You are on page 1of 82

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

Bouwplaatsmachinisten
Bouwtechnologie

wegenbouwTECHNIEKEN

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Voorwoord
Situering
Er bestaan al verschillende uitgaven over bouwplaatsmachines, maar de meeste zijn verouderd. Daarom is de
vraag naar een modern handboek, waarin ook de nieuwe technieken aan bod komen, enorm groot.
Het Modulair handboek Bouwplaatsmachinisten werd geschreven in opdracht van fvb-ffc Constructiv (Fonds
voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid). De dienst Gemechaniseerde beroepen (MECA) van het fvb vormde het
redactieteam. De verschillende boekdelen werden in samenwerking met de opleidingsinstellingen uitgewerkt.
Dit handboek werd opgebouwd uit verschillende boekdelen en verder opgesplitst in modules. De structuur en
inhoud werden aangepast aan de nieuwe technieken in de bouw- en machinewereld.
In het naslagwerk werd tekst zoveel mogelijk afgewisseld met afbeeldingen. Hierdoor krijgt de lezer het
leermateriaal meer visueel aangeboden.
Om goed aan te sluiten bij de realiteit en de principes van competentieleren is een praktijkgerichte beschrijving
het uitgangspunt van elk onderwerp. De boekdelen bevatten ook praktijkoefeningen.

Opleidingsonafhankelijk
Het handboek werd zo ontwikkeld dat het voor verschillende doelgroepen toegankelijk is.
We streven naar een doorlopende opleiding: zo kan zowel een leerling bouwplaatsmachinist als een
werkzoekende in de bouw of een werknemer van een bouwbedrijf dit handboek gebruiken.

Een gentegreerde aanpak


Veiligheid, gezondheid en milieu zijn themas die de redactie hoog in het vaandel draagt. Het is voor
een bouwplaatsmachinist uitermate belangrijk dat hij daar de nodige aandacht aan besteedt. Om de
toepasbaarheid te optimaliseren werden deze themas zoveel mogelijk gentegreerd in het handboek.

Robert Vertenueil
Voorzitter fvb-ffc Constructiv

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

inhoudstafel
1. Kunstmaterialen9
1.1. Steenslag9
1.2. Gebroken puingranulaten10
1.3. Zandcement13
1.3.1. Samenstelling13
1.3.2. Eigenschappen / verwerking14
1.3.3. Toepassingen15
1.4. Schraal beton16
1.4.1. Samenstelling16
1.4.2. Toepassingen17
1.4.3. Verwerking18

2. Opbouw van een weg


in dwarsdoorsnede19
2.1. Onderdelen19
2.1.1. Flexibele structuur20
2.1.2. Stijve structuur21
2.1.3. Water in de onderlagen van een weg21
2.1.4. Open en gesloten verhardingen22
2.1.5. Gesloten verhardingen22
2.2. Het baanbed23
2.3. De aardebaan of verbeterde ondergrond24
2.4. Stabilisatie met kalk25
2.4.1. Wat is ongebluste kalk?25
2.4.2. Bescherming bij werken
met ongebluste kalk26
2.4.3. Waarom grond verbeteren met kalk?27
2.4.4. Uitvoering28

2.5. Geotextiel30
2.5.1. Wat is geotextiel?30
2.5.2. Algemene eigenschappen30
2.5.3. Toepassingen31
2.6. Onderfunderingen en funderingen
(van wegen)32
2.6.1. Algemeen32
2.6.2. Onderfunderingen33
2.6.3. Funderingen34
2.7. Stabilisatie met cement35

3. Kantopsluitingen37
3.1. Wat?37
3.2. Functies38
3.3. Soorten lijnvormige elementen in beton39
3.4. Boordstenen40
3.4.1. Kenmerken van rechte boordstenen
in beton40
3.4.2. Genormaliseerde boordstenen in beton41
3.4.3. Speciale boordstenen in beton42
3.4.4. Fundering onder boordstenen, kantstroken
en greppels43
3.4.5. Plaatsen van boordstenen44
3.4.6. Gebogen boordstenen in beton44

3.5. Kantstroken in beton45


3.6. Greppels (straatgoten)46
3.6.1. Waterafvoer46
3.6.2. Soorten46
3.6.3. Aanslag en breekpunt48
3.6.4. Plaatsingstechnieken48
3.6.5. Verlaagde afboordingen49

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

inhoudstafel
3.7. Straatkolken50

4.5.8. Plaatsen of vlijen van straatstenen64

3.7.1. Algemeen50

4.5.9. Plaatsingstechnieken64

3.7.2. Onderdelen50

4.5.10. Voegvulling65

3.7.3. Omschrijving en functies51

4.5.11. Vastzetten van de straatstenen65

3.7.4. Plaatsing51

4.5.12. Afwerken van de voegen66

4. Bestrating van straatstenen53

4.5.13. Ingebruikname66

4.1. BENOR-kwaliteitsmerk53
4.2. Vormen54
4.2.1. Hulpstukken55
4.3. Soorten (in functie van het materiaal)56
4.3.1. Betonstraatstenen56
4.3.2. Gebakken straatstenen (kleiklinkers)58
4.4. Steenverbanden59
4.4.1. Halfsteensverband59
4.4.2. Elleboogverband59
4.4.3. Visgraatverband60
4.4.4. Keperverband60
4.4.5. Blokverband60
4.5. Verticale constructie van een bestrating61
4.5.1. Kwaliteit van de betonstraatstenen61
4.5.2. De verschillende lagen62
4.5.3. Ondergrond62
4.5.4. Onderfundering62
4.5.5. Fundering62
4.5.6. Kantopsluiting62
4.5.7. Straatlaag (bed van de bestrating)63

4.6. Uitvoeren van bochten67


4.7. Machinaal vlijen van straatstenen67

5. Taluds69
5.1. Aanduiding van een helling69
5.2. Taluds in zand70
5.3. Stabiliteit (glijvlakken, invloed van water)71
5.4. Taluds uitzetten, aanleggen en profileren72
5.5. Taludbescherming / oeverversteviging73
5.5.1. Factoren die de erosie benvloeden73
5.5.2. Taluds boven water73
5.5.3. Betonmatrassen74
5.5.4. Omslagmethode75
5.5.5. Verstevigen van de teen76
5.5.6. Schanskorven78
5.6. Sloten79

fvbffc Constructiv, Brussel, 2012


Alle rechten van reproductie, vertaling
en aanpassing onder eender welke vorm,
voorbehouden voor alle landen.
N017BM - versie augustus 2012.

D/2011/1698/49

Contact
Voor opmerkingen, vragen en suggesties kun je terecht bij:

fvbffc Constructiv

Koningsstraat 132/5

1000 Brussel
Tel.: +32 2 210 03 33
Fax: +32 2 210 03 99

website : fvb.constructiv.be

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Voorafgaandelijke opmerkingen:
Bij de opstelling van dit handboek is vooral rekening gehouden met het standaardbestek 250 van de
wegenbouw. De redactie heeft geprobeerd om zoveel mogelijk dezelfde terminologie te gebruiken.
Alle vermelde materialen die gebruikt kunnen worden, moeten altijd gekeurd zijn:
materialen die een COPRO-keuring vereisen: alle gebroken puingranulaten, geotextiel, gebakken
straatstenen, geribbelde draineerbuizen en hulpstukken in pvc;
materialen die een BENOR-keuring vereisen: natuurlijk en kunstmatig zand, natuursteenslag,
betonstraatstenen, betontegels, pvc-buizen en hulpstukken voor rioleringen, geprefabriceerde betonnen
boordstenen, kantstroken en greppels.

1. Kunstmaterialen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1. Kunstmaterialen
Kunstmaterialen zijn materialen die met een breker gebroken worden tot granulaten (korrelmateriaal) en
daarna op maat gezeefd worden. Het gaat bijvoorbeeld om natuursteen, steenpuin van sloopwerken en
hoogovenslak.
Granulaten zijn alle niet-klevende materialen in korrelvorm, zoals steenslag, betonpuin, zand, brekerzand, stof,

1.1. Steenslag
Steenslag wordt verkregen door (harde) natuurstenen
mechanisch te breken, meestal in natuursteengroeven. Grove
rotsblokken worden meestal gebroken met een kegelbreker,
terwijl het fijnere breekwerk vaak met een percussiebreker
wordt uitgevoerd. Na het breken worden de steenbrokjes
gezeefd en soms met water gewassen. De afmetingen van
steenslag liggen doorgaans tussen 2 mm en 80 mm.
Enkele bekende soorten in Belgi zijn: Doornikse kalksteen,
porfier van Lessen, grs van La Roche,
Steenslag is verkrijgbaar in verschillende korrelmaten
(kalibers). De korrelmaat d/D geeft de afmetingen in mm
van de kleinste en de grootste korrel. Veel voorkomende
korrelmaten zijn: 4/7, 7/14, 0/20, 0/32 en 0/40. Tussen de
kleinste en de grootste korrels moeten ook voldoende
tussenmaten zitten, zodat er na het verdichten zo weinig
mogelijk holtes tussen de stenen overblijven.
Steenslag wordt voornamelijk gebruikt in beton, bij
wegenbouwtoepassingen (asfalt, wegfunderingen, ),
bij waterbouwwerken, als spoorwegballast, voor opritten,
parkings, enz.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1. Kunstmaterialen

1.2. Gebroken puingranulaten


Gerecycleerde steenachtige granulaten zijn puingranulaten.
Deze granulaten zijn gemaakt van bouw- en sloopafval, dat
voor ruim 90% bestaat uit steenachtig materiaal, zoals beton,
metselwerk, tegels en dorpels. Alleen puingranulaten die
afkomstig zijn van een COPRO-gekeurde recyclageinrichting,
mogen als bouwstof hergebruikt worden.
Voor overheidswerken (werken voor een provincie,
gemeente, ) moeten puingranulaten voldoen aan
de voorschriften uit het standaardbestek 250 van de
wegenbouw. Dit bestek onderscheidt:

1. Gebroken betonpuin:

Afkomst:
gebroken betonpuin ontstaat door allerhande beton
te breken (betonwegen, balken, kolommen, gewelven,
boordstenen, bruggen, ).
Samenstelling:
minstens 90% beton, hoogstens 10% ander steenachtig
materiaal, hoogstens 0,5% niet-steenachtig materiaal
(gips, rubber, plastic, isolatie, roofing, ), hoogstens 0,5%
organisch materiaal (hout, plantenresten, ).
Gebruik:
als het COPRO-gekeurd is, mag het gebruikt worden voor
ophogingen, als onderfundering en fundering voor wegen
en in mager beton.

10

1. Kunstmaterialen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Gebroken mengpuin:

Afkomst:
gebroken mengpuin ontstaat door metselwerk- en
betonpuin van gebouwen en kunstwerken te breken.
Samenstelling:
minstens 20% betonpuin, minstens 40% metselwerkpuin,
hoogstens 5% asfaltpuin, hoogstens 1% niet-steenachtig
materiaal en hoogstens 0,5% organisch materiaal.
Gebruik:
als onderfundering voor wegen, ophogingen, in mager
beton.

3. Gebroken metselwerkpuin:
Afkomst:
gebroken metselwerkpuin ontstaat door metselwerkpuin van
gebouwen en kunstwerken te breken.
Samenstelling:
minstens 80% metselwerkpuin.
Gebruik:
alleen voor ophogingen en als onderfundering.

11

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1. Kunstmaterialen

4.

Gebroken asfaltpuin:

Afkomst:
gebroken metselwerkpuin ontstaat door asfaltverhardingen
op te breken of af te frezen.
Gebruik:
in onderfunderingen en deels in nieuwe asfaltlagen.

Opgelet
5. Puinbrekerzand:
Er bestaat ook puinzeefzand, zand dat
vrijkomt bij een eerste zeving van puin.
In puinzeefzand zitten dus vaak nog
grondresten.

Foto: COPRO-gekeurde puingranulaten


mogen hoogstens 0,5% niet-steenachtig
materiaal en 0,5% organisch materiaal
bevatten.

12

Afkomst:
puinbrekerzand is het fijne materiaal dat tijdens het
breekproces van gebroken betonpuin, gebroken mengpuin
of gebroken metselwerkpuin ontstaat. De korrelgrootte
varieert doorgaans tussen 0 en 10 mm.
Gebruik:
puinbrekerzand wordt beschouwd als hoogwaardiger dan
puinzeefzand. Het wordt enkel als bouwstof gebruikt, terwijl
puinzeefzand als bodem gebruikt wordt.
Enkele toepassingen: als drainagezand, in onderfunderingen,
in zandcement, als vulmateriaal in steenslagfunderingen, in
schraal funderingsbeton, bij straatstenen of betontegels, als
straatlagen en voegzand.

1. Kunstmaterialen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1.3. Zandcement
Zandcement wordt ook gestabiliseerd zand of stabilis
genoemd.

1.3.1. Samenstelling
Zandcement bestaat uit een gelijkmatig, aardvochtig
mengsel van zand en cement. Het is grijs (door het cement).
Aardvochtig: je kan er met je hand gemakkelijk een
balletje mee vormen zonder dat het uiteenvalt en zonder
dat er water uitkomt. Het watergehalte ligt tussen 6 en
11% van de massa zand. Zandcement dat afkomstig is van
een betoncentrale, heeft een optimaal watergehalte: 6%.
Dat is niet te droog en niet te nat.
Zowel natuurlijk als kunstmatig zand mag gebruikt
worden. Natuurlijk zand is doorgaans groevezand,
bijvoorbeeld 0/4. Puinbrekerzand is veelal 0/10. Het zand
moet zuiver zijn: het mag geen grond of organische resten
bevatten.
Er wordt tussen 100 en 200 kg cement per kubieke
meter zand gebruikt. Vaak is dat 150 kg per m. Om
zelf zandcement te maken nemen we meestal n
deel cement voor zes delen zand. Is dit 150 kg/m (zie
oefening hierna)? In de wegenbouw moet de gemiddelde
druksterkte na 28 dagen minstens 3 Mpa bedragen.
Product
Aangedrukt groevezand 0/4 dat een tijdje
buiten gelegen heeft (6% vocht)
Cement (in een emmer van 10 liter past de
helft van een zak cement van 25 kg).
Aangedrukt zandcement
(6% vocht 150 kg cement/m)

Schijnbare
volumemassa
1 550 kg/m
1 250 kg/m
1 514 kg/m

Oefening: bepaal van het zandcement uit de bovenstaande


tabel:
de schijnbare volumemassa
de verhouding zand / cement (in delen) om het
zandcement zelf te maken

13

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1. Kunstmaterialen

1.3.2.

Eigenschappen / verwerking

Zandcement heeft een korte bindingstijd, waardoor een


vrij snelle verwerking nodig is. Dit betekent meestal dat het
verwerkt moet worden binnen 3 4 uur. Zandcement mag
niet gebruikt worden als er kans bestaat op vorst (binnen 24
uur) of bij zeer hevige regenval (risico op uitspoeling).
In vergelijking met gewoon beton bevat zandcement:

Minder water
Hierdoor is zandcement goed waterdoorlatend
(drainerend) en dus beter bestand tegen opvriezen.
Doordat het niet vloeibaar is, kan het gemakkelijk
van de mengcentrale getransporteerd worden in een
aanhangwagen of vrachtwagen, op voorwaarde dat het
afgedekt wordt met een zeildoek. Het hoeft niet in een
betonmixer vervoerd te worden.
Het kan gemakkelijk in allerhande vormen uitgewerkt
worden zonder gebruik te maken van een bekisting:
schuine afboording, vijver,

Minder cement
Hierdoor is zandcement minder sterk dan gewoon beton.
Toch moet het sterk genoeg zijn om niet van vorm te
kunnen veranderen (bv. onder parkings).
Het kan niet gebruikt worden onder zware belastingen
(bv. wegen met zwaar vervoer).
Sterke plantenwortels kunnen er doorheen groeien.

14

1. Kunstmaterialen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1.3.3. Toepassingen
Als vochtdoorlatende, vormvaste ondergrond voor diverse
wegenbouwelementen: boordstenen, greppels, klinkers,
straatkolken,
Als aanvulling, bijvoorbeeld bij starre openbare
rioleringsbuizen, zoals betonbuizen of gresbuizen, ...
Als voegvulling bij bestratingen,

15

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1. Kunstmaterialen

1.4. Schraal beton


Schraal beton
ca. 130 140 kg cement per m
1 deel cement
2 delen zand
4 delen granulaten

Schraal beton wordt ook mager beton genoemd.

1.4.1. Samenstelling
Schraal beton bestaat uit een gelijkmatig, aardvochtig
mengsel van zand, granulaten en cement. Het is grijs (door
het cement).
Aardvochtig: het watergehalte mag niet meer dan 8% van
de massa van het droge mengsel bedragen.
Het zand moet zuiver zijn. Zowel natuurlijk zand (bv.
groevezand 0/4) als kunstmatig zand (bv. puinbrekerzand
0/10) mag gebruikt worden. Zand met meer dan 10% zeer
fijne deeltjes (stof ) vermindert de kwaliteit van het beton
aanzienlijk, omdat er dan veel meer water nodig is, wat het
beton minder sterk maakt.
Granulaten: bijna alle types steenachtige materialen
mogen gebruikt worden (grind, steenslag, gebroken
betonpuin 0/20, gebroken mengpuin 0/20, ), op
voorwaarde dat het gehalte aan zeer fijne korrels (< 0,063
mm) in het mengsel niet meer dan 5% bedraagt. Anders is
er te veel water nodig in het betonmengsel.
Het cementgehalte bedraagt minstens 100 kg/m, maar
ligt meestal rond 130 kg/m.
Om zelf zandcement te maken nemen we meestal n
deel cement voor zes delen zand/granulaten. De optimale
verhouding zand/granulaten bedraagt 35% zand en 65%
granulaten.

16

1. Kunstmaterialen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1.4.2. Toepassingen
Schraal beton zorgt voor een plaateffect. Dit betekent dat
het delen minder draagkrachtige grond kan overbruggen.
Het kan dus gebruikt worden als funderingslaag onder
alle types wegbedekking. Het is de ideale fundering voor
wegen met matig tot zwaar verkeer.
Schraal beton is erg goed geschikt voor het funderen
en vastzetten van kantopsluitingen (boordstenen,
kantstroken, greppels, ). Het kan de enorme krachten
opvangen van bv. een autobus die tegen een stoeprand of
boordsteen rijdt.

17

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

1. Kunstmaterialen

1.4.3.

Verwerking

Schraal beton wordt meestal in een betoncentrale gemengd.


Het kan vervoerd worden met een betonmixer, maar ook met
gewone vrachtwagens. Waarom?

Het verdichten moet zo snel mogelijk na het bereiden van


het mengsel beindigd zijn (binnen twee uur). Er wordt
aangeraden om niet te werken bij koud weer (< 1 C om
8 uur s ochtends of < -3 C s nachts). Vers verdicht schraal
beton moet altijd zo snel mogelijk na de verwerking
beschermd worden tegen uitdroging. Na de verwerking
wordt het beton doorgaans getrild.
Grote hoeveelheden beton, zoals de fundering voor de
boordstenen van een weg, worden doorgaans verwerkt
met een glijbekistingsmachine (slibform paver). Deze
machine is uitgerust met een krachtig trilsysteem. De
combinatie van het aardvochtig beton en de krachtige
trillingen zorgt ervoor dat er geen blijvende bekisting
nodig is.

glijbekistingsmachine

18

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg


in dwarsdoorsnede
2.1. Onderdelen

Een concreet voorbeeld:

Een weg wordt gemaakt voor 10 tot 25 jaar. Bij het ontwerpen van een weg zijn vooral twee zaken belangrijk:
1. de verkeersbelasting: er moet voorspeld worden wat de verkeersbelasting zal zijn. Vooral het aantal
vrachtwagens en bussen dat op de weg zal rijden, is belangrijk. Waarom?
En zwaar overladen vrachtwagen veroorzaakt evenveel slijtage aan het wegdek als 245.000
personenwagens. De extra slijtage wegens overgewicht kost Vlaanderen jaarlijks 15,5 miljoen euro (in 2007).
2. het bestaande natuurlijke terrein (de ondergrond)

19

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

Aan de hand van de verkeersbelasting en de ondergrond


wordt bepaald hoe de lagen van de weg opgebouwd
moeten worden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen
twee wegstructuren:

2.1.1. Flexibele structuur


De flexibele structuur van een weg bestaat uit een losse
onderstructuur met bovenaan asfalt:
een korrelige onderfundering (zand of grofkorrelig
materiaal);
een korrelige fundering (steenslag, betonpuin, );
een bitumineuze wegverharding.
Een risico bij dit verhardingstype is dat de samengestelde
lagen blijvend kunnen vervormen, wat tot spoorvorming kan
leiden.

20

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2.1.2. Stijve structuur


De stijve structuur van een weg bestaat uit een losse of vaste
onderstructuur met bovenaan beton:
een korrelige onderfundering
een steenslagfundering of een fundering in mager beton;
een betonverharding uit ongewapend, doorlopend
gewapend of voorgespannen beton.
Bij deze structuur worden de verkeerslasten nog
beter naar de ondergrond verdeeld, maar zijn ze wel
onderhevig aan grondzettingen en uitzetten en krimpen
door temperatuursveranderingen (vandaar de langs- en
dwarsvoegen).

2.1.3.

Water in de onderlagen van een weg

Het is duidelijk dat te veel water in de verschillende lagen kan


zorgen voor meer problemen op het vlak van stabiliteit en
draagkracht. Waarom?
Daarom wordt alles in het werk gesteld om ervoor te
zorgen dat de onderlagen van een weg zeker niet kunnen
verzadigen met water. Dit zorgt tegelijkertijd voor een goede
vorstwering:
Een weg wordt altijd in ophoging gelegd, zeker op
plaatsen waar het grondwaterniveau hoog is.
Naast het wegdek wordt een drainage geplaatst (in een
grindkoffer).
De verschillende lagen bestaan uit goed waterdoorlatende
materialen (zand, steenslag, ). Tegelijkertijd moeten deze
lagen opstijgend water tegenhouden (anticapillariteit).

21

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.1.4.

Open en gesloten verhardingen

Open verhardingen bestaan uit klinkers of tegels. Het SB250


(Standaardbestek 250) noemt deze categorie: bestratingen
(met straatstenen). Ze zijn minder geschikt voor:
zwaar verkeer (veel vrachtwagens, bussen, );
snel en veel verkeer (snelwegen, ).
De voegen zijn open, dus dringt er water en vuil door. Dit
maakt de ondergrond minder draagkrachtig en veroorzaakt
vaak oneffenheden. Geschilderde wegmarkeringen zijn
moeilijker uit te voeren op open verhardingen, maar er
worden vaak gekleurde klinkers gebruikt in plaats van
geschilderde markeringen. De plaatsing van gekleurde
klinkers is zeer arbeidsintensief.
Toepassingen: in dorpskernen, winkelstraten,
parkeerterreinen, fiets- en voetpaden,
Opmerking:
Ook fluisterasfalt (drainerend asfalt, zeer open asfalt - ZOA)
is een open verharding wegens het hoge percentage holle
ruimtes (21%). Het heeft echter andere eigenschappen dan
klassieke open verhardingen.

2.1.5.

Gesloten verhardingen

Cementbetonverhardingen en bitumineuze verhardingen


zijn gesloten verhardingen. Ze worden machinaal
aangebracht.
Ten opzichte van open verhardingen bieden ze de
weggebruikers:
meer rijcomfort;
een hogere verkeersveiligheid.

22

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2.2. Het baanbed


Het baanbed kan bestaan uit de uitgekofferde bestaande
grond, maar de draagkracht (samendrukbaarheidsmodulus)
van deze grond moet voldoende zijn om alle bovenliggende
lasten te kunnen dragen (wegconstructie, verkeer, ). Als de
draagkracht van de grond wordt overschreden, ook al is het
slechts op enkele momenten en op enkele plaatsen, zullen
vervormingen optreden en zal de weg kapot gaan.
De (onder)fundering van de weg zal erg zelden rechtstreeks
op het uitgekofferde baanbed aangelegd kunnen worden.
De samendrukbaarheidsmodulus (M1) aan de bovenkant
van het baanbed moet minstens 17 Mpa bedragen om de
fundering rechtstreeks op het baandbed aan te mogen
leggen.
De oude eenheid voor druk is kg/m = bar.
1 kg ~ 10 N (newton).
De officile eenheid voor druk is 1 Pa (pascal) = 1 N/m
= 0,1 kg/m. Dit is een kleine eenheid. Daarom werkt men
meestal in KPa (kilopascal) of MPa (megapascal).
1 KPa = 1.000 Pa
1 MPa = 1.000.000 Pa
Hoeveel kg/cm is 17 MPa?
Antwoord: 170 kg/cm.
De samendrukbaarheidsmodulus wordt gecontroleerd via
een plaatproef. Er moet n plaatproef worden uitgevoerd
per vak van 1.500 m.

23

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.3. De aardebaan of verbeterde ondergrond

Als de draagkracht van het baanbed kleiner dan 17 Mpa


is, moet het baanbed verbeterd worden. Deze verbeterde
grondlaag noemen we de aardebaan.
De aardebaan moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
Ze moet voldoende poreus zijn om het ingedrongen
water voldoende door te laten.
Ze mag niet capillair werken, dus niet te fijn zijn, zodat ze
niet opvriest.
Ze moet voldoende vormvast zijn.
Voor een aardebaan gemaakt wordt, worden de volgende
stappen vaak uitgevoerd:
1. De bestaande grond wordt aan de oppervlakte verdicht
en opnieuw geprofileerd, waarna de samendrukbaarheid
opnieuw gecontroleerd wordt. Het verdichten kan
bijvoorbeeld met een grondwals gebeuren (trilrol vooraan,
banden achteraan).
2. Als de grond nog niet draagkrachtig genoeg is, kan
de grond verbeterd en daarna opnieuw verdicht en
geprofileerd worden. Om de grond te verbeteren kunnen
we:
een bindmiddel, zoals kalk of cement, in de grond
mengen. Als gevolg van de wet van 1 januari 2004
waarbij een bodembeheerrapport nodig is vanaf 250
m grondverzet, wordt tegenwoordig meestal voor deze
methode gekozen.
de bestaande, slechte grond mengen met zandachtige
grond of met gebroken puin.

24

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2.4. Stabilisatie met kalk


Stabilisatie met kalk is hetzelfde als grondverbetering met kalk of kalkstabilisatie.

2.4.1.

Wat is ongebluste kalk?

Ongebluste kalk of gebrande kalk is een witachtig poeder,


dat (in Belgi) verkregen wordt door kalksteen of mergel
in een oven te branden bij een temperatuur van ongeveer
900C.
Ongebluste kalk die aan de lucht blootgesteld wordt,
reageert onmiddellijk en zeer heftig met vocht (water), zelfs
in zeer kleine hoeveelheden. De reactie veroorzaakt een
sterke hitte.

25

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.4.2.

Bescherming bij werken met ongebluste kalk

Bij de verhandeling en verwerking van ongebluste kalk


moeten een aantal maatregelen genomen worden:
De bestuurder van de kalkmachine draagt een
beschermbril en heeft altijd een flesje water bij zich. De
cabine is veelal voorzien van een airco met overdruk.
De kalk moet volledig droog blijven en mag niet kunnen
vrijkomen tijdens het transport en de verhandeling.
Daarom wordt hij in bulk geleverd in waterdichte silos.
De kalk mag bij de verwerking slechts minimaal stuiven of
opwaaien. Er worden meestal producten aan toegevoegd,
zoals olie, dat de reactie met water een beetje vertraagt.

26

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.4.3.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Waarom grond verbeteren met kalk?

Kalk wordt gebruikt om klei- en leemgronden te stabiliseren. Deze gronden komen in ons land vrij veel voor en
bevatten bovendien vaak veel water. Een modderbrij kan op korte tijd veranderd worden in een grond waarop
bouwmachines probleemloos kunnen rijden.

Voordelen
De grond wordt TER PLAATSE verbeterd.
De grond wordt GEDROOGD (droger gemaakt). De ongebluste kalk reageert onmiddellijk met het vocht
in de grond en veroorzaakt een sterke warmte-ontwikkeling. Naargelang het weer kan het watergehalte
dalen met 2 tot 4% per procent toegevoegde kalk. Het watergehalte wordt in het lab bepaald met behulp
van een monster. Bij vrij natte grond kan dit gehalte vlot oplopen tot 25%.
De klei wordt VERKRUIMELD, waardoor de grondstructuur verbetert. Ongekalkte klei is plastisch en
vettig; behandelde klei is zandachtig (met duidelijke korrels). Deze eigenschap heeft ook tot gevolg dat de
grond merkelijk beter verdicht kan worden.
De DRAAGKRACHT VERHOOGT.
Twee uur na de behandeling is de draagkracht al 4 tot 10 keer hoger dan voor de behandeling. Kalk
zorgt dus voor een snelle verhoging van de draagkracht, waardoor de werf al na zeer korte tijd beter
berijdbaar wordt.
De kalk reageert langzaam verder met de klei gedurende een drietal maanden. Dit zorgt voor een
trage, duurzame verharding, waardoor er eigenlijk veel tijd is om de grond definitief te verwerken.

27

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.4.4. Uitvoering
Kalk wordt getransporteerd en opgeslagen in een silowagen. Via een hogedrukleiding en luchtdruk wordt hij
overgeblazen naar de strooiwagen.

Dit werk mag niet gebeuren bij vorst of aanhoudende


regen, want anders zal het watergehalte veranderen.
Soms moet de grond losgemaakt worden als
voorbereiding op het werk. Dit is niet altijd nodig. Het is
nuttig bij:
het verwijderen van grote elementen (kasseien,
boomwortels, stenen, );
het beluchten of bevochtigen van de grond.
Bij kalk wordt bij voorkeur rechtstreeks op de plaats van
bestemming gewerkt, eventueel in lagen. De diepte die
ingefreesd moet worden en de hoeveelheid kalk worden
vooraf vastgesteld. Als er bijvoorbeeld 22 kg kalk/m 40 cm
diep ingewerkt moet worden, is 55 kg kalk/m nodig.
De kalk wordt met een spreidmachine gelijkmatig over
het oppervlak verspreid. De dosering mag hoogstens
1/10 afwijken van de vooropgestelde dosering. Alles
moet in het werk gesteld worden om stofontwikkeling
te beperken: de valhoogte bedraagt maximaal 0,5 m; de
spreidmachine heeft achteraan vallappen; er wordt niet
gestrooid als de kalk buiten de werf waait,

28

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Nadat de kalk gespreid is, moet de grond homogeen


(overal gelijk) gemengd worden over het volledige
oppervlak en over de volledige dikte. Elke strook overlapt
de voorgaande over een breedte van minstens 10 cm.
De kalk moet niet onmiddellijk gemengd worden (in
tegenstelling tot cement), maar wel nog dezelfde dag.
Als er met een frees gemengd wordt, kunnen stenen,
kasseien, ondergewerkt afval (bv. ijzeren piketten), enz.
voor problemen zorgen. Eigenlijk zou het materiaal eerst
gezeefd moeten kunnen worden.
De frees moet tegen de rijrichting in draaien! Zo komt
de kalk zeker onderaan terecht. Een frees die met de
rijrichting meedraait, steekt een deel van de kalk weer
omhoog. Om tegen de rijrichting in te frezen, is wel veel
meer vermogen nodig van de tractor.
De gekalkte laag moet opnieuw verdicht en geprofileerd
(genivelleerd) worden. Het verdichten moet vrij precies
gebeuren voor een goede stabilisatie. Rij niet meer dan
drie keer over de grond en rij aan een redelijke snelheid
bij de eerste keer trillen. Zeker bij regenweer is dit werk
secuur.
Voor de controle zijn drukproeven nodig, maar na het
verdichten kan al veel gezien worden met het blote oog:
geen scheurtjes in de grond
geen matraseffect

29

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.5. Geotextiel

Gewicht

90 tot 335 g/m

Standaardbreedtes 1,5 m 2 m 4,5 m 6 m

2.5.1.

Wat is geotextiel?

Geotextielen zijn textielen die water doorlaten, maar


geen grond. Naargelang van de fabricatiewijze kunnen
ze onderverdeeld worden in geweven, niet-geweven en
gebreide textielen. Vaak zijn ze gemaakt uit polypropyleen
en/of polyester, maar soms ook uit nylon of glasvezel. Dit
zijn onrotbare kunststoffen. Als het materiaal biologisch
afbreekbaar moet zijn (wat niet het geval is in de
wegenbouw), wordt meestal kokos, jute of hennep gebruikt.

2.5.2.

Algemene eigenschappen

De eigenschappen kunnen verschillen in functie van het


type textiel. Vaak wordt het textiel dan ook speciaal voor
een bepaald doel ontworpen. De belangrijkste algemene
eigenschappen zijn:
hoge waterdoorlaatbaarheid, maar geen
gronddoorlatendheid
grote soepelheid
sterkte: hoge weerstand tegen trekkrachten en tegen
perforatie. Toch moet de ondergrond zo puinvrij mogelijk
zijn bij de plaatsing.
lange levensduur

30

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2.5.3. Toepassingen
Geotextiel is uitermate geschikt als filtermateriaal (dat
enkel water doorlaat) en tegelijk als scheidingsmateriaal.
Op aardebanen wordt bijna altijd een geotextiel geplaatst.
Zo kunnen fijne deeltjes grond van het baanbed of de
aardebaan niet opstijgen in het grovere materiaal van de
onderfundering of fundering en wordt ook uitspoeling
voorkomen.
Geotextiel wordt vaak gebruikt als:
drainerende mat rond drainagebuizen
scheiding tussen de ondergrond en de fundering van
wegen, parkings, opritten,
beschermingslaag onder waterdichte folies (bv. vijvers)
versteviging van steile hellingen
oeverbescherming tegen erosie
...

31

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.6. Onderfunderingen en funderingen (van wegen)


2.6.1.

Algemeen

Onder verhardingen, zoals wegen, voetpaden, parkings en


bedrijfsvloeren, is meestal een fundering en soms ook een
onderfundering nodig. De belangrijkste functies van de
onderfundering en fundering zijn:
de belasting die op het wegdek wordt uitgeoefend,
spreiden en doorgeven naar de onderliggende lagen;
een effen oppervlak maken om de verharding op te
kunnen aanbrengen;
al snel zorgen voor een volledige toegankelijkheid (er kan
met bijna alle soorten machines op gereden worden, zelfs
bij nat weer);
ongevoelig zijn voor water en vorst.
Welke fundering gekozen wordt, is afhankelijk van een aantal
elementen:
de te verwachten verkeerslasten:
Een fundering onder een voetpad kan bestaan uit 15
cm zandcement.
Een fundering onder een fietspad kan bestaan uit 20 cm
schraal beton.
Een fundering onder een cementbetonverharding kan
bestaan uit 20 tot 25 cm steenslag 0/32 mm met daarop
15 tot 25 cm cementgebonden betonpuin.
het soort ondergrond: bij een weinig draagkrachtige
ondergrond is zeker een onderfundering nodig.
de beschikbare materialen. Tegenwoordig wordt steeds
vaker gewerkt met recuperatiematerialen, zoals mengpuin
voor onderfunderingen of betonpuin voor funderingen,
die met cement gestabiliseerd worden.
de kostprijs.
Een goede fundering wordt altijd in lagen aangelegd en
goed verdicht. Het is de bedoeling dat de bovenkant zo
effen mogelijk is (maximale afwijking van 2 cm) en zo droog
mogelijk gehouden wordt.

32

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.6.2.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Onderfunderingen

Het deel tussen het baanbed (of de aardebaan) en


de fundering is de onderfundering. Vaak wordt geen
onderfundering gemaakt, maar wordt de fundering dikker
gemaakt. Een onderfundering wordt wel toegepast als het
baanbed of de aardebaan:
weinig draagkrachtig is;
vorstgevoelig is.
Een onderfundering is vaak 15 tot 20 cm dik. Er mogen veel
verschillende materialen voor gebruikt worden. Naargelang
van de samenstelling onderscheiden we een onderfundering
van zand (type I) en een grondkorrelige onderfundering
(type II). De belangrijkste materialen die gebruikt kunnen
worden, zijn:
natuurlijk of kunstmatig zand;
puinbrekerzand;
steenslag;
gebroken betonpuin (bv. 0/56);
gebroken asfaltpuin (maximum 30% - bv. 0/20, 0/40, 0/56);
gebroken mengpuin (bv. 0/20, 0/40, 0/56, 20/63).
Tegenwoordig gebruiken meerdere bedrijven dit
materiaal: ze recupereren steenachtig materiaal van
bestaande wegen en breken het. Ze zeven het niet, zodat
bijvoorbeeld een korrelmaat 0/56 ontstaat.
gebroken metselwerkpuin.

33

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

2.6.3. Funderingen
De fundering is het deel van de weg dat net onder de
verharding ligt. Ze bestaat uit n of meerdere lagen
steenachtige materialen (bv. steenslag, betonpuin) die al dan
niet met cement of bitumen gebonden worden.
De fundering wordt laag per laag gespreid en daarna met
walsen verdicht. De totale dikte ervan bedraagt vaak 30 cm.
Langs de bovenkant moet de fundering effen zijn (geen
plassen of wielsporen), want later wordt de verharding erop
aangebracht. Bepaalde funderingen, zoals cementmengsels,
moeten beschermd worden tegen uitdroging door er
bijvoorbeeld een laag bitumen met zand op te spuiten.
Enkele veel voorkomende types funderingen:
steenslagfundering;
fundering door stabilisatie met cement van betonpuin
(recycling in situ);
zandcementfundering;
fundering van vliegas;
fundering van schraal beton, met of zonder wapening;
enz.

34

2. Opbouw van een weg in dwarsdoorsnede

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

2.7. Stabilisatie met cement

We kunnen stabilisatie met cement vergelijken met


kalkstabilisatie bij leem- en kleigronden. Cementstabilisatie
wordt vooral toegepast bij zand of zeer zandrijke grond,
betonpuin of steenslag als wegfundering.

Voordelen
De fundering is duurzaam en erg draagkrachtig.
Het uitlooggedrag wordt zeer minimaal.
Omdat de fundering ter plaatse uitgevoerd wordt, is ze
goedkoop en milieuvriendelijk.

35

36

3. Kantopsluitingen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen
Norm: NBN EN 1340 (van 2003) en NBN B21-411 (van 2006)

3.1. Wat?
Een kantopsluiting is de constructie aan de zijkant van de weg. Ze bestaat:
ofwel uit geprefabriceerde lijnvormige elementen (boordstenen, kantstroken, greppels, );
ofwel uit een glijbekisting die ter plaatse gestort wordt.
De greppel kan bestaan uit straatklinkers, kasseien, betontegels of asfalt.
Bij verhardingen die bestaan uit kleine elementen, zoals straatstenen of betontegels, is altijd een kantopsluiting
nodig. Als bij deze verhardingen een kantopsluiting ontbreekt, ontstaat erg snel schade aan de randen en de
langsvoegen:

De lijnvormige elementen worden meestal gemaakt uit beton, maar soms ook uit natuursteen.
Voor de geprefabriceerde lijnvormige elementen uit beton vermeldt de Belgische norm NBN B21-411
de soorten en types. Aangezien de meeste Belgische fabrikanten deze norm volgen, spreken we van
genormaliseerde types.

37

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen

3.2. Functies
1. Kantopsluitingen dienen om hoogteverschillen tussen het voetpad en het wegdek te kunnen uitwerken of
als veiligheidsband voor het wegverkeer.
2. Ze vormen de referentielijn (hoogte, richting) bij het verder aanleggen van de verharding.
3. Ze beschermen en verstevigen de randen van de weg tegen zijdelings wegschuiven. Voor een weg met veel
verkeer is een zwaardere kantopsluiting nodig dan voor een fietspad of voetpad.
4. Ze zorgen ervoor dat de (losse) fundering niet zijdelings wordt weggeduwd.
5. Een greppel (straatgoot) dient bovendien om het water van de verharding op te vangen en af te voeren.

38

3. Kantopsluitingen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3.3. Soorten lijnvormige elementen in beton


Het SB250 onderscheidt de volgende soorten:
1. Boordstenen (of trottoirbanden):
dit zijn elementen om verkeerszones af te sluiten,
bijvoorbeeld om het voetpad van de rijstrook te
scheiden. Ze hebben doorgaans n of twee vellingen
(afgeschuinde randen) en worden meestal niet volledig
verzonken geplaatst. Ze bestaan in uitvoeringen met of
zonder hol/dol-verbinding.
2. Kantstroken:
deze stroken worden altijd verzonken geplaatst en hebben
geen vellingen. Soms worden ze ook gebruikt als greppel.
3. Straatgoten of watergreppels:
aangezien deze greppels zowel als kantstrook dienen
als hemelwater afvoeren, is het bovenvlak gedeeltelijk
uitgehold.

39

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen

3.4. Boordstenen
Boordstenen werden vroeger uit natuursteen gehouwen (bv. graniet of blauwe hardsteen). Deze boordstenen
waren uiterst duurzaam, zagen er mooi uit en hadden een levensduur van meer dan 100 jaar. Omdat
boordstenen in natuursteen erg duur zijn, worden ze nu meestal in beton gemaakt.

3.4.1.

Kenmerken van rechte boordstenen in beton

De lengte is doorgaans 1 m.
Langs de bovenkant worden vaak n of twee vellingen gemaakt. Bij stenen met n velling bevindt deze
velling zich altijd langs de kant van de weg. De grootte van de vellingkant is afhankelijk van het type.
De vorm is rechthoekig. Soms zijn de onderhoeken in de lengterichting afgeschuind. Waarom?

Het gewicht varieert tussen 100 en 150 kg.

40

3. Kantopsluitingen

3.4.2.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Genormaliseerde boordstenen in beton

De kantopsluiting is ofwel breed, ofwel voldoende diep. In Belgi worden betonnen boordstenen in functie
van hun vorm in de dwarsdoorsnede genormaliseerd in de norm NBN B21-411. Hieronder staan de meest
voorkomende genormaliseerde types afgebeeld. Overteken de omtrek van de boordstenen (zoals bij type IB)
en plaats er telkens de hoogtemaat, de breedtemaat en, indien mogelijk, de maten van de velling in mm bij.

41

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen

3.4.3. Speciale boordstenen in beton


Voor elk type maken de meeste fabrikanten ook tal van speciale boordstenen:
boordstenen met een binnenbocht en een buitenbocht met een verschillende straal. Bij stralen van meer
dan 20 m worden rechte boordstenen gebruikt.
boordstenen met binnenhoeken en buitenhoeken van 90 en 135;
verloopboordstenen voor de overgang van n type boordsteen naar een ander type;
eindboordstenen.
Schrijf de juiste benaming bij de speciale boordstenen hieronder.

42

3. Kantopsluitingen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3.4.4. Fundering onder boordstenen, kantstroken en greppels

Zeker bij wegen met druk en zwaar verkeer moet de volledige kantopsluiting geplaatst worden op een erg
stevige fundering in schraal beton met een stut achter de boordsteen. Zo is de boordsteen ingeklemd. De
kantopsluiting moet weerstand bieden aan de zware bovenwaartse en zijwaartse druk van vrachtwagens.
De fundering komt minstens 15 cm buiten de buitenkant van de boordsteen. Ze wordt uitgegraven tegenover
de piketten en de hoogtes die er met plakband op aangeduid zijn.

43

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen

3.4.5. Plaatsen van boordstenen


Nadat het schraal beton over een voldoende grote breedte en lengte en op de juiste hoogte onder de koord
aangebracht is, kan de boordsteen zelf geplaatst worden. Omdat deze steen erg zwaar is, wordt hiervoor een
boordsteentang gebruikt die door twee personen of met behulp van een hydraulische graafmachine opgetild
wordt. De steen wordt echter steeds vaker machinaal geplaatst.

Tenzij de aanbestedingsdocumenten anders bepalen, worden de boordstenen koud tegen elkaar geplaatst en
worden de voegen niet opgevoegd. De voegen mogen nergens breder zijn dan 6 mm.
De lengte van de passtukken of de boordstenen, kantstroken of greppels die in verstek gezaagd worden,
bedraagt minstens 0,50 m.

3.4.6.

Gebogen boordstenen in beton

Bekijk de gebogen boordstenen hieronder aandachtig. Gebogen boordstenen zijn steeds deeltjes van een
cirkelboog. R = 10m betekent dat de straal 10 m bedraagt.
Hoe wordt de straal van de bocht altijd aangeduid?

Voor de plaatsing van gebogen boordstenen verwijzen we naar de module praktijk.


44

3. Kantopsluitingen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Kantstroken hebben geen velling. Ze worden altijd verzonken geplaatst en doen dus vaak dienst als greppel.
Naast de rechthoekige stukken bestaan er ook gebogen kantstroken. Het gewicht varieert tussen 70 en 240 kg
in functie van de afmetingen.
Vul de zichten aan op de tekening hieronder en vermeld de maten in mm.

45

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen

3.6. Greppels (straatgoten)


3.6.1.

Waterafvoer

Het is erg belangrijk dat er tijdens en na een regenbui zo


weinig mogelijk water op het wegdek blijft staan en dat
het water afgevoerd wordt van de weg naar de zijkanten.
Hiervoor moet het wegoppervlak een dwarshelling hebben
van minstens 2 cm/m (voor asfalt).
Als de zijkanten van de weg voorzien zijn van een verhoogde
kantopsluiting, moet een greppel (straatgoot) voorzien
worden. Deze greppel moet zich minstens 1 cm lager
bevinden dan de wegverharding. Hij moet hellend gelegd
worden en het water naar de waterkolken afvoeren.

3.6.2. Soorten
Er worden niet altijd boordstenen voorzien; soms doet de
greppel ook dienst als boordsteen. Greppels worden meestal
op n van de volgende manieren gemaakt:
Ter plaatse gestort met een glijbekisting.
De greppels moeten onmiddellijk en zonder onderbreking
gestort, verdicht, afgewerkt en tegen uitdroging
beschermd worden.
Krimpvoegen: tenzij anders aangegeven in de
aanbestedingsdocumenten, moet er om de 4 meter
een krimpvoeg gezaagd worden in rechte stukken.
In bochten met een straal R van minder dan 15 m
moet er om de 3 m een krimpvoeg gezaagd worden.
De krimpvoegen worden gezaagd tot op een diepte
van minstens 1/3 van de dikte van de gestorte
betonlaag. De voegen worden zo snel mogelijk na het
gieten gezaagd om scheurvorming te voorkomen.
Aan straatkolken worden altijd twee oppervlakkige
krimpvoegen gemaakt.
Als de greppel niet op een gebonden fundering
wordt geplaatst (schraal beton, zandcement, ), is
het verplicht om eerst een waterdichte plastic folie te
plaatsen.

46

3. Kantopsluitingen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Met geprefabriceerde elementen in beton.


Vul hieronder de zichten aan en vermeld de afmetingen in mm. Uiteraard worden er ook gebogen greppels
gemaakt. De voegen tussen de greppels worden dichtgemaakt met cementmortel. De voegen aan de
straatkolken worden gevuld met een elastische voegvulling.

In kasseien, betonstraatstenen of betontegels.

De greppel wordt gevormd door twee of meer rijen betonstraatstenen, kasseien of betontegels (bv. 15/30)
naast elkaar. Deze rijen liggen op een fundering van schraal beton (15 20 cm).
Betonstraatstenen worden geplaatst in halfsteensverband en kunnen gelegd worden op een legbed
van ongeveer 2 cm cementmortel. De voegen worden dichtgemaakt. Tussen de straatstenen en de
straatkolken wordt de voeg opgevuld met een elastische voegvulling.
Betontegels of betonklinkers worden gelegd met een helling van 1 cm naar de boordsteen:

47

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3.6.3.

3. Kantopsluitingen

Aanslag en breekpunt

De aanslag is de afstand tussen de bovenkant van de boordsteen en de bovenkant van de greppel. Deze maat
wordt normaal vermeld op de detailtekening bij de plannen. Duid de aanslag aan op de bovenstaande figuur.
De greppels worden gelegd met een helling naar de straatkolk toe. Het hoogste punt van de greppel is het
breekpunt.

3.6.3.1. De weg ligt pas

3.6.3.2. Een hellende weg

3.6.4.

Plaatsingstechnieken

Voor plaatsingstechnieken verwijzen we naar de module praktijk.

48

3. Kantopsluitingen

3.6.5.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Verlaagde afboordingen

Verlaagde afboordingen kunnen toegepast worden aan opritten van huizen, voor garages, inritten van
bedrijfsterreinen,
Er bestaan twee manieren om een afboording te verlagen:
1. Met dezelfde boordstenen die gebruikt worden voor de rest van de afboording. Het funderingsbeton moet
ter plaatse 10 cm lager gegoten worden. De verlaging wordt verkregen door twee boordstenen te kantelen.
Uiteraard mag de voeg niet groter zijn dan 6 mm.
Wat moet hier precies gedaan worden?

2. Met verloopboordstenen en speciale types boordstenen.


Leg kort uit.

49

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

3. Kantopsluitingen

3.7. Straatkolken
3.7.1.

Algemeen

Straatkolken worden ook rioolkolken, trottoirkolken en ontvangers genoemd.


Nadat de boordstenen geplaatst zijn, worden de straatkolken geplaatst. De juiste plaats en het type boordsteen
kunnen we vinden op het plan. Meestal worden de straatkolken geplaatst:
om de 20 25 m, in het midden van een boordsteen;
in het midden van een bocht;
aan hoeken.

3.7.2.

Onderdelen

Rioolkolkaansluiting: het geheel van onderdelen die nodig zijn voor de aansluiting van een waterslikker op
de rioolleiding.
Waterslikker (of rioolmond): de hemelwaterinlaatconstructie, die meestal in de straatgoot of watergreppel
geplaatst is en waarlangs het hemelwater van de verhardingen wordt afgevoerd.
Rioolkolk (of straatkolk of trottoirkolk): het bakvormige element onder de waterslikker waarop de
verbinding naar de riolering wordt aangesloten.

50

3. Kantopsluitingen

3.7.3.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Omschrijving en functies

Straatkolken zijn meestal geprefabriceerde bakken uit


gietijzer, gewapend beton of een combinatie ervan. Ze
zorgen ervoor dat het oppervlaktewater van de weg
afgevoerd wordt naar de DWA-riolering. Vaste en bezinkbare
afvalstoffen moeten in de straatkolk achterblijven. Aan de
bovenkant van de kolk is een gietijzeren rooster voorzien
dat uitgenomen of opengedraaid kan worden. De meeste
straatkolken zijn voorzien van een sifon als reukafscheider.
Reinigingsdiensten die aangesteld zijn door de gemeenten,
moeten de kolken doorgaans n keer per jaar reinigen. De
bezinkbare afvalstoffen moeten dus goed bereikbaar zijn.
Straatkolken bestaan in veel verschillende maten en types:
met afvoer aan de zijkant, met afvoer aan de onderkant, enz.
De grootte van de aansluitopening hangt af van de grootte
van de straatkolk. Veelal hebben grotere straatkolken een
aansluitopening van 160 mm of 200 mm diameter.

Fundering:

3.7.4.

Plaatsing

Onder de straatkolk wordt altijd een


fundering gemaakt. Als het bestek niet
vermeldt hoe de fundering gemaakt
moet worden, moeten de voorschriften
uit het SB250 gevolgd worden:
een fundering van zandcement;
dikte: 20 cm;
breedte: 10 cm buiten de
buitenafmetingen van de straatkolk.

Om de straatkolk gemakkelijk te kunnen plaatsen moet een


voldoende grote put uitgegraven worden. Hiertoe wordt
vaak n boordsteen en een deel van de funderingsvoet
weggenomen. De put kan het best niet te diep gemaakt
worden, want anders kunnen er achteraf verzakkingen
optreden. Er wordt aangeraden om de straatkolk in het
midden van de boordsteen te plaatsen.

Bovenkant:
De bovenkant van de straatkolk moet
1 cm lager geplaatst worden dan de
weggoot die erin uitmondt. Uiteraard
moet de verbinding met de riolering
waterdicht zijn.

Aansluiting:
Straatkolken kunnen aangesloten worden
met een verbindingsputje of rechtstreeks
met een pvc-aansluitstuk.
51

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Waterontvanger W12:

52

3. Kantopsluitingen

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4. Bestrating van straatstenen


Bestratingen van straatstenen zijn open verhardingen: zie punt 2.1.4. Ze zijn vooral geschikt voor opritten,
fietspaden, wandelpaden, marktpleinen, woonerven en minder druk bereden wegen (bv. in dorpskernen).
Straatstenen zijn gemaakt uit beton of gebakken klei.

4.1. BENOR-kwaliteitsmerk
Fabrikanten van straatstenen moeten ervoor zorgen dat hun
producten aan de Belgische en Europese normen voldoen.
De huidige normen voor betonstraatstenen zijn: NBN EN
1338 (2003) en NBN B21-311 (2006). De CE-markering
is verplicht voor alle straatstenen, maar het BENORkwaliteitsmerk niet. Het SB250 eist wel dat straatstenen
BENOR-gecertificeerd zijn.
Een product met het BENOR-merk garandeert:
dat de fabrikant zijn fabrieks- en productcontrole correct
uitvoert;
dat het product in overeenstemming is met de volledige
Europese en de Belgische norm.

53

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4. Bestrating van straatstenen

4.2. Vormen
4.2.1.

Geprofileerde en niet-geprofileerde straatstenen

Er bestaan niet-geprofileerde en geprofileerde straatstenen. Geprofileerde straatstenen kunnen een horizontale


en/of een verticale profilering hebben. De profileringen zorgen ervoor dat de stenen die naast elkaar liggen,
beter verbonden blijven ten opzichte van elkaar en dus ook beter weerstand bieden aan verschuivingen (bv. als
gevolg van remmende voertuigen aan verkeerslichten).
De vellingkanten rond het afslijtingsvlak verhinderen dat de bovenranden gaan afschilferen en vergemakkelijken
de plaatsing. Courante betonstraatstenen hebben een velling van 5 mm (horizontaal) bij 3 mm (verticaal).

Tegenwoordig bestaan er nog heel wat speciale vormen: tientallen rechthoekige formaten, getrommelde
stenen, vierkante stenen, ronde stenen, enz.

Speciaal voor fietspaden en lawaaiarme doortochten zijn er ook betonstraatstenen met een velling van 2 mm
bij 2 mm. Om te vermijden dat de hoeken beschadigd raken wanneer de stenen koud tegen elkaar geplaatst
worden, zijn de straatstenen voorzien van afstandhouders met een dikte van 0,75 mm tot 1 mm. Duid de
afstandhouders aan op de figuur hierboven.

54

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Vroeger waren een aantal formaten genormeerd, bijvoorbeeld 220 x 110 x 80 mm, waarbij 220 mm de lengte,
110 mm de breedte en 80 mm de hoogte is. Tegenwoordig worden straatstenen veelal koud tegen elkaar
geplaatst en worden heel wat formaten op de markt gebracht die afwijken van de eerder genormaliseerde
formaten. Enkele formaten:
Formaat
(mm)

(mm hor./mm vert.)

Gewicht per
stuk (kg)

Aantal
per m

220x110x70

5/3

3,9

41

220x110x80

5/3

4,45

41

220x110x100

5/3

5,6

41

220x110x120

5/3

6,7

41

220x110x100

2/2

5,6

41

Fietspadklinkers

220x220x60

5/3

6,82

20

Dubbelklinkers

200x50x60

5/3

1,3

100

Waalformaat

Velling

Opmerking

Schrijf in het vak Opmerking voor welk type verkeer de verschillende diktes van het formaat 220 x 110 geschikt
zijn.

4.2.2.

Hulpstukken

Afhankelijk van het steenverband (legpatroon) waarin straatstenen gelegd worden, kunnen hulpstukken nodig
zijn. Dit zijn meestal halve stenen, (enkele) bisschopsmutsen (kapellen) en dubbele bisschopsmutsen. De schuine
zijde van de bisschopsmuts kan een halve of een volle steen zijn. Over het algemeen hebben de bisschopsmutsen
een schuine zijde van een halve steen. De top van de bisschopsmuts is altijd een hoek van 90.
Benoem de onderstaande hulpstukken.

Welke voordelen bieden hulpstukken?

55

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4. Bestrating van straatstenen

4.3. Soorten (in functie van het materiaal)


4.3.1.

Betonstraatstenen

Naast de vorm kan tegenwoordig ook de kleur, het formaat en de gedaante van betonstraatstenen erg sterk
variren. Enkele voorbeelden van soorten betonstraatstenen:
Waterdoorlatende betonstraatstenen. Er bestaan betonstraatstenen die verplicht met grotere voegen
gelegd moeten worden en er bestaan ook poreuze betonstraatstenen.
Waarom hebben deze stenen tegenwoordig meer en meer succes?

Uitgewassen betonstraatstenen: deze stenen hebben een ruw uitzicht.


Geluidswerende betonstraatstenen: deze stenen verminderen het rolgeluid van voertuigen.

56

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Betonstraatstenen worden standaard massief gemaakt (= in n laag) met cement als bindmiddel. De
standaardkleur is dus grijs, maar afhankelijk van de cementsoort kan dit lichtgrijs of donkergrijs zijn. Er bestaan
twee mogelijkheden om betonstraatstenen te kleuren:
1. Kleurpigmenten in de vorm van fijn poeder toevoegen aan het beton. Deze kleurstoffen zijn niet zo duur,
maar vervagen na verloop van tijd.
Hoe worden witte betonstraatstenen gemaakt?

2. Granulaten die van nature gekleurd zijn, gebruiken in het beton (bv. basalt: massief zwart). Kleuren die op
deze manier verkregen zijn, zijn kleurecht en weersbestendig. De kostprijs ligt echter aanzienlijk hoger
dan bij kleurstoffen. Om de kostprijs te drukken zal enkel een gekleurde deklaag van bijvoorbeeld 2 cm
aangebracht worden op de straatstenen.

de natuurlijke granulaten die de kleur bepalen, witte cementsoort.

57

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.3.2.

4. Bestrating van straatstenen

Gebakken straatstenen (kleiklinkers)

Gebakken straatstenen zijn in hoofdzaak vervaardigd uit klei. De kwaliteit moet beter zijn dan de kwaliteit van
bakstenen (voor muren).
Waarom is dat zo?

Na het bakken worden de stenen gesorteerd volgens kwaliteit, kleur en vorm. Gebakken straatstenen
worden ingedeeld in drie kwaliteitsklassen in functie van de belangrijkste materiaaleigenschappen, zoals
wateropslorping, slijtweerstand, vorstbestendigheid, enz. Klasse 1 is de klasse met de beste stenen, de minst
goede stenen worden in klasse 3 ingedeeld.
Klasse

Voorbeeld: wateropslorping
(volgens NBN B24-203)

2 tot 3%

4 tot 5%

Geen eis

Voordelen van gebakken straatklinkers ten opzichte van betonstraatklinkers:


Ze zijn altijd in de massa gekleurd.
Ze hebben een goede chemische weerstand, bijvoorbeeld tegen (bijtende) zuren.
Ze zien er warmer uit.
Nadelen:
Ze zijn duurder.
Ze zijn minder vormvast.
Waarom?
Het aantal kleuren is beperkt, namelijk vooral roodachtig.

58

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.4. Steenverbanden
De meest gebruikte steenverbanden zijn hierna afgebeeld. Welk steenverband gebruikt moet worden, wordt
aangegeven in de aanbestedingsdocumenten. Als dat niet zo is, moeten de volgende bepalingen gevolgd
worden:
Op wegen van bouwklasse B7 of hoger (B6, ) worden de stenen in keperverband gelegd.
Fietspaden worden in halfsteensverband gelegd. Waar een fietspad een inrit kruist, is het steenverband van
het fietspad bepalend.
Keperverbanden, visgraatverbanden en elleboogverbanden vervormen minder snel door het verkeer dan
halfsteensverbanden. Ze veroorzaken ook minder rolgeluid.

4.4.1.

Halfsteensverband

De stenen vormen evenwijdige rijen die loodrecht op de


rijrichting staan. Duid de rijrichting aan op de afbeelding
hiernaast.
De langsvoegen tussen de rijen zijn evenwijdig. De
dwarsvoegen verspringen een halve steenlengte per rij. De
opsluiting tegen de trottoirbanden, weggoten of kantstroken
gebeurt met een streklaag.

4.4.2.

Elleboogverband

De helft van de stenen ligt loodrecht op de rijrichting.


De andere helft loopt evenwijdig met de rijrichting. De
opsluiting tegen de trottoirbanden, weggoten of kantstroken
gebeurt met een streklaag. De opvulling gebeurt met
geprefabriceerde halve stenen.
Waarom?

59

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4. Bestrating van straatstenen

4.4.3.

Visgraatverband

De stenen liggen diagonaal op de rijrichting (in een


hoek van 45). De opsluiting tegen de trottoirbanden,
weggoten of kantstroken gebeurt met bisschopsmutsen
(of kardinaalsmutsen of kapellen). In bochten gebeurt de
opsluiting met een streklaag.
Het visgraatverband wordt veel toegepast op kruispunten
en pleinen omdat het een vrij goede weerstand biedt aan
de wringing die veroorzaakt wordt door voertuigen die een
bocht maken.

4.4.4.

Keperverband

De stenen liggen diagonaal op de rijrichting (in een


hoek van 45). De opsluiting tegen de trottoirbanden,
weggoten of kantstroken gebeurt met bisschopsmutsen
(of kardinaalsmutsen of kapellen). In bochten gebeurt de
opsluiting met een streklaag.
Het keperverband wordt veel toegepast op kruispunten en
pleinen omdat het een vrij goede weerstand biedt aan de
wringing die veroorzaakt wordt door voertuigen die een
bocht maken.
Wat zijn de verschillen tussen het visgraatverband en het
keperverband?

4.4.5.

Blokverband

Net als bij parket liggen de stenen in blokken van twee,


afwisselend met hun lengteas evenwijdig aan de rijrichting
en dwars erop. In rechte lijn is voor dit verband geen opstop
nodig.

60

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.5. Verticale constructie van een bestrating


Alle onderdelen van de verticale constructie moeten afgestemd zijn op:
de verwachte verkeersbelasting;
de ondergrond (zie punt 2.1);
het klimaat (Belgische klimaat => vochtig, kans op vorst, ).
Een droge, goed verdichte fundering vormt de basis voor alle bestratingen. Vaak moet er een drainage
aanwezig zijn om de fundering droog te houden. De zijkanten van een bestrating worden altijd voorzien van
een kantopsluiting.

4.5.1.

Kwaliteit van de betonstraatstenen

De norm bepaalt minimumklassen met de aanduiding Ia, Ib, IIa of IIb voor betonstraatstenen die gebruikt
worden voor bestratingen met verkeer. De aanduidingen I en II hebben te maken met het soort verkeer, a en b
houden verband met de weersbestendigheid:
Cat.

Dikte
in mm

Bestandheid tegen
vorst- en dooizout

Afwijking
diagonaal
in mm

Toepassingsgebied

Ia

80

Gemiddeld
1 kg/m

Aangewezen voor bestratingen met een hoge dooizoutbelasting en


minstens voertuigenverkeer met een normale intensiteit

Ib

80

Water-opslorping
6%

Geschikt voor bestratingen met een lage dooizoutbelasting met weinig


intensief verkeer (plaatselijk verkeer, parkings, )

IIa

< 80

Gemiddeld
1 kg/m

IIb

< 80

Water-opslorping
6%

Aangewezen voor bestratingen met een hoge dooizoutbelasting, maar


slechts af en toe voertuigenverkeer (verkeersvrije straten, fietspaden
naast de rijweg, )
Aangewezen voor bestratingen met een lage dooizoutbelasting en
slechts af en toe voertuigenverkeer (verkeersvrije straten, fietspaden
naast de rijweg, )

61

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.5.2.

4. Bestrating van straatstenen

De verschillende lagen

Hoe meer verkeer, hoe steviger de hele constructie moet zijn. De algemene dwarsdoorsnede ziet er zo uit:

4.5.3.

Ondergrond

Voor dit onderdeel verwijzen we naar punt 2.2.

4.5.4.

Onderfundering

Voor dit onderdeel verwijzen we naar punt 2.6.2.

4.5.5. Fundering
Voor dit onderdeel verwijzen we naar punt 2.6.3.
De bovenkant van de fundering moet al de vorm hebben van de afgewerkte bestrating. Zo zal de dikte van de
straatlaag niet variren.

4.5.6.

Kantopsluiting

Voor dit onderdeel verwijzen we naar punt 3.


62

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.5.7. Straatlaag (bed van de bestrating)

4.5.7.1. Functies
De straatlaag dient om de oneffenheden van de fundering weg te werken.
Ze kan ook eventuele lichte maatafwijkingen in de dikte van de stenen opvangen (zeker bij gebakken stenen).
Verder is ze ook bedoeld om de stenen goed te kunnen vasttrillen en ze op hun plaats te houden.
De straatlaag moet redelijk waterdoorlatend zijn, zodat er geen water kan blijven staan tussen de stenen.
Het hamer-en-aambeeld-effect zou de straatstenen beschadigen. Leg uit.

4.5.7.2. Materiaal

In de aanbestedingsdocumenten wordt vermeld met welk materiaal de straatlaag uitgevoerd moet worden.
De mogelijke materialen zijn: zand, een mengsel van brekerzand en steenslag, continue steenslag 0/4 en 0/7,
zandcement en mortel.
Zandcement is een van de beste materialen. Het wordt bij voorkeur gemaakt met grof zand (0/4) en minstens
100 kg cement per m. Zandcement met grof zand is al met succes toegepast bij verkeersdrempels en
bushaltes.
Voor betonstraatstenen moet de straatlaag na het verdichten minstens 3 cm dik zijn, voor gebakken
straatstenen minstens 4 cm. Dit betekent dat deze laag voor het verdichten 4 cm en 5 cm dik moet zijn. Een te
dikke straatlaag kan spoorvorming en verzakkingen veroorzaken. De straatlaag zelf wordt alleen verdicht nadat
de klinkers erop gelegd zijn. Ze moet overal ongeveer even dik zijn.

63

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4. Bestrating van straatstenen

4.5.8.

Plaatsen of vlijen van straatstenen

Zeker bij gekleurde straatstenen moeten stenen uit


verschillende pakken tegelijk verwerkt worden. Waarom?

Het plaatsen van de betonstraatstenen omvat de volgende


taken:
de straatlaag profileren: ze effenen door ze met paslatten
af te slepen;
de straatstenen vlijen of plaatsen.
1. Door hun regelmatige vorm kunnen betonstraatstenen
koud tegen elkaar geplaatst worden op de
geprofileerde straatlaag. Wanneer er een aantal stenen
geplaatst zijn, wordt vanaf deze stenen verdergewerkt.
Om mooie, strakke voeglijnen te behouden moet de
richting regelmatig gecontroleerd worden met een
koord of paslat. Aan de greppel moeten de stenen
minstens 1 cm boven de goot blijven.
2. De opvullingen gebeuren bij voorkeur met beschikbare
hulpstukken. Als dat niet mogelijk is, moeten stenen
gezaagd of gespleten worden. De opvulstenen mogen
niet kleiner zijn dan een halve steen en niet gezaagd
worden onder een hoek van minder dan 45 (om te
voorkomen dat ze afbreken).

4.5.9.

Plaatsingstechnieken

Zie module praktijk.

64

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.5.10. Voegvulling
In de aanbestedingsdocumenten wordt vermeld met welk
materiaal de bestrating opgevoegd moet worden. Meestal
wordt hiervoor fijn droog zand gebruikt en soms mortel.
Fijn droog zand: er worden fijne laagjes van dit zand over de
stenen geveegd tot alle voegen gevuld zijn. Indien nodig kan
water toegevoegd worden.

4.5.11. Vastzetten van de straatstenen


De bestrating wordt vastgezet door de voegen met fijn zand
te vullen en de bestrating af te trillen met een trilplaat die
vastgezet is met een rubberzool of een kunststofzool. Op die
manier worden de stenen in de straatlaag gedrukt en worden
kleine oneffenheden weggewerkt. Toch zijn er een aantal
aandachtspunten:
Het oppervlak kan het best eerst schoongeveegd worden.
Waarom?

Het zandcement van de straatlaag mag nog niet hard zijn.


Er moet een afstand gehouden worden van minstens n
meter van de plaats waar het vastleggen nog bezig is.
De bestrating kan het best afgetrild worden vanaf de rand
en van daar langzaam naar het midden toe.
Als er te veel getrild wordt, komen de straatstenen
opnieuw los.

65

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4. Bestrating van straatstenen

4.5.12. Afwerken van de voegen


Mortel: kan voorgeschreven worden als de straatlaag niet gebonden is, als ze bijvoorbeeld uit zand bestaat.
Ook greppels in straatstenen worden met mortel opgevoegd.
Zand: na het aftrillen wordt nog een laag voegzand aangebracht. Dit zand blijft doorgaans enkele dagen of
weken op de straatstenen liggen, zodat het door de weersomstandigheden verder ingevoegd wordt.

4.5.13. Ingebruikname
De straatlaag en de fundering bestaan uit:
niet-gebonden materiaal (steenslag, zand, ): de straat kan in gebruik genomen worden zodra de
betonstraatstenen volledig vastzitten en de voegen volledig gevuld zijn.
zandcement en/of de fundering bestaat uit een gebonden materiaal (mager beton): alle verkeer is verboden
gedurende de eerste zeven dagen na het aanleggen. De fundering en/of de straatlaag moeten uitgehard
zijn. Hoeveel tijd hiervoor nodig is, hangt af van de weersomstandigheden. In principe is dat na ongeveer
twee weken en zodra de voegen volledig gevuld zijn.

66

4. Bestrating van straatstenen

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

4.6. Uitvoeren van bochten


Zie hoofdstuk meten en uitzetten.

4.7. Machinaal vlijen van straatstenen

De bestratingsmachine is een aanhangwagen die


omgebouwd is om vlakken straatstenen machinaal te
kunnen plaatsen. Door de machinale plaatsing wordt de
hoeveelheid handwerk beperkt. De aanhangwagen wordt
mee verplaatst met het werk.
Het werkingsprincipe is het volgende:
De straatstenen worden in een hellend stortrooster op de
aanhangwagen gekipt.
Vervolgens gaan ze via twee transportbanden naar
de plaats waar het legverband wordt samengesteld.
Twee werknemers leggen dit verband op manhoogte
(en werken niet meer de hele dag op hun knien). Ze
kunnen zeer snel halfsteensverbanden, keperverbanden,
blokverbanden en elleboogverbanden leggen.
Een derde man bedient de hefarm met een vacumklem
en legt er de straatstenen mee in de straatlaag. De klem
kan 280 kg tillen, wat overeenkomt met ongeveer 24
straatstenen van 12 cm dik.

67

68

5. TaluDs

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5. TaluDs
Een talud vormt de zijdelingse begrenzing van een grondophoging of een grondingraving. Een talud die
gevormd is door zuivere grond, kan niet zeer steil zijn. Voor een steil talud zijn bijkomende constructieve
voorzieningen nodig, bijvoorbeeld constructies met geotextiel en betonelementen, gaas, grastegels, enz.

5.1. Aanduiding van een helling


De helling van een talud wordt weergegeven als de verhouding breedte gedeeld door hoogte. Hierbij worden
altijd vier delen genomen voor de hoogte. Afhankelijk van de helling kan de breedte variren van 1 tot 12.
Het onderste punt van de talud wordt de teen genoemd, het bovenste punt is de insteek. De volledige
horizontale bovenkant van het talud is de kruin.

Vul op de afbeelding hierboven de hellingshoek in graden aan voor 4/4.


Is een helling van 6/4 steiler of zwakker dan een helling van 4/4?
69

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5. TaluDs

5.2. Taluds in zand


De maximale hellingshoek van een natuurlijk talud, nl. de grootst mogelijke hellingshoek waarbij de grond niet
gaat schuiven, verschilt naargelang van de grondsoort, de vochtigheid (grondwater) en de verdichtingsgraad.
In principe wordt verwacht dat de grond ongeroerd of goed verdicht is. Een talud in ophoging moet aangelegd
worden in lagen van maximaal 50 cm dikte, die laag per laag verdicht worden.
In Vlaanderen komen drie soorten grond vaak voor: zandachtige grond, leem en zware klei. Hieronder vind je
enkele praktische vuistregels voor de hellingshoeken. Bij twijfel wordt de veiligste hoek gekozen of wordt een
grondproef uitgevoerd.
De onderstaande hellingshoeken gelden enkel:
voor uitgravingen in eenzelfde grondsoort;
als het grondwater niet te hoog zit (bij sleuven en uitgravingen waar geen wateroverlast is);
voor uitgravingen van minder dan 4 m diep (hoe dieper de uitgraving, hoe groter de gronddruk).

Vul op de bovenstaande figuur de hellingshoeken in graden aan (zonder getallen na de komma):


1. de minimale hellingshoek voor werken in ongeroerde grond, bij een kleine diepte en van zeer beperkte
duur;
2. de minimale hellingshoek voor werken in licht geroerde grond, bij een wat grotere diepte en van wat
langere duur.

70

5. TaluDs

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5.3. Stabiliteit (glijvlakken, invloed van water)


Als een talud instort, gebeurt dat meestal in de vorm van een duidelijke afschuiving volgens het glijvlak, zoals
hieronder afgebeeld wordt.
Een afschuiving kan zich bijvoorbeeld voordoen als het nieuwe materiaal (een uitbreiding van een talud)
een lagere schuifweerstand heeft dan de grond van het bestaande talud. Water in de grond verhoogt dit
risico. Werken met drogere grond of een bronbemaling aanbrengen kunnen de afschuivingsweerstand dus
verkleinen.

71

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5. TaluDs

5.4. Taluds uitzetten, aanleggen en profileren


Zie module praktijk.
Het SB 250 bepaalt dat de oneffenheden van taluds in grond voor het afdekken hoogstens 10 cm (+ 5 cm en - 5
cm) mogen bedragen. De vlakheid wordt gecontroleerd met een rij van 3 m.

72

5. TaluDs

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5.5. Taludbescherming / oeverversteviging


Een talud moet in stand gehouden worden. Een talud dat aangelegd werd in zuivere grond is altijd
erosiegevoelig, zelfs als het verdicht is. Erosie is de verplaatsing van materiaal door wind of het wegspoelen van
materiaal door water. Enkele voorbeelden: een talud dat afschuift, afstromend water dat geultjes in de grond
spoelt, fijne deeltjes grond die kunnen wegwaaien,
Op bepaalde plaatsen zijn taluds extra vatbaar voor erosie: in bochten, rond uitstroomopeningen, enz.

5.5.1. Factoren die de erosie benvloeden


De grondsoort, de verdichting en de vochtigheid (cf. supra).
De taludhelling: we spreken van een steile talud wanneer de hellingshoek meer dan 45 bedraagt (4/4). Bij
steile taluds bestaat een groter risico op afschuiving. Daarom moet het talud verstevigd worden of moet
voor grondkerende constructies gezorgd worden.
Bij taluds onder water is het gevaar voor beschadiging nog veel groter door de stroming en de golfslag van het water.

5.5.2. Taluds boven water


Begroeide bermen en taluds zijn minder erosiegevoelig. Waarom?
Bij taluds boven water biedt inzaaien met gras meestal al een goede bescherming. De afdeklaag kan
bijvoorbeeld voor 60% uit zand en voor 40% uit teelaarde bestaan, zodat het gras niet te snel groeit. Er wordt
voor een traaggroeiende grassoort gekozen die ook goed droogtebestendig is.
Om het talud of de bermen nog te verstevigen worden tegenwoordig erg vaak kunststof grasdallen gebruikt,
grasdallen met een honingraatstructuur die met elkaar verbonden kunnen worden en meestal gemaakt zijn uit
gerecycleerd kunststof. Na de plaatsing worden de dallen tot 1 cm boven de honingraatstructuur gevuld met
zand en/of teelaarde en wordt het gras erin gezaaid.

73

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5.5.3.

5. TaluDs

Betonmatrassen

Aan de kust worden dijken beschermd via verdedigingsconstructies vanuit zee, bijvoorbeeld golfbrekers.
Er bestaan zware bekledingen uit beton (dat al dan niet ter plaatse gegoten is) of uit natuursteen. Deze
bekledingen zijn echter duur. Tegenwoordig worden ze vaak vervangen door laagsgewijs geplaatste geogrids
die de grond verankeren.

Aan de taludzijde worden dan bijvoorbeeld betonmatrassen van 10 tot 20 cm dik voorzien. Betonmatrassen
bestaan uit zware geotextielen waarop de fabrikant vooraf betonelementen heeft vastgemaakt. Ze worden
gelegd met behulp van hydraulische graafmachines.

74

5. TaluDs

5.5.4.

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

Omslagmethode

Steile taluds worden bekleed of toch voorzien van een laag teelaarde en daarna beplant met de
omslagmethode.
Hierbij wordt eerst een bekisting gemaakt aan de buitenkant van het talud, bijvoorbeeld met grondbags,
zakken in geotextiel die met grond gevuld kunnen worden. Tegen de bekisting wordt de teelaarde laagsgewijs
opgebouwd, met een grondwapening van geogrids tussen de verschillende lagen. Geogrids zijn stevige,
plooibare doeken of netten in polypropyleen met specifieke maaswijdten die zorgen voor een goede
vertanding en haakweerstand met de grond.
Nadien wordt de teelaarde beplant of belegd met graszoden.

75

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5.5.5.

5. TaluDs

Verstevigen van de teen

Natte grond (grond onder water) is slapper dan droge grond en zakt bijgevolg sneller uit. In slappe grond is het
belangrijk te verhinderen dat het talud uitzakt. Het talud moet altijd eerst aan de teen verstevigd worden, want
het zakt eerst uit aan de teen.

5.5.5.1. Met houten schutwerk (oeverbeschoeiing)

Hout is ideaal voor oeverbeschoeiiingen. Onbehandeld hout dat onder water blijft, kan immers niet rotten,
want onder water is er niet voldoende zuurstof voor de houtaantasters. Net boven de waterlijn zal het
hout echter wel rotten. Er kan het best voor duurzame houtsoorten geopteerd worden (klasse II). Duid de
volgende elementen aan op de fotos hieronder: houten paaltjes, houten planken, schanskorven met keien,
erosiewerende geotextiel.

76

5. TaluDs

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5.5.5.2. Met geperforeerde betonelementen

77

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5. TaluDs

5.5.6. Schanskorven
Schanskorven zijn gepuntlaste netten met rechthoekige, vierkante of zeshoekige mazen. Ze bestaan uit
verzinkte metaaldraad van 3 tot 6 mm dik. De maasgroottes variren tussen 50 en 100 mm.
Voor de plaatsing worden de schanskorven gevuld met ballast, bijvoorbeeld Doornikse kalksteen, basalt of
betonpuin van een groter kaliber dan de maasopeningen. Vervolgens worden de korven dichtgevlochten en
op een geotextiel geplaatst. Ze vormen een erosiewerende, stevige beschermlaag.

78

5. TaluDs

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

5.6. Sloten
Zie module praktijk.

79

bouwtechnologie

WEGENBOUWTECHNIEKEN

NOTITIES

80

NOTITIES

fvbffc Constructiv
Koningsstraat 132/5, 1000 Brussel
t +32 2 210 03 33 f +32 2 210 03 99
fvb.constructiv.be fvb@constructiv.be
fvbffc Constructiv, Brussel, 2012.
Alle rechten van reproductie, vertaling en aanpassing onder eender welke vorm, voorbehouden voor alle landen

81

Modulaire handboeken
bouwplaatsmachinisten
Bouwtechnologie
Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

Bouwplaatsmachinisten

Bouwplaatsmachinisten

Bouwplaatsmachinisten

Bouwtechnologie

Bouwtechnologie

GRONDTECHNIEKEN BasIs

Grondtechnieken VerVolmakinG

Bouwtechnologie

METEN & UiTzETTEN

Meten en uitzetten Grondtechnieken - basis Grondtechnieken


vervolmaking

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

Bouwplaatsmachinisten

Bouwplaatsmachinisten

Bouwtechnologie

Bouwtechnologie

bouwTECHNIEKEN

wegenbouwTeCHnIeKen

Bouwtechnieken Wegenbouwtechnieken

Andere boekdelen:

Praktijk bouwplaatsmachines
Bouwplaatsmachines
Motorenleer
Toegepaste technieken

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid

You might also like