You are on page 1of 8

Het Sestiende Boek.

Waar in verhandelt werd: Hoe men alderley Bloemen sal


aanleggen en Coleuren.
1. I.

Den dubbelden blauwen Hepatica kan met hooge assche ofte schoonazure coleur
geschildert werden, daar onder seer weynig lak met gom-water, sulkx vermengt dat den
natuurlijken glans daar door oogen-schijnlijken mag spelen. Het diepsel kan met indigo
uytgedrukt vvorden. Het loff ende den steel mag gecoloreert vvorden met assche ende schijt-
geel onder den anderen getempert, met de selve donkerder koleuren gediept, ende den steel
met lak geront, den vvortel is van houtagtige koleur, ende kan met roet ofte ombre koleur
afgeset worden.

Witten enkelen Hepatica sal gecoloreert werden met schoon suyver wit, ende florey ofte ros
swart gediept.
[p. 402]
Lenten Saffraan met kleyne purpure bloemen. De dry Safferaan draaykens, staande om het
saat-bolleken ofte middelpriem, konnen met meny gedipt ende besneden worden, de steel is
witagtig ros, ende mag met asch ende Masticot gemengt, gediept worden de holligheyt daar
de bloemen uyt te spruyten, zijn mede rossachtig van verwen, ende mogen geschildert
worden met schijt-geel, en een weynig ombers gediept, de bladen zijn smal en gras-groen,
konnen uytgebeelt werden in de coleuren, met schijt-geel ende asch gemengt, ende eenen
witte linie door togen, dus schildert men de Napelse saffraan, die wat grooter is.

Dubbelde geele Tijdelose. Kan men met Masticot coloreren ende oker oft donkerder geel
verdiept werden. Ende den steel van Spaansch groen met sapgroen gediept, insgelijks het lof,
daar van men het Spaansch groen met een weynig besien groen mach vermengen.

Narcissus non pareille van Porres. De bladeren van dese bloeme konnen met ligt masticot,
een weynig wit daar onder gemengt, worden geschildert, dan den middel-kelk is schoon
goutgeel, ende mag met omber verdiept werden.

Welriekende Muscari, ofte geele Hyacinthen. De bloeme van Muscari wert gecoloreert, met
schoon besiengeel, ende met schoone ligte masticot verhoogt, het diepsel van schijt-geel met
wat lak ende weynig groen vermengt. De punten zijn blauagtig van indigo ende wit
getempert, den steel mag met berg-groen ende wit geschildert worden soo verre de bloemen
zijn hangende, maar beneden met Spaansch groen met lak ofte purpure plaken bespreyt. Het
loff kan berg-groen geschildert werden, ende met Spaansch-groen gediept.

Dubbelde Engelse Sleutel bloemen. Dese primula veria bloemkens na den tijt sig openbaren
also in 't Latijn
[p. 403]
genoemt, zijn geel van verve ende mogen gecoloreert worden met schoon masticot geel, met
licht masticot gehoogt ende saffraan ofte bruyn geel ghediept, de saylingen ofte saathuyskens
zijn berg-groen coleur, de steelen zijn witagtig ende konnen met berchgroen en met schijtgeel
onder den andere gemengt, verdiept werden: Het lof is ligt groen naa den geelen trekende, en
kan geschildert werden met berchgroen wat masticot daar mede vermengt, de diepselen van
de ranken ofte ader bladeren konnen van bruyne asch en schijtgeel wat sapgroens daar onder
gemengt, ofte van sapgroen alleen gemaakt worden, als de hoogselen van wit met schijtgeel
getempert, ontrent het uyterste van de bladeren magmen d' selve ribbekens met lak verve
uytdrukken, gelijk ook de steelen van bladeren naa de selve rootagtige coleure in het beginsel
zijn trekkende.

Geelen Auricula Ursi ofte Beeren oor. Dese eerste Auricula Ursi bloemenken is regt stroy-
geel oft van sulpher verve, hebbende van binnen int midden een wit rincxken, waar in een
cleyn leeg priemken met sommige draykens omset uyt een geelder ront is spruytende, het
huysken van de selve bloeme is bleek geel uyt den groenen, ende kan met lichte masticot
ende asch gecoleert worden, den steel nederwaars gaande is bleek groen, ende als met meel
overspreyt, de bladeren, ofte het looff is seer gelijk de bladeren, vande Priemula Veris, maar
glad sonder ribben ofte aderen, mede ligt schijnende met meel overstroyt te zijn.

Purpure Aricula Ursi. De forme van de andere bloeme is by naa met de voorgaande over een
komende, maar groter, schoon purper van coleur, in 't midden een wit geelagtig kransken
hebbende, in 't binnenste ront van bruynder purper wesende, ende
[p. 404]
kan geschildert worden met lak ende een weynigh indigo daar onder vermengd.

Leeg Lis met breede bladeren. De Leeg-lies Lelien worden alhier in twee soorten uytgedrukt:
De eerste soorte heeft blauwe violette bloemen doorgaans gestreept met donkerder blauw na
sijnen eysch gediept ende lichter gehoogd, het loff is van koleur met de gemeene lies
bladeren na over een komende.

Orientaal Hiacinth. Den eersten Orientalen Hyacint heeft bloemen van coleur purper blau,
met wat wit ende blau verhoogd, ende indigo met lak gemengd gediept, van binnen schijnen
die wat witter, ende na de knoopkens wat purperder, de steelen daar de bloemen aanhangen,
zijn middelmatig groen, ende den groten steel kan met Spaans groen geschildert, gehooghd
ende gediept op sijn behooren, doch de punten, daar de kleine steelen van de bloemen
uytspruyten, zijn bykans wit. De Bol is afverve met wat ombre gemengd, gediept met lak
ende Indigo vermengd, ende wat wit daar onder gehoogd. Het loff mag geschildert worden
met schijt-geel ende asch, met sap-groen gediept, ende tot het hoogsel kan men berch-groen
ende wit onder den anderen getempert gebruyken.

Kroone Imperiaal. De hangende Bloemen van de krone Imperiaal, mogen gecoloreert worden
met oker ende weynich meny getempert, en de stralen daar over gaande, met lak ende schijt-
geel gemengd, doch om uyt te druken de bruinicheyd die aan de topkens der bloemen schijnd,
mach men indigo daar onder doen, de lellekens die daar inne hangen met de nopkens zijn met
wit-geel met wat oker gemencht, ende mogen licht gehoogd werden en met lak gediept, den
steel kan met Spaans groen op zijn behooren gediept ende gehoogd werden.
[p. 405]
Coccinilge Anemone. Is schoon schaarlaaken rood ende mach met vermelioen geschilderd
werden, het hoogsel daar van zijnde wat lak met wit getemperd, den grond is silver verwe
met kleine roode aders doortogen, de knopkens zijn blau purper, de draden bloet rood, ende
het hooge ofte middelknopken is bruyn purper by na swart met grau ofte grijse coleur
gehoogd, dese (gelijk gemenelijk alle de Anemone bloemen) willen in de verwe wel gegomt
zijn, omme den glans ende schoon blinkentheyt te beter uyt te druken. De steel is groen uyten
rooden totte bladeren toe, dan nederwaarts gaande is licht groen ende met berch-groen
aangeleyt worden ende asch met schijt-geel gemengd, gediept, de hoochselen konnen
getempert worden van wit ende masticot.

Anemone Princesse. Mach gecoloreert worden met schone lak ende vermilioen getempert,
den gront is wat lichtachtiger met doorloopende straalkens ende noch aan de saylinghsken
(die lazuerblau zijn) wat witter, het saathoofdeken heeft de coleur van 't Indigo met wat lamp
swertsel gediept. De steel coleur is Spaans groen met wat masticot daar onder gelicht, het lof
mach geschilderd werden met berg ende Spaans groen onder malkanderen getempert,
gediepd met asch ende schijtgeel vermengd mitsgaders wat sapgroen, doch na den steel valt
altijds de koleur wat lichter naar het geel trekende, met berchgroen gehoogd.

Anemone latifolia Chalcedonica maxima Polianthos. Schoon volle Anemone bloemen met
den naam van Chalcedonien de eerste is tamelijken groot met vele bladeren, waar af de
buytenste acht ofte tien groen zijn met vermilioen ende meny met witte doorspelende
vlamkens eyndigende, in 't midden hebben de verscheyde gekronkelde bladers in de plaats
van
[p. 406]
saylingen het Hoofdeken bedekkende van bleek Geel ende Meny, wat lichter in den grond.

Anemone Calcedonica Cacumeni. De andere is kleynder doch ook geheel dubbeld, hebbende
den grond uyten witten, de bladeren met lak wit ende vermilioen door malkanderen
vlammende, de binnenste saylingsken van licht masticot, de steel is licht berchgroen, de
bladeren daar van berchgroen, gediept met spaansgroen, doch zijn van buyten donkerder van
koleur.

Narcissus maximus griscus Calice flavo. De bloem is seer schoon ende van de grootste,
hebbende grijse ofte na den solpher witte trekende bladeren. Den kelk is van oker Geel met
wat Masticot vermengd ende omber gediept, ook schoon masticot gehoogd den rand wat
verstorven rood gelijkende. Het loof ende steel mach met berchgroen gekoloreert ende
Spaans-groen na den eysch gediept werden.

Lilium persicum. De Lelie van Susa, is voortbrengende veele bloemkens van vijf ofte ses
bladerkens, kloks gewijs neder hangende, de verve is verstorven purper, de coleure van de
blauwe rosinen ofte druyven wat verstorven wesende niet ongelijk, ende mag geschildert
worden Indigo ende lak, daar onder smalt gemengt, ook met de selve coleur gediept, ende
met wit een weynig blau ende lak daar onder, opt uyterste gehoogt.

Tulipa praecox flore purpureo. Dese drie vroege Tulipas hier uytgebeelt. zijn gecoloreert als
volgt. De eerste bloem heeft bleek purpure bladeren gemengt van asch lak ende wit, gediept
met lak, ende wit gehoogt, het lof is berch groen, met sapgroen gediept, ende wit onder
berggroen gehoogt.

Tulipa pracox flore albe. De tweede is bleek na den geelen trekkende met suyver wit gehoogt
ende groenagtig swart gediept.

Tulipa wolfs winkel flore purpur: & margina albe.


[p. 407]
De derde is purper coleur met witte kanten ende mag met schoon lak, als op de selve coleure
meest komende, gediept ende wit gehoogt werden.

Tulipa ducis. Hier werden drie verscheyde Tulpbloemen vertoont den eersten is genoegsaam
een gouden lakensche en mag men coleuren met schoon geel, gehoogt met Masticot, ende
met lak gediept, het Wortel bolleken bleek root verwe met Wit gehoogt ende bruyn gediept.

De tweede is ligt geel, met weynig Wit gehoogt, ende wat swart daar onder gediept.

Tulipa alba rosea colore mixta. De derde is bleek Rose coleur van lak ende wit vermengt, de
hoogselen boorden ende kanten bleek geel, het onderste aan den steel wit, ende doorgaans
met lak gediept, dog den middel ribbe der bladeren met schoonder geel beset.

Tulipa Honnesti. Dese drie volgende Tulipes bloemen zijn mede seer schoon ende
vermaakelijk om aan te schouwen, de eerste is seer groot met den naam Honnesti bekent
wesende subtijlkens met lak ende Wit door den anderen met puncten linkens ende vlammen
doortogen, daar tusschen gaande eenig groote lak vlammen ofte streepen, onder aan het
beginsel van de bladeren buyten wat geelagtig zijnde, ende ook hier ende daar eenige
doorschijnde geeligheyt vertonende.

Tulipa niuea coccineis celoris Flammeis. De tweede is kleynder wit van coleur int midden
der bladeren met schoon lakkige linien ofte streeken ende aande kanten met kleyne gelijk
verwige vlammen verciert.

Tulipa alba coccineis Flammeis. De derde is ook Wit met breder lakverwige streeken ende
vlammen doortogen.

Fritillaria flore luteo. De volgende ende hier gestelde Fritilari bloemen zijn groter als de
voorgaan-
[p. 408]
de. D' eerste hebbende schoone gout geele bladeren met bloet rode puncten seer ordentelijken
verciert daar int midden deurgaande is eenen groenagtige ribbe.

Fritillaria maxima Polianthos. De andere is met gelijke plexkens, maar van purpure coleure
veel digter besayt.

Asphodelus albe major. De eerste heeft Witte bladeren na het inkarnaat strekkend, de streep
daar door gaande met het agterknopken is van oker lakige verwe, de nopkens ende
saylingskens binnen sijn bruyn oker van coleur, de steel is berggroen met spaansch groen
gediept, de sydelsteelen zijn berg groen met bruynen oker gemengt, de kleyne bladers daar
aan staande zijn bruyn oker ende lak coleur met wit gehoogt, het loof is mede als den steel
berg groen, met spaans groen gediept.

Asphodelus Inoeus. De tweede Asphodel bloemen is seer na den eersten gelijk, maar geel van
coleure, en het loof is wat na den blauwen trekkende.

Aquilina rose flore. Den eersten quiley bloem hier uytgedrukt wort na zijne forme
roosakkoley genoemt, is donker purper van coleur, ende kan geschildert werden met blau
swart, lak en wat root daar onder gemengt, dog seer weynig blauswart daar toe nemende op
dat de verwe niet te bruyn en valle, de purpurigheyt geheel verdovende, het hoofdeken int
midden is Wit-groen, en de nopkens daar om staande uyt den Witten, den steel valt na boven
purpuragtig.

Aquilegia flore stellato. De coleur van de sterre Acquiley bloeme is mede donker purpur ende
mag gecoloreert werden met Indigo ende lak, een weynig Wit daar onder vermengt totten
midden toe, ende voortaan totten uytersten wat bleeker blau, de saathuelkens uyten groenen
met Masticot gehoogt, de nopkens Wit, den steel is ligt groen
[p. 409]
van spaans-groen ende Wit getempert. Het loof is uyten blauwen van berg-groen ende
spaansch-groen gemengt, met sapgroen gediept, en de kanten met groen ende Wit gehoogt.

Ranunculus albus flore plenp. D' eerste vande hier gestelde Ranunculi ofte Hanevoeten heeft
de blom geheel dubbelt van Witte bladers waar door eenige bleek groene stralen zijn
speelende de bovenste kanten wat na het root trekkende.

Ranunculus flore globose maximus. De ander heeft een groote bloeme waar van de bladeren
kluwens gewijse over malkanderen hangen schoon geel van koleur, konnen met wat
schijtgeel ende een weynig vermilioen gediept worden, ende boven aan met wat ligt Masticot
gehoogt, de nopkens binnen uytkijkende zijn ook Masticot geel, het loof is bruyn groen,
omber ende asch, met wat Wit daar onder gehoogt, ende sapgroen gediept, de steel is ligter,
ende mag met Masticot vvorden gehoogt.

Satyrion basilicum mas. Satyrion het manneken genoemt, heeft bloemen kovelkens vvel
gelijkende, Wit van coleure, maar de dekselkens hebbe groene ofte purpure gemerkte
streepkens, seer flau daar door schijnende, de steelen ende bladers daar de bloemen aan
hangen zijn van bleek spaansch groen met wit getempert. Het lof is insgelijx spaans-groen
ende Wit, vvat Masticot daar onder gemengt, ende kan met spaanschgroen vvorden gediept,
op de selve bladeren van het looft schijnende seekere heel flouvve punten door te spelen.

Satyrion basilicum faemina. De bloeme van het vvijfkens Satyrium die hier de eerste is
gestelt is van coleure bleek roosen root met vvat lak ende Indigo gediept, ende Wit onder lak
gehoogt, de plakken ende linien zijn donker purper root, de steelen zijn besijen geel met
spaans groen gelakseert, ende sapgroen gediept, de kleyne bladerkens tus-
[p. 410]
schen de bloemen zijn purper groen, den beneden steel is berg-groen met Wit besprengt, de
bladeren ofte het looft mag men coloreren met masticot ende berg-groen de dekselen daar af
weesende spaans-groen met sap-groen gemengt, ende de hoogselen Masticot.

Paeonea faemina maxima. Dese aldergrootste Wijfkens Peonie is voort brengende een
schoone veelbladige bloeme, de welke mag geschildert worden met schoon lak wat
vermilioen daar onder gemengt met bruyne geheel gloeyende lak gediept, ende Wit met wat
lak daar by gemengt gehoogt. Het loof kan men coloreren met asch, Masticot een weynig
schijt-geel onder malkanderen getempert, gediept met sap-groen, ende wat Wit onder de
voorgaande coleuren gedaan, mag dienen tot hoogsel, de knoop is als de bloem schoon root,
dog wat bruynder, de schellekens zijn als de bladeren van het loof, de steel is Wit groen het
hoogsel daar van Schijt-geel, ende het diepsel spaans-groen.

Iris major Dodonaei. Den grooten Iris Lelie Dodonei hier uytgedrukt, heeft de drie geboogde
nederhangende bladeren onder bleek ende boven schoon blau purper, de blau fiolen coleur
wel gelijkende, met witte linien doortogen, die haar beginsel nemen van den gout geelen
frangie, over den welken hangende zijn kleyne smalle blade, bleek purper coleur. De drie
opstaande bladeren zijn ligt purpur na zijn behooren gediept.

Sysinrichium majus. Dit eerste hier, uytgedrukte Leliken, is seer schoon van coleur, als
hebbende zijne uytstaande bladeren van Asuer blau wat laks daar onder speelende, de ander
streepen zijn lak moes ende Indigo coleur de gront is witagtig eyndigende binnen waarts met
een gout geel plexken van oker, met menye gediept, de binnenste blade mogen met Lakmoes
ende Indigo gediept worden,
[p. 411]
de dikke scheykens daar de bloeme uytkomt zijn besien groen ende schijtgeel, dan de stralen
die daar over lopen zijn lak ende schijtgeel getempert, de tusschen stelen zijn spaans groen
ende besien geel getempert.

Iris bulbosa latifolia clusij. De andere Iris met breede bladere, heeft een bleeke blauwe
bloem, dan bleeker als de voorgaande gediept ende gehoogt na zijn behooren, het loof is
bleek met asch ende schijtgeel getempert, den bol is bleek uyt den swarte.

Moly Latifolium mont flore flavo. De twe soorten van Moly, zijn soo int lof als inde coleur
vande bloemkens t' eenmaal verscheyden, want de eerste soorte heeft geele stersgewijse
bloeme, van binnen schoon ende buyten van bleeker geel, het knopken daar binnen is
groenachtich, de draykens ende nopkens daar aan staande zijn mede hoochgeel, het loof is
bruyn agtich groen, het welk met asch ende schijtgeel kan gecoloreert worden, ende sapgroen
gediept, den steel met wit berchgroen gediept naar behooren.

Moly montan: angustifolium. De tweede soorte heeft bloemen uyt den purpuren ende mogen
gevervet worden met wit ende wat root swart, ofte rosen coleuren gediept, de binnen nopkens
zijn masticot geel, om het licht groenen hoofdeken staande, de gesloten knopkens zijn aan de
punten mede roseroot, de steelen lichtgroen van berch ende spaansch groen gemengt, de
hoogselen wit.

Martagon pomponij. Den Martagon Lelie nae den naem pomponij genoemt, is schoon
Orangie van coleur, kan met saffraen geschildert worden, ende lak gediept, ende de ribbekens
met wit gehoocht, de plecxkens zijn swart, ende de lellekens met de nopkens wit masticot, de
steelen zijn Berchgroen
[p. 412]
met wat spaenschgroen onder malkanderen gemengt, de bladeren insgelijcx met sapgroen
gediept.

Rosa alb Blenofloro. Dese eerste lieffelijcke welruykende Rose sal mogen gecoloreert
worden met suyver lootwit, ende soet florey nae den eysch gediept, de middel saelinghskens
zijn bruyn oker geel, met wat schijtgeel ende lack getoucheert. Den steel is spaenschgroen
met masticot gebrooken, gelijk ook de sydelbladers, de aders die daer door loopen sijn
Masticot met spaansgroen gediept. De bladeren oft het loof is te coloreren met schijtgeel ende
assche, wat florey daar onder gemengt, met wat Wit onder deese coleur gehoogt, ende lamp-
swert gediept, de blader-steelen zijn wat lichter na den geelen trekkende.

Rosa rubra Praenestina. Rose is schoon licht root ende kan met schoon lak werden gediept.
De saylinske schoon Masticot geel, met wat bruyn oker gediept de coleur mag getempert
worden met wat slegten lak, met Witten gehoogt.

Rosa contifolia Batavia, is schoon hoog-lijfverwig, ende mag geschildert worden met lak
ende wit, na zijnen eysch met lak gediept, ende Wit daar onder een weynig lak gehoogt. De
steel is Berg-groen een weynig spaansch-groen daar mede vermengt, het diepsel lak ende
spaansch-groen, waar mede ook de knoopkens geschildert konnen werden, het loof kan
geverwet werden met schijt-geel ende ligte asch gemengt, de ribbekens met spaansgroen ende
sapgroen, aen sommige plaetsen met lak getempert.

Rosa versicolor. De andere verscheyde geverfde Roose, is licht root ende wit, door den
anderen gestreept, ende kan beter met de pinceel naar de waarheyt, als met de penne
uytgebeelt werden.

Belvedere. De Bloemkens van de eerste kloxkens Belvedere genoemt konnen geschildert


worden met
[p. 413]
licht smalt blau ende met wat lakmoes gediept, de lellekens zijn Wit na den geelen trekkende,
van binnen na den knoop is de bloeme ook bleeker ende witachtig.

Campanulo flore alba. De Witte kloxken kan men met Wit ende lampswart schilderen, de
lellekens binnen sijn als de voorgaande blauwe, het middelknoopken daar de lellekens aan
wassen is Wit-groen, met een soet groenken daar om. Het loof is berg-groen met spaansch-
groen gediept, de uytspruytsels zijn bleeker, met wat Wit ende Masticot onder de voorseyde
coleuren gemengt gehoogt.

Papaver flore maltiplice. De twee soorten van Papaver Roosen hier uytgedrukt zijn van
coleuren, de eerste Wit, ende de tweede incarnaat, seer dubbelt ende van veel blade, ende kan
dese geschildert worden met menije en vermilioen vermengt, de hoogsels wesende van
vermilioen daar onder, doch de uyterste diepsels mogen met schoon vermilioen getrokken
werden, om die te beter doen gloeden het middelknopken is oker geel int midden berggroen.

Superba alba. Het eerste bloemken van de pluimkens is Wit, ende kan gecoloreert werden
met loot Wit een weynig root sulkx dat men nauwelijkx en kan merken daar onder vermengt,
het kransken is schoon bloet root, na den midden wat grauw, de hornkens ende draykens zijn
Wit gespleten met wat lak coleur, het kransken kan men diepen met wat root swart, het
saathoofdeken is licht berchgroen, de lellekens zijn wat na den lichten geel. Het loof is berch-
groen ende asch met spaans-groen gediept.

Superba flore simplice. De ander pluymkens bloem is lijf verwe of inkarnaat van coleur, en
na de midden bykans Wit, de hoorkens zijn voor aan mede Inkarnaat coleur, het saat huysken
berg-groen
[p. 414]
met wat spaensgroen gediept, doch het knoopken voor aen is lack coleur, het scheyken vande
bloem is als het saethoofdeken, den steel is spaenschgroen ende de bladeren zijn wat lichter.

Rosa Moschata. De coleur van dese bloem is suyver wit, treckende op het geelachtich wit by
naast, binnen heeftse geelachtige draykens, belanghende den steel ende loof is effen ende
kaal met weynich doornen bewassen die Karstaangien root zijn, 't coleur van desen steel is
licht groen wat lichter als de bladers, de bladeren zijn groen ende mogen geschildert worden
met schijtgeel ende asschen, blinkende op de averechtige zijde, met soo bruynen groen maar
lichter, en wat Wit ende berg-groen getempert, de steelen daar de bloeme op wasschen ende
op rusten, zijn Kastaangien bruynachtich, de coleur mach geschildert worden met wat lak
ende oker.

Flos solis of Chrysanthenum. Die bladeren die rontom dese Sonne bloem staen zijn schoon
Masticot coleur, oft soo den Masticot niet hooch van verwe en is, moet met wat lak getempert
worden, blinkende, ende wat schijtgeel gediept zijn, het binnenste met besien aengelegth, dan
men moet wel acht nemen dat men de steerkens met lichte Mastikot verhoocht. De horenkens
of den tweden rant, met het voorgenoemde koleur verhoogd moet zijn, de middel-kruyn is het
bruinste van allen. De bladeren die achter de geele bladeren komen die moeten wel afsteken
want het groene bladers zijn, den steel ende den bladeren moeten met asch, en schijtgeel
gediept zijn, ende met wit ende Masticot gehooghd.

Canna Indica. Indiaensch riet, dese vreemde riet blomme, is schoon Gout geel van koleur
met swarte stippelen bespreydt, de bladeren zijn het witte nieskruyt niet ongelijck, mogen
gekoleurt worden

You might also like