You are on page 1of 40

VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO

Licap - Brussel - D/1993/0279/037 - september 1993

ALGEMENE INHOUD

LESSENTABEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

ALGEMEEN DEEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

AV

KUNSTGESCHIEDENIS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

13

KV

BEELDENDE VORMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

19

KV

KUNSTINITIATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

27

KV

TOEGEPASTE BEELDENDE VORMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

33

KV

WAARNEMINGSTEKENEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

39

3 D/1993/0179/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

LESSENTABEL

ARTISTIEKE OPLEIDING

1ste lj.

2de lj.

Basisvorming AV AV AV AV AV AV AV AV AV AV AV Godsdienst Aardrijkskunde Biologie Chemie Fysica Frans Geschiedenis Informatica Lichamelijke opvoeding Nederlands Wiskunde

17 2 1 1 2 1 1 2 4 3

17 2 1 1 2 1 1 2 4 3

Voor de leerlingen die een studierichting kiezen die n of meer vakken omvat die ook voorkomen in de basisvorming, vervallen deze vakken in de basisvorming. Deze vakken worden in de studierichting steeds aangeduid met (*). 2 2.1 Optie Studierichting (fundamenteel gedeelte) AV AV KV KV KV KV 2.2 Biologie (*) Kunstgeschiedenis (x) Beeldende vorming (x) Kunstinitiatie (x) Toegepaste Beeldende vorming (x) Waarnemingstekenen (x) 16 1 1 6 1 4 3 16 1 1 6 1 4 3

Complementair gedeelte

Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse regering van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken, voor zover het vakken en specialiteiten betreft waarvoor het Besluit van de Vlaamse regering van 14 juni 1989, zoals gewijzigd, bekwaamheidsbewijzen vastlegt in de derde graad.
Wanneer in het complementair gedeelte n of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte, dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte.

(x)

Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen.

4 D/1993/0179/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO ALGEMEEN DEEL

In voege vanaf 1993

D/1993/0279/037

Algemeen deel D/1993/0279/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

INHOUD

BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

STUDIEPROFIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

EVALUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Algemeen deel D/1993/0279/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

Werken aan het christelijk-gelovig opvoedingsproject is een opdracht van de hele schoolgemeenschap. Deze uitdaging is zeker geen aangelegenheid van de leraar godsdienst alleen. Elk vak kan in zijn dialoog met de werkelijkheid een eigen bijdrage leveren tot een christelijk genspireerd zoeken naar waarheid. Elk vak biedt de kansen en de mogelijkheden om tot waardenverheldering of gelovige duiding te komen. In elk vak kunnen leraars vanuit een dialogale houding jonge mensen aanzetten tot een christelijk-ethische reflectie op de inhouden, tot een houding van verwondering en bewondering, van solidariteit, van eerbied en dankbaarheid. In de beschrijvingen van de studieprofielen is de dimensie van het christelijk-gelovig opvoedingsproject steeds op de achtergrond aanwezig. Hier en daar wordt uitdrukkelijk op de mogelijkheden gewezen om het opvoedingsproject vanuit de componenten of de eigenheid van de studierichtingen concrete gestalte te geven.

BEGINSITUATIE

- De leerlingen in groep in de 2de graad is zeer heterogeen. De leerlingen kunnen uit diverse onderwijsvormen, uit een 1ste of 2de graad en vanuit diverse studierichtingen komen. - Na vaak eerder negatieve onderwijservaringen zijn zij vanuit hun interessewereld op zoek naar een voor hen aangepaste onderwijsvorming met een groot artistiek pakket. - Sommigen denken vaak via concreet visuele beelden en hebben een minder ontwikkeld abstract denkvermogen. Zij vragen daardoor om een sterk individuele begeleiding waardoor ook gesteld kan worden dat de groepen niet te groot mogen zijn. - Voor de instromers van het 2de leerjaar kunnen opgelopen achterstanden opgevangen worden door het organiseren van inhaallessen en/of het eventueel volgen van deeltijds kunstonderwijs. 2 STUDIEPROFIEL

- De studierichting Artistieke opleiding KSO 2de graad richt zich tot leerlingen met een belangstelling voor de artistieke wereld in al zijn facetten. - Deze studierichting heeft tot doel de totale persoonlijkheid van de jonge mens verder te ontwikkelen. Ze is gebaseerd op een sterke band tussen de beeldende en de theoretische vakken, waardoor de leerling geconfronteerd wordt met de globale vormingswaarde van deze vakken en daardoor tot een vakoverschrijdend denken komt. Hieruit kan een nieuwe motivatie voortvloeien. - De beeldende opleiding is niet in de eerste plaats gericht op het eindproduct, maar legt de klemtoon op onderzoekend klimaat, het proces, waarbinnen de leerling zich ten volle kan ontplooien. - In de 2de graad wordt de kans geboden om via onderzoek en experiment de beeldtaal eigen te maken. Binnen de opdrachten en vanuit de eigen werkzaamheid van de leerlingen worden er al accenten gelegd op het toegepaste, het meer gerichte werken, waarbij vorm, inhoud en techniek op elkaar inspelen. De invalshoek of de thematiek moet zo ruim mogelijk zijn. - De vorming die de leerling in de 2de graad heeft verworven, moet hem in staat stellen om een gefundeerde keuze te maken naar de 3de graad toe.

Algemeen deel D/1993/0279/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

ALGEMENE DOELSTELLINGEN

- De totale persoonlijkheid van de leerling ontwikkelen. - Op een bewuste en zinvolle manier een houding, rol en plaats binnen het domein van de beeldende kunsten en tegenover de maatschappij innemen. - Via onderzoek en experiment de beeldtaal beleven, deze begrijpen en vakoverschrijdend toepassen. - De beeldtaal twee- en/of driedimensionaal ervaren. - Via eigen creaties en die van anderen leren kijken, waarnemen en bewust worden van eigen en andermans uitdrukkingsmogelijkheden. - Ontdekken hoe binnen de beeldtaal, de beeldende elementen, technieken en materialen functioneren in relatie tot vorm, inhoud en expressie. - Via verworven inzichten komen tot evaluatie van eigen en andermans werk. - Verwerken van algemene attitudes, zoals zelfwerkzaamheid, inzet, doorzettingsvermogen, interesse, zin voor objectiviteit, concentratie en methodische aanpak. - Ervaren dat elke creatie gebeurt via observeren, analyseren en synthetiseren. - De verschillende werkfasen binnen een opdracht opzoeken en logischerwijze uitvoeren. - Zich documenteren in functie van opdrachten. - Informatie bewaren en op een persoonlijke manier verwerken. 4 EVALUATIE

Op het einde van de tweede graad moet de leraar met een bepaalde zekerheid uitspraak kunnen doen over de juistheid van de studierichtingskeuze en over de motieven die aan de grondslag ervan lagen. Eventueel moet hij advies kunnen verstrekken in verband met orintatie naar de derde graad. De evaluatie heeft een tweevoudige functie in een vormingsproces. - Enerzijds maakt de evaluatie als permanente individuele begeleiding een essentieel deel uit van het leeren vormingsproces. - Anderzijds constateert ze de mate waarin de wijze waarop het beeldend inzicht en de persoonlijke vorming van de leerling verloopt als leerproces. Evaluatiemogelijkheden - De permanente individuele begeleiding Dit is een onderzoek naar en door de relatie opdracht-leerling. De evaluatie bestaat erin het werkproces van de leerling te toetsen aan de opdracht en omgekeerd.

Algemeen deel D/1993/0279/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- Het ateliergesprek Het ateliergesprek is een onderling toetsen van verwachtingen in verband met opdracht, individu, groep, leraar en maatschappij. De leraar staat er voor in dat deze vorm van evaluatie gebeurt als een confrontatie binnen en in een gesprek. Tevens wordt er duidelijk gewezen op de vorderingen wat betreft de technische vaardigheden, de verbeelding, de emotionele betrokkenheid, het engagement en het verstandelijk inzicht. Daarenboven kan het ateliergesprek op een interessante wijze verruimd worden, wanneer de leraars van de andere kunstvakken daarbij regelmatig actief betrokken worden. Zo wordt de evaluatie van het atelier aangevuld en gecorrigeerd door de benadering van andere visies. - De eindevaluatie met alle leraars kunstvakken samen onderzoekt de mogelijkheden van de leerling binnen het studie-aanbod van de daaropvolgende leerjaren en formuleert in functie daarvan een orinterend advies met betrekking tot de te kiezen studierichtingen van het 2de leerjaar van de tweede graad respectievelijk het 1ste leerjaar van de derde graad. De eindevaluatie wordt voorafgegaan door tussentijdse evaluaties van alle leerkrachten kunstvakken, en dat meerdere keren per jaar, naargelang er een trimester- of semestersysteem is. Noot: de eindevaluatie berust bij de klassenraad. 5 BIBLIOGRAFIE

5.1

Kunstgeschiedenis en kunstinitiatie

- ADRIAENS F., BAUDOUIN P. e.a., Kunst van Altamira tot heden, Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1981 (11), 290 blz. - ARTS Th., VAN DEN BOOGAERD R. e.a., Zienderogen kunst, dl. 3, Den Bosch, Malmberg, 1983, 175 blz. - BAR N., Nieuw handboek voor de kunstgeschiedenis. Kunst van 1900 tot 1945, De Bilt, Cantecleer, 1984, 192 blz. - BAR N., Nieuw handboek voor de kunstgeschiedenis. Kunst na 1945, De Bilt, Cantecleer, 1982, 150 blz. - BAR N., Zicht op kunst, Culemborg, Educaboek, 1985. - BERGER J. e.a., Anders zien, Nijmegen, SUN, 1974, 162 blz. - CARRON W., ISSELEE J.P. e.a., Muziek beluisteren. Programmamuziek, Antwerpen, De Sikkel, 1983 (3), 157 blz. - CARRON W., ISSELEE J.P., Muzikale vormen, Antwerpen, De Sikkel, 1978, 467 blz. - CUMMING R., Kijken en zien, Amsterdam, Meulenhoff, 1982, 62 blz. - DE JONG C., Schilderijen zien, Utrecht, Het Spectrum, 1966, 200 blz.

Algemeen deel D/1993/0279/037

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- DE SUTTER I., Inleiding tot het muziekbeluisteren, Brugge, Orion, 1980 (10), 384 blz. - DE VISSER A., Hardop kijken, Nijmegen, Sun, 1986, 144 blz. - DOERNER M., Schilderkunst, materiaal en techniek, Amerongen, Gaade, 1981, 455 blz. - EECKHOUT A., Muzikale exploraties. Ouverturen en symfonische gedichten, Antwerpen, Notenboom, 1981, 258 blz. De

- EGMOND J., DE POEL K., Kunstbeschouwing, Groningen, Wolters-Noordhoff, 1985 (3), 192 blz. - GETTINGS F., De kunst van het kijken, Amerongen, Gaade, 1985, 96 Blz. - HEUGHEBAERT H., DEFOORT A. e.a., Artistieke opvoeding, Wommelgem, Den Gulden Engel, 1988, 104 blz. - HIBBARD H., Hoogtepunten van de beeldhouwkunst, Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1978, 239 blz. - HUGHES R., De schok van het nieuwe. Kunst in het tijdperk van verandering, Utrecht, Veen-Leuven, Davidsfonds, 1981, 424 blz. - ITTEN J., Kunst en kleur, De Bilt, Cantecleer, 1973, 157 blz. - JAEGER S., Stijlengids, De Bilt, Cantecleer, 1985, 150 blz. - JANSON H.W., De geschiedenis van de schilderkunst, Bentveld, Aerdenhout-Landshoff, 1977, 768 blz. - KOCH W., De Europese bouwstijlen, Amsterdam-Brussel, Elsevier, 1986, 496 blz. - KOPPERS P. e.a., Goed bekeken, De Bilt, Cantecleer, 1985, 114 blz. - LEINZ G., Moderne kunst zien en begrijpen, Weert, Kon. Smeets Offset, 1987, 380 blz. - LUTZELER H., Verklarend kunstwoordenboek, Amerongen, Gaade, 1982, 202 blz. - MICHELS U., Sesam atlas van de muziek, 2 delen, Baarn, Bosch en Keuning, 1989, 591 blz. - MULLER W., VOGEL G., Sesam atlas van de bouwkunst, 2 delen, Baarn, Bosch en Keuning, 19761983, 600 blz. - NORWICH J.J., Geschiedenis van de bouwkunst, Alphen aan de Rijn, Atrium, 1986, 287 blz. - PAWLIK J., STRASSNER E., Beeldende kunst. Begrippen en lexicon, Brugge, Orion -Nijmegen, Gottmer, 1978, 358 blz. - PEVSNER N., Europese architectuur, 2 delen, Rotterdam, A. Donker, 1979-1984 (3-4), 258 en 290 blz. - READ H., Moderne schilderkunst, Den Haag, Gaade, 1959, 376 blz. - READ H., Moderne beeldhouwkunst, Den Haag, Gaade, 1964, 312 blz.

Algemeen deel D/1993/0279/037

10

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- READ H., Kunst zien en begrijpen, Utrecht-Antwerpen, Het Spectrum, 1962, 170 blz. - SCHROYENS R., Muzikale exploraties (Symfonien), Leuven, De Monte, 1975, 152 blz. - STUBBE A., Algemene kunstleer, Hasselt, Heideland, 1960, 156 blz. - VAN DEN AKKER L.J., Kunsthistorisch overzicht, 2 delen, Groningen, Wolters-Noordhoff, 19841985, 96 en 207 blz. - VAN DEN BROECK L., DEBERSAQUES S. e.a., 'n Kijk op kunst, Antwerpen, Standaard Educatieve Uitgeverij, 1985, 127 blz. - VAN DER LINDEN F., De grafische technieken, De Bilt, Cantecleer, 1979, 224 blz. - VAN RHEEDEN H. (red.), Kunstgeschiedenis in het onderwijs, Groningen, Wolters-Noordhoff, 1985, 321 blz. - VENTURA P., Beroemde schilders, ontdek de wereld achter het schilderij, Tielt, Lannoo, 1983, 160 blz. - VRIEND J.J., Stijlen in de bouwkunst, Amsterdam-Antwerpen, Kosmos, 1979, 82 blz. - WUYTACK J., SCHOLLAERT P., Aktief muziekbeluisteren, Leuven, De Monte, 1973, 217 blz.

5.2

Beeldende vorming en waarnemingstekenen

- BARTHES R., Het rijk van de tekens, Duizend en n, Amsterdam, 1987. - BELJON J., Zo doe je dat, Amsterdam, Arbeiderspers, 1976. - BELJON J., Open ogen: grondbeginselen van de vormgeving, Amsterdam, Arbeiderspers, 1987. - BENJAMIN W., Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid, Sun, Nijmegen, 1985. - BERGER J., Anders zien, Nijmegen, Sun, 1974. - BLOSSFELDT, Art forms in the plant world, Dover-New York. - BUDDEMEYER, Tekenen en schilderen, Utrecht, Teleac, 1986. - CHING, F.D.K. Form-function en design, Dover-New York. - FAUSTLE A., Perspectief en projectie; inleiding tot het technisch tekenen, De Bilt, Cantecleer. - GERRITSE A., Beginselen van de beeldende vorming, De Bilt, Cantecleer. - GERRITSE A., Het tekenonderwijs in de praktijk, De Bilt, Cantecleer, 1975. - GERRITSE A., Evolutie van de kleurenleer, De Bilt, Cantecleer, 1982. - GERRITSE A., Textiele werkvormen in praktijk, De Bilt, Cantecleer, deel 1: 1979, deel 2: 1981.
Algemeen deel D/1993/0279/037 11 Artistieke opleiding 2de graad KSO

- GERRITSEN F., Het fenomeen kleur, De Bilt, Cantecleer, 1983. - HAECKEL E., Art forms in nature, Dover-New York. - HUGHES R., De schok van het nieuwe, Utrecht, Veen, 1981. - ITTEN J., Kleurenleer, De Bilt, Cantecleer, 1971. - ITTEN J., Beeldende kunst in beeld, De Bilt, Cantecleer, 1990. - ITTEN J., Beeldende vormleer, De Bilt, Cantecleer. - KAMPELIS R., Experimenteel tekenen; tekenen als creatief proces, De Bilt, Cantecleer, 1982. - KANDINSKY W., Lessen aan het Bauhaus, De Bilt, Cantecleer, 1983. - MAX E., Kleurcontrasten, De Bilt, Cantecleer. - MERLEAU-PONTY M., Voorwoord tot de fenomenologie van de waarneming, Kampen, Kok Agora, 1986. - MUELLER, Het zien, Amsterdam, Het Parool, 1967. - OOSTRA B., Beeldende vorming als proces en product, Bloemendaal, Nelisse, 1981. - OOSTRA B., Beeldende vorming in theorie en praktijk, Bloemendaal, Nelisse, 1981. - PAWLIK, Beeldende kunsten: begrippen en lexicon, Brugge, Orion, 1970. - READ H., De kunst in haar educatieve functie, Aula Spectrum, 1967. - TRITTEN G., Kinderwerk, Sampon, 1965. - TRITTEN G., Education par la forme et la couleur, Deurne Delta, Plantijn, 1969. - TROMPER H., Handbuch der Kunst und Werkerziehung, Berlin-Zeblendorff, Rembrandt Verlag. - VAN HAECHT L.J.M.G., Inleiding tot de filosofie van de kunst, Assen, Van Gorcum, 1978. - VAN SANTEN, Doen en zien, Houten, Gaade, 1969. - VERSTOCKT, De genesis van de vorm, De Bilt, Cantecleer.

Algemeen deel D/1993/0279/037

12

Artistieke opleiding 2de graad KSO

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO AV KUNSTGESCHIEDENIS Eerste leerjaar: 1 uur/week Tweede leerjaar: 1 uur/week

In voege vanaf 1993

D/1993/0279/037

AV Kunstgeschiedenis D/1993/0279/037

13

Artistieke opleiding

INHOUD

BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

15

DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

15

LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

15

DIDACTISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

17

AV Kunstgeschiedenis D/1993/0279/037

14

Artistieke opleiding

BEGINSITUATIE

De leerlingen hebben in de eerste graad leren waarnemen. Ze zijn bovendien met enkele aspecten van de kunst (beeld - muziek) op een actieve en creatieve wijze in contact gekomen. Daarbuiten zijn ze via de media benvloed door de eigentijdse beeld- en muziekcultuur. In de lessen geschiedenis van de eerste graad hebben ze kennis gemaakt met de prehistorie en de beschavingen in het Nabije Oosten (eerste leerjaar) en met de cultuur van Griekenland en Rome (tweede leerjaar); in die van de tweede graad zullen ze de middeleeuwen (eerste leerjaar) en de nieuwe tijd (tweede leerjaar) bestuderen. 2 DOELSTELLINGEN

2.1

Algemene doelstellingen

- Historisch overzicht en inzicht krijgen in de belangrijkste stijlstromingen in de westerse cultuur. - Kennis van de kunstgeschiedenis opdoen als steunvak voor de kunstinitiatie, de kunstpraktijk en de kunstbeleving.

2.2

Leerplandoelstellingen

- Kennis verwerven van de chronologische opeenvolging van de voornaamste stijlperioden in de westerse cultuur. - Kennis verwerven van de typische kenmerken die in hun totaliteit het specifieke karakter van een stijlperiode bepalen. - De karakteristieken van een stijlperiode aflezen uit enkele representatieve voorbeelden van die stijlperiode. - De hoofdvertegenwoordigers van een stijlperiode leren kennen als exponent van die stijlperiode. - Leren inzien dat het kunstwerk een product is van zijn historisch-maatschappelijke omgeving. 3 LEERINHOUDEN

3.1

Minimumprogramma

Tenzij anders vermeld, worden algemene kenmerken van de bouwkunst, beeldhouwkunst en schilderkunst van de vernoemde stijlperiode belicht aan de hand van enkele representatieve voorbeelden. Het is hoegenaamd niet de bedoeling een gedetailleerde kunstgeschiedenis voor te stellen. Geen encyclopedische kennis!

AV Kunstgeschiedenis D/1993/0279/037

15

Artistieke opleiding

Stijlperiode Prehistorie Egypte Griekenland Rome Middeleeuwen

Min. uren 1 2 3 3 6

Inhoud Grotschilderingen en megalietencultuur Bouwkunst (tempel, piramide) en beeldhouwkunst. Tempelbouw (o.a. zuilenorden) en beeldhouwkunst (3 stijlperiodes). Bouwkunst, beeldhouwkunst, mozaek- en /of frescokunst. - En lesuur wordt besteed aan : naar keuze byzantijnse kunst, vroeg-christelijke kunst, kunst van de barbaren, Karolingische kunst. - Romaanse kunst (bouw-, beeldhouwkunst). - Gotische kunst (bouw-, beeldhouwkunst, Vlaamse primitieven).

Renaissance Barok

5 5

Itali en de Nederlanden - En lesuur wordt besteed aan het rococo - Er wordt voldoende aandacht gewijd aan de kunst in de Nederlanden Bouwkunst en/of schilderkunst Neostijlen in de bouwkunst, schilderkunst Schilder- en beeldhouwkunst De schilderkunst met haar belangrijkste vertegenwoordigers en belangrijkste overgangsfiguren naar de XXe eeuw

Classicisme Romantiek Realisme Impressionisme

1 2 1 4

AV Kunstgeschiedenis D/1993/0279/037

16

Artistieke opleiding

3.2

Uitbreiding

Tijdens de resterende uren zal de leerkracht bepaalde onderwerpen en/of stijlstromingen uitdiepen en andere facetten uit de voornoemde stijlperiodes belichten. Hij/zij kan ook andere kunstuitingen (muziek, meubel, kostuum, toegepaste kunsten enz.) bespreken. 4 DIDACTISCHE WENKEN

- Naast vakkennis en pedagogische onderlegdheid zijn geestdrift en overtuiging van de leerkracht onmisbare kwaliteiten om het vooropgezette doel te bereiken. Het bezielende woord werkt, zeker in dit vak, stimulerend. - Zoals eerder vermeld, zal de leerkracht ernaar streven "Kunstinitiatie" en "Kunstgeschiedenis" zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. - Aan de basis van elke les ligt de waarneming. Het leerproces geschiedt altijd aan de hand van representatief en kwalitatief beeld- en/of klankmateriaal. Illustratie is conditio sine qua non. - Het vak moet de leerling in zijn totaliteit aanspreken door niet alleen zijn cognitieve, maar ook zijn sensitieve, affectieve en wanneer mogelijk zijn psycho-motorische vermogens te ontwikkelen.

BEELD waarneming via de leerling inhoud activering vorm psychomotorisch stijl enz. sensitief kunstenaar cognitief tijdgeest analyse bespreking theorie kennisoverdracht via de leerkracht

KUNSTINITIATIE

KUNSTGESCHIEDENIS

KUNSTBELEVING affectief - In plaats van de leerlingen te overladen met encyclopedische kennis, zal men hen door analyse van representatieve voorbeelden actiever en intenser bij de kunstbeschouwing betrekken. Ontleding en bespreking gebeuren op het niveau van de leerlingen! - De leerlingen zullen zoveel mogelijk zelf ontdekken en analyseren, en als het kan zelf aan het woord komen. Wat ze zelf ontdekken zullen ze beter onthouden en gemakkelijker als vaardigheid beheersen.

AV Kunstgeschiedenis D/1993/0279/037

17

Artistieke opleiding

- Het onderwijsleergesprek verdient bijzondere aandacht; andere werkvormen (vertelvorm, didactische uiteenzetting e.a.) zijn vanzelfsprekend mogelijk. - Meer dan eens zal naar dezelfde goed gekozen voorbeelden worden verwezen, om zo door herhaling, door vergelijking en tegenstelling met ander beeldmateriaal de stijlkarakteristieken enz. scherper in profiel te plaatsen. - Naast assimilatie van de voorgeschreven leerinhoud zullen de leerlingen in de tweede graad reeds leren hoe ze op een verantwoordelijke wijze en op hun niveau een kunstwerk kunnen ontleden (en bespreken). Het aanleren van een methode is noodzakelijk. - Het leerplan is gemeenschappelijk voor alle leerlingen, maar daarbinnen is er ruimte voor differentiering, zowel binnen een zelfde klas als tussen klassen en scholen. De leerkracht zal erover waken dat de leerlingen de voorgeschreven inhoud kunnen verwerken en zich maximaal kunnen ontplooien. Differentiatie slaat onder andere op een verschil in tempo, keuze en voorbeelden, niveau van evaluatie enz. - Didactische hulpmiddelen zijn onmisbaar: handboek, werkschrift, audiovisuele middelen, alle mogelijk beeldmateriaal enz. - Activatiemiddelen zoals het schetsen van plattegrond, opstand, gewelf, compositieschema enz. of het samenstellen van een documentatiemap zijn belangrijke hulpmiddelen bij het verwerken en assimileren van de leerinhoud. - Om de lessen op een pedagogisch verantwoorde manier te kunnen geven moet de leerkracht beschikken over een eigen lokaal waarin - naast de normale inrichting - de volgende uitrusting absoluut noodzakelijk is: diaprojector met scherm en aangepaste verduistering, een degelijke klankinstallatie, illustratieen klasmateriaal. Video-apparatuur, episcoop en/of overheadprojector, een tweede diaprojector met scherm en een bibliotheek zijn hoogst wenselijk.

AV Kunstgeschiedenis D/1993/0279/037

18

Artistieke opleiding

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO KV BEELDENDE VORMING Eerste leerjaar: 6 uur/week Tweede leerjaar: 6 uur/week

In voege vanaf 1993

D/1993/0279/037

KV Beeldende vorming D/1993/0279/037

19

Artistieke opleiding 2de graad KSO

INHOUD

BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

21

ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

21

LEERPLANDOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

21

LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

22

DIDACTISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

25

KV Beeldende vorming D/1993/0279/037

20

Artistieke opleiding 2de graad KSO

BEGINSITUATIE

De Beeldende vorming is voor de grootste groep leerlingen nieuw. Voor de leerlingen die reeds in de 1ste graad in contact in kwamen met het vak beeldende vorming, is de leerstof voor het grootste stuk een herhaling en een verdere uitdieping. De aangeboden basis is ruim en kan nooit in vaste leerstof afgebakend worden. Het is een onderzoeken, bestuderen en toepassen van het ganse pakket van de beeldende elementen, materialen en technieken dat nodig is om vorm te geven aan inhoud en boodschap. Binnen de Beeldende vorming krijgt de leerling de ruimte voor vrije interpretatie van een gegeven en voor eigen experimenteel creatief werk. 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN

- Inzien dat er een mogelijkheid bestaat tot vrije keuze bij het aanwenden van de beeldtaal in relatie tot het vorm geven aan eigen inhoud en expressie. - Ervaren dat via kritische beschouwing van het experiment de creatieve vrijheid verder wordt gestimuleerd en ontwikkeld. - Ontdekken en gebruiken van eigen beeldende uitdrukkingsmogelijkheden. 3 LEERPLANDOELSTELLINGEN

Inzicht krijgen in de relatie tussen de beeldende middelen (de beeldende elementen - de materialen - de technieken) die men nodig heeft om vorm te geven aan een inhoud of boodschap. Deze drie elementen vormen steeds n geheel en zijn telkens aanwezig in een opdracht. Dit houdt in: - kennismaken met de @ beeldende elementen, @ beeldende materialen, @ beeldende technieken. - ontdekken van en zich verwonderen over @ beeldende elementen, @ beeldende materialen, @ beeldende technieken;. - onderzoeken, bestuderen en begrijpen van @ beeldende elementen, @ beeldende materialen, @ beeldende technieken.

KV Beeldende vorming D/1993/0279/037

21

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- toepassen, gebruiken en aanwenden van @ beeldende elementen, @ beeldende materialen, @ beeldende technieken. 4 LEERINHOUDEN

De hierna volgende opsomming van beeldende elementen, materialen en technieken is niet hirarchisch en, ondanks het streven naar volledigheid, aanvulbaar. De beeldende elementen, materialen en technieken staan steeds in relatie met elkaar en met de inhoud. Ze worden niet systematisch behandeld, maar komen aan bod naar graad van belangrijkheid, moeilijkheidsgraad ... binnen opdrachten, thema's en projecten. Het ritme en de intensiteit van verdere uitdieping hangt af van de individuele evolutie en interesse van de leerling. Zowel de tweedimensionale als driedimensionale vormgeving wordt onderzocht.

4.1

Beeldende elementen

Compositie: achtergrond asymmetrie beweging centraal constructie contrast convergerend diagonaal dieptewerking divergerend dynamisch evenwicht gesloten harmonie horizontaal lyrisch modulus negatief open overlapping patroon positief raster richting ritme ruimtewerking rust samenhang spanning statisch structuur symmetrie
KV Beeldende vorming D/1993/0279/037 22 Artistieke opleiding 2de graad KSO

verticaal vlakvulling voorgrond compositie en constructie compositie en expressie compositie en figuratie compositie en formaat compositie en inhoud compositie en kleur compositie en licht compositie en materie compositie en volume compositie en vorm Kleur: gamma gradatie kleurcontrast - complementair contrast - kleur tegen kleur contrast - licht/donker contrast - kwaliteitscontrast - kwantiteitscontrast - simultaan contrast - warm/koud contrast kleurechtheid kleur en compositie kleur en dieptewerking kleur en evenwicht kleur en expressie kleur en functie kleur en helderheid kleur en kwaliteit kleur en licht kleur en materie kleur en milieu kleur en nabootsing kleur en natuur kleur en ruimtewerking kleur en symboliek kleur en techniek kleur en textuur kleur mengen kleurnuance primaire kleur secundaire kleur tertiaire kleur tint toon bolle vorm decoratieve vorm expressief geladen vorm geometrische vorm

Vorm:

KV Beeldende vorming D/1993/0279/037

23

Artistieke opleiding 2de graad KSO

gesloten vorm holle vorm negatieve vorm open vorm organische vorm realiteitsgebonden stereometrische vorm vorm ontstaan door eigen creatie (strip, veeg, vlek ...) vorm en beweging vorm en constructie vorm en contrast vorm en dieptewerking vorm en dynamiek vorm en inhoud vorm en kleur vorm en licht vorm en lijn vorm en materie vorm en modulus vorm en ritme vorm en ruimtewerking vorm en structuur vorm en symboliek vorm en textuur

4.2

Beeldende materialen

acrylverf aquarelverf ecoline gomsoorten glas pennen penselen potloden houtdeeg houtskool houtsoorten inkten kleefmaterialen klei krijtsoorten metaalsoorten papiersoorten plaaster plakkaatverf recyclagematerialen snijmaterialen stiften stoffen

KV Beeldende vorming D/1993/0279/037

24

Artistieke opleiding 2de graad KSO

vindmaterialen X-film ...

4.3

Beeldende technieken

bindtechnieken boetseertechnieken collagetechnieken constructietechnieken druktechnieken krijttechnieken pentechnieken potloodtechnieken schildertechnieken .... 5 DIDACTISCHE WENKEN

- De kunstvakken worden als een geheel gezien, waarbinnen de leerling op een zo verscheiden mogelijke manier de aangeboorde thema's kan benaderen en de mogelijkheden van de diverse technieken kan onderzoeken. Van groot belang hierbij is de begeleidende en evaluerende rol van de vakleraars die vanuit hun eigen opleiding en persoonlijkheid een verrijkende toetssteen zijn binnen het hele proces. De nadruk ligt dus op het zelf ontdekken en persoonlijk kritisch onderzoek. Hierbij spelen de technieken een belangrijke maar ondergeschikte rol: zij zijn geen doel op zich, maar zijn een schakel in het creatief proces. Via dit creatief proces ontdekt de leerling zichzelf en ontwikkelt hij een eigen beeldende taal. - De thema's die aan bod kunnen komen bij opdrachten en projecten hebben, naast de specifiek beeldende aspecten, ook een algemeen vormende waarde. Historische en actuele, culturele, sociale, politieke en wetenschappelijke onderwerpen (thema's) kunnen elkaar afwisselen. Binnen de opleiding is het inschakelen van kunstgeschiedenis als documentatie, studie- en inspiratiebron belangrijk. - Het geheel van de opdrachten vormt een belangrijke stimulans: documentatie, onderzoek en studie zijn de aangewezen middelen om de leerlingen tot persoonlijke inhouden te komen. Er wordt veel aandacht besteed aan voorontwerpen, studies, documentatie en inhoudelijke uitdieping van het werkproces. - Om het methodisch werken en denken te bevorderen, houden de leerlingen een "werkschrift" of "documentatiemap" bij, waarin alle ontwerpen, inspiratiebronnen, teksten, historische verwijzingen enz. tot een organisch geheel samensmelten. - De voorbereiding van de opdrachten gebeurt bij voorkeur in team en er kunnen afspraken worden gemaakt in verband met de vakoverschrijdende aspecten van de leerinhouden. Projecten in samenwerking met de algemene vakken zijn wenselijk.

KV Beeldende vorming D/1993/0279/037

25

Artistieke opleiding 2de graad KSO

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO KV KUNSTINITIATIE Eerste leerjaar: 1 uur/week Tweede leerjaar: 1 uur/week

In voege vanaf 1993

D/1993/0279/037

KV Kunstinitiatie D/1993/0279/037

27

Artistieke opleiding 2de graad KSO

INHOUD

BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

29

DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

29

LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

29

DIDACTISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

31

KV Kunstinitiatie D/1993/0279/037

28

Artistieke opleiding 2de graad KSO

BEGINSITUATIE

De leerlingen hebben in de eerste graad leren waarnemen. Ze zijn bovendien met enkele aspecten van de kunst (beeld - muziek) op een actieve en creatieve wijze in contact gekomen. Daarbuiten zijn ze via de media benvloed door de eigentijdse beeld- en muziekcultuur. In de lessen geschiedenis van de eerste graad hebben ze kennis gemaakt met de prehistorie en de beschavingen in het Nabije Oosten (eerste leerjaar) en met de cultuur van Griekenland en Rome (tweede leerjaar); in die van de tweede graad zullen ze de middeleeuwen (eerste leerjaar) en de nieuwe tijd (tweede leerjaar) bestuderen. 2 DOELSTELLINGEN

2.1

Algemene doelstellingen

- Belangstelling wekken voor de kunst en het kunstgebeuren, bovendien de behoefte doen groeien om met kunst om te gaan. - De leerlingen tot een volledige persoonlijkheid laten uitgroeien en hun een voedingsbodem verschaffen ter verrijking van hun creativiteit. - Leren kijken naar kunst en zonder vooroordeel een kunstwerk benaderen. - Door waarneming en analyse van een kunstwerk (beeld - muziek) komen tot kunstbeleving. - Beheersen van een juiste vakterminologie.

2.2

Leerplandoelstellingen

- De architecturale, plastische en picturale waarden van een kunstwerk laten ontdekken en leren analyseren. - De beeldcomponenten met hun inhoud en betekenis kennen, kunnen benoemen en toelichten. - Inzien dat de stijl van een kunstwerk bepaald wordt door diverse componenten, die stuk voor stuk kunnen worden ontleed en besproken. - Een methode verwerven om een kunstwerk zinvol te analyseren en te bespreken. - De leerlingen sensibiliseren voor de culturele actualiteit (tentoonstelling, museum- en/of concertbezoek enz.), creatieve uitingen en atelierwerk. 3 3.1 LEERINHOUDEN Minimumprogramma

- Wat omvatten de "Schone Kunsten"? (De eigenheid van bouw-, beeldhouw-, schilder-, tekenkunst, grafische kunsten, decoratieve kunsten, toegepaste kunsten enz.)

KV Kunstinitiatie D/1993/0279/037

29

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- Kennis, analyse en bespreking van de beeldcomponenten zoals:

Schilderkunst

Beeldhouwkunst materiaal en techniek compositie vorm en structuur kleur en licht lijnvoering visueel ritme diepte-, ruimtewerking

Bouwkunst

relatie tussen voorstelling (inhoud) en werkelijkheid volume en ruimte grondplan doorsnede opstand/wand inplanting - Analyse van kunstwerken. Er zijn verschillende manieren om een kunstwerk te bekijken, te analyseren en te bespreken. En van de vele methoden kan het volgende proces vertonen.

Minimumprogramma inhoud vorm nauwkeurige beschrijving van wat er te zien is analyse van n of meer componenten, specifiek voor dat kunstwerk betekenis, interpretatie van de componenten tijdgeest, kunstenaar, functie enz. ontdekking verwondering kennis afleiding toepassing enz. beleving uitdieping

karakter referentiekader

3.2

Uitbreiding

- Kunst als spiegel van de tijd, van de maatschappij enz. - Bezoek en bespreking van een kunstmanifestatie, tentoonstelling, gebouw, kunstenaarsatelier enz. - Elke uiting of vorm van beeldcultuur of beeldtaal die kadert in de visie en doelstellingen van dit leerplan. - Elementen uit de muziektaal en aangepaste muziekvoorbeelden ter vergelijking.

KV Kunstinitiatie D/1993/0279/037

30

Artistieke opleiding 2de graad KSO

3.3

Toelichting

- Hoewel het vak Kunstinitiatie een eigen leerinhoud bevat en een specifieke benaderingswijze veronderstelt, verschillend van het vak Kunstgeschiedenis, zal men dikwijls beide disciplines op elkaar kunnen afstemmen. Bijvoorbeeld bij de bespreking of analyse van de beeldcomponenten of kunstwerken doet men er goed aan voorbeelden te kiezen uit de stijlperiode die men op dat ogenblik in het vak Kunstgeschiedenis behandelt. - Voor de inhoud van sommige lessen kunstinitiatie kan worden samengewerkt met het atelier. 4 DIDACTISCHE WENKEN

- Naast vakkennis en pedagogische onderlegdheid zijn geestdrift en overtuiging van de leerkracht onmisbare kwaliteiten om het vooropgezette doel te bereiken. Het bezielende woord werkt, zeker in dit vak, stimulerend. - Zoals eerder vermeld, zal de leerkracht ernaar streven "Kunstinitiatie" en "Kunstgeschiedenis" zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. - Aan de basis van elke les ligt de waarneming. Het leerproces geschiedt altijd aan de hand van representatief en kwalitatief beeld- en/of klankmateriaal. Illustratie is conditio sine qua non. - Het vak moet de leerling in zijn totaliteit aanspreken door niet alleen zijn cognitieve, maar ook zijn sensitieve, affectieve en wanneer mogelijk zijn psycho-motorische vermogens te ontwikkelen.

BEELD waarneming via de leerling inhoud activering vorm psychomotorisch stijl enz. sensitief kunstenaar cognitief tijdgeest analyse bespreking theorie kennisoverdracht via de leerkracht

KUNSTINITIATIE

KUNSTGESCHIEDENIS

KUNSTBELEVING affectief

KV Kunstinitiatie D/1993/0279/037

31

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- In plaats van de leerlingen te overladen met encyclopedische kennis, zal men hen door analyse van representatieve voorbeelden actiever en intenser bij de kunstbeschouwing betrekken. Ontleding en bespreking gebeuren op het niveau van de leerlingen! - De leerlingen zullen zoveel mogelijk zelf ontdekken en analyseren, en als het kan zelf aan het woord komen. Wat ze zelf ontdekken zullen ze beter onthouden en gemakkelijker als vaardigheid beheersen. - Het onderwijsleergesprek verdient bijzondere aandacht; andere werkvormen (vertelvorm, didactische uiteenzetting e.a.) zijn vanzelfsprekend mogelijk. - Meer dan eens zal naar dezelfde goed gekozen voorbeelden worden verwezen, om zo door herhaling, door vergelijking en tegenstelling met ander beeldmateriaal de stijlkarakteristieken enz. scherper in profiel te plaatsen. - Naast assimilatie van de voorgeschreven leerinhoud zullen de leerlingen in de tweede graad reeds leren hoe ze op een verantwoordelijke wijze en op hun niveau een kunstwerk kunnen ontleden (en bespreken). Het aanleren van een methode is noodzakelijk. - Het leerplan is gemeenschappelijk voor alle leerlingen, maar daarbinnen is er ruimte voor differentiering, zowel binnen een zelfde klas als tussen klassen en scholen. De leerkracht zal erover waken dat de leerlingen de voorgeschreven inhoud kunnen verwerken en zich maximaal kunnen ontplooien. Differentiatie slaat onder andere op een verschil in tempo, keuze en voorbeelden, niveau van evaluatie enz. - Didactische hulpmiddelen zijn onmisbaar: handboek, werkschrift, audiovisuele middelen, alle mogelijk beeldmateriaal enz. - Activatiemiddelen zoals het schetsen van plattegrond, opstand, gewelf, compositieschema enz. of het samenstellen van een documentatiemap zijn belangrijke hulpmiddelen bij het verwerken en assimileren van de leerinhoud. - Om de lessen op een pedagogisch verantwoorde manier te kunnen geven moet de leerkracht beschikken over een eigen lokaal waarin - naast de normale inrichting - de volgende uitrusting absoluut noodzakelijk is: diaprojector met scherm en aangepaste verduistering, een degelijke klankinstallatie, illustratieen klasmateriaal. Video-apparatuur, episcoop en/of overheadprojector, een tweede diaprojector met scherm en een bibliotheek zijn hoogst wenselijk.

KV Kunstinitiatie D/1993/0279/037

32

Artistieke opleiding 2de graad KSO

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO KV TOEGEPASTE BEELDENDE VORMING Eerste leerjaar: 4 uur/week Tweede leerjaar: 4 uur/week

In voege vanaf 1993

D/1993/0279/037

KV Toegepaste beeldende vorming D/1993/0279/037

33

Artistieke opleiding 2de graad KSO

INHOUD

BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

35

ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

35

LEERPLANDOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

35

LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

35

DIDACTISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

36

KV Toegepaste beeldende vorming D/1993/0279/037

34

Artistieke opleiding 2de graad KSO

BEGINSITUATIE

De Toegepaste beeldende vorming is voor de grootste groep leerlingen nieuw. De aangeboden basis is ruim en kan nooit in vaste leerstof afgebakend worden. Het is een onderzoeken, bestuderen en toepassen van het ganse pakket van de beeldende elementen, materialen en technieken dat nodig is om vorm te geven aan een welomschreven opdracht. Binnen de Toegepaste beeldende vorming krijgt de leerling de ruimte voor vrije interpretatie van een gegeven binnen een voorafgaandelijk bepaald toepassingsveld. 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN

- Inzicht krijgen in de relatie tussen de beeldende middelen (de beeldende elementen, de materialen, de technieken) die men nodig heeft om vorm te geven aan een inhoud of boodschap, dit binnen een toepassingsveld met de eigen specifieke normen en vereisten. - De creatieve vrijheid binnen de toepassingsvelden van de Toegepaste beeldende vorming. - De opdrachten op een persoonlijke manier verwerken en uitvoeren. 3 LEERPLANDOELSTELLINGEN

- De specifieke normen en vereisten van een toepassingsveld onderzoeken leren kennen op een inzichtelijke wijze. - Gericht zoeken, verzamelen en gebruiken van documentatie in functie van een welomschreven opdracht. - De verzamelde documentatie op een persoonlijke manier verwerken. - De verworven kennis vanuit de beeldende vorming met betrekking tot de beeldende elementen, materialen en technieken gericht gebruiken bij een welomschreven opdracht gekaderd binnen een vooraf bepaald toepassingsveld. - Onderzoeken, kennen en toepassen van specifiek beeldende elementen, materialen en technieken eigen aan het vooropgestelde toepassingsveld. - Het communicatieve aspect van de beeldtaal binnen het vooropgestelde toepassingsgebied onderzoeken, leren kennen en gericht toepassen. 4 LEERINHOUDEN

Een aantal mogelijke toepassingsgebieden zoals: grafische vormgeving, decoratie, illustratie enz ... kunnen aan bod komen. Dit sluit andere mogelijkheden niet uit. Aangezien de beeldende elementen, materialen en technieken die bestudeerd worden binnen het vak Toegepaste beelden vorming dezelfde zijn als die van de Beeldende vorming, verwijzen we naar de leerinhouden van Beeldende vorming. Zie blz. 11 tot 14.

KV Toegepaste beeldende vorming D/1993/0279/037

35

Artistieke opleiding 2de graad KSO

Meer specifiek voor de Toegepaste beelden vorming dienen volgende items aan bod te komen. 4.1 Beeldende middelen

- letter: soorten, karakter, vorm en stijl, uitvoeringsmogelijkheden, leesbaarheid, - letter als beeldend, decoratief en grafisch element, - lay-out: centraal staat de juiste verhouding van de letter, zijn consequente afwerking en de relatie met de rest van de tekst of het beeld, - ..... 4.2 Beeldende materialen

- vergrotings- en verkleiningsmaterialen - filmsoorten - .... 4.3 Beeldende technieken

snijtechnieken presentatietechnieken vergrotings- en verkleiningstechnieken kleeftechnieken ....

Naast het onderzoek van de beeldende elementen, materialen en technieken wordt in de Toegepaste beeldende vorming ook veel aandacht besteed aan: - opzoekingsmethoden bij het verzamelen van documentatie: @ bibliotheken, mediatheken ... @ vakliteratuur, tijdschriften ... - het gebruiken en verwerken van documentatie: @ selecteren @ hergroeperen @ vervormen @ associren @ .... Binnen de Toegepaste beeldende vorming wordt niet productgericht gewerkt, de nadruk ligt op het onderzoek. Zowel de tweedimensionale als driedimensionale toepassingen worden onderzocht. 5 DIDACTISCHE WENKEN

- De kunstvakken worden als een geheel gezien, waarbinnen de leerling op een zo verscheiden mogelijke manier de aangeboorde thema's kan benaderen en de mogelijkheden van de diverse technieken kan onderzoeken. Van groot belang hierbij is de begeleidende en evaluerende rol van de vakleraars die vanuit hun eigen opleiding en persoonlijkheid een verrijkende toetssteen zijn binnen het hele proces. De nadruk ligt dus op het zelf ontdekken en persoonlijk kritisch onderzoek. Hierbij spelen de

KV Toegepaste beeldende vorming D/1993/0279/037

36

Artistieke opleiding 2de graad KSO

technieken een belangrijke maar ondergeschikte rol: zij zijn geen doel op zich, maar zijn een schakel in het creatief proces. Via dit creatief proces ontdekt de leerling zichzelf en ontwikkelt hij een eigen beeldende taal. - De thema's die aan bod kunnen komen bij opdrachten en projecten hebben, naast de specifiek beeldende aspecten, ook een algemeen vormende waarde. Historische en actuele, culturele, sociale, politieke en wetenschappelijke onderwerpen (thema's) kunnen elkaar afwisselen. Binnen de opleiding is het inschakelen van kunstgeschiedenis als documentatie, studie- en inspiratiebron belangrijk. - Het geheel van de opdrachten vormt een belangrijke stimulans: documentatie, onderzoek en studie zijn de aangewezen middelen om de leerlingen tot persoonlijke inhouden te komen. Er wordt veel aandacht besteed aan voorontwerpen, studies, documentatie en inhoudelijke uitdieping van het werkproces. - Om het methodisch werken en denken te bevorderen, houden de leerlingen een "werkschrift" of "documentatiemap" bij, waarin alle ontwerpen, inspiratiebronnen, teksten, historische verwijzingen enz. tot een organisch geheel samensmelten. - De voorbereiding van de opdrachten gebeurt bij voorkeur in team en er kunnen afspraken worden gemaakt in verband met de vakoverschrijdende aspecten van de leerinhouden. Projecten in samenwerking met de algemene vakken zijn wenselijk.

KV Toegepaste beeldende vorming D/1993/0279/037

37

Artistieke opleiding 2de graad KSO

ARTISTIEKE OPLEIDING Tweede graad KSO KV WAARNEMINGSTEKENEN Eerste leerjaar: 3 uur/week Tweede leerjaar: 3 uur/week

In voege vanaf 1993

D/1993/0279/037

KV Waarnemingstekenen D/1993/0279/037

39

Artistieke opleiding 2de graad KSO

INHOUD

BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

41

ALGEMENE DOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

41

LEERPLANDOELSTELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

41

LEERINHOUDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

41

DIDACTISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

43

KV Waarnemingstekenen D/1993/0279/037

40

Artistieke opleiding 2de graad KSO

BEGINSITUATIE

De waarneming, in zijn ruimste betekenis, ligt aan de basis voor elke opleiding binnen het beeldend terrein. Het is daarom vanzelfsprekend dat het waarnemingstekenen niet als een alleenstaande discipline mag worden beschouwd, maar integendeel een hulpmiddel is om verworven inzichten, ideen en concepten te noteren en te onderzoeken. Via de wisselwerking met andere praktijkgebieden kan men een samenhang in de totaliteit van de opleiding garanderen. Het vak Waarnemingstekenen is nieuw voor alle leerlingen. 2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN

- Kijken, onderscheiden, situeren, ordenen ...; het visueel geheugen wordt gevoeld en ontwikkeld. - Inzicht verwerven in de mogelijkheden om het waargenomene weer te geven. - Ervaren dat de waarneming met alle zintuigen en dat deze waarneming leidt tot kennen en weten, en dit resulteert in een verrijking van de persoonlijke beeldtaal. 3 LEERPLANDOELSTELLINGEN

- Ervaren dat het waarnemen in de ruimste betekenis centraal staat binnen de opleiding en dat het waarnemingstekenen daartoe een middel is. - Verhoudingen en richtingen zien en vergelijken. - Kijken van het algemene naar het detail. - Visualiseren van zowel de externe wereld (uitbeelding, afbeelding) als de interne wereld (verbeelding, inbeelding). - Door middel van het tekenen "leren zien", observeren, onderzoeken en analyseren. - Via het tekenen inzicht verwerven in de vorm, de werking en de constructie van een studie-object. De relatie zien tussen het studie-object en zijn omgeving. 4 LEERINHOUDEN

- Bij het behandelen van de hierna volgende beeldende elementen, materialen en technieken, zal binnen het specifieke verloop en de werking van het atelier Waarnemingstekenen rekening gehouden worden met het ritme, het tempo, de voorkennis, de verworven en evolutie van iedere leerling. Het aanleren en uitdiepen van inzichten en vaardigheden verloopt vooral individueel en gespreid over de hele opleiding. - Hulpmiddelen om te analyseren en inzichtelijk waar te nemen: @ van algemeen naar gericht waarnemen, @ zien en noteren van richtingen, verhoudingen, bepalen van hoeken, vergelijken van maten, @ herkennen en construeren van basisvormen, @ invloeden van het standpunt ten opzichte van het object en ten opzichte van de weergave ervan.

KV Waarnemingstekenen D/1993/0279/037

41

Artistieke opleiding 2de graad KSO

- De leerinhouden worden aangebracht via lesonderwerpen gekozen uit: @ voorwerpen, fauna, flora, architectuur, plaasters; @ stilleven, interieur, straatbeeld, stadsbeeld, landschap, @ menselijke figuur. Aangezien de beeldende elementen, materialen en technieken die bestudeerd worden binnen het vak Waarnemingstekenen dezelfde zijn als die van de Beeldende vorming, verwijzen we naar de leerinhouden van beeldende vorming, blz. 11 tot 14. Meer specifiek voor het vak Waarnemingstekenen, dienen volgende items aan bod te komen.

4.1

Beeldende middelen

volume-werking/plasticiteit ruimtelijkheid wisselwerking licht/donker beweging contrast ritme structuur textuur diepte perspectief tonaliteit kleur en kleurweergave vorm en kleurweergave evenwicht constructie lijnvoering bladvulling bladverdeling compositie verhouding ....

4.2 drager: medium:

Beeldende materialen papier, karton, doek, geprepareerd papier ... hotskool, pen, penseel, inkt, potloden, krijgt, pastel, gouache, aquarel ...

vaste infrastructuur (eigen aan het waarnemingsatelier): tekenezel, tekentafel, stoel, kruk, belichting, attributen, plaats voor het model ...

4.3

Beeldende technieken

Alle teken-, schilder- en schetstechnieken, calligrafie-, assemblage- en collagetechnieken die kunnen dienen tot het weergeven, bestuderen, observeren van een "studie-object".

KV Waarnemingstekenen D/1993/0279/037

42

Artistieke opleiding 2de graad KSO

DIDACTISCHE WENKEN

- Studies (langere tijdsduur) of schetsen (snelle neerslagen van een snelle observatie) worden op verschillende materialen en op verschillende dragers gemaakt. - De opdrachten en taken kunnen worden geformuleerd in het kader van thema's of projecten die worden behandeld in de vakken Beeldende vorming en Toegepaste beeldende vorming.

KV Waarnemingstekenen D/1993/0279/037

43

Artistieke opleiding 2de graad KSO

You might also like