You are on page 1of 42

Eurotop, die bestaat uit de staats- en regeringsleiders van de eurolanden, en het uitwerken

van besluiten die daarin worden genomen.

Het fiscaal beleid blijft in handen van de regeringen van de lidstaten, hoewel zij zich ertoe
verbinden gezamenlijk vastgelegde regels inzake overheidsfinanciën toe te passen (het
stabiliteits- en groeipact). Zij blijven ook volledig verantwoordelijk roor hun eigen
structuurbeleid (werkgelegenheid, pensioenen en kapitaalmarkten), maar komen overeen
deze te coôrdineren met het oog op de gezamenlijke doelstellingen op gebied van stabiliteit,
groei en werkgelegenheid.
OVEKZICHT VAN DE ËCONOMISCMËEN MOtstËTAIHEUNIE (EMUt

Mor. ecaire

Monetalr bcleid Be g rotin gsbe le )d Economtsche


bcl e 1svonnIng
Wdt v ait PrijEStabiliteit: d<? Overheidsuitgauen Setastir. gen Besluitfn ovci
eronder? rentetarievenin cte (het nlvfrau van (overhetdsinkorrtSten) onderwijss t e l sel s
eufo2one bepaten om de bestedlngen en afbeitismarkt.
inflalte net onder de 2 % lenfrge^) per. sioenen enz
tp houden

Euromunten en
-bartkbiljetten ;n
omloop brengen

Wle sLaat er De Europesf Centrale Bank De verantwoortletijkheid De veraiitwoordelljktield De uerantwoordelijkhetd


aan ht*t roer? <ECB) bepaalt de rente- van de nationale var. Ce r. atlonal^ van de natiorale
tarieven en drukt de regfrrirgen rcgenngen leaenngen
euroblljetten
De EU ziet toe op de De EU coorciineert
De nation<ïle regennQtïn r.alevirg var d^ het bcletd er vSoet
Qewvn euromunten uit. efspraken over het aanbevelinoen In het
maar de ECB bepaalt begrotlngstekort en de kader van het Europees
hoev^el siaatsschuli) s^mest^r

In de context van de eurocrisis werden de voorbije jaren een aantal maatregelen genomen om
de contrôle op het budgettair en economische beleld van de lidstaten te versterken. Naast
stabiliteits- en groeipact en het ESM js de instelling van het 'Europees Semester' in 2011 van
Belang. Met doel van dit mechanisme is om de economische ontwikkelingen in iedere lidstaat
van nabij op te volgen om economische en financiële problemen te voorkomen.
o De procédure start elk jaar in november wanneer de Europese Commissie haar
jaarlijkse groeiraming ('annual growth survey') publiceert met informatie over de
economische toestand in elke lidstaat. Voor landen van de eurozone omvat dit ook

adviezen over ontwerpbegrotingen, die binnen de Eurogroep worden besproken. Op


een bijeenkomst van de Europese Raad in maartworden vervolgens de bevindingen
van de Europese Commissie en de economlsche stratégie van de EUbesproken. Inapril
stellen de lidstaten een economisch plan op met o. a. een raming van de
overheidsbegroting en voorgestelde hervormingen. In mei doet de Raad, op voorstel
van de Commissie, aanbevelingen aan elke lidstaat. De lidstaten zelfstellen nadien zelf
hun begroting op; deze moet voor 15 oktober bij de Europese Commissie worden
ingediend. De Commlssie kan verzoeken om aanpassingen te doen vooraleer de
begroting voor het einde van het kalenderjaar definitiefwordt vastgesteld.

4l
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan j Gedownloaddoor dedeeJean(imrheinertmnken@live. fr)


2. 3. 2 Schengenzone
. Dit is ontstaan buiten de EU en pas met Amsterdam opgenomen in het Acquis. Het VK en
lerland nemen geen deel aan het beleid m. b.t. de ruimte van veiligheid, vrijheid en recht. Wel
kunnen deze twee lidstaten voor elke specifiek beleidsinitiatief voor een opt-in kiezen; dit
hebben ze echter niet gedaan voor de afschaffing van interne grenscontroles. Wanneer
nieuwe lidstaten toetreden tôt de EU zijn ze verplicht het Schengen Acquis over te nemen. De
toetredingsaktes schrijven wel voor dat een unaniem besluit van de Raad nodig is vooraleer
ook de interne grenscontroles met deze lidstaten opgeheven mogen worden.
. Met belangrijkste kenmerk van de Schengenzone is dat de contrôles aan de binnengrenzen
tussen de deelnemende staten zijn afgeschaft terwijl de contrôles aan de buitengrens volgens
een identieke procédure worden uitgevoerd. Met het oog daarop is een complex
informatiesysteem ingesteldom gegevensuit te wisselen over de identiteit van gezochteen
vermiste personen en voorwerpen (Schengen informatiesysteem SIS).Slechts in uitzonderlijke
gevallen kunnen tijdelijke grenscontroles worden ingevoerd. De omvang en de duur van het
tijdelijke heringevoerde grenstoezicht aan de binnengrenzen moet beperkt zijn tôt hetgeen
strikt noodzakelijk is om op de ernstige dreiging te kunnen reageren,
. In de zaak Melki en Abdeli verduidelijkte het Hof dat lidstaten het recht hebben om
identiteitscontroles uit te voeren, maar dat deze niet hetzelfde effect mogen hebben als
grenscontroles. Eenregeling waarbij de politieautoriteiten binnen de 20km van een landsgrens
de identiteit van eenieder contrôles, ongeacht het gedrag van de betrokkenen en los van
spedfieke omstandigheden werd dan ook onverenigbaar beschouwd met het
schengenverdrag. Selectieve contrôles dietôt doel hebben om personen die zichin een illégale
situatie bevinden op het spoor te komen om illégale immigratie te ontmoedigen zijn wel
toegestaan.

. Binnen de Schengenzone geldt ook een gemeenschappelijk visumbeleid. Met een


Schengenvisum kunnen onderdanen van derde landen door allé Schengenlanden reizen
gedurende een période van 90 dagen.
Nauwere samenwerking

. Art 20 VEU en 326 - 334 VWEU; deze artikelen schrijven voor dat nauwere samenwerking
mogelijk is tussen minstens negen lidstaten indien de beoogde doelstellingen niet binnen een
redelijke termijn door de EU in haar geheel kunnen verwezenlijkt worden of ter
verwezenlijking van EU-doelstellingen en belangen ter versterking van het integratieproces.
Hetvoorstel magnietinstrijd zijnmetdegeldendeEuropeseregelgeving,in hetbijzondermag
het niet leiden tôt een verstoring van de interne markt. Met Is niet mogelijk voor domeinen
waar de EU exdusief bevoegd is. Mag pas na machtiging door de Raad met QMV op voorstel

42

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


van de Commissie en goedkeuring van het EP. De nauwere samenwerking staat open voor
niet-deelnemende lidstaten die later aansluiten.

Tôt op heden is dit drie keer toegepast;

o De eerste keer was op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en
scheiding van tafel en bed, waar ook België aan meedoet.
o Ook voor het Europese octrooi met eenheidswerking werd dit opgezet. Deze zaak is
van groot belang aangezien het HvJ een aantal belangrijke verduidelijkingen brengt
m. b. t. de spelregels van nauwere samenwerking. Zo werd duidelijk gemaakt dat
nauwere samenwerking mogelijk is voor EU beleidsdomeinen waarvoor een
unanimiteitsvereiste geldt binnen de Raad.

o Een laatste toepassing van nauwere samenwerking betreft de belasting op financiële


transacties.

3 Deel 111; De instellingen van de Unie

Europese Raad
kn. 15 VEU; Art. îli-136 VurfU

Europees Econotnisch
Commissie en Sociaal Comité
An. 17 VEU; Art. 244. ÎSO VwEU Art. 301-304 VwEU
Hofvan
Justitie Comité van de
Regio's
An. 19 VEU; An. 30S-ÎOÏ VwEU
An. ÏS1-ZBI Raad Europees Parlement
Art. 16 VËU; An. Z37-243 VwEU An. 14 VEU; An. 223-234 VwEU

Europese
Rekenkamer Europese Centrale Bank Investeringsbank
Art. ÎBS-ZSÏ VwEU Art. 28!-2B4Vw£U
Art. 309 VwEU

3. 1 De Europese Raad (art. 15 VEU en 235- 236 VWEU)


. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is ook de Europese raad formeel een
EU-instelling geworden. De Europese raad bestaat al langer maar was aanvankelijk bedoeld als
informeel orgaan waar staats- en regeringsleiders overleg pleegden. De formele roi werd
hierdoor beperkt gehouden, maar is tcoh toegenomen de laatste jaren.

3. 1. 1 Samenstelling
. De Europese raad bestaat uit de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten, de
commissievoorzitter en de voorzitter van de Europese Raad. De Hoge vertegenwoordiger van
de Unie voor BuZa en veiligheid neemt ook deel. Sinds Lissabon is er sprake van een
permanente voorzitter verkozen door QMV in de Europese Raad en voor 2. 5 jaar benoemd.

43
This document is avaifable free of charge on

Verspreiden niet toegestaan | Gedownloaddoor dedeeJean(imrhemertrunken@live fr)


De voorzitter leidt en stimuleert de werkzaamheden van de Europese Raad; hij zorgt voor
continuïteit en bevordert de samenhang en consensus binnen de Europese Raad. Verder
vertegenwoordigd hij de EU inzake GBVB-materies op "zijn niveau".

3. 1. 2 Besluitvorming
. De Europese Raad is een instelling die zich doorgaans door middel van consensus uitspreekt.
In een aantal gevallen kan de Europese raad zich uitspreken met QMV; in deze gevallen hebben
de commissievoorzitter en de voorzitter van de Europese Raad geen stemrecht (bv,
verkiezingen voorzitter of samenstelling EP).

3. 1. 3 Bevoegdheden
. Art. 15 schrijftvoordatde EuropeseRaadde nodigeimpulsengeeftvoordeontwikkellngvan
de Unie en de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten bepaalt. Datzelfde artikel
vermeld ook duidelijk dat de Europese Raad geen wetgevende bevoegdheid heeft.
. Belangrijkste concrète bevoegdheden zijn de aanstellingen van de commissievoorzitter en de
benoeming van de Commissie, de benoeming van de directie van de ECB, schorsen van
lidstaten. Besluit om een conventie bijeen te roepen tôt verdragsherziening of zelf besluit
nemen tôt verdragsherziening (vereenvoudîgde procédure).

. Daarnaast treedt de Europese Raad op als politiek bemiddelaar in gebieden waar de Raad de
bevoegdheid heeft om gekwalificeerde meerderheid te beslissen, maar één van de lidstaten
zich daartegen verzet wegens vitale redenen van algemeen belang.

3. 2 Europese Commissie (Art. 17 VEU en 244-250 VWEU)


3. 2. 1 Samenstelling
. De Europese Commissie bestaat uit een collège van commissarissen, één uit elke lidstaat. De
ledenvandeCommissiewordenopgrandvan hunalgemenebekwaamheiden Europeseinzet
gekozenuit personendiealléwaarborgenvooronafhankelijkheidbieden(art. 17VEU).
. Reeds op de IGC van 1996 werd duidelijk dat de uitbreiding van de Unie zou leiden tôt een
onwerkbaargrote commissie, dit probleem werd vooruitgeschoven in Amsterdam en kreeg
een gedeeltelijkantwoord in Nice;vanafl november2004zou elke lidstaat recht hebbenop
één commissaris. Opnieuw werd de kwestie vooruitgeschoven met de afspraak dat eenmaal
de Unie 27 leden zou tellen, de commissie zou afslanken.

. De concrète regeling hiervoor is pas vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Daarin wordt
voorzien dat het aantal Commissarissen gelijk is aan 2/3 van het aantal lidstaten. Maar in
Lissabon is evenwel ook voorzien dat de Europese Raad met eenparigheid van stemmen kan
besluiten afte wlj'kenvan de 2/3 regel. Eénvan detoegevingen dieaan lerland werden gedaan
na het eerste negatieve référendum betreffende het Verdrag van Lissabon bestond er in dat
lerland gegarandeerd werd dat elke lidstaat ééncommissaris zou behouden.

44

Verspreiden nîet toegestaan | Gedownloaddoor dedeeJean (imrheinertrunken@live.fr)


Het Verdrag van Lissabon wijzigde de procédure tôt aanstelling van de voorzitter van de
Commissie. Deze wordt nog steeds voorgedragen door de Europese Raad maar nu, 'rekening
houdend met de verkiezingen van het EP'. De parlementaire fracties in het EP hebben deze
beperkte wijziging aangegrepen om meer macht naar het parlement toe te trekken in deze
procédure. Zo droegen de belangrijke fractie tijdens de verkiezingen van 2014 elke hun
Spitzenkandidaat voor. De kandidaat van de fractie die de grootste zou worden zou de
commissievoorzitter worden.

In een tweede fase worden de overige commissarissen aangesteld. De Raad stelt hiervoor,
samen met de verkozen commissievoorzitter, de lijst van de overige personen die hij tôt lid

van de commissie zal benomen. Als collège wordt deze nieuwe commissie dan onderwerpen

aan een stemming in het EP. De bevoegdheid van het parlement richt zich op de voorgestelde
commissie als collège en niet t. a.v. een individuele commissaris; wel kan er de factor grote
druk worden uitgeoefend opdat een eventueel voorgestelde commissaris toch wordt
vervangen om de goedkeuring van het parlement voor het geheel collège niet in het gedrang
te brengen. De commissie wordt no goedkeuring door de Europese Raad met QMV benoemd
en de ambtstermijn is vijfjaar en hernoembaar.

Als reactie op moeilijkheden in het verleden en om te garanderen dat de coherentle binnen


een collège gewaarborgd blijf, zijn de bevoegdheden van de voorzitter sinds Nice uitgebreid.
De voorzitter staat in voor de interne organisatie van de Commissie en hij/zij kan een lid
verzoeken ontslag te nemen. De voorzitter verdeelt ook e taken over de verschillende
Commissarissen. Zo krij'gt iedere Commissaris een bevoegdheidsdomein (portefeuille).
Eén van de doelstellingen van het Verdrag van Lissabon, ni. Met extern optreden van de EU
versterken, zag zich ook vertaald in de samenstelling van de Commissle. Zoo werden de
functies van de Commissaris voor externe betrekkingen en dei van de Hoge vertegenwoordig

samengevoegd. Deze is nu de HV van de Unie voor BuZa en veiligheid. Deze HV maakt als
vicevoorzitter deel uit van de Commissie en voert tevens als mandataris van de Raad het GBVB

uit. Vanuit die dubbele functie Coôrdineert de HV het extern beleid van de EU en staat ze aan

het hoofd van de de EDEO. Met dubbele statuut van de HV wordt ook weerspiegeld in de

aanstellingsprocedure. Hij/Zij wordt, in tegenstelling tôt de andere commissarissen, door de


Europese raad met gekwalificeerder meerderheid en met instemming van de
commissievoorzitter benoemd. Aangezien het parlement stemt over de commissie als collège,
wordt ook over de HV gestemd en moet deze ook voor het Parlement verschijnen in een
hoorzitting.

45
Thls document is availablefree of charge on

Verspreiden niet toegestaan [ Gedownload door dedee Jean (imrheiner1runken@live. fr)


3. 2. 2 Besluitvorming
. Aangezien de Commissie optreedt als collège, worden de besluiten van de Commissie
gewoonlijk via consensus vastgelegd. Op verzoek van de Commissaris kan er evenwel ook

overgegaan worden tôt een stemming. In dat geval worden de besluiten genomen met een
volstrekte meerderheid van de in het verdrag vastgestelde leden.

3. 2. 3 Bevoegdheden
. De Europese commissle is de instelling die het algemeen belang van de Unie bevordert en
daartoe passende initiatieven neemt.

. Eén van de voornaamste bevoegdheden van de Commissie is het formuleren van voorstellen
voor EU-wetgeving. Daarom wordt terecht van de Commissie gezegd dat zij de initiato is van
de EU-besluitvorming. De commissie heeft het exclusieve initiatiefrecht om wetgevende
voorstellen te doen, behalve in het domein van politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken en inzake GBVB. De Commissie waakt over het 'Algemene Europese Belang' en haar
voorstellen weerspiegelen dan ook dit algemene belang. Met initiatiefrecht is ook een garantie
voor de kleinere lidstaten, zoals België, aangezien de Raad wordt gedomineerd door de grotere
lidstaten.

. Voort kan de Commissie ook adviezen en aanbevelingen uitbrengen en beschikt het over ruime
uitvoeringsbevoegdheden. îo kan de commissie ultvoeringshandelingen aannemen indien
juridische bindende handelingen moeten worden uitgevoerd volgens uniforme voorwaarden
en kan ze 'gedelegeerde handelingen' aannemen om wetgevende handelingen op niet
essentiële punten bij te sturen. De vaststelling van de uitvoeringshandelingen gebeurt op
grand van de daartoe voorziene comitologieprocedure (zie besluitvorming).
. De Commissie heeft ook belangrijke bevoegdheden van toezichthoudende aard. De commissie

ziet toe op de correcte toepassing van de Verdragen. Wanneer een lldstaat zijn verplichtingen
onder het Unierecht niet nakomt, dan kan de Commissie deze lidstaat voor het Hofvan Justitie

dagen volgens de procédure van art. 258 VWEU. Als het Hof een inbreuk vaststelt en de lidstaat

niet de nodige maatregelen neemt om het arrest uit te voeren, kan de Commissie een nieuwe

procédure opstarten en het Hofvragen om de lidstaat de betaling van een forfaitaire som of
een dwangsom op te leggen (art. 260 VWEU). Daarnaast kan de Commissie ook andere EU-
instellingen voor het Hofvan Justitie brengen wanneer zij nalaten te besluiten (art. 265 VWEU)
of handelingen hebben aangenomen die indruisen tegen het Unierecht (beroep tôt
nietigverklaring, art. 263 VWEU). Er bestaat voor de Commissie geen mogelijkheid om een
j'uridische procédure op te starten ten aanzjen van particulieren. Wel kan ze in het domein van
het EU-mededingingsrecht (art. 101 en 102 VWEU) ondernemingen sanctioneren die inbreuk

46

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


plegen op mededingingsvoorschriften. Deze sancties kunnen het opleggen van (zware) boetes
ofdwangsommen inhouden.

. De EC zorgt tevens voor e vertegenwoordiging van de EU in het rechtsverkeer binnen elke


lidstaat. Ze treedt ook als externe vertegenwoordiger van Unie, behalve in aangelegenheden
die onder het GBVB vallen (op dat domein wordt de EU vertegenwoordigt door de voorzitter
van de Europese Raad op niveau van de staats- en regeringsleiders, de HV op ministerieel
niveau, en de EEASop ambtenarenniveau)
. Tôt slot behoort ook het voeren van onderhandelingen met derde staten tôt de bevoegdheid
van de Commissie.

3. 3 De Raad
3. 3. 1 Samenstelling
. De Raad van Ministers is samengesteld uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat op
ministerieel niveau die gemachtigd is om de regering van de lidstaat die hij vertegenwoordigt
te binden. Voor fédérale staten zoals Duitsland of België bestaat de mogelijkheid dat een

afgevaardigdevan een deelstaatregering de lidstaat vertegenwoordigt.


. Het voorzitterschap in de Raad wordt voor een périodevan zesmaanden uitgeoefend volgens
een beurtrolsysteem. In de raad blijft het roterend voorzitterschap dus van toepassing.
. Hoewel de Raad ééninstelling is komt hij in verschillende formaties bijeen (10) en zetelen in
de Raad die ministers van de lidstaten bevoegd voor het handelde onderwerp. De Raad

algemenezakenheeftalsspécialetaakdesamenhangtussendeverschillende raadsformaties
te garanderen en zorgt voor algemene coôrdinatie tussen de verschillende beleidsdomeinen.
Alleen raadsformatie BuZa heeft nu ook een permanente voorzitter in de persoon van de HV
van de Uni voor BuZa en veillgheid.

» Elke voorzitterschap van de Raad belegt ook een aantal informele bijeenkomsten van de
ministers om te spreken over de initiatieven die verband houden met een bepaald thema of
een raadsformatie. Het informele karakter van deze bijeenkomsten heeft tôt gevolg dat er

geen bindende afspraken worden gemaakt. Een goed voorbeeld zijn de informele
bijeenkomsten van de zogenaamde Eurogroep, met de ministers van financiën van de
eurolanden. Andervoorbeeld zij'n de Gymnichs ofde informele vergaderingen van de ministers
van BuZa.

3. 3. 2 Besluitvorming
. De Raad neemt zijn besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, tenzij dit in het
verdrag andersis bepaald. In sommige gevallen voorziethet i/erdrageen 'lichtere'volstrekte
meerderheid en in andere gevallen een eenparigheid.

47
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan [ Gedownloaddoor dedeeJean(imrheinertrunken@live.fr)


. Het Verdrag van Lissabon heeft de regels met berekking tôt de gekwalificeerde meerderheid
grondiggewijzigd.In een eerste overgangsperiodeblijven de regels zoals onder het Verdrag
van Nice van toepassing. Dit betekent dat tôt l november 2014 niet ieder stem hetzelfde
gewicht heeft. Erwordt aan stemmenweging gedaan. Onder dit régime is een besluit met QMV
goedgekeurd wanneer voldaan is aan volgende voorwaarden
o Met besluit minimum 260/352 stemmen krijgt, 73, 9% van allé stemmen, EN
o Het besluit is goedgekeurd door de meerderheid van de lidstaten (of 2/3 indien niet
op voorstef van de Commissie).

o Minstens 62% van de bevolking moet vertegenwoordigd zij'n.

. Vanafl november2014werd het voor de Raadmogelijk om met de nieuwegekwalificeerde


meerderheid besluiten te nemen. Een gekwalificeerde meerderheid wordt dan bereikt
wanneer;

o Deze bestaat uit minstens 55% van de leden van de Raad (15 lidstaten)
o En deze leden minstens 65% van de EU-bevolking vertegenwoordigen.
o De blokkerende minderheid moet uit minstens vier lldstaten bestaan.

. Maar in de overgangsperiode tussen l november 2014 en l April 2017 kunnen lidstaten


verzoeken dat de oude regeling inzake QMVwordt toegepast.
. De voorbereldende werkzaamheden van de Raad worden verricht door het Comité van de

permanente vertegenwoordigers an de Lidstaten (COREPER). COREPER l behandelt de


technische dossiers, COREPER II de politieke en economische dossiers. Indien COREPER een
consensus vinden komt het betrokken dossier als A punt op de agenda avn de raad en zal het
zonderdébatworden aangenomen. Geen consensus betekent dat het als een B punt op de
agenda komt en dan wordt er wet over gedebatteerd.

. Naast COREPER zijn er nog vele comités en werkgroepen die samengesteld zijn uit nationale
experts die het dossiervoor de COREPERvoorbereiden; Dezetechnischecomitészijn echter
niet dezelfde comités als onder de comitologle. Dit begrip wijst naar de procédures die van
toepassing zijn als de Europese Commissie de aan haar door de Raad verleende

uitvoeringsbevoegdheden uitoefent.

3. 3. 3 Bevoegdheid
. Wetgeving en begroting

. Beleidsbepalende en coôrdinerende taken

. Sluiten van internationale akkoorden

48

Verspreiden niet toegestaan | Gedownioad door dedee Jean (imrtieinertrunken@live. fr)


3. 4 Met Europees parlement (art. 13 - 14 VEU en 223 - 234 VWEU)
3. 4. 1 Samenstellingen
. Met Europees Parlement bestaatsinds het verdragvan Lissabonuit vertegenwoordigersvan
de burgers van de Unie. Maandelijks vindt een plenaire vergadering plaats in Straatsburg:
bijkomende plenaire vergaderingen en bijeenkomsten van parlementaire commissies vinden
plaats in Brussel.

. De Leden van het EP worden sinds 1979 rechtstreeks verkozen voor vijf jaar. Er zetelen 751
leden. De zetels binnen het EP worden op een degressief evenredige manier verdeeld, met

een minimum van 6 leden per lidstaat en een maximum van 96 leden.
. De leden van het EP zetelen volgens de politieke en ideologische doelstellingen die ze
vertegenwoordigen en niet volgens hun nationaliteit. Elke Europese politieke 'fractie bestaat
uit minstens 25 leden en komen ui ten minste een vierde van het aantal lidstaten. niet-

ingeschrevenen' behoren tôt geen enkele fractie.


. De fracties zijn niet te verwarren met de Europese Politieke partijen. Deze laatste vormen een
formeel samenwerkingsverband tussen verwante politieke partijen uit verschillende EU-
lidstaten. Erkendepolitieke partijenontvangensubsidiesvan de EU.Desondankskaner bij de
Europese parlementsverkiezingen niet op deze partijen gestemd worden.
. Sommige fracties zijn een vertegenwoordiging van een Europese Politieke partij. In dat geval
is de naam van de fractie dezelfde als die van de parti] (EVP).

3. 4. 2 Besluitvorming
. Het EP besluit met een meerderheid van de uitgebracht stemmen. In ueel gevallen geldt een
zwaardere vereiste meerderheid en is een meerderheid van de leden nodig of zelf een

meerderheid van 2/3 van de uitgebrachte stemmen die een meerderheld van de leden
vertegenwoordigt. (bv, motie van wantrouwen t. a.v. commissie).

3. 4. 3 Bevoegdheden
. Wetgevende bevoegdheden;
o in de gewone wetgevingsprocedure beslist het EP samen met de Raad over de
aanname van EU-wetgeving. Daarnaast speelt het EP een roi in bijzonder
wetgevingsprocedures.Wanneerde adviesprocedurevan toepassingis, is het EPeen
instantie die adviezen geeft op voorstellen van wetgeving en si de Rad de instelling die
beslissingen neemt. De instemmingsprocedure geeft daarentegen het EP de
bevoegdheid een voorstel goed of af te keuren; zodoende heeft het parlement een
vetorecht, maar is geen mogelijkheid te amenderen. Enkele op domein van het GBVB
heeft het EP geen wetgevende roi.

49
Thisdocumentis availablefree ofchargeon ^lUUUUU^
Verspreiden niel toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)
o Voorts bezit het Parlement belangrijke bevoegdheden t. a.v. akkoorden die de EU met
derde Staten wil afsluiten. Aldus moeten associatieovereenkomsten (zie art. 217
VWEU) door het Parlement worden goedgekeurd. Ook akkoorden die een specifiek
institutioneel kader in het leven roepen door het instellen van

samenwerkingsprocedures met derde landen, akkoorden die aanzienlijke gevolgen


hebben voor de EU-begroting, akkoorden die de wijziging behelzen van een volgens
de medebeslissingsprocedureaangenomen besluit en de toetreding van de Unie tôt
het EVRM, moeten de goedkeuring van het Parlement verkrijgen (art. 218, lid 6
VWEU).

o Goedkeuring Begroting Unie samen met de Raad


Controlerende en adviserende bevoegdheden.

o MetEuropeesParlementoefentcontrôleuit op deandereinstellingen en organenvan


de Unie.Zospeelthet Parlementeen belangrijkeroi bij deaanstellingvaneen nieuwe
Europese Commissie en kan het een motie van afkeuring stemmen tegen de
Commissie volgens de procédure van art. 234 VWEU. Indien deze motie wordt
aangenomen volgens de modaliteiten en uoorwaarden van art. 234 VWEU moeten de

leden van de Commissie gezamenlijk aftreden. Leden van het Europees Parlement
hebben ook een vraagrecht ten opzichte van de Europese Commissie: de Commissie
is verplicht om op mondelingeen schriftelijke vragen van Europese parlementsleden
te antwoorden.

o Het Europees Parlement controleert ook de werkzaamheden van de Europese


Centrale Bankdoor middel van de algemene jaarverslagen. In de praktijk verschijnt de
voorzitter van de ECB elk kwartaal voor de commissie Economische en Monétaire
Zaken (ECON) van het Europees Parlement om vragen te beantwoorden i. v. m. de
werkingvan de ECB.

o Ten opzichte van de Raad en de Europese Raad heeft het Parlement geen algemeen
controlerecht. De leden van deze instellingen staan immers onder de parlementaire
contrôle van hun nationale parlementen (art. 10, lid 2 VEU). De voorzitter van het
Europees Parlement heeft wel het recht om bij het begin van elke Europese Raad het
woord te nemen om het standpunt van het Europees Parlement uiteen te zetten. Het

Parlement kan ook via resoluties haar standpunt kenbaar maken over belangrijke
maatschappelijke thema's.

50

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


3. 5 Met Hof van justifie van de Europese Unie
3. 5. 1 Samenstelling
. Bestaat uit het Hofvan Justifie, Het gerecht en gespecialiseerde rechtbanken.
. Met HofvanJustitie;

o Bestaat uit 28 rechters. Met HvJ houdt zitting in kamers van drie of vijf rechters, of als
grote kamer (15) en zeer uitzonderlijk in voltallige zitting. De rechters verkiezen
onderling eenvoorzitter die alléterechtzittingen in voltallige zittingen devan degrote
kamervoorzit en dewekelijksealgemenevergaderingvan de ledenvan het HvJ leidt.
De voorzitter heeft ook een representatieve functie en daarnaast ook enkele
administratieve taken. Hij wordt in de uitoefening van zijn taken bijgestaan door een
vicevoorzitter.

o Met Hof wordt bijgestaan door elf advocaten-generaal. Deze hebben tôt taak, in het
openbaar en in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede
conclusies te nemen aangaande de zaken die aan het Hof zijn voorgelegd. De
conclusies van de AG bindt het Hof niet.

o Zowel rechts in het HvJ als AD worden gekozen uit personen die allé waarborgen voor

onafhankelijkheid bieden en benoemd in onderlinge overeenstemming door de


regering van de lidstaten voor een termijn van Zes jaar.

. Met Gerecht (1989)

o Door de hervorming van he Gerecht zal het aantal rechters verdubbeld worden tôt 56,
voorlopig zijn er 44, tegen 2019. In 2004 werd een gespecialiseerde rechtbank
opgericht namelijk, gerecht voor ambtenarenzaken.

3. 5. 2 Bevoegdheden
. Met HvJ en het Gerecht verzekeren samen de eerbiediging van het recht blj de uitlegging en
toepassing van de verdragen. Daarenboven voorziet Art. 344 VWEU dat de lidstaten allé
geschilleninzakede uitleggingoftoepassingvan deVerdragenbeslechten opgrandvan dein
deVerdragen voorgeschreven wijze. Dit impliceert bijvoorbeeld dat lidstaten zich niet kunnen
wenden tôt andere internationaalrechtelijke instanties in geschillen waarin de toepassing of
interpretatle van het Unierecht aan de orde is.
. HetHofvanJustitieisonbevoegdomuitspraaktedoenoverzakeninhetdomelnvanhetGBVB
(Art. 24 VEU). Hierop bestaan echter twee uitzonderingen, met name voor wat betreft het
toezicht op de wettigheid van door de Unie genomen beperkende maatregelen ten aanzien
van natuurlijke of rechtspersonen (Art. 274 VWEU) en het toezicht op de naleuing van de
horizontale bevoegdheidsverdeling tussen het GBVB en de andere beleidsdomeinen van de
Unie (Art. 40 VEU).

51
This document is availabte free of charge on ^lUUULrU.i
Verspreiden nietloegestaan | Gedownloaddoor dedeeJean (imrheinertrunken@iive. fr)
. Enkelindienaandevoorwaarden vandeprocédureszoalsvoorzien indeVerdragen isvoldaan,
wordt een geschil voor het Hof of Gerecht voorgelegd. Hierbij kan een onderscheid worden
gemaakt tussen de prejudiciële (of onrechtstreekse) procédure waarbij een nationale
rechterlijke instantie vragen omtrent de interpretatie van het Unierecht en degeldigheid van
secundaire rechtshandelingen naar het Hof van Justitie doorverwijst (Art. 267 VWEU) en
rechtstreekse procédures tussen de Commissie en de lidstaten (Art. 258 i.o. 260 VWEU),
tussen de lidstaten onderling (Art. 259 VWEU) en tussen EU instellingen, organen en instanties
onderling oftussen natuurlijke en rechtspersonen en de Unie (Art. 263, 265 en 268 VWEU).
Het is voor particulieren niet mogelijk om lidstaten voor het Hofof Gerecht te dagen (dit in
tegenstelling tôt de procéduresvoor het Europees Hofvoor de Rechten van de Mens, waar
particulierenditwelkunnenmits uitputtingvandenationalerechtsmiddelen).Tevensbestaan
ergeen rechtstreekse procédures tegen particulieren.

. Tussen de verschillende rechtscolleges is er een taakverdeling. Zo is het Hof van Justitie


bevoegd om uitspraak te doen over prejudiciële vragen van nationale rechterlijke instanties
en allé rechtstreekse beroepen ingesteld tegen lidstaten tôt nietigverklaring en wegens
nalatentegen het Europees Parlement en/ofde Raadofvan EU-instellingen tegen andere EU-
instellingen. Dit betekent dat hetGerecht bevoegd isom kenniste nemen van derechtstreekse
beroepeningestelddoorparticulieren(natuuriijkeenrechtspersonen)endoorlidstatentegen
deCommissie. Tegen beslissingen van hetGerecht staat danweereen mogelijkheid tôt hogere
voorziening open bij het Hof.

3. 5. 3 Besluitvorming
. Met Hofen het Gerecht beslissen elke zaakin de raadkamer. Beslissingen van de uit de drie of
vijfrechters bestaandekamerszijngeldigwanneerzedoordrierechters wordengenomen. De
beslissingen van de grote kamer zijn rechtsgeldig als negen rechters aanwezig zijn en in
voltallige zittinggenomen beslissingenwanneer15 rechters aanwezigzijn. Besluiten worden
bij consensus of met meerderheid van stemmen genomen. In tegenstelling tôt bij de
rechtspraak van het Hofvoor de Rechten van de Mens, bestaat ergeen praktijk van 'dissenting
opinions'.

. Na beraadslaging van de rechters wordt het arrest uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Inbepaalde gevallen beslissen de rechters door middel van een gemotiveerde beschikking. Dit
betekent dat de zaak wordt afgehandeld zonder pleitzltting en zonder conclusies van een
advocaat-generaal. Dit Is een vereenvoudigde beslissingsvorm - voorzien in het Règlement
voor de procesvoering- die bijvoorbeeld wordttoegepast bij kennelijke onbevoegdheidvan
hetHofvanJustitieofbijprejudiciëlevragenwaarvanhetantwoordduidelijkis(acteclaire)of
reeds werd gegeven in eerdere, gelijkaardige situaties (acte éclairé).

52

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload doordedeejean (imrheinertrunken@live. fr)


3. 6 De Europese centrale bank
. De ECB heeft haar zetel in Frankfurt en vormt samen met de nationale centrale banken van de
lidstaten die de euro als munt hebben, het eurosysteem. De ECBvoert samen met de nationale
centrale banken het monetair beleid van de eurozone.

. Met behoeft weinig uitleg dat de ECB ook een belangrijke roi speelt in het aanpakken van de
eurocrisis. Zo intervenieert de ECB op de internationale financiële markten om het vertrouwen
in de lidstaten van de eurozone te vergroten. Verder werkt de ECB ook samen met de
Commissie en het IMF in het opvolgen van de hervormingen in die lidstaten die een
aanpassingsprogramma werden opgelegd.
. In 2012 deed de Commissie ook een voorstel om de ECB te belasten met het toezicht op de
6000 banken in de eurozone en aldus een bankenunie in de eurozone te creëren. Die moet
voorkomen dat banken in detoekomst in financiëleproblemen komen en dat, indiendit toch
gebeurt, banken niet met overheidsmiddelen gered hoeven te worden. In december 2013
bereikten de EU Ministers van Financiën hierover een akkoord en in april 2014 gaf ook het
Europees Parlement haargoedkeuring. Kort samengevat bestaatde bankenunieuit 3 pijlers:
(i) Europees toezicht op de banken gestuurd vanuit de ECB, (il) een Europees
afwikkelingsmechanisme voor banken die toch in de problemen zijn geraakt en (iii) een
gezamenlijk Europees garantiestelsel voor spaarders (vastgesteld op 100. 000).
3. 7 De rekenkamer
. De Rekenkamer verrlcht de contrôle van de rekeningen (art. 285 VWEU).Allé ontvangsten en
uitgaven van de Unie vallen onder de contrôle van de Rekenkamer. Na afsluiting van elk
begrotingsjaar stelt de Rekenkamer een jaan/erslag op dat aan de EU-instellingen wordt
toegezondenen in het Publicatiebladwordtgepubliceerd.
3. 8 Andere organen en instantie van de EU
. Naastdeze instellingen vermeld in art. 13, lid l VEUzijn er nogta) van andere instanties en
organen binnen de institutionele architectuurvan de EU.Zoworden het Parlement, de Raad
en de Commissie geaduiseerd door het Economisch en Sociaal Comité en het Comitévan de
Regio's die elk op hun terrein niet-bindende adviezen kunnen geven aan deze andere
instellingen.

. De Europese Investeringsbank(EIB) heeftalstaak het bevorderen van de doelstellingen van


de Europese Unie, voornamelijk door investeringsprojecten te financieren binnen de EU die
de economische en sociale samenhang van de EU versterken.

. DeEuropeseOmbudsmanwerd ingesteld doorhet Verdragvan Maastrichten heeftalstaak


klachten van EU-burgers (of mensen die wonen in een EU-lidstaat) over wanbeheer bij
instellingen, organen en instanties van de Europese Unie te onderzoeken.

53
This document is available free of charge on ^IUUUUU«<
Verspreiden niet toegestaan | GedownloaddoordedeeJean(imrheinertrunken@tive. fr)
. Verder zijn er ook nog de agentschappen van de Europese Unie. Deze agentschappen met
eigen rechtspersoonlijkheid werden gllen per verordening opgericht om een specifieke taak
uit te voeren. Deze agentschappen hebben hun vaste zetel niet in Brussel, maar worden over
de gehele EUgevestigd. De agentschappen kunnen onderling wel sterk verschillen, vooral wat
betreft de taak die hen opgedragen is. Zo zijn sommige agentschappen enkel bevoegd om
informatie te verzamelen ente verspreiden (vb. het Europees Instituut voorgendergelijkheid,
gevestigd in Vilnius), terwijl andere agentschappen individueel bindende beslissingen kunnen
nemen en de Commissie bijstaan bij het uitwerken van wetgevingsvoorstellen, gedelegeerde
handelingenof uitvoeringshandelingen (vb. het Europees Agentschap voor de veiligheidvan
de luchtvaart, gevestigd in Keulen; de Europese Autoriteit voor effecten en markten, gevestigd
in Parijs, etc. ).

. Tôtslot verdient de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) (European External Action
Service, EEAS) een spéciale vermelding. De oprichting van deze dienst werd voorzien in het
Verdrag uan Lissabon met als doel de coherentie van het EU extern beleid te verbeteren.
Artikel 27 VEU schrijft voor dat de dienst wordt samengesteld uit ambtenaren van de
bevoegde diensten van de Raad en Commissie en uit gedetacheerde medewerkers van de
diplomatiekedienstenvande lidstaten. Deconcrèteinrichtingenwerkingvandedienstwordt
geregeld op basisvan een besluitvan de Raad(na raadplegingvan het EPen instemmingvan
deCommissie). DeEDEOiseenfunctioneelautonoomorgaanvandeEU,datoverdejuridische
bevoegdheid beschikt om zijn taken te kunnen uitvoeren en zijn doelstellingen te
verwezenlijken. Het bestaat uit een centrale administratie en delegaties van de Unie in derde
landen en internationale organisaties. De EDEO ondersteunt de Hoge Vertegenwoordiger bij
deuitoefeningvanzijnverschillendefuncties,enstaatookdevoorzittervandeEuropeseRaad,
de voorzittervan de Commissie en de Commissie bij, bij de uitoefening van hun taken op het
gebied van externe betrekkingen.

54

Verspreiden niet toegestaan j Gedownload door dedeeJean(imrheinertrunken@live. fr)


4 Hoofdstuk IV; Bronnen van het Recht
Binnen het stelsel van de rechtsbronnen van het Europees Recht wordt een onderscheid

gemaakt tussen primair en secundair recht. Er bestaat een duidelijk hjërarchie tussen de
rechtsbronnen ook al is dit niet opgenomen in de verdragen.

^t-i l;,^ÎSââitéhKbîî
Primaire bronnen

Secundaire bronnen

/ / :»,i^.^sts. : Internationale akkoorden


' ;"ÏSi;l?is. <e'ax'»K~:~t
Autonome rechtshandelingen
^ Wetgevtngshandelingen
-Gedelegëerde'in'uftvoerlngshandellngen

4. 1 Primaire rechtshandelingen
. de primaire rechtsbronnen omvatten de rechtsvoorschriften die door de Ijdstaten zelf zijn
gecreëerd. Hierin zijn de basisbepalingen inzake bevoegdheidsafbakening, doelstetlingen,
instellingen, besluitvormingsproceduresen fundamentelewaardenvan de Unie opgenomen.
Met HvJ heeft enkel de bevoegdheld om bepalingen van primair recht te interpreteren, maar
niet om de geldigheid ervan na te gaan. Volgende bronnen van primair recht kunnen worden
onderscheiden

4. 1. 1 Oorspronkelijke basisverdragen en wijzigingen aan basisverdragen (zie hoger)


4. 1. 2 EU-handvestvan de grondrechten (zie hoger)
4. 1. 3 Protocollen gehecht aan verdragen
. een protocol kan wijzigingen aanbrengen in deverdragen en andere normen van primair recht.
Protocollen worden gebruikt om een spéciale regeling ult te werken voor bepaalde lidstaten
die niet allé domeinen van het EU-recht deelnemen.

. Naast protocollen zijn aan de verdragen ook vaak verklaringen toegevoegd die de lidstaten
tijdenseen 'IGC'bijverdragsherzieninghebbenaangenomen.Integenstellingtôt protocollen
zijn verklaringen niet bindend.

4. 1.4 Toetredingsverdragen besloten met niet lidstaten


. Bij elke nieuwe toetreding wordt een toetredingsverdrag gesloten tussen het toetredende
land en de bestaande EU-lidstaten. De hierin opgenomen bepalen hebben dezelfde
rechtskracht als de verdragen.

55
Thisdocumentis availablefree ofchargeon ^l|JUU^U,l
Verspreiden niet toegestaan ] Gedownloaddoor dedeeJean (imrheinertrunken@live. fr)
4. 2 Secundaire rechtsbronnen
. Desecundaire rechtsbronnen omvatten afgeleide rechtsregels diedoor de EU-instellingen op
basis van de uerdragen zijn aangenomen. Een bijzondere plaats wordt ingenomen door de
internationale akkoorden die de EUslult met derde landen of 10. Ditzijn handelen van de EU-
instellingendieverbjndendzijnvoorzowelde Uniealsvoordelidstaten.Vanafdedagvan hun
inwerkingtreding maken de bepalingen van dergelijke akkoordcn jntegraal deel uit van de EU-
rechtsorde.

. Deautonome EU-rechtshandelingenmoeten zowelde internationaleovereenkomsten alsde


primaire rechtsbronnen respecteren; de belangrijkste autonomie rechtshandelingen zijn;
verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen.
. Zaak C-228/06, Soysal

o Stanstillclausule Additioneel protocol bij associatieakkoord met Turkije >


Verordeningen 539/2001 (visumplicht) ^ Meneer Soysal was een Turkse
truckchauffeur en had geen visum cm Duitsland in te mogen maar er was een
visumplichtvoorTurkendoordenieuweverordeningen.Hijkwamleveren in Duitsland
en dus een dienst leveren. De Visumplicht dateert van 2001 maar het protocol dat
extra belemmeringen verbiedt dateert van voor 1970. Met Europees recht mag niet
ingaan tegen een protocol bij een internationaal akkoord, dus Turken mogen diensten
verrichten in Duitsland,Nederlanden Denenmerkenen hebbengeenvisum nodig.
. De vershillende bronnen hebben elke hun kenmerken en rechtsgevolgen. Terwijl
verordeningen, richtlljnen en besluiten bindende rechtshandelingen zijn, geldt dit niet voor
aanbevelingen en adviezen.Verordeningen bij handelsbeleid, richtlijnen bij maatregelen die
vrijheidtôt hetverrichtenvan bepaaldedienstenregelen.
. Opgemerkt moet worden dat bij de bindende rechtshandelingen (verordeningen, richtlijnen
en besluiten) een verder onderscheid kan gemaakt worden tussen wetgevingshandelingen
(dit is de eigenlijke wetgeving zoals dit voorkomt uit een wetgevingsprocedure) en niet-
wetgevingshandelingen (dit zijn handelingen die niet via een wetgevingsprocedure werden
vastgesteld, maar eenzijdig door één van de instellingen). Deze laatste worden verder
opgesplitst in gedelegeerde handelingen (die bepaalde niet-essentiëleonderdelen van een
wetgevingshandeling wijzigen of aanvullen Bv. een bijlage bij een Richtlijn bevat
uitzonderingen op het verbod van het gebruik van bepaalde gevaarlljke stoffen in
elektronische apparatuur. In het licht van een vooruitgang in de technologie is het nodig om
deze bijlage te wijzigen. Het wijzigen van deze bijlage kan dan gebeuren door middel van het
vaststellen van een gedelegeerde handeling door de Commissie. ) en uitvoeringshandelingen
(die eenvormige ultvoeringsmaatregelen definlëren). Sinds het Verdragvan Lissabonwordt

56

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload doordedeejean (imrheinertrunken@live. fr)


expliciet aangegeven. wanneer het gaat om een gedelegeerde of uitvoeringshandeling (art.
290-291 VWEU).

4. 2. 1 Verordeningen
. Kenmerken;

o Heeft een algemene strekking


o Is binden in al haar onderdelen

o Is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat

. Dit rechtsinstrument wordt vaak vergeleken met 'de wet' op het nationale niveau. Een
verordening verzekert een uniforme toepassing van het recht van de Unie in allé lidstaten en
brengtbijgevolgeenzelfde rechtindeganseUnietôtstand.Metiseenrechtshandeling dieniet
tôt iemand specifiek gericht is maar wel eenieder bindt. Dit vloeit voort uit de 'algemene
strekking"» Dit betekent niet dat in bepaalde gevallen de kring van de personen die door de
verordening geraakt worden niet bepaalbaar kan zijn. Opdat een verordening haar
verordenend karakter nietzouverliezen ishetechter noodzakelijk datzeopeenobjectieve en
abstracte wijz^de regels aangeeft.
. het belangrjjkste kenmerk van een verordening is ongetwijfeld de rechtstreekse
toepasselljkheid^in de rechtsorde van de lidstaten. Dit betekent dat geen omzetting of
transformatie van deverordenjng in een nationalewet isvereist. Eenverordening moet als
rechtshandelingen van de Unie in de nationale rechtsorde van toepassing zijn. Metverbod om
om een verordening te nationaliseren betekent uiteraard niet dat er soms geen
uitvoeringsmaatregelen ofsanctiemaatregelen diete worden uitgevaardigd door de lidstaten.
. "Rechtstreekse toepasselijkheid" duidt echter niet alleen op de niet-vereiste van transformatie
maargeeft ook aandatverordeningen in de regel directe werking hebben. Ditwil zeggen dat
ze voor de nationale rechter door partijen inroepbaar zijn (wanneer de bepalingen ervan
duidelijken onvoorwaardelijkzijn). Ulteraard moeteenverordeningdiedooreenpartijvoor
een nationale rechter wordt ingeroepen relevant ;ijn (het niet-relevant achten van een
verordenlng staat niet gelijk met het ontkennen van directe werking). Uit het arrest Faccini
Dori blijkt trouwens dat verordeningen precies van richtlijnen verschillen omdat
verordeningen ook evenzeerin geschillentussen particulieren (horizontale directe werking)
als in geschillen tussen particulier en overheid (verticale directe werking) inroepbaar kunnen
zijn. Récent heeft het Hof evenwel verduidelijkt dat indien een verordening (nog) niet
gepubliceerd is, zij particulieren ook niet kan binden.

* Omdat de verordeningen een belangrijke aantasting van de nationale soevereiniteit


betekenen is het ook logisch dat de EU-instellingen alleen verordeningen kunnen vaststellen

57
This document is available free of charge on

Verspreiden nie!loegestaan | GedownloaddoordedeeJean(imrheinertrunken@live. fr)


daarwaar ze krachtens het verdrag hiertoe de bevoegdheid hebben gekregen. Dit is zo in het
geval van landbouwbeleid, mededingingsbeleid en handelsbeleid.
. Een intéressant voorbeeld is verordening 261/2004 tôt vaststelling van gemeenschappelijke
regels inzake compensatie en bijstand aan vliegtuigpassagiers bij instapweigering en
annulering of langdurige vertraging van vluchten. Hierdoor hebben allévliegtuigpassagiers die
opstijgen of landen in een lidstaat van de EU dezetfde rechten in geval van overboeking,
annulering of vertraging. De verordening is reeds het voorwerp geweest van verschillende
procédures voor het Hof van Justitie waarin het Hof werd gevraagd om duidelijkheid te
verschaffen over de geldigheid van de verordening en de interpretatie van de bepalingen
inzake het recht op compensatie en bijstand. Zo oordeelde het Hof in de zaak Wallentin-
Hermann t. AIItalia dat een luchtvaartmaatschappij niet zomaar mag weigeren om passagiers

compensatie te betalen wanneer een vlucht wordt geannuleerd wegens een technisch
probleem aan het vliegtuig. Indezaak McDonagh t. Ryanair verduidelijkte het Hofverder dat
zelfsin gevalvan annuleringdoor buitengewoneomstandigheden (in casude uitbarstingvan
de Eyjafjallajôkull-vulkaan), luchtvaartmaatschappijen verplicht zijn om de nodige bijstand te
leveren. Een andere zaak is Germanwings t. Ronny Hearing hier werd de vraag gesteld
wanneer het principe van 'te laat' begint te lopen, het bleek dat de aankomsttijd van het
vliegtuigniethetmomentiswaarophetlandmaarhet momentwaaropdedeuren opengaan.
4. 2. 2 Richtlijn
. Een richtlijn is gerichttôt de lidstaten en deze laatste zijn door de richtlijnen gebonden ten
aanzienvan het te bereiken resultaat. Watde vorm en middelen betreft om het resultaatte
bereiken behouden de lidstaten hun vrijheid. In de praktijk is deze vrijheid beperkt omdat
richtlijnen veelal precieze omschrijvingen geeft van de te bereiken doelstellingen. Een
belangrijk kenmerk van de rlchtlijn is dat ze een uitvoeringstermijn aangeeft waarbinnen
lidstaten de richtlijn moeten uitvoeren. Lidstaten moeten zich onthouden maatregelen te
nemen die de verwezenlijking van het door de richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in
gevaarzoudenbrengen.Wanneereenlidstaatnahetverstrijkenvandeomzettingstermijn de
richtlijn met heeft omgezet of de omzettingsmaatregelen niet heeft meegedeeld, dan is deze
zijn verplichtingen niet nagekomen en kan hij op grand van art. 258 VWEU door het HvJ
worden veroordeeld.

. Rechtsgevolgen

o Richtlijnen zijn het rechtsinstrument bij uitstek om de wetgeving van de lidstaten


nadertôt elkaarte brengen(te harmoniseren)en dus niet zoalseenverordenlng,om
een vormige wetgeving tôt stand te brengen.

58

Verspreiden niet toegestaan | Gedownfoad door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


o erkaneenonderscheidgemaaktwordentussens,tuat,esvan m. aximale,of.volledige
harmonisatie,waarbijlidstatengeenbepalingenmogenhandhavenofinvoerendie
afwijkenvanderichtlijn,ensituatiesvan-minimale'harmonisatie.waarbijdelidstaten
striktere regels kunnen hanteren dan dezedie in de richtlijn z,jn .oor. ien. Een
voorbeeldvanvolledigeharmonisatieistevindeninRichtlijn2005/29/EGbetreffende
°"eer, Uke handelspraktijken. Deze richtlijn omvat een uitputtende lijst van 31
handelspraktUken d,e onderalléo.standighedenalsoneerlijk . ordenbeschouwd.
Een nationale regeling die niet in deze lijst vermelde handelspraktijken in het
algemeenverbiedt,isinstrijdmethetdoorderichtlijnbeoogdedoelvanvolledige
harmonisatie,ookalbeoogtheteenhogerniveauvanconsumentenbeschermingtôt
standtebrengen. 102Eenvoorbeeldvanminimumharmonisatie ,s tevindeninde
vierdeanti-witwasrichtlijn(2015/849),dieinart.5 expl,c,etvoorzietdat-delidstaten
kunnen,binnendegrenzenvanhetrechtvandeUnie,opdedoordezerichtlijn
betrekengebiedenstrengerebepalingenaannemenofhandhavencmhetwitwassen
en terrorismefinancieringte voorkomen".

° l"tegenstellingtôtdeverordening ,s denchtlijnnictrechtsreekstoepasselijkinde
"ternerechtsordevandelidstatenenmoetdeze»ordenomgezetinnattonaalrecht.
.

Eenbelangrijkevraagisderhalveofeenrichtlljndirecte«erkingkanhebben.met
anderewoordenofeenparticulierzichrechtsreeksopdebepalingvaneenrichtlijn
kanberoepen.WanneereenlidstaatnalaateenrichtHJnomtezetten ,n na.ionaal
rechtofwanneerdeomzettingniet n, overeenstemming ,s metdebepalingenvande
richtlijn opvoorwaarde dathetgaatcm bepalingen dievoldoende duidelijk en
onvoorwaardelijkzijn.Bovendienmoetdeinderichtlijnvoorzieneomzett, ngstern,,jn
verlopenz,jnenkunnendebepalingenenkelewordeningeroepentonaanzienvaneen
overheidsinstantie.Deachterliggenderedenering ,s datdeparticulière,,geennadeel
mogenondervindenvanhetfeitdateenlidstaatheeftnagelatenomzijnverplichting
onderhetEuropeesrechtnatekomen.HierbijmoetwordenopgemerktdathetHvJ
een ruime interprétât, van het begr, p -staaf hanteert. Allé instantie die onder
toezichtvandestaatstaanenoverbevoegdhedenbeschikkendieverdergaandan
dezediegeldeninbetrekkingtussenpartjculieren,vallenhieronder.
Terw,,,eendergelijkrui.e uitleggingvanhetstaatsconceptdesituatieswaarineenparticulier
ichrechtsreeksopeenrichtl. n kanberoepengevoeliguitbreidt, ., n erbelangr, kegrenze.
.

Eenrichtlijnkani.mersuitzichzelfgeenverpl, cht,ngenopleggeneneenbepalingvaneen
"chtlunkanalzodanigniettegenovereenparticulierwordenIngeroepen.R,chtlijne"nhebben
metanderewcordengeenhorizontaledirectewerking.Ditvolgtuithetfeitdateenrichtl,,n
59
Thisdocumentisavailablefreeofchargeon
Verspreidennieltoegestaan| Gedownloaddoo,dedeeiean(imrhe^^nl'en'@l:ve. fr)
enkelebindend ,s tonaanzienvan"elkelidstaatwaarvoorzijbeste. d is".IndezaakFacdn.
DoriverduidelijktehetHvJdatdeUnieenkeledebevoegdheidheeftommetonmiddellUke
ingangparticuheren verplichtingen opte leggendaarwaarzijnde bevoegdheidheeft
verordeningentestellen.IndezezaakkonPaolaFacdniDonzichdaardocrnietrechtstreeks
beroepen op richtlijn 8S/577betreffende debeschermingvandeconsument bij buiten
verkooppuntengeslotenovereenko.sten.Ditondankshetfeitdatdezerichtlijnduidelijken
onvoorwaardelijk rechttoekentaanpart, culierenomdergelijkeovereenko. stenbinneneen
termU"vantonminstezevendagenoptezeggen.Italiehadderichtlijnimmersnieto.gezet
in nationale wetgeving. Uitspraak hof;
o Eenrichtlijnkanuitzelfzelfgeenverplichtingenaanparticulierenopleggen;
o Omeenzogrootmogelijkrechtsbeschermingvanparticulierentegaranderenisde
nationale rechterverplicht om, na hetverstrijken van deomzettingstermijn, het
nationale recht zoveel mogelijk richtlijnconform uit te leggen. De relevantie
bepalingen van hetnationaal rechtmoet natuurlijk welvcor dergelijke uitlegging
vatbaarzijn.Eennationale rechter kangeencontra tegem interpretatie geven. Dit
betekentdateenrechtergeenuitleggingkangevendieindruisttegendebewoording
enhetdoelvanhetnationalerecht.Bovendienmoetdenationalerechterrekening
houdenmeteenaantalalgemenerechtsbeginselenenmoeternationalewetgeving
voorhanden zijndiezichleenttôtdergelijke richtlijnconforme interpretatie.
o Indieneenparticulierschadeondervindtwegenshetnietofverkeerduitvoerenvan
eenrichtlijndooreenlidstaat,kanhijalleentegendeingebrekeblyvendelidstaat
optredenviaeenaansprakelijkheidsvorderingvoor denationalerechter.
. zaak Francovi* (PP.77 en 78); hier erkende het Hvl dat een derge,,ike
schadevergoedingsregeling, hoewelnietvoorzienindeverdragen,integraaldeeluitmaaktvan
het Unierecht.
o Feiten; Richtlijn 80/978 m. b.t. een minimumbescherming van werknenners bij
insolventievandewerkgeversisnieto. gezetinItalieookalsisdeomzettingstermUn
verstreken.Francoviche.a.eiseneenterugbetalingvanhetachterstalligloonnafailliet
van hun werkgever
o Rechtvraag;kunnenFranccvichenanderenschadeloosstellingeisenvandeItaliaanse
overheid.

o Uitspraak;

60

Verspreide n niettoegestaan] GedownloaddoordedeeJean(imrheinertrunken@li-e. fr)


^::»t^j£ ^£r;^::I:ap:bepah';2e"^.. Tde". ;lf2edan"-"«-
"^%^i^S:"^ ^. ^SÏ^\î±=^r:
sSE2^°^;^^z'^s^îï=
:s5"Êl:'"::^''^''-"^"î"^" s,,^'k'i""ï
^SSsis^^s Ïr^J^
=^, î^£±t^:Ei, 5EI^
.

£S5;S^=^. l-^^=î=
iï2SÎS3?^Sî!îrS-.ç
ijI^^Êéëi^^^
. Voorwaarden staatsaansprakelijkheid
o VoldoendegekwalifeeerdeschendingvanhetEuropeesRecht,dithoudtonderandere
het niettijdig omzetten van de richtlijn in.
° Hetdoorder,chtl,jnvoorgeschrevenresultaatmoeteentoekenningvanrechtenaan
Particulière,, inhouden. De inhoud van die rechten . oeten kunnen . orden
vastgesteld opbasisvandebepalingen vanderjchtlljn.
° Enorn,oeteencausaalverbandzijntussendeschendingendegeledenschade.
4. 2. 3 Besluit(vroeg 'beschikking')
. Eenbesluit ,s verbindend ,n alzijnonderdelen.^,endeadressa.enwordenver. eld, ,s het
aUeenvoorhenverbindend.HetverdragvanLissabonheeften^^ aangebracht^'de
besluitendezehoudteensamenvoeginginvant»eevoorheenbestaanderechtsinstrumente".
. Dehuidigebesluitenvervangendevroegerebeschikkingen enbesluitenenlatendeEU-
-^"gen nudustoezowe, ,n eenindividuelesituatieeenbeslissingtene.en,a.ook
gen met algemene strekkingen vastte stellen.
. Besluitenkunnenindividueelgerichtwordentôtlidstaten . aar n, sommigegevallenooktôt
particulieren.

. (voorbeeldenslide, 15hfdst4)
4. 2. 4 Aanbevelingen en adviezen
. . tegenstellingtôtverordeningen,r,ch.l,nenenbosluitenz.n aanbeveNngenenadv,ezenn,et
iuridischbindend.Ditvolgtu,t debewoord.ngvanart288VEUenwerdookdoorhet ^

Thisdocumentisavallablafreeofchargeon 61

Verspreidenn,e.toegestaan| Gedownloaddoo,dedeeJean(imrhe,7e^nL'@li;e. fr)


bevestigdindezaakGrimaldi.HierbijwildeeenItaliaansewerknemerinBelgiêzichberoepen
opeen'aanbevelingvandeEComeenbepaaldeaandoeningalsberoepsziektetelaten
erkennen.DeziektestondopdeaanbevelingslijstvandeEC,maarwasnietinBelgischrecht
opgenomen. Het Hof oordeelde dat de aanvulling geen rechten impliceerde waarop
particulierenzichvooreenrechterkunnenberoepen.Desondankskunnenaanbevelingenen
adviezengebruiktwordenalshulpmiddelbi,deinterpretatievannationalewetgevingdieter
uitvoenngervanzijnvastgelegdofafaanvullingvanEuropeesrechtelijke bepalingen.Indien
neerderintcrpretaties mogeiyk .jn,danvolgtuithetloyauteitsbeginse,datdenationale
rechter moetopteren voor deinterpretatie. ogelijkheid diehetdichtsteaansluitbij de
aanbeveling.

us.^^^:s^^-'-''-^---mw--^-'
mededeHng,verklaring,richtsnoer,gedragscode,enz." Hetzijnbesllssingensu,genens,die
nietopgesomdzijninart.288VWEU.Derechtsgevolgenvandergelijkeinstrumentenvloeien
vocrtuitdeinhoudervan.ZOzaleenEU-instellingdieeenbepaaldegedragscodeuitvaardigt
hier zelf door gebonden zijn.
. DeCon^ssie publiceert soms "groenboeken" en "witboeken". Een groenboek is een
documentdatdeEuropesedisucssiewilbevorderenhetiseensoortvanreflectiedocuoent.
OpdezemanierverzameltdeECdenodigeinformatieomeenwetgevingsvoorsteltekunnen
opstellen. Opbasisvanderesultaten vaneengroenbcekkeurtdeCommissiesomseen
witboekgoedwaarinzijngedetailleerdevoorstellen voorEuropesemaatregelen doet(bv,
witboektôtdevoltooiing vandeinterne markt).
Ongeschreven rechtsbronnen
T^aas^et primairensecundairUnierechtwordtsomsookgesprokenoverhet'subsidiair
recht'.Dito^vatdeniet-geschrevenbronnendieviaderechtspraakvanhetHofvanJustitie
(en van het Gerecht) zijn ontwikkeld. Het betreft algemene rechtsbeginselen (o.a.
rechtszekerheidenbeginselvangewettigdvertrouwen)enprincipesvaninternationaal
publiekrecht(o.a.pactasuntservanda)diehetHofgebru, ktomdeleemteninhetprima.e
en/ofhetafgelelderechtoptevullen.TôtdealgemenerechtsbeginselenvandeEUbehoren
ookdegrondrechtendievoorvloeienuithetEVRMendegemeenschappelijkeconstitutionele
traditiesvandelidstaten(Art.6,lid3 VEU).Zijhebbendezelfdestatusalshetprimaire
Unierecht.Ditbetekentdatde.e beginselendoorhetafgeleideUnierechtmoetenworden
gerespecteerd.

62

Verspreiden metloegestaanl GedownloaddoordedeeJean(lmrhelnertrunken@live. fr)


5 Hoofdstuk5; Wetgevingsprocedures
5. 1 Gewone wetgevingsprocedure
De gewone
wetgevingsprocedure is _ """'"&naiu«»h.iE.,»«, p,t^.,, «^,-

neergelegd in art. 284 Advs var, hal


E.çmfla van ^ fï^g,^ **<. !!>ran ha] gjijy^
(tXfllt telngj" Adïiesvanhei
ESiKnSocu^Çj
VWEU en komt in
Bad'unrniwton
essentie hierop neer dat
de raad en het EPop voet .fttldtRaad^lt
*W«>wntni»n âamwdi o( wlw'a*Rwd mrt . '. IwMmw^n
nd*n ht1 pa"«wnlrorh »i
.
2OTiïa"""'"«""'î''~
wcnwintiemt. he(-ÏÏOT'îl. 'WB'nt s<^doBaatroT
van gelijkheid optreden hBlbwMKannwjxn" ^artwadtowde méwterfttSï'Sn"
BamWWdKWali(K«anitiunivay.

na een wetgevend
initiatief van de
l""Pyf'"«ihw(h«Bwi«witcbflcoe[,k IHÎIEÎt(miaat '^'^ft ITMïOlrtrtCIB
Commissie. Indien na '£22""'?w"s"'s''"î'"'*3'
'altaangannmen | *CdorbwdKt9»fru<ini \t<*tfÊ3gsaBtssw
mat ïOKitrtkf»"
's's"'. "K''s"-~iss'v
NM unyanomtn
' "Wtmattinij
<*mBndBman)mroor

twee lezingen nog geen


overeenstemming kan [al cnTmtnitt
lbw)gl»anp(»)lia< 0<iCsfflffl6M
llh"UU)L bwWien"
"eBClfsOtfriwdl
worden bereikt, komt het
bemiddelingscomjté D»BaaflaanvBBnltn»(
]BllnraADcmr*mowdwwwat, °* Baaitunvnrdl n»tNto 'DeRflafl
emendamenlm mn hrl t*nund«in*nt«nvtnh«t aamurtti mal

j^rtawnlannwnr'htbwUt 'arifnt (h TOnmtt»t» «an tWpan^WUwn


|tnnm<n»U
samen met een paritaire |<>»Rwd*nhNPartofn«rt
irogptfllnondl ["wdwwwn
[onr< vanh«t
l&aniddtlingioniittUfMO 0« PMfwnwil»
vertegenwoordiging van l l-omnsim n-m dwun d*
i*»*aamhMBn
'"emthrtbBttujt

itrtaa.
de Raad en het
"el bmiiddelngscofTi^ konit to)
Parlement. Indien het ISWNWnlto>"""< MflPartww'ntende
's')neme" r®sP<ctew^k'rw"
[H»! (WrttMelingswrrirt kcrai
' rolstfBltlt;enB-watfeeetda
! m9w^«"l hel bcstuK Mn-)ndiim de "<1IM BWBBTIttenm»
bemiddelingscomité een BWdkeuriogvaneenvm detme
"tlettngen ontofeakl, flsyihei bwhjl
|Ht[batluii()eidial5f>)B('
'"nffennfnm
Bis niai aangenomen.

ontwerptekst goedkeurt,

m.°T-hande"ngn08definitiefwordengoedgekeurdineend^lez,n,door .etEP, .et


^e;^ir;;brachtestemmen^doo:deR::dl::::::^^t
^e::ant"deinste"ingendeontwerPtek-a^::, ZZ; ^e;
:^:::::r:n"" -^-;=^^ worntter::::t^
^ ^^"18 econtroleerd-moeten de

^118 :edgekeurde gemeenschappe^e


gepubliceerdinhet publicatieblad.
tek" -e. e. enen
en ^^
z^zitiperken_heeftmen -d - - '^-ee, over, e, .. en de >,
e, a^ste

^u^l;:^d:t:dpuntenreedsineenwoeBstadiumdichtert^:a^^
een^e'. ;,^
!tld elM 8enaamde '"'OEen'kan het aantal dossiers -

^:^:lh :t. ver^-:p:; ^:^;;


bemidde"ngscomité
tnalogenwordtvaakbekriteeerdvoorgebrekaantransparantie. '"""""""""'""""van

63
Tsdocun,en,,s.va,l.>,l, freeo, c^on
Ve.pre.enni,, o, e,es.an| Ge.o»nloaddoo^e;e:, e7n7^Z^'^
5'2. B^or^pr^e- op- .n ^id .-^
^::^:^l:sp:.e :aneen ..onde.--rocedu-t^^:
;;:d3;^etdezelfde ^ vaninsP.aa. .eefta,s deRaad, a, s, °°^om^r;
^T^ ;e^en. Debelan.ri. ksteonde.de. procédureszijnde
.
raadplegingsprocedure' ende'instemmingsprocedure-
De raadplegingsprocedurc:
. BijdeRaadplegingsprocedure kande van voorstel tôt met
Raad een beslissing nemen na
raadpleging van het EP. Deze Raad van
Ministcrs
raadpleging Is een vormvereiste en stemt voor:
wetsvoorstel
het ontbreken ervan kan leiden tôtde goedgekeurd

nietigverklaring van de handeling.


Anderzijds geldt voor het EP e
Raad van
vereiste van loyale samenwerking; Mlnisters
stemt tegen:
het EP geeft na raadpleging een wetsvoorstet
verworpen

advies. Dit wordt gebruikt in o. a.


fiscaleen sociale aangelegenheden.
. Bij de instemmings- of De instemmingsprocedure:
van voorstel tôt wet
goedkeuringsprocedure kan het
parlement een voorsteld in zi)n
Raad van
geheel goed-of afkeuren. Aangezien Ministers
stemt vcMsr:
wetsvoorstel
geenamendementen kunnenworden igoedgekeurd
ingediend, heefthetEPduseigeneen
vetorecht. Dezeprocédureis o.a.van
toepassing voor het sluiten van Raad van
Ministère
istemt tegcn-
bepaalde internationale akkoorden, wetsvoorstel
verworpen
voor herzieningvan de Verdragen.

64

Verspreiden niet toegeslaan


Gedownloaddoordedee|ean(imrheinertrunken@li-e. fr)
6 Hoofdstuk VI; Enkele basisprincipes van het EU-recht
6. 1 Het attributiebeginsel
6. 1. 1 Bevoegdheidsafbakening
. het beglnsel van bevoegdheidstoedeling of het attrlbutlebeginsel is vastgelegd in art 5 VEU en
betekent is essentie dat de Unie slechts beschikt over de bevoegdheden die haar door de

lidstaten op grand van de verdragen zijn toebedeeld. De bevoegdheden die in de verdragen


niet aan de Unie zijn toegedeeld, behoren toe aan de lidstaten.
. Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon vermeldden de Verdragen enkel een
lijst van "doelstellingen" en "taken". Sinds Lissabon bevatten de verdragen ook een lijst van de
bevoegdheden van de Europese Unie. Bevoegdheden van de EU worden opgesomd in art. 2 -
6VWEU.

. Soorten bevoegdheden;

o Bij de exclusieve bevoegdheden (art. 3 VWEU) is enkele de EU bevoegd om


wetgevend op te treden en juridisch bindende handelingen vast te stellen. De lidstaten
kunnen niet optreden, tenzij zij door de EU gemachtigd zijn, of wanneer zij bepaalde
handelingen van de EU verder uitvoeren;

. a) de douane-unie;

. b) de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne


markt nodigzijn;

. e) het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben;
. d) de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader
van het gemeenschappetijk visserijbeleid;
. e) de gemeenschappelijke handelspolitiek.

. 2. De Unie is tevens exdusief bevoegd een internationale overeenkomst te

sluiten Indien een wetgevingshandellng van de Unie in die sluiting voorziet,


indien die sluiting noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar Interne
bevoegdheid uit te oefenen of indien die sluiting gevolgen kan hebben voor
gemeenschappelijke regels of de strekklng daarvan kan wijzigen. [simp/i'cfete
externe bevoegdheid}

o Bij de gedeelde bevoegdheden (Art. 4 VWEU) kunnen zowel de EU als de lidstaten


wetgevend optreden en juridische bindende handelingen vaststellen. Het
subsidiariteitsbeginsel bepaalt op welk niveau moet worden opgetreden. Door de
voorrang van het Unirecht kunnen de lidstaten wel geen maatregelen nemen die
afwijken van deze die door de EU werden vastgesteld. Maar zo lang er geen EU-

65
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan | Gedownloaddoor dedeejean (imrheinertrunken@live.fr)


maatregelen bestaan zijn de lidstaten vrij om een eigen beleid te voeren. (Interne
markt, sociaal beleid, milieu, consumentenbescherming, ontwikkelingssamenwerking,
énergie, vervoer, de ruimte van vrijheid, veiljgheid en recht).

o Bij de aanvullende bevoegdheden (art. 6 VWEU) blijven de lidstaten bevoegd om het


beleid te voeren. De EU kan het beleid van de lidstaten alleen ondersteunen,
coôrdineren of aanvullen. Ook hier speelt het subsidiariteitsbeginsel een roi. Het
optreden van de EU moet een Europese dimensie hebben, Harmonisatie van de
t'^
wetgevingvan de lidstaten is uitdrukkeifverboden bjj deze bevoegdheden.
o Sui generis bevoegdheden; deze worden niet in één van de drie algemene
bevoegdheidscategorieën opgenomen, maar afzonderlijk vermeld. Het gaat om de
coôrdinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid (art. 5 VWEU) en het
GBVB (art. 2, lid 4 VWEU). Met bijzonder karakter van het GBVB wordt benadrukt door

het feit dat de verdere uitwerking niet in het VWEU, maar wel in het VEU is
opgenomen.

o Totslotmoeterookverwezenworden naardezogenoemde'flexibiliteitsclausule'die
terug te vinden is in artikel 352, lid l VWEU. Op grand van deze clausule kan de Unie

de leemten in de bevoegdheden aanvullen wanneer deze bevoegdheid noodzakelijk


blijkt om haar doelstellingen te verwezenlijken. De clausule kan niet worden gebruikt
om doelstellingen van het GBVB te bereiken of om harmonisatiemaatregelen te
nemen daar waar andere verdragsartikelen dit expliciet uitsluiten.

Keuze van de rechtsgrond

» Het attributiebeginsel impliceert dat elke Unie-optreden moet steunen op een rechtsgrond in
de Verdragen. Dit betekent dat voor elke EU-rechtshandeling steeds een specifieke bepaling
uit hetVEU ofhetVWEL) moetworden vermeld ofwaaruit kan worden afgeleid; of
o De EU bevoegd is om op te treden

o Wat de omvang van de bevoegdheid is (exclusief, gedeelcf, aanvullend)


o En op grand van welke procédures de EU kan optreden.

. De keuze van de juiste rechtsgrond is dus van constitutioneel belang omdat het betrekking
heeft op zowel de verticaal als horizontale (tussen EU-instellingen) bevoegdheidsverdeling.
Wat betreft de verticale bevoegdheidsverdeling is vooral de vraag aan de orde of de EU
ûberhaupt kan optreden. Zo oordeelde het HvJ bv, dat een richtlijn inzake verbod op
tabaksreclame buiten de door de verdragen verleende harmonisatiebevoegdheid van art 114
VWEU viel. Bij de horizontale bevoegdheidsverdelingen zijn vooral vragen over de roi van de
Instellingen bij de aanname van EU-wetgeving aan de orde. Zo bepaalt de rechtsgrond bv, in

66

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


welke mate het EP moet worden betrokken bij de besluitvorming en of binnen de Raad

gestemd wordt bij unanimiteit of Q.MV.

o Arrest Duitsland/Parlement en Raad, C-376/98, EU:C:2000:544. Op grond van artikel


114 VWEU heeft de EU de bevoegdheid om harmonisatiemaatregelen te nemen om
de goede werking van de interne markt te garanderen, hierbij moet de Unie volgens
lid 3 uitgaan van "een hoog niveau van bescherming van volksgezondheid". Artikel
168, lid 5 laatste bijzin VWEU verbiedt de Unie echter om harmoniserend op te treden
op het terrein van de bescherming van de volksgezondheld. Met Hof van Justitie
oordeelde dat de richtlijn op verbod van tabaksreclame in essentie gericht was op het
bescherming van de volksgezondheid en niet op het instellen of verbeteren van de
werking van de interne markt voor tabaksreclame. Vandaar dat dit buîten de
draagwijdte viel van de toegekende bevoegdheid onder artikel 114 VWEU. Voor een
harmonisatiemaatregel in het domein van de volksgezondheid is de Unie niet
bevoegd, zoals blijkt uit artikel 168, lid 5 VWEU. In een arrest van 4 mei 2016
bevestigde het Hof van Justitie de rechtsgeldigheid van richtlijn 2014/40 die o. a.
voorziet in een verbod op tabaksproducten met menthol vanaf 2020 en bepalingen
bevat inzake etikettering en samenstelling van sigaretten. Volgens het Hof helpt deze
richtlijn om verschillen tussen de nationale regelingen m. b. t. tabaksproducten op te
heffen, en te voorkomen dat deze zich heterogeen ontwlkkelen. Daarom is art. 114
VWEUeen geschikte rechtsgrond. Zie: Arrest Polen/ Parlement en Raad, C-358/14,
Bij betwisting van rechtsgrond kunnen de EU-lidstaten en instellingen een procédure tôt
nietigverklaring starten voor het HvJ, die dan op grand van "objectieve gegevens die voor de
rechterlijke toetsing vatbaar zijn", zoals het doel en de inhoud van de handeling, de correcte
grondslag bepalen. Het is mogelijk dat een EU-rechtsinstrument verschillende doelstellingen
nastreeft en dus binnen verschlllende verdragsbepallngen valt in dergelljke situatie zal het HvJ
het zwaartepunt of de hoofddoelstelling vaststellen. Dit zwaartepunt bepaalt dan de juiste
rechtsgrondslag. Dit mechanisme wordt de absorptiedoctrine genoemd aangezien de
rechtsgrond van de hoofddoelstelling deze van de nevendoelstellingen 'absorbeert'.
o Denk bv. aan een milieubeschermende harmonisatiemaatregelen met gevolgen voor

het vrij verkeer van goederen in de interne markt, vallen deze onder art. 114 VWEU
(harmonisatie van wetgeving die de werking van de interne markt betreffen) of art.
192 VWEU (milieubeleid van de EU)?

Indien een handeling verschillende doelstellingen nastreeft die onlosmakkelijk met elkaar zijn
verbonden dan moet de rechtshandeling gebaseerd zijn op de verschillende relevante
verdragsbepalingen (meervoudige rechtsgrondslag). Met gebruik van een meervoudige

67
This document is avaifable free of charge on

Verspreiden niet toegestaan j Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


rechtsgrondsfag is echter uitgesloten wanneer de besluitvormingsprocedures die in de
betreffende verdragsartikelen worden vermeld onverenigbaar zijn.
Een klassiek voorbeeld waarbij de keuze van rechtsgrondslag tôt een inter-institutioneel
conflict voor het HvJ heeft geleid is de Zaak titaandioxide. Hierbij reeds de vraag of een richtlijn
over het verminderen en uiteindelij'k volledig opheffen van verontreinig door afval afkomstig
van titaandioxide-industrie in essentie een maatregels was ter bescherming van het milieu dan
wel een harmonisatiemaatregel nodig voor de instelling van de interne markt. Het HvJ
verduidelijkte hierbij de belangrijkste principes m. b.t de keuze van de correcte
rechtsgrondslag.

o Feiten;

. Beroep tôt nietigverklaring van richtlijn 89/428/EEG m. b.t. harmonisering van


programma's ter verminderen en opheffing van verontreiniging door afval
afkomstig uit de titaandioxide-industrie.

. Richtlijn was aangenomen door de Raad op grond van art. 192 VWEU inzake
milieubescherming.

o Rechtsvraag; Keuze van rechtsgrondslag?


. Art. 114 VWEU harmonisatiemaatregel interne markt
. Art. 192 VWEU bescherming van het milieu.

o Uitspraak hof;
Zoils htt Hof heefi EtoonJrtld in hct arrtil vin 27 ftpumbcr 1988
(zuk Ki/17, CommiuiE/Rtid, Juritpr. 1918, blï. 5S4i, r.o. Il), i> un miiel
ling, winntcf hj ur btvotgdhtid op iticc vcrdtaBitftpalingtii btiutl. gchoudtn de
dcibctrclftndt handE linstn op biiii vin dit twtt Ittpïlingcn vail te ttcllcn. Dczt
nchiipnik kui iii hct on<ftfhairi(f (c»il c»tn*-tl ytn totpiiting ïindfn

Immen, ctn vïn ttc macliliginEtbtpilingtn vtïi htt hit> om jiat. artiktl 100 A>
«chrijft de in ïnilitt 149, lid 2, EEG-Vtrdng gfrtEtldr »n)tnwtrkinE<proccdurr
voor? umjl volgcni dt ilndcn bcpaline, imkti 110 S, dt Rïtd mtl nnptriehrid
ïtn Itnnmcn bciliit n* cnhclc r*»dplc(in)ç vin htt EuropC ti Pirlcmcnt, In tcn

dcrgclijk gfval îou dt tumulttic nn wrhuj(roniltl*gcn df ItmcnwcrkinESproct-


duir lot wn dodï klirr mahm,

in dt umen»efkJn|;)pK >cEdum btiluii de Riid mci etkwalifirtcrdc mttidcrficid


vin iUmnini, mditn tijj voomcmeni il, dt door hti Piritm(nl gtformulnrdf in
door de Cominiiaie in hutr opniîuv bchandcldc voorti^l WtrgenQmvn amcndc-
Vooral iij opgcmîrkt, dat in htl kadtr vin hci siclsel van bciocgdhedcn van de mmttn op liin geinrrnschappclijk itandpuni tt lïnïuidm, hi) mott dalrtnttgtn
Gcmttntctiap d» ktUîf van de rrrhugrondllag van ttn handeline nitt illetn (n*t met ttnparightid fin ncmmcn bciluittn, inditn hti Piitcmtnt hct ttmtcntcliap-
ïlhtngcn vin de opvitling vin ren intflling omlrmt htl nagtfirecfdc dotl, maar pclijtt sundpuni vrrwtqi i of indien hij hci opnitu»- bthindclilc voonttl vin dt
ComT niitic vcniï u »rijîij;cp. Dit *crcri1ijhr cffmcni van de s*incn»crkinEiprOrt-
nioci btiuttcii op ob)Cclitvt Ittgtvtnf dit voor rechtciiijk» toctting vaibaar ïi}B
(ïie ïrrcn van 26 rnxan 1987, u*k <S/B6, Commisiit/Rttd, Jurilpr. lîa7, dufr zou in hci gtdnn; komtn, inditn dr Raad doof d» gtlijkiiidie» ttmiting
dr anikrltn 103 A 1ÎC S tlk itval
blz.. 14îî, r. o. 11). Toi dit gfgevcni bchorrn mtt n«mt hM (io*I tn dr inhoud n*ar tn m mM tfnpi nehcu) van ncmnKn lou
mocitn bciluiirn.
van de hindeling.

Hci dnrt van df umtnwfAinjçtTrnfulurf, vcnttrkiiig v»i) dr ilttlnrming ïtn htt


Wai hct doel btiftfi, btoogl df ricliJijn voigeni anikcl l cntrzijdl de htmiontlt. Eurnpws ParlFmrm aïn htt wtfpvinypi mvt vtn dr Cvtmttmihif, ïiiu aldui t>p
ring van dr pmgrammi'i toi vtrmindcrinE en uittindrlijkt âlgthtlt opheffing vin lotie tthroTïin koineii ir iuiln. Zoill hn Hof vtrUiirdc in dt trtttttn ïan
de Vtronlreinîging iloor afvalitoffcn afkomsiig vin bctt*»nde veiiiemeen ï*n dt 2Î akiober 1»»0 (iiîk 138/7?, Roquttlc Fràrti, Juritpr. 1ÎSO, l>]i. 1111,
ikaandioïydt-lnduttrie, en anticrïijdt de »erbtlerin|i van dt concurrmticvoor- c.o. )l, en uïk 13î/79, M»iicna, Jutiipt. lîïO, bli. ÎW1, r. o. Î4), tpi tgclt lich
vaarden in ticze uk van indusidc. De richdiin htcfa dcrhihfcten tvftltiiig dort- in de dcclncming vïn hti Ptritmcnt, op communtuuit nivciUi tcn dtmotntiich
belthcnning van het fflilifu en vcAntiine vin dt conçurrrntinroomanlcfl. grondbtginx-l at, volgcni htwtlk de volkcim tloo> (uiicnkomii *in tm rcpreicn-

Récent bevestigde het Hof van Justitie dat de redenering van het arrest Titaandioxide ook na
de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon geldig blijft. Aan de orde was de vraag of
beperkende maatregelen tegen personen verbonden met Al Qaida, Osama bin Laden en de

Taliban moesten worden aangenomen op grand van artikel 75 VWEU (strijd tegen terrorisme

68

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


in het kader van de Ruimte voor Veiligheid en Recht) dan wel artikel 215 VWEU (sancties in
het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid). Artikel 75 VWEU
voorziet dat bestissingen worden genomen via de gewone wetgevingsprocedure (en dus niet

kunnen worden aangenomen zonder goedkeuring van het Europees Parlement), terwijl onder
artikel 215 VWEU het Europees Parlement enkel moet worden in kennis gesteld. Bovendien
vereist art 215 VWEU dat de Raad vooraf een besluit bij unanimiteit heeft aangenomen. Met

Hof oordeelde dat beide procédures onverenigbaar waren en besloot, na verdere analyse van
de inhoud en doelstellingen van de maatregelen en van betrokken verdragsartikelen dat
artikel 215 VWEU de correcte rechtsgrond was. Van cruciaal belang was de vaststelling dat de
maatregelen waren genomen ter uitvoering van een resolutie van de VN Veiligheidsraad (en
dus een link hadden met het GBVB). Met Hof weerlegde het argument van het Europees
Parlement dat moest worden gekozen voor de rechtsgrondslag die de meest democratische
besluitvorming garandeert. Zo stelde het Hof dat de rechtsgrondslag de procédures voor de
vaststelling van handeling vastleggen en niet andersom. Bovendien vloeit het verschil in

procédures tussen art. 175 VWEU en 215 VWEU "voort uit een door de auteurs van het

Verdrag van Lissabon gemaakte keuze om het Parlement met betrekking tôt het optreden van

de Unie in het kadervan hetGBVBeen beperktere roi toe te kennen". Hetis m. a. w. eengevolg
van het principe van bevoegdheidstoedeling.

6. 2 De beginselen van subsidiariteit en evenredigheid


. Bij de uitoefening van haar bevoegdheden moet de EU de beginselen van subsidiariteit en
evenredigheid in acht nemen.

. Met subsidiariteitsbeginsel (Art. 5, lid 3 VEU) gaat over de vraag of een bepaalde doelstelling
of materie dor de lidstaten of door de EU behandeld moet worden. Omdat het de bedoeling
is de besluitvorming zo dicht mogelijk bij de burgers te laten gebeuren, zal de Unie enkel
optreden wanneer de lidstaten op centraal, regionaal of lokaat niveau een bepaalde
doelstelling niet kunnen verwezenlljken, maar de Unie vanwege de omvang of de gevolgen
van het overwogen optreden de doelstellingen beter kan verwezenlijken. Indien de Unie
exclusief bevoegd is, is het subsidiariteitsbeginsel logischerwijze niet van toepassing.
o Specifieke bepalingen over de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel zijn
vastgelegd in een protocol bij de verdragen. Hieruit blijkt dat elke instelling bij de
uitoefening van haar bevoegdheden rekening moet houden met dat principe.
o Sinds Lissabon krijgen de nationale parlement een roi bij het toezicht op het
subsidiariteitsbeginsel. Allé ontwerpen van Europese wetgeving moeten immers naar
de nationale parlementen gestuurd worden, met onder meer een toelichting over de

69
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Volgens specifieke procédures kunnen de
nationale parlementen vervolgens een 'gele' of 'oranje' kaart geven met betrekking
tôt het wetgevingsontwerp, waarna dit opnieuw in overweging zal moeten genomen

worden (Art. 6 en 7 van protocol 2). Toen in september 2012 duidelijk werd dat de

nationale parlementen van 12 lidstaten bezwaren haddentegen de voorstellen van de


Commissie over fundamentele sociale rechten in de interne markt (Monti II-

verordening), waaronder een beperking van het stakingsrecht, heeft de Commissie dit

voorstel ingetrokken. In mei 2016 trokken elf nationale parlementen, voornamelijk uit
Centraal- en Oost-Europese lidstaten, een gele kaart tegen de Commissievoorstellen

tôt hervorming van de zogenoemde detacheringsrichtlijn. Deze richtlijn bepaalt onder

welke voorwaarden Europese werknemers tijdelijk in een andere lidstaat kunnen

werken in het kadervan hetvrijdienstenverkeer. Ondanks hetverzetvan de nationale

parlementen besloot de Commissie in juli 2016 om het voorstel toch aan te houden.

o Naast de parlementaire contrôle, bestaat ook de mogelijkheid van een juridische


contrôle door het HvJ. Lidstaten kunnen wegens schending van het

subsidiariteitsbeginsel een beroep tôt nietigverklaring instellen wegens hun nationaal

parlement.

Volgens het, evenredigheidsbeginsel, of proportionaliteitsbeginsel (art 5 VEU lid 4) gaan de

inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder dan wat nodig is om de

doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.

o Voorbeeld: In een beroep tôt nietigverklaring van tabaksrichtlijn 2014/40, ingesteld


door Polen en ondersteund door Roemenië, argumenteerden beide lidstaten dat het

in de richtlijn voorziene verbod op het in handel brengen van menthol houdende


sigaretten in strijd is met het evenredigheidbeginsel. Ze verweten de wetgever van de
EU de strengste maatregel te hebben gekozen, in plaats van minder beperkende

maatregelen zoals bv. de verhoging van de minimumleeftijd voor het gebruik van

menthol houdende sigaretten of een waarschuwing op de etikettering. De lidstaten


argumenteerden tevens dat de sociale en economische kosten van het verbod
onevenredig verdeeld waren tussen de lidstaten, vooral ten nadele van Polen waar

een hoge productie en consumptie van dergelijke producten bestaat. Ten slotte
betwistten Polen en Roemenië dat de richtlijn in overeenstemming was met het

subsidiariteitsbeginsel: "gezien degrote verschiilen in hetgebruikvan deze producten


tussen de lidstaten heeft het verbod ervan hoofdzakelijk lokaal sociale en

economische gevolgen en gevolgen voor de volksgezondheîd, zodat een optreden op


het niveau van de lidstaten waar het gebruik van deze producten aanzienlijk is,

70

Verspreiden niet toegestaan | Cedownloaddoor dedeeJean (imrheinertrunken@live.fr)


doeltreffender zijn geweest. " Zowel de argumenten inzake evenredigheid en
subsidiariteit werden niet weerhouden door het Hof van Justitie, rekening houdende

met de specifieke doelstellingen van de richtlijn en de discretionaire bevoegdheid van


de Uniewetgever.

o Uitspraak; De Uniewetgever beschikt over 'een ruime discretionaire bevoegdheid' op


gebieden waarin van hem politieke, economische en sociale keuzes worden verlangd
en waarin hij ingewikkelde beoordelingen moet maken. Derhalve is een op dit gebied
vastgestelde maatregel slechts onrechtmatig wanneer hij 'kennelijk ongeschikt' is ter
bereiking van het door de bevoegde instellingen nagestreefde doel.
. Overigens moet worden benadrukt dat het loutere feit dat een wetgevende
handeling van de Unie een lidstaat meer kan raken dan andere, geen
schending kan vormen van het evenredigheidsbeginsel.
* In casu moet, aangezien sprake is van een gebied dat niet onder de exclusieve
bevoegdheid van de Unie valt, In dit geval de verbetering van het functloneren
van de interne markt, worden nagegaan of de doelstelling van richtlijn

2014/40 beter door de Unie kon worden bereikt [... ].

. Deze richtlijn boogt een tweeledige doelstelling, namelijk de interne markt


voor tabaks- en aanverwante producten beter te doen functioneren, en

tegelijk een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid te


verzekeren,

. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat het tweede deel van deze doelstelling

beter op het niveau van de lidstaten kan worden bereikt, zoals door de

Republiek Polen wordt beweerd, zou het nastreven van deze doelstelling op
een dergelijk niveau nlettemln situaties kunnen consolideren of zelfs
veroorzaken waarin sommige lidstaten zouden toestaan dat tabaksproducten

met bepaalde kenmerkende aroma's in de handel worden gebracht, terwijl


anderen dit zouden verbieden, hetgeen dus recht indruist tegen de eerste

doelstelling van dezelfde richtlijn, namelijk het beter doen functioneren van
de interne markt voor tabaks- en aanverwante producten.

. Vanwege de onderlinge afhankelijkheid van de twee nagestreefde


doelstellingen, mocht de Uniewetgever zich op het standpunt stellen dat zijn
optreden ook een bijzondere regeling voor het in de handel brengen van
tabaksproducten met een kenmerkend aroma moest bevatten, en dat die
tweeledige doelstelling, gezien deze onderlinge afhankelijkheid, beter kon
worden verwezenlijkt door de Unie

71
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan [ Gedownloaddoor dedee Jean (imrheinertrunken@live.fr)


. Ook moet worden opgemerkt dat het subsidiariteitsbeginsel er niet toe strekt
om de bevoegdheict van de Unie te begrenzen op basis van de situatie van
deze of gène individuele lidstaat, maar slechts vereist dat het overwogen
optreden vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter kan worden
verwezenlijkt door de Unie, rekening houdend met haar in artikel 3 VEU

opgesomde doelstellingen en met de op verschillende gebieden geldende


bijzondere bepalingen, waaronder met name die op het gebied van de interne
markt, beoogd in de Verdragen

6. 3 Het beginsel van Loyale samenwerking


. Samenwerking tussen de EU-instellingen en de lidstaten, is van essentieel belang voor het
goed functioneren van de EU. In het VEU is daarom het beginsel van loyale samenwerking
terug te vinden. Meer specifiek wordt in artikel 4, lid 3 VEU deze plicht tôt loyale samenwerking
opgelegd in de betrekkingen tussen de Europese Unie en de lidstaten en in artikel 13, lid 2 VEU
in de betrekkingen tussen de EU-instellingen onderling.

. Samenwerking tussen de lidstaten en de EU-instellingen;


o Lidstaten zijn verplicht om loyaal samen te werken met de EU-instellingen.
Daarenboven dienen ze elkaar te steunen bij de vervulling van de taken uit de
verdragen.

o Dit impliceert enerzijds dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten treffen om de


EU-acties te ondersteunen, dit zijn positieve verplichtingen;

" Schendingen van het EU-recht moeten met even harde hand worden bestraft

als schendingen van het nationaal recht (het gelijkwaardigheidsbeginsel


genoemd)

. De lidstaten moeten met de Europese Commissie samenwerken in het kader

van de procédures die de naleving van het EU-recht wensen te controleren,

bijvoorbeeld door de gevraagde documenten voor te leggen.


o Anderzijds moeten de lidstaten zich onthouden van allé maatregelen die de goede
werking van de EU in het gedrang zouden kunnen brengen negatieve verplichtingen.
. Geen maatregeten aan de nemen die het bereiken van de doelstelling van een
EU richtlijnernstig in gevaar zou brengen, ook al is de omzettingstermijn voor
deze richtlijn nog nietverstreken.

* Nationale regels buiten toepassing te laten voor zover dit vereist is voor het

verzekeren van de voile werking van het Europees recht.


o EU-instellingen zijn evenzeer gehouden tôt een plicht van loyale samenwerking. Bv,
commissie moet nodige informatie verschaffen aan lidstaten.

72

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


Samenwerking tussen de EU-instellingen;

o De Eu-instellingen moeten het beginsel van loyale samenwerking ook onderling in acht
nemen.

Voorbeelden

Niet-contractuele aansprakelijkheid van lidstaten (zie: orrest Frankovich)


Samenwerkingmet de Europese Commissie inzake inbreukprocedures(lie
o. a. Moxzaak)

PHcht om strijdige nationale regels buiten toepassing te laten


Plicht om arresten Hof van Justitie na te leven

Internationaal optreden van de lidstaten mag uniform optreden van de


Unie niet ondermijnen
. Zie bvb. Zaak C-45/07. Commissie t. Griekenland en Zaak C-264/07, Commlssie t.
Zweden

6. 4 Hetgelijkheidsbeginsel
. Dit beginsel impliceert enerzijds dat iedereen die zich in een soortgelijke situatie bevindt op
dezelfde wijze wordt behandeld en anderzijds dat iedereen die zich in een verschillende
situatie bevindt, op een verschillende wijze wordt behandeld.
. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen directe en indirecte vormen van
discriminatie. Bij directe dlscriminatie wordt een onderscheid gemaakt tussen twee groepen
op basis van een verboden onderscheidingscriterium. Zo verbiedt art. 18 VWEU elke
discriminatie op grandvan nationaliteit. Indirectediscriminatie betekent dat erweliswaargeen
beroep wordt gedaan op een verboden onderscheidingscriterium maardat door het hanteren
van andere onderscheidingscrlterium de effecten dezelfde zijn. Zo kan bv, een
woonplaatsvereiste feitelijk tôt hetzelfde resultaat leiden als een discriminatie op grand van
nationaliteit. Het is nu eenmaal zo dat vooral personen die wonen in een bepaalde lidstaat ook
de nationaliteitvan de lidstaat hebben.

. Vormen van 'directe' en 'indirecte' discriminatie zijn enkel 'in beginsel' verboden. In sommige

gevallen kan een verschil in behandeling immers objectief gerechtvaardigd zijn. Dit betekent
dat er sprake is van een hoger belang dat primeert op het gelijkheidsbeginsel en bovendien de
discriminerende maatregel proportioneel is. Met mag met andere woorden niet mogelijk zijn
om dezelfde hogere doelstelling te bereiken op een manier die minder ingrijpt op het beginsel
van gelijke behandeling. Directe discriminatie kan enkel gerechtvaardigd worden op grand van
een bepaling die in de Europese regelgeving is opgenomen (bv. bescherming van openbare
orde en velligheid, volksgezondheid). Indirecte discriminatie kan daarenboven ook worden
gerechtvaardigd door gronden die niet explidet in de Europese regelgeving zijn opgenomen

73
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan | GedownloaddoordedeeJean (imrheinertrunken@live.fr)


voor zover zij gebaseerd zijn op "objectieve overwegingen die losstaan van de nationaliteit en
evenredig zijn aan het door het nationale recht nagestreefd legitiem doel".

Met onderscheid tussen directe en indirecte discriminatie wordt duidelijk geïllustreerd in twee
zaken betreffende de gratis toegang tôt musea. In de zaak Commissie t. Spanje (Toegang
musea l) oordeelde het Hof van Justitie dat een Spaanse regeling waarbij enkel Spaanse
onderdanen konden genieten van gratis toegang tôt nationale musea in strijd was met het
verbod op discriminatie op grand van nationaliteit (Arrest Commissie/Spanje C-45/93; Metverbod
op discriminatie inzake natlonaliteit viel volgens het Hof binnen de draagwijdte van het vrij verkeer van
diensten (huidig art. 56 VWEU) aangezien "museumbezoek een van de redenen is waarom toeristen. als

ontvangers van diensten, besluiten zich naar een andere lidstaat te begeven"). In een latere zaak
Commissie t. Italie (Toegang musea II) was de vraag aan de orde of ook een regeling waarbij
gratis toegang werd verleend aan personen die hun woonplaats hebben in de gemeente of
regio waarin het muséum is gevestigd in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. Het Hof
oordeelde dat er hierbij sprake was van Indirecte discriminatie op grand van nationaliteit. Met
feit dat ook Italianen die niet woonachtig waren in de betrokken gemeenten of regio's werden
gediscrimineerd deed volgens het Hof van Justitie niet terzake: "opdat een maatregel als
discriminerend kan worden beschouwd, is niet noodzakelijk dat zij tôt gevolg heeft dat allé
eigen onderdanen worden begunstigd of dat enkel onderdanen van andere lidstaten, met
uitsluiting van eigen onderdanen, worden benadeeld. " Met Hof maakte ook duidelijk dat door
Italie ingeroepen rechtvaardigingsgronden(o. a. samenhangvan het belastingstelsel, gebrek
aan bevoegdheid van de Italiaanse overheid m.b.t. gemeentelijke en régionale
aangelegenheden) niet konden worden aanvaard.

il Htt Hofhecftmdsgeoardcelddll eto nationaleregelingjnukedetocgang101


de musca van «n liditaai, die buinnlandïc tocriîtcn discriminwn, toonowr zij
Rechtvaardigingsgronden?
o"d«"iane"van de andert lidnttcn bctrch in itrijd it met de .niltdcn 7 en S9 ' DC.Ia -*"" R<:Publick h"llcT)wcl VCTïchillcnde [cdlcnen vanatgcmwn belang
îEC-Vcrdrag (ludicn rtipecticvclijlc de arriktkn 6 en i9 EG-VcKlrag, thani, na anter nchtvurdiging»andt litiRiciucuritfvoordtlen, Gtkt op'dtktntCT'd'iî
.

wijiiging, de anikclffl 12EG en 49 EG) (arrcst van 15 maartl994. Commitsu-/ ??!l -ct behc" van hît culrureeltTfeoed vrrbondcn tijn, moct bij de gracs
Sfunjc, C-15/93. Juritpi. bli. 1. 911». toc^ngenot merzijdi rekeninR wonkn gehouden met Uïtrwtyngtn van
ii Ook blijkt uit dt rechnptaak van hct Hof (îie inïonderheid arres* van î dtctmbw «conomischf lard. Andmiidi is dt aan Italiaanit oiificrdancn of aanîcpaaldt
1989, Çommiiiiï/Italic. C-l/SS, Jurispr. bit. 4035, punt B> d»t hrt btginstl van ingtumwn voorbchouden gunttijte behandtling gtftthtvaanUgd om rcdcnrnvan
BeUjkc bchaiuteling, waaivan artikd 4? EG een bifzonde» uitdrukkuig vormi. "*îva" hn hria»ting*«(lt(1, a*nçciitn|gtno(mdtT[xiidtientietcB<-"-
iut« altctti iithtbaic ditcruninatin op grond van naiÏunaliltii verbiedt, miiar uuk pnststie vmincn voor de beialiog van bctattiiigen waardoor die underdanïn of
ingïtttencn bijdragen aan dt koitcn van hct bAtfr van A bC Trokken locatiei."
a !* """"en van vnkaptc ditCttfniitatic die. door tocpatuilg van aftUclï utulcr-
tcbtiduigtcritcria, in feite tut hcuclfdc rciultMt kidcn. 1 Oin tt begiiuten kuiinen de dooi de Italiunst ngcring aangchïtlde ndcnm vw
«conomisthc aariî nitr wordcn aanvaard, ungciwn tuivK eeonomitcbi ducl-
H Zulki u (Mt namchtt geval Mjcin maatregel dit alsoiulenehddtndcritnmm de st(lltflp;n cm» dwingtnde rnfencn van atgtmtcn bclang kunntn voriixn die cïfl
woonplaan hantctrt, omdat dit huofdukelijk ten nâdîlc van undcrdancn van brkmmtfing w»n wn door hct VcrdraggcwarborgJehindamtnMlc ïrijhexi
an ( Jldst**") Ie*" wcrlttn aaiigcïien luct-uigczciciun mwitl nirt-ondtrdaiun WhtviaTdigcn(zie inîondcrhtid . rTnt van Juni 2000, Vcrkouijen, C-35/S8,
"jn ("e "uonderheid "mt vaji 29 apt ii 1999, Ciola, C-224/S7, Juritpr. Jurispr. bLz.'t-WI, punt-tB). ' ' "-".". ----'
bli. I-2Î17, punt 14). In die context dott htt nict ter ukc, dat de litigieuic
maaKCRti in voorkomtnd geval lowel de in itidcic dclcs van hct nauoiult " l""*" b"ta<><'ïcnw<:1.8«"rechotTttkt vcriwnd y*n dienaatdiiutcn migtiln
grondgcbicd woninde rigcn ontterdanen als at ondtrdanen van anderc lidiiticn a"ln8tieffing ttltrzijdt de KxpaMirig taricfroordrlF
tn de toiï»ng
vn n ïDnr

tutdemuKaenupcnbarcmonumcnwnwa*rnphrtbtrocpwfgcnsnitt-nakoming
trrft. Opdat ciii inaattqjd ait (littrinuncrcnd kaii tvurJcn bftdluuwd, i» lucl
noodïakttiikdll ïij tasgevulgheeftditalléeiBenondcrdaneowofdenbtgunttigd betIMUns. hwft',,a"<l""Jd«-. Dit geldt metr, d*ar hn n-cîit op de Ïirigjeuu
te

of >iat cnkcl underdaitïn van andwe lidstaicn, met uintuiiing van cigcn friehoordclen afhanp vande woonplaats van de betmklicnc op hcterondgcbTed
ondcïdancn, worden briudctld |uc in die lin inumdcrhcid arit» van 6 iuni van de ovechcid die hn btlrokktn muttum <i{hct npcnbtrc raonujncnt beheen,
2000, Antonm. C281/98, Juriipr. Mi. 1.4139, punt 4l). uitïluiiing ""t
andfttingwetEncn
van Ittlu!, dk all liKJariig cveiit
v»n cni
btlastingplichiig ujn in die lidstaat.

. Een ander voorbeeld betreft de toegang tôt het hoger onderwijs. In de jaren tachtig
verduidelijkte het Hof van Justitie dat het vragen van een aanvullend inschrijvingsgeld ten laste
van onderdanen van andere lidstaten moest beschouwd worden als een verboden

dlscriminatie op grand van nationaliteit (zie: arrest Gravier en arrest Blaizot).

74

Verspreiden niet toegestaan | GedownloaddoordedeeJean(imrheinertrunken@live.fr)


De Zaak Bresol;

o Feiten; Franse gemeenschap beperkt inschrijving aantal 'niet-ingezeten studenten


voor 9 medische en paramedische opleidingen.
o Rechtsvraag; Is dit verenigbaar met beginsel van non-discriminatie op grand van
nationaliteit (Art. 18 VWEU)?
o Uitspraak HvJ;

. Indirecte discriminatie ingezeten en niet-ingezeten studenten


. Mogelijke rechtvaardiging vanwege de Belgische overheid wegens de
buitensporige lasten voor de financiering van hoger onderwijs gecombineerd
met dringende redenen van volksgezondheid; het HvJ aanvaarde het
financiële argument niet en oordeelde dat de de nationale rechter moet
nagaan of dergelijk risico bestaat, de nationale autoriteiten moeten bewijs
leveren en de beperkingen moeten noodzakelijk en evenredig 2ijn.
. Tenzij een bepaling van nationaal recht objectief gerechtvaardigd is en
evenredig Is aan het nagestreefde doel, moet zij als indirect discriminerend
worden beschouwd wanneer zij naar de aard ervan inwoners van andere
lidstaten meer treft dan eigen inwoners en derhalve meer in het bijzonder
eerstgenoemden dreigt te benadelen.

Zaak Bidar;

o Rechtsvraag: is de Britse regeling in overeenstemming met art. 18 VWEU.


o In de zaak Bidar oordeelde het Hof van Justitie dat steun aan studenten, in de vorm

van een studielening dan wel als een beurs, valt onder het beginsel van gelijke
behandeling dat niet enkel openlijke (of directe) discriminatie op grand van
nationaliteit verbiedt maar ook allé vormen van verkapte (of indirecte) discriminatie

die door toepassing van andere onderscheidingscriteria toch tôt hetzelfde resultaat
kunnen leiden. In casu was de steun in het Verenigd Konlnkrijk voorbehouden aan
studenten die in het VK waren gevestigd voor aanvang van de opleiding. Volgens de
Britse immlgration act is een persoon in het VK gevestigd wanneer hij er zijn gewone
verblijfplaats heeft zonder dat enlge beperking aan de duur van zijn verblijf op het
grondgebied is gesteld. Als student is het niet mogelijk om de status van in het VK
gevestigd persoon te verwerven. Zo kwam de Fransman Bidar, die weliswaar in het VK
middelbaar onderwijs had gevolgd en er bij zijn grootmoeder woonde, niet in
aanmerking voor een studielening. Volgens het Hof van Justifie vormde de Britse
regeling een verkapte vorm van discriminatie, aangezien de voorwaarde inzake
voorafgaande vestiging vooral doorde nationale onderdanen kon worden vervuld. Met

75
This document is available free of charge on

Verspreiden niet toegestaan | Gedownloaddoor dedeeJean (imrheinertrunken@live.fr)


Hof erkende daarnaast echter dat er objectieve redenen kunnen zijn om de toegang
tôt de steun voor studenten te beperken, bv. om te vermijden dat detoekenningvan
steun aan studenten van andere lidstaten een onredelijke last wordt waardoor het

systeem van steun niet langer beheersbaar wordt. Met is daarom "gerechtvaardigd dat
een lidstaat steun ter dekking van de kosten van levensonderhoud van studenten
enkel toekent aan studenten die blijk hebben gegeven van een zekere mate van

integratie in de samenleving van deze staat. " De voorwaarde van voorafgaande


vestiging was echter te restrictief en niet proportioneel aan het nagestreefde
legitieme doef.

Ten slotte moet worden opgemerkt dat het Europeesrechtelijkegelijkheidsbeginselniet van


toepassing is op situaties die zich buiten de werkingssfeer van de Verdragen bevinden. Dit is
een directgevolgvan het attributiebeginsel. Hierdoorkan er in bepaaldegevallen sprake zijn
van zogenaamde "omgekeerde discriminatie". Dit betekent dat lidstaten eigen onderdanen of
nationalesituaties(diezich buitenhettoepassingsgebiedvan het Unierechtbevinden)minder
gunstig behandelen dan onderdanen of situaties van andere landen (die van het
gelijkheidsbeginsel onder het EU-recht kunnen genieten). Met Europees recht verzet zijn niet
tegen dergelijke situaties van omgekeerde discriminatie aangezien dit in het kader van het
interne rechtsstelsel van de betrokken lidstaat moet worden opgelost.
De problematiek van de omgekeerde discriminatie werd duidelijk tijdens de zogenaamde
Vlaamse Zorgverzekeringszaak. Bij decreet was in 1999 een systeem van zorgverzekering
ingesteld voor personen die wonen in het Vlaamse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-
Hoofdstad. De Europese Commissie maakte snel duidelijk dat het woonplaatscriterium in
strijd was met het Europees recht (indirecte uorm van discriminatie) en daarop werd het
decreet aangepast zodat ook personen die in deze gebieden (Vlaanderen/Brussel) werken
maar in een andere EU-lidstaat wonen van het systeem van zorgverzekering konden genieten.
Personen die in Vlaanderen of Brussel werkten en in Wallonië woonden vielen echter nog
steeds uit de boot. Volgens de regeringvan de Franse Gemeenschapen de Waalse regering
vormde dit een inbreuk op het algemene gelijkheidsbeginsel. Met Hof van Justitie oordeelde
dat Belgische onderdanen die in Wallonie wonen en in Vlaanderen of Brussel werken maar

nog geen gebruik hebben gemaakt van hun EU recht op vrlj personenverkeer zich in een
"zuiver interne sltuatie" bevinden waarop het Unierecht niet van toepassing is. Enkel Belgen
die wel reeds van dit recht hebben gebruik gemaakt en onderdanen van andere lidstaten die

zich voor de rest in een identieke situatie bevinden kunnen van het Europees
discriminatieverbodgenieten.Zuiverinterne situatieszonderaanknopingspuntmet het EU-
recht moeten wordenbekeken in het lichtvan het nationaalgrondwettelijk recht. Hierover

76

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload doordedeejean (imrheinertrunken@live. fr)


oordeelde het Belgisch Grondwettelijk Hof dat het verschil in behandeling tussen Belgen die
al dan niet van Vlaamse zorgverzekering kunnen genieten geen verboden vorm van
discriminatie vormt onder de Belgische grondwet aangezien het een rechtstreeks gevolg isuan
de interne bevoegdheidsverdeling in het fédérale België.

7 Hoofdstuk 7; Rechtsbescherming
7. 1 Relaties Hof van Justifie - Gerecht
. Er werd reeds opgemerkt dat aan het HvJ een Gerecht werd toegevoegd. Bovendien werd in
2004ook nogeen gerecht voor ambtenarenzaken opgericht dat uitspraak doet over geschillen
inzake ambtenarenrecht van de EU dit werd in 2016 geïntegreerd in het Gerecht.

. SindsNicebestaatde mogelijkheideen prejudiciëlebevoegdheidsanhet Gerechttoegekend,


maar bij gebrek aan concrète uitvoeringsbeslissingen blijft de huidige situatie behouden.
. Uiterlijk bjnnen de twee maanden te rekenen vanafde betekenis van een bestreden beslissing
van het Gerecht kan, bij het Hof van Justitie hogere voorziening worden ingesteld tegen
eindbesllssingen van het Gerecht. Een dergelijke hogere voorziening staat open voor iedere
parti] die geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld. Hogere voorzienlng staat eveneens
open voor de lidstaten en de EU-instellingen die niet In het geding van het Gerecht zijn
tussengekomen.

o Hogere voorziening kan alleen rechtsvragen betreffen en moet gebaseerd zijn op de


onbevoegdheid van het Gerecht, onregelmatigheden in de procédure voor het
Gerecht waardoor aan de belangen van de verzoekende parti] afbreuk is gedaan, dan
wel schending van het Europees Recht door het Gerecht.
o Het verzoek om hogere voorzienig heeft geen schorsende werking. In geval van
gegrondheid van de hogere voorziening wordt de beslissing van het Gerecht
vernietlgd. Met HvJ kan dan zelf de zaak afdoen wanneer deze in staat van wijzen Is,
dan wel haar voor afdoening verwijzen naar het Gerecht.

7. 2 Toegang tôt het Hof van Justitie - gerecht


7. 2. 1 Onderscheid rechtstreeks en onrechtstreeks procédure;
. Met HvJ kan via twee wegen worden bereikt. De Rechtstreeksetoegang leidt tôt procédures
waarbij lidstaten voor het HvJ worden gedaagd. De onrechtstreeks toegang heeft betrekking
op de prejudiciële procédures waarbij de nationale rechter een vraag stelt aan het Hof van
Justifie.

. Het Gerecht is bevoegd voor de rechtstreekse beroepen tegen de EU-instellingen. Op deze


algemene regel bestaat een belangrijke uitzondering. Het Gerecht is niet bevoegd voor

77
This documertl is available free of charge on ^lUUUl^UJ
Verspreiden niet toegestaan [ Gedownload door dedee jean (imrheinertrunken@live. fr)
rechtstreekse beroepen die op grond van het Statuut aan het Hof van Justifie zijn
voorbehouden. Dit betreft beroepen van lidstaten tôt nietigverklaring en wegens nalaten
tegen het Europees Parlement en/ofde Raad (ook daarop bestaanweer uitzonderingen, die
hier bulten beschouwing worden gelaten) ofvan EU-instellingen tegen andere EU-instellingen.
Dit betekent dat het Gerecht bevoegd is om kennls te nemen van de rechtstreekse beroepen
ingesteld door particulieren (natuurlijke en rechtspersonen) en door lidstaten (ook hierop
bestaateen uitzondering,die hierbuiten beschouwingwordtgelaten)tegen deCommissie.
7. 2. 2 Rechtstreekse toegang tôt het Hofvan Justitie en het Gerecht: procedurerooster,
algemene structuur
Artikel Çomm. LS Raad/EP Partie.
VWEU
258 v

259 E-V

263 EA/ EA/

265 EA/ E/V

268 v v

. Uit hetroostervalt afte leidendatin rechtstreeks procéduresparticulieren niettegenandere


particulieren kunnen procederen, dat particulieren geen lidstaten voor het Gerecht kunnen
dagen en dat partlculieren niet door lidstaten of EU-instellingen voor het Hof van Justitie of
Gerecht kunnen worden gedaagd.

7. 2. 3 Procesverloop
7. 2. 3. 1 Rechtstreekse beroepen
. Instelling van het beroep en schriftelijke behandelingen
o Met beroep wordt ingesteld door middel van een bij de griffie ingediend
verzoekschrift. Onmiddellijk na ontvangst wordt het verzoek ingeschreven in het
register en een mededeling over het beroep wordt in het Publicatleblad van de

Europese Unie gepubliceerd. Vervolgens worden een rechter-rapporteur en, in geval


van een beroep blj het Hof van Justitie, (eventueel) een advocaat-generaal
aangewezen, die tôt taak hebben de zaak te volgen. Tegelijkertijd wordt het
verzoekschrift aan deverwerende partij betekend, die een maand de tijd krijgt om een
verweerschrift in te dienen. Deverzoeker heeft recht op een repliek, de verweerder
op een dupliek, waarvoorzij telkens een maand de tijd krljgen. De présidentkan op
de;e termijnregeling een verlenging toestaan.

78

Verspreiden niet toegestaan | GedownloaddoordedeeJean (imrheinertrunken@live. fr}


. Einde schriftelijke behandeling

o Wanneer de schriftelijke procédure is afgerond, krijgen de partijen drie weken de tijd


om te laten weten of zij een terechtzitting wensen. Het Hof/Gerecht beslist of er in de
zaak maatregelen van instructie nodig zijn, naar welke rechtsprekende formatie de
zaak moet worden verwezen en of er een terechtzitting moet plaatsvinden, waarvan
de président de datum zal vaststellen.

. Openbaren terechtzitting en conclusie advocaat-generaal


o De zaak wordt tijdens de openbare terechtzitting bepleit in aanwezigheid van het Hof
van Justitie (rechters en/of Advocaat-Generaal)/Gerecht (rechters). De rechters en de
advocaat-generaal kunnen aan de partijen allé vragen stellen. Enkele weken later
presenteert de advocaat-generaal, opnieuw ter openbare terechtzitting, zijn conclusie
aan het Hof van Justitie. Hij bespreekt daarin gedetailleerd met name de juridische
aspecten van het geding, en stelt het Hof van Justitie in volstrekte onafhankelijkheid
een oplossing van het probleem voor. De "conclusie" van de advocaat-generaal bindt
het Hof van Justitie niet.

. Arrest

o Na de beraadslaging van de rechters wordt het (dictum van het) arrest uitgesproken
ter openbare terechtzitting.
. Prejudiciële procédure

o De prejudiciële vraag wordt door de nationale rechter gesteld via een


verwijzingsarrest, -vonnis of -beschikking. Met verzoek wordt in allé officiële talen van

de Europese Unie uertaald en door de griffier betekend aan de partijen in het


hoofdgeding, alsmede aan de lidstaten en de EU- instellingen. Een mededeling wordt
In het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd. De partijen, de lidstaten en
de EU-instellingen krijgen twee maanden de tijd om schriftelijke opmerkingen in te
dienen bij het Hof van Justitie. Met vervolg van de procédure is gelijk aan die bij
rechtstreekse beroepen voor het Hof van Justitie. Nadat de advocaat-generaal zijn
conclusie heeft genomen en de rechters hebben beraadslaagd, wordt het arrest in het
openbaar uitgesproken en door de griffier aan de nationale rechter, de lidstaten en de
betrokken EU-instellingen gezonden.

7. 3 Rechtstreekse toegangtot het HofvanJustitie: Beroep wegens niet nakoming


. Lidstaten kunnen voor het HvJ worden gedaagd n. a. v. een procédure ingeleid door de
Commissie (art. 258 VWEU-, hetzij door lidstaten (Art. 259 VWEU). Met betreft de niet-
nakoming van om het even welke norm van Unierecht die voor de lidstaten verbindend is.

79
This document is availablefree of charge on

Verspreidenniet toegestaan ) GedownloaddoordedeeJean (imrheinertrunken@live, fr)


7. 3. 1 Commissie t. Lidstaat (art. 258 VWEU)
7. 3. 1. 1 Procédure
. Artikel 258 VWEU voorziet in een procédure waarbij de Commissie een lidstaat voor het HvJ
kan dagen. Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat één van de krachtens de
verdragen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen zal de Commissie een
aanmaningsbrief sturen waarbij ze de lidstaat in gebreke stelt. In deze brief zal de Commissie
de lidstaat verzoeken binnen een bepaalde termijn zijn opmerkingen te maken over een
vermeende verdragsinbreuk. Daarbij kan er ook overleg plaatsvinden. Leiden deze contacten
en ingebrekestelling niet tôt het door de Commissie gewenste resultaat dan kan de Commissie
een met redenen omkleed advies sturen naar de geviseerde lidstaat met een nieuwe termijn
voor naleving. Het moet een gedetailleerde uiteenzetting bevatten van de redenen waarom
de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen.

De uitdrukking "met redenen omkleed advies" aient wel met de nodige omzichtigheid te
worden gehanteerd. Dit "advies" van de Commissie is niet echt een advies maar wel een vanuit
juridisch oogpunt zeer belangrijke handeling waarbij de politieke of administratieve fase van
de procédure van art. 258 VWEU wordt afgesloten. Dit advies is echter niet vatbaar voor een
beroep tôt nietigverklaring volgens art. 263 VWEU.
. Het is enkele indien de lidstaat niet binnen de door de Commissie gestelde termijn het advies

volgt dat de contentieuze of rechterlijke fase bij het Hof van Justitie kan aanvangen. De
Commissie is hiertoe niet verplicht en kan hiertoe niet gedwongen worden.
. Indien het Hof vaststelt dat een lidstaat verdragsverplichtingen niet is nagekomen is deze
lldstaat gehouden die maatregelen te nemen welke nodig zijn ter ultvoering van het Arrest van
het Hof.

. De vaststelling van een inbreuk leidt quasi automatisch tôt een 'veroordeling' van de lidstaat
door het Hof van Justitie. Het is vaste rechtspraak, "dat een lidstaat zich ter rechtvaardiging
van de niet-nakoming van uit het gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtlngen niet ten
exceptieve op bepalingen, praktijken of situaties van zijn nationale rechtsorde kan beroepen".

7. 3. 1. 2 "SOLVIT' en 'EU-PILOT": initiatieven om het aantal inbreukprocedures te beperken.


. Voor de behandeling van deze klachten en om tôt een praktische oplossing te komen zonder
de inbreukprocedure te moeten starten, werd in 2002 SOLVITopgericht, een onlinenetwerk
van centra in allé EER- lidstaten dat naar oplossingen zoekt voor mensen of bedrljven die het
slachtoffer worden van een verkeerde toepassing van de Europese regels voor de interne
markt. Ook burgers en bedrijven hebben immers als dusdanig weinig tôt niets aan een
veroordeling van een lidstaat door het Hof, maar wensen vooreerst concrète oplossingen voor
de problemen waarmee ze geconfronteerd worden.

80

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door dedee Jean (imrheinertrunken@live. fr)


. Via SOLVIT kunnen allé grensouerschrijdende problemen worden behandeld die hetgevolg zijn
van een mogelijke inbreuk van een overheidsinstantie op het recht van de Unie inzake de
interne markt, wanneer en in zoverre dergelijke problemen niet het voorwerp zijn van een

rechtsprocedure op nationaal of Unieniveau. Wanneer een klacht wordt ingediend via de


SOLVIT-website, zal het lokale SOLVIT-centrum de zaak onderzoeken en, indien aan de
ontvankelijkheidsvoorwaarden voldaan is, contact opnemen met het (uitvoerend) SOLVIT-
centrum in het land waar het probleem zich voordeed. Met doel is om het probleem binnen de
10 weken op te lossen.

. Wanneer echter blijkt dat er in een lidstaat sprake is van een structureel probleem waarbij de
wetgeving niet in overeenstemmlng is met het EU recht, dan kan de Europese Commissie het
probleem aankaarten via EU Pilot. Dit Is een in 2008 opgericht online informatie-
uitwisselingssysteem tussen de EU en de lidstaten. Zowel klachten van particulieren alsook
zaken ambtshalve ingesteld door de Commissie passeren langs EU Pilot. Een aantal zaken
wordt evenwel rechtstreeks doorgestuurd naar de pre-contentieuze fase van de
inbreukprocedure onder artikel 258 VWEU. EU Pilot vormt immers de eerste stap in het
uitklaren van een vermeend probleem. Wanneer daarentegen duidelijk is dat de lidstaat een
schending van het EU recht begaat, kan deze stap logischerwijs overgeslagen worden. Dit is
o. a. het geval bij de niet-mededeling van omzettingsmaatregelen en de niet-uitvoering van
arresten van het Hofvan Justitie.

. EU Pilot beoogt dan ook om via een dialoog tussen de Commissie en de lidstaat in kwestie
een informele oplossing te bereiken, waardoor de Inbreukprocedure onder artikel 258 VWEU
niet moet opgestart worden. Aangezien de procédure onder EU Pilot in de regel binnen de 20
weken wordt afgerond, geschiedt één en ander ook op relatief korte termijn. Eenmaal
geiipload in de EU Pilot databank heeft de lidstaat in kwestie tien weken de tijd om de klacht
te onderzoeken en een met het EU recht verenigbare oplossing voor te stellen. Indien de
lidstaat deze mogelijkheid benut, heeft de Commissie op haar beurt tien weken de tijd om de
voorgestelde oplosslng te onderzoeken. Indien de Commissie van oordeel is dat de oplossing
niet conform het EU recht is, kan de inbreukprocedure van artikel 258 VWEU gestart worden.

. Er kan geconcludeerd worden dat EU Pilot een succès is. In ongeveer 80% van de zaken die
behandeld worden via EU Pilot wordt ook op informele wijze een oplossing bereikt, waardoor
de inbreukprocedure niet meer moet gestart worden. EU Pilot heeft dan ook geresulteerd in
een daling van het aantal lopende inbreukprocedures onder artikel 258 VWEU. Hierdoor is EU
Pilot ook een heel Intéressant instrument voor de lidstaten, aangezien het hen toelaat om
formele inbreukprocedures (en de daarmee gepaarde kosten) te vermljden.

81
Thls document is availablefree of charge on

Verspreiden niet toegestaan | Gedowntoad door dedee Jean (imrheinertrunken@tive. fr)


. Uit de succespercentages van EU Pilot volgt dat de Commissie in een aantal gevallen ook met
akkoord gaat met de oplossing voorgesteld door de lidstaat in kwestie. De Commissie kan,
maar moet dus niet, in die gevallen de inbreukprocedure onder artikel 258 VWEU starten en
de pré- contentieuze fase aanvatten. Indien de inbreukprocedure tôt voor het Hof komt en het
Hof de Commissie In haar vordering volgt, zal het Hof vaststellen dat de lidstaat zijn
verplichtingen onder de EU Verdragen inderdaad niet is nagekomen.

7. 3. 1. 3 Gevolgen van een "veroordeling"


» Een arrest volgens art 258 VWEU heeft een declaratoir karakter. Het Hof stelt vast dat de

lidstaat de krachtens de verdragen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. Dit


vaststellen van de inbreuk verplicht de lidstaat die maatregelen te nemen welke voor de
uitvoering van het arrest nodig zijn. Normaal zal het moreel gezag dat de uitspraak van het Hof
toekomst volstaan om de lidstaat ertoe aan te zetten de nodige uitvoeringsmaatregelen te
nemen. Maar we zien de laatste tijd meer een tendens in lidstaten dat arresten minder

gewetensvol ten uitvoering gelegd worden. Hiertegen is op twee wijzen gereageerd. Dit is
gebeurd via de rechtspraak van het Hof zelf in het arrest Waterkeyn en via de
verdragswijziging van Maastricht.

7. 3. 1. 3. 1 Arrest Waterkeyn: plicht voor de nationale rechter


. In deze zaak onderzoekt het Hof de weerslag van zo een arrest volgens art. 258 op een
procédure voor de nationale rechter. Het is 20 dat de rechten van particulleren voor de
nationale rechter voortvloeien uit de rechtstreekse werking van de materiële voorschriften
van het Unierecht. Dit neemt niet weg, dat wanneer het Hof volgens art. 258 VWEU heeft
vastgesteld dat een lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen, "de nationale rechter op
grand van het geiag dat aan 's Hofs arrest toekomt, desgevallend rekening moet houden met
hetgeen daarin als recht is omschreven teneinde de draagwijdte te bepalen van de voor hem
toe te passen gemeenschapsrechtelijke bepalingen". De achterliggende redenering van het Hof
is dat allé organen van de lidstaat verplicht zijn mee te werken aan de uitvoering van 's Hofs
arresten. De nationale rechter zal dus de met het Unierecht strijdige bepalingen van nationaal
recht buiten toepassing moeten laten.

7. 3. 1. 3. 2 Artikel 260, lid 2 en lid 3 VWEU: opleggen van financiële sancties (boete en/of
dwangsom)
. Ditartikel is ingevoerd sinds Maastricht, beoogtvia een bijkomende procédure en het mogelijk
opleggen van financiëlesancties, lidstaten ertoe aan te zetten de arresten van het Hofvolgens
art. 258 VWEU, stipter na te komen. Met Verdrag van Lissabon heeft in deze materie een
tweetal wijzigingen aangebracht. Deze dienden er in de eerste plaats toe om de procédure
efficiënterte maken. Zo hoeft de Commissie in de procédure onder artikel 260 (2) VWEUgeen

82

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload doordedeejean (imrheiner1runken@live. fr)

You might also like