You are on page 1of 5

Voorheên en thans.

Alvorens eenige historische bizonderheden en anekdoten te verhalen over het publieke leven van
vroegere Afgevaardigden en van hedendaagsche Kamerleden, welke thans gehuisvest zijn in het
Gebouw en de Zaal van de Staten van Holland, wensch ik met korte trekken de geschiedenis van het
ontstaan en den levensloop der geschiedkundige Eerste-Kamerzaal in herinnering te brengen.

De Staten van Holland hadden zich in de 16e en 17e eeuw voor hunne vergaderingen met een
slechte en onvoldoend ingerichte zaal moeten behelpen. Talrijk waren de klachten, die hierover van
de Afgevaardigden gehoord werden, en hoezeer men ook naar een afdoende wijzigzing van dezen
onhoudbaren toestand zocht, duurde het zeer lang aleer men de hand aan het werk kón slaan. Onder
de omstandigheden, welke deze gewenschte verbetering in den weg stonden, behoorde o.a. het
gebrek aan een geschikte lokaliteit, waarin de Staten zouden kunnen samenkomen als hun zaal werd
gesloopt en op dezelfde plaats een nieuwe moest opgebouwd worden; hiermeê waren natuurlijk
eenige jaren gemoeid.

Toen nu in 1650 Prins Willem II overleed en tengevolge daarvan het Stadhouderlijk Kwartier vrij
kwam, besloten de Staten eindelijk (ook nog op grond van andere overwegingen)

[p. 202]

tot den bouw van een nieuwe Vergaderzaal over te gaan, op het terrein gelegen tusschen den
Oostelijken Hoektoren van het Binnenhof en de Hofkapel, en palende aan den Vijver. Met den bouw
van dit belangrijk architektonische werk werd een der beroemdste bouwmeesters van zijn tijd belast,
die na Jacob van Campen zeker de grootste reputatie in Holland en het buitenland bezat, nml. Pieter
Post, die als ontwerper en architekt van eenige der voornaamste historische bouwwerken in den
Haag zich in de kronieken der residentie een onvergetelijke reputatie heeft verworven.

In 1652 werd een aanvang gemaakt met den bouw, die eerst in 1658 eindigde. De zaal werd met de
grootste weelde en sierlijkheid voor dien tijd ingericht; de wanden werden met prachtige tapijten
behangen, welke opzettelijk ontworpen en besteld waren, en die de vakken van den langen blinden
muur bedekten; de overliggende wand had vijf groote ramen, die uitzicht op den Vijver gaven. De
twee kortere zijmuren, die deuren bevatten naar de op zij gelegen bijvertrekken, waren met twee
reusachtige open schouwen versierd, waarin de bekende hout- en turfvuren van dien tijd werden
aangestoken. De schoorsteenvakken boven deze schouwen, vol lof- en snijwerk, waren behangen
met schilderstukken, die allegorische voorstellingen gaven van den Oorlog door Jan Lievenz, en van
den Vrede door Hanneman. De bovenvakken van de tapijt-behangsels, halfcirkel-vormig, had men
doen beschilderen met tafereelen, die de natiën en volkeren der vier bekende waerelddeelen
imiteerden, in den aard en op de wijs van hun land gekleed, en over een baluster in de zaal
neêrkijkend - een taak, die thans geheel vrijwillig en met meer afwisselingen door de tribune-
bezoekers van de Eerste-Kamer is overgenomen. Dit versierings-idée was ook op het houten
gewelfde koepeldak

[p. 203]

voortgezet, dat in rijen vakken met hoekstukken was verdeeld en zich thans nog geheel
ongeschonden boven de hoofden der leden van ons Hooger-Huis buigt.

De Staten van Holland bleken bizonder trotsch te zijn op hun nieuwe en geheel éénige zaal; zij
pronkten er meê, lieten ze gaarne aan hooge buitenlandsche bezoekers zien, en trachtten ze zooveel
mogelijk een groote vermaardheid te bezorgen. Kort na de inwijding deed zich in 1660 een bizondere
gelegenheid voor om aan hun kinderlijke ingenomenheid en naïve reklamezucht een schitterende
uiting te geven. Toen Koning Karel II in dat jaar naar Engeland terugkeerde en een afscheidsbezoek
aan den Haag bracht, werd hij in plechtige zitting door de Staten-Generaal van de Vereenigde
Nederlanden ontvangen en toegesproken.

Zoo'n mooi kansje mochten de Staten van Holland niet ongebruikt laten voorbijgaan; zoo'n hooge
gast, die hun zaal zou kunnen bewonderen, verscheen ook niet iederen dag in de residentie. En
ofschoon een bezoek aan hunne vergadering voor den vertrekkenden vorst geen buitengewone
waarde of beteekenis kon hebben, werd er toch tot een feestelijke ontvangst besloten.

Nadat Engelands Koning de Groote Zaal verlaten had, waar hij uitgeleide werd gedaan door een
Kommissie der Staten-Generaal, vond hij onder aan de trap de Staten van Holland op Hem staan
wachten In gala-optocht zou men Karel II naar het nieuwe Gebouw op het Binnenhof geleiden. Prins
Maurits van Nassau, Veldmaarschalk der Nederlanden, ging den Vorst blootshoofds vooraf, en achter
Hem volgden de leden der Staten paarsgewijze. Men sprak den vorstelijken bezoeker in plechtige
zitting toe; Karel II antwoordde met eenige vleyende volzinnen, en nam vervolgens de prachtige zaal
der Staten en ook die

[p. 204]

der Gecommitteerde Raden in oogenschouw, de heeren over hun smaak en goed geluk met zooveel
schoons komplimenteerend! Daarmeê liep het hooge bezoek af.

Maar deze weelderig ingerichte vergaderkamer werd af en toe ook voor extra-parlementaire
gelegenheden gebruikt en afgestaan. Zoo bijvoorbeeld in 1672. Toen in dat jaar de Prins van Oranje,
later Koning Willem III, tot Kapitein-Generaal en Admiraal van Holland was benoemd, wilde hij de
heeren van de Staten van Holland en gelegenheidsfuifje aanbieden. Maar door de groote
getalsterkte van de leden zou het natuurlijk, ook tengevolge van de luxeuse tijdsomstandigheden, in
een schitterend gastmaal ontaarden. En nu was het Stadhouderlijk Kwartier na den bouw van de
nieuwe Statenzaal geen lokaliteit meer rijk, die ruim genoeg was om alle heeren tegelijk te bergen. Er
bleef den Prins dus weinig anders over, dan aan de Staten het gebruik van hun zaal te vragen, die ten
koste van het Kwartier zijner vaderen gebouwd was.

Dit verzoek werd door de eetlustige leden ingewilligd, hetgeen een gelegenheids-poëet het volgende
versje in de pen gaf:

Oranje gaf den Staat van Holland 't middagmaal,

Daartoe verleent de Staat aan Hem de groote zaal,

Van haar vergadering - zegt mij nu eens Poëten,

Was Holland bij den Prins, of Hij bij Haar ten eten.

Gedurende den maaltijd1) losten op den Vijverberg twee-en-dertig kanonnen ieder dertig schoten,
en werd op het eilandje in den Vijver een luisterrijke illuminatie ontstoken.

1)

De heeren schijnen ongelooflijk geschransd te hebben, want zij konsumeerden o.a.: 300 duiven,
100 kapoenen, 500 kuikens, 300 kippen, 800 leeuwrikken, 500 patrijzen, 32 speenvarkens, 30 wilde
zwijnen, 40 lammeren, 16 kalveren, 154 pasteyen, 100 schapentongen, enz.

[p. 205]

Dit geschiedde een eeuw later nogmaals, maar onder geheel verschillende omstandigheden en voor
een gansch ander doel. Op 26 Januari 1795 had in deze vergaderzaal de eerste bijeenkomst van de
Provisioneele Representanten des Volks plaats, die door Pieter Paulus werd gepresideerd, en de
‘Vergadering van de zoogenoemde Staten van Holland en West-Friesland, bestaande uit Ridderschap
en Steden’ vervallen verklaarde. En toen den 17en Juni van datzelfde jaar deze Voorloopige
Representanten het volk een feest aanboden bij gelegenheid der heugelijke alliantie met het
Fransche Volk, besloten zij 's Woendags 's avonds in deze zaal bijeen te komen, om voor de groote
vensters, die op den Vijver en den Vijverberg uitzicht geven, het vuurwerk en de illuminatie te
aanschouwen, welke om half-elf voor de opgewonden menigte zou worden ontstoken.

Drie jaar later greep in deze zaal een andere gebeurtenis plaats - een daad van geweld. In 1798 was
ze aangewezen voor de vergaderingen van de Tweede-Kamer, terwijl de Eerste-Kamer, het sterkste
in ledenaantal, naar den overkant van het Binnenhof werd verwezen in het toenmaals nieuwe
gebouw, dat men juist gesticht had om het Kwartier van (den reeds vertrokken) Willem V uit te
breiden. Ze huisden er slechts korten tijd, want op den namiddag van den 12en Juni van dat jaar
drongen de Grenadiers op bevel van Generaal Daendels de vergadering binnen en namen eenige
leden van de Tweede-Kamer gevangen.1) En in September 1801 werden

1)

Den 22en Januari waren reeds een vijftigtal Volksvertegenwoordigers met hun voorzitter
Midderigh en de Generaals Daendels en Joubert samengekomen in het oude huis van de Stad
Haarlem, gelegen op den Korten Vijverberg (in het huis, waarin zich thans de bankiersfirma van de
heeren Keurenaer & Co. bevindt), om dezen staatsgreep voor te bereiden.

[p. 206]

op last van de Directeuren de deuren van het Gebouw gesloten en verzegeld.

Maar de wisselvallige levensloop van deze zaal was hiermeê nog niet afgeloopen. Toen in 1801 een
nieuw Wetgevend Lichaam van vijf en dertig leden werd ingesteld, verbrak men de zegels van de
deuren, en opende men haar voor de vergaderingen van dit Kollege. Kort daarop, onder het
Koninkrijk van Lodewijk Napoleon werd op 26 November 1803 het besluit gedekreteerd, dat de
gebouwen tusschen den Hoektoren en de Hofkapel ter beschikking van den Minister van Oorlog
zouden worden gesteld, en tot huisvesting bestemd moesten worden voor de Derde Klasse van de
Koninklijke Militaire kweekelingen. En in dièn tijd heeft men waarschijnlijk de prachtige tapijtwerken
uit de zaal verwijderd, welke evenals zoovele andere Hollandsche kunstschatten spoorloos in de
handen der Franschen verdwenen zijn. Veel versieringen kon men evenwel in de zaal niet
achterlaten, daar ze gedurende onze vereeniging met Frankrijk werd aangewezen als de plaats, waar
de rekruten gekeurd zouden worden.

Na het herstel onzer onafhankelijkheid keerde zij weêr tot haar oude bestemming terug, en ontving
den naam van ‘Ridderzaal’, omdat de Ridderschap van Zuid-Holland er geregeld in samenkwam. En
geheel in haar eer werd ze hersteld, toen in 1848 de Eerste-Kamer der Staten-Generaal hare, volgens
de herziene Grondwet openbaar geworden zittingen in de oude Statenzaal ging houden. Tengevolge
van de vele veranderingen, de verwaarloozing en de slordigheid van de opeenvolgende geslachten,
was een goede restauratie noodzakelijk geworden.

In de halfcirkelvormige bovenvakken van de bogen werden de medaillon-portretten van acht


Raadpensionarissen geschilderd, van: Oldenbarnevelt, Cats, Pauw

[p. 207]

de Wit, Fagel, Heinsius, Van der Spiegel en Schimmelpenninck. De vijf vensters, die op de Noordzijde
uitzicht gaven op den Vijver en den Vijverberg en waarvoor vele beroemde mannen naar illuminaties
en kanonsalvoos gekeken hadden, werden tot den grond toe verlengd en van spiegelruiten voorzien.
Het houtwerk werd bruin geverfd en rijkelijk met verguldsel bedekt. En in een der leege vakken,
waarin vroeger de mooye tapijten gehangen hadden, boven den stoel van den Voorzitter, plaatste
men het levensgroot portret van Koning Willem II, in 1848 door J.A. Kruseman geschilderd; het was
een geschenk van den Vorst aan het Hooger-Huis, omdat de vergaderzaal niet groot genoeg was er
de zitting van de beide Kamers van de Staten-Generaal in te openen. ‘Ik kan niet bij u komen, sprak
Willem II, daarom wil ik u mijn portret geven, dan ben ik altijd bij u.’

In dit stadium der geschiedenis verkeert thans nog de fraaye en historische zaal van de
tegenwoordige Eerste-Kamer.

't Spreekt echter van zelf, dat evenals de bestemming en de toestand van de vier wanden
herhaaldelijk aan wijzigingen onderhevig waren, ook de inrichting voor de zitplaatsen der leden van
de verschillende kolleges en de staanplaatsen voor het luisterend publiek gelijken tred hielden met
de wijze van samenstelling der vergadering.

De Staten van Holland en West-Friesland bestonden oorspronkelijk uit de Ridderschap of de Edelen,


(waaronder Egmont den naam had van den rijkste, Brederode van den edelste, en Van Wassenaar
van den oudste te zijn) vertegenwoordigd door minstens drie hunnner, en uit twee of drie leden van
elk der achttien Stemhebbende Steden. In de vergaderingen van dit Kollege waren al de
Afgevaardigden echter niet gelijk; de Edelen moesten boven de Afgevaardigden der Steden

[p. 208]

You might also like