You are on page 1of 4

As: gewoon speciaal

Wie ben ik?


 Hoe zie ik mezelf?
 Heb ik een zelfbeeld?

ASS = pervasieve ontwikkelingsstoornis


 Label = niet gekozen
 Autisme = meer dan een beetje anders zijn

Als je iemand met autisme gezien hebt dan heb je één persoon met autisme gezien. Niet iedereen is
hetzelfde.

Lucas:
 Aan de buitenkant zie je niets aan hem
 Vriendelijk, kan luisteren en is behulpzaam
 Vanbinnen voelt hij zicht anders
 Negatief zelfbeeld

Wat is een zelfbeeld?


 Je zelfbeeld zijn alle gedachten die jij in de loop der jaren over jezelf hebt opgebouwd
 Hoe zie jij jezelf? Kijk je positief of negatief naar jezelf? Spui jij hoofzakelijk kritiek, of ben je
lief voor jezelf?
 Doordat je zelfbeeld vanuit je onbewuste geest je gedrag stuur, bepaalt het de resultaten die
jij behaalt.

Een zelfbeeld
 Omvat 2 kanten
 Wat je weet van jezelf: je kenmerken, je talenten, je kwaliteiten, je capaciteiten, je
eigenaardigheden
 Hoe je je beoordeelt als persoon: verstand en gevoel

Wist je dat
 Een zelfbeeld draag je je hele leven mee
 Je gelooft in het beeld dat je hebt
 Je gedraagt je naar het beeld dat je hebt
 Zelfbeeld = wat iemand van zichzelf denkt

Werken aan een positief zelfbeeld


 Kost tijd
 Kan lukken
 Systematisch opbouwen

Hoe?
 Afscheid nemen van gedragen die je negatief zelfbeeld in stand houden
 Kijken naar positieve zaken
 DIT MOET JE LEREN, MAAR DIT KAN JE LEREN
 ‘Het gaat er niet om wat een ander van mij zou kunnen denken, het gaat erom hoe ik over
mezelf denk’

1
Wat kunnen wij doen om hen beter ‘voor te bereiden’ op hun toekomst?
1. Bewust worden van wie ze zijn? Hoe ze waarnemen? Hoe ze denken?
2. Hun bepekringen aanvaarden en hier mee leren omgaan.
3. Hoe groot is hun CC (centrale coherentie) gehalte?
4. Wat doe je in bepaalde situaties? Hoe doe je dit?
5. Aanleren en trainen van functionele vaardigheden ifv werk
6. Zichzelf leren ontstressen, een TO geven
7. Hulpmiddelen (op maat) leren gebruiken
8. Maatwerk!

Basishouding
 De wetenschap: autisme van binnenuit begrijpen
 Benutten van de expertise van de ouders (ervaringsdeskundigen)
 Ervaringsdeskundigen: hoogfunctionerende personen met autisme, onze jongeren zelf…

Buitenkant = het gedrag dat je ziet


 De buitenkant (het gedrag) is het gevolg van wat er binnenin (het anders denken) afspeelt.
 Op drie vlakken treden er stoornissen op:
 Stoornis in de sociale interacties
 Stoornis in de communicatie
 Flexibel denken en handelen

De binnenkant = wat je niet ziet


 ASS is een hersenstoornis.
 Kinderen, jongeren en volwassenen met ASS hebben een andere manier van denken
 Ze hebben cognitieve tekorten op vlak van:
 Centrale coherentie (samenhang denken): CC
 Is het vermogen om diverse informatie samen te kunnen brengen om zo de
betekenis te kunnen construeren in een context, een geheel.
 Dit heeft invloed op de prikkelverwerking en de communicatie
 Bij een normale ontwikkeling wordt eerst het geheel waargenomen en
dan pas de details
 Bij ASS: niet spontaan de samenhang zien in een veelheid van
details = detaildenken of losgekoppeld denken
 Theory of mind: TOM
 Is de vaardigheid om de mentale toestand (gedachten, gevoelens, intenties,
wensen) toe te schrijven aan zichzelf en andere mensen en op basis daarvan
gedrag te kunnen verklaren en voorspellen. Dit heeft invloed op de sociale
interacties
 Bij een normale ontwikkeling spreekt men ook wel van buikgevoel
 Bij ASS is er een onvermogen om zich een voorstelling te vormen
van eigen of andermans gedachten, gevoelens, verlangens.
 Theory of own mind:
 Zicht hebben op eigen intenties (met opzet of niet?) is moeilijk
 Weten overschatten, ook al hebben ze het niet gezien
 Rapporteren van eigen gedachten, vooral in beelden ipv woorden
 Theory of own mind vaak meer gestoord dan ‘other’ mind
 Executieve functies: EF
 Is een paraplucontext en bevat: probleemoplossend denken, plannen, het
controleren van impulsen, flexibiliteit in denken en doen, werkgeheugen,
organiseren van gedachten en gedrag.
 Bij een normale ontwikkeling kan men vlot zijn strategie aanpassen
aan een veranderde situatie
 Bij ASS is er meestal de moeilijkheid om de aanpak die niet werkt te
veranderen of een nieuwe aan te leren.

2
Drie belangrijke vragen aan jezelf
1. Wie ben ik?
 Hoe kijk je naar jezelf? Hoe zie je je eigen identiteit?
2. Wie zou ik willen zijn?
 Welke eigenschappen en kennis zou je willen hebben? Wat wil je dat anderen van je
denken en plezierig aan je vinden
3. Wat heeft mij verhinderd te worden wie ik wil zijn?
 Wat heeft mij verhinderd te worden wie ik wil zijn? Waarom ben je niet degene die je
zou willen zijn? Wat of wie houdt je tegen?
 Kennis
 Weet je genoeg?
 Weet je genoeg om te kunnen handelen?
 Weet je wat je moet doen?
 Heb je genoeg informatie?
 Waar kun je eventueel meer kennis vandaan halen?
 Ervaring
 Heb je relevantie ervaring?
 Gedrag
 Kun je het?
 Wat ga je doen?
 Zijn je handelingen effectief?
 Heb je de mogelijkheden om het uit te voeren?
 Overtuigingen
 Wat maakt dat je zo denkt?
 Wat levert het je op om zo te denken?
 Wat maakt dat je die overtuiging niet los wil laten?
 Wat zou het je kunnen opleveren om hier anders naar te gaan kijken?
 Normen en waarden
 Vind jij dat het hoort, vind jij het gepast?
 Past dit bij jouw rol?
 Wanneer ben je teleurgesteld?
 Welke rol vind jij dat je moet spelen?
 Wat vind jij erg belangrijk in de samenwerking met elkaar?
 Vb: ik vraag een ander niet graag om hulp, Achterliggende normen kunnen zijn: je
mag iemand niet lastigvallen, hulp vragen is voor zwakkelingen
 Zelfbeeld
 Is dit wat je van jezelf vindt? Hoe denk je over jezelf en wat denk je dat anderen over
jou denken? Opvattingen over jezelf vormen je zelfbeeld. Een eerder negatief beeld
zou kunnen blijken in uitdrukkingen als:
 Dat ga ik nooit kunnen
 Dat lukt mij toch niet
 Eigenschappen
 Is dit een patroon bij jou? Is dit een automatische reactie? Waar sta je voor? Hoe je
over...
 Motieven en drijfveren
 Haal je er nu energie uit? Wat wil je echt? Waar geniet je van?
 Wat wil je het liefst doen? Wat drijft jou? Waar ga je voor?
 Wat motiveert jou?

Leren omgaan met ASS = een levenslang proces. Nood aan individueel mentorschap.

Waarom uitleggen?
 Diagnose kennen = recht
 Zelfkennis = macht
 Komen in moeilijke situaties terecht en zoeken een verklaring
 Hebben onrealistische verwachtingen over de toekomst

3
Zelfbeeld
 Zelfbeeld = verarmd/anders
 Berust meer op feiten
 Spontaan: minder sociaal
 Beïnvloed door autistisch denken

Gevolgen autisme denken


 Zwart-wit beeld = te negatief (zwart) of te positief (wit)
 Hyperselectiviteit (details)
 Misverstanden omwille van taalbegrip
 Geen coherentie met dagelijks leven: theoretische kennis
 Zelfbeeld kunnen we niet veranderen wel POSITIEF beïnvloeden.

ASS:
 Problemen
 Zien details, geen gehelen
 Starre denkbeelden
 Weigeren veranderingen
 Kwalitatieve tekorten
 Moeite met het begrijpen van sociale situaties
 Anders zijn
 Tekort aan verbeelding
 Afwijkingen
 Zwakte in centrale coherentie
 Omgaan met andere mensen is moeilijk
 Negatief label
 Maar… nood aan positief zelfbeeld
 Abstract gegeven
 Maar… concrete denkstijl
 Verschillende definities en termen
 Maar... nood aan éénduidigheid
 Wat we doen = belangrijker dan wat ze zeggen

Zelfwaardering verhogen
 Meer succeservaringen
 Verwachtingen die realistisch zijn

Diagnose meedelen
 Meedelen alleen volstaat niet
 Concreet uitleggen
 Misverstanden corrigeren
 Samenhang aanbieden
 Sterktes details plaatsen
 Verschillen en gelijkenissen
 Een positief-realistisch beeld ophangen

1. Wees bewust van je gedachten


2. Onderneem elke dag iets nieuws
3. Erken je angsten in plaats van ze weg te duwen
4. Geef je zelfvertrouwen de nodige tijd en energie om te groeien
5. Straal zelfvertrouwen uit
6. Accepteer een compliment
7. Iedereen is gezegend met unieke talenten en gaven

You might also like