You are on page 1of 2

Kunst en waardigheid

Het werk, zei Paus Franciscus in zijn toespraak aan de Pauselijke Academie voor de Sociale
Wetenschappen,1 is niet slechts een productiefactor, maar il processo produttivo che deve essere
organizzato in modo tale da consentire la crescita umana delle persone (...). Er moet in de economie
meer aandacht worden besteed aan de waardigheid van de persoon. Werk kan de mens dus doen
groeien, maar hoe? Dit essay beschrijft hoe in het scholastische denken over de kunst, zoals opgevat en
door Maritain,2 de kunst de persoon verheft.

Volgens Maritain heb je in het verstand een speculatieve en een praktische orde. De eerste houdt zich
bezig met het genieten van de kennis om zich, en de tweede met het gebruiken van kennis. Volgens
Maritain behoort de kunst tot de praktische orde van het verstand. Die kent ook twee gebieden, dat van
het agibile en het factibile. Het eerste houdt zich bezig met welke handelingen moeten worden gekozen
ter maximalisatie van het eigen welzijn, en het tweede met hoe zaken het best kunnen worden gemaakt.

De kunst is de juiste manier van het maken van dingen: de manier waarop het doel, het voorwerp, het
best tot stand wordt gebracht. Het doel is dus niet het eigen welzijn, zoals dat bij de prudentie zo is. De
kunst is goed als het werk goed is. De kunstenaar offert in feite al zijn krachten op aan het te maken
werk, maar het is zeer menselijk want alleen een rationeel wezen kan een werk bedenken en uitvoeren.
Als de ratio geen rol meer speelt bij de kunst van het produceren, wordt het ook een minder menselijke
arbeid. Een belangrijke factor hierbij is volgens Maritain de eigendom van het productiegoed. Als de
werker echt volledig de kunst uitoefent op het productiegoed, moet het ook zijn eigendom zijn. Als het
gemeenschappelijk eigendom is, kan hij zich er niet volledig aan geven.3

De kunst is een operatieve habitus: een stabiele dispositie in het verstand die de kunstenaar vervolmaakt,
die hem in staat stelt zijn object makkelijker te maken. Deze habitus verheft hem, hij is tot meer in staat,
en kan het goede bewerken. Daarom is het een deugd. De kunst en andere habiti zijn daarmee
metafysieke brieven van adeldom (p. 20).

De kunstenaar/ambachtsman vertegenwoordigt de doorsnee mens, meent Maritain. Juist hierom is


Christus , ambachtslied geworden. Bovendien is de kunst ook het werk van de Vader, naar mijn
interpretatie omdat hij door te scheppen kunstenaar bij uitstek is. Wie de kunst beoefent, volgt daarmee
op een bijzondere manier Christus en God de Vader na, door mee te werken met de schepping.

Samenvattend ligt de waardigheid van het ambacht volgens Maritain in drie eigenschappen: het is iets
zeer menselijks, alleen een redelijk wezen kan het doen. Daarom moet het werk het bezit zijn van de
werker. Daarnaast is het een operatieve habitus. Het vervolmaakt het verstand van de kunstenaar, dat
hierdoor tot meer in staat is. En op het bovennatuurlijk vlak is het een navolgen van Christus en een
meedoen aan een handeling van de Vader. Volgens Paus Franciscus moet de menselijke groei meer
voorop komen te staan in het werk. Als we de drie besproken eigenschappen van de kunst bekijken,
kunnen we concluderen dat het daarvoor goed zou zijn als werk kunst kan zijn, waarbij het verstand door
de deugd dingen in de materie bewerkt, en waarbij het werk moet kunnen worden bezeten. Daarnaast

1 Franciscus, 28-IV-2017, Messaggio del Santo Padre ai partecipanti alla Sessione Plenaria della Pontificia
Accademia delle Scienze Sociali.
http://press.vatican.va/content/salastampa/it/bollettino/pubblico/2017/04/28/0274/00641.html

2 Maritain, J., 1924, Kunst en Scholastiek. Amsterdam: Van Munster.

3 Ibid., voetnoot 4.
zouden mensen in staat moeten worden gesteld om te groeien in de deugd van de kunst, en zou het
bovennatuurlijke aspect van de kunst meer moet worden ontdekt.

You might also like