Professional Documents
Culture Documents
Differentiaalvergelijkingen
Januari 2013
November 2012
November 2011
Januari 2011
November 2010
Januari 2010
1p
1. (a) De hoeveelheid zout in twee verbonden vaten wordt beschreven door de volgende
differentiaalvergelijking
d
dt
Q1
Q2
Bepaal de evenwichtsoplossing.
4p
4
3
4 8
~x,
~x(0) =
120
80
(c) Geef een verband tussen de oplossingen van de stelsels uit vraag (a) en vraag(b).
2. Beschouw het volgende stelsel differentiaalvergelijkingen:
d
dt
x(t)
y(t)
y cos(x)
2x 2y
2p
4p
(b) Geef bij elk van de evenwichtspunten uit onderdeel (a) aan van welk type het is
en of het een stabiel of instabiel evenwichtspunt is.
4p
(c) Maak een schets van het fasevlak (=xy-vlak) met oplossingskrommen voor het
gebied x [1, 6] en y [1, 6].
3p
3. (a) Is de reeks
P
n=1
4 + 3n
convergent of divergent? Toon dit aan.
2n
1
3p
(b) In de figuur zie je een serie vierkanten. Het grootste vierkant heeft zijden met
lengte 1. Van elk van de volgende vierkanten is de zijde de helft van de zijde
van zijn voorganger. Dit proces is oneindig. In elk vierkant is een kwart cirkel
getekend, waarvan de straal gelijk is aan
1
de lengte van de zijde van dat vierkant.
Zo is een spiraal ontstaan.
Bereken de lengte van deze spiraal.
(De omtrek van een cirkel is 2 maal de
1
straal.)
4. Gegeven is f (x) = ln(1 + x).
2p
2p
1p
(c) Als 0.1 x 0.1 , schat hoe groot de fout maximaal ongeveer is, als f (x)
benaderd wordt door T2 (x). Ga hierbij uit van de restterm.
5. Gegeven is de functie f (x) = 1 voor 0 < x < .
2p
(a) Breid f (x) uit tot een oneven functie met periode 2. Schets de grafiek van
deze uitbreiding op het interval 3 < x < 3.
3p
u
2u
=
2
x
t
(a) Laat zien dat de partiele differentiaalvergelijking gescheiden kan worden m.b.v.
u(x, t) = X(x)T (t).
4p
(b) Bepaal alle niet-triviale oplossingen X(x) die voldoen aan de randvoorwaarden.
2p
(c) Schets twee onafhankelijke oplossingen X(x) voor 0 < x < 50. Verifieer dat
deze aan beide randvoorwaarden voldoen!
1p
(d) Bepaal bij elk van de in (b) gevonden oplossingen X(x) de bijbehorende T (t).
1p
3p
(f) Bepaal de oplossing die ook voldoet aan de beginvoorwaarde. Beschrijf het
gedrag van deze oplossing in de tijd.
det
x1
x2
0
0
(1)
1
2
(2)
3
2
1
2
+ c2 e2t
3
2
~x(t) = e
120
80
(c) Voor de oplossing van vraag (a) bij beginwaarde Q1 (0) = Q2 (0) = 0 geldt
Q1 (t)
Q2 (t)
= ~x(t) +
120
80
y0 sin(x0 ) cos(x0 )
2
2
0 1
2 2
x
y
~u, met ~u =
/2 0
2 2
x /2
y /2
~u, met ~u =
De eigenwaarden zijn positief (r1 = /2) en negatief (r2 = 2). Het betreft dus
een zadelpunt, dat instabiel is aangezien een van de eigenwaarden positief is.
In de buurt van (3/2, 3/2) is het benaderende lineaire systeem:
d
~u
dt
3/2 0
2
2
x 3/2
y 3/2
~u, met ~u =
De eigenwaarden zijn nu beide negatief (3/2 en 2). Het betreft dus een
stabiele knoop.
(c) (0, 0) is een stabiel spiraalpunt. De spiraal draait dus naar binnen. De richting
bepalen we door in het benaderende lineaire systeem bijvoorbeeld ~u = (1, 0)T
in te vullen. Dan blijkt de tweede component een positieve afgeleide te hebben.
De spiraal draait dus linksom.
Van het lineaire systeem bij (/2, /2) zijn de eigenvectoren
1 + /4
1
bij r1 = /2,
0
1
bij r2 = 2.
bij r1 = 3/2,
0
1
bij r2 = 2.
Oplossingen naderen (3/2, 3/2) zowel langs de verticaal x = 3/2 als langs
de lijn x 3/2 = (1 3/4)(y 3/2). Voor het richtingsveld in het fasevlak,
zie figuur 1.
3. (a) Gebruik de vergelijkingstest (St 11.4):
P
n
3
2
heeft r = 3/2
n=1
n
4+3
n=1 2n divergeert dus ook.
reeks
P
4+3n
2n
>
3n
2n
n
3
2
. De meetkundige
1
1
X
1 n1
n=1
/2
= .
1 1/2
1
f (x) = (1 + x) ,
f (0) = 1,
f (x) = (1 + x)2 , f (0) = 1,
Dit geeft
1
1
T2 (x) = f (0) + f (0)(x 0) + f (0)(x 0)2 = 0 + x x2 .
2
2
(b) De restterm (St 11.11)
x3
f (c)
2
x3
3
R2 (x) =
(x 0) =
=
,
6
(1 + c)3 6
3 (1 + c)3
met c tussen 0 en x in.
(c) De maximale waarde wordt aangenomen als x = 0.1 en c = 0.1:
1 0.13
1
=
0.00046.
3 0.93
2187
|R2 (x)|
bn sin nx.
n=1
De coefficienten worden berekend door de oneven uitbreiding van f (x) met sin nx
te vermenigvuldigen en te integreren over het interval [, ] (BdP 10.2 of ook
10.4). Dit geeft
bn =
f (x) sin(nx)dx = 2
sin(nx)dx =
Opgave 5(a)
2
1.5
0.5
0.5
1.5
2
10
10
= 2
Resultaat:
f (x) =
i
2
2
1
cos(nx) = cos(n) +
0
n
n
n
X
2
n=1
(1 cos(n)) sin(nx) =
n
odd
4
sin(nx).
n
6. (a) We passen de methode van scheiding van variabelen toe (BdP 10.5). Het schema
is identiek voor de warmtevergelijking, de golfvergelijking en de potentiaalvergelijking, maar de gevonden oplossingen natuurlijk niet. Een golf gaat anders
door een medium dan warmte! Met u(x, t) = X(x)T (t) krijgen we
25X (x)T (t) = X(x)T (t)
X (x)
1 T (t)
=
= een constante, zeg .
X(x)
25 T (t)
0.5
0.5
1.5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
n2 2 t/100
Cn Tn (t)Xn (x) =
Cn e
n2 2 t/100
sin(nx/50).
n=1
n=1
80e
n2 2 t/100
sin(nx/50).
odd
Voor toenemende tijd dalen de e-machten naar 0. De eerste term (n = 1) dempt
het langzaamste uit omdat exp(n2 2 t/100) het langzaamste daalt voor n = 1.
n
met
y(0) = 1
en
y (0) = 3.
2p
(d) Schrijf de functie u(t) = cos (4t) + sin (4t) in fase-amplitude vorm, dus als
R cos (4t )
x(t)
y(t)
2. Voor de vector
d
dt
1p
3p
4p
2p
3p
x
y
x xy
4y xy
(b) Is de reeks
n=1
1
3
2
27
+ =
n
convergent of divergent? Toon dit aan.
n3 + n + 1
4. Gegeven is f (x) =
1 + 2x .
2p
2p
2p
1 + 2x ex
lim
x0
x2
4p
2p
y(0) = 0 en y () = 0 .
2u
u
=
2
x
t
u
(10, t) = 0 voor t 0,
x
u(x, 0) = x voor 0 < x < 10.
1p
(a) Laat zien dat de partiele differentiaalvergelijking gescheiden kan worden m.b.v.
u(x, t) = X(x)T (t).
3p
(b) Bepaal alle niet-triviale oplossingen X(x) die voldoen aan de randvoorwaarden.
1p
(c) Schets twee onafhankelijke oplossingen X(x) voor 0 < x < 10. Verifieer dat
deze aan beide randvoorwaarden voldoen!
2p
(d) Bepaal bij elk van de in (b) gevonden oplossingen X(x) de bijbehorende T (t).
1p
4p
(f) Bepaal de oplossing die ook voldoet aan de beginvoorwaarden en beschrijf het
gedrag van deze oplossing in de tijd.
(a) Welk systeem in de werkelijkheid kan beschreven worden door deze differentiaalvergelijking?
2p
5p
2. Voor de vector
d
dt
x
y
x(t)
y(t)
=
5 4
10 1
x
y
Geef de algemene oplossing van dit stelsel en beschrijf in woorden het gedrag van x
en y in de tijd.
3. Een boer heeft een eiland met akkergrond waarop x ton groente per jaar verbouwd
kan worden. Helaas zitten er ook y hazen op het eiland die graag groente eten. Het
verband tussen x en y, met t gerekend in jaren, wordt beschreven door
dx
dt
dy
dt
= 2x xy x2
= 3y + xy
1p
5p
(b) Maak een schets van de oplossingskrommen in het fasevlak (x 0, y 0). Geef
ook het type en de stabiliteit aan van de evenwichtspunten in dit deel van het
fasevlak.
2p
(a)
3p
(b)
4p
1
+ 14
2
n=1
+ 61 + 18 +
n
2n3 + n2
1
10
1p
4p
(a) Breid f (x) uit tot een even functie met periode 20. Schets de grafiek van deze
uitbreiding op het interval 30 < x < 30.
(a) Laat zien dat de partiele differentiaalvergelijking gescheiden kan worden m.b.v.
u(x, t) = X(x)T (t).
5p
(b) Bepaal alle niet-triviale oplossingen X(x) die voldoen aan de randvoorwaarden.
2p
(c) Schets twee onafhankelijke oplossingen X(x) voor 0 < x < 10.
Verifieer dat deze aan beide randvoorwaarden voldoen!
2p
(d) Bepaal bij elk van de in (b) gevonden oplossingen X(x) de bijbehorende T (t).
2p
3p
met
y(0) = 1
en
y (0) = 1.
3p
2p
(b) Schrijf de gevonden oplossing in fase-amplitude vorm, dus als R(t) cos (t ).
2p
2. De populatie x van konijnen (in honderdtallen) en y van vossen (in tientallen) op een
eiland wordt beschreven door
dx
dt
dy
dt
= 3x xy x2
= 2y + xy
1p
4p
(b) Geef bij elk van de evenwichtspunten aan van welk type het is, en of het een
stabiel of een instabiel evenwichtspunt is.
4p
1p
2p
3p
(d) Wat gebeurt er na lange tijd als je begint met een aantal vossen en konijnen?
27
3. (a) Bereken zo mogelijk: 4 3 + 49 16
+ =
1
P
(b) Is de reeks
convergent of divergent? Toon dit aan.
n=1
n2 + 1
4. Gegeven is f (x) =
x.
2p
2p
2p
(c) Als 36 x 37, schat hoe groot de fout maximaal ongeveer is, als f (x)
benaderd wordt door T2 (x). Ga hierbij uit van de restterm.
5. Gegeven is de functie
1p
(a) Breid f (x) uit tot een periodieke functie met periode 2 . Schets de grafiek van
deze uitbreiding op het interval 3 < x < 3 .
1p
(b) Bepaal een constante a en een oneven functie g(x) zodat f (x) = a + g(x).
3p
1p
(a) Laat zien dat de partiele differentiaalvergelijking gescheiden kan worden m.b.v.
u(x, y) = X(x)Y (y).
4p
(b) Bepaal alle niet-triviale oplossingen X(x) die voldoen aan de eerste twee randvoorwaarden.
2p
(c) Schets twee onafhankelijke oplossingen X(x) voor 0 < x < 10. Verifieer dat
deze aan beide randvoorwaarden voldoen!
2p
(d) Bepaal bij elk van de in (b) gevonden oplossingen X(x) de bijbehorende Y (y),
die ook aan de derde homogene randvoorwaarde voldoet.
1p
(e) Bepaal de algemene oplossing u(x, y) die voldoet aan de homogene randvoorwaarden.
2p
(f) Bepaal de oplossing die ook voldoet aan de inhomogene randvoorwaarde. Hoe
hoog is de druk in het punt x = 5, y = 10?
3 y 2x x
3
0
d
(b) J(x, y) =
. In de buurt van (0, 0): dt
~u
~u,
y
x2
0 2
met ~u = (x, y)T . r1 = 3, r2 = 2. Instabiel
! zadelpunt.
3
3
d
In de buurt van (3, 0): dt
~u
~u, met ~u = (x 3, y)T .
0
1
r1 = 3, r2 = 1. Instabiel zadelpunt
!
2 2
d
~u, met ~u = (x 2, y 1)T .
In de buurt van (2, 1): dt ~u
1
0
r = 1 i. Stabiel spiraalpunt.
(c) Oplossingen verwijderen zich van (0, 0) langs de x-as en naderen langs de y-as. De
eigenvectoren zijn (1, 0) bij r = 3 en (0, 1) bij r = 2. Oplossingen verwijderen
zich van (3, 0) langs de lijn 4x+3y = 12 en naderen langs de x-as. De eigenvectoren
zijn (1, 0) bij r = 3 en (3, 4) bij r = 1. Oplossingen naderen (2, 1) spiraalsgewijs
tegen de klok in. Voor bijv. ~u = (0, 1) wordt de afgeleide van het gelineariseerde
stelsel gegeven door (2, 0). Zie figuur 1.
(d) Na lange tijd naderen de aantallen het kritieke punt (2, 1).
6
1
1
n=1
1
2n
1
n2 +1
>
1
2n .
n=1
1
n is een divergente
P
1
.
2
n=1 n +1
4. (a) T2 (x) = 6 +
1
12 (x
36)
1
1728 (x
1
(x 36)3 , met
16c5/2
1
166
5 0.000008.
(b) R2 (x) =
(c) |R2 (x)|
36)2 .
c tussen x en 36 in.
0.5
0.5
10
10
Figuur 2: Blokgolf
(b) a = 0.5 , g(x) = 0.5(x < 0),
1
2
(c) f (x) =
1
n (1
n=1
0(x = , 0),
cos n) sin nx =
1
2
2
n
sin nx.
n=1,3,
6. (a) X + X = 0, Y Y = 0.
0.5
0.5
1.5
10
Ck sinh(ky/10) sin(kx/10).
k=1
(f) u(x, y) =
sinh(y/10)
sin(x/10), u(5, 10) = sinh()/ sinh(2) 0.04.
sinh(2)
d
h(t) = D c0 h.
dt
1p
1p
2p
c) Maak een schets van h als een functie van t voor verschillende (positieve) h(0).
4p
2. Voor de vector
d
dt
u
v
u(t)
v(t)
u
v
1p
b) Bereken de vier evenwichtspunten en laat zien dat (4,2) er een van is.
2p
c) Laat zien dat als het stelsel differentiaalvergelijkingen gelineariseerd wordt rond
het punt (x, y) = (4, 2), het resultaat het stelsel uit opgave 2 wordt.
Hoe hangen u en v af van x en y?
5p
2p
2p
2p
2
2
2
2
2
+ + + +
a) 1 + +
2
3
5
6
7
1
P
b)
(Hint: integraaltest)
n=2 n ln(n)
5. a) Bepaal een vijfde-orde Taylorpolynoom T5 (x) voor f (x) = cos(x) rond a = 0.
Benader hiermee de waarde van cos(1).
2p
2p
c) Laat m.b.v. R5 zien dat de grootte van de fout van de benadering van cos(1) in
5a kleiner is dan 1/500.
6. Gegeven is de functie f (x) = 10 x voor 0 < x < 10 .
1p
a) Breid f (x) uit tot een even functie met periode 20.
Schets de grafiek van deze uitbreiding op het interval 30 < x < 30.
4p
2u
2u
=
x2
t2
Hierin is a een constante die afhangt van de soortelijke massa van de snaar, en de
spanning die erop staat. De snaar is ingeklemd, dus
u(0, t) = 0 en u(1, t) = 0 voor t 0.
Op t = 0 geldt voor 0 < x < 1:
u(x, 0) = 0 en ut (x, 0) = 2 sin(x) 4 sin(2x).
1p
4p
2p
c) Bepaal bij elk van de in (b) gevonden oplossingen X(x) de bijbehorende T (t).
2p
3p
1p
f) De laagste toon die de snaar voortbrengt heeft een frequentie van 100 Hz
(100 trillingen per seconde). Hoe groot is a?
Jl.b' fCu^^khA^ \
^ A=i: ^ f ^ f ^ ' ^ . , j
9C
-2
^-y-tf
-2
-IJ
'
^.ji//?^ty>
St./'X/^'X
. A / 1
05
-3
\/.
"^"^ 'io
k=i
lo
^
/O
Zc
v/
3o
>
^^-*>^
^1
f?
-^J<K^
Al/)
k
-^z-*;
<c7^
*7ox
>^ -
2_
' * "
2p
b) Neem nu niet h = 5, maar y(0) = 10. Bepaal het maximale aantal zwijnen dat
gevangen mag worden (dus de maximale h) zonder dat de populatie uitsterft.
4p
4p
2p
d) Beschrijf in woorden het gedrag van x(t). Hangt dat af van de beginwaarden?
2n + 3n
4n
n=1
n
P
b)
2
n=1 2n 1
a)
x2
4. f (x) = e 2
2p
2p
1p
c) Bereken
1p
d) Schat (m.b.v. 4b) de maximale grootte van de fout dit u maakt bij het benaderen
van
R1
0
R1
0
T5 (x) dx.
x2
e 2 dx door
R1
0
T5 (x) dx.
4p
6. In een metalen staafje van 4 cm lang geldt voor de temperatuurverdeling u(x, t) (in
graden Celcius):
2
2u
u
=
2
x
t
4p
1p
c) Bepaal bij elk van de in (b) gevonden oplossingen X(x) de bijbehorende T (t).
2p
2p
3p
^uetr^ufcAh/;in^ie^
{''0,
C-i,,C-h'^)
.V.') ^
- 3 ^ '
^ 2./
o j
'
oJ
21
Maf- ^oc^i
2.
,du/) 0
fojo
T
20'^.
-1
IT
37r
rT
f-^ 8727
r/1-
^0 aj^
^CiX^
Q__-
2C=
r '
=^ XU)'=^o
K/o)^1i^o
Hr/Ofak
^lco?/^,
V^--> ^ ^ ^ ^ - ^ ^ f ^ ^ ^ ^