You are on page 1of 10

LEERDOELEN VOOR DEZE STAGE

1. Interpersoonlijk competent Heeft enig zicht op wat leerlingen bezig houdt. Gaat lastige situaties wel aan, maar heeft daarbij hulp nodig van anderen. Leidt, begeleidt en stimuleert. Ik wil meer informatie over wat te doen met leerlingen met een gedragstoornis of leerproblemen, zodat ik hierop beter kan inspelen mocht het op mijn pad komen. Verder is ervaring met nog meer verschillende leerlingen nooit weg Communiceert goed op inhoudsniveau. Houd zich in en weert agressie af. Zie bovenstaand.

2. Pedagogisch competent Schept in regel een veilige leeromgeving. Probeert leerlingen medeverantwoordelijk te maken voor een veilige leeromgeving Aangezien het voor mij moeilijker is aan jonge kinderen duidelijk te maken dan aan adolescenten, wat wel en niet kan en waarom ligt hier voor mij een uitdaging. Wat slaat aan bij de kinderen? Waarnaar luisteren ze? Waarvoor zijn ze gevoelig? Heeft binnen de klas oog voor individuele leerlingen. Zoekt zelf naar oorzaken van afwijkend gedrag. Wederom de oorzaken van afwijkend gedrag waar ik voor mijn gevoel te weinig van af weet. Hoewel ik er in de meeste gevallen wel goed mee om kan gaan wil ik toch wel graag weten wat ik aan moet met de wat gecompliceerdere situaties en daar ook de achtergrond van kennen.

3. Vakdidactisch competent Toont inhoudelijke kennis op niveau schoolboek. Laat soms het schoolboek los. Geeft aanzet tot het verantwoorden van inhoudelijke keuzes. Schakelt af en toe tussen abstract en concreet. Maakt het vak soms aantrekkelijk voor leerlingen, gaat gesprek aan over relevantie. Wat ik vooral moeilijk vind, als het neer komt op vakdidactisch competent, is dat ik me dat waarschijnlijk over 30 jaar nog niet voel. Naar mijn mening is ons vakgebied zo groot geworden, dat er geen touw meer aan vast te knopen valt. Over 4 jaar, aan het eind van onze studie, weten we waarschijnlijk van alles niets tot niet genoeg, wat ikzelf voor een docent een kwalijke zaak vind. De docent die ik graag zou willen worden en zou willen zijn, is er een die de stof tot in de puntjes beheerst, en met deze hoeveelheden wordt dat vrees ik haast ondoenlijk.

Dit zal de komende jaren dus nog wel een uitdaging blijven! Benoemt leeractiviteiten. Probeert soms leeropbrengst te achterhalen. Gebruikt afwisselend aanbiedende en activerende werkvorm. Hier wil ik meer een gewoonte van maken omdat ik toch denk dat dit een van de meest essentile lesonderdelen is. Zoekt oplossingen voor verschillen. Zoekt naar toegesneden bijspijker activiteiten. Zoeken, ok. Nu nog vinden!

4. Organisatorisch Competent Is meestal helder over doelen, taken en verwachtingen. Bereidt leerling-activerende les voor, met eigen aandeel daarin. Gebruikt een ruime variatie in werkvormen. Heeft goed overzicht tijdens de les. Werkt soms in een andere opstelling, of buiten het lokaal. Gebruikt feedback van leerlingen om organisatie te verbeteren. Ik wil niet alleen helder zijn over doelen, taken en verwachtingen, maar ook het gevoel hebben dat ik hiermee minder geforceerd bezig hoef te zijn. Het zou mooi zijn als ik deze momenten wel in de les kan verwerken zonder dat ik daar zelf heel hard over na hoef te denken en mezelf er steeds aan moet herinneren. Realistisch en flexibel in planning. Organisatie eenheid in trimester. Iets meer kunnen improviseren als de planning niet helemaal loopt zoals ik die bedacht had zou niet verkeerd zijn. Hopelijk lukt dit zonder dat de lesdoelen uit het oog verloren worden. 5. Competent in het samenwerken met collegas Wisselt soms ervaringen uit met collegas. Is passief lid van het team. Beschrijft het pedagogisch-didactisch klimaat. Ik wil proberen iets meer balans te vinden tussen actief meedenken met collegas en observeren. Ik kan namelijk nog steeds heel veel leren van anderen, maar meedenken is ook nooit verkeerd. Probeert grenzen van tijd en betrokkenheid af te bakenen. Nee zeggen is iets dat ik toch echt moet gaan leren. Nu is misschien een goed moment om daar mee te beginnen. Niet mijn lesplanning moet namelijk realistisch zijn, ook mijn eigen planning!

6. Competent in het samenwerken met de omgeving Toont initiatief in contact met de omgeving. Past procedures van de school zelfstandig toe. Levert als gesprekspartner geregeld constructieve bijdragen; bereidt zich geregeld voor op belangrijke gesprekken en overleg situaties. Poogt culturele verschillen te overbruggen o.m. door respect te tonen. Ik heb voor Billingual kids al eerder flink moeten samenwerken met de omgeving omdat dit mijn eigen project betrof. Misschien is hiervoor nu ook weer de gelegenheid omdat dit project toch buiten het reguliere curriculum om gaat.

7. Competent in reflectie en onderzoek ten dienste van ontwikkeling Toont in de context van intervisie of supervisie inzicht in eigen sterke en zwakke kanten. Ik moet deze alleen ook nog beschrijven zodat anderen hiervan ook op de hoogte blijven. Dit is nog wel een extreem zwak punt. Reflecteert op het eigen handelen en vraagt soms feedback. Gebruikt resultaten daarvan om effectiever te werken. Er zitten vast elementen in deze leermomenten die universeel zijn en die ik ook weer binnen andere stages toe kan passen. Goed opletten dus! Kan soms problemen uit de beroepspraktijk vertalen in onderzoeksvragen maar komt nog niet tot onderzoeksmatig handelen. Welke vragen heb ik dan zoal? Waar zou ik eens meer onderzoek naar kunnen gaan doen?

TUSSENTIJDSE REFLECTIE

1. Interpersoonlijk competent Nog niets gedaan aan onderzoek aangaande gedragsstoornissen en leerproblemen.

2. Pedagogisch competent Gaat best aardig! Kinderen helpen elkaar vrijwillig en zijn begripvol naar elkaar. Er wordt niet met scharen gegooid eigenlijk heb ik niet te klagen!

3. Vakdidactisch competent Ik geloof dat het lesplan wel aantrekkelijk had kunnen zijn als er meer tijd en aandacht was geweest. Door de misvatting dat de kinderen wel zouden kunnen strikken en de daarbij komende vakantieperiode kwam de lessenserie dusdanig in tijdsnood dat we er niet uit hebben kunnen halen wat we er in hadden gestopt. Ik ben ook bang dat de kinderen te gehaast met de stof bezig zijn geweest en er uiteindelijk veel minder van hebben opgestoken dan we hadden gehoopt. Dit is heel erg jammer en deels ook een organisatorische fout aangezien we van te voren hadden kunnen weten dat er een vakantie in zou vallen.

4. Organisatorisch competent We hebben veel gebruik gemaakt van verschillende werkvormen, variatie in ruimten en verschillende opstellingen. Door de haast ben ik wel bang dat de doelen, taken en verwachtingen niet altijd even duidelijk waren en ook niet nagekomen konden worden. Flexibel in de planning hebben we wel moeten zijn, hoewel dit hoe dan ook niet in ons voordeel heeft gewerkt. 5. Competent in het samenwerken met collegas Omdat we met een groepje voor de klas hebben gestaan hebben we wel veel meer kans gekregen te oefenen met samenwerken en daadwerkelijk een collegiale band op te bouwen. Wat ik afgelopen periode heb gemerkt is dat, omdat ik al enige ervaring had en ook tot contactpersoon van ons groepje was gebombardeerd, veel taken wel op mij kwamen te rusten. Ik had natuurlijk veel beter moeten aangeven dat de taken beter verdeeld moesten worden, maar dat heb ik niet gedaan. Ik ging er een beetje van uit dat iedereen uit zichzelf wel zou meedenken en mee organiseren, maar dat was helaas niet het geval. Alleen Joanneke heeft hard meegewerkt aan de voorbereidingen, maar de rest heeft het hierin helemaal laten afweten. Tijdens de lessen waren Lisa, Joanneke en Simone wel heel behulpzaam en werd er meegedacht, maar ook daarin liet Irene het totaal afweten. Ze deed wat ze perse moest doen, en zelfs dat met grote tegenzin, wat toch wel tot enige ergernis heeft geleid. Aangezien de groep mij het voortouw heeft laten nemen is het ook aan mij om hier eerder actie op te ondernemen en eerder aan te geven dat er iets meer groepsspirit wordt verwacht. De komende weken ga ik niet weer al het werk in mijn eentje verzetten. 6. Competent in het samenwerken met de omgeving tja.. daar hebben we eigenlijk bijzonder weinig mee gedaan

7. Competent in reflectie en onderzoek ten dienste van ontwikkeling Het reflecteren gebeurd wel, alleen nog steeds niet OPTIJD in schrift. Toch wel belangrijk, ondanks de drukte en stress, vooral juist dan!

EIND REFLECTIE

1. Interpersoonlijk competent Heeft enig zicht op wat leerlingen bezig houdt. Gaat lastige situaties wel aan, maar heeft daarbij hulp van anderen nodig. Leidt, begeleidt en stimuleert. Ik heb hier vrij veel kunnen putten uit de ervaring die ik al had opgedaan bij Billingual Kids. Er was echter een leerling die een fikse uitdaging bleef. Al in de eerste week kwamen we tegenover elkaar te staan en kon ik geen manier vinden om positieve invloed op hem uit te oefenen. Zeker gezien we de kinderen maar een keer per week zien en ook in zon korte periode, is het behoorlijk lastig om een goede band op te bouwen of te werken aan een slechte band. Communiceert goed op inhoudsniveau. Houdt zich in en weert agressie af. Op die ene leerling na denk ik dat het ontzettend goed is gegaan. Ik kan dingen uitleggen op een manier die jonge kinderen begrijpen en het ook zo overbrengen dat het voor de kinderen daadwerkelijk leuk blijft. Zelfs in lastige situaties kan ik vaak toch zo met de kinderen in gesprek dat ze wel begrijpen wat er van ze verwacht wordt in gedrag en doen ze dit dan ook zonder dat ik daar erg op moet hameren.

2. Pedagogisch competent Schept in regel een veilige omgeving. Probeert leerlingen medeverantwoordelijk te maken voor een veilige leeromgeving. Door leerlingen uit te leggen waarom ik iets wel of niet mag zijn ze zich vaak meer bewust van de regels en houden ze zich er ook beter aan. Als ik zou zeggen, niet met de schaar gooien komt dat minder duidelijk over dan als ik zeg niet met de schaar gooien, want stel nu dat je per ongeluk verkeerd gooit en de punt van de schaar zo in iemands oog blijft steken. Vaak denken kinderen beter mee en wijzen ze anderen er op dat iets wel of niet mag omdat. Ze lijken dan namelijk te begrijpen dat hun gedrag ook invloed heeft op anderen. Heeft binnen de klas oog voor individuele leerlingen. Zoekt zelf naar oorzaken van afwijkend gedrag. Ik heb wat informatie bij elkaar gezocht over leerproblemen en gedragsstoornissen zodat, mochten er leerlingen in mijn klas zitten die iets hebben dat hun leervermogen of de rust in de klas verstoort, ik in ieder geval de basis achtergrond informatie daarvan heb zodat ik een startpunt heb om vanuit te handelen.

3. Vakdidactisch competent Toont inhoudelijke kennis op niveau schoolboek. Laat soms het schoolboek los. Geeft aanzet tot het verantwoorden van inhoudelijke keuzes. Schakelt af en toe tussen abstract en concreet. Maakt het vak soms aantrekkelijk voor leerlingen, gaat gesprek aan over relevantie. Ik denk, zeker door het tussentijds aanpassen van de lessenserie, dat we wel voldoende hebben nagedacht over hoe we onze lessen hebben vormgegeven. Zowel over de inhoudelijke relevantie als aantrekkelijkheid is goed nagedacht. Uit de eerste helft bleek echter dat niet alles zo uit de verf kwam als we hadden voorzien. Na de aanpassing zat er al een veel duidelijkere lijn in en leek de lessenserie ook veel meer aan te slaan bij de kinderen. De kennis die wij paraat moeten hebben voor het lesgeven aan basisschoolkinderen stelt naar mijn mening niet veel voor. Hoewel we op didactisch niveau natuurlijk net zo veel moeten weten (al is het op een ander vlak) als in het middelbaar onderwijs, beperkt het kennisniveau zich nog erg tot knippen en plakken en knoeien met de primaire kleuren. Benoemt leeractiviteiten. Probeert soms leeropbrengst te achterhalen. Gebruikt afwisselend aanbiedende en activerende werkvorm. Dit is denk ik zeker geslaagd. Enige opmerking hier is dat ik me afvraag in hoeverre jonge kinderen toe zijn aan aanbiedende werkvormen aangezien ze dan naar mijn idee toch redelijk snel de aandacht verliezen. Ik denk dat hier dan ook het grootste verschil ligt tussen basisschool en middelbaar onderwijs. Daarentegen geef ik zelf de voorkeur aan activerende werkvormen en vind ik het soms jammer dat er in het voortgezet onderwijs zo snel wordt gegrepen naar de aanbiedende werkvormen. Hoe dan ook; van afwisseling hierin hebben we zeker gebruik gemaakt. Zoekt oplossingen voor verschillen. Zoekt naar toegesneden bijspijker activiteiten. Aangezien we met zo veel juffen waren konden we makkelijk meer tijd besteden aan die leerlingen die moeite hadden met de stof. Echter in een situatie waarin je alleen voor de klas staat moet je hier wel mee opletten omdat leerlingen het gebrek aan ogen in je rug kunnen uitbuiten. In zon geval moet er dan naar andere oplossingen worden gezocht.

4. Organisatorisch competent Is meestal helder over doelen, taken en verwachtingen. Bereidt leerling-activerende les voor, met eigen aandeel daarin. Gebruikt een ruime variatie in werkvormen. Heeft goed overzicht tijdens de les. Werkt soms in een andere opstelling, of buiten het lokaal. Gebruikt feedback van leerlingen om organisatie te verbeteren. Ja op alles. Groot minpunt was; wat te doen als je planning in de soep loopt. We hebben nu alles redelijk op weten te vangen door er flink op los te improviseren. Het is echter prettiger om een back-up plan achter de hand te hebben.

Realistisch en flexibel in planning. Organisatie eenheid is trimester. Realistisch niet altijd, vooral omdat we de twee weken vakantie en het gebrek aan strikdiploma niet hadden voorzien. Flexibel daardoor des te meer! Zoals boven ook al vermeld is het in dit geval wel beter als er een back-up PLAN is zodat je niet ter plekke van alles uit je duim hoeft te gaan zuigen. Dit kan wel als we meer ervaring en wijsheid in de pocket hebben, maar voor ons onervaren studentjes kan het nog wel eens leiden tot over het hoofd zien van hele essentile zaken. 5. Competent in het samenwerken met collegas Wisselt soms ervaringen uit met collegas. Is passief lid van het team. Beschrijft het pedagogisch-didactisch klimaat. Passief ben ik zeker niet geweest. Lid van het team daarentegen ook niet zo zeer. Ik heb, zeker in de eerste helft, weer veel te veel het voortouw genomen. De rest vond dit alleen maar prima en toen bleek dat ik uiteindelijk bijna alles zelf aan het doen was en ik van niemand hulp kreeg heb ik dit ook veel te laat aangegeven. Foei Marieke! Wel heb ik heel veel gehad aan Simone tijdens de lessen. Als er iets omgegooid moest worden dacht ze altijd heel actief mee. Daar kwam denk ik ook haar ervaring om de hoek. Probeert grenzen van tijd en betrokkenheid af te bakenen. De tweede helft ging wel al veel beter. Zo hebben we de houten boom bijvoorbeeld gezamenlijk gemaakt deze keer. Ik moet hierin wel echt nog wat meer assertief worden. Ikzelf ben altijd heel erg in het vooruit aan het denken en probeer soms zelfs overgeorganiseerd te zijn. Ik ga er dan per ongeluk van uit dat dit voor iedereen zo is en dat als ik een lesplan schrijf de rest wel zal zien wat er nog moet gebeuren en automatisch actie onderneemt. Als dit dan NIET het geval blijkt te zijn zal ik daar gewoon even wat eerder een opmerking over moeten maken, zeker als de groep mij tot teamcaptain heeft benoemd. Vaak is even aangeven wat wel en niet gebeuren moet en welke hulp ik daarin verwacht, minder stressvol en vermoeiend dan alles zelf doen en me dood ergeren aan het gebrek aan hulp.

6. Competent in het samenwerken met de omgeving Toont initiatief in contact met de omgeving. Past procedures van de school zelfstandig toe. Levert als gesprekspartner geregeld constructieve bijdragen; bereidt zich geregeld voor op belangrijke gesprekken en overleg situaties. Poogt culturele verschillen te overbruggen o.m. door respect te tonen. Soms wil ik het zo graag zo goed doen allemaal dat ik mezelf daarmee juist de das om doe. Dan toon ik teveel initiatief of bereidt ik teveel voor, en bezorg mezelf daarmee niet alleen onnodig veel werk maar kom ook betweterig en een beetje bemoeiziek over. Minder Hermioni Granger en iets meer gewoon mens dus.

7. Competent in reflectie en onderzoek ten dienste van ontwikkeling Toont in de context van intervisie of supervisie inzicht in eigen sterke en zwakke kanten Nou ja.. heb al aardig wat A4tjes gereflecteerd, dus ik denk dat dit wel goed zit. Reflecteert op eigen handelen en vraagt soms feedback. Gebruikt resultaten daarvan om effectiever te werken. Check. Kan soms problemen uit de beroepspraktijk vertalen in onderzoeksvragen maar komt nog niet tot onderzoeksmatig handelen. Dit is nog steeds wel een beetje waar. Ik heb wel wat onderzocht, maar doe dit vaak echt pas op het aller aller aller laatste moment of wacht af tot ik door mijn neus te stoten vanzelf leer wat ik wil weten. Kan efficinter!

VERGELIJKING BASISONDERWIJS EN MIDDELBAAR ONDERWIJS

Tussen het basisonderwijs en het middelbaar zijn veel overeenkomsten, maar vooral ook veel verschillen. Allereerst valt mij op dat er wezenlijke verschillen zijn aan te wijzen op psychologisch en didactisch niveau. Jonge kinderen leren op een heel andere manier dan pubers en jong volwassenen. Je moet als docent dan ook over andere kwaliteiten beschikken en andere kwaliteiten aanspreken. Kinderen nemen alles als een spons in zich op, terwijl adolescenten veel meer aansporing nodig hebben aangezien ze tegelijkertijd ook hele andere ontwikkelingen ondergaan. Ten tweede is ook het soort stof dat de leerlingen opnemen heel erg verschillend. Jonge kinderen zitten in een heel andere ontwikkelingsfase waarvoor bepaalde dingen wel of niet relevant zijn, waar dit voor de adolescenten dan weer heel iets anders is. Op de basisschool blijven de kunstvakken erg beperkt tot knippen, plakken en tekenen. In het middelbaar onderwijs komt daar ook theorie bij kijken en wordt er dieper ingegaan op tekenen, schilderen en handvaardigheid. Daarnaast is er meer en meer oog voor andere kunstvakken als dans en theater, multimedia en combinaties daarvan. Beide doelgroepen vereisen didactische vaardigheden die heel erg van elkaar verschillen. Op het middelbaar komt daar nog een grotere hoeveelheid kennis bij die je ter beschikking moet hebben dan voor basisschoolleerlingen het geval is. Het ligt denk ik wel volledig aan jou als persoon welke doelgroep je meer aanspreekt en waar je uiteindelijk meer of minder moeite mee zou hebben.

Voor mij zou fulltime lesgeven op een basisschool een grotere uitdaging vormen dan lesgeven op het middelbaar. De onstuimigheid en energie die jonge kinderen met zich meebrengen is er een waar ik graag in mee ga, maar die me aan het eind van de dag volledig leeggelopen achterlaat. Desalniettemin zal een drukke VMBO klas mij net zo hard van energie kunnen onttrekken. Echter, daar deze leerlingen in een leeftijd zitten waarin ze hun eigen verantwoordelijkheid gaan krijgen en ik daar redelijk goed op in kan spelen en dit prettig vidn om mee te werken, denk ik dat middelbaar hoe dan ook een geschiktere doelgroep voor mij zal blijven.

CONCLUSIE

Hoewel ik niet had verwacht veel bij te leren tijdens deze stage, omdat ik al eerder op een basisschool had gewerkt, heb toch weer een aantal dingen opgestoken. Vooral het samenwerken in groepjes vond ik erg leerzaam omdat je nu, meer dan in de andere stage, het teamverband kunt ervaren. In mijn geval bleek daaruit dat ik teveel het voortouw wil nemen en me dit uiteindelijk duur komt te staan omdat ik nog niet goed ben in het aangeven van mijn grenzen en het verdelen van taken. Zeker binnen grotere scholengemeenschappen zal ik hier flink aan moeten trekken. Verder heb ik gemerkt dat ik nog veel kan leren op het gebied van leerlingen met leer- of gedragsproblemen. Een begin is hiermee gemaakt, maar dit kan ik nog veel verder uitbreiden. Wat me vooral opviel is dat ik het me persoonlijk aantrok als een leerling agressief reageerde. In plaats van de oorzaak zoeken en daarmee aan de slag gaan was mijn eerste reactie me terug trekken of juist te fel reageren, waarmee het probleem eigenlijk alleen maar vergroot werd. Door het gebrek aan intensief contact met de leerlingen kon ik het daarna eigenlijk ook niet goed meer aanpakken. Nog genoeg te leren dus. Tot slot heb ik nu wel ervaren dat de basisschool waarschijnlijk niet mijn uiteindelijke doelgroep zal zijn. Ik vind het heel leuk om met jonge kinderen bezig te zijn, maar aan het eind van de dag ben ik echt verschrikkelijk vermoeid.

You might also like