao moha smtir labdh / tvat prasdn maycyuta
sthito smi gata-sandeha / kariye vacana tava
arjuna uvcaArjuna zei; naaverdreven, vernietigd; mohaillusie; smtimijn
spirituele heugenis (van mezelf als een spirituele ziel); labdhherwonnen; tvat-prasdt
door Uw genade; maydoor mij; acyutaO feilloze Heer; stitagevestigd (in ware
transcendentale jna); asmiIk ben; gata-sandehavrij van twijfel; kariyeik zal
volgen; vacanambevel; tavaUw.
SRRTHA-VARI
Welke vragen zou ik verder nog moeten stellen? Ik ben verlost van alle vrees omdat ik
alle vormen van dharma (voorgeschreven taken) heb opgegeven en me aan U heb
overgegeven.
Arjuna spreekt deze loka die begint met het woord naa, om de eigenlijke toestand
van zijn hart aan Ka te tonen. Van nu af aan bent U mijn enige toevlucht. De enige
dharma van deze overgegeven ziel is om standvastig te blijven met betrekking tot het volgen
van Uw order, niet om varrama-dharma, jna-yoga of enig ander proces te volgen.
Vanaf vandaag heb ik dat allemaal opgegeven. Toen Arjuna, die de Gva boog draagt,
r Bhagavn hoorde zeggen, O Mijn beste vriend Arjuna, Ik heb nog steeds wat daden te
verrichten om de last van de aarde te verwijderen. Ik zal ze via jou volbrengen, bereidde hij
zich voor te vechten.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Arjuna werd erg vergenoegd dat hij de bedoeling van Bhagavn r Ka begrepen had
en zei met gevouwen handen, O Acyuta, Uw instructies en genade hebben al mijn
onwetendheid en begoocheling verdreven. Ik heb perfect begrepen dat U de guru en Heer
bent van alle bewegende en niet bewegende wezens in het hele universum. Ik ben Uw
dienaar en ik geef me volledig over aan Uw lotusvoeten, en ik zal om het even welk bevel U
mij ook maar geeft uitvoeren. Nadat hij dit gezegd had, bereidde Arjuna zich voor om te
vechten, Kas bedoeling begrepen hebbend.
We leren van Arjunas voorbeeld dat deze menselijke gedaante perfectie op zal leveren
als we verlost raken van alle twijfel door deze Bhagavad-gt te bestuderen, ons in te zetten
in Kas dienst, ons exclusief aan Hem over te geven en alle andere filosofien op te
geven.
LOKA 74
lt; mokp
bR;ga oklqnsoL; ikFkZL; p egkReu%A
jkseg"kZ.ke~
laoknfeeeJkS"keqra
sajaya uvca
ity aha vsudevasya / prthasya ca mahtmana
savdam imam arauam / adbhuta roma-haraam
sajaya uvcaSajaya zei (tegen Koning Dhtarra); itialdus; ahamik;
vsudevasyavan Vsudeva, de zoon van Vasudeva; prthasyaArjuna, zoon van Pth;
caen; mah-tmanavan de grote ziel; savdamgesprek; imamdit; arauamik
heb gehoord; adbhutamwonderbaarlijk; roma-haraamwat er voor zorgt dat mijn
haren overeind staan.
Sajaya zei: O Koning, aldus heb ik deze wonderbaarlijke dialoog tussen die
SRRTHA-VARI
Het geval wil dat de twee papieren waarop ik de uitleg had geschreven van de laatste
vijf lokas, die de essentie van de complete Gt opsommen, zijn verdwenen. Ik neem aan
dat Gaeaj die papieren had laten stelen door de muis die hem vervoert. Daarna schreef ik
deze betekenisverklaringen niet opnieuw. Moge Gaeaj tevreden met me zijn. Ik breng
hem mijn eerbetuigingen.
Zo eindigt de Bhvnuvda van de Srrtha-vari k,
door rla Vivantha Cakravart hkura, op het Achttiende Hoofdstuk
van rmad Bhagavad-gt, die plezier schenkt aan de bhaktas
en aanvaard wordt door alle heilige personen.
Zo eindigt het Srrtha vari commentaar van rimad Bhagavad-gt. Moge ze het
genot van de vrome mensen doen toenemen. Moge de zoetheid van dit Srrtha-vari
commentaar, dat heilzaam is voor de gehele mensheid, de bhaktas die als ctaka vogels
zijn volledig tevreden stemmen. En moge haar zoetheid zich in onze harten
manifesteren.
LOKA 75
O;klizlknkPNrokfuea
xqega
ije~A
Door de genade van rla Vysadeva heb ik deze meest vertrouwelijke yoga,
persoonlijk uitgelegd door de Al-aantrekkelijke r Ka Zelf, de Heer van de yoga
processen, direct aangehoord.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
r Ka-Dvaipayana Vysadeva was de guru van Sajaya. Sajaya erkent dat hij de
divya-jna van rmad Bhagavad-gt, welke geopenbaard werd uit de dialoog tussen Ka
en Arjuna, enkel middels de genade van zijn guru had gehoord en begrepen. Zonder de
genade van guru, kan de tattva (waarheid) van de Bhagavad-gt of van Bhagavn niet
begrepen worden. De guru moet net zo bedreven zijn in tattva en begiftigd zijn met realisatie
van Bhagavn als rla Vysadeva zelf. En de discipel hoort zoals Sajaya te zijn; dat wil
zeggen, hij moet in staat zijn om aandachtige dienst te verlenen aan de guru, alsmede er
naar te verlangen om van hem te horen en zijn leer en instructies zonder discussie op te
volgen. Alleen zon trouwe discipel kan bhagavat-tattva begrijpen en volkomen perfectie
bereiken. Het dient ook begrepen te worden dat, net zoals Arjuna uitermate gezegend werd
nadat hij het diepe geheim van de Bhagavad-Gt direct uit de lotusmond van Svaya
Bhagavn r Ka had gehoord, Sajaya ook, via de genade van rla Vysadeva,
uitermate gezegend werd nadat hij het gehoord en begrepen had, ook al zat hij op een plaats
die ver verwijderd was van Kuruketra. En net zoals Arjuna en Sajaya gezegend waren en
volmaakt werden, zo ook kan zelfs nu eenieder die zijn leven gezegend wil maken dit doen
door een bad te nemen in de filosofische stroom die neerdaalt middels de bonafide guruparampar (geestelijke erfopvolging) en zich over te geven aan een zelfgerealiseerde guru of
een Vaiava. Het is zeer moeilijk om bhagavat-tattva te verkrijgen tenzij men een guruparampar aanvaardt van degenen die uddha-bhakti instellen in deze wereld.
LOKA 76
LOKA 77
laLe`R;
rPp
laLe`R;
:ieR;qra
gjs%A
foLe;ks es egku~ jktu~ ";kfe p iqu% iqu%
tac ca sasmtya sasmtya / rpam atyadbhuta hare
vismayo me mahn rjan / hymi ca puna puna
tatdie; caen; sasmtya sasmtyaherhaaldelijk heugend; rpamgedaante; ati
adbhutammeest wonderbaarlijk; harevan r Hari; vismayoverwondering; me
mijn; mahngroot; rjanO Koning; hymiIk verheug me en wordt in vervoering
gebracht; caen; puna punasteeds opnieuw.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Uit deze loka blijkt dat de vivarpa van r Ka, welke Arjuna zag in Kuruketra, via
de genade van rla Vysadeva ook gezien werd door Sajaya, terwijl hij in het Koninklijke
paleis te Hastinpura zat. r Ka had aan Arjuna uitgelegd dat Hij die gedaante nog niet
eerder aan iemand had laten zien, en dat Hij hem voor het eerst aan Arjuna aan het tonen
was. Echter, door grondig over dit punt na te denken, kan men begrijpen dat zowel Sajaya
als Vysa zeer zeker samen met Arjuna de vivarpa zagen. En uit Arjunas verklaring kan
worden opgemaakt dat zelfs is, maharis en devats die gedaante ook zagen. r
Vysadeva is Kas parama-bhakta (opperste toegewijde). Niet alleen dat, hij is ook een
aktyvea-avatra (een jva die speciaal begiftigd wordt met een vermogen van de Heer)
van Bhagavn Zelf. Hieruit volgt daarom dat alleen degenen die zich in de parampar van
rla Vysa bevinden in staat zijn om de essentie van Bhagavad-gt te realiseren.
LOKA 78
Daar waar r Ka, de meester van alle yoga, is, en daar waar Prtha, de
opperste gebruiker van de boog, is, zal zeker verheven weelde, overwinning, voorspoed
en rechtvaardigheid zijn. Dit is mijn beslissende mening.
SRRTHA-VARI PRAKIK-VTTI
Het Achttiende Hoofdstuk beschrijft in het kort de essentie van de gehele Gt. Een
afdeling beschrijft karma-yoga die overheerst wordt door dhyna-yoga (meditatie), wat in
tma-jna (kennis van het zelf) resulteert. De andere afdeling beschrijft uddha-bhaktiyoga welke voortkomt uit aan Bhagavn gerelateerde raddh. Dit is voorwaar de essentie
van de Gt. Binnen deze twee afdelingen, bevindt zich de vertrouwelijke instructie om
geleidelijk aan het pad van jna te bereiken. Men kan dit doen door nikma-karma te
verrichten, terwijl men varrama-dharma aanneemt gebaseerd op zijn eigen aard. De
vertrouwelijkere instructie is om tma-jna te cultiveren in dit leven, middels dhynayoga. En de meest vertrouwelijke instructie is om zich bezig te houden met bhakti-yoga door
zich exclusief over te geven aan Svaya Bhagavn r Ka. Dit is de essentie van het
Achttiende Hoofdstuk.
De strekking van de gehele Bhagavad-gt is dat advaya-vastu, de non-duale Absolute
Entiteit, de enige tattva is. Hij is de volkomen manifestatie van Godheid. Alle andere
tattvas zijn uit Hem voortgekomen. De spirituele volheden, bhagavat-svarpa en cidvaibhava, vloeien voort uit Zijn cit-akti (interne, spirituele vermogen). Er komen twee
soorten oneindige jvas voort uit Zijn jva-akti: mukta (bevrijd) en baddha (gebonden). En
de vierentwintig elementen, van pradhna (de ongemanifesteerde toestand van de materile
natuur) tot aan de grasspriet, manifesteren zich uit Zijn my-akti (externe, materile
energie). De schepping, handhaving en tenietdoening van verschillende toestanden komen
van de kla-akti, het tijdsvermogen. Alle vormen van manifestaties komen voort uit de
kriy-akti.
De vijf elementen: vara (de Superziel), prakti (de materile natuur), jva (de
individuele ziel), kla (tijd) en karma (activiteiten), zijn allemaal alleen uit Bhagavn
voortgekomen. Brahma, Paramtm, etc., bevinden zich allemaal in Bhagavn, net zoals alle
andere voortstellingen van de Absolute Waarheid. Hoewel deze vijf afgescheiden zijn, zijn
ze tegelijkertijd n, onder de volledige controle van bhagavat-tattva, en hoewel ze n zijn,
zijn ze eeuwig verschillend omdat ze verschillende kenmerken hebben. Deze uitleg van
bhedbheda-tattva, oftewel gelijktijdige eenheid en verschil, zoals gegeven in de Gt, gaat de
menselijke logica te boven. Daarom hebben de voorgaande mahjanas (spirituele
autoriteiten) deze onbevattelijke relatie tussen Bhagavn en Zijn vermogens acintya-bhedabheda-tattva genoemd, en hebben ze de jna die er aan gerelateerd is tattva-jna
genoemd.
De jvas zijn van wezenlijke aard zuivere bewuste wezens. Ze zijn een speciale tattva die
bestaat als atomische deeltjes in de stralen die emaneren uit cit-srya, de transcendentale
bewuste zon, r Ka. Ze zijn van nature geschikt om in de cit (spirituele) en acit
(materile) werelden te bestaan, daar ze zich bevinden op de grens tussen deze twee
werelden. Omdat ze bewust zijn, zijn ze van nature onafhankelijk. Als ze Ka gunstig
gezind zijn en zich aangetrokken voelen tot de spirituele wereld, dan kunnen ze genoegen
scheppen in zuivere nanda (gelukzaligheid) met behulp van hldin-akti, Kas
pleziervermogen. Anderzijds, als ze zich door de invloed van my-akti afkeren van Ka,
aangetrokken zijnde tot de materile wereld, dan moeten ze materieel geluk en leed
ondergaan. De jvas (levende wezens) die in het bezit zijn van cid-rati, affiniteit en
aantrekking voor de bewuste wereld, zijn nitya-mukta, eeuwig bevrijd, en degenen die in het
bezit zijn van jaa-rati, affiniteit en aantrekking voor de wereld van onbewuste materie, zijn
nitya-baddha, eeuwig gebonden, of gecondirtioneerd. Beide types jva zijn oneindig in
aantal.
Zijn zuivere, wezenlijke natuur vergetend, ondergaat de jva verschillende vormen van
ellende in de oceaan van het materile bestaan in hogere en lagere vormen van leven, zoals
devas, mensen, wormen, insecten, bomen en klimplanten. Het is mogelijk dat zij op een
gegeven moment hun interesse verliezen in het materile leven. Dan, door beschutting te
nemen van een bonafide guru, mediteert een persoon op de Heer onder zijn begeleiding. Dit
valt onder de jurisdictie van karma-yoga. Geleidelijk aan, wanneer hij zijn meditatie
pefectioneert en zijn zuivere svarpa realiseert, verkrijgt hij prema voor de lotusvoeten van
r Bhagavn. Of, als hij raddh ontwikkelt in onderwerpen van Bhagavn, neemt hij
beschutting van een echte guru en verricht hij sdhana-bhakti. Hij verkrijgt dan bhvabhakti en uiteindelijk prema-bhakti.
Behalve deze twee paden zijn er geen andere paden om de zuivere svarpa van de tm
(ziel) te realiseren.
Van deze twee paden van tma-jna die hierboven zijn vermeld, is het pad van karmayoga overheerst door dhyna-yoga (meditatie op de Heer) geschikt voor de gewone man,
omdat het verrichten ervan onder de controle staat van zijn eigen inspanning. Bhakti-yoga,
welke ontstaat uit raddh, is superieur aan karma-yoga en ook gemakkelijker te verrichten,
maar het kan niet bereikt worden zonder het goede geluk van het verkrijgen van de genade
van Bhagavn of Zijn bhaktas.
De meeste mensen in deze wereld neigen naar karma-yoga. Onder zulke karma-yogs
bereiken degenen in wie het goede fortuin van het ontwikkelen van raddh in bhakti-yoga
ontwaakt, uiteindelijk het stadium van exclusieve overgave aan Bhagavn, zoals beschreven
in de afsluitende loka van de Gt. Dit is de abhidheya (proces) die beschreven wordt in alle
Vedische literatuur.
Het pad van karma is gebaseerd op materile verlangens. Haar doelen, namelijk het
bereiken van materieel geluk, genot in de veertien planetaire stelsels, en mukti, hebben
geen aanmerkelijk waarde voor de bewuste jva. Van het begin af aan beschrijft de Gt
zowel karma als haar resultaat, bhukti (zintuiglijk genot), als zijnde waardeloos. Zelfs het
bereiken van syujya-nirva, wat de vervolmaking is van het monisme, en dat bereikt
wordt wanneer men verlost is geraakt van geboorte en dood, is niet het ultieme doel van de
jva. Dit werd ook aangegeven op verschillende plaatsen. Het allerhoogste doel van de jva is
om boven onpersoonlijke realisatie en de vier soorten mukti (zoals salokya) uit te stijgen, en
nirmala-prema (vlekkeloos zuivere prema) tot r Ka te verkrijgen door binnen te treden
in het allerhoogste spirituele rijk waar Zijn lls (transcendentale bezigheden) verricht
worden.
De siddhnta van alle Vedas en Vednta is bijeengebracht in de Gt, die als
allerhoogste doel vaststelt: het verkrijgen van prema voor Bhagavn door het verrichten
van bhakti-yoga met kennis van zijn relatie met Hem. Een persoon hoort altijd bhakti-yoga
te beoefenen door te horen, chanten in overeenstemming met zijn kwalificaties, alsmede
door zich aan een religieus leven te houden. Hij dient zich in leven te houden door het
uitoefenen van zijn beroep terwijl hij welwillend blijft ten aanzien van de cultivatie van
bhakti-yoga. Met grote raddh in het hogere proces, dient hij geleidelijk aan zijn nih in
alle lagere processen op te geven. Dan dient hij verankerd te raken in bhakti-yoga, middels
aragati, volkomen overgave. Op deze manier dient hij zijn leven te leven. Bhagavn zal
hem spoedig belonen met uddha-prema, zuivere liefde voor God. Louter door aan te vangen
met het proces van het zuiveren van zijn bestaan, verkrijgt een persoon de genade van
Bhagavn. Deze genade maakt hem onbevreesd, onsterfelijk en vrij van treurnis, en hij
raakt voor eeuwig verzonken in prema.
Zo eindigt de Srrtha-vari Prakik-vtti,
door r rmad Bhaktivedanta Nryaa Mahrja,
op het Achttiende Hoofdstuk van rmad Bhagavad-gt.
VERKLARENDE WOORDENLIJST
A
aanbiddenswaardighet Engelse woord worshipful wordt in het woordenboek vertaald als
eerbiedig of eerwaardig. Echter, aan eerbiedigheid of achtbaarheid kleeft gevoelsmatig een
bepaalde afstandelijke gemoedstoestand. Daar waar louter eerbied afstandelijk is, biedt het woord
aanbidding ruimte voor meerdere gemoedstanden in verering. Aanbidding wordt in de eerste
instantie gedefinieerd als verering als god, en komt dus dichter overeen met wat er bedoeld wordt.
Aanbidden kan daar van worden afgeleid. Vandaar dat er dus voor is gekozen om het woord
aanbiddenswaardig te gebruiken, hoewel het niet in het Nederlandse woordenboek voorkomt. Zo
kan een godheid dus aanbiddenswaardig zijn. Hopelijk kan de lezer zich hierin vinden.
bhsaeen schaduw; reflectie; een indicatie; een schijn of gelijkenis, zoals in nmbhsa,
bhaktbhsa etc.
abhidheyaeen manier om iets te bereiken; jna, karma en bhakti zijn drie middelen om een doel
te bereiken (S.B. 11.20.6); voor het bereiken van het ultieme doel wat betreft bhakti, verwijst het
naar de negenvoudige beoefening van sdhana bhakti. (2.24)
abhidheya-vigrahade gezaghebbende Godheid van het proces van abhidheya is Rdh-Govindadeva.
abhimnatrots; een zelfbeeld van zijn eigen siddha-svarpa, ware identiteit.
bhrade koeherdersgemeenschap; Ka staat soms bekend als bhra-dulal, de lieveling van de
koeherders; in zijn lied r Vndvana-mahim, beschrijft rla Ka-dsa Kavirja Gosvm
Paurams, die de verpersoonlijking is van yogamy, als bhra-ngar (de leider van de koeien).
Het verwijst ook naar degenen die zichzelf verscholen voor Paraurma in de Kaukasus.
abhysade regelmatige beoefening van yoga in overeenstemming met de instructies van sad-guru
(6.35...); oefening of herhaling; een van de zes soorten ligas, of aanduidingen voor het bepalen van
de betekenis van de Vedas.
abhysa-yogavoortdurende beoefening om de geest terug te trekken van externe aangelegenheden
en zinsobjecten, en deze op r Ka te focussen; de beoefening van frequente en herhaaldelijke
meditatie op het abstracte spirituele. (12.9...)
abhyasyakaeen afgunstig persoon; iemand die de goede eigenschappen van sdhus als
tekortkomingen ziet.
acalaniet-bewegend, een berg; de geest van de sthita-dhra-muni (een wijze wiens geest verankerd
is). (2.24)
cryaiemand die de vertrouwelijke betekenissen van stra aanvaardt en anderen
dienovereenkomstig aanspoort in sad-cra, terwijl hij zelf die cra naleeft, wordt beschreven als
een crya; spirituele leermeester, iemand die onderricht geeft door zelf het voorbeeld te stellen.
cchdita-cetanaeen jva wiens bewustzijn bedekt wordt door intense kma, zoals het embryo dat
bedekt wordt door de moederschoot; een volledig bedekt bewustzijn zoals dat van klimplanten,
stenen en bomen. (3.38)
acintyaonvoorstelbaar (2.25); dat wat alleen begrepen kan worden met behulp van de
transcendentale autoriteit van de geestelijke erfopvolging en stra.
acintya-bheda-abheda-tattvacategorische, fundamentele waarheid van de Allerhoogste Persoon
die op onvoorstelbare wijze bheda (verschillend van) en abheda (niet-verschillend) van Zijn
vermogens is.
acintya-aktihet onvoorstelbare vermogen van de Heer.
acit-aktide niet-bewuste energie die uit de vijf grofstoffelijke materile elementen bestaat. (7.4)
Acyutaonfeilbaar; een primaire naam voor r Ka; iemand die nooit afwijkt of van zijn stuk
raakt.
adbhuta-rasade rasa van verwondering, een van de zeven secundaire rasas; de expansie van het
hart als men getuige is van buitengewone dingen; wordt ook wel vismaya (verbazing) genoemd.
(B.R.S. 4.2.1) (11.4)
adhaneerwaarts. (4.18)
adharmaongodsdienstigheid; het verzuimen van het uitvoeren van dharmika taken die
voorgeschreven worden in stra.
adharmikaoneerbiedig; gekant tegen de principes van dharma of wat iemands toegewijde dienst
aan r Ka belemmert.
adhibhautika-kleaellende veroorzaakt door andere levende wezens (bhtas). (2.56)
adhibhtaalle grofstoffelijke fenomenen; tijdelijke, vergankelijke en inerte voorwerpen, zoals
potten of stoffen die op elk moment veranderen. (8.4)
adhidaivika-kleaellende veroorzaakt door de devas (goden), zoals storingen in het weer. (2.56)
adhikrageschiktheid of bevoegdheid naar temperament en middels de zegeningen van
superieuren om een bepaalde soort sev uit te voeren. Sev-adhikra diye koro nija ds: O Tulas,
maak me jouw eigen ds door me de adhikra voor sev te schenken.
adhiyajade inwonende Antarym, oftewel Superziel, die zich in de lichamen van iedereen
bevindt, die de inspiratie geeft om karma te verrichten en de resultaten van karma toekent.
Adokajade Heer die het kenvermogen en de waarneming van de materile zintuigen te boven
gaat.
adhyasaverkeerde identificatie vanwege onwetendheid.
adhytma-tattva categorische, fundamentele Waarheid betrffende de aard van de jva die in zijn
zuivere staat onaangetast is door inerte materie en zich spontaan aangetrokken voelt tot de nma,
rpa, gua en ll van r Ka.
adhytma-vidyspirituele kennis; transcendentale kennis. (10.32)
adhytma-yogahet proces van zelfrealisatie dat verricht wordt door het vormloze, onveranderlijke,
allesdoordringende kenmerkloze aspect te contempleren. (Dit proces geeft geen garantie op het
bereiken van de ultieme bestemming) (12.5)
adhytmika-kleaellende veroorzaakt door lichaam en geest. (2.56)
adhytmika-yogayoga gerelateerd aan brahma-realisatie. (12.1)
dibegin; eerste.
advitya-purua r Ka die n is zonder een gelijke en die met niemand vergeleken kan
worden.
Advitya-Sra Dpikeen boek geschreven door rla Gopla Bhaa Gosvm (1500 A.D.), n
van de vermaarde Zes Gosvms van Vndvana.
advitya-svarpade oorspronkelijke gedaante van r Ka, die n is zonder een gelijke.
Agnide gezaghebbende godheid van vuur, zoon van Brahm; zijn vrouw, Svh, is de dochter van
Daka; hij is de goddelijke verpersoonlijking van de vuurofferande; hij wordt beschouwd als de
spreekbuis van de devas en de gezant tussen de devas en de mensheid.
agnihotraeen speciale yaja of offerande. Iemand die deze offerande brengt, laat een heilig vuur
eeuwig branden. (6.1)
Agniveade naam van een wijze in het paleis van Yudhiira, ook wel bekend onder de naam
Jatkarna, die de beroemde brhmaa-dynastie die bekend stond als agniveya-vaa begon; de
leermeester van Droa en Drupada, die jeugdvrienden waren.
ahagraha upsakaiemand die aanbidding verricht, en daarbij zichzelf als het doel van aanbidding
beschouwt. Hij gelooft dat de jva en Bhagavn uiteindelijk hetzelfde zijn. Letterlijk, ahammezelf,
grahaaanvaardend, upsanaaanbidding. (9.15)
ahakravals ego, waarbij men denkt, Ik (aham) ben de doener (kra). (16.18)
Airvatade naam van Indradevas olifant; de dig-gaja ofwel olifant die de oostelijke richting
beschermt.
aivaryaopulentie; afgeleid van het woord vara; met betrekking tot bhakti verwijst dit naar
toewijding die genspireerd is door de grootsheid en verhevenheid van de Heer, in plaats van Zijn
mdhurya (zoetheid). Het heeft vooral betrekking op Zijn aspect als Nryaa. Dit soort toewijding
beperkt de intimiteit van uitwisselingen tussen de Heer en Zijn toegewijden.
aivarya-may-llspel en vermaak dat het opulente aspect van r Ka toont.
ajaongeboren; de jvatm die zonder geboorte is (2.20); r Ka wiens geboorte transcendentaal
is. (4.6)
ajaonwetend, dwaas.
aj-cakrahet punt tussen de wenkbrauwen waar de yog zijn pra op richt.
ajnaonwetendheid; illusie; begoocheling.
akarade eerste letter of klinker van het Sanskriet deva-ngar alfabet; het beginnende geluid van
Vedische literatuur; akarnm a-kro smi. Van letters ben Ik de letter A (10.33); en: a-krea
ucyate viu. A-kara duidt op Viu. (Padma Pura)
akarmaactie die geen resultaat oplevert omdat het baatzuchtige resultaat opbrandt in het vuur
van perfecte kennis.
akarttniet-doener; iemand die niet gehecht is aan handelingen. (13.30)
akicana zonder materile bezittingen; iemand wiens enige bezit Ka-sev is.
Akican-bhaktibhakti die vrij is van alle gehechtheid. (zie keval-bhakti)
aktsna-vitiemand die onvolledige kennis bezit.
akarade onfeilbare, onvergankelijke en onveranderlijke Allerhoogste Heer. (3.15)
akara-tattvacategorische en fundamentele waarheid van de onverwoestbare en niettransformeerbare Absolute Waarheid; ook wel Parabrahma genoemd; de tweevoudige purua,
brahma en Paramtm. (14.18)
akayaonvergankelijk; oneindig. (5.21)
akualamonaangenaam (zoals een ochtendbad in de winter). (18.10)
alaukikaniet van deze wereld; transcendentaal; antoniem voor laukika (werelds).
mayaziekte.
amedhyaonzuiver; wordt gebruikt om voedsel in de geaardheid onwetendheid oftewel tamo-gua,
te beschrijven (17.10); voedsel dat men niet aan r-vigraha (de Deity) kan offeren.
amnya-pramabewijs dat wordt ontvangen middels parapar oftewel geestelijke erfopvolging.
nandamayan van de vijf puruas; zich bewust zijn van dienst aan Rdh en Ka. (13.5)
ananta-rpaoneindige gedaantes; O U die oneindige gedaantes bezit.
ananta-vryaoneindige moed; O U die oneindige moed bezit.
ananyaletterlijk: zonder een andere; exclusief; gefocust, op n punt gericht.
anany-bhaktionafgeleide, onvermengde bhakti; bhakti die niet vermengd is met enig ander
verlangen, waarbij de enige motivatie is om Bhagavn r Ka te plezieren.
ananya-cetniet afwijkend bewustzijn.
ananya-mananiet-afwijkende geest.
ananya-sevexclusieve sev (dienst), onvermengd met andere verlangens.
ananya-yogabhakti die niet vermengd is met afhankelijkheid van speculatieve jna, baatzuchtige
karma of de soberheid van tapa-yoga voor het bereiken van perfectie.
anarthaongewenste verlangens, activiteiten of gewoontes die vergeleken worden met onkruid dat
iemands vordering op het pad van bhakti verhindert.
anartha-nivttizich onthouden van (nivtti) anarthas; het vierde stadium in de ontwikkeling van
de bhakti-lt (klimplant van bhakti). Raadpleeg r-Mdhurya-kdambin, door rla Vivantha
Cakravart hkura.
antmdat wat niet de ziel is; inerte materie.
antma-tattvakennis van antm (inerte dingen).
anekadhveelvuldig.
aga(1) tak, afdeling, gedeelte; (2) de verschillende soorten beoefening van bhakti, zoals het horen
en chanten.
anirdeyaonbeschrijfelijk.
anvaramde opvatting dat de kosmische manifestatie geen vara (bestuurder) heeft maar per
toeval tot stand is gekomen. (16.8)
annamayade eerste van de vijf stadia van iemands ontwikkeling; alles in termen van anna
(voedsel) zien. (13.5)
anta-karaa de geest (antainnerlijk; karaazintuig).
antaraga-akti r Kas interne vermogen, (7.5) (antaragintern, innerlijk; akti
vermogen); r Rdh, de belichaming van de antaraga-akti.
antarmukhaeen jva wiens mukha (gezicht) op anta (het innerlijke of spirituele leven) is gericht.
antar-muktivan binnen bevrijd; een nieuwsgierig en gelovig persoon (karma-yogs en bhaktas).
Antarymde inwonende getuige, de Superziel, die de activiteiten van alle levende wezens stuurt.
antya(het) laatste.
antya-jadegenen van lagere (of laatste) geboorte; verstotelingen.
au-caitanya-jvtmde atomische (au), bewuste (caitanya) ziel (jva).
au-cid-vastueen atomisch bewust wezen; jva-tattva (auatomisch; citbewust; vastu
wezen).
associatiede omgang die men heeft met andere personen of met werkingen zoals de guas.
adaa-vidyde achttien soorten kennis zoals vermeld in Viu Pura (Hoofdstuk 1), (11.14).
aga-yogahet achtvoudige yoga-proces, bestaande uit yama (beteugeling van geest en
zintuigen), niyama (het volgen van de regels en bepalingen van yoga-beoefening), sana
(lichaamshoudingen), prnyama (controle over de adem), pratyhra (de geest terugtrekken van
zintuiglijke waarneming), dhra (het in balans brengen van de geest), dhyna (meditatie) en
samdhi (trance).
asthladat wat niet grofstoffelijk is.
astraeen wapen.
astra-astrade wetenschap van oorlogsvoering.
auci-vrataiemand die een vrata (gelofte) heeft afgelegd om onzuiver gedrag te verrichten. (16.10)
bahiraga-aktihet externe of materile vermogen van de Heer, ook bekend als my. Dit
vermogen is het medium waarmee de materile wereld wordt geschapen, alsmede alle zaken die er
deel van uitmaken. Omdat de Heer nooit direct in contact treedt met de materile energie, staat dit
vermogen bekend als bahiraga (extern). (7.4)
bahirmukhaeen materialistische jva die vijandig staat tegenover r Ka en gekant is tegen het
spirituele leven.
bala(1) kracht; (2) een naam van Kas oudere broer r Balarmaj;tapo-balakracht
ontwikkeld middels soberheid, nma-balakracht ontwikkeld door geaccumuleerde nma-japa
enzovoorts.
Baladeva-Vidybhaaoorspronkelijk een lid van de Mdhva-Tattva-vd-sampradya in Uupi,
Karataka. Middels associatie met Gauya bhaktas aangevoerd door r Vivantha Cakravart
hkura, kreeg hij inzicht over de allerhoogste positie van r Caitanya Mahprabhu. Hij schreef
vele waardevolle stras, waarvan de meest prominente en verbluffende zijn Govinda-bhya was,
die hij onder de directe begeleiding van r Govindadeva Zelf schreef. Deze Govinda-bhsya werd
het Gauya Vaiava commentaar op de Vednta-Stra en zo beschermde hij het recht van de
Gauyas om r r Rdh-Govinda te aanbidden. Hij wordt om die reden Gauya-Vedntcrya
genoemd.
balieen offerande.
bhagavolheid; enorme rijkdom.
Bhagavnde Allerhoogste Heer, die tot een oneindige graad volkomen is in zes volheden:
schoonheid, rijkdom, kracht, faam, kennis en verzaking (vnbezitter; (van) bhagavolheid).
bhagavad-rdhanaaanbidding van r Bhagavn.
bhagavad-arpita-kmya-karma sakma-upsanahet aan Bhagavn offeren van de resultaten van
karma (werk) van datgene wat kmya (persoonlijk verlangd) wordt door de jva; baatzuchtig werk
dat op die manier wordt geofferd wordt sakma-upsana genoemd. (3.16)
bhagavad-arpita-karmahet aan Bhagavn offeren van de resultaten van zijn activiteiten.
bhagavad-arpita nikma-karma-yogade yoga van het met nikma (geen baatzuchtige verlangens)
afstaan van de vruchten van zijn handelen aan Bhagavn.
bhagavad-bhajanahet volledig verzonken zijn in toegewijde dienst aan Bhagavn r Ka, daarbij
de bonafide guru, sadhu en stra volgend.
bhagavad-bhaktaeen toegewijde die opgaat in nava-vidh-bhakti (het negenvoudige proces van
bhakti) aan Bhagavn.
bhagavad-vibhtide volheden der toewijding, zoals dainya (volgzaamheid), ananyatva (zich niet
laten afleiden te midden van de verleidingen van my) enzovoorts.
bhgavataeen naam voor de bhagavad-bhakta of voor het rmad-Bhgavatam.
bhgavatmtamde amta oftewel nectargelijke essentie van rmad-Bhgavatam, een boek
geschreven door rla Santana Gosvm.
bhagavat-kathverhalen over Bhagavns ll zoals in het rmad-Bhgavatam of de upadea
(instructies) van r Bhagavn, zoals in rmad-Bhagavad-gt.
Bhakti-devde gezaghebbende Godheid van bhakti-yoga. Alle vermogens van de Heer hebben
gepersonifieerde gedaantes. In Mdhurya Kdambini (1.3) legt rla Vivantha Cakravart hkura
uit dat bhakti de svarpa-akti van r Bhagavn is, en dat ze yadccha is, wat inhoudt dat bhakti haar
eigen wil heeft. Omdat ze sva-praka oftewel zelfmanifesterend is, is ze niet afhankelijk van een
andere macht om zich te openbaren in iemands hart. In het rmad Bhgavatam (1.2.6) wordt gezegd:
yato-bhaktir-adokaje ahaituky aprartihat, datgene waardoor oorzaakloze en ononderbroken bhakti
voor Heer Adokaja ontstaat. Het woord ahaituky in deze loka geeft aan dat bhakti geen oorzaak
heeft. De enige oorzaak van bhakti is bhakti zelf. rla Vivantha Cakravart hkura analyseert de
betekenis van deze verklaring. Hij zegt dat de bhakti die zich in het hart van een bhva-bhakta
bevindt de enige oorzaak is van haar openbaring in anderen. Aangezien de Heer bestuurd wordt
door zijn zuivere bhaktas, heeft Hij ze bekleed met zulke macht. Daarom is sdhana niet de ware
oorzaak van de verschijning van bhakti. Bhakti-dev, die haar eigen wil volgt, manifesteert bhakti in
het hart wanneer ze tevreden is met de zuivere dienstbare houding van de toegewijde. Uiteindelijk
geeft dit aan dat Bhakti-dev handelt via de bemiddeling van de bhaktas van de heer die zich in het
stadium van bhva bevinden. Wanneer zij de oprechtheid zien van de sdhaka-bhakta, die n is met
de precieze aard van hun harten, wordt bhakti overgebracht naar de harten van de sdhakas. Naast
dit, bestaat er geen andere oorzaak voor het verschijnen van bhakti.
bhakti-ltde klimplant van toewijding die gevoed moet worden door de bhakta met het water
van regelmatige hari-krtana en hari-kath, en die beschermd moet worden door het hekwerk van
standvastige sdhana zodat vernietigende apardhas haar niet kunnen opeten of vertrappen.
bhakti-mira-jnakennis (jna) gemengd met toewijding (bhakti), waarbij kennis overheerst.
bhakti-yogahet pad van spirituele realisatie middels toegewijde dienst aan r Vrajendranandana.
bhakti-yogeen sdhaka (beoefenaar) van bhakti-yoga.
bharadvja gotrade dynastie die afstamt van de wijze Bharadvja Muni, de vader van Drocrya.
bhartsteun; handhaver; beschermer.
bhvahet achtste stadium binnen de ontwikkeling van de klimplant van bhakti; een speciale
manifestatie van uddha-sattva (samvit-vtti, de zelfgeopenbaarde bewuste functie van de Heer). Met
andere woorden, het wezenlijke kenmerk van bhva-bhakti is dat het een fenomeen is dat volledig is
gevormd uit uddha-sattva. Het is als een straal van de zon van prema en het vertedert het hart
middels verschillende smaken.
bhvnuvdaeen commentaar dat de innerlijke gemoedstoestand (bhva) van om het even welke
stra verklaart.
Boeddhismede filosofie die werd gentroduceerd door akyasiha Buddha die leegteleer
concepten van de Absolute Waarheid uiteenzet welke bekend staan als nyat of nyavda.
brahma(1) ontleend aan bh wat gexpandeerd of groot betekent; de algemene betekenis is het
geestelijke, de oneindige, ononderscheiden schitterende stralen die afkomstig zijn van het volledig
complete lichaam van r Govinda, net zoals de zonnestralen afkomstig zijn van Srya deva, de
zonnegod. Haar eindeloze, uiteenlopende manifestaties, opgebouwd uit aarde, etc., worden getoond
in de ontelbare universums. Dus, dit universum is niets dan brahma, zoals r Ka bevestigt in Gt
(14.4). De jvtms die gefrustreerd raken in hun pogingen om van de materie te genieten zoeken
het om in een inactieve slapende toestand op te gaan in dat brahma (14.27.12-15 en B.S. 5.40 yasya
prabha prabhavato); (2) het levende wezen; (3) de geest; (4) de Superziel; (5) het onpersoonlijke
aspect van de Allerhoogste Heer; (6) Bhagavn Zelf.
Brahmschepper van het materile universum en gezaghebbende godheid van de eigenschap van
hartstocht. Soms, wanneer er geen geschikte jva beschikbaar is, neemt Viu Zelf de positie van
Brahm op Zich; hij is de di-guru (oorspronkelijke guru) van de Brahma-Mdhva sampradya, en
r Kas directe zoon en iya (discipel). Caturmukh, onze vierhoofdige Brahm, staat bekend als
Vairja, de heerser van het universum. Hij heeft acht armen en acht ogen en hij dient als de
universele schepper en prediker van de Vedas.
brahma-bhvahet verlangen om op te gaan in de onpersoonlijke brahma stralengloed van de Heer.
brahmacaryaletterlijk: spirituele cultivatie; de eerste rama of stadium van het leven binnen het
varrama-stelsel; celibatair studentenleven.
brahma-jnakennis van brahma.
Brahma-lokahet verblijf van Heer Brahm dat zich binnen dit materile universum bevindt; het is
opgebouwd uit buddhi (intelligentie).
brhmaaiemand die brahma realiseert; n van vier varas, of sociale afdelingen, van het
varrama-systeem; priester of leraar. Brhmaa is niet louter een benaming gebaseerd op
erfelijkheid of werelds beroep, het duidt op de ongeconditioneerde toestand van de ziel.
brahmnandade gelukzaligheid die ervaren wordt door iemand die zich in brahma bevindt.
brahma-nirvamhet doven van (de vlam van) het materile bestaan; de spirituele gelukzaligheid
die men verkrijgt bij het betreden van brahma dat vrij is van materile besmetting. (5.24)
brahmarisis (wijzen) die zich in brahma-realisatie bevinden.
brahmstrahet meest krachtige wapen van de Vedische militaire wetenschap (superieur aan
kernwapens). Het wordt losgelaten middels mantra en doodt alleen de persoon wiens naam wordt
uitgesproken samen met de mantra.
Brahma-stra(ook wel bekend als Vednta-stra); de aforismen van Vednta die een volledige
systematische uiteenzetting van Vedische openbaring bieden in de vorm van beknopte aforismen
(stras). rmad Bhgavatam, geschreven door rla Vysadeva, is het natuurlijke commentaar op
Vednta-stra.
brahma-svarpade gedaante van r Ka, wiens lichamelijke uitstraling de brahma-jyoti is.
brahma-tattvacategorische kennis van brahma.
brahma-vdadoctrine van impersonalisme, waarvan het doel is om op te gaan in de uistraling
(brahma-jyoti) van de Heer.
brahma-vda-jnsde geleerden van de Vedas die verklaren dat realisatie van de brahma-jyoti de
hoogste mogelijke realisatie is, en dat persoonlijke gedaante van God voortkomt uit het
onpersoonlijke brahma. (12.1-5 en 14.27)
brahma-vdtvaeen voorstander van brahma-vda.
brahma-vettiemand die brahma heeft gerealiseerd. (2.49)
C.Cafkorting voor het boek r Caitanya Caritmta, geschreven door rla Kadasa
Kavirja Gosvm Mahrja.
caitanya-hna-vidhi-vdiemand die de opvatting bepleit dat de Absolute Realiteit onbewust is.
Caitanya-ikmtaeen boek geschreven door rla Bhaktivinoda hkura, wat nectargelijke
instructies van r Caitanya betekent. Het geeft een uitgebreide beschrijving van de vooruitgang
van bhakti.
caitanya-svarpabewust van oorspronkelijke aard; Nitynanda-Rma.
cakrahet discuswapen van r Viu genaamd Sudarana.
D
daityade demonische zonen van Diti.
daiv-my-praktide goddelijke materile energie, goddelijk omdat ze handelt onder leiding van
r Bhagavn (9.11); zie mah-my.
daivim praktimdie natuur die goddelijk of spiritueel is.
daiv-sampatgoddelijke kwaliteiten.
darana(1) het aanschouwen, het ontmoeten. Wordt gebruikt met betrekking tot de Deity
(beeldgedaante van de Heer; zie Deity) of gevorderde toegewijden; (2) doctrine of filosofisch
systeem, zoals in Vednta-darana.
Dasvamedha-ghaaeen badplaats in Prayga (Allahabad) waar r Caitanya Mahprabhu in
tien dagen Rpa Gosvm in de wetenschap van bhakti onderrichtte.
dsyarelatie in dienaarschap.
dsya-bhvade gemoedstoestand van dienaarschap.
datta-karmaliefdadige handelingen.
daymededogen.
dehahet grofstoffelijke, fysieke lichaam.
dehde belichaamde ziel.
Deity(overgenomen van het gelijknamige Engelse woord) (1) beeldgedaante van de Heer die niet
verschillend is van de Heer. Deze deity, ofwel zelfgemanifesteerd ofwel vervaardigd uit hout, steen of
(edel)metaal, wordt overeenkomstig strikte bepalingen uit stra vervaardigd en genstalleerd op een
altaar door een gekwalificeerde vaiava of brhmaa. Hierna neemt de Heer geheel naar eigen vrije
wil plaats in deze deity om dienst te ontvangen van Zijn toegewijden, en dus is de deity niet
verschillend van de Heer. Het is dus geen oppervlakkige idolatrie. Zo is het dan ook een overtreding
om de deity als een levenloos beeld van hout, steen of (edel)metaal te beschouwen. Indien men zich
afvraagt hoe het dan kan dat een deity soms vernietigd wordt, is het antwoord dat indien de dienst
aan een bepaalde deity op een of andere manier verwaarloosd wordt het de Heer uiteraard vrij staat
om de deity te verlaten en zodoende kan het voorkomen dat een deity op een al dan niet
gewelddadige manier vernietigd wordt. In de Jaganntha tempel in Pur worden de deitys om de
zoveel jaren vervangen. Hier gaat een uitgebreid proces aan vooraf waarbij de boom die wordt
gebruikt om de deitys uit te vervaardigen aan bepaalde strikte voorwaarden moet voldoen om
gebruikt te kunnen worden als deity, zoals de locatie van de boom en de aanwezigheid van gunstige
symbolen op de boom, zoals de cakra etc. Er zijn vele wonderbaarlijke gebeurenissen terug te vinden
in de Vaiava literatuur en geschiedenis in verband met de deitys van God; (2) Godheid.
deva-devaGod der goden.
Devak-nandanazoon van Devak.
deva-mandiraeen tempel van de devas.
Devar Nradaeen i (wijze) onder de devas; letterlijk: nra (God); d (gever); een grote
toegewijde van r Ka die Zijn glories over het gehele universum verspreid.
devas(1) hemelse goden; (2) goddelijke wezens die zich op de hemelse planeten bevinden die
begiftigd zijn met grote vroomheid. Ze hebben een enorme levensduur, en superieure mentale en
fysieke kundigheid. Aan hen worden specifieke krachten toevertrouwd met universele besturing als
doel.
Devalaeen wijze die een autoriteit op het gebied van de Vedas was. Hij was de oudere broer van
Dhaumya (de priester van de Pavas).
deva-ynalange reis op het pad van licht. (8.26)
dradareen visionair.
Durgletterlijk: durmoeilijk; guit te geraken; dus, het woord durg betekent gevangenis.
De materile wereld is als een gevangenis voor de baddha-jvas; Durg is Moeder Natuur, de godin
van de materile natuur en gemalin van Mahdeva iva.
durmatidwaas.
E
ekdaelfde dag van de veertiendaagse maancyclus. Op die dag schrijven de geschriften een
vastendag van granen, peulvruchten en ander voedsel voor, zodat de sdhaka zich volledig kan op
laten gaan in activiteiten van zuivere bhakti; wordt ook wel bhakti-janan (moeder der toewijding)
genoemd.
ekntikgeconcentreerd, gefixeerd, gefocust (op n punt gericht. Wanneer men dus spreekt van
ekntik-bhakti voor Ka, dan spreekt het van exclusieve toewijding voor Ka, waarbij alles wat
men doet in het teken van Ka staat en voor Hem wordt gedaan en men geen oog heeft voor
andere zaken, of er geen waarde aan hecht, er niet gehecht aan raakt), resoluut.
ekntika-bhajanageconcentreerde, ononderbroken aanbidding van de Heer.
ekntika bhaktigeconcentreerde bhakti (zie ekntik).
ekntika nihgeconcentreerd geloof.
expansieeen volkomen deel van Bhagavn r Ka, zoals Paramtm of Heer Varhadeva.
F
fijnstoffelijkbetrekking hebbend op de subtiele, niet-tastbare elementen der materile natuur,
namelijk de geest, de intelligentie en het vals ego (ahakra). Deze drie materile elementen
vormen samen het fijnstoffelijke lichaam dat de baddha-jva meeneemt naar een volgend
grofstoffelijk lichaam wanneer deze haar oude grofstoffelijke lichaam verlaat.
G
gadeen knots.
GandharvasHemelse minstrelen.
Gaeade deva met het olifantenhoofd die de klerk is van Vysadeva; viays (materialisten)
aanbidden hem voor materile weelde en vrijheid van tegenspoed. Zijn aanbidding is een van de 64
principes van Deity-aanbidding. Als klerk van Vysadeva schreef hij veel van de Vedische literatuur
op.
Gagde Ganges, de rivier van goddelijk water die vanuit de spirituele wereld naar dit universum
valt.
garbhaembryo; conceptie.
guru-paramparsysteem waarbij goddelijke kennis wordt overgedragen van r Guru aan een
volledig overgegeven discipel; in het Nederlands vertaald als geestelijke erfopvolging.
guru-rehade beste der gurus. Arjuna sprak Ka als volgt aan: U bent groter dan om het even
welke superieure persoon in deze wereld.
H
hasazwaan; wordt vaak vergeleken met de geest van de bhaktas wanneer ze in meditatie gaan op
de lotusvoeten van r Rdh-ymasundara. (raadpleeg Mukunda-ml-stotram door Kulaekara
Mahraja).
Hari-bhakti-vilsaeen boek dat vele aspecten van het Vaiava-leven beschrijft. Het is
geschreven door rla Santana Gosvm en rla Gopla Bhaa Gosvm onder de directe
instructie van r Caitanya Mahprabhu en is verdeeld in twintig vilsas (afdelingen).
hari-candanasandelhoutpasta die eerst aan r Hari is geofferd.
hari-nmade namen van r Ka: Hare Ka Hare Ka Ka Ka Hare Hare Hare Rma
Hare Rma Rma Rma Hare Hare. Deze zestien lettergrepen vernietigen alle slechte
eigenschappen van het tijdperk van Kali. (Kali-santaraa Upaniad)
haha-yogaeen yoga proces dat beoefend wordt door verschillende lichamelijke houdingen aan te
nemen ten einde het lichaam lenig te maken, zodat men aanhoudende meditatie kan beoefenen.
Het is het derde deel van het proces van aga-yoga.
Hayara-Pacartraeen belangrijk geschrift waarin informatie wordt gegeven over de
verschillende gedaantes van Viu en waarin de superioriteit van het aanbidden van de persoonlijke
gedaante van de Heer wordt bevestigd.
hetuka-ganazieners die de oorzaak en het gevolg van het universum onderzoeken.
hldin-aktihet gelukzaligheidvermogen, of de svarpa-akti (interne, spirituele vermogen) die
overheerst wordt door hldin en gepersonifieerd wordt als rmati Rdhrn. Hldin is de akti die
nanda (gelukzaligheid) opwekt in het hart van r yma. Hoewel Ka Zelf het reservoir van al
het genot is, geniet Hij via Zijn hldin-vermogen van transcendentale gelukzaligheid, en als r
Caitanya Mahprabhu in de gemoedstoestand van r Rdh verleidt Hij anderen om ook nanda te
proeven.
hisageweld.
hdya-granthide knoop in het hart die uit baatzuchtige verlangens bestaat.
Hkealetterlijk: aHeer- hkavan de zintuigen; een naam van Ka die, Hij die de
zintuigen van Zijn toegewijden tot Zichzelf richt en die van de niet-toegewijden van Zich afkeert,
betekent.
Habarbaars volk; volk uit het Oosten van Duitsland en delen van Rusland; de Hunnen.
I
icch aktihet verlangvermogen van de Heer.
ihaika-stha jagatwaar het hele universum gemanifesteerd is op n plek.
impersonalismede leer die stelt dat het Allerhoogste uiteindelijk onpersoonlijk is.
impersonalistvolgeling of aanhanger van de leer van het impersonalisme en monisme, zoals de
myvds, de volgelingen van de leer van akarcrya (zie myvda).
kvkude zoon van Vivasvn, de zonnegod; de eerste koning van de aarde.
J
jabalde naam van een Upaniad waarin de geschiedenis van Satya-kma wordt beschreven.
jaainert; afgestompt.
jaa-jagatde inerte materile wereld.
jaa-muktibevrijding van gebondenheid aan dode materie of van inert bewustzijn (brahmanirva).
jna-nihstandvastigheid in kennis.
jna-pradhn-bht bhaktigemengde bhakti, waarbij bhakti heerst over jna.
jna-sdhanade beoefening om jna te verwerven.
jna-sannysa(1) verzaking van kennis; (2) verzakers die rraka-bhya, het commentaar van
akarcrya, bestuderen.
jna-svarpaabsolute kennis die op correcte wijze begrepen wordt via parampar.
jna-yajaofferande in de vorm van overpeinzing van cit-tattva, de spirituele natuur.
jna-yogahet pad van spirituele realisatie via een filosofische zoektocht naar de waarheid.
jniemand die op zoek is naar kennis, ofwel onpersoonlijk ofwel bovenzinnelijk. (7.16)
jnedriyasde kennisverwervende zintuigen: de ogen, oren, neus, tong en huid. (3.34)
jtade kenner (13.18); iemand die de waarheid over de jvtm kent. (18.18)
jta-svarpafeitelijk de kenner begrijpen.
jeyadoel of onderwerp van kennis.
jeya-svarpahet doel van degenen die verlossing verlangen, de brahma-jyoti. (13.18)
jyotistralengloed; uitstraling.
K
KaBrahm.
kaivalyaeenheid, of mukti. Mukti (bevrijding) en bhukti (zintuiglijk genot) worden door rla
Rpa Gosvm beschreven als twee heksen die in de harten van de jvas rondspoken. rla
Prabhodhnanda Sarasvat-pda zegt dat iemand die genadevolle zijdelingse blik van r Gaura heeft
ontvangen zelfs de gedachte aan kaivalya al als hels zal beschouwen, omdat er in kaivalya geen
mogelijkheid bestaat om Ka te dienen.
klatijd.
kla-rpaKas gedaante van het besturen van de tijd
Kali-yugahet huidige tijdperk van ruzie en hypocrisie dat 3102 jaar voor Christus begon, de dag
waarop r Ka van de aarde naar Zijn verblijf in Goloka vertrok. Het tijdperk duurt 432.000 jaar.
(zie S.B. 12.2)
kalpaeen dag van het leven van Heer Brahm; het staat gelijk aan duizend catur-yugas. Elke
catur-yuga bestaat uit een cyclus van de Satya, Dvpara, Tret en Kali-yugas, die bij elkaar opgeteld
4.320.000.000 jaar duren. (8.17)
kma(1) verlangen, lust. (2) zintuiglijk genot, materieel verlangen, het verlangen om de eigen
zintuigen te bevredigen. Dit staat haaks op het verlangen om de zintuigen van r Ka te
bevredigen. (3) De derde en laagste van de vier pururthas (doeleinden van de menselijke
samenleving). Degenen die naar niets anders verlangen dan het bevredigen van de grofstoffelijke
zintuigen streven naar zulk genot. Degenen in wie de dierlijke neiging onbeteugeld is hebben geen
ander doel dan grofstoffelijk zingenot, en hun pururtha staat bekend als kma. In het geval van
materile kma is dat verlangen op zichzelf gericht maar in het geval van de gops is kma gericht op
Ka. Hun verlangen om Ka te plezieren is zo intens dat het niet door enige restricties is
gebonden. Voor het plezier van Ka zijn ze bereid om de grenzen van familie, samenleving en
reputatie te overschrijden. Daarom wordt dit onbelemmerde verlangen, wat volledig de aard van
kma is, op gepaste wijze ook wel kma genoemd.
kma-dhenueen koe die alle verlangens kan vervullen.
kamalsana-sthamHeer Brahm, die zich bevindt op de Sumeru berg, welke als de kelk van de
lotus van de aarde is.
kmya-karmabaatzuchtige activiteiten. (2.47)
Kandarpade liefdesgod; de indirecte oorzaak van de geboorte van levende wezens; r Kas
vertegenwoordiger als een stamvader. (10.28)
karaaoorzaak; verwijst naar de zintuigen als een bron van geluk en ellende. (13.21)
Karaodakaay Viuhet volkomen deel van r Ka, die, terwijl Hij op Zijn rug ligt en rust in
een hoek van de paravyoma (de spirituele hemel), de kosmische manifestatie bestaande uit ontelbare
brahmas (universums) schept middels Zijn ademhaling.
karma(1) werk dat voorgeschreven wordt in de Vedas (2) activiteit in het algemeen. (3) vrome
activiteiten die verricht worden naar Vedische richtlijnen die naar materieel gewin in deze wereld
leiden of naar de hemelse planeten na de dood (zie voorgeschreven plichten).
karma-bandhanade gebondenheid van de jva in de kringloop van karma.
karma-yogahet pad van spirituele realisatie waarin de vruchten van iemands werk aan Bhagavn
worden geofferd.
karmendriyasde vijf werkende zintuigen; armen, benen, spraak, genitalin en anus. (3.34)
karmiemand die karma verricht in overeenstemming met de Vedische bepalingen.
karttde doener of direct handelende persoon.
kartt-svarpade verrichter van karma wanneer deze besproken wordt met betrekking tot zijn
specifieke belang.
kartttvade werkende tussenpersoon; verwijst naar de gezaghebbende godheden van de zintuigen.
(13.21)
kryaplicht.
KauravasDe afstammelingen van Koning Kuru die samen vochten bij Kuruketra. Door deze titel
worden ze onderscheidden van de Pavas, maar oorspronkelijk zijn ze allemaal Kauravas.
kavidichter.
kzmoslim heerser.
Kena UpaniadDe Waarom? Upaniad; een Upaniad die vol staat met vragen die betrekking
hebben op het uiteindelijke doel van het menselijke leven.
Kei-danaKa, de doder van de demon Ke.
kevalexclusief, uitsluitend.
keval bhaktiexclusieve bhakti waarbij men geen enkele andere gehechtheid heeft dan aan
Bhagavn. Totdat bhakti keval, exclusief, wordt, dient men te begrijpen dat men nog een of andere
gehechtheid voor iets of iemand anders dan r r Rdh-Mural-Manoharas lotusvoeten. In die
mate dat men gehecht is aan iets anders zal men verstoken blijven van een nectargelijk leven vol
rasa dat ervaren wordt door de Vraja-vss aangevoerd door Nanda Mahrja. Om deze reden wordt
er veel nadruk gelegd op dit onderwerp. Het staat ook bekend als anany-, akican-, viuddha- en
nirgu-bhakti.
KhasaMongolen, Chinezen en andere rassen ten noorden van India.
KinnaraEen soort van devat die muziekinstrumenten bespeelt en zingt met de Gandharvas.
KiraaIndiase inboorlingenstam.
krtana(1) het chanten of zingen van de Heilige Namen van Bhagavn, de meest belangrijke van
de negen agas (takken) van bhakti; (2) het gezamenlijk zingen van r Kas namen vergezeld
door mdagas en karatlas zoals uitgevoerd door r Caitanya Mahprabhu; (3) alle processen die
r Bhagavn beschrijven via Zijn namen, gedaantes, eigenschappen, metgezellen en
transcendentale bezigheden.
krtiroem.
kioraeen jonge tiener van tussen de 11 en 15 jaar oud.
klea-ghnletterlijk: vernietiger van ellende; een van de zes symptomen van bhakti die ellende
volledig vernietigt. (zie B.R.S. 1.1.17)
kriyactiviteit.
krodhawoede.
kpgenade.
kpaaletterlijk: kpagenade; naloos; een vrek; iemand die gehecht is aan de vruchten van
zijn activiteiten en zich zelfs voor alleen de gedachte aan r Bhagavn al verbergt. (2.49)
Kar Bhagavn, de Allerhoogste Godpersoon.
L
lbha pj pratihawinst, aanbidding en onderscheiding; drie subtiele manifestaties van kma
(seksverlangen of lust).
laukikawerelds, van de loka (mensen); antoniem: alaukikatranscendentaal.
laukik raddhwerelds geloof.
llgoddelijk (amoureus) spel en vermaak van de Allerhoogste Heer of Zijn eeuwige metgezellen.
De activiteiten van Heer, of het nu de schepping van de materile wereld betreft of transcendentale
liefdesuitwisselingen met Zijn toegewijden, zijn allemaal ll en staan nooit onder de invloed van
lust. Al Zijn transcendentale bezigheden zijn manifestaties van Zijn eigenzinnige vermogens en
staan daarom bekend als ll, goddelijk spel. Dit door de Heer getoonde spel en vermaak, dat de
verschillende rasas (bekoorlijke luimen) vertoont van dsya, sakhya, vtsalya en mdhurya, wordt
regelmatig gehoord, beschreven en op gemediteerd door toegewijden als belangrijk onderdeel van
hun beoefening van sdhana-bhakti.
ll-avatraKas spel en vermaakmanifestaties zoals, Niha, Varha, Krma etc.
ll-kathonderwerpen of vertellingen van r Kas en r Gaurgas nectargelijke rgtmika
rasa vervulde ll.
ll-prabhavade geheime werkelijkheid van het verschijnen van de Heer in de materile wereld.
ll-puruottamar Ka, de Allerhoogste Persoon wiens ll-mdhur (spel en vermaak zoetheid)
onovertroffen is door om het even welke andere van Zijn avatras.
ll-puiverschillende prettige artikelen of activiteiten die r r Rdh-Kas ll voeden of de
gehechtheid van de bhakta aan het horen van die ll voeden.
ll-sakhvriend van Ka tijdens Zijn spel en vermaak.
ll-vilsahet verrukkelijk spel van r Rdh en r Haris transcendentale bezigheden.
liga-arrahet fijnstoffelijke lichaam bestaande uit de geest, de intelligentie en het vals ego.
lobhhunkering of hebzucht.
lobh-may bhaktibhakti die spontaan verricht wordt uit lobh, zonder rekening te houden met de
regulerende principes.
lubdhaiemand die verzot is op zintuiglijk genot.
M
mad-bhaktadeze loka (9.34) verwijst naar een jn die begiftigd is met bhakti. Karms, jns,
yogs, tapasvs en nirviea-myvds kunnen de ware essentie van Bhagavad-gt niet begrijpen.
Alleen bhagavad-bhaktas kunnen het begrijpen.
mdhurde nectar van Kas zoetheid. Er zijn vier mdhurs die aan niemand anders toebehoren
dan r Ka. Dit zijn: veu-mdhur (de zoetheid van Kas fluit), rpa-mdhur (de zoetheid van
Zijn schoonheid), ll-mdhur (de zoetheid van Zijn spel en vermaak) en prema-mdhur (de
zoetheid van Kas toegewijden).
mdhuryazoetheid of schoonheid. Met betrekking tot bhakti verwijst dit naar toewijding die
genspireerd wordt door aantrekking tot het zoete en intieme kenmerk van de Heer als een
prachtige jonge koeherdersjongen. Dit type toewijding biedt de mogelijkheid tot de grootste
uitwisseling van liefde tussen r Ka en Zijn toegewijden.
Mdhurya-kaambinDe wolkenbank van Zoetheid, een boek geschreven door rla Vivantha
Cakravart hkura. Het beschrijft de progressieve stappen van bhakti, beginnend met raddh en
culminerend in prema, in acht vtis (buien).
mah-tattvahet geheel van de vijf grofstoffelijke en drie fijnstoffelijke materile energien wordt
pradhna genoemd. Wanneer deze pradhna geactiveerd wordt door de blik van Mah-Viu, staat
het bekend als Mah-tattva.
mahtmletterlijk: mahgrote, tmziel; grootmoedig persoon of grote ziel; een titel van
respect die men geeft aan degenen die verheven zijn op het vlak van spiritueel bewustzijn.
mah-vkyade grote uitdrukking o die overal in Vedische literatuur te vinden is.
mah-vraO grote held.
mah-viueen andere naam voor Karaodakaay Viu, een volkomen deel van r Ka die de
uit ontelbare universums bestaande kosmische manifestatie schept.
Mahevarade Allerhoogste Bestuurder; soms verwijst het naar ambhu iva en soms naar
Bhagavn r Ka.
mama yoniParamevaras plaats van verwekking; de materile natuur.
msavlees. Dit woord bestaat nog steeds in dezelfde vorm in het Hind; letterlijk: mm (mij) sa
(hij); mijn leven voor zijn leven en zijn leven voor het mijne; dat wat ik nu aan het eten ben, zal
mij ook eten in mijn volgende leven.
mananameditatie op Ka. (12.12)
mana-nayanade ogen van de geest.
mnasi-sevdienst die geleverd wordt in de geest. Sev-dhyna is ook dienst aan de Godheid die
gecontempleerd wordt in de geest.
manifestatiewordt in dit werk doorgaans gebruikt ter aanduiding van een (deel)aspect, expansie of
avatra van r Ka. Het woord incarnatie is incorrect ter aanduiding van de avatras van de
Heer, omdat de Heer nooit een sterfelijk lichaam van vlees en bloed betreedt, maar altijd in Zijn
eeuwige, oorspronkelijke en transcendentale gedaantes neerdaalt.
mnitvahet verlangen naar eer en aanzien. (13.8-12)
manoharageestbetoverend. Kas nma, rpa, gua en ll zijn allemaal manohara.
manomayaderde van de vijf stadia van bewustzijn waarin men zichbewust is van de geest. (13.5)
mano-vttihouding of functie van de geest.
mantraletterlijk: man (geest) tra (verlossend). Een vers opgebouwd uit namen van Bhagavn die
iemands ia-deva (aanbiddenswaardige Godheid) aanspreekt.
manusDe Prajpatis (universele voorvaders) die afgevaardigd zijn door r Bhagavn om
menselijke bevolking voort te brengen. Het woord mnava (man) wordt ontleend aan het woord
manu. In n dag van Brahm zijn er veertien manus; de huidige manu is Vaivasavata Manu.
manuya-lokamiddelste planetaire stelsels.
manvantarahet bewind van n manu (voorvader van de mensheid) welke een veertiende van een
kalpa (dag van Brahm) duurt.
Mrga-ranovember-december; de beste der maanden omdat granen in die periode worden
geoogst van de velden.
Marcide besturende godheid van alle wind in het universum.
markaa-vairgyapretentieuze, onstandvastige verzaking zoals die van een aap. (2.64)
mryad-puruottamar Rmacandra, die het ideale gedrag voor de mensheid instelde door
middel van Zijn voorbeeldige gehoorzaamheid aan de wil van Zijn vader, door Zijn ekapatn-vrata
(gelofte om slechts n vrouw te aanvaarden), Zijn strenge vasthouden aan Zijn gelofte om St-dev
te redden en Zijn onzelfzuchtige verzaking van Haar, allemaal om mensen op het pad van dharma te
leiden.
msa-pakade fases van de man.
mahaeen tempel van de Heer met aansluitend woongedeelte voor brahmacrs en sannyss; een
klooster.
mat-paramadegenen die louter Ka als het doel van het leven zien en die hun alles volledig
hebben toegewijd aan Hem.
mtrzinsobjecten die waargenomen worden door de zintuigen.
mmseen filosofische doctrine die twee afdelingen kent: (1) prva, of karma-mms,
opgericht door Jaimin welke stelt dat men door het uitvoeren van rituele plichten zoals gegeven in
de Vedas de hemelse planeten kan bereiken, en (2) uttara-mms, opgericht door BdaryaaVysadeva, wat de aard van brahma, de Absolute Waarheid, behandelt.
mmsakafilosoof; iemand die de filosofische mms doctrine aanhangt. Het verwijst meestal
naar degenen die de karma-mms van Jaimin volgen.
mirikandij; wordt in India gebruikt om geelzucht te verhelpen.
mleccha(1) barbaren; (2) mensen die niet in staat zijn om de Vedische mantras op correcte wijze
uit te spreken.
mohabegoocheling; het volledig opgaan in illusoire dingen.
mohanadat wat begoocheling schept.
mokaverlossing van materile gebondenheid. Dit is de vierde pururtha (doel van het
menselijke leven). De drie soorten pururtha die tot dusver zijn beschreven (artha, dharma en
kma) hebben alleen betrekking op het geluk van het lichaam en de zintuigen, maar al deze soorten
geluk gaan gepaard met ellende. Zelfs in Svarga is er angst voor demonen en in Brahm-loka is er
angst voor de kosmische vernietiging. Bovendien kunnen al zulke pururthas niet het doel van
menselijk streven zijn omdat alle levende wezens uiteindelijk dat geluk verlangen wat eeuwig is en
ononderbroken door om het even welk beetje ellende. Zulk geluk kan niet gevonden worden in deze
drie doeleinden. De vierde pururtha, welke dharma volgt, is voor degenen die naar moka streven
en niet hunkeren naar de andere drie doeleinden. Er zijn niet veel mensen die hiernaar streven.
Zulke personen zoeken naar een vorm van geluk die niet tijdelijk is en waarin de ellende die
overvloedig aanwezig is in het geluk dat voortkomt uit dharma, artha en kma afwezig is. Zij
beschouwen zulk geluk als louter lichamelijk geluk, en aangezien het lichaam tijdelijk is, is zulk geluk
ook tijdelijk. Zolang men verbonden is met het tijdelijke lichaam, zal men niet in staat zijn om
eeuwig geluk te bereiken. De vraag hoe de relatie met het lichaam afgebroken kan worden ontstaat
dan. De relatie van dejvamet het tijdelijke lichaam bestaat slechts vanwege de gebondenheid van
my. Als de ketenen van my kunnen worden verbroken, zal de jvas relatie met het tijdelijke
lichaam ophouden en zal men in staat zijn om eeuwig geluk te vinden. Iemand die op deze manier
denkt streeft ernaar om deze gebondenheid te verwijderen, en de vernietiging ervan staat bekend als
mukti of moka. Omdat dit het enige doel is van degenen die deze pururtha volgen, staat het
bekend als moka. (zie mukti)
moka-laghut-karieen van de zes voornaamste eigenschappen van bhakti. Haar geluk zorgt er
voor dat het geluk van moka onbeduidend lijkt in vergelijking.
moka-tygaverzaking met als doel het bereiken van moka.
Mudgala ieen wijze die yaja verrichtte op Prim en Amvasy. Op een dag bezocht Durvsa
Muni hem. Geplezierd door zijn dienstbare houding gaf Durvs hem de zegening dat hij in zijn
huidige lichaam naar de hemelse planeten kon gaan. Toen de deva-dtas met een hemels vliegtuig
naar hem toekwamen om hem mee te nemen, weigerde hij om met ze mee te gaan en begon in plaats
daarvan te prediken over de tijdelijke aard van de hemelse planeten.
mhaletterlijk: iemand die begoocheld is; een dwaas; baatzuchtige arbeiders die verstoken zijn
van hari-kath en daarom niet beter zijn dan dieren. (7.15)
mha-graheadwaas aannemen.
mukha-cakramaanachtig gezicht.
mukhyavoornaamst, primair.
mukta-jvaeen bevrijde ziel die zich eeuwig in een liefdevolle relatie met r Bhagavn bevindt.
muktivolledige bevrijding van de gebondenheid van de materile energie zoals uitgedrukt door de
foutieve opvattingen van ik en mijn. Er zijn vijf soorten mukti: srpyadezelfde gedaante als de
Heer verkrijgen; smpyain de onmiddellijke nabijheid van de Heer leven; slokyaop dezelfde
planeet leven met de Heer; sridezelfde weelde als de Heer hebben; en syujyan worden
met de Heer door op te gaan in Zijn lichaam of de brahmajyoti.
mukulitaontluikend.
mukulita-cetanaontluikend bewustzijn; verwijst naar de toestand van de baddha-jva,
N
na-aabdamniet niet in staat om gekend te worden door woorden; kenbaar door woorden.
ngagoddelijke slang.
naimittikaincidenteel, oorzakelijk, bijkomstig.
naimittika-karmaincidentele religieuze taken teweeggebracht door specifieke omstandigheden,
zoals de aanbidding van de voorvaders en devas in de rddha ceremonie. Iemand betreedt alleen
het rijk van anany bhakti aan r Ka wanneer men deze activiteiten volledig opgeeft.
naikarmyavrijheid van karma en haar reacties; actie verricht in Ka-bewustzijn waarvoor men
geen reactie ondergaat.
naiktikaiemand die anderen beledigt.
naihika-brahmacriemand die zijn gehele leven verankerd blijft in de geloftes van brahmacrya.
nma(1) naam; (2)r Nma, de heilige naam van Ka, die r Ka Zelf is. Nma is bekleed
met alle vermogens, avatras, kwaliteiten, parafernalia, entourage, ll, dhma enzovoorts en wordt
gereciteerd door de bhaktas als onderdeel van hun beoefening van sdhana-bhakti.
nmbhasaeen gelijkenis van de heilige naam. Het stadium van chanten waarin men verlost raakt
van zonden en overtredingen maar het zuivere chanten nog niet bereikt heeft.
namaletterlijk: na (niet) me (mij); i.e., nama betekent het opgeven van ahakra, vals ego.
nmpardhahet met overtredingen chanten van r Nma; chanten van de heilige naam dat niet
gepaard gaat met de poging zondig en beledigend gedrag op te geven in zijn leven.
nma-sakrtanahet gezamenlijk chanten van r-hari-nma zoals gedemonstreerd door r Ka
Caitanya Mahprabhu en de andere leden van de Paca-tattva; de dharma voor Kali-yuga. Welk
voordeel er ook maar bereikt werd middels aga-yoga in Satya-yuga, in Treta-yuga middels agnihotra yaja, in Dvpara-yuga middels r-vigraha upsana (aanbidding van de Deity), is in dit
tijdperk te bereiken middels r-hari-nma-sakrtana. De devats prijzen het tijdperk van Kali
omdat er zon subliem proces voor zelfrealisatie in wordt gepresenteerd, die het allerhoogste voordeel
aan de mensheid toekent.
nmaskrahet aanbieden van eerbied.
nma-yajaidaden die slechts in naam yaja zijn.
neti netihet principe van ontkenning middels mentale speculatie zoals gevolgd wordt door de
Myvds. Zij bestuderen de wereld om vast te stellen wat satyam (de Absolute Waarheid) is en
komen voortdurend tot de conclusie, Het is niet dit, en ook niet dit Zo concluderen ze dat God
avyakta (het ongemanifesteerde brahma) is.
nidhnamde rustplaats; plaats van ontbinding.
nidrslaap; geestelijke depressie die voortkomt uit tamo-gua.
niaktikadat wat verstoken is van vermogen.
nisagaonaangedaan door externe saga (omgang, associatie); afzijdig of onthecht.
nikhila-rasmta-sindhude oceaan van alle rasa-doordrenkte nectargelijke luimen.
nirhradwangmatig de zintuigen van hun doeleinden weerhouden; vasten.
nirkradat wat zonder vorm is.
nirajanaondubbelhartig.
nirapeka-bhaktionvermengde bhakti onafhankelijk van jna, karma of persoonlijke inspanning.
O
okrade geluidsvertegenwoordiging van para-tattva brahma. (8.11)
o tat satdrie woorden die op de Allerhoogste Absolute Realiteit duiden. (17.23-28)
P
padaeen regel van Sanskriet vers; verblijf; een voet; dat wat bewijs levert met betrekking tot het
vaststellen van de Allerhoogste Heer.
padam avyayamhet onvernietigbare beschuttingschenkende verblijf van r Bhagavn.
pda-sevanamdienst aan de lotusvoeten van de Heer en Zijn uddha-bhaktas; een van de negen
agas (takken) van bhakti.
padmalotus.
Padma-Puraeen van de zes sttvika Puras.
paca-mahbhtade vijf grote elementen: massief, vloeibaar, vuurachtig, gasachtig en etherisch.
(7.3)
pacama-pururthahet vijfde en hoogste doel van het leven: prema.
pacartraeen groep van bhaki-stras die de beoefening van de voornaamste agas (takken) van
bhakti bijstaan; ze behandelen vijf onderwerpen: (1) abhigamana (het proces van het schoonmaken
van de mandira etc.), (2) updna (ratika verrichten met bloemen, wierook, etc.), (3) jy
(aanbidding, baden, etc., van r-viu mrti), (4) svdhyya (het verrichten van mantra-japa,
meditatie op r Nma en r Gyatr), en (5) yoga (recitatie van stotrams (verzen en gebeden), het
verrichten van nma-krtana en het bestuderen van stras zoals Bhagavad-gt en rmadBhgavatam, welke tattva-jna instellen). Er zijn vele pacartras. Sommige zijn prominent in de
Gauya-Vaiava parampar: r Nrada-pacartra, r Hayara-pacartra en r ilyapacartra.
pacartrik vidhihet principe van het volgen en beoefenen van de verschillende onderdelen van
Pacartra.
paca-snde vijf plekken waar een huishouder onvermijdelijk dieren doodt: de haard, de plaat
waar specerijen op worden gemalen, de bezem, de stamper en vijzel en de waterkan. (3.13)
Pavaeen naam voor Arjuna; een zoon van Pu.
paitaerudiete geleerde.
Pude grote koning van de Kuru dynastie en jongere broer van Dhtarra. Hij stierf
voortijdig en liet zijn vijf zonen, de Pavas, achter onder de hoede van Dhtartra.
ppazonde.
ppa-yonayazondig geborenen.
paramahasade hoogste der zwanen; een titel die toegekend wordt aan zeer verheven vaiavas
die in staat zijn de essentie uit de leer van de Vedas te putten, net zoals een zwaan in staat is om
melksubstantie van water te scheiden.
parama-mdhurya-bhvade extatische gemoedstoestand van allerhoogste zoetheid (getoond door
r Caitanya tijdens het verspreiden van r Nma onder de baddha-jvas).
parama-gatide allerhoogste bestemming, de allerhoogste planeet Kaloka, Goloka Vndvana.
paramnandatranscendentale gelukzaligheid.
parinmatransformatie. (9.4)
parinma-vdade misleidende filosofie die onderricht werd door r akarcrya die verklaart
dat het lichaam van Bhagavn onderhevig is aan transformatie.
paro-dharmade hoogste dharma. (zie rmad Bhgavatam 1.2.6)
paroka-vdaverborgen blijven, geheim, op een indirecte manier spreken. Ka zegt in rmad
Bhgavatam (11.21.35): paroka-vd ya paroka ca mama priyam, De verklaringen van de is
zijn indirect (paroka) en Ik geniet er ook van om op deze manier te spreken. (7.1)
PrthaZoon van Pth, Arjuna.
Prabhaviuiemand die doordrenkt is met oppermacht, heerschappij enz.; de Heer als schepper
van verschillende effecten en vormen ten tijde van de schepping.
pradhna(zie my-akti).
pradhn-bht bhaktihet verrichten van activiteiten die gerelateerd zijn aan bhakti die gemengd
zijn met karma en jna, waarbij bhakti prominent is.
prajpatieen jva die gemachtigd is om levende wezens (praj) te scheppen over het gehele
universum. De meest voorname prajpati is Heer Brahm.
prakik-vtti commentaar dat verheldert.
prkta-jnakennis die verband houdt met de materie, ajna, avidy.
praktide materile natuur. (4.6)
prakti-guasde drie bindende geaardheden der materile natuur; sattva (goedheid), rajas
(hartstocht) en tamas (duisternis, onwetendheid).
prakti-tattvawetenschappelijke kennis van prakti (de materile natuur); vidy cvidy ca yas
tad vedobhaya saha avidyay mtyu trtv vidyaymtam anute. Iemand die over de materie en
transcendentie leert gaat tegelijkertijd de dood te boven en vergaart de zegeningen van
onsterfelijkheid. (r Iopaniad 11), (Hoofdstuk 13)
prajalpanutteloze praat die niet in verband staat met Ka; een van de tien soorten citra-jalpa
(gekke praat) getoond door r Rdh in Brahmara-gt (Haar gesprek met een bij).
pramdaverrukking, genot; beneveling; krankzinnigheid; kan verwijzen naar een materile
bedekking van waarneming of naar divyonmda (de goddelijke symptomen van zelfgerealiseerde
zielen in de perfectionerende stadia van ka-prema-bhakti).
Prameya-Ratnvaleen boek van rla Baladeva Vidybhana. De titel betekent, een lijst van
bewezen waarheden.
pralevensenergie; levenslucht; de inkomende adem; er zijn tien types pras. (4.27)
pramaletterlijk: naar de grond buigen; het aanbieden van respect en toewijding tussen bhaktas;
men dient vooral pramas aan te bieden ten overstaan van alle r mrtis, ten overstaan van r
Guru, trida-sannyss en ook ten overstaan van bhaktas wiens harten vrij zijn van de neiging om
anderen te bekritiseren.
pramayaeen van de vijf puruas (stadia van menselijke ontwikkeling); iemand die het leven ziet
in termen van behoud. (13.5)
praavaletterlijk: de lettergreep die pra (leven) schenkt; afgeleid van de dhtu (Sanskriet
werkwoordelijke wortel) prauhet maken van een weerklinkend zoemend geluid; de lettergreep
o.
prymaletterlijk: yma (ontplooiende) pra (adem). Yoga ademhaling. (4.29)
prrabdha-bhogagenot dat komt als het resultaat van eerder verrichte activiteiten.
prrabdha-karmade resultaten van eerdere activiteiten die al vrucht zijn begonnen te dragen in de
vorm van geluk en ellende.
prasdagunst, genade; verwijst over het algemeen naar de overblijfselen van het voedsel dat is
geofferd aan de Deity als Zijn geheiligde overblijfselen; kan ook verwijzen naar andere prasd
(geheiligde of gezegende) artikelen zoals wierook, bloemen, guirlandes, kleding en vooral de prasda
van het zich met zuiver bewustzijn bezighouden met Kas nitya-divya-premamay sev (eeuwige,
goddelijke liefdevolle dienst).
prasanntmvreugdevolle ziel; het eerste kenmerk van iemand die zich in brahma-bhta bevindt;
de grof- en fijnstoffelijke lichamen gemanipuleerd door de drie geaardheden der materile natuur te
boven gaande. (18.54)
pratka-upsakade aanbidding van de devas, deze als allerhoogst beschouwend. (9.15)
pratihsteun, onderhoud, ondersteuning.
pratyag-tmde zuivere ziel.
pratyaka-anubhava-svarpade eeuwige relatie van het levende wezen van dienst aan de Heer, de
werkelijke gedaante van de ziel; het direct ervaren van spirituele emoties en de ware gedaante van
het zelf. (pratyakadirect ervaren; anubhavade handelingen of acties die de spirituele emoties
die zich in het hart bevinden vertonen of openbaren; svaeigen; rpagedaante).
pratyaka-avagamamdat wat direct waargenomen of gerealiseerd kan worden.
pratyhrahet terugtrekken van de zintuigen van de zinsobjecten; de vijfde stap binnen agayoga.
pravttieen neiging.
pravtti-mrgahet pad van het volgen van iemands eigen pravtti (neiging), i.e. gereguleerd
zintuiglijk genot; fijn afstellen, ook wel bekend als ropa-siddha-bhakti.
prayacittaboetedoening.
prayojanaeen doel of hetgeen men wil bereiken. Wat betreft bhakti, verwijst het naar het ultieme
doel, r Ka prema, Rdh dasyam.
premaliefde voor Ka die uitermate geconcentreerd is, die het hart volledig doet smelten, en die
leidt tot een diep gevoel van mamat, oftewel bezitterigheid met betrekking tot Hem.
prema-bhaktistadium van bhakti dat gekenmerkt wordt door het verschijnen van prema; het
perfectionerende stadium van toewijding. (zie B.R.S.)
Prema-devde godin van de liefde.
prema-lakaa-bhaktibhakti gekenmerkt door prema.
prema-may sevdienst die doordrongen is van liefde.
prema-puruottamade Allerhoogste Persoon zoals Hij prema toont en verspreidt; r Caitanya
Mahprabhu.
Prema-Ratnvalieen boek door r Baladeva Vidybhana, wat een lijst van Bewezen
Waarheden betekent. r Vidybhana stelt hierin enkele belangrijke filosofische principes van
Gauya Vaiava siddhnta vast, namelijk: (1) r-ka-paratamatva (Kas positie als superlatief
allerhoogst), (2) r-harir akhilmnya-vedyatve (het doel van alle Vedas is om r Hari te kennen),
(3) viva-satyatva (de waarheid van de kosmische manifestatie), (4) bheda-satyatva (de verschillen
tussen de jvas en vara zijn feitelijk), (5) bhagavad-dsatva (dienst aan r Bhagavn is het
basiskenmerk van de jva), (6) jva-taratamya (onderscheid onder de jvas), (7) ka-pda-padmalabdhv moka (moka is beschikbaar middels het bereiken van Kas lotusvoeten), (8) amalaka-bhajana moka (foutloze aanbidding van Ka is werkelijke bevrijding), (9) prama-traya
pratyaka, anumna abda (er zijn drie soorten bewijs: directe, hypothese gebaseerd op ervaring en
de Vedas).
pretyade volgende wereld.
prtigenegenheid, liefde.
R
rga(1) diepe gehechtheid voor Ka, doordrongen van het op een spontane en intense manier
opgaan in het doel van zijn genegenheid. (2) een diep en overmannend vurig verlangen naar het
doel van zijn genegenheid. Wanneer het liefdevolle vurige verlangen om het doel van zijn
genegenheid te plezieren zo intens wordt dat men in de afwezigheid van zulke dienst op het punt
staat zijn leven op te geven, staat het bekend als rga.
rga-mrgahet pad van rga, oftewel spontane gehechtheid.
rgnuganuga (iemand die volgt) rga (in de voetsporen van de rgtmika bhakta).
rgtmikaiemand wiens hele tm (natuur) rga is; de bhakti van Kas eeuwige metgezellen
zoals de gops en gopas die doordrongen is van rga. Dit verwijst vooral naar de eeuwige inwoners
van Vraja, die zich aangetrokken voelen tot r Ka met een gemoedstoestand van intieme liefde,
vrij van enig idee van Zijn vermogen of grootsheid.
rgiemand die gehecht is aan de resultaten van zijn karma (daden).
rahasyavertrouwelijk.
rjkoning.
rasadit woord valt niet exact te vertalen naar het Nederlands, maar wordt in deze Gt-vertaling
vaak vertaald als luimen; de spirituele transformatie van het hart die plaatsvindt wanneer de
geperfectioneerde staat van liefde voor Ka, bekend als rati, wordt omgezet in vloeibare emoties
door zich te verenigen met verschillende soorten bovenzinnelijke extases.
rasamay bhaktide liefdevolle toewijding van de inwoners van Vraj; essentie van hldin en
samvit-aktis.
rasika-bhaktaiemand die in staat is om van bhakti-rasa in zijn hart te genieten. In het stadium van
bhva, wordt het hart van een bhakta bezield met uddha-sattva uit het hart van een van Kas
eeuwige metgezellen in Vraja. Deze uddha-sattva staat dan bekend als ka-rati, de eerste dageraad
van prema. Wanneer dit permanente gevoelen van liefde zich verenigt met andere extatische
emoties, genereert het de unieke ervaring van bhakti-rasa. Iemand die in aanmerking komt voor
deze smaak, staat bekend als een rasika-bhakta.
Rasika-rajanaletterlijk: dat wat degenen die van transcendentale luimen genieten pleziert. Het
in Bengali geschreven commentaar op rmad Bhagavad-gt, door rla Bhaktivinoda hkura.
raso vai saHij, Bhagavn, is zeker de belichaming van alle rasa (zie akhila-rasmta-mrti).
Letterlijk, saHij; (is) vaizeker; rasade belichaming van alle rasa.
rati(1) gehechtheid, voorliefde; (2) een stadium in de ontwikkeling van bhakti dat synoniem is aan
bhva.
ratri-jgaraade hele nacht wakker blijven.
recakade uitgaande adem; een stadium van pryma.
jurecht.
tvikeen priester die namens een ander een yaja verricht. (3.14)
rucismaak; het vijfde stadium in de ontwikkeling van de klimplant van bhakti. Ruci ontwikkelt
zich nadat men zich standvastigheid in bhajana heeft verworven. In dit stadium, met het ontwaken
van werkelijke smaak, overtreft iemands aantrekking tot spirituele zaken, zoals het horen, chanten,
en andere vormen van zulke toegewijde beoefening, ruim zijn aantrekking tot enige vorm van
materile activiteit.
Rudraeen van de elf expansies van Heer iva.
Rpa Gosvmde meest vooraanstaande volgeling van r Caitanya Mahprabhu. Het was zijn
missie om levende wezens het pad naar hun hoogste gunstigheid, dienst aan r r Rdh-Ka in
de gemoedstoestand van de gops van Vraja binnen wie het toppunt van spontane toewijding
eeuwig en intrinsiek huist, te tonen. De drie commentators van deze Gt zijn uitsluitend in de lijn
van rla Rpa Gosvm en toegewijd aan het verspreiden van zijn leer.
S
S.B.rmad Bhgavatam (zie rmad Bhgavatam).
abdageluid; woord; werkwoord.
abda-brahma(1) de strekkingen van Vedische stra; (2) de geluid-avatra van Parabrahma, de
Absolute Waarheid.
sac-cid-nandaeeuwigheid, bewustzijn en gelukzaligheid; dat wat bestaat uit sat (eeuwig bestaan),
cit (spiritueel bewustzijn) en nanda (gelukzaligheid); verwijst vaak naar de bovenzinnelijke
gedaante van r Ka of de siddha-svarpa gerealiseerde jvtm: Sac-cid-nanda Bhaktivinoda
hkura.
sac-cid-nandamayabestaande uit eeuwigheid, kennis en gelukzaligheid.
sac-cid-nanda-para-tattvade Allerhoogste Absolute Realiteit die de gepersonfieerde eeuwigheid,
kennis en gelukzaligheid is.
sad-craletterlijk: zuivere actie; de scheidslijn tussen de menselijke en dierlijke samenleving. Dit
is een onderwerp van serieuze studie voor een sdhaka. In Hari-bhakti-vilsa wordt sad-cra in drie
secties onderverdeeld: nitya-ktya (dagelijkse regulerende principes), paka-ktya (regulerende
principes gerelateerd aan tweewekelijkse plichten) en msa-ktya (maandelijkse plichten).
sad-gurueen bonafide geestelijk leraar; een spirituele leermeester die sat (het zuivere pad van de
sdhus zoals beschreven in stra en overgeleverd via parampar) volgt.
sdhakaiemand die sdhana verricht; iemand die gereguleerde spirituele discipline volgt om een
bepaald doel te bereiken.
sdhanamethode, of beoefening die wordt aangenomen om een specifiek doel te bereiken. Zonder
sdhana kan men geen sdhya (het doel van zijn beoefening) bereiken. Er zijn verschillende soorten
sdhana die overeenkomen met verschillende doeleinden. Degenen die naar materieel genot
verlangen nemen het pad van karma aan als hun sdhana. Degenen die naar bevrijding verlangen
nemen het pad van jna aan als hun sdhana. Degenen die streven naar de eeuwige liefdevolle
dienst van r Ka nemen het pad van bhakti aan als hun sdhana. De sdhana van bhakti verwijst
naar spirituele beoefening zoals horen, chanten enzovoorts.
sdhana-dabeoefeningsstadium; het stadium waarin men sdhana beoefent.
sdhana-siddhaiemand die perfectie bereikt middels sdhana, zoals Mrkendeya i.
sdhuzeer verheven toegewijde die toewijding aan de Allerhoogste Heer belichaamt; in de
algemene opvatting verwijst het naar ieder heilig of religieus persoon.
sdhu-sagaomgang oftewel associatie met heilige personen; het tweede stadium binnen de
ontwikkeling van de bhakti klimplant en de meest belangrijke factor voor vordering in bhakti.
Aangezien de echte sdhu de externe manifestatie is van Bhagavn, is zijn omgang gelijkwaardig aan
het verenigen van de baddha-jva met Bhagavn. Sdhu-saga betekent niet slechts het in de
nabijheid verkeren van sdhus; het betekent om naar ze op zoek te gaan, om bij ze te blijven, om ze
eerbetuigingen te brengen, om ze zover als mogelijk is te dienen, om spirituele instructies van ze te
ontvangen, om spirituele beoefening te verrichten onder hun leiding, om in de voetstappen van hun
gedrag te volgen en iemands leven af te stemmen in overeenstemming met hun instructies.
sdhyahet ding of doel dat verlangd wordt door iemand en waar hij een passend proces voor
ondergaat staat bekend als sdhya. Er zijn veel verschillende soorten sdhya, en worden over het
algemeen ondergebracht in vier groepen: dharma (religiositeit), artha (economische ontwikkeling),
kma (materieel genot) en moka (bevrijding). De sdhya-vastu, oftewel het te bereiken doel van de
bhaktas, is Ka-prema.
sdhyadevaseen bepaalde soort deva.
sakmamet verlangen.
sakma-bhaktibhakti die verricht wordt met materile verlangens. Net zoals er oneindige soorten
materile verlangens zijn, zo ook kent sakma-bhakti vele vormen.
sakma-karmahandelingen die verricht worden met een verlangen om de materile resultaten te
proeven.
sakma-karmiemand die een gereguleerd leven aanvaardt, maar materile verlangens in stand
houdt.
sakheen vriend, metgezel of dienaar; naam voor Kas vrienden, zoals rdm en
Madhumagala. In de Gt verwijst dit naar Arjuna.
kha-candra-nyyaletterlijk: nyya (de logica) die candra (de maan) toont door eerst naar een
kha (tak van een boom) te wijzen waar de maan zichtbaar is. Deze analogie illustreert hoe een
geestelijk leraar een spiritueel principe uitlegt door eerst zijn publiek een bekend referentiekader te
bieden, zoals, een man is als boter; een vrouw is als vuur.
sakheO vriend!
sakhr Rdhs vriendin, metgezel of dienares; zoals Lalit en Vikh.
sakhya-bhvaiemand die een gemoed van vriendschap heeft met Ka en dus in de voetstappen
volgt van een van r Kas rgtmika skhas zoals Sudm, Subala of Gopa-kumra (zie Bhadbhgavatmtam), en onder hun leiding blijft.
sampradyaononderbroken lijn van geestelijke erfopvolging, overgebracht van guru aan discipel,
die op zijn beurt een crya wordt en het proces ononderbroken voortzet. Mantra is alleen effectief
wanneer deze ontvangen wordt van een bonafide sampradya, waarvan er vier zijn: Brahma, r,
Rudra en Sanaka.
akhaschelphoorn.
skhya(1) analytisch onderscheid tussen het geestelijke en de materie; (2) het pad van bhakti
door het analyseren van de 24 universele elementen. Door te begrijpen dat Paramevara de
bestuurder is van deze elementen, houdt men zich bezig met Zijn seva.
skya-yogayoga die analytische kennis over tm-tattva en antm-tattva (wetenschappelijke
kennis van de ziel, de Superziel en inerte dingen) schenkt.
sakrtana-yajagezamenlijk zingen van de heilige namen van de Heer; de yuga-dharma voor het
huidige tijdperk van Kali.
sakucitatwijfelend; ineengekrompen; de toestand van een baddha-jva.
sakucita-cetanagekrompen bewustzijn; zonder enig teken van spiritueel bewustzijn.
sannysa(1) het volledig opgeven van de resultaten van zijn activiteiten (18.1-12); (2) de vierde
rama of levensfase binnen het varrama-systeem. Er zijn vier stadia van sannysa: (a)
ktcakaiemand die in een ktir (hut) verblijft en aalmoezen aanneemt van een familie of rama
totdat zijn sdhana tot wasdom is gekomen; (b) bahdakavervolgens gaat hij op trtha-ytr
(pelgrimstocht) en baadt in bahu (vele) udakas (waters) terwijl hij onthechting beoefent middels
afhankelijkheid van Bhagavn; (c) parivrjakdan, wanneer divya-jna ontstaat in zijn hart,
predikt hij zijn realisaties in ieder dorp; (d) parama-hasadoor volledig op te gaan in ka-kath,
ka-tattva en ka-krtana, wordt hij volledig volwassen en duikt de hasa (zwaan) van zijn geest
steeds onder in r r Rdh-Kas nava-ll en komt weer boven water.
sannys(1) iemand die zich in de verzaakte levensorde (sannysa) bevindt, wat de hoogste orde
binnen het varrama-systeem is; (2) iemand die de vruchten van zijn activiteit verzaakt.
nta-rasade luim van neutraliteit waarin men de grootheid van de Heer waardeert net zoals een
Paramtm gerealiseerde yog dat doet; een van de hoofd-rasas.
nta-ratineutrale en vreedzame gehechtheid.
ntivrede.
aragatiovergave; benaderen voor beschutting of bescherming; de zes symptomen van araa
zijn: (1) het aannemen van alles wat de groei van r-bhakti-lt voedt; (2) het vermijden van alles
wat die groei belemmert; (3) standvastig geloof behouden dat r r Rdh-Ka altijd de
beschermende paraplu van Hun lotusvoeten over Hun toegewijde dienaren houden; (4) het
aanvaarden van Hun Heerschappij als zijn exclusieve beschermers; (5) het onderdanig offeren van
zijn volledige zelf aan Hun lotusvoeten; en (6) zichzelf altijd laag en nederig voelen.
srrtha-varisara betekent essentie of room, artha betekent betekenis, vari betekent
neerslag; letterlijk: een neerslag van essentile betekenissen.
sargaschepping.
argade naam van de boog van Bhagavn r Viu.
sarva-antarymde inwonende getuige in iedereen; Paramtm.
sarva-deva-pjde aanbidding van alle goden.
sarva-gaoveral bewegend (de wind). (9.6)
sarva-gatahet allesdoordringende brahma; overal bestaand of levend. (2.24)
sarvatra-gaallesdoordringend.
sarva-vitde kenner van alles.
sarva-vypakaallesdoordringend.
sarvevarade alvermogende Heer.
straVedisch geschrift; ontleend aan de werkwoordelijke wortel s (regeren, bevelen). Aldus
zijn strika geboden gezaghebbend en dienen aanvaard te worden als Absolute Waarheid.
stra-jaiemand die volledig bekend is met stra.
satyawaarheid.
satya-dharmade religie van waarheid; r Vius aard van zuivere waarheid. (zie r opaniad 15)
satya-kmaiemand die (boven alles) de waarheid verlangt. Ooit benaderde een jonge knaap
genaamd Satyakma de wijze Gautama Muni om brhmaa-dk te verkrijgen maar hij kon de muni
niet vertellen wat de vara van zijn vader was. De jongen vroeg het aan zijn moeder, maar ook zij
vertelde hem dat ze het niet wist. Satyakma bracht de muni hiervan op de hoogte, en omdat de
jongen zich strikt hield aan satyam, ondanks dat hij hiermee verkapt aangaf dat zijn moeder een
prostituee was, aanvaardde de muni hem als een ware brhmaa. (zie Javalopaniad)
satya-sakalpaeen naam van Bhagavn die inhoudt dat Zijn sakalpa (vastberadenheid) satya
(feit) wordt; Hij verlangt het en de schepping vindt plaats; een kenmerk van een zelfgerealiseerde
persoon die er naar verlangt om verwezenlijking te bereiken.
satyavdiemand die de waarheid spreekt.
sevakadienaar.
sevpardhaeen overtreding in sev. Er zijn 64 sevpardhas.
sevya-tattvacategorische kennis betreffende het waardige doel van sev.
siddhaiemand die de perfectie heeft bereikt en dus alle siddhis heeft.
siddhntabeslissende waarheid; gezaghebbend principe van stra; gedemonstreerd filosofisch
voorschrift.
siddha-svarpade persoonlijke gedaante van de ziel in het geperfectioneerde stadium van kasev.
iyaontleend aan de dhtu (werkwoordelijke wortel) s (bevelen) wat aanduidt dat een iya de
sana (order) van r-guru als zijn hele leven moet aannemen.
iva(1) gunstig; (2) de vernietiger van de materile schepping en gezaghebbende godheid van
tamo-gua.
Skanda-Puraeen Pura geschreven voor degenen in rajo-gua.
lokavers in Sanskriet compositie; in het Sanskriet wordt padya, oftewel pozie, uitgedrukt in de
vorm van lokas, oftewel verzen, en stanzas; een padya wordt bepaald door een aantal lettergrepen
(akara) of door het aantal mtrs. In rmad Bhagavad-gt wordt een anuubha (acht
lettergrepen) een loka genoemd.
smaraamheugenis van de namen, gedaantes, kwaliteiten en transcendentale bezigheden van r
Ka; de derde stap van het negenvoudige proces van bhakti.
smrta(1) iemand die strikt vasthoudt aan de Smtis, overdreven gehecht zijnde aan externe
rituelen zonder daarbij de onderliggende essentie of conclusie van stra te begrijpen; (2) de
brhmaa volgelingen van akara.
Smtidat wat herinnerd wordt. De grote hoeveelheid heilige literatuur die r Bhagavn
herinnert (in tegenstelling tot ruti, welke direct gehoord of onthuld wordt aan de is). Deze
literatuur bevat de zes Vedgas, de dharma-stras zoals Manu-sahita, de Puras en de Itihsas
(geschiedenissen).
snigdhagenegen; voedsel dat dik maakt; melk, room, etc.
snehagenegenheid.
soma-rasade nectar die gedronken wordt door de devas die hun relatieve onsterfelijkheid
verleent.
soma-yajaeen offerande die vermeld wordt de Vedas waarin de soma-plant tussen stenen werd
gedrukt, besprenkeld werd met water, werd uitgewrongen, gemengd werd met gh en meel, wat men
daarna liet fermenteren. Van deze drank wordt gezegd dat het zeer stimulerend is en dat het de
levensduur verlengd.
sopdhika-snehagenegenheid op het lichamelijke platform.
ravaamhoren; het eerste van het nava-vidh (negenvoudige) proces van bhakti. De hele
Vedische filosofie en cultuur is overgedragen via het proces van horen, dus de gave om aandachtig
te horen van transcendentale bronnen is van het grootste belang.
rehatarameer perfect.
r(1) eervolle titel; (2) schoonheid; (3) Lakm-dev; (4) rmat Rdhr.
r-Bhakti-rasmta-sindhueen boek geschreven door Rpa Gosvm dat de wetenschap van
bhakti-yoga uitlegt. De titel wordt vertaald als, De nectargelijke oceaan van de luimen der
toewijding. De afkorting voor dit boek is B.R.S.
r Caitanya-ikmtaeen filosofisch boek geschreven door rla Bhaktivinoda hkura. Het
presenteert een uitgebreide beschrijving van de progressieve stappen die een sdhaka moet
ondergaan, van de laagste stap van gehechtheden tot en met de hoogste stap van ka-prema.
rdmeen van r Ka voornaamste sakhs; de broer van rmat Rdhr.
r Gurueen zuivere, bonafide geestelijk leraar die zijn relatie met r Ka heeft vastgesteld.
rla rdhara Svmpdaeen Vaiava heilige waarvan gezegd wordt dat hij eerst een volgeling
van karcya was. Hij nam de laatste instructies gegeven door zijn guru ter hart: Bhaja govinda
(aanbid toch Govinda). r Caitanya Mahprabhu aanvaardde rdhara Svms k (commentaar)
op rmad Bhgavatam als gezaghebbend.
rmad Bhgavatamhet kroonjuweel van de Vedische literatuur. De nectargelijke gerijpte vrucht
van de boom der Vedische kennis. r Caitanya verkondigt dat het de amala-puram (vlekkeloze
Pura) is, omdat er in deze Pura geen baatzuchtige motivatie wordt aangeboden voor het
verrichten van vrome daden, zoals bevestigd wordt in de tweede loka van dit werk. In deze Pura
wordt alle kaitava-dharma (bedriegende religie) volkomen verworpen en wordt alleen ahaitukbhakti (toewijding zonder (zelfzuchtige) bijbedoelingen) aangemoedigd. De afkorting voor dit boek is
S.B.
rmatvolheden, rijkdom of fortuin.
r mrtide aanbiddenswaardige Deity; mag vervaardigd worden uit 8 materialen: verf, metaal,
juwelen, hout, aarde, zand, steen of de geest (geplant op de lotus van iemands hart); een van de vijf
meest krachtige soorten beoefening van bhakti (pacga)sdhu-saga, nma-krtana, bhgavataravaa, mathur-vsa, r-mrtir raddhay sevana. (zie C.C. Madhya 22.128)
ruti(1) dat wat gehoord wordt; (2) revelatie, als onderscheiden van Smti; (3) onfeilbare kennis
die neerdaalt in geestelijke erfopvolging. Het is de massa literatuur die direct gemanifesteerd werd
door de Allerhoogste Heer, met andere woorden, de vier originele Vedas (ook wel bekend als
nigama) en de Upaniads.
stabdhatrots.
sthay-bhvaeen van de vijf essentile ingredinten van bhakti-rasa; het blijvende gevoel van
liefde voor Bhagavn in een van de vijf primaire relaties van neutraliteit, dienaarschap,
vriendschap, ouderlijke genegenheid en heimelijke liefde.
sthita-prajeen wijze wiens intelligentie verankerd is in zelfrealisatie. (2.54)
stutilof of gebeden ter glorificatie van de Heer.
ukla-gatihet heldere pad binnen het hemelse firmament dat naar moka leidt. (8.26)
ukla-pakade heldere veertien dagen; het heldere pad dat naar moka leidt. (8.26)
ukrcryade guru van de asuras; de grootste poet. (10.37)
suktispirituele verdienste; vroomheid; deugd; vrome activiteit. Er zijn twee soorten sukti: nitya
(eeuwig) en naimittika (tijdelijk). De sukti waarmee men sdhu-saga en bhakti verkrijgt is nityasukti. Het is eeuwig omdat het een eeuwig resultaat oplevert. Bhakta-saga, oftewel de associatie
van bhaktas, en bhakti-kriy-saga, oftewel contact met daden van bhakti, zijn nitya-sukti. Van deze
activiteiten wordt gezegd dat ze nitya-sukti zijn en niet werkelijk bhakti wanneer ze toevallig
worden verricht of zonder zuivere raddh. Wannneer dit soort sukti aan kracht wint na vele
levens, ontwikkelt raddh zich tot sdhu-saga en anany-bhakti. De sukti waarmee men materieel
genot en onpersoonlijke bevrijding verkrijgt is naimittika-sukti. Het is tijdelijk omdat het tijdelijke
resultaten voortbrengt. Karma, yoga en jna zijn allemaal naimittika-sukti. Naimittika-sukti heeft
niet de kracht om geloof in bovenzinnelijke dingen, zoals de heilige naam van de Heer,
mahprasda, bhakti en de vaiavas te doen ontwaken.
skma-arrahet fijnstoffelijke lichaam bestaande uit de geest, de intelligentie en het vals ego.
Sumerueen gouden berg waarop het water van de Gag valt en daardoor gedistribueerd wordt
aan de verschillende varas van Bhmaala. De zonnegod rijdt er omheen op zijn strijdwagen.
(S.B. Hoofdtuk 5, Canto 16)
nyaleeg(te).
T
tad-agade takken of verschillende aspecten van tat (dat, de Absolute Waarheid).
trthaheilige plaats; specifiek een heilig oord waar trtha-ytris (pelgrims) in de heilige rivieren
baden.
trai-guyaeen naam voor de kennis die gerelateerd is aan de drie Vedas die duiden op het streven
naar karma en jna, aspecten van de drie bindende geaardheden van prakti (de materile natuur).
tret-yugade tweede van de vier tijdperken (yugas): Satya, Tret, Dvpar en Kali.
trida-sannysade Gauya Vaiava sannys draagt een tri-daa om zijn lichaam, geest en
woorden te zuiveren en kastijden zodat deze zich hartgrondig bezig zullen houden in de dienst van
Mukunda. De tri-daa is er om zichzelf en anderen er aan te helpen herinneren dat zintuiglijk
genot illusoir is en dat het doel van het leven is om aan Ka te denken.
tri-vidhadrie soorten.
tverlangen.
tuivoldoening.
tygaverzaking van bezitterigheid. (18.1-12)
tygverzaker; iemand die het leven van materieel zingenot opgeeft.
tva-padrthade Absolute Waarheid.
tvam-padrtha-jnakennis van de Absolute Waarheid.
tva puruottamaO beste der personen!
tvischittering, luister, teint.
U
ucchitamvoedselresten; een van de drie meest krachtige en effectieve onderdelen om liefde voor
Ka te doen ontwaken; bhakta-pada-dhli ra bhakta-pada-jala / bhakta-bhukta-avaea tin mahbala: het stof van de voeten van een bhakta, het water dat zijn voeten gewassen heeft en zijn
voedselresten zijn die meest krachtige middelen om extatische liefde voor Ka te bereiken. (C.C.
Antya 16.60)
udaya-giride berg in het oosten waar de zon opkomt.
Uddhavaeen adviseur, minister (mantri) en nauwe vriend van r Ka in Dvrak; een discipel
van Bhaspati; een jna-mira-bhakta.
uddpanaeen stimulans voor ka-prema, zoals Kas enkelbelletjes, pauwenveer of Zijn
bloemenketting.
uddia-viayahet onderwerp om toe te lichten; het hoogste doel van om het even welke stra.
(2.45)
unnata-ujjvala-rasade meest verheven relatie van goddelijke echtelijke liefde die geproefd wordt
door r Caitanya Mahprabhu; het toppunt van goddelijke extase zoals geproefd wordt r r
Rdh-Ka in Hun meest vertrouwelijke spel en vermaak.
upaheel dichtbij.
upamanalogie.
Upaniads108 voornaamste filosofische verhandelingen die binnen de Vedas verschijnen.
upsakaeen aanbidder.
upsanspirituele beoefening.
upsanaaanbidding, met name het aanbidden van de Deity. Upsana betekent letterlijk dichtbij
zitten. Aldus verwijst upsana naar alle activiteiten waarmee men de Heer benadert teneinde
aanbidding te offeren.
upsyade persoon die aanbidding waard is.
upsya-tattvacategorische kennis die betrekking heeft op het hoogste doel van aanbidding.
Urjevarrmat Rdhr, de bestuurster van de maand van Karttika die alle energie aan de
bhaktas schenkt.
rjeen persoon begiftigd met grote macht en invloed.
uttama-bhgavatahet hoogste bhakta niveau; iemand die altijd bhagavad-bhva (extatische liefde
voor Bhagavn) ziet in alle levende wezens en alle wezens als zich in Bhagavn bevindend ziet. (C.C.
Madhya 22.72)
uttama-jnaallerhoogste transcendentale kennis; kennis betreffende het platform van de uttamabhgavata.
V
vaibhavagrootsheid, macht, kracht.
vaibhava-prakagexpandeerde gedaantes die de kracht van de Heer onthullen, zoals de
expansies van r Ka om de 16.108 rs (koninginnen) van Dvrak te huisvesten.
vaibhava-vilsagexpandeerde spel en vermaak gedaantes van volheid die dezelfde kenmerken
hebben als de originele, maar toch individueel uniek zijn, zoals de vierentwintig expansies van
Nryaa en de verschillende ordening van de akha, cakra, gad en padma in elke expansie; r
Rdhiks expansies van de geluksgodinnen.
vairgya(1) onthechting van deze wereld; (2) spirituele discipline die aanvaarding van vrijwillige
ascese met zich meebrengt om onthechting van de zinsobjecten te bereiken.
vaiiyaspecialiteit, een uniek onderscheidend kenmerk.
vaiavaiemand in wiens hart en geest enkel r Viu of r Ka verblijft; een toegewijde van
r Ka. Letterlijk, toebehorend aan Heer Viu.
vaiava-apardhaeen overtreding tegen een persoon die zijn leven heeft toegewijd aan de dienst
van r Viu of r Ka; de grootste overtreding. Ze wordt ht-mata (de dolle olifant
overtreding) genoemd; net zoals een dolle olifant met gemak een plant kan ontwortelen en
vernietigen, zo zal een overtreding tegen een Vaiava de tere bhakti-lt vernietigen. Men dient
daarom zulke apardhas (overtredingen) zorgzaam te vermijden in overeenstemming met het
principe dat door r Caitanya Mahprabhu Zelf wordt gegeven: td api etc. (iktaka 3)
vaiava-dkinitiatie ontvangen van een bonafide guru.
vaivnarahet spijsverteringsvuur in de maag van alle levende wezens. (15.14)
vaiyaeen lid van koeienbeschermers, boeren of zakenlieden.
varasociale klasse of beroepsafdeling, die wordt vastgesteld naar gelang iemands aard.
vara-sakaraletterlijk: een mengsel van de varas; ongewenste bevolking.
varrama-dharmahet Vedische sociale systeem voor de gesmeerde organisatie van de beschaafde
samenleving dat de samenleving gebaseerd op de kwaliteiten van een persoon schikt in vier varas
of sociale klassen van brhmaa, katriya, vaiya en dra en vier ramas (stadia van het leven),
namelijk: brahmcrya, ghastha, vnaprastha en sannysa ; een toevlucht voor de mensheid die
zowel spirituele als materile vooruitgang verzekert; vara betekent sociale klasse en rama
betekent een plaats van raya (spirituele beschutting). (18.41)
Varuade god van het water.
vasantalente; staat ook bekend als tu-rja, de koning der seizoenen.
VsudevaKa, de zoon van Vasudeva.
Vasusacht devats met uitmuntende eigenschappen zoals pvaka (de vuurgod).
vtsalya-bhvade gemoedstoestand van ouderlijke liefde die gevoeld wordt door r Kas vader
en moeder, Nanda Mahrja en Yaoda Miy, alsmede door degenen die in hun voetsporen treden.
Vedakennis; de vier primaire boeken van kennis samengesteld door rla Vysadeva: g Veda,
Sma Veda, Atharva Veda en Yajur Veda.
vedgazes aanvullende delen van de Vedas: (1) ikjuiste uitspraak en articulatie van
Vedisch Sanskriet; (2) chandaritmische metrums van het reciteren van lokas; (3) vykaraa
grammatica; (4) niruktaeen uitleg van moeilijke Vedische woorden; (5) jyotiaastrologie; (6)
kalpahet ceremonile proces van Vedische ceremonies voor yaja.
Vedntaletterlijk: vedaVedische kennis, antaconclusie, of einde. De Upaniads zijn het
laatste gedeelte van de Vedas, en de Vednta-stra somt de filosofie van de Upaniads op in
beknopte verklaringen. Daarom verwijst het woord Vednta met name naar de Vednta-stra (zie
uttara-mms); rmad-Bhgavatam wordt gezien als het natuurlijke commentaar op Vedntastra van dezelfde schrijver, Vysadeva. Daarom is rmad-Bhgavatam volgens de mening van de
Vaiavas de ultieme conclusie van de Vedische literatuur.
vednta-cryaeen uiterst verheven leraar van Vednta. De vednta-crya van de Gauya
sampradya is r Baladeva Vidybhaa.
Vednta-stra(zie Vednta).
Vedischbetrekking hebbend op de Vedas en de gehele cultuur die er aan verbonden is.
vipraaangewakkerd van binnen; genspireerd; een brhmaa die geleerd is in stras die
trascendentie behandelen.
vra-rasade luim van ridderlijkheid; een van de twaalf gaua-rasas (ondergeschikte rasas).
vir-puruade universele gedaante of volkomen Kosmische Wezen die gezag heeft over alle
devats (zie adhidaiva).
Virocanaeen asura, zoon van Prahlda Mahrja en vader van Bali Mahrja.
vryaheldhaftigheid.
visargade secundaire schepping verricht door Brahmj; tweede van de tien onderwerpen van
rmad-Bhgavatam; activiteiten van de geconditioneerde ziel en zijn eeuwige voortzetting van de
geconditioneerde toestand.
viaya-lambanadienstigheid aan r Kacandra als het object van rasa.
viaya-prava buddhiintelligentie die neigt naar de doelen van zingenot. (2.69)
vieauniek, speciaal.
vismayaverwondering.
vismaya-rasade luim van verbazing.
Viuvi (doordringend) u (persoon); iemand die allesdoordringend is; de Allerhoogste heer van
de kosmos die over de geaardheid sattva, goedheid, heerst.
Viu-tattvacategorische kennis van de oneindige expansies van Viu.
Viu-Yamalaeen Vaiava stra.
voorgeschreven plichtende activiteiten voor de jvas die zijn voorgeschreven door de Vedische
geschriften binnen de categorien van brhmaa, katriya, vaiya of dra in een van de vier
ramas: brahmacri, ghastha, vnaprastha en sannysa; verwijst naar zowel dagelijkse bezigheden
behorend bij de betreffende categorie alsmede taken die bij bepaalde aangelegenheden worden
verricht. (zie varrama-dharma)
vrajaletterlijk: Je dient te gaan (naar Mijn exclusieve beschutting). Met andere woorden, Je zou
naar het land van Vraja moeten gaan, waar r r Rdh-Mdhava zich bezighouden met Hun aaklya-nitya-ll (dagelijkse, achtvoudige, eeuwige spel en vermaak). (18.66)
VrajabhmiVndvana, r Kas eeuwige verblijf.
Vrajendra-nandanar Ka, de zoon van de koning van Vraja.
vratagelofte die wordt afgelegd ter zelfzuivering en spiritueel voordeel.
Y
YdavaKa, de beste van de Yadu dynastie.
yajamnahij uit wiens naam een yaja wordt verricht.
yaja(1) offerande waarin een godheid wordt gunstig gestemd middels het reciteren van gebeden
en mantras en het offeren van gh in het heilige vuur; (2) iedere vorm van intense inspanning die
geleverd wordt om een bepaald doel te bereiken.
yaja-sthalde plaats waar een yaja geofferd wordt.
yakaspook of geest.
YamaYamarja.
Yamarjade god die zondige personen straft nadat zij hun lichaam hebben verlaten; een van de
twaalf mahjanas, spirituele autoriteiten.
yaafaam.
Yaod-miyKas moeder.