You are on page 1of 6

Aristoteles. Over pozie. Vert. Ben Schomakers, Leende: Damon, 2000.

Een selectie uit hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 6 en 7

Hoofdstuk 1
Over pozie en over de verschillende vormen van pozie wil ik het hebben: over
het effect van elke vorm, over de manier waarop het verhaal opgebouwd en
gestructureerd moet worden om een gedicht te laten slagen, over het aantal en de
aard van de elementen waaruit gedichten bestaan, en over alle andere aspecten
van de behandeling van dit thema. Ik zal daarbij de natuurlijke orde respecteren
en met het meest principile beginnen.
Epische pozie, tragische pozie en ook de komedie en dithyrambische pozie
en het grootste deel van fluit- en lierpozie komen elk als geheel neer op
'uitbeelding', maar er zijn drie punten waarop ze zich van elkaar onderscheiden.
Ze beelden uit met verschillende middelen, hebben verschillende objecten, en de
uitbeelding vindt op verschillende, niet identieke manieren plaats.
Sommige mensen beelden allerlei dingen uit met kleuren en vormen, maken
'afbeeldingen', technisch geschoold of ervaren en geoefend door de praktijk, en
anderen benutten hun stem. Op dezelfde manier komt in alle vormen van pozie
de uitbeelding tot stand door ritme, taal en harmonie, maar kunnen die ofwel
afzonderlijk van elkaar ofwel in combinatie gebruikt worden.
Fluit- en lierpozie en eventueel andere vormen van pozie met een vergelijkbaar
effect (panfluitpozie) gebruiken alleen harmonie en ritme om een uitbeelding te
realiseren, maar in de danskunst komt ritme zonder harmonie voor: dansers
beelden met ritmische vormen karakters, emoties en handelingen uit.

Hoofdstuk 2
[1448a] Uitbeelders beelden mensen uit die handelen, en iemand die handelt is
ofwel respectabel ofwel minderwaardig. Bijna alle karakters kunnen door deze
twee eigenschappen getypeerd worden, omdat menselijke karakters zich door geneigdheid tot slecht gedrag of gerichtheid op het goede en deugd van elkaar
onderscheiden. Daaruit volgt dat mensen in de uitbeelding beter dan in onze
werkelijkheid zijn, of slechter, of zoals ze daar zijn. Dat gebeurt ook bij
schilders. Polygnotus beeldt mensen beter af dan ze zijn, Pauson slechter en
Dionysius zoals ze zijn.

Dat in elk van de genoemde vormen van potische uitbeelding deze verschillen
moeten voorkomen en ze zich zelfs van elkaar onderscheiden doordat ze op
dezelfde manier verschillende objecten uitbeelden, is duidelijk.
Binnen de danskunst en fluit- en lierpozie komen deze verschillen voor, evenals
als in potische uitbeelding in woorden of verzen zonder meer. De hoofdpersonen
van Homerus zijn beter dan werkelijke mensen, die van Chaeremon zoals werkelijke mensen zijn, maar die van de Thasir Hegemon, de eerste dichter van
parodien, en Nicochares, dichter van de Deilias, zijn slechter.
Dit is ook het wezenlijke verschil tussen een komedie en een tragedie. De eerste
stelt zich tot doel mensen slechter uit te beelden dan wij ze kennen, de tweede
juist beter.

Hoofdstuk 3
Het nog onbesproken derde punt waarop de verschillende vormen van pozie
zich van elkaar onderscheiden, heeft betrekking op de manier waarop de
objecten uitgebeeld kunnen worden. Ook wanneer uitbeeldingen
dezelfde middelen gebruiken en dezelfde objecten uitbeelden, kan er in het ene
geval van een verteller gebruik gemaakt worden, dat wil zeggen een ander dan
de dichter, die een zekere ontwikkeling vertoont (zoals in de gedichten van
Homerus), maar soms is die verteller de dichter zelf, die dan niet verandert en
geen invloed ondergaat. In andere gevallen worden alle uitgebeelde personen
handelend en bij de handeling betrokken voorgesteld.
Daarmee zijn de drie, al in het begin aangekondigde, kenmerken en
verschilpunten van de potische uitbeelding besproken. Een uitbeelding gebruikt
bepaalde middelen, beeldt bepaalde objecten uit en doet dat op een
bepaalde manier.

Hoofdstuk 4
Een komedie is dus zoals gezegd een uitbeelding van mensen die wel lager en
minderwaardig zijn, maar dan toch niet omdat ze alle zwakheden en gebreken
vertonen. Lachwekkendheid is maar n aspect van schandelijkheid. Ze is een
bepaalde fout, een niet pijnlijke, onschadelijke vorm van schande. Een
lachwekkend masker, om het meest voor de hand liggende voorbeeld te noemen,
is wel lelijk, schandelijk en verwrongen, maar het drukt geen pijn uit en doet ook
geen pijn.
Een epos komt met een tragedie in zoverre overeen dat het een uitbeelding in
metrische taal van respectabele mensen is, maar het verschilt van een tragedie
doordat het in n enkele versmaat geschreven is, doordat het een vertelling is,
en door de duur van de beschreven tijd. Een tragedie probeert zo veel mogelijk

binnen n omloop van de zon te blijven, of daar anders niet te veel van af te
wijken, maar in een epos is de tijd in principe onbegrensd, en ook dat is een
verschil tussen een tragedie en een epos, al werd dit aspect oorspronkelijk in tragedies en epische gedichten op dezelfde manier behandeld. Tragedie en epos
hebben een aantal elementen gemeen, maar er zijn ook elementen die alleen in
een tragedie voorkomen. Wie daarom weet wat een goede - respectabele - en een
slechte - minderwaardige - tragedie is, heeft hetzelfde inzicht in principe ook met
betrekking tot epische gedichten. Alle elementen van een epos komen namelijk
ook in een tragedie voor, terwijl dat omgekeerd niet zo is.

Hoofdstuk 6
Over pozie die uitbeeldt in hexameters en over de komedie zullen we het later
hebben. Ik stel voor dat we eerst de tragedie bespreken, en daarbij uitgaan van
de definitie van het wezen van de tragedie die in feite uit het voorafgaande volgt:
'Een tragedie is een uitbeelding van een handeling, een belangrijke en ernstige
handeling, die afgerond is en een zekere omvang heeft; de woorden van een
tragedie zijn aangenaam gemaakt, met alle middelen, eventueel afzonderlijk, in
de verschillende delen van een tragedie; ze beeldt mensen uit die iets
ondernemen en uitvoeren, maar niet als een vertelling, en door medeleven en
vrees bewerkstelligt ze de zuivering van dit soort ervaringen.'
Onder 'woorden die aangenaam gemaakt zijn' versta ik hier woorden die ritme of
harmonie hebben of woorden die gezongen worden, en dat 'eventueel
afzonderlijk' is toegevoegd omdat sommige delen van een tragedie alleen
metrisch gedeclameerd worden, terwijl andere gezongen worden.
Omdat het handelende mensen zijn die de uitbeelding realiseren, is het eerste
element van een tragedie waarmee we geconfronteerd worden logischerwijs de
pracht en praal van de visuele enscenering. Daarna komen de zang en
de taal, als de middelen waardoor de uitbeelding gerealiseerd wordt; 'taal' heeft
hier betrekking op dat wat in verzen geschreven is, de betekenis van 'zang' is
voor iedereen duidelijk.
Het gaat verder om een uitbeelding van een handeling, en die handeling wordt
uitgevoerd door mensen die handelen. Zij moeten een karakter hebben en een
bepaalde logica toepassen. Karakter en logica stellen ons ook in staat de
handelingen te typeren, [1450a] omdat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor
de manier waarop mensen zich gedragen. En of mensen erin slagen te realiseren
wat ze willen of niet, wordt bepaald door de handelingen.
Het verhaal is de uitbeelding van de handeling. 'Verhaal' is hier de verbinding en
de structuur van de gebeurtenissen, het karakter bepaalt de eigenschappen die
we aan de handelende personen toekennen, en de 'logica' omvat de mogelijke

manieren waarop de sprekers iets proberen te bewijzen, of geloofwaardigte


maken, of een bewering doen.
Dit zijn dus de zes elementen van de tragedie die de tragedie tot tragedie maken,
dat wil zeggen het verhaal, de karakters, de taal, de logica, de visuele
enscenering en de zang. Twee elementen hebben betrekking op
de middelen waarmee de uitbeelding tot stand komt, een op de manier waarop
dat gebeurt, en de andere drie op de objecten die uitgebeeld worden. Verder is er
niets van wezenlijk belang. Het is niet overdreven te zeggen dat de meeste
dichters die elementen ook allemaal verwerkt hebben, en dat heeft ermee te
maken dat de visuele enscenering in zekere zin al de andere elementen, dat wil
zeggen karakter, verhaal, taal, zang en ook logica met zich meebrengt.
Het belangrijkste element van een tragedie is de structuur en het verband van de
gebeurtenissen. Een tragedie is namelijk geen uitbeelding van mensen maar van
handelingen en het leven. Geluk en ongeluk bestaan in handelingen, worden gerealiseerd als een bepaalde handeling en zijn niet een of andere eigenschap. Wat
iemand is, is afhankelijk van zijn karakter, maar of hij gelukkig is of niet, van zijn
handelingen. De spelers handelen dus niet in eerste instantie om karakters uit te
beelden, maar de karakters zijn een facet van hun handelingen en zijn er omwille
van die handelingen. De gebeurtenissen en het verhaal zijn dus het doel en de
realisering van de tragedie, en het doel is het belangrijkste dat er is.
Nogmaals bovendien: de belangrijkste middelen waarmee een tragedie de ziel
van het publiek bespeelt en op de gevoelens inwerkt, de 'ommekeer' en de
'herkenning', zijn onderdelen van het verhaal.
En een extra aanwijzing is dat iemand die zich aan een tragedie waagt de taal en
de karakters eerder beheerst dan dat hij in staat is de gebeurtenissen goed te
structuren en in verband te brengen. Het geldt bijvoorbeeld ook voor de eerste
dichters, op een enkele uitzondering na.
Beginsel en als het ware de 'ziel' van een tragedie is dus het verhaal. Maar op de
tweede plaats komen de karakters. Ongeveer hetzelfde kan gezegd worden van de
schilderkunst: [1450b] schitterende kleuren die lukraak aangebracht zijn raken
ons minder dan een in zwart en wit geschetste afbeelding. Een tragedie is een
uitbeelding van een handeling, en omwille van die handeling ook van mensen die
handelen.
Het derde element is de logica, en dat is het vermogen te zeggen wat in een
bepaalde situatie vereist of gepast is. Bij toespraken en monologen is dit een
kwestie van burgerschap of retorica. In het verleden lieten de dichters hun
personages als burgers van een staat spreken, nu als redenaars. Het is het
karakter dat zich uitdrukt in de wil en de besluiten, van wat voor aard ook (zodat
een monoloog waarin de spreker geen enkel besluit neemt en niets afwijst ook

geen spoor van een karakter laat zien), terwijl de logica de middelen verschaft of is -waarmee mensen bewijzen dat iets al dan niet het geval is, of een algemene
uitspraak doen.
Op de vierde plaats komt de taal. 'Taal' definieer ik, als gezegd, als uitdrukking
door middel van woorden, en deze definitie geldt zowel voor metrische pozie als
voor proza.
Nog kort over de andere elementen. De zang is de belangrijkste veraangenaming
van de tragedie, en de visuele enscenering bespeelt wel de ziel, evoceert ook
emoties, maar doet het minst een beroep op het vakmanschap van een dichter, en
behoort in feite het minst tot de pozie zelf. De waarde en de betekenis van een
tragedie kunnen ook onafhankelijk van een wedstrijd en zelfs zonder spelers
ervaren worden. Bovendien is het inrichten van de visuele enscenering eerder het
terrein van de requisietenmakers dan van de dichters.

Hoofdstuk 7
Na deze definities kunnen we vermoedelijk het best ten eerste de aard van de
structuur en het verband van de gebeurtenissen beschrijven, want dat is de kern
en het belangrijkste onderdeel van een tragedie.
Het uitgangspunt waaraan we ons moeten houden is dat een tragedie een
uitbeelding is van een afgeronde en gehele handeling die een bepaalde omvang
heeft. Er bestaan namelijk ook gehelen zonder omvang. 'Geheel' is dat wat begin,
midden en einde heeft, en 'begin' is wat zelf niet noodzakelijk na iets anders
komt, maar waarna wel iets anders moet komen of ontstaan, 'einde' is het
tegengestelde daarvan, dat wil zeggen dat wat enerzijds zelf na iets anders komt,
als iets noodzakelijks of als iets wat vaak het geval is, maar waar anderzijds
niets meer na komt, en 'midden' is wat zelf na iets anders komt en waarna ook
weer iets anders komt.
Een verhaal dat goed gecomponeerd is en een mooie structuur heeft, mag dus
niet zomaar ergens beginnen of een willekeurig einde hebben, maar moet met
deze definities en begrippen in overeenstemming zijn.
Bovendien is de schoonheid van iets dat leeft, maar in feite ook van elk ding dat
uit delen bestaat, niet alleen afhankelijk van de ordening van die delen, maar ook
van de omvang, die hier niet willekeurig is. De schoonheid bestaat in de orde en
de omvang tezamen. Een mooi dier kan dus ook niet minuscuul klein zijn, omdat
onze ogen zich niet meer kunnen richten en wazig worden bij feitelijk bijna
onwaarneembare tijd, maar ook niet gigantisch groot, omdat het in dit
geval [1451a] onmogelijk is alles in n blik te overzien, en de eenheid en het
geheel onzichtbaar blijven, zoals bij een dier van 10.000 stadin. Lichamen en
dieren moeten dus een bepaalde omvang hebben, die zich aan de andere kant wel

in n blik laat overzien, en op dezelfde manier moet het verhaal van een tragedie een bepaalde lengte hebben, die in de herinnering en de aandacht kan
beklijven.

You might also like