You are on page 1of 25

Kennisportofolio Blok 1.

De modellen:
Algemene Economie:

Swot Analyse:

Intern->

Extern->

Les 4.
Formule

prijselasticiteit=

Prijselasticiteit van de vraag Hoeveel procent


verandert de afzet als de prijs met 1% stijgt?
Inelastisch De vraag reageert relatief weinig
op een prijsverandering.
Elastisch De vraag reageert relatief sterk op
een prijsverandering.

Week 5.
Inkomenselasticiteit=

Kruislingse elasticiteit=

Nadelen markteconomie:
-De machtspositie van bedrijven is niet goed verdeeld (NS, Prorail), minder door
de NMA.
-Prijs is niet acceptabel, bijv. in de Landbouw. (dmv subsidies en minimumprijzen)
-Prijs te hoog, in de woningmarkt. (maximumprijzen)
-werkloosheid
-ontransparante markten
-collectieve goederen hebben geen prijs
- onrechtvaardige inkomensverdeling
-Markten reageren vertraagd
-Externe effecten

Bedrijfseconomie week 2:
Waarom maak je een jaarverslag?
Voor de belastingdienst, jezelf, investeerder en medewerkers.
Accountant controleert jaarverslag en ondertekend deze. Accountantsverklaring
hoeft niet altijd bij kleine bedrijven. Waarom grote dan wel? Wanneer een groot
bedrijf failliet gaat is er een grote toename van werkloosheid. Hoe groter het
bedrijf, des te gedetailleerder de accountantsverklaring.
Balans:

-Activa, kun je iets mee doen. Run je je bedrijf mee. Gebouwen, voorraad, liquide
middelen.
Vaste activa, gebruik je langer dan 1 jaar. Gebouw en inventaris.
Vlottende
liquide
middelen.

Volgorde
boven
onder op
van
liquiditeit.
minder snel

activa,
Debet

Credit

Activa

Passiva

aanschaffingen

Betaling aanschaffingen

Besteding vermogen

Bron vermogen (fin.wijze)

bezittingen

Schulden

kapitaal

Vermogen

van
naar
volgorde
Gebouw

verkocht dan voorraad.

-Passiva, eigen/vreemde vermogen en de schuld.


vreemd vermogen kort, korter dan 1 jaar.
vreemd vermogen lang, langer dan 1 jaar.
Volgorde van boven naar onder op volgorde van van korte duur naar lange duur.
Wanneer je hypotheek neemt, ben je hypotheekgever. Je geeft een onderpand,
het hypotheekrecht in ruil voor geld.
Debet-zijde
Kas: Hulp Liquiditeitsoverzicht.
Eigen vermogen: Resultaten Rekening (winst&verlies).
Stel je haalt voor 5000 euro aan drank;
Cash betaald:
5000 van de kas af, komt er bij de voorraad bij.
Op rekening:
5000 bij voorraad en 5000 bij schuld.
Fundament van het boekhouden:
Een rekening van bezit (debit) wordt gedebiteerd bij toename en gecrediteerd bij
afname.

Voorbeeld:

Een rekening van schuld/eigen


vermogen(credit) wordt
gecrediteerd bij toename en
gedebiteerd bij afname.
(Voorraad aan crediteuren)
Week 6.
Jaarverslaggeving:

Aankoop voorraad
grondstoffen voor 5.000
(contant betaald)
mutatiebalans
Voorraad + 5.000
Kas
- 5.000

-Het voorzichtigheidsbeginsel:
kosten zo snel mogelijk boeken,
en opbrengsten zo laat mogelijk.
Eigenlijk proberen zo hoog
mogelijke kosten te krijgen.
Activa of baten mogen niet te
hoog worden weergegeven.
Vreemd vermogen of kosten
mogen niet te laag worden
weergegeven
-Toerekeningsbeginsel:
Opbrengsten en kosten worden
aan de juiste periode
toegerekend.
Realisatie beginsel: gaat over
opbrengsten

Aankoop voorraad
grondstoffen voor 5.000
(op rekening)
mutatiebalans
Voorraad + 5.000
Crediteuren
+ 5.000

Transactie wordt geboekt wanneer de goederen (diensten) en de factuur zijn


geleverd.
Matchingsprincipe: gaat over kosten.
Kosten worden toegerekend aan de periode wanneer opbrengsten die met deze
kosten samenhangen worden gerealiseerd.
-Continuiteitsbeginsel: We gaan er van uit dat een bedrijf doorgaat.
-Bestendige gedragslijn:
Ieder jaar uitgaan van dezelfde grondslagen om activa en passiva te waarderen
en resultaat te bepalen.
-Indivuduele waardering:
Activa en Passiva moeten afzonderlijk worden gewaardeerd
Afschrijvingen en waardevermindering onafhankelijk van het resultaat.
HW: OPGAVE 8

OPGAVE PROEVERIJ OP BB
MAKEN PROEFTENTAMEN.

Communicatie.
Drieluik communicatie= Corporate Identity Mix
Imago en Identiteit hebben invloed op elkaar.
Identiteit: Je begint met een Persoonlijkheid, opschrijven van je kernwaarden,
missie en visie. Waar sta je voor.
Gedrag: hoe gaan we met de partijen om.
Communicatie: berichtgeving, folders, reclame, sites en brochures. Dit is
weloverwogen.
Symboliek: visuele beeld, huisstijl. Dit is meer dan een logo/mascotte. Bij een
huisstijl wil je de kernwaarden verwoorden of uitdrukken in een afbeelding of
soort slogan.
Huisstijl: visuele identiteit van een organisatie.
Doel: Herkenbaarheid te vergroten.
Bindend element tussen alle uitingen.
Visuele vertaling van de identiteit.
Kwaliteitsonderstreping, is de huisstijl verzorgd dan straalt dat ook iets uit.
Interne functie, nieuwe jasjes voor postbodes als voorbeeld. Zij waren trots
op deze goede jasjes.
Voordelen Huisstijl: Verduidelijking identiteit
Vergroting eenheid
Kostenbesparing
Verkoopbevordering
Wanneer een nieuwe huisstijl?:
Beleidsomwenteling die gepaard gaat met nieuwe identiteit, afsplitsing van
diensten naar 2 bedrijven ipv 1 groot bedrijf.
Verzelfstandiging, Enexis werd zelfstandig van essent.
Verandering van status, slechte publiciteit bijv.

Uitbreiding activiteiten, nieuwe diensten. Bijv. Lathouwers gaat ook lease


diensten aanbieden.
Updating.
Fusie, reorganisatie of verhuizing. Bijv. Friesland Campina.

Basiselementen Huisstijl:
Logo: woordmerk (WNF) + beeldmerk (panda)
Kleur:-Symbolische waarde
-Emotionele waarde
-Signaalwaarde
Typografie
Fotobeleid.

Identiteitsstructuren, Philips, Sony en Shell. Moederbedrijf en op alle producten


staat Philips op, of Sony of Shell.
Endorsed Identiteit: 3M (notitieblokjes), of Unilever. Unilever staat ook op de fles
van dove.
Branded identiteit: op Douwe Egberts staat alleen Douwe Egberts en niet het
moederbedrijf.
Week 4.
Communicatieplan.

1. Probleem
2. Analyse
3. Communicatiedoelgroepen
4. Communicatiedoelstellingen
5. Boodschap
6. Communicatiestrategie
7. Communicatiemiddelen
8. Tijdsplanning
9. Budget
10. Evaluatie
Stap 1. Analyse. Wat is het oorspronkelijke vraagstuk en welke stappen zijn er
toto nu toe gezet?
Dit is altijd een vraag.
verbeteren?

Bijv. Hoe kunnen we.... het imago van google glass

In deze fase worden ook factoren die relevant zijn voor de ontwikkeling van de
communicatiestrategie zoals inzicht in de markt, in concurrenten, in publieks- en
doelgroepen en in de werking vna communicatiemiddelen in kaart gebracht.
Voor corporate communicatie zijn identiteit en imago belangrijke ijkpunten. in de
analysefase kan de conclusie zijn dat het bedrijf neit het gewenste imago heeft.
Je maakt dan een analyse om te bepalen wat het imago is bij de doelgroepen, en
hoe je het imago zou willen zien. Dit imago bereiken in het doen van het
communicatieplan, zodat het probleem word opgelost.
a. Externe analyse
Inzicht in ontwikkelingen in de omgeving die ingrijpende gevolgen voor
organisatie kunnen hebben. Deze omgeving bekijken aan de hand van DESTEP.
Kijk ook rond in de branche welke communicatiemiddelen worden ingezet. Dit
geeft aan wat leeft in de omgeving, en een indicatie van de budgetten van de
concurrent aan communcatie. Ook geeft het gebruik van bepaalde middelen aan
welke doel de nadruk de aandacht wordt geschonken in de communicatie.
Voorbeelden: Becel, heeft allemaal pro-activ boter. Dus gezonde boter tegen
overwicht wat ze hebben waargenomen in de Demografische factor.
Sanex: Ecologisch, Sanex heeft een eco-pack ontwikkeld zodat deze natuurlijk
kan worden verwerkt.

2b. Interne analyse


Inzicht in het functioneren van de organisatie zelf. Bestuderen van kernwaarden
omdat je daar in te vinden is waar een organisatie voor staat. Een volgende stap
is het analyseren vna de bedrijfsstructuur en -cultuur om evt
communicatieproblemen boven tafel te krijgen.
-Product
-Logistiek, bij elke aankoop een gratis biertje. Grote impact op logistiek ivm bier
leveren bij wibra filialen.
-Techniek, bel actie. Bel een nummer en je wint iets. Dan moet je een heel
belcenter ontwikkelen.
- Personeel, bel actie. Heb je hoogopgeleid personeel dan moet je zo'n belteam
inkopen.
-Financin, reclame kost geld. Heb je genoeg budget?
-Managment, moet je meekrijgen. Heb je allerlei ideen, maar ziet het
managment die niet zitten. Dan ben je klaar. Je moet directeuren en managers
overtuigen.
-Organisatie, past de campagne die je wilt maken bij je organisatie en je
........-Strategie

Stap 2. Publieksgroepen en doelgroepen bepalen.


Publieksgroep: Public relations.
Een maatschappelijke groep waarmee een organisatie een relatie onderhoudt.
Voorbeelden:
Algemene: Omwonenden, instellingen, pers.
Finacieel-commercieel: banken, leveranciers, aandeelhouders, klanten, sponsors.
Politiek-maatschappelijk: Overheden op nationaal, provinciaal en gemeentelijk
niveau, actiegroepen, consumenten- en werknemersorganisaties.
Intern: werknemers.

Doelgroep.
Waar je het communicatieplan op richt.
Segmenteren= verder onderverdelen

Waarom?: Doelgroep is te groot, te heterogeen of


Doelgroepensegmentatie
Geografisch: Waar is doelgroep gelokaliseerd?
-Land, regio, gemeente of postcodegebied.
Demografisch: Leeftijd, Geslacht, Burgerlijke staat, Woonsituatie en
Gezinssituatie.
Socio-economisch: Inkomen, beroep, opleiding, sociale klasse.
Psychografisch (lifestyle): Politieke overtuiging, milieu, geloof,
informatiebehoefte, mediacosumptie.
Gebruik/verbruik: Vaste gebruikers versus potentile klanten wat betreft koop- en
gebruiksgedrag.
Levenscyclus=Demografisch. Combinatie van inkomen en leeftijd.
Merkbekendheid, de houding ten opzichte van het merk, koopgedrag en
koopfrequentie.

Stap 4. Doelstellingen.
3 Niveaus:
-Hele onderneming. Bijv. Ondernemingsdoelstelling: voor 01-01-15 een
rendement op genvesteerd vermogen van 10%
-Afdelingsdoelstelling. Bijv. Marketingdoelstelling
-Communicatiedoelstelling. Voor 01-01-15 de spontane
naamsbekendheid bij de doelgroep vergroten van 60% naar 80%
3 Typen communicatiedoelstellingen:
Kennis-> iets weten
kennis merk, naamsbekendheid
Houding-> iets vinden
imago, betrokkenheid; bij 50% van de doelgroep een positief imago te realisen
Gedrag-> iets doen
actie; liken van de facebookpagina, of foto maken met je fashiontwin
Doelen zijn SMART geformuleerd. Specifiek,Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en
Tijdgebonden.

Specifiek, meetbaar:
Doelstellingen staan precies omschreven, wat wil je bereiken en bij wie?
Dus ipv meer naamsbekendheid. 20% Meer naamsbekendheid bij jonge
tweeverdieners tot 30 jaar.

Acceptabel, realistisch:
Je kunt in 2 weken niet de halve markt in handen hebben, dit is niet realistisch.
En een nieuwe smirnoff ice voor 10 jarigen is niet acceptabel.

Tijdgebonden:
Een doelstelling moet aan een termijn gekoppeld zijn. Wanneer je een
doelstelling oneindig laat doorgaan dan haal je hem altijd wel. Het is ook
belangrijk om op een bepaald moment het efffect van je campagne te meten,
zodat je deze kan aanpassen om alsnog de doelstelling te halen.
Stap 5. Boodschap.
Stap 6. Strategie.
Hoe wil je de doelstellingen uit stap 3 bereiken? Je moet dus keuzes maken die bij
de doelgroep en de doelen passen. De eerste keuze is: Gaan we door met de
huidige strategie of moet er iets nieuws komen?
Als uit de analysefase blijkt dat de doelstellingen ook met de huidige strategie
bereikt worden dan zal deze worden voortgezet. In een sterk veranderende
omgeving is het waarschijnlijk nodig een nieuwe strategie te bedenken.
Wat heb je nodig voor goeie reclame?
-Verhaal/doel -> goede opbouw
-Emotie
-Humor
-Bn'er, dieren
Slechte reclame:
-Acties
-Overdreven
Stap 7. Communicatiemiddelen.
Schema met communicatiemiddelen.

Middel

Doel

Actie/Thema

Folder

Koop
stimuleren
Koop
stimuleren
Koop
stimuleren/
Houding
wijzigen
Houding/Imago
Versterken/wijzi
gen
Merk
versterken
Houding/Imago
versterken/wijzi
gen
Merk
versterken

Huis-aanhuisblad
Dagblad

Televisie

Radio
Tijdschrift

Buitenreclam
e

Kosten

Actie

Campagneter
mijn
Korte termijn

Actie

Korte termijn

Laag

Actie/thema

Korte/lange
termijn

Gemiddeld

Thema

Lange termijn

Hoog

Actie/thema

Gemiddeld

Thema

Korte/lange
termijn
Lange Termijn

Thema

Lange termijn

Gemiddeld

Laag

Hoog

Tijdschrift:
Publiekstijdschriften, Special interest (VI), Sponsored magazines (Allerhande van
AH), vakbladen.
voordelen; Meteen de goede doelgroep
nadelen; Duur
Televisie: commercial, sluikreclame, programma's sponsoren.
Voordeel: groot publiek, kunt reclames voor gerelateerde programma's laten
zetten.
Nadeel: duur
Radio
Voordeel: Goedkoop,
Nadeel: Moet duidelijk zijn in je boodschap, valt vaak niet op in de achtergrond
Online: e-mail, banners, sites, video's, apps, social media, etc.
Voordelen: Veel gratis. Kan alles aanpassen en mensen kunnen delen, dus enorm
bereik.
Nadeel: Wanneer geld kost, kost het meteen veel. Als het niks wordt met je
bedrijf dan weet iedereen het.

Buitenmedia: Bushokjes
Voordeel: hele grote groep.
Nadeel: moeilijker om een bepaalde doelgroep te bereiken. Kan er maar een
kleine boodschap op kwijt. Maken kost veel tijd.

Stap 8. Tijdsplanning
-Afstemmen communicatieactiviteiten
Stap 9. Geld
- Taakstellende methode: Je schrijft alle activiteiten je gaat doen en schrijft op wat
dat kost.
-Uitgaven in voorgaande jaren: kijken naar voorgaande jaren.
-Omzetpercentagemethode: Kijken naar de totale omzet van het bedrijf en
hiervan een bepaald percentage nemen. (meestal rond 4-5%)
-Concurrentiegeorinteerde methode: kijken naar concurrent.
-Anticyclische methode: bijv in tijden van crisis veel uit gaan geven aan
communicatie. En wanneer het goed gaat, dan minder uitgeven aan
communicatie.
-Sluitpostmethode: Kijken wat over is nadat de rest van het budget al is verdeeld.
Stap 10. Evaluatie
-Effectevaluatie: zijn de doelstellingen bereikt, wat kan beter?
-Procesevaluatie: hoe verliep het proces
-Productevaluatie: Campagne ga je onder de loep nemen, wat is de waardering
van de doelgroep

STOF: H1 TOT3 MARCOM EN DE SHEETS


Managment.
Ondernemingen zijn in principe profit organisaties, zoals de Rabobank, met de
bedoeling winstgevend te zijn. Er zijn ook ondernemingen, zoals wnf, die geen
winst hoeven maken.

Het 7S-model: bij dit model zijn alle bolletjes op elkaar afgestemd, zo hoort bij
bijv. een bepaalde strategie een bepaald soort personeel en een bepaalde
managementstijl. Bij het 7S-model past ook nog duurzaamheid.
Strategie, Structuur en Systemen horen bij de harde S. Deze S'en zijn prima te
beschrijven of te tekenen. De overige 4 zijn zacht. Duurzaamheid is ook zacht.
Omgeving van de organisatie: eerst de partijen, zoals afnemers en werknemers,
en daarbuiten zitten factoren (DESTEP). Organisatie is het 7S-model, partijen en
factoren zitten hier dus omheen. Tussen organisatie en partijen is contact,
interactie. Met factoren is geen interactie mogelijk, het overkomt een bedrijf. Bijv.
Politieke factoren. De overheid verhoogt de BTW naar 23%, hierdoor zal een
Albert Heijn o.a. prijzen aanpassen, kassa's aanpassen en 23% afdragen. Of bij
ecologische factoren (milieufactoren) dat in de landbouw een bepaald soort gif
niet mag worden gebruikt.
Les 2.
Interne afstemmingsfunctie
Externe afstemmingsfunctie: scannen omgeving, wanneer buitenwereld
verandert misschien bedrijfsvoering ook veranderen. Gebeurt door topmanagers.
Strategie is een soort stappenplan, missie, visie, doelstellingen en
strategie.
Missie:
-waarom bestaan we
-voor wie bestaan we
-wat is onze identiteit?
-wat is onze primaire functie
-welke behoeften vervullen we
Visie:
-Hoe ziet de omgeving eruit in de toekomst?
-Waar willen we staan over x jaar?
-Wat willen we dan bereikt hebben?
-Hoe bereiken we dat?

Doelstelling:
-Specifiek

-Meetbaar
-Acceptabel
-Realistisch
-Tijdsgebonden
Strategie:
Aldi en Action, Lowest total
Apple, Best Product
Van Lanschot, Customer
Intimacy

Week 5.

Geschiedenis managment.
-Klassieke organisatiekunde

cost

Voor 1900: 1e Theorie -Frederick Taylor (1856-1915) Wetenschappelijk


onderzoeker.
Theorie van 1911 (publicatie) ( puur op productieproces
gericht)
Werkzaam in de industrietak van de ijzererts. Ijzererts is
gewonnen en moest
worden ingeladen in de wagons. Hij wilde
weten hoe snel en hoe goed een
arbeider produceerde, en ging
kijken hoe het beter kon om de productiviteit
te verhogen. Bijv.
door een andere houding of beter materieel.
Wat hij wilde bereiken: Ontwikkel de beste manier van
uitvoeren
Selecteer en train de medewerker
arbeidsprestatie

Prestatiebeloning-> Hij pakte beste


als norm.
Verdeel werk en verantwoordelijkheid.
arbeider doet waar die goed in
de lopende band
onderdeel.

(specialisatie,
is). Samen met Ford
ontwikkeld. Iedereen n
Ook managerspecialisatie, 8 bazen.
Arbeider wist niet meer naar wie hij moest luisteren.

-Henry Faylol (1841-1925). Algemene Managmenttheorie (eenheid


van bevel!)
F-indeling met afdelingen.
Plannen en Organiseren is beleidsformulerend. Overige drie zijn
beleidsuitvoerend.

Theorie van ca. 1916 (over het leiden van een heel bedrijf)
Actief in de mijnbouwindustrie (directeur).
Managment is te leren, je hoeft niet van adel te zijn.
-Gedragskundige benadering
-Elton Mayo (1880-1949) Human Relations-theorie= Tegenbeweging. Mens staat
centraal ipv werk.
Theorie van ca. 1945
Hawthorne-onderzoeken bij General Electric.
Bevindingen: Bestaan informele relaties.
Waardering laten blijken, aandacht geven etc. is belangrijk voor
productiviteit.
-Revisionisme
-Rensis Likert, Revisionisme -> mens
Linking-pin-principe: Samenvoeging klassieke en gedragskundige stroming
De baas van teams of afdelingen zit opgenomen in het
overleg van zijn baas en
laat wensen en meningen van zijn afdeling
horen in dat overleg. Informatie
van onderste personeel komt
via schakelpersonen bij de top.
-Douglas McGregor (1906-1964)
Theorie van ca. 1960: 2 Mensbeelden X en Y.
Je hebt een manager nieuw in een bedrijf en heeft afdeling
van 10 personen.
Hij moet deze mensen inschatten. Kijkt weekje
rond en praat met
medewerkers. Zo krijgt hij een beeld van
ze. Zo plaats hij ze in 1 groep. Bijv.
X-type is lui, vervelend enz. En
dan is Y-type ambitieus, actief enz. Hij zal de
X-types weinig
aandacht geven en Y-type juist wel. Probleem is wanneer je
verkeerd wordt ingeschat. X is niks, Y is alles!
-Robert Blake en Jane Mouton
Managerial grid ->
Alleen aandacht voor personeel is niks
Alleen aandacht product is niks
Mix zoeken van 50/50 dus 9.9 is optimaal.
(managers van tegenwoordig)

5.5 is van alles maar een beetje.

-Systeembenadering
Externe Relatie: zo goed mogelijk doen via info uit de buitenwereld of je het zo
goed doet. (partijen en factoren)
-Contingentiebenadering
-Iedere organisatie is anders, situationeel leiderschap.
-Verschillende managmentstijlen, aansturen grote groepen mensen.
-Autocratisch/Autoritair, manager luistert niet naar manager (1,2)
Autocratisch dan denk de manager dat hij het het beste weet en wil oprecht goed
doen.
Autoritair, dan is de manager uit op macht, dit is slecht. Slecht naar
medewerkers.
-Consulteren, luistert naar medewerkers maar neemt zelf beslissingen (3,4,5)
-Participatief, manager luistert naar wat de medewerker zit.

-Taak- en relatiegericht
-Leiderschapsstijlen Hersey en Blanchard 4 types personeel:
Taakvolwassenheid bepaald door kunnen (bekwaamheid) en willen
(motivatie). Aansturen 1 persoon, gericht op individu.
S1 Instrueren -> Leiden
-Mederwerker is niet bekwaam wel gemotiveerd
S2 Overtuigen -> Begleiden
- Mederwerker is enigzins bekwaam, niet altijd gemotiveerd.
S3 Overleggen ->Steunen (aandacht geven)
-Medewerker is wel bekwaam, niet altijd gemotiveerd.
S4 Delegeren -> loslaten (zelfstandigheid geven)
-Medewerker is wel bekwaam en wel gemotiveerd.

Week 6.

Sleutelvaardigheden (skills), Gemeenschappelijke waarden (cultuur).


Sleutelvaardigheden: Bedrijf blinkt uit in een bepaald aspect.
Een sleutelvaardigheid is een unieke combinatie van kennis, vaardigheden,
structuren, technologien en processen in de onderneming die het mogelijk
maken om producten of diensten te leveren die geen enkele andere onderneming
op dezelfde manier op het hetzelfde moment kan produceren.
Synoniemen:
-Kernbekwaamheden
-Kerncompetenties/Core Competence
-Skills
-Unique Selling Points (USP), meer verkoop

Core Competence: ergens heel goed in


Core Products: moet te produceren zijn
Final product: het product

3 Typen processen. primair, secundair en bestuurlijk.


Primaire activiteitengroep is F-indeling. Onder in organigram.
Secundaire activiteiten zijn ondersteunende processen. In het organigram als
gewone staf maar ook als functionele staf weergegeven.
Structurering van bedrijf zijn bestuurlijke processen. In organigram helemaal
bovenaan als directeur/eindverantwoordelijke.
Apple heeft ontwikkeling technologie als skill, en zal zelf moeten blijven
ontwikkelen omdat zij dat zelf zo goed kunnen. Maar wanneer je iets doet wat
een ander bedrijf iets beter kan en goedkoper kan dan moet je dat niet doen.
Apple doet productie niet, omdat de chinezen dat goedkoper en sneller kunnen.
Marketing en verkoop doet Apple dan weer wel.
Gemeenschappelijke waarden (cultuur).
Cultuur is een patroon van denken en doen van mensen, gebaseerd op
overtuigingen wat goed en fout is. Bijvoorbeeld, je bent er altijd een kwartier van
te voren omdat je voorbereidingen moet treffen.
Functies:
-Binding, mensen doen dingen op dezelfde manier en je bent daar gelukkig mee.
Of vieren van verjaardagen.
-Standaardisatie, normen van een bedrijf, gedragsregels.
-Interne zekerheid, je gaat blij naar je werk wanneer je bedrijf goede producten
levert en winst maakt.
-Externe kracht, voel je je gelukkig bij je bedrijf dan straal je dat uit naar de
klanten.

Gedragspatronen en symbolen: Glazen gebouw straalt transparantie uit


(symbool)
Hoe gaat het er in het bedrijf aan toe
(gedragspatroon)
Iemand in pak geeft hand en spreekt net tegen klant
(Formeel)
Iemand in normale kleren spreekt tegen klant als
vriend (Informeel)
Gedragsvoorschriften: Bedrijfskleding en voor wie? Verjaardagen vieren en hoe
dan?
Sleutelpersonen: Helden in de organisatie, na het binnenhalen van een heel grote
opdracht bijv.
Verhalen: Roddels of verhalen over aparte, spannende dingen.
Normen en Waarden: Klant is koning bijv.

Cultuur is een bindmiddel (sociale lijm)


Cultuur is richtinggevend
Cultuur werkt als cordinatie mechanisme (de individuele gedragingen van
organisatieleden worden op elkaar afgestemd)
Cultuur is een teken aan de omgeving (corporate identity)

Ui model en Corporate Identity Mix hebben overeenkomsten.


Structuur.
Interne differentiatie F-indeling
Interne specialisatie, M, G, P indeling.
Benamingen van structuren:
Lijn organisatie
Lijn-staforganisatie
Lijn-functionele staf

Goed leren voor tentamen:


ISO MODEL, EFQM MODEL, IFK MODEL!!!
BOEK+SHEETS+AANTEKENINGEN!!!!!!!!

Recht:
Doel van recht: Creeren van een goede samenleving
Ordenen samenleving
Handhaven regels
Indeling recht: Publiekrecht; Burger/Bedrijf tegen Overheid.
Strafrecht.
Staatsrecht.
Bestuursrecht. Bijv. vergunningen.

Privaatrecht (burgerlijk recht); Burgers/Bedrijven onderling.


Materieel recht: Beschrijft rechten en plichten.
Formeel recht: Beschrijft hoe het materieel recht gehandhaafd wordt.
Les 2.
Waar kun je recht vinden?:
-Wet
-Jurisprudentie
-Gewoonte
-Verdragen
Wetten: definities
Wet in materele zin
-algemeen in verbinden voorschrift. (Je mag niet doden, van 18e recht op stufi)
Wet in formele zin
-door Staten-Generaal en regering gezamelijk volgens procedure van art. 81 GW.
Kan een wet in materele zin ook een wet in formele zin zijn?
Ja, meeste wetten worden

worden door Staten-Generaal en

Week 3.

Rechtbank
Lagere rechter, ook wel eerste
aanleg genoemd.

De rechtbank heeft verschillende


kamers
(straf-, familie-, handel-,bestuurs-, enz).

Kantongerechten maken onderdeel


uit van de rechtbanken

Gerechtshof

In hoger beroep tegen

Hoge Raad:

Recht week 4.

Hoogste rechtscollege
Beroep in cassatie

Juridishe case maken.

Stap 1: Wie zijn de partijen?


Stap 2: Wat is het juridisch leerstuk?
(in maximaal 5 woorden)
Stap 3: Wat is of zijn de relevante
artikelen?
Stap 4: Benoemen en toepassen van
de criteria

Stap 5: Wat is de conclusie?


Verwerk in je conclusie het antwoord op
de vraag.
Week 6.

Opzeggingvereisten gewoon ontslag.

-Artikel7:667 lid 6 BW: opzegging is vereist


-Artikel 7:670 BW: opzegverboden
-Artikel 7:672 lid 2 BW: termijn van opzegging
-Artikel 6 lid 1 BBA toestemming UWV voor werkgever
- Artikel 6 lid 2 BBA

1. Van
rechtswe
ge

Door wie

wijze

Art.

automatisch

art. 7:667 +
7:674 BW

2.
wederzij
ds
goedvin
den

wg + wn

wilsovereenste
mming

Boek 3 + 6
BW

3.
Opzeggi
ng

wg of wn

gewoon

art. 6 lid 1
BBA + art.
7:667 v. BW

dringende
reden
proeftijd

art. 7:677 +
7: 678 +
7:679 BW
art. 7:653 +
7: 676 BW +
artikel 6 lid
2 sub b BBA

4.
Ontbindi
ng

kantonrec
hter

Grondrechten:
Artikel 1t/m23 grondwet

gewichtige
redenen

art. 7:685
BW

You might also like