You are on page 1of 57

2

j a a r g a n g 5 7 / fe b r ua r i 2 0 1 4
20 1 4

Huisarts en Wetenschap

Onder zoek
1

Het ZWIP, een digitale overlegtafel voor ouderen en


2

hulpverleners
3
4

Onder zoek
5

De effectiviteit van leefstijlinterventies in de eerste lijn


6
7

NHG-S tanda ard


8

Astma bij kinderen


9

Perifeer arterieel vaatlijden


10
11
12

M a a n d b l a d va n h e t N e d e r l a n d s H u i s a r t s e n G e n o o t s c h a p
inhoud

Onderzoek

2
W ETENSCH AP

58 Het ZWIP, een digitale overlegtafel voor ouderen en hulpverleners


Sarah Robben, Marieke Perry, Mirjam Nijhuis-Huisjes, Leontien van Nieuwenhuijzen, Henk Schers, Chris van Weel,
Marcel Olde Rikkert, Theo van Achterberg, Maud Heinen, René Melis
64 De effectiviteit van leefstijlinterventies in de eerste lijn
Jeroen Lakerveld, Sandra Bot, Giel Nijpels
Commenta ar
68 Multidisciplinaire richtlijn niet-scrotale testis
Janny Dekker

nhg-standa ard
70 Astma bij kinderen (derde herziening)
Patrick Bindels, Erik-Jonas van de Griendt, Marion Grol, Wouter van Hensbergen, Thei Steenkamer, Hans
Uijen, Jako Burgers, Roeland Geijer, Mariska Tuut
81 Perifeer arterieel vaatlijden (tweede herziening)
Marie-Louise Bartelink, Bernard Elsman, Andrew Oostindjer, Jelle Stoffers, Tjerk Wiersma, Jacques Geraets

Huisartsenzorg in cijfers
KLINISCHE PR AKTIJK

82 Contactvormen van de huisartsenpraktijk


Daniël van Hassel, Raymond Kenens
(Ver)stand van zaken
83 COPD of astma en hartritmestoornissen
Miriam Warnier
Nascholing
84 Nieuwe richtlijn niet-scrotale testis
Tjerk Wiersma, Mascha Kamphuis, Elske van den Akker-van Marle
88 Basis dermatica: ‘The fatter the better?’
Alfred Sachs, Carla Bruijnzeel-Koomen
Klinische les
92 De waarde van de CRP-test na uitsluiting van longembolie
Wim Lucassen, Marlous Kuijs-Augustijn, Henk van Weert
Import
100 Helpt extra sporten bij depressie?
Wilma Spinnewijn
101 Wat bepaalt het risico op trombose bij de pil?
Marissa Scherptong-Engbers
C ATS
102 Geen bewijs voor pilswitch tijdens borstvoeding
Jacqueline Dekker, Ferry Bastiaans, Otto Maarsingh
PEARLS
103 Behandeling chronische blefaritis niet effectief
Geert Goderis

55 Journa al
63, 98 Columns
91, 95 boeken
96 Interview
99 kennistoets
104 Colofon H&W

5
het nhg

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 53


R e dac t i o n e e l

Kwetsbare ouderen: we zwippen!

M et 21% patiënten boven de 65 jaar heb ik een praktijk met een relatief
oude patiëntenpopulatie. De meesten van hen zijn gelukkig redelijk
gezond en zelfredzaam en hebben mij niet vaak nodig. Acht ouderen wo-
nen in het verzorgingshuis en bij 20 thuiswonende ouderen is vanwege
geheugenproblematiek een ouderverpleegkundige uit het ‘dementie-ke-
ten-team’ betrokken. Deze ouderen zijn zeker kwetsbaar te noemen.
Daarnaast heb ik een flink aantal thuiswonende oudjes die om andere
redenen kwetsbaar zijn.
Zo is er de 89-jarige mevrouw O. en haar 92-jarige man die zelfstandig
wonen in een appartementencomplex. Tot voor kort waren ze redelijk ge-
zond en zelfredzaam, maar ze raken steeds meer aan het kwakkelen. Hij
door invaliderende slechthorendheid, zij door ulcus cruris als gevolg van
arterieel vaatlijden. Een inventarisatie leert dat zij worden ondersteund
door de volgende personen: vrijwilligers van ‘tafeltje dekje’, schoondoch-
ter (boodschappen), dochter (coördinatie van alle doktersbezoeken), thuis-
zorg (hulp bij douchen), wondteam (verzorging van het ulcus cruris), alfa-
hulp (schoonhouden appartement), zoon (financiële beslommeringen). Zij
bezoeken de oogarts (oh ja, ook nog staar), vaatchirurg, kno-arts en der-
matoloog. Daarnaast komt de fysiotherapeut aan huis om mevrouw aan
het lopen te houden. Als huisarts heb ik de regie…
Steeds minder ouderen komen in aanmerking voor intramurale zorg
en de taken van de huisarts voor de groeiende groep thuiswonende oude-
ren worden steeds complexer. In 2008 is het Nationaal Programma Ouderen-
zorg gestart om de samenwerking tussen alle betrokkenen in de ouderen-
zorg te verbeteren en in den lande zijn onder deze paraplu regionale
projecten opgestart. In het Nijmeegse is het Zorg en WelzijnsInfoPortaal,
afgekort als ZWIP, ontwikkeld. Dit is een digitale overlegtafel waarbij de
oudere structureel in kaart wordt gebracht: welke hulpvragen heeft de
oudere, welke aandoeningen, welke medicatie, en welke mantelzorgers
en hulpverleners zijn betrokken. Via een beveiligde portaal kunnen be-
richten worden uitgewisseld.
Robben et al. beschrijven in deze H&W de resultaten van een imple-
mentatieonderzoek van dit informatieportaal. Na een jaar spreken de on-
derzoekers voorzichtig van een succes: hulpverleners waren positief over
het gebruiksgemak en de betere mogelijkheden voor onderlinge samen-
werking. Een vervanging voor persoonlijk contact was het niet. De oudere
staat centraal in het ZWIP, maar niet veel ouderen hadden toegang tot
internet. De mantelzorger kan namens de oudere inloggen, maar niet
alle ouderen waren hiervan gediend. Kritiekpunt is dan ook dat het ZWIP
niet altijd goed aansluit bij de behoeften van de huidige generatie oude-
ren. Of het ZWIP ook leidt tot gezondheidswinst voor thuiswonende ou-
deren, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Het ZWIP is vorig jaar naar mijn regio geëxtrapoleerd, en het bejaarde
echtpaar is recent aangemeld. Zij hebben zelf geen internet, maar hun
dochter wilde dit klusje graag van hen overnemen. Inmiddels gaan er be-
richtjes over en weer tussen de dochter en de betrokken hulpverleners. Ik
ben minder tijd kwijt met het terugbellen van deze en gene, en heb meer
zicht en grip op hun zorgsituatie. Laatst sprak ik de fysiotherapeut telefo-
nisch en hij sloot ons overleg af met: ‘Hé dok, we zwippen, hè?!’▪
Linda Bröker

54 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


CRP-sneltest hoeverre het gebruik kosteneffectief is. herstel was in beide groepen gelijk. In

journa al
Uit een uitgebreid Europees Eerste- de CRP-groep werd minder antibiotica
kosteneffectief? lijnsnetwerk (GRACE) werden gegevens voorgeschreven, maar ook dit verschil
van Noorse en Zweedse praktijken was niet significant (p = 0,08). De kos-
De huisarts komt vaak voor een dilem- gebruikt voor een analyse. Alle ge- ten bij gebruik van de sneltest nemen
ma te staan: antibiotica voorschrijven ïncludeerde patiënten (in totaal 370) weliswaar toe, maar de besparing op
en ‘geen risico nemen’ of nog maar moesten voldoen aan nauw omschre- antibiotica is duidelijk, hoewel het
even afwachten. ven criteria. Gekeken werd naar onder verschil met de controlegroep niet sig-
Het probleem bij luchtweginfec- meer een toegepaste CRP-sneltest, nificant is (p = 0,09 respectievelijk p =
ties is alom bekend. De steun van een antibioticavoorschrift en kosten voor 0,08). De auteurs concluderen dat de
diagnostisch hulpmiddel is uiteraard de gezondheidszorg. In driekwart van toepassing van de CRP-sneltest in de
welkom. Sputumkweken, laborato- de gevallen werd de test gebruikt. De huisartsenpraktijk kosteneffectief lijkt
riumonderzoek en beeldvormend patiënten die de CRP-sneltest kregen, te zijn. ▪
onderzoek vormen aan het ziekbed of hadden significant meer comorbiditeit. Arie Knuistingh Neven
in de spreekkamer geen bruikbaar al- Bij hen werden uitgebreidere medische
ternatief bij het nemen van een snelle onderzoeken verricht, maar er waren Oppong R, et al. Cost-effectiveness of point-of-
beslissing. De CRP-sneltest wordt hier wel minder verwijzingen naar het zie- care C-reactive protein testing to inform antibi-
wel voor gebruikt. De vraag dringt zich kenhuis. otic prescribing decisions. Br J Gen Pract
op of deze test effect heeft op het anti- De kosten voor de gezondheidszorg 2013;63:e465-71.
bioticagebruik, of het herstel er al dan waren hoger in de CRP-groep, maar
niet gunstig door beïnvloed wordt en in het verschil was niet significant. Het

E-sigaret even e-sigaretten gebruikten gemiddeld 1 middelen. In de NHG-Standaard Stop-


nicotinevulling per dag, wat overeen- pen met roken komt het gebruik van de
effectief als komt met slechts 20% van de nicotine e-sigaret als nicotinevervangend niet
nicotinepleister die gemiddeld via echte sigaretten aan de orde. Op basis van dit onderzoek
wordt opgenomen. E-sigaretten met kunnen huisartsen patiënten die wil-
Veel rokers gebruiken elektronische een hogere dosis zouden wellicht effec- len stoppen met roken vertellen dat een
sigaretten als ondersteuning bij het tiever geweest kunnen zijn. Wat betreft nicotine-e-sigaret even effectief is als
stoppen, hoewel er weinig bekend bijwerkingen waren er geen verschillen een nicotinepleister. ▪
is over de effectiviteit van dit mid- tussen e-sigaretten en pleisters. Tobias Bonten
del. Onderzoekers uit Nieuw-Zeeland De onderzoekers concluderen dat
wilden weten of de nicotine-e-sigaret zowel e-sigaretten als nicotinepleisters Bullen C, et al. Electronic cigarettes for smoking
effectiever is bij het stoppen met roken maar matig effectief zijn om rokers te cessation: a randomised controlled trial. Lancet
dan nicotinepleisters. helpen stoppen, en dat er geen verschil 2013;382:1629-37.
In totaal 657 mensen die wilden in effect is tussen deze ondersteunende
stoppen met roken kregen nicotine-e-
sigaretten (16mg/ml), nicotinepleisters
(21mg/dag) of placebo-e-sigaretten (zon-
der nicotine). Daarnaast kreeg iedere
deelnemer telefonische ondersteuning
bij het stoppen. Om te meten of deelne-
mers daadwerkelijk stopten met roken,
werd na 6 maanden de koolstofmonoxi-
deconcentratie in uitademingslucht
gemeten.
Na 6 maanden was 7,3% van de
Foto: Marc Bruxelle/Shutterstock

deelnemers met e-sigaretten gestopt,


terwijl dit 5,8% was in de groep met
pleisters en 4,1% met placebo-e-sigaret-
ten. Door het onverwacht lage aantal
stoppers waren deze verschillen statis-
tisch niet significant. Deelnemers met

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 55


journa al

Tweede maligniteit na overlevenden van kinderkanker en hoe gemeld hadden. Patiënten zelf waren
zij ontdekt werden. Van 1965 tot 2005 zijn zich er meestal (62%) niet van bewust
vroege kanker 1275 kinderen in het UMCG behandeld dat zij een vergroot risico hadden op een
vanwege een maligniteit. Vierentachtig nieuwe maligniteit.
De wet van Murphy lijkt helaas ook op van hen (6,6%) bleken een tweede tumor Dit onderzoek laat zien dat het goed
te gaan voor mensen die op kinderleef- ontwikkeld te hebben, van wie er 27 is alert te zijn bij patiënten met een door-
tijd kanker hebben doorgemaakt. Zij overleden. Vijfendertig (61%) patiënten gemaakte maligniteit op de kinderleef-
houden de rest van hun leven een ver- met een tweede tumor deden mee aan tijd. Zij hebben een groter risico op een
grote kans opnieuw kanker te krijgen, een telefonische enquête. Zij hadden tweede tumor die zich meestal op rela-
door late effecten van behandeling en tezamen 45 tumoren, waaronder hersen- tief jonge leeftijd openbaart. Via de ‘late-
groter individueel risico kanker te ont- tumoren (n = 14), basaalcelcarcinomen (n effectenpoli’ wordt steeds vaker gewerkt
wikkelen. = 10), melanomen (n = 4) en borstkanker aan een individueel ‘follow-upplan’,
Hoewel kanker op de kinderleeftijd (n = 2). Slechts 20% van deze tweede tu- zodat patiënten maar ook huisartsen
betrekkelijk zeldzaam is (550 patiënten moren werd ontdekt bij reguliere follow- weten waarop ze bedacht moeten zijn. ▪
per jaar), wordt door een huidig gene- up op de ‘late-effectenpoli’ of andere Linda Bröker
zingspercentage van 80% de groep over- controle in het ziekenhuis. Het grootste
levenden gelukkig steeds groter. deel van de tweede tumoren (56%) werd Berendsen A.J. et al. Second cancers after child-
Groningse onderzoekers bekeken hoe gediagnosticeerd door de huisarts, om- hood cancer – GPs beware! Scan J prim Health
vaak tweede tumoren voorkwamen bij dat patiënten zich daar met symptomen Care 2013;31:147-52.

Antibiotica en paalde afwijkingen bij het lichamelijk Het onderzoek roept interessante
onderzoek, zoals een oor- of keelont- vragen op, zowel voor onderzoekers
alarmsymptomen op steking. In een eerder onderzoek heb- als voor huisartsen. Voor de eerste
de HAP ben auteurs dit wel gedaan en bij een groep over hoe het voorschrijfgedrag
optimistische schatting zouden de van huisartsen nog beter in kaart is te
Hoewel het aantal antibioticapres- resultaten uit deze twee onderzoeken brengen en voor de praktische huisarts
cripties in de Nederlandse huisartsen- er samen voor zorgen dat 46% van een waarom een antibioticarecept nu wel of
praktijk duidelijke lager ligt dan in de beslissing verklaarbaar is. niet uitgeschreven dient te worden. ▪
rest van Europa, blijft het goed om ons Meer dan 55% van de beslissing over Jurgen Damen
voorschrijfgedrag kritisch te bekijken. een antibioticavoorschrift lijkt niet
In dit grote onderzoek, verricht duidelijk terug te voeren op medische Elshout G, et al. Alarm signs and antibiotic
op de huisartsenpost door Elshout et overwegingen. Als mogelijke verklarin- prescription in febrile children in primary care:
al., kreeg één op de drie kinderen met gen noemen de auteurs onder meer de – an observational cohort study. Br J Gen Pract
koorts antibiotica voorgeschreven. In vermeende - wens van patiënt of ouders 2013;63:e437-44.
dit onderzoek werd gekeken in hoeverre om antibiotica te krijgen, het gebruik Elshout G, et al. Antibiotic prescription in febrile
het vinden van alarmsymptomen de van antibiotica als vangnet omdat pa­ children: a cohort study during out-of-hours
beslissing voor een voorschrift antibio- tiënten niet zelf gevolgd kunnen wor- primary care. J Am Board Fam Med 2012;25:810–
tica verklaart. den, en de relatieve onervarenheid van 8.
De auteurs kunnen in hun analyse- huisartsen op huisartsenposten.
modellen van het voorschrijfgedrag van
huisartsen slechts 19% van de beslissing
verklaren. Ze keken naar alarmsymp-
Foto keelonderzoek. Foto: Ilya Andriyanov/Shutterstock

tomen als leeftijd, koorts, zieke indruk,


ontroostbaar zijn, benauwdheid, typi-
sche dan wel atypische koortsstuipen,
focale neurologische afwijkingen, over-
geven, tekenen van cystitis en duur van
de koorts.
Dit houdt in dat 81% van de beslis-
sing over het voorschrijven van antibi-
otica niet met deze alarmsymptomen
valt te verklaren. In dit onderzoek werd
niet gekeken naar het vinden van be-

56 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


journa al

Risicozwangerschap vergeleek de perinatale uitkomsten van duur (small for gestational age) gevonden
zwangerschappen tussen moeders met ten opzichte van de controlegroep (5,2%
door maagverkleining en zonder bariatrische chirurgie in de versus 3%; OR 2,0; p < 0,001). Omdat
voorgeschiedenis. Hiervoor gebruikten vrouwen na bariatrische chirurgie
Obesitas (BMI ≥ 30 kg/m2) is wereldwijd zij het Zweedse medische geboorteregis- een verhoogde kans op vroeggeboorte
een grote bedreiging voor de volks- ter, waarin tussen 1992 en 2009 1.742.702 of een small for gestational age-kind heb-
gezondheid en heeft een negatieve geboorten zijn geregistreerd. Voor iedere ben, moeten zij als risicogroep worden
invloed op vrijwel alle orgaansyste- moeder met een geschiedenis van bari- beschouwd. Gezien de gestage toename
men. Obesitas in de zwangerschap atrische chirurgie werden vijf controle- van bariatrische chirurgie is het ook
is een risicofactor voor een scala aan moeders gematcht op basis van leeftijd, voor Nederlandse huisartsen van belang
ongewenste peri- en postnatale uit- pariteit, opleidingsniveau en het jaar een zwangerschap bij vrouwen die zo’n
komsten, zoals (pre)eclampsie, zwan- van de geboorte van het kind. De voor- ingreep hebben gehad als risicozwan-
gerschapsdiabetes, vroeggeboorte, geschiedenis met of zonder bariatrische gerschap te beschouwen en hiernaar te
macrosomie en perinatale mortaliteit. chirurgie werd vastgesteld aan de hand handelen. ▪
Om de gezondheid van moeder en kind van het nationale patiëntenregister van Marloeska Hoogerhuis, Amanda van de
te verbeteren, is gewichtsverlies geïn- 1980 tot 2009. Ketterij-de Ridder
diceerd. Een van de meest effectieve Hieruit blijkt vroeggeboorte vaker
methodes voor significant, blijvend voor te komen bij moeders die een Roos N, et al. Perinatal outcomes after bariatric
gewichtsverlies is momenteel baria- maagverkleining hebben ondergaan surgery: nationwide population based matched
trische chirurgie ofwel een maagver- (9,7% versus 6,1%; OR 1,7; p < 0,001). Ook cohort study. BMJ 2013;347:f6460.
kleining. werd bij deze groep vaker een te laag ge-
Zweeds onderzoek van Roos et al. boortegewicht voor de zwangerschaps-

Effecten ‘pay for definieerd als het halen van de afkap- Vergoedingen op basis van resulta-
waarden of het volgen van de richtlijn ten hadden dus maar een beperkt effect
performance’ bij niet goed ingestelde hypertensie) en op de kwaliteit van de behandeling.
het voorschrijven van medicatie volgens Deze beperkte resultaten zouden ver-
Een financiële vergoeding voor zorg- de richtlijn. oorzaakt kunnen zijn door een redelijk
verleners die de richtlijnen goed Op alle niveaus werden betere goed startniveau van de behandeling
volgen. Komt dit de zorg ten goede? Is scores behaald voor beide uitkomst- (75% volgde de richtlijn al). Daarnaast
het een perverse prikkeling? Of zijn de maten ten opzichte van het begin van waren zorgverleners niet afhankelijk
richtlijnen er nu juist om, in de mees- het onderzoek (uitkomstmaat betere van deze vergoeding en was deze moge-
te gevallen, sowieso op te volgen? instelling: individueel niveau 8,8% lijk te laag gekozen (1,6% van het salaris).
Amerikaanse onderzoekers bekeken verbetering, praktijkniveau 3,7%, ge- Goede zorg moet afgestemd worden
in een clustergerandomiseerde trial combineerd niveau 5,5%; uitkomstmaat op het individu en waar mogelijk geba-
de effecten van financiële vergoedin- juist voorschrijven: individueel niveau seerd zijn op goed onderbouwde richt-
gen op het volgen van de richtlijnen 9,1% verbetering, praktijkniveau 5,0%, lijnen. Dit onderzoek laat zien dat pay
bij hypertensie (http://www.nhlbi.nih. gecombineerd niveau 7,3%). Ten opzichte for performance niet tot betere zorg leidt.
gov/guidelines/hypertension/express. van de controlegroep werd echter alleen De vraag blijft dan ook of we met de ge-
pdf). In totaal deden 12 praktijken en op individueel niveau een significante zondheidszorg überhaupt deze richting
125 zorgverleners mee (83 huisartsen, verbetering gezien van de uitkomst- willen inslaan. ▪
42 overige zorgverleners). Vergoedingen maat betere instelling (8%). De behaalde Joris Linmans
werden gegeven op individueel niveau, verschillen na de onderzoeksperiode
centraal of gecombineerd niveau (zowel waren echter na 1 jaar niet meer aan- Petersen LA, et al. Effects of individual physici-
individueel als per praktijk). Er werd wezig. De zorgverleners presteerden an-level and practice-level financial incentives
gekeken naar twee uitkomstmaten zelfs minder goed ten opzichte van de on hypertension care: a randomized trial. JAMA
gedurende vijfmaal vier maanden: een controlegroep nadat de vergoedingen 2013;310:1042-50.
betere instelling van hypertensie (ge- stopten.

De berichten, commentaren en reacties in het Journaal richten


zich op de wetenschappelijke en inhoudelijke kanten van het
vak. Bijdragen van lezers zijn van harte welkom (redactie@nhg.
org).

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 57


Sarah Robben, Marieke Perry, Mirjam Nijhuis-Huisjes, Leontien van Nieuwenhuijzen, Henk Schers, Chris van Weel,
Marcel Olde Rikkert, Theo van Achterberg, Maud Heinen, René Melis

Het ZWIP, een digitale overlegtafel voor ouderen en hulpverleners


O nd er zo ek

Samenvatting Inleiding

O
Robben SH, Perry M, Huisjes M, Van Nieuwenhuijzen L, Schers HJ, Van ns huidige zorgstelsel is niet goed in staat adequate zorg
Weel C, Rikkert MG, Van Achterberg T, Heinen MM, Melis RJ. Het ZWIP, te bieden aan het toenemende aantal ouderen.1 De zorg is
een digitale overlegtafel voor ouderen en hulpverleners. Huisarts Wet gefragmenteerd, wat leidt tot inefficiëntie en ineffectiviteit,2,3
2014;57(2):58-62. en ouderen worden onvoldoende betrokken bij beslissingen
Achtergrond Ons huidige zorgstelsel is onvoldoende in staat om over hun eigen zorg. 4
adequate zorg te bieden aan het toenemende aantal kwetsbare Informatietechnologie kan helpen de fragmentatie van
ouderen. Het geeft weinig ruimte voor zelfmanagement door ou- de zorg tegen te gaan en kwetsbare ouderen meer regie geven
deren en mantelzorgers, en de zorg is vaak gefragmenteerd over over de zorg die ze krijgen.5 Wij ontwikkelden een webbased
verschillende hulpverleners. Om zelfmanagement en samenwer- portal, het Zorg en WelzijnsInfoPortaal (ZWIP), met als doelen
king te verbeteren, is in de omgeving van Nijmegen het Zorg en (1) zelfmanagement door kwetsbare ouderen en mantelzor-
WelzijnsInfoPortaal (ZWIP) van start gegaan, een persoonlijke, via gers te stimuleren en (2) de samenwerking tussen hulpverle-
internet toegankelijke overlegtafel voor kwetsbare ouderen, man- ners en ouderen en mantelzorgers te verbeteren. De oudere
telzorgers en hulpverleners. bepaalt welke hulpverleners toegang hebben tot het ZWIP,
Methode Na de implementatie van het ZWIP evalueerden wij het hulpverleners kunnen via het portal communiceren met de
gebruik van het portal gedurende het eerste jaar in zeven huisart- oudere zelf en met de andere hulpverleners. In dit artikel be-
senpraktijken in Gelderland en Noord-Brabant. Als aanvulling op schrijven we de implementatie van het ZWIP en welke imple-
de kwantitatieve gegevens uit de implementatie legden wij alle mentatiestrategieën en bevorderende dan wel belemmerende
deelnemende hulpverleners een vragenlijst voor en namen wij een factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Tevens bespreken we
aantal van hen een semigestructureerd interview af. de eerste resultaten.
Resultaten In de onderzochte praktijken hebben uiteindelijk 290
kwetsbare ouderen en 169 hulpverleners het ZWIP gebruikt in het Methode
eerste jaar na implementatie. Het succes van de implementatie Interventie
varieerde per praktijk, maar over het algemeen waren de hulpver- Het ZWIP werd ontwikkeld in samenspraak met hulpverle-
leners positief, vooral over het scholingsprogramma en de help- ners, waaronder huisartsen, en met ouderen en mantelzor-
desk. Factoren die deelname bevorderden, waren het gebruiksge- gers. Het ZWIP (www.zwip.nl) fungeert als een persoonlijke,
mak en de wens van hulpverleners om de onderlinge samenwerking via internet toegankelijke, multidisciplinaire overlegtafel
te verbeteren. Factoren die deelname belemmerden, waren de waaraan kwetsbare ouderen, hun mantelzorgers en hun hulp-
beperkte computervaardigheden van de ouderen en een gedeelde verleners informatie kunnen uitwisselen. Het portal bevat
voorkeur voor persoonlijk contact. gegevens over de gezondheid, het functioneren en het sociale
Conclusie Per saldo kan de implementatie van het ZWIP een suc- netwerk van de oudere, een overzicht van de zorg die de pa-
ces genoemd worden. De hulpverleners gaven aan dat het systeem tiënt ontvangt en wie daarbij betrokken zijn, een beveiligde
ook voor andere groepen patiënten waardevol kan zijn. In hoe- communicatiemodule voor het uitwisselen van berichten en
verre ouderen en hulpverleners het ZWIP ook daadwerkelijk actief
gebruiken, wordt nog onderzocht, maar de verwachting is dat het
ZWIP belangrijk kan bijdragen aan het verminderen van de frag- Wat is bekend?
mentatie in de zorg. ▪▪ De zorgverlening aan kwetsbare ouderen is gefragmenteerd en
biedt de betrokken ouderen weinig ruimte voor zelfmanagement.
▪▪ Het Zorg en WelzijnsInfoPortaal (ZWIP) is een e-healthinter-
ventie die speciaal ontwikkeld is om hierin verbetering te brengen.
Radboudumc, afdeling Klinische geriatrie, Huispost 925, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen: dr.
S.H.M. Robben, arts-in-opleiding tot klinisch geriater; dr. M. Perry, huisarts en senior onderzoeker; Wat is nieuw?
L. van Nieuwenhuijzen, onderzoeksassistent; prof.dr. M.G.M. Olde Rikkert, hoogleraar Klinische
geriatrie; dr. R.J.F. Melis, onderzoekscoördinator. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, afdeling ▪▪ Belangrijke voorwaarden voor het succes van e-healthportals
Ergotherapie, Nijmegen: M. Nijhuis-Huisjes, MSc, docent Ergotherapie. Radboudumc, afdeling Eer- zoals het ZWIP zijn scholing, een goede helpdesk en het betrekken
stelijnsgeneeskunde, Nijmegen: dr. H.J. Schers, huisarts en senior onderzoeker; prof.dr. C. van Weel,
emeritus hoogleraar Eerstelijnsgeneeskunde (tevens professor of Primary health care research, van hulpverleners bij de ontwikkeling van het systeem.
Australian National University, Canberra). UMC St Radboud, afdeling IQ Healthcare: prof.dr. T. van ▪▪ De belangrijkste redenen voor hulpverleners om het ZWIP te
Achterberg, hoogleraar Verplegingswetenschap; dr. M.M. Heinen, senior onderzoeker • Correspon-
dentie: s.robben@ger.umcn.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: dit onderzoek werd mogelijk gebruiken, waren gebruiksgemak en betere onderlinge samen-
gemaakt door een subsidie van het Nationaal Programma Ouderenzorg.
werking.
Dit is een verkorte vertaling van Robben SH, Perry M, Huisjes M, Van Nieuwenhuijzen L, Schers HJ, ▪▪ Een belangrijke reden om het ZWIP niet te gebruiken was een
Van Weel C, et al. Implementation of an innovative web-based conference table for community-
voorkeur voor persoonlijk contact, zowel bij de hulpverleners als
dwelling frail older people, their informal caregivers and professionals: a process evaluation. BMC
Health Serv Res 2012;12:251. Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever. bij de doelgroep.

58 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


O nd er zo ek

Figuur 1 Het Zorg en WelzijnsInfoPortaal

geïndividualiseerd voorlichtingsmateriaal voor de patiënt en we uit van de gegevens die verzameld waren tijdens de im-
diens mantelzorgers [figuur 1 en 2]. Uitgangspunten bij de plementatie, zoals het aantal gescreende ouderen, het aantal
ontwikkeling van het ZWIP waren dat de oudere alle infor- deelnemers aan het ZWIP, het aantal verzonden berichten,
matie kan inzien, inclusief de berichten, en zelf beslist welke het aantal hulpverleners per oudere, het aantal telefoontjes
hulpverleners toegang krijgen tot zijn persoonlijke ZWIP. naar de helpdesk en het aantal huisbezoeken door vrijwilli-
gers. Daarnaast legden we de deelnemende hulpverleners een
Implementatie vragenlijst voor met vragen over de tijd die het ZWIP kostte,
Het ZWIP werd van september 2010 tot juli 2011 geïmple- ervaringen met het implementatieproces en factoren die het
menteerd in een aantal huisartsenpraktijken in Gelderland gebruik van het ZWIP belemmerden dan wel bevorderden. We
en Noord-Brabant. Als eerste stap nodigden deze huisartsen- analyseerden deze gegevens met beschrijvende statistiek.
praktijken alle eerstelijnshulpverleners in hun regio die be- Het kwalitatieve deel bestond uit semigestructureerde
trokken zijn bij de zorg voor kwetsbare ouderen uit om deel te interviews met hulpverleners over hun ervaringen met het
nemen aan een interdisciplinair scholingsprogramma. Deze
scholing omvatte onderwerpen als kwetsbaarheid, zelfma-
Figuur 2  De pagina met eigen gegevens in het ZWIP
nagementondersteuning, interdisciplinaire samenwerking
en werken met het ZWIP. Daarnaast kregen de betrokken
hulpverleners financiële compensatie voor hun deelname aan
het ZWIP, werden zij gecoacht bij het gebruiken van het portal
en hadden zij toegang tot een telefonische helpdesk.
Na het scholingsprogramma startten de praktijken met het
screenen van alle ingeschreven patiënten van 70 jaar en ouder
op kwetsbaarheid, met behulp van het Easycare-TOS instru-
ment.6 Ouderen die kwetsbaar bleken, kregen een uitnodiging
om deel te nemen aan het ZWIP en degenen die toestemming
gaven, kregen een ZWIP-account. Implementatiestrategieën
om de ouderen en hun mantelzorgers te helpen bij het gebruik
van het ZWIP waren onder andere huisbezoeken door vrijwil-
ligers die het ZWIP demonstreerden, en een helpdesk.

Gegevensverzameling en analyse
Wij evalueerden de implementatie van het ZWIP met een
mixed methods-onderzoek. Voor het kwantitatieve deel gingen

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 59


O nd er zo ek

Tabel 1 Kenmerken van de deelnemende huisartsenpraktijken

Praktijk 1 Praktijk 2 Praktijk 3 Praktijk 4 Praktijk 5 Praktijk 6 Praktijk 7 Totaal


Praktijkgegevens
▪▪ patiënten ≥ 70 jaar 11,1%  9,4%  3,0%  9,9%  7,5%  5,7%  7,3%
▪▪ setting platteland platteland stad stad platteland stad stad
▪▪ start van de implementatie sep 2010 sep 2010 okt 2010 nov 2010 dec 2010 nov 2010 jan 2011
Deelnemende hulpverleners, n 31 17 25 43 16 30 16 169
▪▪ huisartsen die een vragenlijst invulden, n  3  3  7  6  4  8  3  34
▪▪ andere hulpverleners die een vragenlijst 15 10  9 13  8 12 10  84*
invulden, n

* Van 7 hulpverleners is niet bekend bij welke huisartsenpraktijk zij werkten.

implementatieproces en over de ervaren bevorderende en be- wie 34 huisartsen, ontvingen wij de vragenlijst ingevuld retour.
lemmerende factoren. We selecteerden de te interviewen Aan de semigestructureerde interviews namen 12 hulp-
hulpverleners doelgericht, naar gelang van hun rol in het im- verleners deel, onder wie 3 huisartsen, 3 verpleegkundigen of
plementatieproces en van de mate waarin zij het ZWIP gebruik- ouderenadviseurs, 3 andere hulpverleners en 3 leden van het im-
ten. Drie leden van de onderzoeksgroep (SR, MP, LvN) namen de plementatieteam.
interviews af. Twee auteurs (MP, SR) verrichtten parallel aan
de dataverzameling een kwalitatieve inhoudsanalyse, onder- Gebruik van het ZWIP
steund door software van ATLAS.ti. Gezien de belasting die dit [Tabel 2] toont de uitkomsten van het implementatieproces.
zou opleveren voor kwetsbare ouderen en mantelzorgers, heb- De 7 huisartsenpraktijken die aan het onderzoek deelnamen,
ben we hen in deze fase van het onderzoek niet benaderd voor screenden in totaal 2770 oudere patiënten, van wie er 597 (22%)
interviews. kwetsbaar bleken. Deze ouderen werd gevraagd deel te nemen
aan het ZWIP, en uiteindelijk stemden 290 (49%) daarin toe. Het
Resultaten percentage deelnemers varieerde sterk tussen de praktijken. De
Deelnemers geïnterviewde hulpverleners gaven als mogelijke verklaringen
Van de 14 benaderde huisartsenpraktijken stemden er 7 (50%) in hiervoor verschillen in enthousiasme van de betrokken hulp-
met deelname aan het onderzoek [tabel 1]. Rondom deze 7 prak- verleners voor het ZWIP, en verschillen in computervaardigheid
tijken namen 169 hulpverleners deel aan het ZWIP, van wie er van de praktijkpopulaties.
158 een vragenlijst ontvingen. Van 118 deelnemers (75%), onder De geïnterviewde hulpverleners waren via het ZWIP be-

Foto: Corbis/Hollandse Hoogte

60 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


O nd er zo ek

Tabel 2 Resultaten aan het einde van de implementatieperiode van het Zorg en WelzijnsInfoPortaal (1 juli 2011)

Praktijk 1 Praktijk 2 Praktijk 3 Praktijk 4 Praktijk 5 Praktijk 6 Praktijk 7 Totaal


Aantal gescreende ouderen, n 705 365 284 426 200 621 169 2770
Aantal ouderen dat kwetsbaar is, n (%) 71 (10,1) 80 (21,9) 49 (17,3) 116 (27,2) 25 (12,5) 213 (34,3) 43 (25,4) 597 (21,6)
Aantal kwetsbare ouderen dat deelnam aan 61 (85,9) 25 (31,3) 11 (22,4) 55 (47,4) 8 (32,0) 118 (55,4) 12 (27,9) 290 (48,6)
het ZWIP, n (%)
▪▪ vrouw, n (%) 34 (55,7) 15 (60,0) 4 (36,8) 40 (72,7) 6 (75,0) 73 (61,9) 10 (83,3) 182 (62,8)
▪▪ gemiddelde leeftijd, jaren (SD) 81,8 (5,4) 81,6 (4,8) 79,2 (5,8) 80,2 (6,2) 82,5 (7,5) 81,1 (5,6) 82,8 (7,5) 81,2 (5,7)
▪▪ één keer ingelogd, n (%) 9 (14,8) 2 (8,0) 2 (18,2) 8 (14,5) 3 (37,5) 18 (15,3) 1 (8,3) 43 (14,8)
▪▪ meer dan eens ingelogd, n (%) 25 (41,0) 17 (68,0) 5 (45,5) 23 (41,8) 5 (62,5) 36 (30,5) 6 (50,0) 117 (40,3)
▪▪ meer dan 4 berichten verstuurd, n (%) 7 (11,5) 8 (32,0) 2 (18,2) 3 (5,5) 0 (0,0) 1 (0,8) 0 (0,0) 21 (7,2)
Aantal hulpverleners dat deelnam aan het 31 17 25 43 16 30 16 169*
ZWIP, n
▪▪ vrouw, n (%) 21 (67,7) 12 (70,6) 18 (72,0) 33 (76,7) 12 (75,0) 23 (76,7) 13 (81,3) 126 (74,6)
▪▪ huisarts, n (%) 6 (19,4) 4 (23,5) 9 (36,0) 8 (18,6) 5 (31,3) 9 (30,0) 3 (18,8) 42 (24,9)
▪▪ praktijkondersteuner, n (%) 0 (0,0) 1 (5,9) 1 (4,0) 1 (2,3) 1 (6,3) 6 (20,0) 1 (6,3) 13 (7,7)
▪▪ wijkverpleegkundige, n (%) 7 (22,6) 1 (5,9) 3 (12,0) 8 (18,6) 2 (12,5) 0 (0,0) 4 (25,0) 24 (14,2)
▪▪ apotheker, n (%) 1 (3,2) 1 (5,9) 2 (8,0) 6 (14,0) 2 (12,5) 1 (3,3) 3 (18,8) 15 (8,9)
▪▪ fysiotherapeut, n (%) 7 (22,6) 4 (23,5) 3 (12,0) 6 (14,0) 3 (18,8) 5 (16,7) 2 (12,5) 30 (17,8)
▪▪ ouderenadviseur, n (%) 1 (3,2) 2 (11,8) 3 (12,0) 2 (4,7) 0 (0,0) 1 (3,3) 1 (6,3) 9 (5,3)
▪▪ medisch specialist, n (%) 1 (3,2) 0 (0,0) 1 (4,0) 2 (4,7) 0 (0,0) 0 (0,0) 0 (0,0) 3 (1,8)
▪▪ overig, n (%) 8 (25,8) 4 (23,5) 3 (12,0) 10 (43,3) 3 (18,8) 8 (26,7) 2 (12,5) 33 (19,5)
▪▪ één keer ingelogd, n (%) 2 (6,5) 1 (5,9) 2 (8,0) 7 (16,7)† 2 (12,5) 3 (10,3)‡ 8 (50,0) 25 (15,0)§
▪▪ meer dan eens ingelogd, n (%) 22 (71,0) 14 (82,4) 20 (80,0) 26 (61,9) †
11 (68,8) 23 (79,3) ‡
6 (37,5) 116 (69,5)§
Gemiddeld aantal hulpverleners in het ZWIP 2,5 (0-5) 4,1 (0-8) 1,9 (0-4) 1,8 (0-5) 4,1 (2-6) 2,6 (1-6) 3,0 (1-5) 2,6 (0-8)
van een kwetsbare oudere, n (spreiding)
Gemiddeld aantal verzonden berichten, n
(spreiding)
▪▪ door hulpverleners 3,6 (0-24) 5,7 (0-46) 0,3 (0-5) 1,3 (0-17) 0,3 (0-3) 0,9 (0-6) 0,7 (0-9) 1,9 (0-46)
▪▪ door ouderen en mantelzorgers 1,2 (0-21) 3,2 (0-31) 0,6 (0-2) 0,9 (0-34) 0,1 (0-1) 0,1 (0-4) 0,2 (0-1) 0,8 (0-34)

*Omdat sommige hulpverleners bij meer dan één huisartsenpraktijk betrokken waren, is het totale aantal hulpverleners minder dan de som van hulpverleners in
alle praktijken.
† n = 42.
‡ n = 29.
§ n = 167.

trokken bij de zorg voor één tot tientallen ouderen. Sommigen reden voor kwetsbare ouderen om het ZWIP te gebruiken was,
gebruikten het ZWIP regelmatig, anderen nauwelijks. Zij signa- dat zij zo de regie over hun eigen zorg konden houden. Een
leerden dat de meeste kwetsbare ouderen en mantelzorgers het andere factor die de deelname van ouderen bevorderde, was
ZWIP nog weinig gebruikten, maar beschreven ook kwetsbare betrokkenheid van de huisarts bij het systeem, en vooral dat
ouderen die het systeem juist frequent gebruikten. Eén geïnter- berichten in het ZWIP beantwoord worden door de huisarts
viewde vertelde dat het gebruik van het ZWIP beperkt bleef zo- zelf en niet door de assistent.
lang alles goed ging, maar toenam wanneer de gezondheid van
de betrokken patiënt verslechterde. Belemmerende factoren
Een belangrijke belemmerende factor voor deelname aan het
Bevorderende factoren en implementatiestrategieën ZWIP was een voorkeur voor persoonlijk contact, zowel bij
Onze implementatiestrategieën bereikten de deelnemende hulpverleners als bij ouderen. Hulpverleners vonden daarbij
hulpverleners en kwetsbare ouderen niet in alle huisartsen- het ZWIP niet geschikt voor de huidige generatie ouderen en
praktijken even goed. betwijfelden of dit de beste manier was om de zorg te verbete-
Volgens de hulpverleners die de vragenlijst invulden, was ren. De geïnterviewde hulpverleners gaven ook tijdgebrek aan
de belangrijkste implementatiestrategie de betrokkenheid als belemmerende factor, hoewel 64 (67%) van de 96 hulpverle-
van hulpverleners bij de ontwikkeling van het ZWIP (86%), ge- ners die dit item op de vragenlijst invulden, aangaven dat zij
volgd door de helpdesk (77%) en het scholingsprogramma (71%). op zichzelf weinig tijd kwijt waren aan het ZWIP.
Voor de geïnterviewde hulpverleners was de betere com- Het beperkte gebruik dat zowel hulpverleners als kwets-
municatie met andere hulpverleners een belangrijke reden om bare ouderen van het ZWIP maakten, was voor hulpverleners
het ZWIP te gaan gebruiken. Andere redenen om mee te doen op zichzelf al een belemmerende factor. Daarbij speelden ook
waren het gebruiksgemak en het feit dat zij het ZWIP konden opstartproblemen een rol, zoals problemen met inloggen.
gebruiken op momenten dat het hen uitkwam. Uit de inter- De belangrijkste belemmerende factoren voor kwetsbare
views met hulpverleners kwam naar voren dat een belangrijke ouderen waren gerelateerd aan computers: men had geen

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 61


O nd er zo ek

computer, kon er niet mee overweg of maakte zich zorgen over Ons onderzoek heeft als sterke punten het grote aantal
de veiligheid van het systeem. De implementatiestrategieën deelnemers, de mixed methods-opzet en de directe implemen-
die speciaal hierop gericht waren, zoals het laten beheren van tatie in de dagelijkse praktijk. Het heeft ook enkele beper-
het ZWIP door een mantelzorger of bezoek van een vrijwilliger kingen. Zo is de implementatie geëvalueerd door leden van
voor uitleg, bereikten niet altijd hun doel – bijvoorbeeld omdat het projectteam die ook betrokken waren bij de implementa-
de patiënt zijn mantelzorgers niet wilde belasten of geen on- tie. Een andere beperking is dat de ervaringen van kwetsba-
bekende in huis wilde toelaten. re ouderen en mantelzorgers met het implementatieproces
alleen indirect via de semigestructureerde interviews met
Aanbevelingen voor verbetering hulpverleners geëvalueerd zijn.
De betrokken hulpverleners deden verschillende aanbevelin-
gen voor het verbeteren van de implementatie, waaronder Conclusie
het inkorten van de scholing en het ontwikkelen van een e- Het ZWIP is een innovatieve e-healthinterventie voor kwets-
learningtraject. Daarnaast gaven zij aan dat het nuttig kan bare ouderen, mantelzorgers en hulpverleners. Of deze inter-
zijn om kwetsbare ouderen tijdens informele bijeenkomsten ventie daadwerkelijk leidt tot betere gezondheidsuitkomsten
te laten oefenen met het ZWIP. Ze gaven ook aan dat het ZWIP bij de deelnemende kwetsbare ouderen, zal moeten blijken in
meerwaarde zou kunnen hebben voor andere doelgroepen, toekomstig onderzoek. Naar verwachting kan het ZWIP in elk
zoals patiënten in de palliatieve fase en patiënten met mul- geval bijdragen aan het verminderen van de fragmentatie in
timorbiditeit. de zorg.

Discussie Dank
Aan het einde van de implementatieperiode namen 290 Onze dank gaat uit naar Wilma Derksen-Driessen, Emile ter
kwetsbare ouderen en 169 hulpverleners deel aan het ZWIP. Horst, Mark Kuster, Charlotte Neger, Jean Nielen en Joep Schel-
De mate waarin zij het ZWIP gebruikten, varieerde. De be- tinga voor hun hulp bij de implementatie van het ZWIP. ▪
langrijkste redenen om het systeem te gebruiken, waren
het gebruiksgemak en de wens tot betere samenwerking Literatuur
met andere hulpverleners. De belangrijkste belemmerende 1 Weiner M, Callahan CM, Tierney WM, Overhage JM, Mamlin B, Dexter PR,
factoren waren de beperkte computervaardigheden van de et al. Using information technology to improve the health care of older
adults. Ann Intern Med 2003;139:430-6.
doelgroep en een gedeelde voorkeur van hulpverleners en 2 Holman H, Lorig K. Patient self-management: a key to effectiveness and
efficiency in care of chronic disease. Public Health Rep 2004;119:239-43.
patiënten voor persoonlijk contact.
3 Stange KC. The problem of fragmentation and the need for integrative so-
De resultaten van de implementatie waren positief. Al- lutions. Ann Fam Med 2009;7:100-3.
4 Johnson P, Wistow G, Schulz R, Hardy B. Interagency and interprofession­
lereerst omdat bijna de helft van de ouderen uit de doelgroep
al collaboration in community care: the interdependence of structures
ook daadwerkelijk meedeed, terwijl dit een generatie is die and values. J Interprof Care 2003;17: 69-83.
5 Committee on Quality Health Care in America, Institute of Medicine.
zich moeilijk laat motiveren voor een e-healthinterventie Crossing the quality chasm: a new health system for the 21st century.
omdat ze zich minder vertrouwd voelt met computers.8,9 Wash­i ngton: National Academy Press, 2001.
6 Van Kempen JAL, Schers HJ, Jacobs A, Zuidema SU, Ruikes F, Robben SH, et
Positief was ook dat hulpverleners het systeem eveneens al. Development of an instrument for the identification of frail elderly as
geschikt vonden voor andere doelgroepen bij wie multi­ target-population for integrated care. Br J Gen Pract 2013;63:e225-e231.
7 Hsieh HF, Shannon SE. Three approaches to qualitative content analysis.
disciplinaire samenwerking van groot belang is. Belangrijke Qual Health Res 2005;15:1277-88.
factoren die bijdroegen aan het succes van de implementa- 8 Czaja SJ, Sharit J. Age differences in attitudes toward computers. J Gerontol
B Psychol Sci Soc Sci 1998;53:329-40.
tie waren de betrokkenheid van toekomstige gebruikers 9 Heart T, Kalderon E. Older adults: Are they ready to adopt health-related
bij de ontwikkeling en de breed gevoelde noodzaak om de ICT? Int J Med Inform 2011.
10 Nolte E, Knai C, Hofmarcher M, Conklin A, Erler A, Elissen A, et al.
zorg voor kwetsbare ouderen te verbeteren door betere sa- Overcom­ing fragmentation in health care: chronic care in Austria, Ger-
many and The Netherlands. Health Econ Policy Law 2012;7:125-46.
menwerking tussen hulpverleners.3,10 Hulpverleners waren
verder vooral positief over het scholingsprogramma en de
helpdesk.

62 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Miasma Neil Arnott en James Kay-Shuttleworth. raadgevingen werden opgevolgd, daalde

Co l u m n
De medische motivatie achter het aantal ingewandsstoornissen in
Laatst was er weer zo iemand die be- die maatregelen was eenvoudig. München en omgeving inderdaad
weerde dat de medische wetenschap Besmettelijke ziektes werden drastisch.
eigenlijk maar bitter weinig had bijge- veroorzaakt door de kwalijke dampen, Zo ging het ook in Engeland. Op
dragen aan de volksgezondheid – het opstijgend uit rottend dierlijk en grond van de miasmatheorie werden
was vooral aan de toegenomen hygiëne plantaardig materiaal in sloten, halverwege de negentiende eeuw
en de betere riolering te danken dat riolen, poelen en de huizen. Iedereen talloze hervormingen doorgevoerd
infectieziekten in de negentiende eeuw die deze lucht inademde, werd ziek. om de omstandigheden in de grote
zo konden worden teruggedrongen. Tegenwoordig spreekt men van steden te verbeteren. Dat leidde weer
Wie dat beweert, kent haar luchtvervuiling en fijnstof, toen tot opmerkelijke democratisering: de
geschiedenis niet, en mist een van heette het ‘miasma’. De theorie van wet uit 1858 bepaalde dat de lokale
de aardigste en meest kenmerkende het miasma gaat, zoals vrijwel alle bevolking de bevoegdheid had naleving
episodes uit de historie van de onzin in de geneeskunde, terug op af te dwingen en onderzoek te eisen als
geneeskunde. Niet alleen waren het Hippocrates. Hij verklaarde epidemieën de sterfte hoger uitkwam dan de norm
immers vooral dokters die aandrongen uit een bepaalde samenloop van van 17 op 1000 inwoners. Met name
op verbetering van de omstandigheden weersomstandigheden. Door deze voorziening lijkt veel te hebben
in de volkswijken, zij deden dat zonsverduisteringen, kometen, bijgedragen aan de uitroeiing van de
bovendien op volstrekt verkeerde vulkaanuitbarstingen of andere pokken.
gronden. Er zitten mooie lessen in voor natuurverschijnselen, kon de lucht En laten we in dat kader ook
het hier en nu. ‘besmet’ raken en dat leidde, samen de Nuisances Removal Act uit 1855
met de plaatselijke omstandigheden, niet vergeten: als ten minste 200
Het begon allemaal in Groot-Brittannië tot uitgebreide ziektes. Voor elke buurtbewoners het eens zijn,
in 1834, toen een regeringscommis- verschillende ziekte was er een kunnen zij een commissie instellen
sie een rapport publiceerde over de verschillende ‘epidemische constitutie’. die vervolgens onveilige of smerige
omstandigheden waarin de armen in Een epidemie ontstond dus door een of overbevolkte huizen mag
de grote steden leefden. De commis- verontreiniging van de atmosfeer, binnendringen om misstanden te
sie stelde allereerst vast dat, tegen de een miasma. Dit miasma verstoorde verhelpen.
toen heersende opinie in, armoede het evenwicht tussen de vier De verbetering van de tastbare
geen ‘vrijwillige keuze’ was: de meeste lichaamsvloeistoffen. omstandigheden in de wijken leidde zo,
armen waren aan lager wal geraakt De Engelse geneesheer Thomas onherroepelijk, tot verbetering van de
door ziektes, niet door lamlendigheid of Sydenham, bekend als ‘de Engelse sociale omstandigheden. De juistheid
drankzucht. Daardoor, zo zei de com- Hippocrates’, bracht in de zeventiende van de wetenschappelijke theorie deed
missie verder, gaat het geld dat in het eeuw de theorie een stapje verder met in het geheel niet ter zake. ▪
kader van de Armenwet ter beschikking de veronderstelling dat elk jaar zijn
wordt gesteld, voornamelijk op aan eigen constitutie had, afhankelijk van Hans van Maanen is wetenschapsjournalist.
ziektebestrijding, doktersrekeningen ‘zekere verborgen en onverklaarbare
en geneesmiddelen. veranderingen in de ingewanden
Drijvende kracht achter de der aarde’. Zo kon in een bepaald jaar
regeringscommissie was de advocaat mazelen of waterpokken ‘heersen’.
Edwin Chadwick. Hij hamerde, niet Als in een waterpokkenjaar een
onverstandig, vooral op het economisch mazelenepidemie optrad, hadden de
belang van goede ziektebestrijding: mazelenpatiënten symptomen die
het geld dat werd uitgegeven aan leken op die van waterpokken.
ziekenzorg, kon beter worden In Duitsland was Max Josef
besteed aan preventie van ziektes. De von Pettenkofer de belangrijkste
hygiënische toestand in de wijken voorvechter van hygiënische
moest verbeteren. Riolen moesten maatregelen. Hij verklaarde miasma’s
worden afgedekt, de aan- en afvoer met de stijging en daling van het
van water moest worden gescheiden, grondwaterpeil: door stijging van
huisvuil moest behoorlijk worden het grondwater werden op bepaalde
verwijderd, en stank moest worden terreinen giftige, choleraveroorzakende
bestreden. In zijn kruistocht voor gassen uitgedreven. Vandaar, zei hij,
sanitary reform werd hij gesteund door dat goede riolering en afwatering
artsen als Thomas Southwood Smith, zo belangrijk waren. Toen zijn

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 63


Jeroen Lakerveld, Sandra Bot, Giel Nijpels

De effectiviteit van leefstijlinterventies in de eerste lijn


O nd er zo ek

Samenvatting is om het ontstaan van DM II bij volwassenen met een licht


Lakerveld J, Bot SD, Nijpels G. De effectiviteit van leefstijlinterventies in gestoorde glucosetolerantie uit te stellen door middel van een
de eerste lijn. Huisarts Wet 2014;57(2):64-7. intensief leefstijlprogramma.1 Kenmerkend voor deze efficacy
Achtergrond Uit gecontroleerd onderzoek is gebleken dat leef- trials is dat de interventies ‘onder laboratoriumomstandighe-
stijlinterventies effectief kunnen zijn in het kader van diabe- den’ hebben plaatsgevonden: de deelnemers waren veelal niet
tespreventie. Of dezelfde resultaten ook in de eerste lijn haalbaar uit de ‘normale’ bevolking afkomstig en het leefstijlprogram-
zijn, is onbekend. In het Leefstijl Onderzoek West-Friesland on- ma werd in de onderzoeksetting gegeven. Hoewel het waarde-
derzochten we de (kosten)effectiviteit van interventies gericht op vol is om te weten dat het mogelijk is om met leefstijlverande-
leefstijlveranderingen bij volwassenen met een verhoogd risico op ringen DM II en HVZ uit te stellen of zelfs te voorkomen, is het
diabetes mellitus type 2 (DM II) en hart- en vaatziekten (HVZ) in tot nu toe niet gelukt om deze gunstige resultaten te vertalen
de huisartsenpraktijk. naar de praktijk.2 Praktische belemmeringen in het vertalen
Methode We verdeelden 622 volwassenen met een risico van 10% van deze interventies zijn de complexiteit en intensiviteit van
of hoger op DM II en/of HVZ at random over een controle- en een de interventies, de grote hoeveelheid personen die men moet
interventiegroep, en volgden deze gedurende 24 maanden. De in- testen om mensen op te sporen met een licht gestoorde gluco-
terventiegroep (n = 314) kreeg individuele counselinggesprekken setolerantie en de hoge kosten. De leefstijlinterventies die wel
op basis van motivational interviewing en problem solving treatment, in de praktijk zijn geïmplementeerd en degelijk zijn onder-
uitgevoerd door praktijkondersteuners. De controlegroep (n = zocht door middel van gerandomiseerde gecontroleerde on-
308) kreeg alleen informatiebrochures. Uitkomstmaten waren derzoeken laten wisselende resultaten zien. De meeste inter-
het geschatte risico op DM II en HVZ (ARIC- en SCORE-risicofor- venties blijken ineffectief en als ze in eerste instantie al
mules), lichamelijke activiteit, voeding en rookgedrag. effectief waren, dan doofden deze effecten snel weer uit.2 Er is
Resultaten Aan de laatste meting namen 490 (79%) deelnemers grote behoefte aan (kosten)effectieve interventies om de on-
deel. Op geen van de vervolgmetingen vonden we verschillen tus- gunstige leefstijl van mensen met een verhoogd risico op DM
sen de groepen wat betreft DM II- of HVZ-risico of leefstijl. II en HVZ te verbeteren. Daarom hebben we een innovatief en
Conclusie Zowel op de korte als de langere termijn maakte het haalbaar leefstijlprogramma ontwikkeld, dat we hebben toe-
voor het geschatte risico op DM II of HVZ en voor de leefstijl niet gesneden op de praktijk van de huisarts. We hebben dit pro-
uit of de deelnemers het leefstijlprogramma kregen of alleen maar gramma uitgevoerd in verschillende huisartsenpraktijken en
brochures. Verder onderzoek moet uitwijzen of leefstijlinterven-
ties buiten de onderzoeksetting wel effectief kunnen zijn als deze
behalve op individuele determinanten ook op omgevingsdetermi- Wat is bekend?
nanten aangrijpen. ▪▪ Leefstijlinterventies in hooggecontroleerde settings kunnen
de diabetesincidentie bij personen met een verstoord glucose-
Inleiding metabolisme verlagen.

D
iabetes mellitus type 2 (DM II) en hart- en vaatziekten ▪▪ Deze goede resultaten zijn (nog) niet gereproduceerd in de
(HVZ) worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door eerstelijnsgezondheidszorg.
een ongunstige leefstijl, zoals onvoldoende lichamelijke acti- ▪▪ Een letterlijke vertaling van effectieve interventies naar de
viteit, roken en een ongezond voedingspatroon. Om het risico eerste lijn is geen optie omdat de daarvoor benodigde middelen
te verminderen zijn leefstijlveranderingen noodzakelijk. In en trainingsmogelijkheden veelal ontbreken.
toenemende mate verwachten beleidsmakers van zorgverle-
ners dat zij vaststellen wie tot de risicogroepen behoren en ef- Wat is nieuw?
fectieve interventies aanbieden om de noodzakelijke verande- ▪▪ We hebben een innovatieve en haalbare leefstijlinterventie
ringen te bewerkstelligen. Hooggecontroleerde onderzoeken ontwikkeld en geïmplementeerd, die is afgestemd op de be-
(efficacy trials) hebben overtuigend aangetoond dat het mogelijk schikbare middelen en de infrastructuur in de eerstelijnsgezond-
heidszorg.
▪▪ In het Leefstijl Onderzoek West-Friesland hebben we de ef-
VUmc, EMGO Instituut, afdeling Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde, Van der fecten van deze leefstijlinterventie onderzocht, die specifiek ge-
Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam: dr. J. Lakerveld, senior onderzoeker; dr. S.D. Bot, senior on- richt was op het verminderen van het risico op diabetes type 2 en
derzoeker; prof.dr. G. Nijpels, hoogleraar huisartsgeneeskunde met speciale aandacht voor diabe-
teszorg • Correspondentie: j.lakerveld@vumc.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: ZonMw heeft hart- en vaatziekten.
het Leefstijl Onderzoek West-Friesland gefinancierd.
▪▪ De bevindingen tonen aan dat deze vorm van primaire pre-
Dit artikel is een bewerkte vertaling van: Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Kos- ventie niet effectiever is dan het verstrekken van informatiebro-
tense PJ, Dekker JM, et al. Motivational interviewing and problem solving treatment to reduce type
chures; het lijkt dan ook geen optimale interventie om mensen
2 diabetes and cardiovascular disease risk in real life: a randomized controlled trial. Int J Behav
Nutr Phys Act 2013;10:47. Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever. tot leefstijlverandering te brengen.

64 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


O nd er zo ek

Tabel 1 Deelnemerskenmerken van de controle en interventiegroep


onder voor de huisartsenpraktijk gangbare condities. De re-
sultaten hebben we geëvalueerd in het kader van het Leefstijl Controlegroep Interventiegroep
n = 308 % n = 314 %
Onderzoek West-Friesland. 3

Geslacht
We hebben het onderzoek opgezet om de effectiviteit van
Vrouw 185 60,1 178 56,7
een innovatief leefstijlprogramma te evalueren. De vraagstel-
Leeftijd (jaar), gemiddelde (sd)   43,4 (5,5)   43,6 (5,1)
lingen luiden als volgt:
Opleidingsniveau
1. Wat zijn de effecten van het leefstijlprogramma op het ge- ▪▪ ≤ mavo 103 33,6 101 32,5
schatte negenjaarsrisico op DM II en het tienjaarsrisico op ▪▪ mbo/havo 145 47,1 141 44,9
een fatale hart- of vaatziekte? ▪▪ ≥ hbo, universiteit  59 19,2  69 22,0
2. Wat zijn de effecten van het programma op het voedings- Een van de ouders heeft diabetes  77 25,0  94 29,9
patroon, de lichamelijke activiteit en het rookgedrag? Antropometrie, gemiddelde (sd)
3. Wat is de kosteneffectiviteit van het leefstijlprogramma? ▪▪ Gewicht in kg   90,7 (15,4)   90,2 (15,5)
▪▪ Middelomvang in cm   96,7 (9,7)   96,7 (9,8)

Methode Bloeddruk
▪▪ Systole (mmHg) 129,3 13,3 128,7 13,2
Procedure/populatie
▪▪ Diastole (mmHg)  73,8  9,0  73,0  9,9
We stuurden een informatiebrief en een meetlint naar 8193
mensen van 30 tot 50 jaar uit de regio West-Friesland. We vroe-
gen hen om de middelomvang te meten en de antwoordkaart drie follow-upmetingen in het Diabetes Centrum (na 6, 12 en
terug te zenden. Degenen onder hen met een vergrote mid- 24 maanden). Voor de economische evaluatie vroegen we de
delomvang (vrouwen > 86 cm en mannen > 100 cm) nodigden deelnemers tevens om driemaandelijkse kostendagboekjes bij
we uit om naar het Diabetes Centrum te komen voor het in- te houden, waarin ze onder andere het zorggebruik, het me-
vullen van een gevalideerde vragenlijst over (determinanten dicatiegebruik, het productiviteitsverlies en de uitgaven met
van) leefstijl, 4 het meten van lengte en gewicht, het bepalen betrekking tot sport vastlegden.
van de bloeddruk, en het afnemen van bloed voor onderzoek
naar lipiden, glucose en HbA1c. Met behulp van de ARIC- en de Resultaten
SCORE-predictiemodellen berekenden we voor iedereen het In totaal hebben 3587 mensen de antwoordkaart terugge-
DM II- en HVZ-risico. De ARIC (Atherosclerosis Risk In Com- stuurd (44%), van wie er 2401 instemden om mee te doen. Van
munities) formule is gebaseerd op etniciteit, het vóórkomen de 921 personen die daadwerkelijk in aanmerking kwamen op
van diabetes bij een van de ouders, systolische bloeddruk, basis van de middelomvang hebben er 772 het Diabetes Cen-
middelomvang en lengte.5 De SCORE-formule (ontwikkeld in trum bezocht voor de metingen. Uiteindelijk voldeden 622
het kader van het Systematic COronary Risk Evaluation-pro- volwassenen aan alle inclusiecriteria. Zij gaven toestemming
ject) is gebaseerd op geslacht, rookgedrag, totaal cholesterol en en kregen at random een plaats in de controle- of interventie-
systolische bloeddruk.6 Alle deelnemers met meer dan 10% ri- groep [tabel 1]. Na een half jaar waren er nog 536 deelnemers
sico op ten minste een van beide scores deelden we in op basis (86%), na een jaar 502 (81%) en na twee jaar 490 (79%) in het on-
van randomisatie in de interventiegroep of de controlegroep. derzoek.
De interventiegroep kreeg het leefstijlprogramma, dat Intention-to-treatanalyses lieten zien dat er na een half
bestaat uit een serie counselinggesprekken, die praktijkon- jaar en na een jaar geen verschillen waren in verandering van
dersteuners (POH) in de huisartsenpraktijken uitvoerden. De het risico op DM II of HVZ tussen de groep die persoonlijke be-
POH hadden hiervoor een 18 uur durende opleiding gehad in geleiding kreeg van de POH en de groep die alleen de brochure
de theorie en praktijk van motivational interviewing (MI) en pro- kreeg. Ook waren er geen statistisch significante verschillen
blem solving treatment (PST).7,8 De interventie richtte zich vooral tussen de groepen met betrekking tot verandering van groen-
op wat de deelnemers zelf aan hun leefstijl wilden verbete- te- en fruitconsumptie, rookgedrag of lichamelijke activiteit
ren. Tevens bespraken de POH met hen hoe ze een eventuele [tabel 2].9 Over het geheel genomen was het leefstijlprogram-
leefstijlverbetering concreet en stapsgewijs het beste in hun ma dus niet effectiever dan het verstrekken van brochures.
leven konden inpassen. Na maximaal zes begeleidingssessies
in hun eigen huisartsenpraktijk kregen de deelnemers gedu- Effectiviteit na twee jaar
rende anderhalf jaar driemaandelijkse telefonische sessies. We hebben een economische evaluatie uitgevoerd om de kos-
In de procesevaluatie hebben we de kwaliteit van MI en PST teneffectiviteit van het leefstijlprogramma te kunnen beoor-
beoordeeld met behulp van opgenomen gesprekken en een ge- delen. Dat hebben we vanuit een maatschappelijk oogpunt
valideerd evaluatie-instrument. gedaan. De resultaten geven aan dat er ook na twee jaar geen
De controlegroep kreeg geen persoonlijke begeleiding, significante verschillen zijn tussen de interventie -en contro-
maar ontving alleen brochures van de Hartstichting met in- legroep op het diabetesrisico of op het risico om te overlijden
formatie over een gezonde leefstijl. Rokers kregen de brochure aan HVZ. Er waren ook geen significante verschillen tussen
‘stoppen met roken’ van STIVORO. de groepen met betrekking tot het aantal voor kwaliteit ge-
Na de eerste meting volgden er voor beide groepen nog corrigeerde levensjaren (quality adjusted life years). Het leefstijl-

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 65


O nd er zo ek

Tabel 2 Baseline- en follow-upwaarden, en verschillen tussen de groepen met betrekking tot risicoscores en leefstijlgedrag

Controlegroep Interventiegroep Tussengroepsverschillen


(95%-BI)
Baseline Follow-up 1 Follow-up 2 (12 Baseline Follow-up 1 Follow-up 2 (12 Follow-up 1 (β) Follow-up 2 (β)
(6 maanden) maanden) (6 maanden) maanden)
Risicoscores
▪▪ ARIC 18,8 (8,5) 18,0 (7,6) 17,8 (9,2) 19,0 (7,8) 18,8 (8,5) 18,5 (8,3) 0,4 (-0,3 – 1,0) 0,3 (-0,6 –1,2)
▪▪ SCORE 3,8 (2,9) 3,7 (3,0) 3,7 (4,6) 4,0 (3,0) 4,0 (3,0) 4,0 (3,0) 0,0 (-0,3 – 0,2) -0,2 (-0,7 – 0,4)
Lichamelijke activiteit
▪▪ licht intensief* 270 (150;371) 296 (150;399) 261 (137;364) 283 (163;392) 274 (171;393) 266 (171;378) -13,3 (-36,6 – 10,1) 7,2 (-14,5 – 28,8)
▪▪ matig intensief* 47 (19;120) 47 (19;121) 56 (26;126) 56 (19;150) 47 (21;120) 52 (21;138) -9,5 (-22,3 – 3,2) -9,4 (-22,0 – 3,2)
▪▪ zwaar intensief* 0 (0;17) 6 (0;17) 0 (0;17) 0 (0;17) 0 (0;17) 0 (0;17) -0,8 (-3,3 – 1,8) -0,1 (-3,3 – 3,1)
▪▪ voldoet aan richtlijn NNGB n (%)† 184 (59,7) 167 (54,2) 160 (51,9) 201 (64,0) 161 (51,3) 162 (51,6) OR 0,7 (0,5 – 1,1) OR 0,9 (0,6 – 1,4)
Voeding
▪▪ stuks fruit per dag 1,1 (0,8) 1,3 (1,0) 1,2 (0,9) 1,1 (0,9) 1,1 (0,9) 1,1 (0,9) -0,2 (-0,3 – 0,0) -0,1 (-0,2 – 0,0)
▪▪ groente-inname (gram per dag) 150 (70,4) 151 (68,5) 157 (89,9) 148 (69,5) 161 (126,6) 156 (74,6) 9,2 (-7,3 – 25,7) -0,4 (-12,7 – 11,9)
Roken
▪▪ rokers n (%) 54 (17,6) 46 (17,2) 43 (17,0) 74 (23,9) 53 (20,0) 46 (18,3) OR 0,5 (0,2 – 1,9) OR 1,1 (0,4 – 3,1)

De waarden in de tabel zijn gemiddelden (standaarddeviaties), tenzij anders is aangegeven. BI = betrouwbaarheidsinterval.


ARIC = Atherosclerosis Risk In Communities formule, gebaseerd op etniciteit, een of meer ouders met diabetes, systolische bloeddruk, middelomvang en lengte; SCORE = formule
ontwikkeld door de Systematic COronary Risk Evaluation-project, gebaseerd op geslacht, rookgedrag, totaal cholesterol en systolische bloeddruk.
*
De mediaan is gegeven (Q1;Q3) van het aantal Metabolic Equivalent of Task (MET)-minuten per dag, overeenkomstig de tijd die is besteed aan specifieke activiteiten, vermenigvul-
digd door het metabolische equivalent van elke activiteit. Licht intensieve lichamelijke activiteit komt overeen met 2,0 tot < 4,0 METs, matig intensieve activiteiten met ≥ 4,0 tot < 6,5
METs, zwaar intensieve lichamelijke activiteit met ≥ 6,5 METs.

Nederlandse norm gezond bewegen (≥ 30 minuten ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf dagen van de week).

programma was dus ook na twee jaar niet effectiever dan het zoals DM II en HVZ) in de huisartsenpraktijk niet effectief kan
verstrekken van een algemene gezondheidsbrochure. Wel was worden bewerkstelligd met interventies die zich uitsluitend
het zo dat diegenen die het leefstijlprogramma hadden ge- op het individu richten. In toenemende mate gaat men er-
volgd in vergelijking met de controlegroep iets minder vaak van uit dat naast individuele ook omgevingsdeterminanten
waren opgenomen in het ziekenhuis en relatief minder geld (de context van de betrokken persoon) een rol spelen bij het
hadden besteed aan gezondheidgerelateerde zaken. Het ge- teweegbrengen van een duurzame verandering.12 Of en wan-
middelde verschil in totale kosten tussen de interventie- en neer mensen bepaalde voedingsmiddelen eten, lichamelijke
controlegroep was echter niet statistisch significant (€ -866 actief zijn of een sigaret opsteken is niet alleen afhankelijk
(95%-BI -2372 – 370)). We kunnen daarom niet met zekerheid van individuele keuzen, maar wordt grotendeels beïnvloed
stellen dat deelname aan het leefstijlprogramma de maat- door de sociaal-culturele, economische en bebouwde omge-
schappij een kostenbesparing oplevert.10 vingsfactoren op micro- en macroniveau. De stadsinrichting,
sociale netwerken, organisatorische en/of maatschappelijke
Beschouwing systemen zijn daarbij mogelijk belangrijke aangrijpingspun-
In het kader van het Leefstijl Onderzoek West-Friesland heb- ten.12 Of dit soort geïntegreerde benaderingen de leefstijl van
ben we de (kosten)effectiviteit onderzocht van counseling- mensen met een verhoogd risico daadwerkelijk duurzaam
gesprekken die waren uitgevoerd door getrainde POH in kunnen veranderen, zal verder onderzoek moeten uitwijzen.
huisartsenpraktijken in Nederland, gericht op leefstijlver- De huisarts blijft in een dergelijke geïntegreerde benade-
anderingen bij volwassenen met een verhoogd risico op DM ring een belangrijke schakel bij de preventie van DM II en HVZ.
II en HVZ. Zowel op de korte als de langere termijn maakte Bovendien zal de huisarts hoe dan ook geconfronteerd worden
het voor het geschatte risico en voor de leefstijl niet uit of men met een groeiend aantal mensen met overgewicht en obesitas,
deelnemer was van het leefstijlprogramma of alleen maar een die op enig moment in hun leven professionele hulp zoeken.
brochure met voorlichtingsmateriaal had gekregen. De inter- Pogingen om effectieve interventies te ontwikkelen gericht
ventie is mogelijk op de korte termijn kostenbesparend, maar op het individu zullen daarom praktisch en klinisch relevant
door de onzekerheden in de schatting van de kosten is het blijven, mits ze zijn geïntegreerd in en gecombineerd met een
momenteel niet aan te raden om het leefstijlprogramma in te bredere aanpak. Een dergelijke geïntegreerde aanpak vereist
voeren in Nederlandse huisartsenpraktijken. samenwerking met disciplines die historisch gezien weinig
Het bereik van het programma was goed, de uitval bleek met leefstijl en gezondheidsuitkomsten van doen hadden, zo-
relatief laag en de POH waren behoorlijk bekwaam in het ver- als stadsplanologen, architecten, ruimtelijke vormgevers, en-
strekken van het cognitieve gedragsprogramma,11 maar toch zovoort. Het is vooralsnog de vraag welke rol de huisarts zich
bleek dat het programma niet effectief en niet rendabel was. zou kunnen (of moeten) toe-eigenen bij het faciliteren van die
De resultaten dragen bij aan de erkenning dat gedrags- samenwerking, en uiteindelijk van een gezondere omgeving.
verandering (en daarmee de afname van chronische ziekten

66 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


O nd er zo ek

Foto: Shutterstock/txking
Conclusie 3 Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Van Oppen P, Dekker J,
et al. Primary prevention of diabetes mellitus type 2 and cardiovascular
Ondanks de gunstige resultaten van leefstijlprogramma’s op diseases using a cognitive behavior program aimed at lifestyle changes in
het ontstaan van DM II en HVZ in hooggecontroleerd onder- people at risk: design of a randomized controlled trial. BMC Endocr Disord
2008;8:6.
zoek bleek dat het onder voor de huisartsenpraktijk gangbare 4 Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Knol DM, De Vet HCW, Nijpels G. Measu-
condities, zowel op de korte als op de langere termijn voor het ring pathways towards a healthier lifestyle: the Determinants of Lifestyle
Behavior Questionnaire (DLBQ). Patient Educ Couns 2011;85:e53-8.
geschatte risico en voor het leefstijlgedrag niets uitmaakte of 5 Schmidt MI, Duncan BB, Bang H, Pankow JS, Ballantyne CM, Golden SH, et
al. Identifying individuals at high risk for diabetes: The Atherosclerosis
patiënten het leefstijlprogramma kregen of alleen maar een
Risk in Communities study. Diabetes Care 2005;28:2013-8.
brochure met gezondheidsinformatie ontvingen. Leefstijlin- 6 Conroy RM, Pyorala K, Fitzgerald AP, Sans S, Menotti A, De Backer G, et al.
Estimation of ten-year risk of fatal cardiovascular disease in Europe: the
terventies zijn mogelijk pas effectief als ze naast individuele
SCORE project. Eur Heart J 2003;24:987-1003.
determinanten ook aangrijpen op omgevingsdeterminanten. 7 Miller WR, Rollnick S. Motivational Interviewing: preparing people for
change. 2nd ed. New York, London: Guilford Press, 2002.
In die zin blijven de individuele interventies relevant, hoewel 8 Mynors-Wallis LM. Problem-solving treatment in general psychiatric
het momenteel niet is aan te bevelen om de door ons onder- practice. Adv Psychiatr Treat 2001;7:417-25.
9 Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Kostense PJ, Dekker JM,
zochte interventie in te voeren in Nederlandse huisartsen- et al. Motivational interviewing and problem solving treatment to reduce
praktijken. ▪ type 2 diabetes and cardiovascular disease risk in real life: a randomized
controlled trial. Int J Behav Nutr Phys Act 2013;10:47.
10 Van Wier MF, Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Nijpels G, Van Tulder MW.
Literatuur Economic evaluation of a lifestyle intervention in primary care to prevent
type 2 diabetes mellitus and cardiovascular diseases: a randomized con-
1 Gillett M, Royle P, Snaith A, Scotland G, Poobalan A, Imamura M, et al. trolled trial. BMC Fam Pract 20134;14:45.
Non-pharmacological interventions to reduce the risk of diabetes in peo- 11 Lakerveld J, Bot S, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Kingo L, Nijpels G. Pro-
ple with impaired glucose regulation: a systematic review and economic cess evaluation of a lifestyle intervention to prevent diabetes and cardio-
evaluation. Health Technol Assess 2012;16:1-236. vascular diseases in primary care. Health Promot Pract 2012 Jul 6;13:696-
2 Cardona-Morrell M, Rychetnik L, Morrell SL, Espinel PT, Bauman A. Re- 706.
duction of diabetes risk in routine clinical practice: are physical activity 12 Lakerveld J, Brug J, Bot SD, Teixeira P, Rutter H, Woodward E, et al. Sustai-
and nutrition interventions feasible and are the outcomes from reference nable prevention of obesity through integrated strategies: The SPOT-
trials replicable? A systematic review and meta-analysis. BMC Public LIGHT project’s conceptual framework and design. BMC Public Health
Health 2010;10:653. 2012;12:793.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 67


Janny Dekker

Multidisciplinaire richtlijn niet-scrotale testis


Co m m en ta a r

E
en niet-scrotale testikel (NST) is een aandoening waar- er sprake is van een NST. Dat dit niet altijd gebeurt, is een van
voor de huisarts incidenteel wordt geconsulteerd. Vol- de oorzaken van onnodig operatief ingrijpen.
gens cijfers van de tweede Nationale Studie was de incidentie De moeilijkste categorie is die van de verworven NST: de tes-
van cryptorchisme 0,4 : 1000.1 Dit betrof zuigelingen, maar tis is aanvankelijk wel in het scrotum gelegen, maar is daar
ook peuters en oudere kinderen. Jeugdartsen worden vaker vanaf de leeftijd van 4 à 5 jaar niet meer stabiel in te brengen.
met het probleem geconfronteerd omdat zij er systematisch De diagnose wordt te weinig gesteld vanwege onbekendheid
naar zoeken tijdens bezoeken van het kind aan het consulta- met het verschijnsel. Bij constateren van een NST op kinder-
tiebureau. Afhankelijk van regionale afspraken verwijzen zij leeftijd wordt niet altijd gevraagd naar de testisligging in de
dan naar de huisarts of rechtstreeks naar de tweede lijn ((kin- eerste levensjaren en wordt ervan uitgegaan dat het om een
der)uroloog, chirurg of kinderarts). aangeboren vorm gaat. Het niet onderkennen van een verwor-
Epidemiologische onderzoeken laten een NST-percentage ven NST is waarschijnlijk de hoofdoorzaak van de discrepan-
van rond de 1% zien bij pasgeborenen.2 In Nederland werden in tie tussen verwacht en geobserveerd aantal orchidopexieën in
2012 90.000 jongetjes geboren, wat betekent dat er ongeveer Nederland. 4 Driekwart van de verworven NST daalt spontaan
900 gevallen van aangeboren NST per jaar zullen zijn. In de 3
in bij het begin van de puberteit.5
jaren tachtig van de vorige eeuw werd geconstateerd dat het De diagnostiek vereist dus de nodige zorgvuldigheid en de
aantal operaties voor NST veel hoger is dan je zou verwachten testisligging moet goed geregistreerd worden. In de richtlijn
op basis van bovenstaand aantal. Dit leidde tot een consen- staat uitvoerig beschreven hoe het onderzoek bij vermoeden
susrichtlijn van het CBO en invoering van de testis­registratie van een NST moet worden uitgevoerd en dat herhaling van het
bij pasgeborenen (de ‘ballenkaart’). Twintig jaar later bleek onderzoek bij twijfel zinvol is. Het onderscheiden van de ver-
het aantal orchidopexieën echter onverminderd hoog, met schillende vormen van NST zou met de nieuwe richtlijn kun-
name door controverses over nut en noodzaak van operatief nen verbeteren.
ingrijpen bij verworven vormen van NST. Om deze reden is
in 2012 een multidisciplinaire richtlijn ‘Signalering van en Indicatie voor orchidopexie
verwijzing bij niet-scrotale testis’ opgesteld (zie ook nascho- Het voorkómen van schade aan de testis door een langdurige
ling in dit nummer: Huisarts Wet 2014;57:84-7). Zal het aantal abdominale ligging, met als mogelijke gevolgen een vermin-
onnodige orchidopexieën afnemen met het uitbrengen van derde fertiliteit en verhoogde kans op testistumoren, is reden
deze richtlijn? Voor een antwoord op die vraag bespreken we om een NST te opereren. Alleen bij aangeboren bilaterale NST
de twee belangrijkste problemen rond de NST: het stellen van heeft opereren een sterk positief effect op de fertiliteit, bij een
de juiste diagnose en het stellen van de indicatie voor orchi- aangeboren unilaterale NST of verworven NST is de invloed
dopexie en het tijdstip van opereren. van orchidopexie op vruchtbaarheid onzeker. Hetzelfde geldt
voor het tijdstip van opereren.
De juiste diagnose Bij de aangeboren NST was de aanbeveling lange tijd om te
Er zijn verschillende vormen van NST. De aangeboren vorm opereren in het tweede levensjaar. Omdat na 6 maanden spon-
wordt kort na geboorte vastgesteld. De cremasterreflex is dan tane indaling weinig meer voorkomt en de prognose voor het
nog afwezig en retractiliteit van de testis kan dan niet de oor- aantal geslachtscellen en herstelgroei van de testis bij vroeger
zaak zijn van het niet aantreffen van de testis in het scrotum. opereren beter lijkt, is het advies momenteel om tussen de 6 en
Spontane indaling van de aangeboren NST vindt in 73% van 12 maanden een orchidopexie te verrichten.6 Overigens zijn er
de gevallen plaats in de eerste half jaar na de geboorte. Tot die geen langetermijngegevens over fertiliteit beschikbaar die dit
tijd kan dus afgewacht worden. vroege tijdstip van opereren onderbouwen. Onlangs werden
De diagnostiek van de retractiele testis is lastiger: ooit heeft de resultaten gepubliceerd van een onderzoek waarin gemid-
de testis in het scrotum gelegen maar hij is daaruit verdwe- deld 25 jaar na een operatie vanwege aangeboren NST gekeken
nen door een sterke cremasterreflex. Ter voorkoming van werd naar vruchtbaarheid. De onderzoekers konden geen ver-
onnodige verwijzingen bij deze vorm van NST is adequate band vaststellen tussen fertiliteitsparameters en de leeftijd
registratie van de testisligging kort na de geboorte vereist waarop de orchidopexie plaatsvond.7
(in het digitaal dossier van de JGZ, het groeiboek en in de re- Bij verworven vormen van NST concluderen sommige au-
gistratie van de verloskundige of kinderarts) en raadpleging teurs op basis van de schaarse langetermijngegevens dat een
hiervan door degene die een kind onderzoekt met de vraag of orchidopexie niet leidt tot verbeterde fertiliteit. Er zijn wel en-
kele aanwijzingen voor het achterblijven in groei van een NST
die na het tweede jaar geopereerd wordt, maar onduidelijk is
of dit van invloed is op de kwaliteit van het sperma.5
UMCG, afdeling Huisartsgeneeskunde, Postbus 196, 9700 AD Groningen: dr. J.H. Dekker, huisarts
en universitair hoofddocent • Correspondentie: j.h.dekker@med.umcg.nl Zowel een aangeboren als verworven NST kent een groter

68 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Co m m en ta a r

risico maligne te ontaarden vergeleken met een spontaan richtlijn ook weer andere argumenten opgenomen om te ope-
ingedaalde testis. Het risico op ontwikkeling van een tes- reren bij aangeboren en verworven unilaterale NST: ‘De tes-
tiscarcinoom in de niet ingedaalde testikel is echter niet tikel is een reserveorgaan en heeft mogelijk herstelpotentie’
significant kleiner als geopereerd wordt na ontdekking, ver- en: ‘De niet-ingedaalde testikel kan klachten geven in het
geleken met een operatie aan het begin van de puberteit, als liesgebied (pijn en risico op torsio testis).’ Deze argumenten
de testis dus de gelegenheid heeft gehad om alsnog spontaan zijn grotendeels gebaseerd op consensus en ervaring en niet
in te dalen.8 Dat wil zeggen: de kansen op een testistumor op onderzoeksgegevens. Daardoor blijft er ook in deze richtlijn
zijn wel groter bij een niet spontaan indalende testis, maar helaas ruimte voor diversiteit in beleid en is de vraag of het
die kans wordt niet beïnvloed door vroeg opereren, dus vóór beoogde doel, het aanzienlijk terugbrengen van het aantal on-
de puberteit. Opereren na het begin van de puberteit geeft nodige orchidopexieën, nu wel bereikt zal worden. ▪
wel een verhoogd risico op testismaligniteit . De conclusie
ligt daarom voor de hand dat we bij een verworven NST kun- Literatuur
nen wachten met opereren tot het begin van de puberteit. 1 Van der Linden MW, Westert GP, De Bakker D, Schellevis F. Tweede Natio-
nale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Utrecht:
NIVEL, 2004.
Wat zegt de nieuwe richtlijn? 2 Penson DF, Krishnaswami S, Jules A, Seroogy JC, McPheeters ML. Evalua-
tion and Treatment of Cryptorchidism. Comparative Effectiveness Review
De opstellers hebben een beslissingsanalyse uitgevoerd
No. 88, 2012; www.effectivehealthcare.ahrq.gov/reports/final.cfm.
waarin naast kansen op fertiliteit, testistumoren en opera- 3 Centraal Bureau voor de Statistiek. http://statline.cbs.nl.
4 Hack WWM, Sijstermans K, Van der Voort-Doedens LM, Meijer RW, Heij
tierisico’s de kwaliteit van leven van de patiënt met een NST
HA, Delemarre-van de Waal HA, et al. De niet-scrotale testis: huidige in-
is meegewogen. Het belang dat ouders en kind hechten aan zichten en advies voor behandeling. Ned Tijdschr Geneesk 2008;152:246-
52.
een normaal scrotumaspect (met twee testikels in het scro- 5 Hack WWM, Van der Voort-Doedens LM, Goede J, van Dijk JM, Meijer RW,
tum), wordt meegenomen in het gesprek met ouders en kind Sijstermans K. Natural history and long-term testicular growth of ac-
quired undescended testis after spontaneous descent or pubertal orchido-
over wel of niet opereren. Dit ‘cosmetische argument’ is dan pexy. BJUI 2010;106:1052-9.
de belangrijkste reden om te opereren voordat de puberteit is 6 Van der Horst HJR, De Gier RPE, De Jong TPVM, Van den Hoek J, Callewaert
PRH, Feitz WFJ. De niet-scrotale testis: argumenten vóór vroeg behande-
bereikt. De richtlijn stelt voor dit gesprek te laten voeren door len, mits retractiele testis en verworven niet-scrotale testis zijn uitgeslo-
de huisarts of door de kinderarts/chirurg/uroloog, afhan- ten. Ned Tijdschr Geneesk 2008;152:253-8.
7 Van Brakel J, Kranse R, De Muinck Keizer-Schrama SM, Hendriks AE, De
kelijk van lokale afspraken. Wordt gekozen voor afwachten, Jong FH, Bangma CH, et al. Fertility potential in men with a history of
dan is de aanbeveling regelmatig controles af te spreken tot congenital undescended testes: a long-term follow-up study. Andrology
2013;1:100-8.
het begin van de puberteit. Dit is een helder beleid en het lijkt 8 Pettersson A, Richiardi L, Nordenskjold A, Kaijser M, Akre O. Age at sur-
gery for undescended testis and risk of testicular cancer. N Engl J Med
winst dat ook het patiëntenperspectief wordt meegenomen
2007;356:1835-41.
in de besluitvorming.
Echter: na een expertbijeenkomst in 2012 zijn er in de

Klinische lessen praktijk willen wij u aanmoedigen uw gedachten van de huisarts gedurende

voor H&W gevraagd praktijkervaring door middel van een


klinische les met de lezers van H&W te
het diagnostisch proces. De beschreven
casussen dienen ter illustratie van een
Klinische lessen in H&W zijn een door delen. boodschap, die u elders in het artikel
lezers hooggewaardeerde rubriek. Aan Als u een casus voor ogen heeft, met feiten verantwoordt.
de hand van één of twee patiëntenca- bedenk dan eerst waar deze het best
sussen wordt aandacht gevraagd voor past: in de rubriek klinische les of ca- Overweegt u een klinische les te schrij-
een opmerkelijk diagnostisch traject, suïstiek. Een klinische les draait, an- ven? Kijk dan op onze website voor de
klinisch beloop of een medisch basis- ders dan de rubriek casuïstiek, niet auteursinstructies (http://www.henw.
principe. Deze rubriek biedt de schrij- om een pure beschrijving van een org/voorauteurs) Bij vragen kunt u
ver de mogelijkheid een ervaring te ziektebeeld maar om de lering die col- contact opnemen met hoofdredacteur
delen en de lezers de mogelijkheid legahuisartsen kunnen trekken uit de Just Eekhof (j.eekhof@nhg.org of 030-
te leren van wat een collegahuisarts gepresenteerde casus. De patiënten- 2823500). ▪
heeft meegemaakt. Omdat de rubriek casus beschrijft stapsgewijs, vanaf de
zo nauw aansluit bij de dagelijkse eerste presentatie door de patiënt, de Just Eekhof

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 69


NHG-Standaard Astma bij kinderen (derde herziening)
Patrick Bindels, Erik-Jonas van de Griendt, Marion Grol, Wouter van Hensbergen, Thei Steenkamer, Hans Uijen, Jako Burgers, Roeland Geijer,
Mariska Tuut

Belangrijkste wijzigingen hoeksteen van de onderhoudsbehan- met astma beschreven [tabel 1], geba-
NH G-S ta nda a r d

•• Bij de controle van astma worden drie deling van astma. seerd op symptomen, longfunctie,
niveaus (volledige, gedeeltelijke, onvol- •• Kinderen met astma voor wie onder- beperkingen en gebruik van noodme-
doende astmacontrole) onderscheiden houdsmedicatie nodig is moeten regel- dicatie. Deze maat wordt ook gebruikt
op grond waarvan het beleid wordt matig worden gecontroleerd. in de richtlijn van de Global Initiative for
aangepast. Asthma (GINA) en de zorgstandaard Ast-
•• Meer aandacht voor het feit dat meer Inleiding ma bij kinderen en jongeren.
dan de helft van de kinderen met epi- De NHG-Standaard Astma bij kinderen Allergische prikkels: allergenen die lei-
sodisch expiratoir piepen op de leeftijd geeft richtlijnen voor diagnostiek en den tot een IgE-gemedieerde verhoog-
van zes jaar geen klachten meer heeft. het beleid bij (vermoeden van) astma de gevoeligheid van de luchtwegen via
M24 bij kinderen.1 Astma is de meest voor- een chronische ontstekingsreactie.
Kernboodschappen komende chronische aandoening bij Veelvoorkomende allergenen zijn huis-
•• Astma is een klinische diagnose, die bij kinderen.2 In de standaard wordt onder- stofmijt, pollen (bijvoorbeeld van bo-
kinderen vanaf zes jaar ondersteund scheid gemaakt tussen kinderen tot zes men of grassen) en harige huisdieren.
kan worden met spirometrie. Expira- jaar en kinderen van zes jaar en ouder, Niet-allergische prikkels: prikkels die
toir piepen is het kernsymptoom van omdat zowel de diagnostiek als het be- leiden tot een verhoogde gevoeligheid
astma. leid verschillend is. Aanleidingen voor van de luchtwegen, bijvoorbeeld na
•• Bij kinderen tot zes jaar wordt veelal de de herziening van deze standaard zijn virale luchtweginfecties, tijdens of na
symptoomdiagnose episodisch expira- de ontwikkeling van de zorgstandaard inspanning of blootstelling aan koude
toir piepen gehanteerd en soms astma, Astma bij kinderen en jongeren en de of vochtige lucht, mist, (tabaks)rook,
bij kinderen van zes jaar en ouder veelal herziening van de richtlijn Astma bij stof, luchtverontreiniging, baklucht,
de diagnose (allergisch) astma. kinderen van de Nederlandse Vereni- verflucht, parfumluchtjes of emoties.
•• Het diagnosticeren van astma bij kin- ging voor Kindergeneeskunde. Episodisch expiratoir piepen (‘episodisch
deren tot zes jaar is moeilijk omdat het De huisarts kan het grootste deel van piepen’ in de rest van de tekst): episo-
uitgesproken astmapatroon veelal nog de kinderen met de symptoomdiagnose disch (twee of meer episodes in de voor-
afwezig is en mogelijkheden voor spiro- episodisch expiratoir piepen of de diag- geschiedenis) piepende uitademing, al
metrie ontbreken. Bij kinderen van zes nose astma begeleiden en behandelen. dan niet met hoesten, meestal ten tijde
jaar en ouder wordt, bij vermoeden van Bij ernstige klachten of gedeeltelijk of van een bovensteluchtweginfectie. Dit
astma, een screeningsonderzoek op in- onvoldoende gecontroleerd astma wordt is een symptoomdiagnose die bij jonge
halatieallergenen aanbevolen. verwijzing naar en/of samenwerking met kinderen (tot zes jaar) gesteld wordt.
•• Het doel van de behandeling van kinde- een kinder(long)arts aanbevolen. Inspanningsastma: astmatische symp-
ren met astma is het bereiken van vol- tomen uitgelokt door inspanning.3
ledige astmacontrole; dat wil zeggen Achtergronden Reversibiliteit: tijdens spirometrie
tweemaal of minder per week symp- Begrippen aangetoonde toename van de FEV1 van
tomen overdag en geen symptomen Astmacontrole: met dit begrip wordt de 12% of meer na bronchodilatatie ten
’s nachts, geen beperkingen in activi- mate van actuele controle van een kind opzichte van de uitgangswaarde (voor-
teiten, tweemaal of minder per week
gebruik van noodmedicatie en een nor-
Inbreng van de patiënt afwijken van het hierna beschreven beleid
male longfunctie. De NHG-Standaarden geven richtlijnen kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet
•• Ontraad roken door ouders/verzor- voor het handelen van de huisarts; de rol dat deze standaard bedoeld is om te fun-
van de huisarts staat dan ook centraal. geren als maat en houvast.
gers in de omgeving van kinderen en
Daarbij geldt echter altijd dat factoren van
vanzelfsprekend het starten van roken Delegeren van taken
de kant van de patiënt het beleid mede be-
door kinderen zelf. NHG-Standaarden bevatten richtlijnen
palen. Om praktische redenen komt dit
voor huisartsen. Dit betekent niet dat de
•• Het starten van astmamedicatie bij uitgangspunt niet telkens opnieuw in de
huisarts alle genoemde taken persoonlijk
richtlijn aan de orde, maar wordt het hier
kinderen tot zes jaar heeft altijd plaats moet verrichten. Sommige taken kunnen
expliciet vermeld. De huisarts stelt waar
in het kader van een proefbehandeling worden gedelegeerd aan de praktijkassis-
mogelijk het beleid vast in samenspraak
tente, praktijkondersteuner of praktijk-
en dient daarom geëvalueerd te wor- met de patiënt, met inachtneming van
verpleegkundige, mits zij worden onder-
den. diens specifieke omstandigheden en met
steund door duidelijke werkafspraken,
erkenning van diens eigen verantwoorde-
•• Inhalatiecorticosteroïden (ICS) zijn de lijkheid, waarbij adequate voorlichting een
waarin wordt vastgelegd in welke situa-
ties de huisarts moet worden geraad-
voorwaarde is.
pleegd en mits de huisarts toeziet op de
Afweging door de huisarts kwaliteit. Omdat de feitelijke keuze van de
Bindels PJE, Van de Griendt EJ, Grol MH, Van Hensbergen W, Steenkamer
TA, Uijen JHJM, Burgers JS, Geijer RMM, Tuut MK. NHG-Standaard Ast-
Het persoonlijk inzicht van de huisarts is te delegeren taken sterk afhankelijk is van
ma bij kinderen (derde herziening). Huisarts Wet 2014;57(2):70-80. uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk de lokale situatie, bevatten de standaar-
aspect. Afweging van de relevante facto- den daarvoor geen concrete aanbevelin-
De standaard en de wetenschappelijke verantwoording zijn geactuali- ren in de concrete situatie zal beredeneerd gen.
seerd ten opzichte van de vorige versie (Huisarts Wet 2006;49(11):557-72).

70 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


NH G-S ta nda a r d

Tabel 1 Mate van astmacontrole, analoog aan GINA-richtlijnen (Global Initiative for Asthma)
beeld: FEV1-toename van 1000 ml naar
≥ 1120 ml). In het longfunctielaborato- Beoordeling actuele controle (bij voorkeur gedurende een periode van 4 weken)
Volledige controle Gedeeltelijke controle Onvoldoende controle
rium in het ziekenhuis wordt veelal als
(alle onderstaande items (1 of 2 van onderstaande items (3 of meer van onderstaande items
grenswaarde een toename van de FEV1 aanwezig) aanwezig in willekeurige week) aanwezig in willekeurige
met 9% of meer van voorspeld gebruikt week)*
(voorbeeld: FEV1-toename van 90% naar Symptomen overdag 2 maal of minder/week 3 maal of meer/week 3 maal of meer/week
≥ 99% van voorspeld).
Beperking activiteiten Geen Ja Ja
Bronchiale hyperreactiviteit: verhoogde
reactiviteit van de luchtwegen voor al-
Nachtelijke symptomen Geen Ja Ja
lergische of niet-allergische prikkels.
Gebruik noodmedicatie 2 maal of minder/week 3 maal of meer/week 3 maal of meer/week
Bij kinderen tot 6 jaar zal meestal worden
volstaan met het stellen van de symp- Spirometrie Normaal Afwijkend Afwijkend

toomdiagnose ‘recidiverend (expiratoir) * Elke exacerbatie wordt gezien als onvoldoende controle.

piepen, al dan niet met hoesten’, in de


standaard verkort aangeduid als ‘episo- astma. De prevalentie in de huisart- jongens als bij meisjes. Kinderen van
disch piepen’. De reden hiervoor is dat senpraktijk bij kinderen van 1 tot 4 jaar Turkse en Marokkaanse oorsprong lij-
het karakteristieke astmapatroon van is 33,8 per 1000 patiënten; bij kinderen ken minder vaak astma te hebben dan
aanvalsgewijs optreden van kortade- van 5 tot 14 jaar is deze 35,9 per 1000 pa- kinderen van Nederlandse, Surinaamse
migheid met piepen veelal afwezig is tiënten. Bij jonge kinderen komt astma en Antilliaanse herkomst. Astma komt
en spirometrie bij deze jonge kinderen ongeveer tweemaal zo vaak voor bij vaker voor bij te vroeg geboren kinde-
niet kan worden uitgevoerd. Inspiratoir
piepen valt buiten het bestek van deze Abstract
standaard. Bindels PJE, Van de Griendt EJ, Grol MH, Van Hensbergen W, Steenkamer TA, Uijen JHJM, Burgers JS, Geijer RMM, Tuut
Bij kinderen van 6 jaar en ouder kan MK. Dutch College of General Practitioners Guideline on asthma management in children (third revision). Huisarts Wet
op grond van het klachtenpatroon 2014;57(2):70-80.
(aanvalsgewijs optreden van kortade- The Dutch College of General Practitioners’ Guideline on Asthma Management in children replaces the
migheid met piepen en eventueel hoes- College’s previous version (Huisarts Wet 2006;49(11):557-72). The revised guideline provides information
ten), auscultatie van de longen op het and advice about the primary care management of children with asthma or episodic expiratory wheezing.
moment van een aanval, screenings- Children younger than 6 years with asthma-like symptoms often do not have the ‘typical’ manifestations
onderzoek naar sensibilisatie op in- of asthma. There are no objective methods like spirometry to diagnose asthma in these children. For this
halatieallergenen en spirometrie met reason, it is recommended not to use the diagnosis ‘asthma’ unless signs and symptoms are pronounced.
redelijke zekerheid de diagnose astma Instead, ‘episodic expiratory wheezing’ is the preferred diagnosis in most young children with asthma-like
worden gesteld. 4 symptoms. The vast majority of these children will no longer have these symptoms after 6 years of age.
Kinderen met astma ouder dan 12 jaar Asthma can be diagnosed more reliable in children aged 6 years or older. Asthma is a clinical diagnosis,
verdienen extra aandacht vanwege de with expiratory wheezing as the most important diagnostic symptom, but diagnostic spirometry may
verhoogde kans op therapieontrouw, provide additional relevant information. Children diagnosed with asthma should undergo a respiratory
mogelijk startend rookgedrag en school- allergen screening test because confirmed allergy may modify the treatment strategy.
keuzes die van belang zijn voor toekom- Consistent with international guidelines, the goal of asthma management is to control asthma, with con-
stige beroepen. trol being defined as daytime symptoms occurring less than twice a week, no nocturnal symptoms, no
Doel van de behandeling van alle lim­itation of activities, reliever/rescue treatment used maximally twice a week, and normal spirometry
kinderen met astma is het bereiken van findings. Smoking by parents and other caretakers, and by the child itself, should be strongly discouraged.
een volledige astmacontrole. Bij volle- This is the most important non-medical treatment recommendation.
dige astmacontrole wordt daarnaast ge- In children younger than 1 year, a short-acting beta agonist (SABA) should initially be given for a trial pe-
streefd naar zo min mogelijk medicatie riod and with close monitoring. In children younger than 1 year controller medication, such as inhaled
met zo weinig mogelijk bijwerkingen; cortico­steroids, is not recommended, unless in consultation with a (specialized) paediatrician. In children
een en ander in afstemming met wen- aged 1–6 years, asthma medications should also be given for a trial period with close monitoring. A SABA
sen en verwachtingen van kinderen en given for 1–2 weeks is recommended as initial treatment, with the addition of controller medication (inha-
hun ouders of verzorgers. led corticoste­roids) if symptoms persist. If asthma control is not achieved with a standard dose of an inha-
De mate van astmacontrole wordt led corticoste­roid, the child should be referred to a (specialized) paediatrician. In children older than 6
onderscheiden in drie niveaus [tabel 1].5 years with confirmed asthma, a SABA is the first choice if symptoms are intermittent. An inhaled cortico-
steroid is recommended for children with partially controlled or uncontrolled asthma. If asthma cannot be
Epidemiologie controlled with a standard dose of an inhaled corticosteroid and there are no problems with compliance,
In de algemene Nederlandse bevolking inhaler technique, or allergen exposure, the child should be referred to a (specialized) paediatrician. Child-
zijn ongeveer 85.000 kinderen met ren with asthma who require controller medication should be monitored on a regular basis.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 71


NH G-S ta nda a r d

ren. Kinderen woonachtig in grote ste- allergeenvrij dieet voor te schrijven ter wegen, besteedt de huisarts aandacht
den hebben vaker luchtwegklachten en vermindering van het risico op atopie aan het volgende:
astma dan kinderen op het platteland. en astma bij het kind.11 Het geven van •• ernst, duur en patroon van de lucht-
Er is een sterke correlatie tussen astma, borstvoeding zoals door de WHO aan- wegklachten:
allergische rinitis en constitutioneel ec- bevolen lijkt een tijdelijk beschermend ––piepende uitademing (kernsymp-
zeem bij kinderen.6 effect op het ontstaan van astma en toom), hoesten, kortademigheid;
Astma op kinderleeftijd hoeft niet eczeem te hebben. Het blijft onzeker of ––invloed van de klachten op het func-
te leiden tot astma in het latere leven. borstvoeding het risico op het ontstaan tioneren overdag, thuis of op school
Ruim eenderde van alle kinderen maakt van astma daadwerkelijk vermindert.12 (zoals schoolverzuim) en ’s nachts;
één of meer periodes met expiratoir pie- Of een dieet tijdens de lactatieperi- ––de frequentie (incidenteel, regelma-
pen door vóór de leeftijd van 3 jaar, veelal ode effectief is om de ontwikkeling van tig, dagelijks) en duur van de episo-
aansluitend aan virale bovenstelucht- astma te voorkomen, is onvoldoende des en de duur van symptoomvrije
weginfecties. Meer dan de helft van bekend. De rol die blootstelling aan in- periodes tussen de aanvallen;
deze kinderen heeft op de leeftijd van 6 fecties op jonge leeftijd speelt in de ont- •• aanwijzingen voor allergische prik-
jaar geen klachten meer. Bij tweederde wikkeling van het immuunsysteem en kels:
van de kinderen bij wie de diagnose de invloed daarvan op het ontwikkelen ––klachten passend bij een allergische
astma is gesteld op de leeftijd van 6 jaar van astma en andere allergische aan- rinitis;
of ouder, verdwijnen de symptomen en doeningen is niet duidelijk. Vaccinaties ––optreden of verergeren van klachten
klachten vóór of rond de puberteit. Bij de zoals die binnen het Rijksvaccinatiepro- in een vochtige omgeving (huisstof-
helft van deze groep treden later echter gramma gegeven worden hebben geen mijt), in voorjaar (pollen van bomen)
opnieuw klachten op.7 invloed op het ontstaan van astma.13 of zomer (pollen van grassen, on-
De symptoomdiagnose episodisch kruiden), bij contact met dieren (kat-
Pathofysiologie en etiologie piepen op kinderleeftijd kent verschil- ten, honden, knaagdieren, paarden)
Astma is een aanvalsgewijs optredende lende klinische patronen (‘fenotypes’). of door andere factoren;
bronchusobstructie op basis van ver- Er kan geen betrouwbaar onderscheid •• aanwijzingen voor niet-allergische
hoogde gevoeligheid van de luchtwegen worden gemaakt in fenotype als het prikkels:
voor allergische prikkels (IgE-gemedi- kind zich voor het eerst presenteert met ––persisterende klachten na virale
eerd) en voor niet-allergische prikkels piepen. Het meest voorkomende fenoty- luchtweginfecties;
(inspanning, rook, stof, mist, kou, virale pe, vooral bij kinderen tot 6 jaar, is perio- ––klachten, of verergering van klach-
infecties) met als pathologisch substraat diek piepen, hoesten en kortademigheid ten, bij blootstelling aan koude of
een chronische ontstekingsreactie. Bij geassocieerd met virale bovenstelucht- vochtige lucht, mist, (tabaks)rook,
astma spelen dezelfde pathofysiologi- weginfecties; tussendoor zijn de kinde- stof, luchtverontreiniging, baklucht,
sche mechanismen een rol als bij al- ren symptoomvrij. Een minderheid van verflucht, parfumluchtjes of emo-
lergische rinitis (zie de NHG-Standaard de kinderen ontwikkelt piepen dat ook ties;
Allergische en niet-allergische rhinitis). optreedt bij andere prikkels. Zij hebben ––luchtwegklachten tijdens of na li-
Naast genetische factoren spelen omge- mogelijk meer kans op astma. Obesitas chamelijke inspanning;
vingsfactoren een belangrijke rol bij het lijkt de herkenning en behandeling van •• roken:
ontwikkelen van astma. Sensibilisatie astma te compliceren.14 ––door ouders, verzorgers of anderen in
voor inhalatieallergenen is de belang- de omgeving van het kind;
rijkste risicofactor. Roken van de moe- Richtlijnen diagnostiek ––door het kind zelf.
der tijdens de zwangerschap heeft een De presentatie van de klachten is leef-
nadelig effect op de longfunctie van het tijdgebonden. Op jonge leeftijd zijn deze Overige aandachtspunten:
kind en geeft meer luchtwegklachten klachten vooral een recidiverende, pie- •• voorgeschiedenis:
in de eerste levensjaren en mogelijk ook pende uitademing en hoesten. Op ou- ––frequente luchtweginfecties of eer-
op latere leeftijd.8 Roken door ouders of dere leeftijd komt het klassieke patroon dere periodes met hoesten, piepen of
verzorgers na de geboorte leidt tot meer van aanvalsgewijze klachten van pie- ‘bronchitis’;
en ernstiger luchtwegklachten bij kin- pende uitademing en kortademigheid ––andere atopische aandoeningen, zo-
deren met astma.9 Kinderen met consti- meer voor. als constitutioneel eczeem;
tutioneel eczeem hebben een verhoogde Voor acute benauwdheid: zie Richt- ––eerder verricht allergie- of longfunc-
kans op astma.10 lijnen acute ernstige kortademigheid in deze tieonderzoek;
Primaire preventie van astma is niet standaard. ––in het verleden gebruikte medica-
mogelijk. Het is niet zinvol om vrouwen tie voor de luchtwegen en het effect
met een verhoogd risico op het krijgen Anamnese daarvan;
van een kind met een atopische aan- Als er op basis van het klachtenpatroon ––genomen preventieve maatregelen
doening tijdens de zwangerschap een redenen zijn de diagnose astma te over- en het effect daarvan;

72 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


NH G-S ta nda a r d

Tabel 2 Waarschijnlijkheid diagnose astma (bron: NVK-richtlijn 2013; aangepaste versie vanuit
––perinatale gegevens, zoals prema- BTS-guideline (British Thoracic Society)
turiteit, laag geboortegewicht of
Aanwijzingen ▪▪ Meer dan één van de volgende kenmerken: piepen (kernsymptoom),
postnatale zuurstoftoediening en/of
die de diagnose hoesten, kortademigheid of benauwdheid, vooral als deze sympto-
kunstmatige beademing (broncho- astma men:
pulmonale dysplasie); waarschijnlijker –– vaak voorkomen en terugkeren;
maken –– ’s nachts het ergst zijn;
––groeiachterstand nu of in het verle-
–– optreden in reactie op inspanning of andere prikkels zoals
den; blootstelling aan allergenen, sigarettenrook, koude of vochtige
•• familie: lucht, of bij emoties of slappe lach.
––het vóórkomen van luchtwegproble- ▪▪ Aangetoond specifiek IgE tegen inhalatieallergenen.
▪▪ Voorgeschiedenis met atopische aandoening.
men of atopische aandoeningen bij
▪▪ Familieanamnese van atopische aandoening en/of astma.
gezinsleden. ▪▪ Piepend verlengd expirium over meerdere longvelden bij auscultatie.
▪▪ Duidelijke verbetering van symptomen of longfunctie in reactie op
Lichamelijk onderzoek kortwerkende luchtwegverwijder.
Aanwijzingen ▪▪ Alleen symptomen ten tijde van verkoudheid/bovensteluchtwegin-
De huisarts:
die de diagnose fectie.
•• onderzoekt het kind en let daarbij op astma minder waarschijnlijk ▪▪ Alleen hoesten zonder piepen of kortademigheid.
de aanwezigheid van kortademigheid maken ▪▪ Langer durende productieve hoest in de anamnese.
(verhoogde ademfrequentie, intrek- ▪▪ Klachten van duizeligheid, lichtheid in het hoofd, tintelingen in
handen, voeten en rond de mond.
kingen sub- of intercostaal, neusvleu-
▪▪ Bij herhaling normaal lichamelijk onderzoek ten tijde van symptomen.
gelen, gebruik van hulpademhalings- ▪▪ Normale longfunctie ten tijde van symptomen.
spieren, cyanose); ▪▪ Geen respons op proefbehandeling.
▪▪ Klinische verschijnselen die passen bij een andere diagnose.
•• onderzoekt keel, neus en oren bij ver-
moeden van een bovensteluchtwegin-
fectie; •• Bij kinderen van zes jaar en ouder: waarde bestaat geen consensus; dit
•• inspecteert de voorkeurslokalisaties ––verricht een screeningsonderzoek wordt beschouwd als een lichte vorm
van constitutioneel eczeem bij ver- op inhalatieallergenen, ongeacht van reversibiliteit. In een longfunc-
moeden van een atopische constitutie; de aan- of afwezigheid van aanwij- tielaboratorium in het ziekenhuis
•• ausculteert hart en longen, let daarbij zingen voor een allergische oorzaak wordt veelal de mate van reversibi-
op de aanwezigheid van souffles, ver- of allergische rinitis, aangezien dit liteit uitgedrukt als percentage van
lengd expirium en/of expiratoir pie- richting kan geven aan het sane- de voorspelde waarde. Een toename
pen, en bepaalt de ademhalings- en ringsbeleid; van de FEV1 met 9% of meer van de
hartfrequentie.15 ––bij hoge waarschijnlijkheid voor het voorspelde waarde ondersteunt dan
bestaan van astma, zoals een reeds de diagnose astma. Het vereist veel
Daarnaast let de huisarts op: geobserveerde duidelijke klinische oefening en een ervaren longfunc-
•• de aanwezigheid van obesitas omdat afname van dyspneu en piepen na tieassistente om kinderen technisch
dit de diagnostiek en behandeling van toediening van een kortwerkend bè- goed te laten blazen bij spirome-
astma mogelijk kan compliceren; ta-2-sympathicomimeticum (SABA; trisch onderzoek.
•• (afbuigen van) de lengte- en/of ge- short-acting beta-2-agonist) door de
wichtscurve; huisarts, heeft diagnostische spiro- Bij de diagnostiek van astma heeft de
•• (achterblijven in) de psychomotorische metrie weinig toegevoegde waarde; piekstroommeter geen plaats meer.
ontwikkeling. spirometrie is evenmin zinvol bij Bij screenend onderzoek op inhalatie­
een beperkte waarschijnlijkheid voor allergenen wordt het bloed getest op de
Deze laatste twee aspecten zijn van be- het bestaan van astma. Spirometrie aanwezigheid van antistoffen tegen de
lang in het kader van het volgen van een (flowvolumecurve met meting van belangrijkste inhalatieallergenen: huis-
kind met een chronische aandoening in FEV1 en FVC en reversibiliteitstest) stofmijt, gras- en boompollen, hond, kat,
het algemeen. kan een toegevoegde waarde heb- schimmels en kruidpollen. Bij vermoe-
ben bij twijfel aan de diagnose astma den van een allergie voor knaagdieren
Aanvullend onderzoek (diagnostische spirometrie).16,17 Ver- wordt – ook als het screeningsonderzoek
•• Bij kinderen van één tot zes jaar: verricht richt spirometrie bij voorkeur op het negatief is – het desbetreffende aller-
screeningsonderzoek op inhalatieal- moment dat het kind klachten heeft. geenspecifieke IgE aangevraagd.
lergenen bij kinderen met anamnesti- Aanwezigheid van reversibiliteit Onderzoek naar sensibilisatie van
sche aanwijzingen voor een allergie om de (FEV1-toename van 12% of meer ten voedselallergenen heeft geen toege-
diagnose astma meer of minder waar- opzichte van de uitgangswaarde) on- voegde waarde. Ook meting van stik-
schijnlijk te maken, indien de uitslag dersteunt de diagnose astma. Over stofmonoxide (FeNO) heeft geen plaats
directe consequenties voor het verdere de interpretatie van een toename in de eerstelijnsdiagnostiek.18 Een tho-
beleid heeft. tussen 9 en 12% van de uitgangs- raxfoto is niet zinvol bij de diagnostiek

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 73


NH G-S ta nda a r d

van astma bij kinderen. Een thoraxfoto •• aard van de aandoening: over astma bij kinderen op de NHG-pu-
kan worden aangevraagd om een andere ––episodisch piepen is een symptoom- bliekswebsite www.thuisarts.nl of de
diagnose, zoals een pneumonie of pneu- diagnose bij jonge kinderen die een betreffende tekst (voorheen NHG-Pa­
mothorax, aan te tonen of uit te sluiten. piepende uitademing hebben, vooral tiëntenbrief) meegeven (via het HIS).
na virale luchtweginfecties. Slechts Deze patiënteninformatie is gebaseerd
Evaluatie een minderheid van deze kinderen op de NHG-Standaard. Daarnaast is een
Bij kinderen tot zes jaar stelt de huisarts de ontwikkelt op latere leeftijd astma; patiëntenversie van de zorgstandaard
symptoomdiagnose episodisch piepen bij ––astma is in het algemeen een goed astma bij kinderen en jongeren beschik-
twee of meer episodes met expiratoir pie- behandelbare aandoening waarbij de baar en kan de huisarts voor praktische
pen en alleen in uitgesproken gevallen, klachten uitgelokt kunnen worden informatie aan ouders en kind wijzen
zie [tabel 2], de diagnose (waarschijnlijk) door virale luchtweginfecties, aller- op het bestaan van het Longfonds (zie
astma. Een negatief screeningsonderzoek gische prikkels (vooral huisstofmijt, www.longfonds.nl).
op inhalatieallergenen sluit het ontwik- huisdieren, gras- en boompollen) en
kelen van een inhalatieallergie niet uit. niet-allergische prikkels (vocht, stof, Niet-medicamenteuze advisering
Bij kinderen van zes jaar en ouder is astma rook, kou, inspanning); Niet roken. Het streven naar een rookvrije
meer of minder waarschijnlijk, afhanke- •• manier waarop het kind en de ouders omgeving is de belangrijkste niet-me-
lijk van aanwezigheid van de aanwijzin- met de aandoening omgaan: dicamenteuze maatregel. De huisarts
gen in [tabel 2]. ––bespreek belemmeringen in het dient roken door het kind zelf, door ou-
functioneren door angst voor kort- ders/verzorgers of door anderen in de
Differentiaaldiagnoses ademigheid; omgeving van het kind dringend af te
•• Denk bij kinderen tot 1 jaar die langdu- ––bespreek tevens de mogelijke schaam- raden (zie ook de NHG-Standaard Stop-
rig hoesten of piepen ook aan tracheo- of te voor het gebruik van medicatie in pen met roken).
bronchomalacie, aangeboren afwij- gezelschap en op school;21 Influenzavaccinatie. Voor advies over in-
kingen van hart of grote vaten, of een ––sporten wordt, net als bij kinderen fluenzavaccinatie wordt verwezen naar
corpus alienum in de onderste lucht- zonder astma, aanbevolen. Indien een de NHG-Standaard Influenza en influ-
wegen.19 De diagnostiek naar cystische kind inspanningsgebonden klachten enzavaccinatie.22
fibrose is in 2011 in het hielprikonder- heeft, kan het voor het sporten een Saneren. Het bewijs voor de effectiviteit
zoek bij pasgeborenen opgenomen; cys- kortwerkend bèta-2-sympathicomi- van huisstofmijtsanering is beperkt.23
tische fibrose zal dus differentiaaldiag- meticum inhaleren; Rekening houdend met het individuele
nostisch minder vaak een rol spelen. •• doel en werking van de medicatie: klachtenpatroon en de (financiële) mo-
•• Denk bij acute benauwdheid ook aan ––bij incidentele klachten worden kort- gelijkheden kan bij een positieve test op
bronchiolitis, pseudokroep en een cor- werkende luchtwegverwijders per in- inhalatieallergenen en afhankelijk van
pus alienum. Voor de behandeling van halatie gebruikt en bij meer frequen- de ernst van de klachten aandacht be-
bronchiolitis en pseudokroep wordt te klachten ontstekingsremmers per steed worden aan de volgende aspecten:
verwezen naar de NHG-Standaard inhalatie; het is essentieel dat ont- •• vermijden van contact met huisdie-
Acuut hoesten. stekingsremmers dagelijks gebruikt ren;24
•• Denk bij kinderen ouder dan twaalf worden met daarnaast ‘zo nodig’ •• vermindering van de blootstelling aan
jaar met benauwdheid die niet goed kortwerkende luchtwegverwijders; huisstofmijt.25
reageert op luchtwegverwijding en die •• instructie van de inhalatietechniek:
gepaard gaat met bijvoorbeeld druk op ––benadruk het belang van een goe- Daarnaast kan het vermijden van niet-
de borst, tremoren en paresthesieën de inhalatietechniek. De huisarts allergische prikkels besproken worden
ook aan stressgerelateerde ademha- stemt met de apotheker af wie de afhankelijk van een anamnestisch ver-
lingsproblemen.20 inhalatie-instructie geeft en wie de band met een of meer niet-allergische
inhalatietechniek periodiek contro- prikkels (bijvoorbeeld parfumlucht,
Richtlijnen behandeling leert; baklucht, overgang van warme naar
Doel van de behandeling van alle kinde- •• het zorgproces: koude lucht, inspanning).
ren met astma is een zo goed mogelijke ––de huisarts informeert de patiënt Ademhalingsoefeningen. Ademhalings-
astmacontrole, al dan niet met medica- over de gewenste frequentie van con- oefeningen ter behandeling van het ast-
tie in een zo laag mogelijke dosering en troleafspraken en de rol van de prak- ma door de fysiotherapeut of logopedist
toedieningsfrequentie en met zo min tijkondersteuner daarbij. kunnen in bepaalde situaties wellicht
mogelijk bijwerkingen [tabel 1]. zinvol zijn. Bewijs hiervoor ontbreekt
In aansluiting op de gegeven monde- echter.26
Voorlichting en begeleiding linge voorlichting kan de huisarts de Lichaamsbeweging. De huisarts advi-
De huisarts geeft voorlichting over de patiënt verwijzen naar de informatie seert ook bij kinderen met astma de Ne-
volgende aspecten:

74 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


NH G-S ta nda a r d

derlandse beweegnorm voor kinderen: gebruikt, wel als alleen incidenteel heid van ICS niet vast.
ten minste twee keer dertig minuten medicatie noodzakelijk is, zoals bij De vier beschikbare soorten ICS
per dag matig intensief bewegen (zoals inspanningsastma. In dat geval kan zijn even werkzaam.34 Van belang is bij
stevig doorfietsen). Stem de adviezen af worden volstaan met een kortwer- het individuele kind de optimale toe-
op de mogelijkheden, wensen en moti- kend bèta-2-sympathicomimeti­cum dieningsvorm vast te stellen, en een
vatie van het kind (en de ouders). (short-acting beta-2-agonist; SABA) hierbij passend ICS voor te schrijven in
Obesitas of overgewicht. Hoewel niet [tabel 4].28 Bij gebruik van hoge doses een normale dagdosering, zie [tabel 5].
vaststaat dat gewichtsreductie bij kin- bèta-2-sympathicomimetica kunnen Beclometason extra fijn heeft een be-
deren met astma en obesitas effectief bijwerkingen optreden zoals tremor tere longdepositie dan beclometason en
is voor de verbetering van astma, is af- van handen en vingers, hoofdpijn, pe- moet daardoor lager gedoseerd worden.
vallen aangewezen om algemene ge- rifere vaatverwijding en stijging van
zondheidsredenen en omdat obesitas de de hartfrequentie. Om tandbederf te Combinatie van ontstekingsremmers en lang-
behandeling van astma mogelijk com- voorkomen wordt aangeraden na ge- werkende bèta-2-sympathicomimetica.
pliceert.14 bruik van bèta-2-sympathicomimetica Bij kinderen is niet aangetoond dat een
de mond te spoelen.29 Voor de toepas- combinatie van een ontstekingsremmer
Medicamenteuze therapie sing van anticholinergica bij kinderen en een langwerkend bèta-2-sympathi-
Algemene principes is onvoldoende onderbouwing.30 comimeticum (long-acting beta-2-ago-
•• De voorkeur gaat uit naar inhalatie- nist, LABA) aanvullende waarde heeft
medicatie. Hiervan bestaan twee soor- Onderhoudsbehandeling met ontstekingsrem- boven het gebruik van een ontstekings-
ten toedieningsvormen [tabel 3]: mers. Inhalatiecorticosteroïden (ICS) zijn remmer alleen. De standaard adviseert
––dosisaerosolen: een dosisaerosol de meest werkzame anti-inflammatoire LABA (in combinatie met ICS) alleen na
dient altijd in combinatie met een middelen. Zij worden gebruikt ter ver- consultatie van of verwijzing naar de
voorzetkamer gebruikt te worden mindering van de ontsteking van de kinder(long)arts, voor te schrijven bij
(tenzij het een ademgestuurde do- luchtwegen, waardoor luchtwegsymp- kinderen met gedeeltelijke of onvol-
sisaerosol betreft); een dosisaerosol tomen en longfunctie verbeteren.31 doende astmacontrole met een normale
zonder voorzetkamer heeft als na- De werking van ICS is minder effec- dagdosering ICS, zie [tabel 5].35
deel dat het tegelijk indrukken en tief indien de patiënt (mee)rookt. De 32

inademen lastig is waardoor de long- meest voorkomende lokale bijwerkingen Leukotrieenreceptorantagonisten (LTRA).


depositie niet optimaal is; zijn orofaryngeale candidiasis en hees- Evenals bij de LABA’s lijkt er vooralsnog
––poederinhalatoren: bij poederinha- heid. Gebruik van ICS kan de lengtegroei alleen plaats voor LTRA na consultatie
latoren bestaat het coördinatiepro- van kinderen in het eerste jaar van de van of verwijzing naar de kinder(long)
bleem van indrukken en inademen behandeling vertragen, met gemiddeld arts van een kind met gedeeltelijke of
niet; hierbij is voldoende inspiratie- ongeveer anderhalve centimeter. De onvoldoende astmacontrole met een
kracht nodig.27 eindlengte van kinderen die langdurig normale dagdosering ICS.36
ICS hebben gebruikt valt daarmee ruim
De huisarts kan tijdens het spreekuur- binnen de normale range.33 De kans op Overige middelen. De anticholinergica tio-
contact een proefbehandeling met sal- lokale en systemische bijwerkingen kan tropium, aclidinium en glycopyrronium
butamol geven indien er op dat moment verminderd worden door na inhala- en de LABA indacaterol zijn niet gere-
klachten zijn van kortademigheid en tie de mond te spoelen, het spoelsel uit gistreerd voor astma en worden niet
piepen. Als geen verbetering plaats- te spugen en daarna een slok water te aanbevolen. Subcutane en sublinguale
vindt, is het voorschrijven van salbuta- drinken of iets te eten. immuuntherapie worden niet aanbe-
mol niet zinvol. Bij duidelijke afname Bij kinderen van zes jaar en ouder is volen voor de behandeling van astma bij
van dyspneu en expiratoir piepen wordt de effectiviteit van ICS aangetoond op kinderen en adolescenten, vanwege een
continueren van salbutamol wel aanbe- longfunctie, symptomen, verminde- gebrek aan bewijs voor de effectiviteit
volen. ring van exacerbaties, bronchiale hy- van de interventies op astma-uitkom-
perreactiviteit, inspanningsgebonden sten, en vanwege de nadelen die met de
Symptomatische behandeling met luchtwegver- bronchusobstructie en de kwaliteit van behandeling gepaard gaan.
wijders. Hiertoe behoren de kort- en lang- leven. Behandeling van kinderen jonger
werkende bèta-2-sympathicomimetica dan 6 jaar met astma heeft waarschijn- Stappenplan
en anticholinergica. Deze middelen lijk vergelijkbare effecten, maar de Het stappenplan is afhankelijk van de
verminderen de bronchusobstructie werkzaamheid kan variëren omdat ade- leeftijd van het kind. Beoordeel bij iedere
maar hebben geen anti-inflammatoire quaat inhaleren lastiger is. Bij kinderen volgende stap in de medicamenteuze be-
werking. Luchtwegverwijders dienen jonger dan 6 jaar met episodisch piepen handeling:
daarom niet als enige therapie bij een dat alleen optreedt bij virale bovenste- •• de therapietrouw;
onderhoudsbehandeling te worden luchtweginfecties, staat de werkzaam- •• de inhalatietechniek;

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 75


NH G-S ta nda a r d

Tabel 3 Toedieningsvormen*
2 weken dagelijks een SABA voor, zie ICS gedurende minimaal 6 weken, zie
Leeftijd Toedieningsvorm [tabel 4]; [tabel 5];
0-12 maanden dosisaerosol met voorzetka-
•• evalueer het effect na 1 tot 2 weken en •• voeg bij patiënten met intermitteren-
mer plus babymasker
stop de medicatie indien de klachten de symptomen die ≥ 3 inhalaties van
1-4 jaar dosisaerosol met voorzetka-
mer plus kindermasker over zijn; bij persisteren van de klach- een luchtwegverwijder per week nodig
> 4-6 jaar dosisaerosol met voorzetka- ten maar wel goed effect van de inhala- hebben een ICS gedurende minimaal 6
mer plus mondstuk tiemedicatie kan de behandeling nog 1 weken toe, ook als de symptomen al-
> 6 jaar dosisaerosol met voorzetka- tot 2 weken gecontinueerd worden. leen bij inspanning optreden;
mer plus mondstuk,
Stap 2 •• controleer het kind in de instelfase tel-
dosisaerosol ademgestuurd,
poederinhalator •• heroverweeg de diagnose bij onvol- kens na 2 tot 4 weken en verminder bij
*De leeftijdsgrenzen zijn arbitrair; het hangt van doende effect en adequate inhalatie; het bereiken van volledige astmacon-
de inspiratiekracht van het individuele kind af •• als de symptoomdiagnose episodisch trole de dosering ICS in periodes van 12
wanneer het een poederinhalator kan gaan piepen of (allergisch) astma de meest weken, tot de minimale dagelijkse do-
gebruiken. Streef bij gebruik van verschillende
waarschijnlijke diagnose blijft, voeg sering waarbij het kind klachtenvrij is.
middelen naar uniformiteit in de toedieningsvorm.
dan een ICS toe gedurende minimaal 6 Stap 3
•• het vermijden van (niet-)allergene weken, zie [tabel 5]; •• als bij gebruik gedurende 12 weken van
prikkels. •• overweeg ook een proefbehandeling een normale dosis ICS geen volledige
met een ICS gedurende minimaal 6 we- astmacontrole behaald is, wordt de
Heroverweeg de diagnose astma indien ken indien de klachten na het staken reden daarvan nagegaan, zoals thera-
bij goed gebruik van de medicatie de van een SABA binnen 4 weken recidi- pieontrouw, verkeerde inhalatietech-
klachten persisteren. veren; niek of blootstelling aan prikkels;
––controleer het kind in de instelfase •• bij gedeeltelijke of onvoldoende astma-
Kinderen jonger dan 1 jaar telkens na 2 tot 4 weken en vermin- controle ondanks adequate opvolging
Behandeling met SABA bij kinderen der bij afwezigheid van symptomen van de medicamenteuze en niet-me-
jonger dan 1 jaar heeft het karakter van de dosering ICS, in periodes van 4 tot dicamenteuze adviezen en een goede
een proefbehandeling die geëvalueerd 6 weken, tot de minimale dosering inhalatietechniek, is er een indicatie
dient te worden. Bij ernstig benauwde waarbij het kind klachtenvrij is; voor verwijzing naar de kinder(long)
kinderen wordt geadviseerd dit tijdens ––verwijs het kind bij niet bereiken van arts;
het consult te doen. Starten met behan- volledige astmacontrole met een nor- •• starten met LABA in combinatie met
deling met ICS bij kinderen jonger dan 1 male dagdosering ICS (zie [tabel 5]) naar ICS in de eerste lijn wordt niet aanbe-
jaar wordt niet geadviseerd zonder ver- de kinder(long)arts. volen.
dere diagnostiek door een kinder(long)
arts. Kinderen van 6 jaar en ouder Comorbiditeit
Stap 1 Astma en allergische rinitis komen
Kinderen 1 tot 6 jaar •• start bij intermitterend optreden van vaak samen voor en kunnen elkaar be-
Het starten van medicatie onder de 6 symptomen (eenmaal per week of ïnvloeden. Indien een kind met astma
jaar heeft het karakter van een proefbe- minder) symptomatisch met een SABA tevens allergische rinitis heeft, is het
handeling, omdat er meestal sprake is ‘zo nodig’, zie [tabel 4]; adviseer een belangrijk dit te behandelen (zie de
van een symptoomdiagnose episodisch consult bij ≥ 3 keer per week gebruik NHG-Standaard Allergische en niet-al-
piepen. Het effect van elke proefbehan- van een SABA; lergische rhinitis).37 Verondersteld werd
deling dient geëvalueerd te worden. Het •• geef bij inspanningsastma 10 tot 15 dat gastro-oesofageale reflux een nega-
starten met en de duur van een proefbe- minuten vóór de inspanning een tieve invloed had op de astmacontrole.
handeling zijn afhankelijk van de ernst, SABA, 1 of 2 inhalaties; dit geeft onge- Er is echter geen bewijs dat behandelen
de aard en de duur van de klachten en de veer 2 uur luchtwegverwijding. van een niet-symptomatische gastro-
leeftijd van het kind. Voor de doseringen Stap 2 oesofageale reflux zinvol is.38 Obesitas
zie [tabel 4] en [tabel 5]. •• start bij frequenter optreden van lijkt de herkenning en behandeling van
Stap 1 symptomen, zoals bij gedeeltelijke of astma te compliceren.
•• geef bij de symptoomdiagnose epi- onvoldoende astmacontrole, met een
sodisch piepen of de diagnose waar-
schijnlijk astma een SABA via een Tabel 4 Stap 1 Kortwerkende bèta-2-sympathicomimetica

dosis­
aerosol met voorzetkamer met Geneesmiddel Leeftijd Dosering
masker (tot 4 jaar) of mondstuk (vanaf Salbutamol 100-200 microg/dosis elke leeftijd zo nodig 1-4 dd 1-2 inhalaties, maximaal 8
4 jaar) en evalueer het effect direct aan- (dosisaerosol, poederinhalator) inhalaties/dag
sluitend aan het contact; Terbutaline 500 microg/dosis ≥ 4 jaar zo nodig 1-4 dd 1-2 inhalaties, maximaal 8
(poederinhalator) inhalaties/dag
•• schrijf bij verbetering gedurende 1 tot

76 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


NH G-S ta nda a r d

Tabel 5 Stap 2 Inhalatiecorticosteroïden (normale dagdoseringen)*


Controles
•• De huisarts controleert of volledige Geneesmiddel Leeftijd Dosering
Beclometason ≥ 1 jaar 200 microg/dosis (dosisaerosol, 2 dd 1 inhalatie
astmacontrole (tweemaal of min-
poederinhalator)
der per week symptomen overdag,
Budesonide ≥ 1 jaar 200 microg/dosis (dosisaerosol, 2 dd 1 inhalatie
geen beperking van activiteiten, geen poederinhalator)
symptomen ’s nachts, tweemaal of Fluticasonpropionaat ≥ 1 jaar 125 microg/dosis (dosisaerosol) 2 dd 1 inhalatie
minder per week gebruik van nood- 50 microg/dosis (dosisaerosol) 2 dd 2 inhalaties
100 microg/dosis (poederinhalator) 2 dd 2 inhalaties
medicatie en een normale spirome-
Beclometason extra fijn ≥ 5 jaar 100 microg/dosis (dosisaerosol) 2 dd 1 inhalatie
trie) zijn bereikt.
Ciclesonide > 12 jaar 160 microg/dosis (dosisaerosol) 1 dd 1 inhalatie
•• De huisarts evalueert een proefbehan-
*ICS onder de leeftijd van 1 jaar niet voorschrijven zonder verdere diagnostiek door een kinder(long)arts;
deling met SABA na 1 tot 2 weken en
behandeling met ICS bij 1- tot 6-jarigen heeft in alle gevallen het karakter van een proefbehandeling die
controleert bij behandeling met ICS na minimaal 6 weken geëvalueerd dient te worden.
tijdens de instelfase elke 2 tot 4 weken.
•• Indien wordt besloten de ICS te conti- bij na of het klachtenpatroon is toege- Bij gedeeltelijke of onvoldoende ast-
nueren, wordt het kind in het eerste nomen en het medicatiebeleid aange- macontrole wordt ten minste jaarlijkse
jaar ten minste eenmaal per 12 weken past moet worden. Bij gelijkblijvend spirometrie aanbevolen. Routinematige
gezien. klachtenpatroon is verdere controle spirometrie bij controles wordt niet aan-
•• Als volledige astmacontrole geduren- niet noodzakelijk. bevolen bij volledige astmacontrole.
de 12 weken behaald is, wordt de dose- •• Overweeg een andere diagnose bij on- Voor het vaststellen van de mate van
ring ICS verminderd, rekening houdend voldoende verbetering na adequate astmacontrole kan een vragenlijst als de
met seizoensinvloeden op het optre- astmabehandeling. c-ACT (child-ACT; 4 tot 12 jaar), ACT (≥ 12
den van klachten, en bij afwezigheid jaar) of ACQ (> 12 jaar) als hulpmiddel ge-
in de voorafgaande 12 maanden van De verdere monitoring wordt hieronder bruikt worden. 41
een ernstige exacerbatie (predniso- besproken en vindt plaats conform de
lonkuur, behandeling buiten kantoor- zorgstandaard Astma bij kinderen en Zelfbehandeling. Met ouders en kinderen
uren in eerste of tweede lijn, of zie- jongeren.39 De monitoring kan ook door die adequaat met de aandoening en
kenhuisopname). Bij verlaging van de de praktijkondersteuner uitgevoerd medicatie omgaan, kunnen afspraken
dosering ICS wordt telkens na 12 we- worden. Hierbij wordt systematisch gemaakt worden over zelf starten of
ken het effect geëvalueerd. Als er geen aandacht besteed aan de volgende as- ophogen van SABA bij een exacerbatie.
verslechtering is opgetreden, wordt pecten: Afgesproken wordt dat ze contact op-
de dosering verder verlaagd. Als er wel •• de mate van astmacontrole (volledig, nemen als de middelen onvoldoende
sprake is van verslechtering, wordt de gedeeltelijk, onvoldoende); effect hebben bij een exacerbatie. 42 Een
oorspronkelijke dosering teruggege- •• het naleven van niet-medicamenteuze geschreven actieplan wordt aanbevolen,
ven. adviezen, zoals de beweegnorm (ge- met name bij kinderen met gedeeltelijke
•• Als duidelijk is wat de laagste effec- middeld een uur per dag), en het effect of onvoldoende astmacontrole. 43
tieve dosis is, vindt eenmaal per 3 tot 6 daarvan;
maanden controle plaats. Tijdens deze •• inhalatietechniek en therapietrouw; Richtlijnen acute ernstige
controles wordt ook de mogelijkheid vraag ouders en kind medicijnen en kortademigheid
bekeken om te stoppen met ICS. Indien inhalatoren bij elke controle mee te De huisarts inspecteert het kind en
het kind gedurende langere tijd (6 tot nemen om de inhalatietechniek te de- ausculteert de longen en overweegt een
12 weken) volledige astmacontrole be- monstreren;40 het verdient aanbeve- eventuele andere oorzaak voor de kort-
reikt heeft en in de voorafgaande 12 ling dat de praktijk(ondersteuner) be- ademigheid dan astma. Ga na of er spra-
maanden geen ernstige exacerbatie schikt over demonstratie-inhalatoren; ke is van (toename van) kortademigheid
(prednisolonkuur, behandeling buiten •• bespreking van het beleid bij toename in rust en meet, indien een saturatieme-
kantooruren in eerste of tweede lijn van de klachten; ter beschikbaar is, de zuurstofsaturatie.
of ziekenhuisopname) heeft gehad, •• aanpassing van het beleid bij episo- Er is sprake van acute ernstige kort-
wordt stoppen met ICS aanbevolen. De disch piepen en bij patiënten die lang- ademigheid als er naast expiratoir pie-
huisarts bespreekt dan tevens het tij- durig klachtenvrij zijn; pen en een verlengd expirium één of
dig herstarten met ICS en zo nodig een •• voorkomen van starten met roken, meer van de volgende symptomen zijn:
luchtwegverwijder bij het weer optre- ontraden van roken door ouders/ver- •• intrekkingen inter- of subcostaal,
den van symptomen. zorgers; neusvleugelen;
•• Aanbevolen wordt om ook kinderen •• school- en beroepskeuze als astma- •• gebruik van hulpademhalingsspieren;
met ‘zo nodig’ gebruik van een SABA in klachten door specifieke allergenen •• ongelijkmatig inspiratoir ademgeruis
de eerste 3 tot 6 maanden eenmalig ter hierbij mogelijk een rol gaan spelen. (verminderd of afwezig ademgeruis bij
controle te zien. De huisarts gaat hier- zeer ernstige dyspneu);

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 77


NH G-S ta nda a r d

•• tachypneu (bij zeer ernstige dyspneu de Farmacotherapeutische richtlijn Ge- huisarts aan of het een diagnostisch of
neemt ademfrequentie weer af!);15 neesmiddelen in spoedeisende situaties een behandelingsprobleem betreft en
•• tachycardie; (www.nhg.org). of het om een eenmalige consultatie
•• zuurstofsaturatie < 95%. 44 dan wel kortdurende of langdurige be-
Controle geleiding gaat; in de verwijsbrief ver-
Behandeling •• Bij voldoende verbetering: spreek de vol- strekt de huisarts relevante gegevens
Bij ernstige kortademigheid gaat de gende dag een controle af. Evalueer de met betrekking tot ziektebeloop, voor-
voorkeur uit naar een dosisaerosol met klachten en beperkingen, en ausculteer geschiedenis, mate van astmacontrole,
een voorzetkamer. Deze toedienings- de longen. Ga de reden van de exacerba- medicatie, diagnostische problemen,
vorm is even effectief als verneveling. 45 tie na, let vooral op de therapietrouw, de comorbiditeit, luxerende factoren en
•• Stap 1: geef salbutamol per voor­ inhalatietechniek en het vermijden van competentie verzorgers/kind.
zetkamer, voor dosering zie [tabel 6]. prikkels. Stel het beleid van voor de exa- •• De kinder(long)arts rapporteert na het
Herhaal de inhalaties na een kwartier. cerbatie eventueel bij, start met ICS als vaststellen van de diagnose of een be-
Verwijs als er geen verbetering is bin- deze nog niet gebruikt werden. handelplan, bij terugverwijzing of an-
nen een half uur. •• Bij onvoldoende verbetering: controleer ders minimaal jaarlijks en tussentijds
•• Stap 2: geef bij kortdurende of onvolle- bijvoorbeeld na drie uur, afhankelijk bij nieuwe gezichtspunten die van be-
dige verbetering een orale predniso­ van het beloop van eerdere exacerbaties lang zijn voor de huisarts.
(lo)nkuur en instructies voor het en de vaardigheden van de ouders. •• Bij kinderen die onder controle van de
gebruik van SABA gedurende de eerst- kinder(long)arts zijn in de diagnosti-
volgende 24 uur (bijvoorbeeld inhalatie Bij kinderen tot 1 jaar kan een (eerste) ast- sche fase, is de kinder(long)arts pri-
elke 3 uur via een voorzetkamer). Con- ma-aanval moeilijk te onderscheiden zijn mair aanspreekpunt.
trole vindt de volgende dag plaats. van acute bronchiolitis (als gevolg van •• Bij kinderen die onder controle van de
een virale luchtweginfectie door bijvoor- kinder(long)arts zijn in de behandelfa-
Verwijzing beeld het RS-virus). Voor het beleid bij se, maar zich desondanks melden bij
Verwijzing vindt plaats bij: acute bronchiolitis zie de NHG-Standaard de huisarts met astmagerelateerde
•• alarmsymptomen (uitputting, cyano- Acuut hoesten. klachten, beoordeelt de huisarts het
se, bewustzijnsdaling, zuurstofsatu- kind volgens de geldende richtlijnen.
ratie < 92%), met spoed; Landelijke transmurale Afhankelijk van de voorgeschiedenis,
•• uitblijven van voldoende verbetering samenwerkingsafspraken de ernst van de exacerbatie, de mate
binnen een half uur; bij kinderen met astma van verbetering op bronchusverwij-
•• onvoldoende zorgmogelijkheden in de De samenwerkingsafspraken zijn op- ding of bij twijfel over het beloop de
eerstvolgende 12 tot 24 uur; gesteld door een werkgroep van de komende 24 uur, overlegt de huisarts
•• een exacerbatie die de volgende dag on- Nederlandse Vereniging voor Kinder- met de behandelende (of zo nodig
danks adequaat ingestelde medicatie geneeskunde en het Nederlands Huis- dienstdoende) kinder(long)arts.
onvoldoende verbetert; artsen Genootschap. De aanbevelingen •• Bij kinderen die onder controle van de
•• een ziekenhuisopname wegens astma sluiten aan bij de Zorgstandaard Astma huisarts zijn, maar zich desondanks
of een zeer ernstig verlopen exacerbatie bij kinderen en jongeren (2012), de NVK melden bij de kinder(long)arts, beoor-
in de voorafgaande 12 maanden. Richtlijn (2013) en deze NHG-Standaard deelt de kinder(long)arts het kind en
(2014). verwijst bij stabiele situatie terug naar
Bij alarmsymptomen: bel een ambu- de huisarts.
lance met U1-indicatie en geef − indien Communicatie en coördinatie •• In bovenstaande gevallen informeren
beschikbaar − zuurstof (10 liter/min) in Uitgangspunten zijn: huisarts en kinder(long)arts elkaar bij
combinatie met verneveling met salbuta- •• In de eerste lijn als het kan, in de twee- een belangrijke verandering van de
mol (< 4 jaar: 2,5 mg; ≥ 4 jaar: 2,5-5,0 mg) de lijn als het nodig is. medicatie (zoals structureel verhogen
en ipratropiumbromide (< 4 jaar: 250 mi- •• Eén hoofdbehandelaar, namelijk de van de onderhoudsmedicatie, pred-
crog; ≥ 4 jaar: 500 microg). Streef naar een huisarts of de kinder(long)arts. nisolonkuur), bij voorkeur digitaal en
zuurstofsaturatie > 94%. Zie voor details •• Bij consultatie of verwijzing geeft de indien dit niet mogelijk is door een
uitdraai van het consult mee te geven.
Tabel 6 Medicamenteuze therapie van acuut ernstig astma
•• Bij kinderen met volledige astmacon-
Middel en toedieningsvorm Dosis Opmerkingen trole met zo nodig medicatie of een
Salbutamol dosisaerosol 100 4 tot 8 inhalaties (1 inhalatie per herhaal inhalaties na een
normale dosis ICS (volgens de geldende
microg/dosis met voorzetkamer keer in voorzetkamer, 5 maal kwartier; verwijs bij geen
inademen) verbetering binnen half uur
richtlijnen) of tijdens de instelfase van
Prednis(ol)on (off-label) 1 tot 2 mg/kg lichaamsgewicht ineens stoppen, geleidelijk recent door de huisarts vastgesteld
tablet van 5 mg, bij zuigelingen en (max. 40 mg/dag) in 2 doses minderen niet nodig astma is de huisarts veelal de hoofdbe-
peuters drank (5 mg/ml) gedurende 3 tot 5 dagen handelaar.

78 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


NH G-S ta nda a r d

•• Bij kinderen met aanhoudend gedeel- verbetering na behandeling met een met een hogere dosis medicatie dan
telijk of onvoldoende astmacontrole is adequate dosis SABA gedurende twee stap 2 blijven in het algemeen onder
de kinder(long)arts de hoofdbehande- tot vier weken; controle van de kinder(long)arts, tenzij
laar. Bij kinderen bij wie astmacontrole •• bij onvoldoende verbetering bij een daarover plaatselijk andere afspraken
bereikt wordt met een hoge dosis me- kind met de diagnose episodisch pie- gemaakt zijn.
dicatie is de kinder(long)arts de hoofd- pen of waarschijnlijk allergisch astma •• Bij ontslag na ziekenhuisopname of
behandelaar tenzij daar plaatselijk an- na behandeling met een SABA en/of behandeling op de SEH wordt de huis-
dere afspraken over gemaakt zijn. ICS in normale dosis gedurende 6 we- arts ingelicht en wordt aangegeven
•• Jongeren met astma die onder controle ken, of eerder, afhankelijk van de leef- wie verantwoordelijk is voor de ver-
van de kinder(long)arts zijn krijgen in tijd en de ernst van de klachten. volgbehandeling en controle. Indien
de overgang van kind naar volwassen- een patiënt met een eerste exacerbatie
heid een andere hoofdbehandelaar. Bij Kinderen van 6 jaar en ouder: direct via de SEH in de tweede lijn te-
volledige astmacontrole met zo nodig •• bij twijfel aan de diagnose astma (zo- recht is gekomen (zonder ziekenhuis-
medicatie of een normale dosis ICS is als bij onvoldoende verbetering na opname), wordt hij terugverwezen
dit meestal de huisarts en bij gedeel- behandeling met een adequate dosis naar de eerste lijn, tenzij er indicaties
telijke of onvoldoende controle of bij SABA gedurende twee tot vier weken); zijn voor behandeling en controle in de
hoge doses medicatie veelal de long- •• bij niet bereiken van volledige astma- tweede lijn.
arts. De kinder(long)arts en de huis- controle bij een kind met astma met
arts of de longarts maken onderling een normale dosis ICS gedurende drie Acute, ernstige kortademigheid
goede afspraken over adequate zorg in maanden en adequate zorg, zoals aan- •• Het kind en/of de verzorgers moe-
deze transitiefase. dacht voor therapietrouw, inhalatie- ten weten wat te doen bij een astma-
•• De mondelinge en schriftelijke voor- techniek, blootstelling aan prikkels, exacerbatie, bij voorkeur middels een
lichting van huisarts en kinder(long) en comorbiditeit. schriftelijk actieplan met onder an-
arts is op elkaar afgestemd. dere informatie over bereikbaarheid
•• De huisarts en kinder(long)arts ge- Daarnaast is verwijzing gewenst in de van de hoofdbehandelaar binnen en
bruiken een uniform, schriftelijk ac- volgende situaties: buiten kantooruren.
tieplan. •• indien in de voorafgaande twaalf •• Ten tijde van de acute aanval dient
maanden meer dan één ziekenhuis- continue zorg gegarandeerd te zijn
Consultatie of verwijzing opname of meer dan één predniso­ door de hoofdbehandelaar.
Consultatie of verwijzing wordt geadvi- (lo)nkuur wegens astma nodig was.
seerd in de onderstaande situaties. •• bij complicerende of ernstige comorbi- Aandachtspunten voor bespreking in de
Kinderen jonger dan 1 jaar: diteit of indien intensieve begeleiding regio
•• bij twijfel aan de diagnose zoals bij een gewenst is vanwege complicerende Regionaal zijn er verschillen in aanpak
kind met onbegrepen klachten van psychosociale factoren die adequate mogelijk, afhankelijk van beschikbare
piepen en/of benauwdheid, vooral als behandeling structureel bemoeilij- expertise en de lokale situatie. Aan-
die veel invloed hebben op het dage- ken. dachtspunten voor het maken van af-
lijks leven. Hierbij kan gedacht wor- spraken zijn:
den aan (onderliggende) congenitale Terugverwijzen •• (ten minste jaarlijkse) integrale beoor-
aandoeningen zoals tracheo- of bron- •• De kinder(long)arts verwijst de pa- deling (zie de Zorgstandaard Astma bij
chomalacie, of afwijkingen van hart of tiënt terug indien de vraag van de kinderen en jongeren) van alle kinde-
grote vaten; huisarts beantwoord is, de diagnos- ren met astma en onderhoudsmedi-
•• bij onvoldoende verbetering door be- tiek in de tweede lijn afgerond is of de catie in de eerste of tweede lijn; rou-
handeling met een SABA bij een kind zorg van de kinder(long)arts niet ver- tinematig (jaarlijkse) spirometrie bij
met klachten van piepen en/of be- der bijdraagt aan het verbeteren van gedeeltelijke of onvoldoende astma-
nauwdheid, vooral als de klachten veel de astmacontrole. Bij terugverwijzen controle bij kinderen vanaf zes jaar;
invloed hebben op het dagelijks leven. stelt de kinder(long)arts een duidelijk •• regeling van spoedzorg in geval van
Behandeling met ICS van een kind behandelplan op en verstrekt aan de acute ernstige kortademigheid;
jonger dan 1 jaar is in het algemeen huisarts relevante gegevens met be- •• consultatie van een kaderhuisarts ast-
niet aangewezen in de eerste lijn en trekking tot ziektebeloop, medicatie, ma of van de kinder(long)arts;
voorbehouden aan de kinder(long)arts. mate van astmacontrole en toegepaste •• wijze van informatie-uitwisseling: bij
behandeling. controles en bij tussentijdse wijzigin-
Kinderen van 1 tot 6 jaar: •• Bij volledige astmacontrole met een gen, organisatie van bereikbaarheid
•• bij twijfel aan de symptoomdiagnose normale dosis ICS gedurende 3 maan- voor overleg en afstemming van de
episodisch piepen of waarschijnlijk al- den wordt het kind terugverwezen. zorg onderling;
lergisch astma, zoals bij onvoldoende Kinderen met volledige astmacontrole •• hoofdbehandelaarschap;

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 79


NH G-S ta nda a r d

•• terugverwijzing door de kinder­­(long)- Totstandkoming culose (NVALT); dr. M. Nelissen-Vrancken,


arts na opname of SEH-behandeling In april 2012 startte een werkgroep met de namens het Instituut voor Verantwoord Me-
herziening van de NHG-Standaard Astma bij dicijngebruik (IVM); D. Dost, J.M. Krijger, E.
(bijvoorbeeld binnen zes weken een
kinderen. De werkgroep bestond uit de vol- Wong-Go, K. de Leest, dr. T. Schalekamp, allen
brief naar de huisarts na opname, me- gende leden: prof.dr. P.J. Bindels, huisarts te apothekers en R. Schoemakers en J. Erkelens,
dicatiewijziging en SEH-bericht aan- Amsterdam en hoogleraar huisartsgenees- beiden ziekenhuisapothekers i.o., allen na-
kunde aan het Erasmus MC te Rotterdam; E.J. mens de Koninklijke Nederlandse Maatschap-
sluitend aan ontslag, instructie van de
van der Griendt, kinderarts-pulmonoloog, De pij ter bevordering der Pharmacie (KNMP); R.
patiënt om een controleafspraak bij de Kinderkliniek en Flevoziekenhuis te Almere; Kievits-Smeets en J.D. Berg, beiden huisarts
huisarts te maken); dr. M.H. Grol, huisarts-docent AMC te Am- en namens CAHAG; dr. J. Oltvoort, namens de
•• op elkaar afgestemd voorlichtingsma- sterdam; dr. W. van Hensbergen, huisarts te Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen Ne-
Amsterdam; T. Steenkamer, kaderhuisarts derland (Nefarma); M. Favié, namens de Bond
teriaal in eerste en tweede lijn;
astma/COPD te Almere; dr. J.H.J.M. Uijen, van de Generieke geneesmiddelenindustrie
•• afspraken met apotheker(s) in de regio huisarts te Holten. De begeleiding van de Nederland (BOGIN); A.P.E.F. Versteegde, arts
over het uniformeren en regelmatig werkgroep en de redactie waren in handen M&G, beleidsadviseur zorg/medisch adviseur
herhalen van de inhalatie-instructie, van M.K. Tuut, epidemioloog, PROVA Varsse- namens Zorgverzekeraars Nederland (ZN); M.
veld, aangesteld als wetenschappelijk mede- Danz, apotheker, namens het College voor
het signaleren van overmatig gebruik werker en dr. R.M.M. Geijer, huisarts, senior Zorgverzekeringen; dr. D. Bijl, hoofdredacteur
van luchtwegverwijders en het onder- wetenschappelijk medewerker, beiden van de Geneesmiddelenbulletin (Gebu); dr. A. de Sut-
gebruik van ICS. afdeling Richtlijnontwikkeling en Weten- ter, namens Domus Medica (België); prof.dr.
schap; M.M. Verduijn, apotheker, was betrok- J.C. de Jongste, dr. P.J.F.M. Merkus, W.A.F. Ba-
ken als senior wetenschappelijk medewerker lemans, allen kinderarts-pulmonoloog, dr.
Afweging door de huisarts en de farmacotherapie van de afdeling Richtlijnont- A.F.J. Brouwer, M.C. Küthe, beiden kinderarts,
kinder(long)arts wikkeling en Wetenschap en dr. J.S. Burgers allen namens de Nederlandse Vereniging voor
Het persoonlijk inzicht van de huisarts en de als hoofd van deze afdeling. J. den Boer was Kindergeneeskunde (NVK); dr. J.A.H. Eekhof,
kinder(long)arts is bij alle richtlijnen een be- betrokken als wetenschappelijk medewerker huisarts en hoofdredacteur van Huisarts en
langrijk aspect. Afweging van relevante van de afdeling Implementatie. Wetenschap.
factoren in de concrete situatie zal berede- Door de leden van de werkgroep werd desge- Naamsvermelding als referent betekent ove-
neerd afwijken van de in deze paragraaf op- vraagd geen belangenverstrengeling gemeld. rigens niet dat de referent de standaard in-
genomen aanbevelingen rechtvaardigen. Meer details hierover zijn te vinden in de houdelijk op ieder detail onderschrijft.
Keuzemogelijkheid patiënt webversie van de standaard op www.nhg. Dr. J.W.M. Muris en J.J.A.M. van Dongen heb-
De astmazorg is zo georganiseerd dat de org. ben namens de NAS tijdens de commentaar-
pa­tiënt zelf keuzemogelijkheden heeft en In april 2013 werd de ontwerpstandaard voor ronde beoordeeld of de ontwerpstandaard
houdt. Dit geldt ongeacht welke lokale af- commentaar naar vijftig willekeurig uit het antwoord geeft op de vragen uit het herzie-
spraken er in een bepaald geografisch ge- NHG-ledenbestand gekozen huisartsen ge- ningsvoorstel. In september 2013 werd de
bied gemaakt worden, bijvoorbeeld binnen stuurd. Er werden acht commentaarformu- standaard geautoriseerd door de NHG-Auto-
de context van een zorggroep en zieken- lieren retour ontvangen. In april 2013 werd de risatiecommissie.
huis. De patiënt blijft in de gelegenheid een concepttekst tevens ter becommentariëring De zoekstrategie die gevolgd werd bij het
zorgverlener, bijvoorbeeld een arts dan wel voorgelegd aan enkele referenten. Als refe- zoeken naar de onderbouwende literatuur is
een zorginstelling te kiezen. renten bij de standaard traden op: dr. B.E. van te vinden bij de webversie van deze stan-
Ewijk, kinderarts-pulmonoloog; dr. G.J. daard. Tevens zijn de procedures voor de ont-
Braunstahl en dr. E.J.M. Weersink, beiden wikkeling van de NHG-Standaarden in te zien
longarts en namens de Nederlandse Vereni- in het procedureboek (zie www.nhg.org).
ging van Artsen voor Longziekten en Tuber-
© 2014 Nederlands Huisartsen Genoot-
schap

Noten en literatuur
Zie voor de noten en de literatuur www.
henw.org, rubriek NHG-Standaard.

80 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden (tweede herziening)
Marie-Louise Bartelink, Bernard Elsman, Andrew Oostindjer, Jelle Stoffers, Tjerk Wiersma, Jacques Geraets

Inleiding inspanning. Bij kritieke ischemie zijn er verschillende andere zorgverleners

NH G-S ta nda a r d
Recentelijk kwam de derde versie van de pijnklachten aan voet of been in rust en/ betrokken kunnen zijn (praktijkon-
NHG-Standaard Perifeer arterieel vaat- of trofische stoornissen en is de met een dersteuner, diëtist, fysiotherapeut,
lijden gereed. De volledige standaard is dopplerapparaat gemeten systolische vaatlaboranten, vaatchirurg, interven-
gepubliceerd op de website van Huisarts enkeldruk lager dan 50 mmHg. Bij kri- tieradioloog, internist). Hierdoor zijn
en Wetenschap (www.henw.org\nhg- tieke ischemie verwijst de huisarts naar (regionale) samenwerkingsafspraken
standaard) en tevens te raadplegen op de een vaatchirurg voor aanvullend onder- van belang. Onderdelen van de samen-
site van het NHG. Het bijbehorende sa- zoek en zo nodig aanvullende invasieve werking zijn: diagnostiek, verwijzing,
menvattingskaartje is bijgesloten bij dit behandeling. afstemming van controles met indica-
nummer van Huisarts en Wetenschap. ties voor terugverwijzing, behandeling
We bespreken hier alleen de belangrijk- Werkwijze bij bepaling van risicofactoren, aanpak van het stop- M 13
ste punten uit de nieuwe standaard als- enkel-armindex pen met roken, gesuperviseerde loop-
mede de belangrijkste veranderingen De diagnose chronisch obstructief arte- training en indicaties voor invasieve
ten opzichte van de vorige versie. rieel vaatlijden kan worden ondersteund behandeling.
door bepaling van de enkel-armindex:
Meer aandacht voor acute de ratio van de met een dopplerapparaat Vanaf dit nummer verschijnt een deel van
ischemie gemeten hoogste systolische enkeldruk
de herziene NHG-Standaarden alleen in
de vorm van een korte aankondiging van
Hoewel perifeer arterieel vaatlijden (a. dorsalis pedis of a. tibialis posterior) één pagina in H&W. De volledige herzie-
doorgaans geleidelijk aanleiding tot en de gemeten hoogste systolische arm- ning wordt gepubliceerd op de websites
klachten geeft, kan arteriële afsluiting druk (links/rechts). De enkel-armindex van H&W en het NHG. We hebben hier-
voor gekozen, omdat er de komende jaren
ook acuut ontstaan door een snelle pro- wordt voor ieder been afzonderlijk be-
veel herziene standaarden zullen verschij-
gressie van een plaque of een arteriële paald. Bij een goede arteriële beencir- nen. Zo staat voor 2014 de publicatie van
embolie. Een acute perfusiestoornis van culatie is de enkel-armindex in rust 18 standaarden gepland, waarvan 16 her-
een voet of onderbeen kan binnen en- groter dan 1. Bij een enkel-armindex in zieningen. Het is derhalve niet haalbaar
om alle herziene standaarden integraal in
kele uren tot dagen een bedreiging vor- rust kleiner dan 0,9 wordt de diagnose H&W te publiceren. Herzieningen met ge-
men voor de levensvatbaarheid daarvan. chronisch obstructief arterieel vaatlij- ringe wijzigingen zullen daarom in de
Tot dusverre was de herkenning van den gesteld. vorm van een korte aankondiging in H&W
verschijnen. Herziene standaarden met
acute ischemie onderbelicht gebleven. Omdat de werkwijze bij de bepaling
belangrijke aanpassingen blijven wij uiter-
In de nieuwe versie staat dat de huis- van de enkel-armindex op diverse pun- aard wel met de gehele hoofdtekst in
arts aan acute ischemie moet denken ten onduidelijk bleek, zijn de instructies H&W plaatsen.
bij combinaties van vijf kenmerkende daarover in deze versie van de stan- Jako Burgers, hoofd afdeling R&W
Just Eekhof, hoofdredacteur H&W
symptomen, die in de Angelsaksische daard gepreciseerd en nader toegelicht.
literatuur bekend staan als de vijf P’s: Meet de systolische bloeddruk in beide
Pijn in rust, afwezige Pulsaties van de armen en beide benen in een vaste volg-
voetarteriën, bleekheid (Pallor), Pares- orde (klokwaarts) en herhaal de meting
thesieën en Paralyse van (intrinsieke) binnen 1 tot 2 weken 2 keer indien bij de
voetspieren. Bij vermoeden van acute eerste meting de enkel-armindex een
ischemie moet direct verwezen worden waarde heeft tussen 0,8 en 1,0.
voor het intraveneus toedienen van on-
gefractioneerde heparine en zo nodig Voortaan looptraining
directe revascularisatie. onder supervisie
Bij de behandeling van klachten van
Chronisch obstructief claudicatio intermittens gaat voortaan
vaatlijden de voorkeur uit naar gesuperviseerde
Om het onderscheid tussen acute ische- looptraining onder begeleiding van een
mie enerzijds met claudicatio intermit- fysiotherapeut, omdat dit effectiever is
tens en kritieke ischemie anderzijds dan alleen een loopadvies. Een verbete-
duidelijk te maken, worden 2 laatstge- ring van de loopafstand tot 154% bij loop-
noemde verschijningsvormen nu samen advies en tot 231% bij gesuperviseerde
aangeduid met de term ‘chronisch ob- looptraining is mogelijk.
Bartelink MEL, Elsman BHP, Oostindjer A, Stoffers HEJH, Wiersma Tj,
structief arterieel vaatlijden’. Bij claudi- Geraets JJXR. NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden (tweede her-
catio intermittens ontstaat pijn tijdens Meer aandacht voor ziening). Huisarts Wet 2014;57(2):81.

het lopen in de beenspieren (bil, dijbeen, samenwerkingsafspraken De standaard en de wetenschappelijke verantwoording zijn geactuali-
seerd ten opzichte van de vorige versie. Bartelink MEL, Stoffers HEJH,
kuit), die na rust binnen 10 minuten vol- Perifeer arterieel vaatlijden is een aan-
Boutens EJ, Hooi JD, Kaiser V, Boomsma LJ. Huisarts Wet
ledig verdwijnt en opnieuw optreedt bij doening waarbij naast de huisarts 2003;46(14):848-58.

5 7 (N R ) M A A N D 2 0 1 4 huisarts & wetenschap 81


Daniël van Hassel, Raymond Kenens

Contactvormen van de huisartsenpraktijk

D
H u i s a rt senzo r g in cijfer s

De afgelopen jaren hebben overheid en andere belangheb- praktijken een e-mailconsult zouden aanbieden. Dit percentage
benden het aanbieden van e-mailconsulten en telefonische is echter ten opzichte van 2007 met slechts 5% toegenomen.
contactvormen door huisartsenpraktijken steeds meer gesti-
muleerd. Over 2007 constateerden we in een eerder artikel in Verschil naar praktijkvorm
H&W dat in vergelijking met voorgaande jaren het telefonische We verwachtten de contactvormen door schaalvoordelen vooral
consult was toegenomen, maar dat het e-mailconsult beperkt in grote praktijken te vinden. Dat klopte met de cijfers. In 2007
van de grond kwam. Hoe heeft het aandeel praktijken met deze en 2013 komen alle contactvormen het vaakst voor in groeps-
contactmogelijkheden zich sindsdien ontwikkeld? praktijken [figuur 2]. De verschillen tussen de praktijkvormen
zijn in 2013 het grootst bij de receptenlijn: in solopraktijken (53%)
Ontwikkeling duidelijk minder vaak beschikbaar dan in duo- (66%) of groeps-
Ten opzichte van 2007 bieden meer huisartsenpraktijken begin praktijken (73%). In vergelijking met 2007 is voor de receptenlijn
2013 een spoedlijn, terugbelspreekuur of receptenlijn [figuur het verschil tussen de praktijkvormen wel kleiner geworden.
1]. De grootste groei (13%) is te zien bij de receptenlijn. Bijna alle
praktijken boden de spoedlijn al aan, inmiddels biedt 79% van Verschil naar stedelijkheid
de praktijken ook het terugbelspreekuur aan. Aangezien e-mail Verschilt het aanbod van contactvormen tussen praktijken in
inmiddels volledig is ingeburgerd, verwachtten we dat meer de grote steden en plattelandspraktijken? Net als in 2007 zijn in
2013 de verschillen klein. Het e-mailconsult en de spoedlijn wor-
Figuur 1 Percentage praktijken met telefonische contactmogelijkheden en e-mailconsulten
in 2013 en 2007 den wat vaker aangeboden in plattelandspraktijken. Het terug-
belspreekuur en de receptenlijn worden wat vaker aangeboden
in praktijken in de grote steden.
95
Spoedlijn
90
Conclusie
79 De afgelopen jaren heeft de trend in telefonische contactvor-
Terugbelspreekuur
74 men en e-mailconsulten in huisartsenpraktijken doorgezet.
Groepspraktijken bieden die contactvormen nog steeds het
61 vaakst aan. We zien geen eenduidige of grote verschillen tussen
Receptenlijn
48
de contactvormen als we de praktijken vergelijken naar mate
van verstedelijking.
23
E-mailconsult
18 Verder is het e-mailconsult de afgelopen jaren slechts licht
toegenomen en biedt niet meer dan een kwart van de praktijken
0 20 40 60 80 100
deze contactvorm aan. Het is opvallend dat het e-mailconsult in
2013 (n = 3861)
een tijd waarin e-mail zo is ingeburgerd, maar zo weinig wordt
2007 (n = 3480)
aangeboden. Tussen praktijkvormen en tussen praktijken in de
grote steden en op het platteland zijn er nauwelijks verschil-
Figuur 2 Percentage praktijken in 2013 dat een contactvorm aanbiedt (n = 3861) en percen-
tage groei ten opzichte van 2007, naar praktijkvorm len. Wel blijkt uit de eHealth-monitor 2013 van Nictiz en NIVEL
dat vooral onduidelijke wet- en regelgeving en een gebrek aan
financiële vergoeding het toepassen van online contact met pa-
93 +5%
Spoedlijn 95 +3% tiënten belemmeren. Vervolgonderzoek moet uitwijzen welke
99 +1% (combinatie van) factoren de toepassing van het e-mailconsult
belemmeren, en hoe andere online contactmogelijkheden voor
75 +4%
Terugbelspreekuur 82 +6% meer praktijken aantrekkelijk kunnen worden. ▪
85 +1%

53 +15% NIVEL-huisartsenregistratie
Receptenlijn 66 +16% In 2007 heeft het NIVEL voor de actualisering van de huisartsenre-
73 +6% gistratie een landelijke vragenlijst uitgezet onder alle (op dat mo-
ment 4350) huisartsenpraktijken in Nederland. De respons bedroeg
23 +4% 80%. Nadien zijn huisartsen regelmatig uitgenodigd om hun prak-
E-mailconsult 22 +4% tijkgegevens via internet te controleren en zo nodig te wijzigen. Eén
26 +6% van de vragen die we hen voorleggen, is welke contactmogelijkhe-
den zij hun patiënten bieden.
0 20 40 60 80 100 Voor meer informatie over de huisartsenregistratie, zie www.nivel.
Solopraktijk Duopraktijk Groepspraktijk nl/beroepen-in-de-gezondheidszorg.

82 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Miriam Warnier

COPD of astma en hartritmestoornissen

(V er) s ta nd va n z a k en
In de rubriek (Ver)Stand van zaken geeft de aiotho (arts-in- belangrijk pathofysiologisch mechanisme kunnen zijn.
opleiding tot huisarts-onderzoeker) een korte samenvatting van de Een tweede ontstaansmechanisme is systemische inflam-
literatuur die heeft geleid tot de belangrijkste onderzoeksvraag,
waarop hij/zij aan het promoveren is. De coördinatie van de rubriek matie. In epidemiologische onderzoeken is bij COPD en astma
is in handen van M.J. Scherptong-Engbers, LUMC Leiden, aiotho en een sterke relatie tussen systemische inflammatie en athero-
redactielid H&W • Correspondentie: m.j.scherptong@gmail.com. sclerose aangetoond.1 Daarnaast kan er bij astma en COPD door
chronische hypoxie sprake zijn van autonome disfunctie. Dit
Praktijkvraag leidt tot verhoogde sympathicusactiviteit, en onder andere tot
Patiënten met chronisch obstructief longlijden (COPD en astma) een hogere rusthartslag.2
lijken vaker last te hebben van hartritmestoornissen dan pa­ Verder kan medicatie voor COPD en astma een rol spelen bij
tiënten zonder deze longziekten. Hoe komt dat? het ontstaan van hartritmestoornissen. Bèta-agonisten werken
op de bèta-2-adrenerge receptoren van de long. Deze receptoren
Huidig beleid zijn echter ook aanwezig in het hart, waardoor al sinds het be-
Op dit moment verschilt de behandeling van hartritmestoor- schikbaar komen van deze middelen in de jaren zestig rekening
nissen bij patiënten met COPD en astma niet van de behan- wordt gehouden met bijwerkingen op het hart. Deze middelen
deling van patiënten zonder deze aandoeningen. De vraag is zijn onontbeerlijk bij de behandeling van obstructief longlijden,
echter of het ontstaansmechanisme van hartritmestoornissen maar bèta-agonisten en anticholinergica kunnen een tachy-
bij deze longpatiënten verschilt van die bij andere patiënten. In cardie veroorzaken. Een verhoogde rusthartslag geeft een ver-
dat geval moeten we de preventie en behandeling van hartrit- hoogd risico op overlijden. Tot op heden zijn de resultaten van
mestoornissen bij astma en COPD misschien anders aanpakken. onderzoeken naar cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit
bij gebruik van deze medicatie tegenstrijdig.3 Ook het gebruik
Relevantie voor de huisarts van QT-verlengende medicatie, zoals macrolide antibiotica (ery-
De prevalentie van COPD is 20 per 1000 patiënten, de preva- thromycine en azitromycine) of antipsychotica (haloperidol),
lentie van astma bij volwassenen is 28 per 1000 patiënten. Een speelt mogelijk een rol bij het ontstaan van ritmestoornissen bij
normpraktijk (van 2350 patiënten) zal dus ongeveer 45 COPD- patiënten met obstructief longlijden.
patiënten en 65 astmapatiënten hebben. De laatste jaren wordt
steeds duidelijker dat COPD-patiënten een sterk verhoogd risico Conclusie
op hart- en vaatziekten hebben. Zo heeft ruim 20% van de COPD- Hartritmestoornissen komen meer voor bij COPD- en astmapa-
patiënten ouder dan 65 jaar hartfalen (ongeveer 10 patiënten per tiënten, precieze getallen ontbreken echter. Mogelijke verklarin-
normpraktijk). Daarnaast hebben patiënten een verhoogde kans gen hiervoor zijn roken, systemische inflammatie en autonome
op een hartritmestoornis of om te overlijden aan een cardiovas- disfunctie. Het gebruik van longmedicatie speelt mogelijk ook
culaire ziekte. Het risico op opname in het ziekenhuis vanwege een rol. Meer duidelijkheid over de rol die medicatie speelt bij
een hartstilstand of ventriculaire tachycardie is bij COPD-pa­ het ontstaan van hartritmestoornissen bij patiënten met astma
tiënten driemaal hoger dan in de algehele populatie. en COPD kan bijdragen aan de preventie van deze aandoening.
Bij astma werd er in een aantal onderzoeken een verhoogd
risico op hart- en vaatziekten gevonden, maar in een aantal an- Belangrijkste onderzoeksvraag
dere onderzoeken juist niet. Astma lijkt wel geassocieerd met Hoe vaak komen hartritmestoornissen voor bij patiënten met
het lange QT-syndroom (QT-interval op het elektrocardiogram astma en COPD en welke rol speelt (long)medicatie bij het ont-
is verlengd, er ontstaat een verlengde repolarisatie, gevolg: ver- staan van hartritmestoornissen? Welke preventieve maat-
hoogd risico op ventrikelfibrilleren, ventrikeltachycardie en regelen ten aanzien hiervan zouden we kunnen treffen voor
plotse hartdood). Voor preventie en behandeling van hartritme- patiënten met obstructief longlijden? ▪
stoornissen is het van belang te weten waardoor patiënten met
Literatuur
COPD en astma een hoger risico op hartritmestoornissen heb-
1 Sin DD, Wu L, Man SF. The relationship between reduced lung function and
ben, en hoe vaak dit voorkomt. cardiovascular mortality: a population-based study and a systematic review
of the literature. Chest 2005;127:1952-9.
Stand van zaken in de literatuur 2 Falk JA, Kadiev S, Criner GJ, Scharf SM, Minai OA, Diaz P. Cardiac disease in
chronic obstructive pulmonary disease. Proc Am Thorac Soc 2008;5:543-8.
Er zijn verschillende verklaringen voor het hogere risico op 3 Salpeter SR. Cardiovascular safety of beta(2)-adrenoceptor agonist use in pa-
tients with obstructive airway disease: a systematic review. Drugs Aging
hartritmestoornissen. Roken is de belangrijkste oorzaak van 2004;21:405-14.
COPD en is tevens sterk gerelateerd aan ischemische hartziek-
ten, waardoor beide aandoeningen vaak gelijktijdig voorkomen. Universiteit Utrecht, afdeling Farmaco-epidemiologie en Klinische Farmacologie van de Universi-
teit Utrecht en het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde
Ischemische hartziekten vormen een belangrijke risicofactor
van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, Postbus 80082, 3508 TB Utrecht: M. Warnier, huis-
voor het krijgen van hartritmestoornissen, en zou daarom een arts-in-opleiding, epidemioloog en onderzoeker • Correspondentie: m.j.warnier@uu.nl

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 83


Tjerk Wiersma, Mascha Kamphuis, Elske van den Akker-van Marle

Nieuwe richtlijn niet-scrotale testis

R
N a s ch o l in g

Inleiding Voorgeschiedenis
Recentelijk kwam de multidisciplinaire richtlijn Signale- Al in de jaren tachtig bleek dat het aantal chirurgische in-
ring van en verwijzing bij niet-scrotale testis gereed.1 De richtlijn grepen voor niet-scrotale testis (NST) twee- tot viermaal ho-
is opgesteld door vertegenwoordigers van de Jeugdgezond- ger was dan verwacht op basis van de incidentie van NST
heidszorg, de Nederlandse verenigingen voor Kinderge- bij de geboorte.2,3 Dit werd toegeschreven aan verschillende
neeskunde, Urologie, Heelkunde en Kinderchirurgie, en het oorzaken, waaronder het ontbreken van een eenduidige de-
Nederlands Huisartsen Genootschap. Omdat huisartsen af finitie van NST, de onduidelijke prognose ten aanzien van de
en toe geraadpleegd worden door ouders met vragen over toekomstige testisfunctie, het ontstaan van NST na de ge-
kinderen met niet in het scrotum gelegen testis en er geen boorte en uiteenlopende opvattingen over hoe en wanneer
NHG-Standaard over dit onderwerp bestaat, is bekendheid jongens met NST zouden moeten worden behandeld. Tegen
met de multidisciplinaire richtlijn ook voor huisartsen van die achtergrond werd in 1986 een consensusbijeenkomst ge-
belang. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste organiseerd die tot doel had op basis van de (beperkte) be-
overwegingen en adviezen uit de richtlijn. schikbare evidence een richtlijn te maken voor het beleid bij
NST. 4 Dit leidde tot de landelijke invoering van de testisre-
gistratiekaart (het ‘ballenkaartje’) en tot registratie van de
Samenvatting
testispositie in het integraal dossier jeugdgezondheidszorg
Wiersma Tj, Kamphuis M, Van den Akker-van Marle ME. Nieuwe richt-
en het groeiboekje. Het belangrijkste doel van de consensus-
lijn niet-scrotale testis. Huisarts Wet 2014;57(2):84-7.
bijeenkomst, namelijk het achterwege laten van orchido-
Niet-scrotale testis (NST), aangeboren of verworven, is de meest
pexie als de testis op een eerder moment in het leven wél
voorkomende genitale afwijking bij jongens. Als spontane inda-
een scrotale ligging gehad had, is echter niet bereikt.
ling uitblijft, is orchidopexie de aangewezen behandeling, maar er
In 2004 werd duidelijk dat het verwijsbeleid bij NST re-
is discussie over de leeftijd waarop deze chirurgische ingreep het
gionaal sterk uiteenliep.5 In 2008 startte men met de ont-
best kan plaatsvinden. Op basis van de beschikbare kennis heeft
wikkeling van een richtlijn, maar in 2009 bleek dat deze
een expertgroep een schatting gemaakt van de uitkomsten op
vanwege aanhoudende controverses in het veld niet geau-
verschillende leeftijden en een beslissingsanalyse opgesteld.
toriseerd kon worden. Kort daarna is besloten de discus-
Opereren zo snel mogelijk na het ontdekken van de afwijking
sie over het voorkeursbeleid bij NST te beslechten door een
geeft minder verlies aan kwaliteit van leven dan niet opereren. Bij
beslissingsanalyse te gebruiken op basis van de voorkeuren
een tweezijdige afwijking komt dat doordat de ingreep de kans
van patiënten. Daarmee heeft de nu gereedgekomen richt-
op later vaderschap vergroot, bij een eenzijdige afwijking schuilt
lijn een unieke ontstaansgeschiedenis.
de winst vooral in het cosmetisch resultaat. In dat laatste geval
kan men de timing van de ingreep laten afhangen van de voor-
keur van de ouders en de patiënt – bij aangeboren NST opereert
men liefst op de leeftijd van 6-12 maanden, bij verworven NST kan
men desgewenst wachten tot de puberteit. De expertgroep acht
De kern
het niet opereren van unilaterale afwijkingen niet acceptabel en
▪▪ Een niet-scrotale testis is een testis die niet in het scrotum
adviseert daarom ook bij een eenzijdige niet-scrotale testis te
gelegen is en ook niet met voorzichtige manipulatie in een sta-
opereren, omdat het een eenvoudige en goedkope ingreep is,
biele scrotale positie te brengen is.
waarmee de testis behouden blijft en liesklachten voorkomen
▪▪ De nieuwe multidisciplinaire richtlijn Signalering van en verwij-
kunnen worden.
zing bij niet-scrotale testis berust op de combinatie van medisch-
wetenschappelijke gegevens in een beslissingsanalyse.
Nederlands Huisartsen Genootschap, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap, Postbus 3231, ▪▪ Bij aangeboren vormen van niet-scrotale testis kan worden
3502 GE Utrecht: dr. Tj. Wiersma, huisarts en senior wetenschappelijk medewerker. TNO Child afgewacht tot de jongen 6 maanden oud is. Als spontane inda-
Health, Leiden: dr. M. Kamphuis, onderzoeker (tevens jeugdarts KNMG bij Stichting JGZ Zuid-Hol-
land West). Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, afdeling Medische besliskunde: dr. M.E. ling uitblijft, vindt orchidopexie bij voorkeur plaats op de leeftijd
van den Akker-van Marle, senior onderzoeker • Correspondentie: t.wiersma@nhg.org • Mogelijke van 6-12 maanden.
belangenverstrengeling: niets aangegeven.
▪▪ Bij verworven vormen van niet-scrotale testis kan in overleg
De auteurs schreven dit artikel namens de expertgroep Niet-scrotale testis van het Nederlands met ouders en kind gekozen worden voor opereren op het mo-
Centrum Jeugdgezondheid, bestaande uit: dr. Joery Goede, arts-onderzoeker (Medisch Centrum
Alkmaar, tegenwoordig LUMC); dr. Frans Hazebroek, emeritus hoogleraar Kinderchirurgie (Eras- ment van ontdekking of voor afwachten tot het begin van de
mus MC-Sophia); drs. Erik van der Horst, kinderuroloog (VUmc); dr. Sabine de Muinck Keizer-
puberteit.
Schrama, kinderarts-endocrinoloog (Erasmus MC-Sophia); prof.dr. J. Kievit, hoogleraar Medische
besliskunde (LUMC); drs. Stefaan Tytgat, kinderchirurg (UMC Utrecht); dr. Pauline Verloove-Vanho- ▪▪ Direct opereren heeft vooral cosmetische voordelen; het
rick, emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde, kinderarts (TNO Child Health); dr. Frank H. Pierik,
voordeel van afwachten is dat bij ruim 40% de testis alsnog
gezondheidswetenschapper (TNO Urban Environment and Safety); drs. Helma B.M. van Gameren-
Oosterom, arts-onderzoeker (TNO Child Health). spontaan indaalt, zodat een operatie kan worden voorkomen.

84 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


N a s ch o l in g

Diagnostiek van niet-scrotale testis Lichamelijk onderzoek bij NST


Een normaal scrotale testis is stabiel onderin het scrotum Omgeving Het lichamelijk onderzoek vindt plaats in een warme
kamer, op een warm oppervlak, terwijl de onderzoeker warme
gelegen. Een variant is de retractiele testis, een normaal ont-
handen heeft. In eerste instantie laat de arts de patiënt een hou-
wikkelde testis die door contractie van de m. cremaster hoog ding innemen die het handigst is voor het onderzoek. Is de testis in
in het scrotum of in het liesgebied is komen te liggen, maar die houding echter niet palpabel of niet scrotaal te krijgen, dan zal
de patiënt alsnog een kleermakerszit of hurkzit moeten aannemen,
door voorzichtige manipulatie naar een normale, stabiele po-
of liggend moeten worden onderzocht, afhankelijk van de leeftijd.
sitie laag in het scrotum kan worden gebracht [kader]. Als dat Visuele inspectie Vindt plaats voordat het genitaal wordt aange-
de eerste keer niet lukt, is het wenselijk het onderzoek en de raakt, omdat aanraking de cremasterreflex kan induceren: beoor-
manipulatie bij een latere gelegenheid te herhalen. Aanvul- deling van grootte en symmetrie van het scrotum en aanwezigheid
van de testis.
lend kan de ouders worden gevraagd of zij weet hebben van
Manueel onderzoek Beginnend op de onderbuik, vanaf de boven-
de recente positie van de testis, of zouden kunnen nagaan of ste bekkenrand, worden de vingertoppen van de voorkeurshand
de testis een scrotale ligging krijgt wanneer de jongen vijftien naar het scrotum bewogen. Als in de lies een testis wordt gevoeld,
minuten in een warm bad heeft gezeten. wordt deze voorzichtig naar ‘beneden’ gemobiliseerd; de laagste
ligging bepaalt de classificatie van de NST. Als de manipulatie naar
De diagnose ‘niet-scrotale testis’ wordt gesteld als de tes- caudaal pijnlijk is, moet deze niet worden voortgezet. Is de manipu-
tis ook bij herhaling van het lichamelijk onderzoek niet in het latie pijnloos, dan kan mogelijk een normale scrotale testispositie
scrotum gelegen is en bij herhaling van de manipulatie niet worden bereikt. Bij twijfel over de aanwezigheid van een testikel of
de te bereiken positie kunnen de hand en het te onderzoeken ge-
stabiel laag-scrotaal kan worden gebracht. Tractie aan de fu-
bied glad worden gemaakt met gel of zeep. Dit vergemakkelijkt pal-
niculus is bij NST vaak pijnlijk. Men onderscheidt palpabele patie. Als het onderzoek slecht uitvoerbaar of interpreteerbaar is,
NST (hoog-scrotaal of inguïnaal gelegen) en niet-palpabele wordt het bij een volgende gelegenheid herhaald.
NST (intra-abdominaal gelegen).
Om te onderscheiden tussen aangeboren en verworven
NST moet de huisarts gegevens omtrent de eerdere ligging verschil bij unilaterale NST.16 Als de testes bij aangeboren NST
van de testis natrekken in het dossier jeugdgezondheidszorg alsnog spontaan indalen, is de kans op vaderschap vergelijk-
of in het groeiboekje. baar met die van de normale populatie (circa 93%). Voor ver-
worven vormen gelden dezelfde cijfers.
Beslissingsanalyse Patiёnten met aangeboren of verworven NST bij wie de tes-
Bij richtlijn is opgesteld op basis van een beslissingsanalyse tes spontaan indalen, hebben een lifetimerisico van 0,54% op
die tot doel had de optimale leeftijd te bepalen voor operatief een testistumor, gelijk aan het risico in de algemene popula-
ingrijpen bij aangeboren en verworven vormen van NST. De tie. Voor patiënten bij wie spontane indaling uitblijft, ligt het
beslissingsanalyse houdt rekening met het onderscheid tus- risico circa vier keer hoger, ongeacht of er geopereerd wordt
sen aangeboren dan wel verworven NST, unilaterale dan wel of niet.17
bilaterale NST en inguïnale dan wel abdominale ligging van De kans dat een operatie slaagt en leidt tot behoud van de
de testis. De opstellers van de richtlijn hebben de somatische testikel is 94% bij inguïnale NST en 87% bij de abdominale vor-
en psychosociale gevolgen van de verschillende vormen van men.18,19
NTS gekwantificeerd en daarbij ook de duur en de invloed van
die gevolgen op de kwaliteit van leven meewogen.

Risicoschattingen Abstract
Op basis van de beschikbare literatuur zijn de kansen inge- Wiersma Tj, Kamphuis M, Van den Akker-van Marle ME. New guideline for undescended tes-
schat op de relevante somatische gevolgen van NST: vermin- tis. Huisarts Wet 2014;57(2):84-7.
derde vruchtbaarheid, toegenomen kans op een testistumor, Undescended testis (UDT), congenital or acquired, is the most common genital ano-
afwijkend scrotum, testisatrofie en complicaties bij de opera- maly seen in boys. It can be treated surgically by orchiopexy, but there is no agree-
tie. Met statistische technieken is gecorrigeerd voor de onze- ment about the age at which the operation should be performed. Using available
kerheid rond deze risico’s. information, an expert group assessed the outcomes of orchiopexy at different ages,
Op basis van prospectieve onderzoeken is de kans op spon- expressed in quality-adjusted life years (QALYs), and developed a decision tree algo-
tane indaling bij aangeboren NST naar schatting 59% na 3 rithm.
maanden en 73% na 6 maanden. Die kans neemt daarna nau- Surgical correction improves the quality of life of affected boys compared with no
welijks meer toe.6-12 De kans op spontane indaling bij verwor- surgery. It also increases the likelihood of subsequent paternity in boys with bilateral
ven NST is, op basis van twee Nederlandse cohortonderzoeken, UDT and improves the appearance of the genitals in boys with unilateral UDT. In the
naar schatting 43% voordat het midden van de puberteit be- case of unilateral UDT, parents and patients can decide when surgery should be per-
reikt is, en 66% voordat de late puberteit bereikt is.13,14 formed; however, surgery is preferably performed at 6–12 months of age in boys with
De kans op vaderschap bij aangeboren NST zonder sponta- congenital UDT, but can be delayed until puberty ian boys with acquired UDT. The
ne indaling en zonder operatie is 5% wanneer de NST bilateraal expert group considered it unacceptable not to correct the defect and thus recom-
is, en bijna 90% wanneer de NST unilateraal is.15 Een operatie mended surgery for unilateral UDT because the testicle can be saved and groin pro-
vergroot die kans tot 65% bij bilaterale NST, maar maakt geen blems prevented with a relatively simple and cheap intervention.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 85


N a s ch o l in g

Afwegingen kwaliteitsverlies van 10% toe. Het tijdelijk ongemak ver-


Behalve met bovengenoemde risicoschattingen werd de be- bonden aan de operatie weegt daar niet tegenop. Bij voor-
slissingsanalyse gevoed met een wegingsfactor voor elk risico. keur wacht men met de operatie tot het kind ten minste 6
In enquêtes onder de algemene bevolking (n = 41), ouders van maanden oud is, omdat er voordien nog een goede kans is
patiёnten met NST (n = 24) en patiёnten zelf (n = 7) werd hen op spontane indaling.
gevraagd naar hun waardering van de genoemde gevolgen, en ▪▪ Aangeboren bilaterale NST: opereren heeft de voorkeur bo-
een groep experts maakte een schatting van de duur van de ven niet opereren omdat daarmee de kans op vaderschap
diverse gevolgen. Zo kon voor uiteenlopende tijdstippen van vergroot wordt en het scrotum een normaal aspect krijgt.
orchidopexie het verlies aan quality-adjusted life years (QALYs) Ook hier heeft operatie op een leeftijd van 6 maanden of
worden berekend. ouder de voorkeur.
Bij het opstellen van de beslissingsanalyse is tevens ge- ▪▪ Verworven unilaterale NST: opereren bij diagnose heeft de
keken naar de kosteneffectiviteit van het beleid. Omdat een voorkeur boven later of niet opereren, om vergelijkbare re-
orchidopexie relatief goedkoop is (de ingreep kostte in 2001 denen als bij aangeboren NST.
poliklinisch 821 euro, 1728 euro met aansluitende ziekenhuis- ▪▪ Verworven bilaterale NST: opereren bij diagnose heeft de
opname), bleef de kosteneffectiviteit in alle varianten ver be- voorkeur boven later of niet opereren. De voorkeur voor
neden algemeen geaccepteerde grenzen.20 opereren is sterker dan bij unilaterale NST, omdat de va-
derschapskansen sterk afnemen als men afziet van opere-
Uitkomsten ren. Ook hier speelt tijdelijk ongemak door de operatie een
De beslissingsanalyse leidde tot de volgende uitkomsten. ondergeschikte rol.
▪▪ Aangeboren unilaterale NST: opereren heeft de voorkeur
boven niet opereren omdat het bezit van een ‘afwijkend Beleid
scrotum zonder testis’ leidt tot een mindere kwaliteit van Uit de beslissingsanalyse blijkt dat opereren zowel bij aange-
leven. De respondenten op de enquêtes kenden hieraan een boren als bij verworven unilaterale NST uitsluitend cosmeti-

Figuur Stroomschema voor verwijzing bij niet-scrotale testis

testis niet in het scrotum

retractiele testis
geen behandeling nodig, ouders NST inclusief hoog-scrotaal
en kind goed informeren

verworven NST
aangeboren NST (testis is in het verleden
ingedaald geweest)

bilaterale niet-palpabele NST bilaterale palpabele NST of


(alle leeftijden) unilaterale NST

regionaal afspraken maken over


verwijzen naar kinderarts of 6 maanden en ouder: regionaal
jonger dan 6 verwijzing naar huisarts*,
kinderarts-endocrinoloog voor afspraken maken over verwijzing
maanden: (kinder)uroloog of (kinder)chirurg
aanvullende diagnostiek; naar huisarts*, (kinder)uroloog of
afwachtend beleid; voor voorlichting en bepalen
operatie bij voorkeur tussen 6 en (kinder)chirurg; operatie bij
ouders informeren beleid (direct opereren of
12 maanden voorkeur tussen 6 en 12 maanden
afwachten tot puberteit).

bij ambigu genitaal, syndromen en andere aangeboren afwijkingen: verwijzen naar huisarts*, kinderarts of kinderarts-endocrinoloog.
bij pijn in het liesgebied: verwijzen naar huisarts*, kinderarts, (kinder)uroloog of (kinder)chirurg

NST = niet-scrotale testis.


*Dit schema geeft verwijzingsmogelijkheden voor zowel de jeugdarts als de huisarts; voor de huisarts is deze verwijzing niet van toepassing.

86 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


N a s ch o l in g

sche voordelen heeft. Omdat ouders en patiënten dit aspect spontane indaling in de puberteit achterwege blijft, wordt
uiteenlopend waarderen, zou het advies kunnen zijn hen voor alsnog geopereerd, bij voorkeur vóór de 13e verjaardag.
te lichten over de diverse opties (opereren zodra het kan, spon- ▪▪ Bij kinderen met verworven NST en pijn in de lies moet ge-
tane indaling afwachten of in het geheel niet opereren) en het dacht worden aan een torsio testis en is nader onderzoek
beleid in overleg met hen te bepalen. Ook niet-opereren is dan door een (kinder)uroloog of (kinder)chirurg aangewezen. ▪
een optie.
Literatuur
Bij aangeboren bilaterale NST vergroot een operatie de
1 Kamphuis M, Pierik FH, Van Gameren-Oosterom HBM, Van den Akker-
kans op vaderschap. Bij verworven bilaterale NST maakt het van Marle ME. Multidisciplinaire richtlijn signalering van en verwijzing
voor die kans geen verschil of de operatie meteen bij diagnose bij niet-scrotale testis. Utrecht: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid,
2012. http://www.ncj.nl/bibliotheek/richtlijnen/details/41/multidiscipli-
plaatsvindt of dat men daarmee wacht tot de puberteit. De naire-richtlijn-niet-scrotale-test, geraadpleegd november 2013.
keus kan in overleg met de ouders en de patiёnt worden ge- 2 Van Gelderen HH, Vermeer-de Bondt PE. De prevalentie van niet-inge-
daalde testes in de eerste vier levensjaren; een longitudinaal onderzoek.
maakt. Opereren bij diagnose heeft als voordeel dat de kwali- Ned Tijdschr Geneeskd 1986;130:1567-70.
teit van leven niet wordt aangetast door een afwijkend aspect 3 Venlet-Melchior CJE, Hirasing RA. De betekenis van de registratie van de
ligging van de testis in de jeugdgezondheidszorg ter voorkoming van on-
van het scrotum. Kiest men daarentegen voor opereren op een nodige orchidopexieën. Ned Tijdschr Geneeskd 1989;133:2084-6.
later moment, dan houdt men de mogelijkheid dat er alsnog 4 De Muinck Keizer-Schrama SMPF. Consensus beleid bij de niet in het scro-
tum gelegen testis. Ned Tijdschr Geneeskd 1987;131:1817-21.
spontane indaling optreedt waardoor de operatie achterwege 5 Horstink-uit de Weerd BR, Filedt Kok-Weimar TL, Van Leerdam FJM. Pro-
tocollering binnen de JGZ: Testisonderzoek. Leiden: TNO Preventie en Ge-
kan blijven.
zondheid, 2004.
De leden van de expertgroep gaven unaniem aan dat zij 6 Ghirri P, Ciulli C, Vuerich M, Cuttano A, Farraoni M, Guerrini L, et al. Inci-
dence at birth and natural history of cryptorchidism: a study of 10,730
niet konden instemmen met de optie ‘niet opereren’ voor uni-
consecutive male infants. J Endocrinol Invest 2002;25:709-15.
laterale NST, en wel om drie redenen. Ten eerste wordt een 7 Scorer CG. The descent of the testis. Arch Dis Child 1964; 39:605-9.
8 Berkowitz GS, Lapinski RH, Dolgin SE, Gazella JG, Bodian CA, Holzman IR.
testis op termijn atrofisch als hij niet scrotaal ligt. Dat maakt Prevalence and natural history of cryptorchidism. Pediatrics 1993;92:44-
weliswaar niets uit voor de fertiliteit, maar toch is het ‘na- 9.
9 John Radcliffe Hospital Cryptorchidism Study Group. Cryptorchidism: a
tuurlijker’ dat een jongen twee testes heeft. Ten tweede is de prospective study of 7500 consecutive male births, 1984-8. Arch Dis Child
tweede testis een reserveorgaan en is het niet uitgesloten dat 1992;67:892-9.
10 Acerini CL, Miles HL, Dunger DB, Ong KK, Hughes IA. The descriptive epi-
orchidopexie leidt tot enig functieherstel. Ten derde kan een demiology of congenital and acquired cryptorchidism in a UK infant co-
niet-ingedaalde testis klachten geven in het liesgebied, waar- hort. Arch Dis Child 2009;94:868-72.
11 Boisen KA, Kaleva M, Main KM, Virtanen HE, Haavisto AM, Schmidt IM,
onder pijn en een risico op torsio testis. et al. Difference in prevalence of congenital cryptorchidism in infants
Dit leidde uiteindelijk tot de volgende adviezen voor de between two Nordic countries. Lancet 2004;363:1264-9.
12 Preiksa RT, Zilaitiene B, Matulevicius V, Skakkebaek NE, Petersen JH, Jør-
jeugdarts en huisarts [figuur]. gensen N, et al. Higher than expected prevalenceof congenital cryptorchi-
dism in Lithuania: A studyof 1204 boys at birth and 1 year follow-up. Hum
▪▪ Bij aangeboren bilaterale niet-palpabele NST moet zo spoe-
Reprod 2005:20:1928-32.
dig mogelijk na de geboorte naar de kinderarts worden 13 Sijstermans K,Hack WWM, Van der Voort-Doedens LM, Meijer RW, Haas-
noot K.. Puberty stage and spontaneous descent of acquired undescended
verwezen voor verdere diagnostiek naar genetische of en-
testis: Implicationsfor therapy? Int J Androl 2006;29:597-602.
docrinologische afwijkingen. Bij voorkeur wordt verwezen 14 Eijsbouts SW, De Muinck Keizer-Schrama SM, Hazebroek FW. Further evi-
dence for spontaneous descent of acquired undescended testes. J Urol
naar een kinderarts met specifieke belangstelling voor 2007;178:1726-9.
kinderendocrinologie of naar een kinderarts-endocrino- 15 Lee PA, Coughlin MT. The single testis: Paternity after presentation as
unilateral cryptorchidism. J Urol 2002;168:1680-2.
loog. 16 Lee PA. Fertility after cryptorchidism: Epidemiology and other outcome
▪▪ Bij aangeboren unilaterale palpabele of niet-palpabele NST studies. J Urol 2005;66:427-31.
17 Dieckmann KP, Pichlmeier U. Clinical epidemiology of testicular germ
en bij aangeboren bilaterale palpabele NST moet het kind cell tumors. World J Urol 2004;22:2-14.
als het 6 maanden oud is verwezen worden naar een (kin- 18 Dayanc M, Kibar Y, Irkilata HC, Demir E, Tahmaz L, Peker AF. Long-term
outcome of scrotal incision orchiopexy for undescended testis. Urology
der)uroloog of (kinder)chirurg. Geadviseerd wordt te opere- 2007;70:786-8.
ren als het kind 6-12 maanden oud is. 19 Merguerian PA, Mevorach RA, Shortliffe LD, Cendron M. Laparoscopy for
the evaluationand management of the nonpalpable testicle. Urology 1998;
▪▪ Bij verworven unilaterale en bilaterale NST bespreekt de 51:3-6.
20 Hakkaart-van Roijen L, Tan SS, Bouwmans CAM. Handleiding voor kos-
arts met ouders en patiënt de keus tussen direct opereren
tenonderzoek: Methoden en standaard kostprijzen voor economische
of gecontroleerd afwachten tot aan de puberteit. Bij het be- evaluaties in de gezondheidszorg, geactualiseerde versie 2010. Diemen:
College voor Zorgverzekeringen, 2011.
sluit niet direct te opereren hoort een vervolgafspraak. Als

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 87


Alfred Sachs, Carla Bruijnzeel-Koomen

Basis dermatica: ‘The fatter the better?’

H
N a s ch o l in g

Inleiding Vehiculum
Hoewel huisartsen dagelijks grote hoeveelheden zalven en Een vehiculum (smeerbaar, niet-smeerbaar, vloeibaar) is een
crèmes voorschrijven is er geen wetenschappelijk bewijs om te farmacologisch hulpmiddel om een specifiek geneesmiddel in
bepalen welke draagstof (vehiculum) bij welke huidafwijking contact te brengen met de huid.2,3 Het vehiculum zorgt ervoor
de beste keuze is. Gelukkig bestaat er onder dermatologen een dat het geneesmiddel de huid binnendringt om de bedoelde
grote mate van overeenstemming over welk vehiculum men uitwerking te hebben. Maar ook zonder dit effect kan het een
het best op welke aandoening kan smeren. Deze bespreken gunstige koelende, beschermende, verzachtende of afsluiten-
we in dit artikel. Een algemene stelregel is: een vethoudend de niet-specifieke werking uitoefenen. De combinatie genees-
preparaat (zalf) verdient de voorkeur boven een waterhoudend middel en vehiculum moet voldoen aan drie voorwaarden:
vehiculum (crème). Huisartsen schrijven echter graag crèmes 1. het geneesmiddel moet zijn werkzaamheid behouden;
voor, omdat deze gebruiksvriendelijker zijn. Ze smeren mak- 2. het vehiculum moet geschikt zijn voor de betreffende huid;
kelijker uit, de huiddelen glimmen minder en ze maken min- 3. het vehiculum tast de werking van het geneesmiddel niet
der vlekken in de kleding. Wetenschappelijk onderbouwing aan en zorgt ervoor dat dit een optimaal therapeutisch ef-
over dit onderwerp ontbreekt. In deze nascholing zal, in af- fect heeft op de aangedane huid.
wachting van de te zijner tijd beschikbare ‘evidence’, alleen
de klinische ervaring voldoende handvatten moeten geven In bepaalde gevallen is het zelfs mogelijk om louter met een
om een keuze te maken. Klinische ervaring is hoe dan ook vehiculum een huidziekte te genezen. De basis is daarom in
van primair belang, hetgeen ook David Sacket stelt, een be- veel gevallen net zo belangrijk als het medicament dat erin
langrijke grondlegger van Evidence Based Medicine (EBM).1 opgesloten ligt.
Vervolgens volgt toetsing aan gegevens uit wetenschappelijk
onderzoek. Basis dermatica
In deze nascholing laten we zien dat huisartsen meestal We onderscheiden drie basisbestanddelen (constituentia) [fi-
beter voor een zalf kunnen kiezen dan voor een crème, om- guur]: poeders, vetten en vloeistoffen die, na zorgvuldig geko-
dat zalven vochtverlies van de huid voorkomen en een hieraan zen vermenging, karakteristieke eigenschappen ten behoeve
toegevoegd geneesmiddel tevens beter in de huid doordringt. van specifieke doeleinden verkrijgen. Bij gebruik van respec-
Kortom: ‘The fatter the better’. tievelijk een, twee of drie van deze bestanddelen spreken we
van een mono-, bi- of trifasisch vehiculum. Menging van
vettige substanties geeft een zalf en van vet en vloeistof een
crème. Als men vet met poeder mengt krijgt men een pasta
en als men vloeistof met poeder(s) mengt resulteert dat in een
Samenvatting schudsel. Een koelpasta bestaat uit alle drie de genoemde ba-
Sachs APE, Bruijnzeel-Koomen CAFM. Basis dermatica: ‘The fatter the sisbestanddelen.
better?’ Huisarts Wet 2014;57(2):88-91.
Bij het voorschrijven van een basis vehiculum, zoals een crème,
zalf of vetcrème, denken huisartsen veelal niet in de eerste plaats De kern
aan de farmacologische en farmacokinetische eigenschappen er- ▪▪ De keuze van het vehiculum hangt af van vochtigheid, op-
van. Het is meer een recept op basis van ervaring, dan op grond pervlak en locatie van de dermatose. In het algemeen geldt:
van ‘evidence’. Dat is begrijpelijk, want er is ook geen ‘evidence’ droog op droog, nat op nat.
over welk vehiculum op welke dermatose op welke plek van het ▪▪ Bij droge dermatosen gaat de voorkeur uit naar een vetcrè-
lichaam moet worden aangebracht. In dit artikel beschrijven we me. Bij zeer droge huid: cetomacrogolzalf of lanettezalf.
de voor- en nadelen van het gebruik van de diverse vehicula, uit- ▪▪ Op een ietwat vochtige huid dient men een ‘vochtig vehicu-
gaande van een bepaalde dermatose. Gebruikersgemak blijkt dan lum’ (crème) voor te schrijven.
niet altijd een goede leidraad te zijn. In afwachting van gerando- ▪▪ Zeer vochtige dermatosen moet men behandelen met een
miseerd evidence-based onderzoek is het adagium: voor een dro- vochtig verband (fysiologisch zout of leidingwater).
ge dermatose gaat de voorkeur uit naar vetcrèmes en zalven, en ▪▪ Crèmes kunnen wel worden gebruikt op droge gebieden
niet naar het gebruikersgemak van een crème. Kortom: ‘The fat- waar transpiratie voorkomt (oksel, liezen).
ter the better’. ▪▪ Zalven voorkomen het onttrekken van vocht aan de huid en
zijn daarom te verkiezen bij een droge huid.
UMC Utrecht, Julius Center for Health Sciences and Primary Care, Heidelberglaan 100, Postbus ▪▪ Zinkoxide ZOK-zalven resulteren in een witverkleuring die
8560, 3508 AB Utrecht: dr. A.P.E. Sachs, universitair hoofddocent; prof.dr. C.A.F.M. Bruijnzeel-Koo-
het zicht op de genezingstoestand van de huid voor een groot
men, medisch afdelingshoofd • Correspondentie: a.p.e.sachs@umcutrecht.nl • Mogelijke belangen-
verstrengeling: niets aangegeven. deel ontneemt.

88 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


N a s ch o l in g

Figuur Hoofdbestanddelen van lokale medicatie


De drie consistenties
We kunnen onderscheid maken tussen drie consistenties, elk
met een eigen indicatiegebied:2,3
1. smeerbaar: gels (mucilagines), crèmes (cremores), zalven
(unguenta) en pasta’s (pastae);
2. niet-smeerbaar: strooipoeder (conspergentia);
3. vloeibaar: oplossingen (solutiones) in water, alcohol, propy-
leenglycol enzovoort; schudsels (lotiones), smeersels (lini-
menta), aanstipvloeistoffen (collodia), die na verdamping
van de oplosvloeistof een ‘medicijnvliesje’ achterlaten.

Smeerbare consistentie
De term gel is net als het woord gelatine afkomstig van het La-
tijnse woord gelare (bevriezen). Gels zijn verdunde moleculaire
structuren die plaatselijk aan elkaar plakken. De moleculen,
die aanvankelijk nog in het oplosmiddel ‘zweefden’, raken na
applicatie hun oplosmiddel kwijt en haken in elkaar, zodat
zich een vaste stof vormt (bijvoorbeeld haargel).
Dankzij de aanwezigheid van een emulgator kunnen vloei-
stoffen en vetten, in de hoedanigheid van een crème, naast
elkaar in een medium bestaan. We kunnen drie vormen on- Daarnaast zijn er emulgerende zalven, die dankzij een
derscheiden: crèmes (olie in water; O/W), zalven en emulge- emulgator vrij veel water kunnen bevatten. Hierdoor hechten
rende zalven (W/O). ze goed aan een vochtige huid en zijn ze vrij eenvoudig af te
Bij olie in water (O/W) vormt water de basisfase met hierin wassen met water (Cetomacrogolzalf, Lanettezalf). Toevoeging
verspreid liggende gedispergeerde oliedruppeltjes. Na opbren- van water geeft een water-in-olie-emulsie (W/O), resulterend
gen op de huid verdampt het water en ontstaat er een kort- in een koelend effect op de huid (door verdamping van water
durend, koelend effect. Er blijft dan een transparant en vaak spreekt men van koelzalf). W/O-emulsies lenen zich goed voor
onzichtbaar olielaagje op de huid achter. Omdat O/W-crèmes in vet oplosbare medicijnen. Als een langdurige werking van
snel in de huid trekken worden ze ook wel vanishing creams ge- het medicijn gewenst is, verwerkt men er in water oplosbare
noemd (bijvoorbeeld cremor cetomacrogolis FNA, cremor la- medicijnen in. Te denken valt aan lokaalanesthetica. Van-
nette I FNA en de iets vettere variant, de cremor lanette II FNA). wege hun invettende werking zijn zalven vooral geschikt voor
Dit is niet alleen een aantrekkelijke cosmetische eigenschap, droge, schilferige dermatosen. Schilfering wijst op een stoor-
maar crèmes zijn daardoor ook geschikt om er een genees- nis in het stratum corneum, met als gevolg dehydratie van de
middel aan toe te voegen. De O/W-emulsies lenen zich goed epidermis. De afdekkende eigenschap van een zalf resulteert
voor in water oplosbare medicijnen. Als men de dop op tubes in een toegenomen hydratie van de epidermis en daardoor in
of deksels van potjes onvoldoende afsluit, leidt dat tot snelle normalisering van de schilfering.
uitdroging van de inhoud ervan. We spreken van vetcrèmes Verwarring kan optreden bij het maken van onderscheid
indien de O/W-emulsie een hoog percentage vettige bestand- tussen W/O-vetten en crèmes. In het algemeen geldt dat ver-
delen bevat. De aan de crèmes toegevoegde conserveringsmid- hoging van de concentratie water de viscositeit van een O/W
delen zorgen voor een langere houdbaarheid. Deze zijn echter doet afnemen (respectievelijk een transitie van zalf naar crè-
nogal eens de oorzaak van een contactallergie. Ureum bevor-
dert de opname van water door de huid. Dit water zorgt voor
een verweking van de bovenste huidlaag, waardoor schilfers, Abstract
kloven en branderige plekken sneller verdwijnen. Ureum in Sachs APE, Bruijnzeel-Koomen CAFM. Topical preparations: ‘The fatter the better?’ Huisarts
een crème of zalf houdt de huid soepel en gaat verdere uit- Wet 2014;57(2):88-91.
droging tegen. Dit geldt ook voor acidum salicylicum, die te- When general practitioners prescribe topical preparations, such as lotions, creams,
vens de normale groei van de huid bevordert. Door verweking or ointments, the pharmacological or pharmacokinetic properties of these prepara-
wordt de eeltlaag weer soepel, zodat de huid kan dichttrekken tions are often not the primary consideration, with prescription being guided more
en kloven kunnen genezen. Er zijn geen onderzoeksgegevens by experience than by evidence. This is understandable because there is no evidence
bekend over de effecten van toegevoegde ureum of salicylaten, about which preparation should be used for which skin disorder on which part of the
als penetratie bevorderende middelen, op de penetratie van body. This article describes the pros and cons of various preparations for specific skin
dermatocorticosteroïden bij constitutioneel eczeem. 4 disorders. User-friendliness is not always the best reason for choosing a specific
Zalven zijn vaster van consistentie dan crèmes. Zij omvat- agent. Until there is randomized, evidence-based research, the maxim for dry skin
ten ten eerste vette zalven, die bijna watervrij zijn en groten- disorders is the fatter the better – ointments and fatty ointments rather than creams
deels uit vaseline en paraffine bestaan. and lotions.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 89


N a s ch o l in g

me, en uiteindelijk naar lotion (bijvoorbeeld O/W-emulsie). Lotions zijn vanuit farmaceutisch oogpunt gezien een sus-
Maar ook de term ‘vetzalf’ is onduidelijk, want dit is een pleo- pensie van poeder of olie in water. Ook duidt men hiermee een
nasme. Vetter dan vet bestaat immers niet. Vette indifferente mengsel van alcohol en water aan.
middelen (vetcrèmes en zalven) verbeteren de globale ernst Toevoeging van een geringe hoeveelheid ‘verdikkingsmid-
van het eczeem (EBM-bewijsniveau 2-B).5,6 De CBO-richtlijn del’ aan oplossingen (bijvoorbeeld 2% carbomeer met 4% tri-
adviseert indifferente middelen (eventueel in combinatie met ethanolamine in aqua) geeft een hydrogel. Indicatie is zowel
ureum of glycerol) als onderhoudstherapie te gebruiken. Het de vette als de behaarde huid.
advies is om deze ten minste eenmaal daags te gebruiken en Shampoo is een vloeistof waaraan surfactans (surface active
desgewenst vaker, waarbij de richtlijn stelt dat er in principe agents) zijn toegevoegd. Deze bestaan uit zowel een hydrofoob
geen beperking is voor het aantal malen dat het middel per (in de staart) als een hydrofiel molecuul (kop). Hierdoor bevat-
dag wordt aangebracht. ten zij een wateronoplosbaar (of olieoplosbaar) deel en een
Pasta’s zijn mengsels van zalven en poeder in ongeveer wateroplosbaar deel. Daardoor zijn zij zowel in polaire als in
een 50/50%-verhouding. Ze hebben een vochtabsorberende apolaire stoffen oplosbaar.
werking en een indrogend effect bij vochtige (pussende) der-
matosen. Te onderscheiden zijn een weke en een stijve vorm. Therapie
De eerste (Linimentum zinci oxidi oleosum FNA of Zinkolie) Als basisregel geldt dat de keuze voor het juiste vehiculum in
bestaat uit 60% zinkoxide en 40% oleum arachidis. Vanwege sterke mate afhangt van de vochtigheid, grootte en locatie van
de vrij weke consistentie is deze eenvoudig over grotere op- een dermatose. In het algemeen geldt: behandel nat met nat
pervlakken uit te smeren. Een stijve pasta is zinci oxidi oleo- en droog met vet.
sum FNA (zinkoxidepasta FNA), die bestaat uit 25% zinkoxide, ▪▪ Zeer vochtige dermatosen, wel of niet geïnfecteerd, zoals
25% amylum en 50% vaseline. De stevigere consistentie hiervan acuut eczeem dat veelal geïmpetiginiseerd is (secundair
maakt dat deze vooral geschikt is voor lokale nattende (pus- geïnfecteerd, vaak door Staphylococcus aureus): vochtige hy-
sende) excoriaties. drofiele gazen, gedrenkt in fysiologisch zout of leidingwa-
Koelpasta’s, die bestaan uit alle drie de hoofdbestanddelen ter. Door verdamping van vocht uit het verband zuigt het
(poeder, vloeistof en vet), hebben naast een indrogend ook een verband pus en weefselvocht op (men moet het verband
koelend effect. Toepassing is bijvoorbeeld een acute ontste- daarom enkele keren per dag vervangen). Daarom mag
kingsachtige dermatose. Unguentum Zinci oxidi et solutionis men nooit een afdichtend plastic verband gebruiken. Het
calcii hydroxidi FNA (zinkoxidekalkwaterzalf FNA, ZOK-zalf gebruik van zinkoxidekalkwaterzalf (ZOK-zalf) is min of
FNA) is samengesteld uit gelijke delen zinkoxide, oleum ara- meer obsoleet. Nadeel is de witte verkleuring van de huid
chidis en kalkwater. Het heeft hetzelfde indicatiegebied als door zinkoxide, die objectivering van het resultaat van de
zinkoxidesmeersels. behandeling bemoeilijkt. De dermatose moet dan name-
lijk eerst met olie worden schoongemaakt. Bij indrogen van
Niet-smeerbare consistentie het ontstekingsexudaat kan men een crème voorschrijven.
Strooipoeders (Conspergentia) bestaan uit een enkelvoudige ▪▪ Als de dermatose niet meer nattend is (het vocht loopt er
stof of uit mengsels van poeders waaraan eventueel een kleine letterlijk niet meer uit), kan men een crème gebruiken.
hoeveelheid van een vettige stof (wolvet of vaseline) is toege- ▪▪ Bij droge dermatosen (xerodermie), zoals droog eczeem,
voegd. De poederfase bestaat uit het werkzame geneesmiddel wel of niet geïnfecteerd, kiest men voor een vette basis, zo-
gemengd met basisstoffen als talk, aluminiumsilicaten, mag- als een zalf. Als er bij eczeem sprake is van impetiginisatie,
nesiumoxide, zinkoxide  of  zetmeel. In tegenstelling tot pas- bijvoorbeeld door effecten van stuk krabben, is ook een zalf
ta’s zijn deze ongeschikt voor nattende dermatosen. Ook voor geïndiceerd. Op een niet nattende huid adhereert een zalf
toepassing in wonden moet worden gewaarschuwd, omdat namelijk goed. Daarnaast is er een betere resorbering door
deze vanwege de aanwezige talk kan leiden tot granuloma- lokale applicatie van corticosteroïden op zalfbasis. Dit geldt
teuze ontstekingsreacties. Resorbeerbaar strooipoeder (con- voor alle dermatosen. Voorbeeld: Fluticasonpropionaatcrè-
spergens resorbebile FNA, dat men aantreft op onder andere me bevat 0,05% en Fluticasonzalf bevat 0,005% fluticason-
polyvinylhandschoenen) leidt niet tot complicaties. propionaat per gram. Dit geeft aan dat er op zalfbasis meer
corticosteroïden in de huid worden geresorbeerd.
Vloeibare consistentie
Lotions zijn mengsels van ongeveer 30% poeder en 70% vloei- Leerpunten
stof. Vanwege hun koelend effect kunnen deze worden voorge- ▪▪ Wees niet zuinig met het voorschrijven van grote hoeveel-
schreven bij jeukende dermatosen. FNA-preparaten zijn lotio heden indifferente therapeutische middelen. Tubes van
alba en lotio alba spirituosa. Vanwege de hierin aanwezige 100 mg zijn veruit te verkiezen boven die van 30 mg.7
zinkoxide en talk krijgt de huid na indroging een witachtig ▪▪ Gebruik crèmes niet op een droge tot zeer droge huid. De
aspect. In lotio calaminae FNA krijgt de huid door aankleu- reden is dat crèmes voor 60-80% uit water bestaan (O/W-
ring van het zinkoxide met ferrioxide na opdroging een meer oplossing). Door de aanwezigheid van water smeren ze
roze kleur. gemakkelijk, maar laten ze slechts een zeer dunne vetlaag

90 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


N a s ch o l in g

achter op het huidoppervlak. Hierdoor zijn ze cosmetisch andere dermatosen die men al dan niet met een cortico-
acceptabeler dan zalven. Dit kan vooral voor het gelaat van steroïd moet behandelen. Eigenlijk bepalen de lokalisatie,
belang zijn. Ook zijn ze, gemakkelijker dan zalven, aan te de beharing en het al of niet nattend zijn of men een zalf of
brengen op sterk behaarde lichaamsdelen. Bij dermatosen crème moet gebruiken.
in lichaamsplooien is het vanwege de aanwezige transpi-
ratie beter om een crème te gebruiken dan een zalf. Een Dankwoord
crème is immers in tegenstelling tot een zalf in staat om Wij zijn dr. V. Sirgudsson, dermatoloog en staflid van de af-
water op te nemen. deling Dermatologie van het UMCU, zeer erkentelijk voor zijn
▪▪ Zalven bestaan bijna geheel uit vet en dit voorkomt dat waardevolle adviezen en het fiatteren van het plaatsen van de
vocht de huid verlaat en de huid (nog meer) uitdroogt. Om illustratie [figuur]. ▪
deze reden zijn zalven te verkiezen boven een crème omdat
Literatuur
ze vochtverlies van de huid voorkomen en een hieraan toe-
1 Sackett LD. Evidence based medicine: what it is and what it isn’t. BMJ
gevoegd geneesmiddel tevens beter in de huid doordringt. 1996;312:7.
▪▪ Zinkoxydepreparaten mag men eigenlijk niet meer voor- 2 Joosten AAM, Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers. Der-
matica op recept: apotheekbereidingen in de therapie van huidaandoe-
schrijven. De therapietrouw is gering omdat het smeren ningen. Den Haag: Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevorde-
en schoonmaken erg bewerkelijk zijn. Bovendien zijn ze ring der Phamacie, 2011.
3 Polano MK. Topical skin therapeutics. New York: Churchill Livingstone,
cosmetisch niet acceptabel. Tijdens klinische behandeling 1984.
gebruikt men ze bij uitzondering nog wel eens. 4 Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Richtlijn Constitutio-
neel eczeem. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO,
▪▪ Meestal zal de huid bij eczeem droog zijn. De voorkeur gaat 2006 (www.cbo.nl).
dan uit naar een vetcrème, waarbij vaselinecetomacrogol- 5 Cleveringa JP, Dirven-Meijer PC, Hartvelt-Faber G, Nonneman MMG,
Weisscher PJ, Boukes FS. NHG-Standaard Constitutioneel eczeem. Huis-
crème eerste keuze is en vaselinelanettecrème als alterna- arts Wet 2006:49:458-65.
6 Hoare C, Li Wan PA, Williams H. Systematic review of treatments for topic
tief geldt. Nog iets vetter is koelzalf. Bij een zeer droge huid
eczema. Health Technol Assess 2000;4:155-62.
is cetomacrogolzalf of lanettezalf een goede keuze. Kort- 7 Williams H, Thomas K, Smethurst D, Ravenscroft J, Charman C. Atopic ec-
zema. In: Evidence based dermatology. Oxford: BMJ Books, Blackwell Pu-
om, voor een droge huid geldt: ‘the fatter the better’. Dit
blishing Ltd, 2001.
geldt niet alleen voor eczeem of psoriasis, maar ook voor

(Te) makkelijk boekje over seks hoofdstuk welwillende zorgverleners afschrikt. Hopelijk ont-
moedigt de conclusie van het eerste hoofdstuk mensen met
Scholten M. Vrij met seks. Over relaties en seksualiteit. Am- seksuele problemen niet om hulp te zoeken: ‘We weten nu
sterdam: Uitgeverij Gopher, 2012. 181 pagina’s, € 17,50. ISBN dat huisartsen niet per definitie goede zorgverleners zijn op
9789051797985 seksueel gebied.’
In het tweede hoofdstuk komen we terecht in een draai-

B o ek b e sp r ek in g
Doelgroep Iedereen die kampt met seksuele moeilijkheden en kolk van weetjes en feiten die de auteur in korte paragrafen
hun zorgverleners. schetst. Het boek staat vol persoonlijke verslagjes.
Inhoud Auteur Mirjam Scholten heeft zelf een probleem met Het meest interessant voor patiënten is waarschijnlijk de
seks gehad en wil nu gedegen werk leveren om haar lotge- uiteenzetting in hoofdstuk 5 over verschillende problemen
noten te ondersteunen. Haar boekje is leesbaar geschreven, en behandelopties. De presentatie is helaas wat warrig en bo-
maar ik ervaar al vanaf het voorwoord van collega Peter vendien medisch onvolledig. Bij de titel van het laatste hoofd-
Leusink een bestraffend vingertje. Zowel Scholten als Leu- stuk ‘Bij welke zorgverleners kun je terecht’ hoopte ik op een
sink vindt kennelijk dat wij als duidelijke uiteenzetting, die jammer genoeg niet volgde. Ik
huisartsen veel schroom hebben heb dan ook niet de verwachting dat patiënten hiermee beter
om over seksualiteit te spreken. In hun weg in de zorgverlening zullen vinden.
het eerste hoofdstuk haalt Schol- Oordeel Een makkelijk leesbaar boekje, prettig voor de lezer
ten uit naar de hulpverlening, die die informatie zoekt op ‘wist u dat-niveau’. Een duidelijke
seks niet boven aan de agenda lijn ontbreekt echter, net als diepgang en een helder over-
heeft staan. De boude beweringen zicht. Dat lijkt me niet bevorderlijk voor het beklijven van de
worden echter niet ondersteund informatie. Als hulpverlener kom je er bovendien niet erg
door de kort geschetste interviews genadig vanaf, waardoor deze uitgave niet bijdraagt aan het
met zorgverleners. Hieruit blijkt overbruggen van de mogelijke kloof tussen hulpverlener en
dat huisartsen seksualiteit nog hulpzoekende. ▪
wel hun pakkie-an vinden. Goede Margriet Folkeringa-de Wijs
kans dat de teneur in dat eerste Waardering:  ⦁ ⦁ (matig)

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 91


Wim Lucassen, Marlous Kuijs-Augustijn, Henk van Weert

De waarde van de CRP-test na uitsluiting van longembolie

P
K l ini s che l e s

Patiënten met acute pijn op de thorax, vastzittend aan de ook andere relevante pathologie uit als verklaring voor de
ademhaling en patiënten met onbegrepen (acuut opgetreden) klachten van mevrouw De Wit [casus deel 1]?
dyspneuklachten stellen de huisarts voor een diagnostisch di-
lemma. Het zoeken naar diagnostische zekerheid door te ver- Casus deel 1
wijzen voor aanvullende diagnostiek kan overdiagnostiek tot Op het maandagmiddagspreekuur ziet u mevrouw De Wit, 43 jaar.
Ze bezoekt geregeld met een van haar drie kinderen het spreekuur,
gevolg hebben. Niet verwijzen kan er echter toe leiden dat de
maar komt slechts zelden voor zichzelf. Ze heeft een blanco voor-
huisarts een potentieel levensbedreigende aandoening mist.1 geschiedenis, op een cholecystectomie na. Ze rookt niet. Behalve
In een eerder in dit tijdschrift gepubliceerd artikel lieten we de pil gebruikt ze geen medicatie.
Het hele weekeinde heeft ze al last van pijn rechts op de borst-
zien dat de huisarts bij patiënten met bovengenoemde klach-
kas. De pijn zit vast aan de ademhaling. De klachten zijn zonder
ten met een negatieve Wells-beslisregel voor longembolie enige aanleiding begonnen. Bij inspanning is ze licht kortademig
(score ≤ 4) en een negatieve D-dimeersneltest veilig longem- en ze is niet ziek of bedlegerig geweest. Wel voelde ze zich in het
bolie kan uitsluiten.2 Maar daarmee is het diagnostisch pro- weekeinde wat koortsig, maar ze heeft geen temperatuur opgeno-
men. Ze heeft geen klachten van de benen. Bij onderzoek ziet u een
bleem voor de huisarts nog niet opgelost. Nog steeds moet hij
niet-zieke vrouw; in rust is er geen dyspneu. De lichaamstempera-
onderscheid maken tussen frequent voorkomende oorzaken, tuur is 37,2 °C (na inname van 1.000 mg paracetamol ’s ochtends).
zoals myalgie of hyperventilatie, waarbij geruststelling vaak De polsfrequentie bedraagt 80 per minuut, regulair en aequaal. De
afdoende is, en diagnoses zoals pneumonie, waarbij medisch bloeddruk is 125/75 mmHg. Bij auscultatie van hart en longen hoort
u geen bijzonderheden. U hebt bij onderzoek van de benen geen
handelen nodig is. Of sluiten een negatieve Wells-beslisregel aanwijzingen gevonden voor diep veneuze trombose.
en een negatieve D-dimeertest niet alleen longembolie, maar U staat voor een diagnostisch dilemma. U acht de kans op ern-
stige pathologie klein, maar durft mevrouw De Wit ook niet zonder
enig aanvullend onderzoek naar huis te sturen.
Samenvatting
Eerst wilt u de diagnose longembolie uitsluiten. U past de Wells-
Lucassen WAM, Kuijs-Augustijn M, Van Weert HCPM. De waarde van de regel voor longembolie toe. Mevrouw De Wit scoort 0 punten: een
CRP-test na uitsluiting van longembolie. Huisarts Wet 2014;57(2):92-4. lage kans op longembolie. De D-dimeertest is negatief. Helaas is
Als de huisarts op het spreekuur een patiënt ziet met borstpijn- met het uitsluiten van longembolie uw diagnostisch dilemma nog
niet opgelost. Zou er toch nog sprake kunnen zijn van andere, rele-
klachten, vastzittend aan de ademhaling, en/of onbegrepen dys-
vante pathologie?
pneuklachten, kan hij met een negatieve Wells-beslisregel voor
longembolie en een negatieve D-dimeersneltest veilig longembo-
lie uitsluiten. Maar daarmee is het diagnostisch probleem voor de In dit artikel beantwoorden we deze vraag en onderzoe-
huisarts nog niet opgelost. Nog steeds moet hij onderscheid ma- ken we of de huisarts met een aanvullende test, uitgevoerd op
ken tussen frequent voorkomende oorzaken, zoals myalgie of hy- de praktijk, een verdere differentiatie kan maken tussen on-
perventilatie, waarbij geruststelling vaak afdoende is, en diagno- schuldige en minder onschuldige oorzaken voor klachten als
ses zoals een pneumonie, waarbij medisch handelen nodig is. Wij die van mevrouw De Wit.
hebben onderzocht of de CRP-test van waarde kan zijn bij het Daarvoor hebben we de gegevens van een onlangs in dit
maken van dit onderscheid. Tien procent van de deelnemende pa- tijdschrift gepubliceerd onderzoek (AMUSE-2) geanalyseerd.
tiënten met een negatieve CRP-test (< 10 mg/l) kreeg een klinisch In dit prospectieve onderzoek, dat in de eerste lijn is uitge-
relevante diagnose en slechts 2% van deze patiënten werd in het voerd, hebben huisartsen in heel Nederland 598 patiënten ge-
ziekenhuis opgenomen. Van de CRP-positieve patiënten kreeg ïncludeerd bij wie ze een longembolie vermoedden.2,3 Bij 272
43% een klinisch relevante diagnose en 20% van deze patiënten patiënten was er sprake van een negatieve Wells-beslisregel
werd opgenomen. voor longembolie en een negatieve kwalitatieve D-dimeer-
Een negatieve uitslag van een aanvullende CRP-test verkleint de sneltest. Uiteindelijk hebben we 191 patiënten geïncludeerd
kans op andere relevante pathologie. De huisarts kan een D-di- die de huisartsen volgens het onderzoeksprotocol voor nadere
meersneltest en een CRP-sneltest bij de van longembolie ver- diagnostiek naar de tweede lijn hadden verwezen. Is bij deze
dachte patiënt uitvoeren, zonder dat hij de patiënt naar het labo- laatste groep patiënten met een negatieve Wells-beslisregel
ratorium hoeft te verwijzen.

De kern
AMC, afdeling Huisartsgeneeskunde J2-218, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam: dr. W.A.M. Lucas- ▪▪ De huisarts kan met behulp van een negatieve Wells-beslis-
sen, huisarts en senior onderzoeker; M. Kuijs-Augustijn, huisarts; prof.dr. H.C.P.M. van Weert,
hoogleraar Huisartsgeneeskunde • Correspondentie: w.a.lucassen@amc.uva.nl • Mogelijke belan- regel voor longembolie en een negatieve D-dimeersneltest veilig
genverstrengeling: financiering door de Nederlandse Hartstichting (projectnummer 2006 B237).
longembolie uitsluiten.
Deze klinische les is gebaseerd op: Lucassen WAM, Kuijs-Augustijn M, Erkens PGM, Geersing GJ, ▪▪ De huisarts kan na het uitsluiten van longembolie de kans op
Büller HR, Van Weert HCPM. The additional value of the CRP-test in patients in whom the primary
relevante andere pathologie verder verkleinen met een nega-
care physician excluded pulmonary embolism. Eur J Gen Pract 2013;19:143-9. Publicatie gebeurt met
toestemming van de uitgever. tieve CRP-test (< 10 mg/l).

92 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


K l ini s che l e s

voor longembolie en een negatieve D-dimeertest behalve CRP-test


longembolie nu ook andere relevante pathologie uitgesloten? Bij de CRP-sneltest wordt het C-reactief proteïne (CRP) in een druppel
bloed bepaald. Dit is een acute-fase-eiwit dat in de lever wordt gepro-
De gemiddelde leeftijd van de onderzoekspopulatie was 45
duceerd en wordt uitgescheiden als reactie op circulerende cytotoki-
jaar en 70% was vrouw. De [tabel] laat zien welke diagnoses in nes afkomstig van een ontstekingshaard. Binnen 4 tot 6 uur na het
de tweede lijn bij de 191 onderzoekspatiënten werden gesteld. ontstaan van een ontsteking of infectie is de CRP-waarde verhoogd in
het bloed aanwezig. De CRP-test is net als de D-dimeertest een sensi-
We hebben onderscheid gemaakt tussen een klinisch rele-
tieve, maar niet-specifieke test, en dus vooral geschikt om een ziekte
vante diagnose en een klinisch minder relevante diagnose. uit te sluiten bij een normale testuitslag. Bovendien is de CRP-test net
Onder een klinisch relevante diagnose verstaan we een diag- zoals de D-dimeertest beschikbaar als sneltest, zodat de huisarts de
nose die aanleiding geeft tot behandeling met meer dan al- test op de praktijk of aan het bed van de patiënt kan uitvoeren. 4

leen pijnstilling of die objectief aan de hand van aanvullende


diagnostiek werd vastgesteld. Een klinisch minder relevante
diagnose komt niet voor in de lijst relevante diagnoses en Beschouwing
geeft geen aanleiding tot behandeling anders dan pijnstilling Bij 12 van de 116 CRP-negatieve patiënten (10%) werd in de
(bijvoorbeeld intercostale neuralgie, myalgie, hyperventilatie, tweede lijn toch een klinisch relevante diagnose gesteld. Dit is
paniekstoornis, dyspneu e.c.i., thoracale pijn e.c.i.). aanzienlijk minder dan de 32 van de 75 CRP-positieve patiën-
Bij 4 patiënten (2%) was ondanks een negatieve Wells-be- ten (43%) bij wie een klinisch relevante diagnose werd gesteld.
slisregel voor longembolie en negatieve D-dimeertest toch Bovendien werden slechts 2 CRP-negatieve patiënten (2%) in
sprake van een longembolie (fout-negatieven). Bij 40 patiënten het ziekenhuishuis opgenomen, tegenover 15 van de CRP-
(21%) bij wie een longembolie was uitgesloten op basis van de positieve patiënten (20%). Een negatieve uitslag van een aan-
Wells-beslisregel en een D-dimeertest was er sprake van een vullende CRP-test kan de kans op andere relevante pathologie
andere, klinisch relevante diagnose [casus deel 2]. verder verkleinen. Met de beschikbaarheid van een D-dimeer-
en een CRP-sneltest kan de huisarts deze strategie op de prak-
Casus deel 2 tijk uitvoeren, zonder dat hij de patiënt naar het laboratorium
We kunnen bij mevrouw De Wit met een negatieve beslisregel voor hoeft te verwijzen.
longembolie en een negatieve D-dimeertest wel veilig longembolie
Toch moeten we een aantal op- en aanmerkingen maken.
uitsluiten, maar de kans op klinisch relevante andere pathologie is
toch nog hoog. Ten eerste hebben de huisartsen in het onderzoek 79 patiënten
met een negatieve beslisregel en een negatieve D-dimeertest,
in afwijking van het onderzoeksprotocol, niet voor nadere di-
Hoe kan de huisarts dan wel differentiëren tussen on- agnostiek doorverwezen. Blijkbaar vonden ze het niet nodig
schuldige oorzaken en niet-onschuldige oorzaken voor de om, na uitsluiting van de diagnose longembolie, de patiënt
klachten van mevrouw De Wit? voor nadere diagnostiek te verwijzen. Bij 13 van de 71 patiën-
Om die vraag te kunnen beantwoorden, hebben we de toe- ten (18%; bij 8 patiënten was de uiteindelijke diagnose niet be-
gevoegde waarde van de CRP-test bij de 191 onderzoekspatiën- kend) heeft de huisarts een andere relevante diagnose gesteld,
ten geanalyseerd [kader] en [tabel]. We hebben een ROC-curve die hijzelf vervolgens heeft behandeld. Geen van de patiënten
(Receiver Operating Characteristic) van de CRP-test gecon- werd opgenomen in het ziekenhuis. Blijkbaar waren de huis-
strueerd en het optimale afkappunt (het punt op de ROC-cur- artsen in staat op grond van het klinische beeld (eventueel
ve dat het dichtst bij de linkerbovenhoek ligt) op 10 mg/l (AUC
0,80) bepaald. Bij 116 van de 191 patiënten (61%) was de CRP-
waarde < 10 mg/l. Van deze 116 patiënten hadden 12 patiënten Abstract
(10%) een klinisch relevante diagnose (van wie 1 patiënt met Lucassen WAM, Kuijs-Augustijn M, Van Weert HCPM. The value of CRP testing after exclu-
een longembolie). Twee van deze 12 patiënten moesten wor- sion of lung embolism. Huisarts Wet 2014;57(2):92-4.
den opgenomen in het ziekenhuis. In totaal 75 patiënten had- If a general practitioner sees a patient with chest pain associated with breathing or
den een CRP ≥ 10 mg/l. Bij 32 patiënten (43%) werd een klinisch unexplainable symptoms of dyspnoea, he or she can safely exclude lung embolism if
relevante diagnose gesteld. Vijftien patiënten (20%) werden in the Wells decision rule for lung embolism is negative and the D-dimer test is nega-
het ziekenhuis opgenomen [casus deel 3]. tive. However, the diagnostic problem still has to be resolved. A distinction has to be
made between common causes, such as myalgia or hyperventilation, for which reas-
Casus deel 3 surance is often sufficient and diagnoses, such as pneumonia, which require treat-
U besluit daarom bij mevrouw De Wit aanvullend een CRP-test uit ment. The authors investigated whether CRP testing can help in this situation. Ten
te voeren. De uitslag is 6 mg/l. De negatieve uitslag in combinatie
percent of the participants with a CRP level lower than 10 mg/l (negative test result)
met het klinisch beeld maakt de kans op relevante pathologie nu zo
klein dat u de patiënte onder verdenking van intercostaal neuralgie had a clinical diagnosis and only 2% of these individuals required hospitalization. In
geruststelt en zonder medicatie naar huis laat gaan. U spreekt met contrast, 43% of patients with CRP levels higher than 10 mg/l (positive test result)
haar af dat ze contact opneemt als de situatie verslechtert. Drie da- had a clinical diagnosis and 20% of these patients required hospitalization. Thus a
gen later vertelt mevrouw tijdens het telefonisch spreekuur dat de
klachten zijn verdwenen. negative result for an auxiliary CRP test diminishes the likelihood of other relevant
pathology. GPs can perform point-of-care testing for D-dimer and CRP in patients
with suspected lung embolism.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 93


K l ini s che l e s

Tabel Diagnose bij 191 patiënten met negatieve Wells-beslisregel voor longembolie en nega-
tieve D-dimeertest Dit houdt in dat de werkelijke CRP-waarde op grond van alle
aanwezige variabelen zo goed mogelijk wordt geschat.7,8 Een
Patiënten Patiënten met CRP Patiënten met
toekomstig prospectief eerstelijnsonderzoek zal de resultaten
n = 191 < 10 mg/l CRP ≥ 10 mg/l
n = 116 (61%) n = 75 (39%) van dit onderzoek daarom moeten valideren.
Klinisch relevante diagnose 40 (21%) 11 (9%) 29 (39%)
▪▪ pneumonie 16 0 16 Conclusie
▪▪ atelectase 1 1 0 Na het uitsluiten van de diagnose longembolie met de Wells-
▪▪ pneumothorax 1 1 0 beslisregel en een negatieve D-dimeertest staat de huisarts
▪▪ pleuritis 2 2 0
nog steeds voor een diagnostisch dilemma. Met een aanvul-
▪▪ pericarditis 2 1 1
lende CRP-test kan de huisarts de kans op andere relevante
▪▪ astma/COPD 8 4 4
pathologie verkleinen. Uiteindelijk blijft het de klinische in-
▪▪ maligniteit long 1 0 1
schatting van de huisarts of hij de kans op relevante patholo-
▪▪ bovensteluchtweginfectie 3 0 3
▪▪ hartfalen 1 1 0
gie na een negatieve CRP-test zo klein acht dat hij de patiënt
▪▪ overige ziekten* 5 1† 4 geruststelt en eventueel met pijnstilling naar huis stuurt,
Longembolie 4 (2%) 1 (1%) 3 (4%) of dat hij besluit tot aanvullende diagnostiek (labonderzoek,
Geen klinisch relevante diagnose 147 (77%) 104 (90%) 43 (57%) thoraxfoto of ecg). Hij kan de patiënt ook alsnog naar de twee-
* Overige ziekten: ribfractuur (n = 2), ziekte van Kahler (n = 1), mediastinale/hilaire lymfadenopathie de lijn verwijzen. Ondanks alle diagnostische hulpmiddelen
(n = 1), urosepsis bij diabetes mellitus (n = 1). blijft de klinische blik de sluitsteen van het diagnostisch pro-

Ziekte van Kahler (n = 1).
ces. ▪

Literatuur
aangevuld met door de huisartsen zelf aangevraagd labonder-
1 Moynihan R, Doust J, Henry D. Preventing overdiagnosis: how to stop har-
zoek, thoraxfoto of ecg) andere pathologie uit te sluiten of zelf ming the healthy. BMJ 2012;344:e3502.
te diagnosticeren en te behandelen. 2 Lucassen WAM, Erkens PMG, Geersing GJ. Diagnostiek van longembolie.
Huisarts Wet 2013;56:264-8.
Ten tweede zien we dat een verhoogde CRP-waarde sterk 3 Geersing GJ, Erkens PM, Lucassen WA, Buller HR, Cate HT, Hoes AW, et al.
gerelateerd is aan de diagnose pneumonie.5,6 Alle 16 patiënten Safe exclusion of pulmonary embolism using the Wells rule and qualita-
tive D-dimer testing in primary care: prospective cohort study. BMJ
met een pneumonie hadden een verhoogde CRP-waarde (ge- 2012;345:e6564.
middeld 91 mg/l, spreiding 19-224 mg/l). Opvallend is ook de 4 Verheij ThJM, Hopstaken RM, Prins JM, Salomé PhL, Bindels PJ, Ponsioen
BP, et al. NHG-Standaard Acuut Hoesten. Huisarts Wet 2011;54:68-92.
positieve CRP-uitslag (gemiddeld 18 mg/l, spreiding 4-33 mg/l) 5 Cals JW, Schot MJ, De Jong SA, Dinant GJ, Hopstaken RM. Point-of-care C-
bij 3 van de 4 patiënten met een longembolie (ondanks een ne- reactive protein testing and antibiotic prescribing for respiratory tract
infections: a randomized controlled trial. Ann Fam Med 2010;8:124-33.
gatieve beslisregel en negatieve D-dimeertest). 6 Hopstaken RM, Muris JW, Knottnerus JA, Kester AD, Rinkens PE, Dinant
GJ. Contributions of symptoms, signs, erythrocyte sedimentation rate,
Ten slotte had het onderzoek nogal wat methodologische
and C-reactive protein to a diagnosis of pneumonia in acute lower respira-
beperkingen. De belangrijkste was dat het al of niet uitvoeren tory tract infection. Br J Gen Pract 2003;53:358-64.
7 Janssen KJ, Donders AR, Harrell FE Jr, Vergouwe Y, Chen Q, Grobbee DE, et
van de CRP-test werd overgelaten aan de behandelend arts,
al. Missing covariate data in medical research: to impute is better than to
waardoor de CRP-uitslag bij ongeveer eenderde van de patiën- ignore. J Clin Epidemiol 2010;63:721-7.
8 Donders AR, Van der Heijden GJ, Stijnen T, Moons KG. Review: a gentle
ten ontbrak. Om het effect van bias te minimaliseren hebben introduction to imputation of missing values. J Clin Epidemiol
we de waarde van de CRP-test bij deze patiënten geïmputeerd. 2006;59:1087-91.
Foto: Hollandse Hoogte/Frank Muller

94 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Als lijden ondraaglijk wordt Uit de interviews met artsen kwam naar voren dat artsen

B o ek b e sp r ek in g
meer de nadruk leggen op medische elementen van het lij-
Dees M. When suffering becomes unbearable. Perspectives of den. Dit bleek ook uit verslagen van de consulent. Behande-
Dutch patients, close relatives and attending physicians in a re- lend artsen en de consulenten hadden minder de neiging om
quest for euthanasia [Proefschrift]. Nijmegen: Ipskamp Drukkers, elementen uit het sociale en existentiële thema te betrek-
2013. ISBN 978-94-6191-587-0. ken in hun beschrijving van het ondraaglijk lijden. Naasten
kwamen juist sterk met de patiënt overeen wat betreft de
Uitzichtloos ondraaglijk lijden is de basisvoorwaarde voor beleving van existentiële elementen van het lijden. Hoewel
het toepassen van euthanasie. Wát lijden uitzichtloos en artsen tot de overtuiging komen dat hun patiënt ondraaglijk
ondraaglijk maakt, verschilt echter van persoon tot persoon lijdt, kennen zij niet vanzelfsprekend het volledige perspec-
en niet zelden verschuift dit ook binnen één persoon. Huis- tief van de patiënt.
arts en onderzoeker Marianne Dees heeft de afgelopen jaren Een verzoek tot euthanasie wordt ervaren als één van
in haar promotieonderzoek bestudeerd wat ‘ondraaglijk en de moeilijkste en meest belastende zaken in de medische
uitzichtloos lijden’ inhoudt in het perspectief van de patiënt, praktijk. Artsen en patiënten groeien samen naar een besluit
diens naaste, zijn behandelend arts en de onafhankelijk con- tot euthanasie toe, waarbij zorgvuldige afstemming moet
sulterend arts. plaatsvinden. Thema’s die in dit complexe proces worden on-
Zij nam diepte-interviews af bij 41 patiënten, 31 naasten derscheiden zijn: het delen van visies en normen en waarden
en 28 artsen, en daarnaast beoordeelde zij 24 consultatie- over euthanasie; het opbouwen van een goede arts-patiënt-
rapporten. Het lijden van patiënten vindt zijn oorsprong in relatie; het voldoen aan de zorgvuldigheidseisen; het inten-
symptomen die voortkomen uit ziekte of veroudering. Zoals sieve proces van voorbereiding en uitvoering van euthanasie
een patiënte verwoordt: Ik heb de hele dag pijn, sta op met pijn en ga en het bieden van nazorg aan naasten. Dit vraagt van de arts
naar bed met pijn. Als ik maar de helft minder pijn zou hebben, dan zou ik een hoog niveau van oprechte betrokkenheid, communica-
er niet over peinzen om euthanasie te vragen. Elementen uit psycho- tievaardigheden, inzicht in familieverhoudingen en profes-
emotionele, sociale en existentiële problematiek dragen sioneel handelen.
echter in belangrijke mate bij aan het ervaren van dit lijden. Dees pleit ervoor dat artsen tijdig het initiatief nemen
Patiënten blijken hun lijden vaak te evalueren in de context om een gesprek aan te gaan over het levenseinde en daarbij
van hun persoonskenmerken, hun levensverhaal en de invul- vragen en gedachten over een mogelijke euthanasie te ex-
ling van hun bestaan: Ik was heel handig met mijn handen: er waren ploreren. Dit geeft tijd en ruimte om een goede relatie op te
steeds allerlei klusjes die gedaan moesten worden in het verzorgingshuis bouwen met de patiënt en voldoende aandacht te kunnen
en ik genoot ervan om ze te doen. Ik voelde me nuttig voor de samenle- besteden aan alle complexe elementen van het besluitvor-
ving. Nu kan ik niets meer. Als deze evaluatie sterke gevoelens van mingsproces. Daarbij is het goed om expliciet in te gaan op
uitzichtloosheid oproept, beleven patiënten hun lijden als het perspectief van de patiënt: wát maakt, naast de ellendige
ondraaglijk. Een patiënte beschrijft: Je ligt in bed, en geen van de medische context, het lijden voor déze patiënt ondraaglijk? ▪
normale functies komt terug. Ze komen nooit meer terug, het wordt alleen Linda Bröker
maar erger.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 95


In t erv ie w
Interview met Marianne Dees

‘Wat jij als huisarts en hij was dusdanig verlamd dat hij al- zorgvuldigheidscriteria voldoen. Maar
In t erv ie w

ondraaglijk lijden vindt leen nog maar kon praten. De huisarts


vond het lijden allang ondraaglijk en de
als dokter vind ik euthanasie vaak wat
gemakkelijker, omdat je dan zelf de re-
is niet zo interessant’ situatie mensonwaardig: de jongen had gie hebt. Bovendien is er nog een prak-
open buikwonden en er was veel stank. tische kant: bij hulp bij zelfdoding moet
Marianne Dees promoveerde afgelo- Maar de jongen zelf vond het lijden pas je twee uur wachten als de dood niet
pen winter op het proefschrif When ondraaglijk toen hij ook niet meer kon vanzelf intreedt voor je euthanatica
suffering becomes unbearable. Perspectives of praten. Toen raakte ik geïntrigeerd door mag toedienen. Anderzijds, bij hulp bij
Dutch patients, close relatives and attending dit onderwerp. Want was is dat nou, zelfdoding heeft de patiënt meer regie
physicians in a request for euthanasia. In ondraaglijk lijden? Deze jongen ervoer en dat is emotioneel soms wat gemak-
een interview vertelt zij over haar on- dat kennelijk pas als zodanig toen hij kelijker.’
derzoeksbevindingen die van belang zijn autonomie verloor omdat hij niet
zijn voor het werk van de huisarts. meer kon praten.’ Medische en emotionele
uitzichtloosheid
Aangrijpend euthanasieverzoek Van onrecht naar onderzoek ‘Uitzichtloos en ondraaglijk lijden vind ik het
Gevraagd naar haar onderwerpkeuze Dees vervolgt: ‘Toen ik in 1990 in Nij- meest fascinerende begrip in de wetge-
vertelt Dees: ‘Als aios deed ik stage in de megen begon als huisarts, vroeg ik hoe ving’, vertelt Dees. ‘Voor de patiënt is de
bible belt waar mijn opleider werd gecon- mijn collega’s dachten over euthanasie. uitzichtloosheid onderdeel van het on-
fronteerd met een verzoek om euthana- Daar deden ze niet aan, zeiden ze. Dus draaglijk lijden. We spreken van medi-
sie van een 21-jarige jongen. Dit was zodra in 2000 de opleiding tot SCEN- sche uitzichtloosheid als er geen enkel
nog vóór hierover wetgeving kwam, arts begon, heb ik die meteen gedaan. perspectief meer is op genezing of ver-
maar wel was er net een richtlijn van- Ik zag dat als het gaat om de vaststel- betering; voor de huisarts gaat het dus
uit de KNMG: behalve de verplichting ling van ondraaglijk lijden, het er maar om medisch objectiveerbare feiten.
tot melding moest je ook een tweede net aan ligt welke huisarts en SCEN- Maar voor de patiënt gaat het vooral om
arts laten meekijken. Mijn opleider arts er aan het bed van de patiënt zit- de emotionele uitzichtloosheid. Die ter-
durfde niemand anders te vragen, dus ten. Dat vond ik oneerlijk en ik wilde minologie zou helder moeten zijn.’
vroeg hij dat aan mij. Ik vond dat heel hierin objectivering aanbrengen, zodat De diagnostiek van het ondraaglijk
aangrijpend. Hij had de jongen nog zelf iedereen gelijke mogelijkheden heeft. lijden is volgens Dees dan ook een uit-
ter wereld gebracht. Deze had testiscar- Vandaar mijn onderzoek.’ daging voor de behandelend arts. ‘Je ei-
cinoom met uitgebreide uitzaaiingen De aanpak van Dees was destijds gen mening over “ondraaglijkheid” is
heel bijzonder: ‘In 2005 was kwalitatief minder interessant dan je als huisarts
onderzoek nog uniek. Het onderzoeks- zelf denkt. Je moet vooral het perspec-
voorstel werd in eerste instantie wel tief van de patiënt in kaart brengen en
goedgekeurd, maar het was niet subsi- verhelderen. Daarom is het belangrijk
diabel. Pas in de tweede ronde ontvin- om tijdig het gesprek aan te gaan met je
gen we alsnog subsidie. Ik vond patiënt over diens wensen en verwach-
kwalitatief onderzoek juist heel mooi, tingen, en over diens visie op lijden en
want als huisarts bestaat je werk gro- wat dat ondraaglijk maakt. Patiënten
tendeels uit het luisteren naar verha- weten zelf meestal heel goed wat ze be-
len. Ik heb die verhalen gebruikt om dit slist niet zien zitten!’
onderwerp in kaart te brengen en de
ingewikkelde materie te vertalen. In- Vier thema’s
middels heeft kwalitatief onderzoek in Dees stelt dat er vier thema’s zijn die
de huisartsgeneeskunde een hoge altijd een rol spelen bij het ervaren van
vlucht genomen.’ ondraaglijk lijden. ‘Als je het hebt over
medische ondraaglijkheid, dan gaat het
Euthanasie en hulp bij zelfdoding bijvoorbeeld over pijn, benauwdheid,
Dees noemt in haar proefschrift eutha- cognitieve achteruitgang of inconti-
nasie en hulp bij zelfdoding steeds in nentie. Daarnaast spelen emotionele en
één adem. Betekent dit dat er voor haar psychische aspecten een rol, zoals
als huisarts geen verschil is tussen bei- angst, verlieservaringen of het hebben
de handelingen? ‘Feitelijk maakt de gezien van het lijden van anderen.
wetgeving hiertussen geen onder- Maar er zijn ook sociale aspecten, bij-
scheid: bij euthanasie en hulp bij zelf- voorbeeld het gevoel dat je anderen tot
doding moet je aan dezelfde zes last bent – dat vinden huisartsen heel

96 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


In t erv ie w

lastig! –, statusverlies, eenzaamheid of doening kun je vragen: “Hebt u wel Verspreiding van het gedachtegoed
niet willen worden opgenomen in een eens nagedacht over het levenseinde? Dees is zeer actief als het gaat om ver-
verpleeghuis. En tot slot zijn er existen- En wat zijn dan uw eventuele wensen spreiding van haar gedachtegoed over
tiële aspecten: gevoelens van zinloos- en verwachtingen?” Hoe ouder de pa­ euthanasie, hulp bij zelfdoding en be-
heid en uitzichtloosheid. Patiënten tiënt, hoe meer deze daar al over heeft sluitvoering rondom het levenseinde.
noemen altijd elementen uit alle vier de nagedacht. Mensen met een andere ‘Ik leid SCEN-artsen op en ben vanuit de
thema’s. Je weet dus al heel veel als je culturele achtergrond kunnen andere KNMG gevraagd om ook de Steungroep
deze thema’s uitvraagt en dan kun je normen en waarden hebben, maar juist Psychiaters kennis te laten nemen van
ook bepalen of de situatie voor een pa­ bij hen is het belangrijk de vraag te stel- alles wat speelt rond euthanasie. Ook
tiënt uitzichtloos is. Hoe eerder je daar- len. Want als zij een andere invulling ben ik betrokken bij het formuleren van
over het perspectief van de patiënt kent, van de zorg rond het levenseinde wen- de competenties van aiossen als het
hoe beter je kunt bekijken of je nog iets sen, is het goed om dat te weten. En je gaat over de “regie rondom het levens-
voor hem kunt betekenen en of je diens kunt dan ook bespreken of bijvoorbeeld einde”. Met de workshop Vóór het on-
situatie nog kunt verbeteren.’ inschakeling van een imam wenselijk draaglijk wordt geef ik vorm aan het
is.’ belang van de samenwerking met de
Initiatief bij de huisarts Volgens Dees is de situatie bij hoog- tweede lijn. Daarnaast ben ik betrokken
‘De patiënt hoeft niet in de stervensfase bejaarden soms anders. ‘Omdat er vaak bij de evaluatie van de euthanasiewet-
te zijn om het gesprek over het levens- geen nieuwe diagnose als markering is, geving in de Tweede Kamer. Dat alles is
einde aan te gaan’, stelt Dees. ‘Vooral bij zijn er bij hen andere momenten waar- heel leerzaam, ook voor mij!’ ▪
dementie is het heel belangrijk om het op je de wensen rond het levenseinde Ans Stalenhoef
gesprek tijdig te houden en ook dan kunt bespreken. Bijvoorbeeld als ze
spelen altijd die genoemde vier thema’s nieuw zijn in je praktijk, bij een verhui-
een rol. Huisartsen moeten proactief zing naar een andere woonsetting of bij
het initiatief nemen voor zo’n gesprek een verwijzing naar een specialist.’
bij elke aandoening die vroeg of laat
kan leiden tot een verzoek om euthana- Gewetensnood
sie of hulp bij zelfdoding. Dat is mede ‘Een professionele huisarts stelt de pa­
belangrijk omdat de patiënt moet we- tiënt centraal’, meent Dees. ‘Maar je
ten of dit onderwerp met jou bespreek- kunt niet iets doen wat in strijd is met
baar is of juist niet. Het ter sprake je eigen geweten. Als je niet kunt vol-
brengen van een mogelijke wens tot eu- doen aan de wensen van de patiënt, zul
thanasie is een onderdeel van het ge- je dit met hem moeten bespreken en
sprek tussen arts en patiënt over de hem moeten ondersteunen bij het vin-
wensen en verwachtingen rondom het den van een andere huisarts. Het is voor
levenseinde.’ patiënten heel lastig om met zichzelf te
‘Je moet in elk geval altijd genoeg leuren als ze bijvoorbeeld diep in de on-
ruimte en tijd nemen voor het gesprek’, cologische ellende zitten. Die kunnen
vervolgt Dees. ‘En voer dat liefst op een niet naar een willekeurige praktijk bel-
moment dat het er nog niet toe doet. len en tegen de assistente zeggen: “Mijn
Als er een acuut probleem speelt en je huisarts wil geen euthanasie verlenen.
vraagt dan naar de wensen rondom het Kan ik misschien bij jullie terecht?”
levenseinde, is de kans veel groter dat je Dan is het soms wenselijk om zelf op
op weerstand stuit. Overigens moet je zoek te gaan naar een andere huisarts
zo’n gesprek aangaan met zowel de pa- voor je patiënt.’
tiënt als diens naasten!’ Ook het ‘buddysysteem’ vindt Dees
een optie. ‘Dan blijf je zelf de behande-
Gewoon vragen lend arts wat betreft de palliatieve zorg,
Huisartsen vinden het niet altijd ge- maar laat je een collega-arts “meebe-
makkelijk om de wensen rond het le- handelen” voor het euthanasieverzoek.
venseinde met hun patiënten aan te Zeker bij dementie zijn er artsen die
kaarten. Heeft Dees hiervoor goede daarvoor op de barricades staan. Het is
tips? ‘Het is echt heel simpel, je moet dan wel van heel groot belang dat je dit
het gewoon vragen! Doe dat niet met- goed en tijdig bespreekt met je patiënt,
een als de diagnose is gesteld. Maar als ook om het moment van wilsbekwaam-
je ziet dat er acceptatie is van de aan- heid niet te laten passeren.’

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 97


De dokter onwel? flight-reactie optreedt en mijn braak- ondanks alle inspanningen toch per-
Co l u m n

centrum wordt geactiveerd. sisteren, dan hoop ik later met een fijne
Als arts heb je soms een sterke maag Betekent dit dat ik nooit in staat zal collega samen te werken die er juist wel
nodig. Pussende atheroomcysten, met zijn een patiënt van zijn ingegroeide affiniteit mee heeft. Ik denk dat ik de
een cirkelzaag bewerkte bouwvakkers- teennagel af te helpen? Ben ik dan een patiënt dan best een eerlijke verklaring
vingers, cerumen met punnikdraad- slechte huisarts, als ik geen wigexcisies voor mijn doorverwijzen mag geven.
afmetingen of gebitsprothesen met doe? Uiteindelijk toon ik hem liever mijn
restjes hachée van de week ervoor. Over Ik vraag me af in hoeverre patiënten zwakte dan dat ik degene ben die de
het algemeen verdraag ik deze dingen het zouden accepteren als hun huisarts onderzoekskamer als eerste moet ver-
goed. Maar ik heb één persoonlijke bepaalde handelingen om persoonlijke laten. ▪
zwakte. En dat zijn ingegroeide teen- redenen weigert. In de huidige crisistijd Sophie van der Voort
nagels. waarin patiënten zuinig zijn op hun
Tijdens mijn co-schap chirurgie eigen risico, heeft men het liefst een Sophie van der Voort is tweedejaars aios.
doorstond ik de meest lugubere buik­ goede doe-het-zelver als huisarts. Toch
operaties. Een wigexcisie op de poli- is het een feit dat huisartsen onderling
klinische OK werd mij echter fataal. ontzettend kunnen verschillen in me-
De patiënt zag vrij bleek maar ik was dische kennis en vaardigheden. Er zijn
degene die flauwviel. Ik dacht dat het talloze optionele kaderopleidingen en
zou schelen als ik de ingreep zelf zou nascholingen, waardoor iedere dokter
uitvoeren, omdat je dan gefocust bent met een ander pakket van kwalitei-
en flauwvallen gewoonweg geen optie ten is toegerust. Bovendien deed een
is. Die proef op de som mocht ik nemen rondvraag onder collegae blijken dat
tijdens mijn eerste jaar van de huisart- ik bij lange na niet de enige dokter ben
senopleiding. Helaas moest ik halver- die zich ongemakkelijk voelt bij deze
wege mijn opleider vragen de schaar ingreep.
over te nemen omdat ik misselijk werd Ik hoef dus niet álles te kunnen en
en sterretjes zag. ongetwijfeld kan ik ‘mijn teennagels’
doorverwijzen naar een collega-huis-
Ik vrees dat het te laat is. Ik ben een arts of een chirurg. Anderzijds zegt
prachtige illustratie geworden van mijn gevoel dat een goede huisarts ten
het fenomeen klassieke conditione- minste in staat moet zijn een relatief
ring. Goede vriend Pavlov heeft ervoor eenvoudige ingreep als een wigexcisie
gezorgd dat wanneer ik alleen al een uit te voeren.
ingegroeide teennagel zié, een fight or Een goede reden om een handeling
te weigeren is wanneer je deze niet
beheerst. Maar onwel worden staat los
van het wel of niet beheersen van een
ingreep en is in mijn ogen ‘on-dokters’.
Bovendien, een beetje arts laat zich niet
uit het veld slaan door wat vasovagale
verschijnselen.

Reden om me niet neer te leggen bij


mijn onkunde. Ik wil Pavlov een loer
draaien door mezelf te onderwerpen
aan intensieve ‘exposure’-therapie.
Als ik de ingegroeide teennagels blijf
trotseren en af en toe succesjes boek,
kan ik mezelf wellicht deconditioneren.
Komend opleidingsjaar is daar de ideale
gelegenheid voor. Er is nu immers nog
een opleider aanwezig die me in geval
van nood kan opvangen (figuurlijk en
hopelijk niet letterlijk).
Maar mocht mijn teennagelfobie

98 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Kennistoets: vragen Op grond van het vóórkomen van borstkanker bij haar moeder

K enni s t o e t s
en haar tante is bij mevrouw Vermeer genetisch onderzoek
De opleider en de aios voeren een leergesprek naar aanleiding naar borstkanker geïndiceerd.
van de uitslag van de sportkeuring van de 27-jarige mevrouw
Boersma. Deze uitgebreide keuring werd verricht omdat ze op 5. Dit is correct.
haar wielerclub gaat deelnemen aan competitiewedstrijden.
De uitslag luidt dat er sprake is van linkerventrikelhypertrofie Mevrouw De Bruin, 45 jaar, komt op het spreekuur omdat ze
met verdenking op hypertrofische cardiomyopathie. De aios sinds een jaar steeds meer last heeft van schudden van haar
zegt tegen de opleider dat 1) mevrouw Boersma op grond van beide handen. Haar vader had dat ook. Als ze ’s avonds een bor-
deze uitslag moet stoppen met deelname aan wedstrijdsport. reltje neemt, verdwijnt de klacht. Ze vraagt of ze de ziekte van
Bovendien beweert de aios dat 2) hypertrofische cardiomyopa- Parkinson heeft. De huisarts stelt vast dat mevrouw De Bruin
thie vrijwel altijd erfelijk is. een tremor heeft. Op grond van de anamnese en deze bevin-
ding twijfelt hij tussen de ziekte van Parkinson of een essen-
1. De bewering van de aios na 1 is correct. tiële tremor. Voor een essentiële tremor pleit(en) in dit geval:

2. De bewering van de aios na 2 is correct. 6. - het verdwijnen van de tremor na alcoholgebruik;

Mevrouw Vermeer, 23 jaar, komt op het spreekuur van de huis- 7. - het familiair voorkomen;
arts. Bij haar moeder is borstkanker gevonden. Zij vraagt zich
af of dit erfelijk is, omdat ook de zus van haar moeder borst- 8. - het symmetrisch aanwezig zijn.
kanker heeft. Bij haar moeder is op 58-jarige leeftijd en bij haar
tante op 60-jarige leeftijd borstkanker gevonden. Er zijn geen Mevrouw Touwens, 24 jaar, heeft gisteren brandwonden op-
andere familieleden met kanker. Mevrouw Vermeer heeft zelf gelopen door opspattend frituurvet. Ze heeft aan beide onder-
geen klachten. De huisarts legt uit dat zij op basis van haar armen een paar blaren. Ze komt nu voor controle. De blaren
familiaire belasting een 1) niet substantieel verhoogd levens- zijn opengegaan, het losse blaardak bedekt de wonden vrijwel
risico (circa 10%) op borstkanker heeft. geheel. Na onderzoek stelt de huisarts de diagnose oppervlak-
kige tweedegraads verbrandingen, van in totaal minder dan
3. De bewering na 1 is correct. 1% van het huidoppervlak. Hij besluit dit zelf te behandelen.
Hiertoe verwijdert hij eerst voorzichtig alle blaarresten.
Op grond van het vóórkomen van borstkanker bij haar moeder
en haar tante is bij mevrouw Vermeer screening naar borst- 9. Deze handeling is correct.
kanker geïndiceerd.
Vervolgens laat hij de assistente de wonden afdekken met een
4. Dit is correct. hydrocolloïdverband.

10. Deze behandeling is in dit geval correct.

De antwoorden staan op pagina 104.

De toetsvragen zijn afkomstig van de Landelijke Huisartsgeneeskundige Kennistoetsen van Huis-


artsopleiding Nederland. De vragen zijn altijd als juist/onjuist geformuleerd. De antwoorden wor-
den verzorgd door de afdeling Implementatie van het NHG. Correspondentie over de vragen is mo-
gelijk via: Secretariaat Huisartsopleiding Nederland, rubriek H&W, Postbus 20072, 3502 LB Utrecht
of per e-mail: secretariaat@huisartsopleiding.nl.

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 99


Wilma Spinnewijn

Helpt extra sporten bij depressie?

D
Im p o rt

Inleiding klein, maar niet significant, verschil tussen de BDI-score van


Depressie is een veelvoorkomende chronische ziekte in de de interventiegroep en de controlegroep: -0,54 (95%-BI -3,06 tot
westerse wereld, ook in Nederland. Voorlichting en dag­ 1,99; p = 0,68). De gemiddelde BDI-score in de interventiegroep
structurering zijn de eerste stappen in de behandeling. Bij bedroeg 16,12 (SD 11,34) en in de controlegroep 16,87 (SD 12,63).
ernstiger vormen is medicatie, al dan niet in combinatie met De deelnemers uit de interventiegroep waren wel significant
psychotherapie, een goede behandelingsoptie. Bijwerkingen fysiek actiever tijdens de duur van het onderzoek dan de con-
van medicijnen of het niet verdragen van medicatie leidt tot trolegroep. Ook op de secundaire uitkomstmaten werd geen
behoefte aan alternatieve behandelingen. Een van de opties is significant verschil gevonden in antidepressivagebruik tus-
bewegen op recept. De onderliggende theorie is als volgt: door sen beide groepen na 4, 8 en 12 maanden.
motorische remming ontstaat inactiviteit, inactiviteit leidt Conclusie van de auteurs Extra fysieke activiteit boven de gebrui-
tot verlies aan energie en een verder dalen van de stemming. kelijke zorg bij depressie geeft geen vermindering van depres-
Op deze manier ontstaat er een negatieve spiraal. Omkering sieve klachten en leidt ook niet tot verminderd gebruik van
van dit proces door activering lijkt vaak tot verbetering van antidepressiva. Er is dus geen bewezen meerwaarde van extra
het algemeen welbevinden te leiden. Hoewel bewegen op re- lichamelijke inspanning als behandeling van depressie.
cept veel wordt toegepast, staat het resultaat van deze behan-
deling niet onomstotelijk vast. Interpretatie
De uitkomsten van deze grote gerandomiseerde trial in de
Onderzoek eerste lijn zijn opmerkelijk en druisen in tegen de heersen-
Design In verschillende Engelse huisartsenpraktijken werd bij de opvatting. Bewegen op recept heeft inmiddels een plaats
patiënten met een depressie via een RCT onderzocht of extra verworven in de huisartsenpraktijk en zowel de Nederlandse
fysieke inspanning effect heeft op de depressie.1 De onderzoe- NHG-Standaard Depressie als de Britse NICE Guidelines heb-
kers includeerden patiënten tussen de 18 en 69 jaar die een ben de aanbeveling opgenomen.
(nieuwe) periode van depressie doormaakten. Na diagnose In dit onderzoek is wel verbetering in beide groepen ten
door de huisarts kregen zij ofwel de standaardbehandeling opzichte van de nulmeting maar niet tussen de groepen on-
en advies tot lichamelijke inspanning (controlegroep), ofwel derling. Bij de nulmeting deden alle deelnemers al minimaal
dezelfde behandeling en daarnaast een op maat gesneden eenmaal per week aan sport (interventiegroep 96%, contro-
advies en ondersteuning bij fysieke inspanning (interven- legroep 85%). Iets minder dan de helft (respectievelijk 45% en
tiegroep). Speciaal hiervoor opgeleide coaches gaven zowel 48%) sportte zelfs behoorlijk intensief. Nog meer inspannen
telefonisch als via direct contact ondersteuning en advies op lijkt dan niet tot een vermindering van depressieklachten te
maat. Het doel was dat de interventiegroep een inspannings- leiden. Bij mensen die weinig bewegen is het mogelijk wel ef-
duur zou behalen van 150 minuten per week bij gemiddelde fectief. In de beschrijving van het onderzoek is de invulling
tot zware inspanning (minimaal 10 minuten per keer). Bij 0, van individuele coaching in de praktijk onduidelijk: die was
4, 8 en 12 maanden vulden de deelnemers de Becks-Depres- geheel naar eigen inzicht op basis van een korte opleiding en
sievragenlijst (BDI) in (21 vragen, maximale score 63 punten). een draaiboek. Blindering van het onderzoek was vanwege de
Voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was een BDI- organisatie niet mogelijk, zodat de kans op invullen van wen-
score van 14 punten (milde depressie) of meer. selijke antwoorden op de vragenlijst bestaat.
Uitkomstmaten Primair: BDI-score op 4 maanden. Secundair: De uitkomsten van dit onderzoek zijn nog niet opgenomen
antidepressivagebruik en fysieke inspanning bij 4, 8 en 12 in de laatste Cochrane-herziening.2 De conclusie van de Co-
maanden en symptomen van depressie bij 8 en 12 maanden. chrane-review (op basis van 25 trials), namelijk het positieve
Methode De data van de primaire uitkomstmaat werden ge- effect van fysieke inspanning op depressieve klachten, lijkt
analyseerd met lineaire regressieanalyse voor de continue vooralsnog nog steeds gerechtvaardigd. ▪
uitkomsten als gemiddelde gecorrigeerde verschillen tussen
Literatuur
controle- en interventiegroep. Daarnaast zijn de data ook in
1 Chalder M, Wiles NJ, Campbell J, Holinghurst SP, Haasse AM, Taylor AH, et
binaire vorm geanalyseerd met een logistisch regressiemodel al. Facilitated physical activity as a treatment for depressed adults: a ran-
en weergegeven als gecorrigeerde oddsratio. domised controlled trial. BMJ 2012;344:e2758.
2 Rimer J, Dwan K, Lawlor DA, Greig CA, McMurdo M, Morley W, et al. Exer-
Resultaten Er waren 361 deelnemers. Na 4 maanden was er een cise for depression. Cochrane Database Syst Rev 2012, Issue 7. Art. No.:
CD004366.

Huisartsopleiding Nederland, Postbus 20072, 3502 LB Utrecht: dr. W.E.M Spinnewijn, huisarts en
onderzoeker • Correspondentie: w.spinnewijn@huisartsopleiding.nl

100 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Marissa Scherptong-Engbers

Wat bepaalt het risico op trombose bij de pil?

Im p o rt
Inleiding en licht verhoogd bij de derdegeneratieprogestageengebruik-
Sinds de introductie van de pil is bekend dat deze het risico sters (1,3; 95%-BI 1,0 tot 1,8).
op veneuze trombose verhoogt. Het absolute risico is laag bij Bij verdere opsplitsing was het risico op trombose het
jonge vrouwen (1-3 per 10.000 per jaar), maar doordat de pil hoogst bij de pil met de hoogste oestrogeendosis (50 microg),
wereldwijd veel gebruiksters heeft is dit kleine risico toch re- namelijk 5,2 keer verhoogd (95%-BI 3,4 tot 7,9) ten opzichte van
levant. niet-gebruiksters. Het risico was het laagst (2,2-2,4 keer ver-
De huisarts schrijft meestal een gecombineerde anticon- hoogd) bij de 20 of 30 microg oestrogeen met levonorgestrel
ceptiepil voor die verschilt in dosering van het oestrogeen én (tweedegeneratieprogenstageen) of 20 microg oestrogeen met
type (of generatie) progestageen. gestodene (derdegeneratieprogestageen). Deze lage dosis oes-
Het risico op trombose bij de pil wordt vaak beschreven trogenen geeft in combinatie met desogestrel (derdegenera-
per generatie progestageen. Echter, hoe verhoudt het risico tieprogestageen) echter een bijna 3,5 keer verhoogd risico.
op trombose zich tot afzonderlijke pillen die verschillen in Bij onderzoeken die werden gesponsord door de industrie
oestrogeen(ethinylestradiol)gehalte en progestageentype? werd in het algemeen een lager risico op trombose gevonden.
Om hierop antwoord te krijgen hebben de onderzoekers een De derdegeneratieprogestageenpil liet het grootste verschil
network meta-analyse uitgevoerd. Met deze speciale vorm zien: 1,9 keer hoger risico bij de gesponsorde en 5,2 keer hoger
van meta-analyse is het mogelijk om met een ‘indirecte’ ver- risico bij niet-gesponsorde onderzoeken.
gelijking het risico per pil ten opzichte van elke andere pil te Conclusie Het risico op veneuze trombose bij pilgebruiksters is
bepalen, zonder dat er één op één (een ‘directe’) vergelijking, bij iedere pil verhoogd ten opzichte van niet-gebruiksters. Een
van alle afzonderlijke pillen, en dus afzonderlijke onderzoe- stijging van het risico lijkt afhankelijk te zijn van het stijgen
ken, nodig is. van de dosis van oestrogenen, echter ook van het type proges-
tageen en oestogeen die wordt gecombineerd.
Onderzoek
Design en methode De onderzoekers extraheerden observatio- Interpretatie
nele onderzoeken bij gezonde vrouwen die de pil gebruikten Het gebruik van de pil is een duidelijke risicofactor voor trom-
(t/m 22 april 2013). Zij gebruikten de zoekwoorden: ‘combined bose, in gesponsord onderzoek en nog veel evidenter in niet-
oral contraceptive’, ‘estrogen’, ‘progestogens’ and ‘venous gesponsord onderzoek.
thromboembolism’ in verschillende databases (ondere andere De NHG-Standaard adviseert te starten met 30 microg oes-
in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane en Science Di- trogeen (ethinylestradiol) in combinatie met levonorgestrel.
rect). Twee onderzoekers beoordeelden de relevantie van de Uit deze meta-analyse blijkt dit een gerechtvaardigde keus.
artikelen onafhankelijk van elkaar, door screening van de ti- Het risico op trombose is gelijk bij 20 microg en 30 microg
tel en samenvatting. Zij consulteerden een derde onderzoeker ethinylestradiol; wel is er bij 20 microg ethinylestradiol een
indien er geen overeenstemming was. Vervolgens hebben ze lagere therapietrouw door irregulaire bloedingen.1,2
op gestructureerde wijze data verzameld over de dosis oestro- Naast de rol van oestrogenen, spreken we vaak over het ver-
geen, het type progestageen en de gevonden risico’s op trom- schil in risico op trombose per pil(generatie). Echter, in deze
bose.1 meta-analyse zien we dat niet alleen het type progestageen,
Analyses De onderzoekers bepaalden het risico op veneuze maar juist ook de combinatie van oestrogeen en progestageen
trombose door onderscheid te maken in enerzijds de drie ge- invloed heeft op het risico op trombose. Hieruit blijkt dat de
neraties progestageen, onafhankelijk van de oestrogeendosis, huidige indeling in generaties niet ideaal is. Van belang is dus
en anderzijds de verschillende pilpreparaten opgesplitst in om (startende) pilgebruiksters te informeren over het risico op
oestrogeendosis en type progestageen. Tevens keken ze of de veneuze trombose per afzonderlijk preparaat, vooral indien er
gevonden risico’s verschillend waren als het onderzoek al dan een reden is tot afwijken van de NHG-Standaard. ▪
niet werd gesponsord door de industrie.
Literatuur
Resultaten In totaal zijn de resultaten gebaseerd op 26 onder-
1 Stegeman BH, De Bastos M, Rosendaal FR, Van Hylckama Vlieg A, Helmer-
zoeken uit de initieel 3310 geselecteerde publicaties. Het risico horst FM, et al. Different combined oral contraceptives and the risk of
op trombose, vergeleken met niet-gebruiksters, was bij de eer- venous thrombosis: systematic review and network meta-analysis. BMJ
2013;347:f5298.
stegeneratieprogestageenpil 3,2 keer verhoogd (95%-BI 2,0 tot 2 Brand AK, Bruinsma ACA, Van Groeningen COM, Kalmijn S, Kardolus GJ,
5,1), en respectievelijk 2,8 keer (95%-BI 2,0 tot 4,1) en 3,8 keer Peerden MJM, et al. NHG-Standaard Anticonceptie Huisarts Wet
2011;54:652-76.
(95%-BI 2,7 tot 5,4) bij de tweede- (zoals levonorgestrel) en de
derdegeneratieprogestageenpil (zoals desogestrel and gesto-
dene). Vergeleken met de tweedegeneratiepil was het risico op
LUMC, afdeling Klinische epidemiologie, Postbus 9600, 2301 RC Leiden: M. J. Scherptong-Engbers,
trombose niet verhoogd bij de eerstegeneratieprogestageenpil, aiotho • Correspondentie: M.J.Scherptong@gmail.com

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 101


Jacqueline Dekker, Ferry Bastiaans, Otto Maarsingh

Geen bewijs voor pilswitch tijdens borstvoeding


c at s

CATS, critically appraised topics, proberen een evidence-based ant- goed uitgevoerd. Desondanks waren er minder vrouwen die
woord op een praktijkvraag te krijgen. De coördinatie van deze ru- eerder borstvoeding hadden gegeven bij de combinatiepilge-
briek is in handen van dr. A. Knuistingh Neven en dr. J.A.H. Eekhof,
bruiksters dan bij de progestageengebruiksters (42,2% versus
LUMC Leiden. Correspondentie: a.knuistinghneven@upcmail.nl
59,7%). In de analyses werd hiervoor niet gecorrigeerd. Naar
verwachting zou dit verschil leiden tot een voordeel in de pro-
Vraagstelling Een patiënte die recent was bevallen, vroeg ons gestagenengroep.
om progestagenen als anticonceptie. Haar verloskundige en In de Cochrane-review van Truitt et al. vonden we één
apotheker hadden dit geadviseerd, omdat ze borstvoeding gaf dubbelblind gerandomiseerd onderzoek uit 1984, waarin een
en oestrogenen in de combinatiepil mogelijk de melkafgifte combinatiepreparaat en alleen progestagenen werden verge-
verminderen. Ook de NHG-Standaard Anticonceptie vermeldt leken.3 In dit onderzoek van 24 weken in Hongarije en Thai-
dat de voorkeur tijdens borstvoeding uitgaat naar een pil met land kregen 86 vrouwen 0,30 mg ethinyloestradiol/0,150 mg
alleen progestagenen.1 In noot 46 beschrijft de commissie ech- levonorgestrel en 85 vrouwen 0,075 mg dl-norgestrel, vanaf
ter dat het beschikbare bewijs tot 2010 van slechte methodolo- 6 weken postpartum. De hoeveelheid melk – gemeten met
gische kwaliteit is en dat combinatiepreparaten niet worden behulp van 20 minuten pompextractie terwijl aan de andere
afgeraden. Wij doorzochten de wetenschappelijke literatuur borst werd gezoogd en nogmaals 2 uur later aan de andere
met de vraag of het effect op de borstvoeding van orale anti- borst – nam met 42% af in de combinatiepilgroep en met 12% in
conceptie met alleen progestagenen verschilt van de combi- de groep met alleen progestagenen. Het is echter de vraag wat
natiepil. de fysiologische betekenis van deze maat voor melkafgifte is.
Zoekstructuur Zoekstrategie PubMed: (‘contraceptives, oral’­ Er was geen verschil in groei van de kinderen en informatie
[MeSH]) AND (‘lactation’[MeSH] OR ‘breast feeding’[MeSH]) over bijvoeding ontbrak. Ook in dit onderzoek was de uitval
Filters: randomized controlled trial, clinical trial, 15 years, hu- in beide groepen ruim 30%. De conclusie van Truitt et al. was
man. Zoekstrategie Cochrane Library: (breastfeeding or lacta- dat er onvoldoende bewijs is om een effect van hormonale an-
tion) and (contraceptiv* or anti-concept*). ticonceptie op de kwaliteit of kwantiteit van de melk aan te
Resultaten We vonden acht publicaties in PubMed, waarvan – op tonen, en dat daarvoor minstens één voldoende groot en goed
basis van titel en abstract – één publicatie over dit onderwerp. uitgevoerd gerandomiseerd, gecontroleerd interventieonder-
In de Cochrane Library vonden we één review die in 2010 voor zoek nodig is.
het laatst was herzien. Conclusie Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor het
Bespreking Het onderzoek van Espey et al., gepubliceerd in veelgehoorde advies om alleen progestagenen voor te schrij-
2012, was een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek in New ven voor anticonceptie bij vrouwen die borstvoeding geven.
Mexico, Verenigde Staten, met een directe vergelijking van het Betekenis Er is geen reden om vrouwen die voor hun zwanger-
gebruik van 1 mg norethindron/0,035 mg ethinyl oestradiol (64 schap goede ervaringen met een combinatiepil hadden, tij-
vrouwen) met 0,35 mg norethindron (63 vrouwen).2 Bij de start, dens de lactatieperiode een andere pil voor te schrijven. ▪
twee weken postpartum, en acht weken postpartum werden
Literatuur
vragenlijsten afgenomen, en werden de zuigelingen gewogen
1 Brand A, Bruinsma A, van Groeningen K, Kalmijn S, Kardolus I, Peerden
en gemeten. Telefonische vragenlijsten naar borstvoeding, M, et al. NHG-Standaard M02 Anticonceptie 2011.
pilgebruik en tevredenheid werden wekelijks afgenomen 2 Espey E, Ogburn T, Leeman L, Singh R, Ostrom K, Schrader R. Effect of
progestin compared with combined oral contraceptive pills on lactation: a
tussen 3 en 7 weken, en na 4 en 6 maanden. De onderzoekers randomized controlled trial. Obstet Gynecol. 2012;119:5-13.
vonden geen verschillen tussen progestageen- of combinatie- 3 Truitt ST, Frasier AB, Gallo MF, Lopez LM, Grimes DA, Schulz KF. Hormo-
nal and non-hormonal birth control during breastfeeding. The Cochrane
pilgebruiksters wat betreft de proportie vrouwen die borst- Library 2010, issue 12.
voeding gaf, de proportie die bijvoeding gaf of de groei van de
baby. In beide groepen was er 36% uitval. De randomisatie was

Universitaire Huisartsenpraktijk VUmc, Amstelveenseweg 601, 1081 HX Amsterdam: prof. dr. ir. J.M.
Dekker, co-assistent, onderzoeker; J.F. Bastiaans, huisarts, hoofd UHP VUmc; dr. O.R. Maarsingh,
huisarts-onderzoeker • Correspondentie: jm.dekker@vumc.nl

102 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Geert Goderis

Behandeling chronische blefaritis niet effectief

pearl s
de smaak van ‘vruchten’. Terwijl de meeste mensen wel appels,
PEARLS bieden de lezer bruikbare wetenschap voor de werkvloer,
op basis van de Cochrane Database of Systematic Reviews. De co-
maar geen citroenen lusten.
ördinatie is in handen van dr. F.A. van de Laar, Cochrane Primary Tweede probleem: significante resultaten van sommige
Health Care Field, UMC St Radboud Nijmegen • Correspondentie: originele onderzoeken worden genuanceerd, niet omwille
floris.vandelaar@radboudumc.nl.
van methodologische zwaktes van het originele onderzoek,
maar omwille van de meta-analyse zelf. Zo waren er slechts
Context Blefaritis is een veelvoorkomende ontsteking van de drie bruikbare onderzoeken over lokale antibiotica. Eén daar-
oogleden die meestal alleen hinderlijk is, maar soms kan leiden van had positieve resultaten, maar was dominant aanwezig in
tot blijvende misvorming van het ooglid en zelfs visusvermin- power ten opzichte van de andere twee. Die asymmetrie zorgt
dering. De oorzaak van blefaritis kan infectieus zijn (bacteriële ervoor dat de auteurs de resultaten van de meta-analyse gaan
of parasitaire low-grade infecties), een uiting van seborroïsch nuanceren, waarmee ze in één klap – en misschien zonder het
eczeem of een gevolg van disfunctie van de Meiboomklier. Er te willen – de resultaten van dat originele onderzoek in twijfel
zijn diverse behandelingen beschikbaar: hygiënische maatre- trekken.
gelen, topicale antibiotica of corticosteroïden, orale antibiotica. Ten slotte werd meer dan de helft van de onderzoeken (51)
Klinische vraag Zijn de diverse behandelingen effectief in het ge- geweerd, omdat ze niet passen in de inclusiecriteria van de
nezen van chronische blefaritis? meta-analyse. Toch zitten bij die uitgesloten onderzoeken wel
Conclusies auteurs Er bestaat geen sterk bewijs voor de effecti- degelijk trials die correct werden uitgevoerd en relevante resul-
viteit van enige behandeling op de uitkomst ‘genezing’. Me- taten toonden.
chanische ooglidhygiëne en warme kompressen kunnen de Er moeten dus strengere criteria worden opgesteld: wan-
symptomen verlichten, maar genezen de aandoening niet. neer is een meta-analyse wel zinvol en wanneer niet? Het
Lokale antibiotica kunnen bij anterieure blefaritis de sympto- kan niet zo zijn dat verschillende preparaten zomaar worden
men verlichten, zoals blijkt uit het gemiddelde verschil op een samengevoegd. Het ene antibioticum kan wel werken en het
vijfpunts symptoomscore tussen interventie- en placebogroep andere niet. Een combinatiepreparaat kan wel werken terwijl
bij anterieure blefaritis, opgetekend op dag 7 na start van de een enkelvoudige preparaat niet werkt. Mijns inziens kunnen
interventie (-0,76; 95%-BI -1,30 tot -0,23). Antibiotica lijken ook verschillende preparaten uitsluitend worden samengevoegd in
effectief in het uitroeien van de bacteriën in de ooglidrand. De een meta-analyse wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat
review omvat 34 onderzoeken en 2169 patiënten.1 een bepaald effect klassegebonden is, zoals bij statines. Als het
Beperkingen De onderzochte onderzoeken waren zeer hete- aantal bruikbare onderzoeken voor een meta-analyse dan weer
rogeen qua oorzaak, plaats van ontsteking (anterieur versus te klein is, of wanneer de dominantie van een onderzoek tegen-
posterieur) en interventie. Ook binnen eenzelfde onderzoek over andere onderzoeken te groot is, dan is het waarschijnlijk
werden soms verschillende subgroepen samen onderzocht, ook niet zinvol om toch een statistische groepering te maken.
waardoor de mogelijkheid bestaat dat het effect van een be- En dat mag ook geen argument zijn om de resultaten van een
handeling – zoals het effect van lokale antibiotica op bacteriële origineel onderzoek in twijfel te trekken.
anterieure blefaritis – wegvalt in de heterogene onderzoekspo- Ik stel voor om op een genuanceerde, niet-dogmatische
pulatie (null bias). manier een kwalitatieve evaluatie uit te voeren van alle onder-
zoeken die met het onderwerp te maken hebben. Dan kan men
Commentaar ook onderzoeken opnemen die in een meta-analyse geweerd
More research is needed. Zoals zo vaak laat ook dit correct uitge- zouden worden. Men kan zich indenken dat er op die manier
voerde werk de clinicus achter met een informatiehonger, om- systematisch reviews ontstaan waarbij sommige deelaspecten
dat het eindigt met een ‘niet-conclusie’. Het onderzoek laat zien worden verdiept door een meta-analyse, terwijl andere onder-
dat de ruim aanvaarde methodologie van meta-analyse te sim- zoeken worden opgenomen in een kwalitatieve analyse. Het is
plistisch en te reductionistisch is, waardoor de resultaten vaak dan aan het gezond verstand van de auteur en de lezer om een
weinig of geen meerwaarde bieden. globale evaluatie van het onderwerp te maken op basis van al
Eerste probleem: deze review poogt heterogene onderzoe- het beschikbare materiaal. ▪
ken die verschillen in opzet, timing of interventie te verenigen
Literatuur
in één geheel. Twee klinische entiteiten (anterieure blefaritis
1 Lindsley K, Matsumura S, Hatef E, Akpek EK. Interventions for chronic
en posterieure blefaritis) worden bijvoorbeeld samen geana- blepharitis. Cochrane Database Syst Rev 2012, Issue 5. Art. No.: CD005556.
lyseerd. Verschillende topische antibiotica, waarbij in één on-
derzoek het antibioticum wordt gemengd met bethametasone,
worden samengenomen tot één interventie in de meta-analyse.
KUL, Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Kapucijnevoer 33 Blok J, Bus 7001, 3000 Leu-
Dat is alsof men de smaak van appels en citroenen beperkt tot ven: dr. G. Goderis, MD, PhD • Correspondentie: geert.goderis@med.kuleuven.be

57(2) februari 2014 huisarts & wetenschap 103


Kennistoets: antwoorden 6. Juist / 7. Juist / 8. Juist
K enni s t o e t s A n t wo o r d en

Een essentiële tremor is een actietremor, waarbij de bovenste


1. Juist / 2. Juist ledematen, het hoofd (jaknikken of nee schudden) of de stem
Een hypertrofische cardiomyopathie is vrijwel altijd een het meest zijn aangetast. Er treedt geen stijfheid of traagheid
autosomaal dominant overervend ziektebeeld. De huisarts bij op, zoals bij de ziekte van Parkinson, die juist gekenmerkt
raadt deze patiënten aan geen competitiesporten te doen. wordt door een rusttremor. Alcoholinname vermindert bij 50%
Recreatief sporten is geen bezwaar, mits de patiënt niet plot- van de patiënten het beven. Een essentiële tremor komt gro-
seling stopt met de inspanning. tendeels familiair voor (60-70%) en heeft een autosomaal domi-
Van der Wall EE, Van de Werf F, Zijlstra F, redactie. Cardiologie. Hou­ nant overervingspatroon. Een essentiële tremor is vrijwel altijd
ten: Bohn Stafleu van Loghum, 2008. symmetrisch aanwezig. Deze vorm van beven kan behandeld
Prins A, Verheugt FWA, redactie. Cardiologie, serie Praktische Huis­ worden met bètablokkers.
artsgeneeskunde. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2005. http://download.nhg.org/FTP_NHG/standaarden/FTR/Essentiele­
Tremor_text.html.
3. Juist / 4. Onjuist / 5. Onjuist Hijdra A, Koudstaal PJ, Roos RAC, redactie. Neurologie. Vierde herziene
Het aanbevolen screeningsbeleid bij een gezonde vrouw druk. Amsterdam: Elsevier gezondheidszorg, 2010.
wordt bepaald door haar leeftijd en het levensrisico op Eekhof JAH, Knuistingh Neven A, Opstelten W, redactie. Kleine kwalen
borstkanker op basis van haar familiaire belasting. Dit le- in de huisartspraktijk. Vijfde druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg,
vensrisico wordt ingedeeld in drie klassen: niet substantieel 2007.
verhoogd (circa 10%), ten minste verdubbeld (ten minste
20%) en mogelijk meer dan verdrievoudigd (ten minste 30%). 9. Onjuist / 10. Juist
Eén eerste- en één tweedegraadsverwant met de diagnose De behandeling van brandwonden is gericht op vermindering
mammacarcinoom ná het 50e jaar, zonder bilateraal of van uitdroging en voorkoming van infecties. Blaren worden zo
multifocaal voorkomen en zonder andere familieleden met mogelijk leeggepuncteerd, waarna de huid op de brandwond
kanker betekent een niet substantieel verhoogd levensrisico samenvalt. Voor de behandeling van de meeste oppervlakkige
(circa 10%) op borstkanker. Vrouwen met een matig verhoogd tweedegraads brandwonden is vaselinegaas, afgedekt met een
levensrisico (20-30%) komen van hun 40ste tot hun 50ste levens­ tweede laag van hydrofiel of absorberend verband, het middel
jaar in aanmerking voor een jaarlijkse screening in de vorm van eerste keus. Het vaselinegaas blijft op de wond aanwezig
van mammografie via de huisarts. De indicatie voor gene- tot het vanzelf loslaat bij genezing; de tweede laag kan een-
tisch onderzoek op een mutatie in het BRCA-gen bestaat maal in de 3-5 dagen verwisseld worden. Een gelijkwaardig
vanaf een mogelijk sterk verhoogd levensrisico (30% of meer) alternatief zijn hydrocolloïd- of biosynthetische verbanden. Zij
op borstkanker. zijn in het gebruik echter duurder dan vaselinegaas. Daarnaast
De Bock GH, Beusmans GHMI, Hinloopen RJ , Corsten MC, Salden hechten zij niet op alle plekken even goed en kan de vrijko-
NMA, Scheele ME, et al. NHG-Standaard Diagnostiek van mammacar­ mende gel op pus lijken.
cinoom (tweede herziening). www.nhg.org. Arnold IA, Eekhof JAH, Knuistingh Neven A. Oppervlakkige brandwon­
den. Huisarts Wet 2004;47:107-10.
Keeman JN, Schadé E, redactie. Spoedeisende hulp in de huisartsprak­
tijk. Tweede herziene druk. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2008.

Huisarts en Wetenschap Nederlands Huisartsen Genootschap Nieuwe abonnementen


www.henw.org Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht Zie www.henw.org/abonnementen
Postbus 3231, 3502 GE Utrecht
Redactie T (030) 282 35 00, F (030) 282 35 01 Abonnementsprijzen
Just Eekhof, hoofdredacteur, Linda Bröker, Lidewij Broek- Jaarabonnement (incl. verzend- & administratie-kosten)
huizen, Sjoerd Hobma, Bèr Pleumeekers, Marissa Scherp- Uitgeverij/advertentie-exploitatie Abonnementsprijs (print + online toegang): € 209,-.
tong-Engbers, Annet Sollie, Wilma Spinnewijn, Hans van Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media. Abonnementsprijs (enkel online toegang): € 125,40]
der Wouden Postbus 246, 3990 GA Houten Voor buitenlandse abonnees geldt een toeslag op deze
De redactie werkt volgens een redactiestatuut Paul Bakker (030) 638 39 28, p.bakker@bsl.nl prijzen. Niet hiervoor genoemde prijzen op aanvraag of
dat de onafhankelijkheid van de redactie waarborgt. Gertjan Verhoog (030) 638 37 65, g.verhoog@bsl.nl via www.bsl.nl.
De NHG-Standaarden en het NHG-nieuws vallen onder Peter de Jong (030) 638 38 88, p.dejong@bsl.nl
de verantwoordelijkheid van het NHG. Advertenties behoeven goedkeuring van de redactie. Levering en diensten geschieden volgens de voorwaarden van
Inzenden aan de uitgeverij, media.marketing@bsl.nl Springer Media, gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te
Redactiesecretariaat Utrecht onder dossiernr. 32107635 op 17 juni 2010. De
Henny Helsloot, Marjolein Oosterom, Susan Umans, Abonnementenadministratie voorwaarden zijn in te zien op www.bsl.nl, of worden de koper
Tanja Veenstra. Klantenservice Bohn Stafleu van Loghum op diens verzoek toegezonden.
Postbus 3231, 3502 GE Utrecht Postbus 246, 3990 GA Houten
T (030) 282 35 50 F (030) 282 35 01 T (030) 638 37 36, F (030) 638 39 99 ISSN 0018-7070
E-mail redactie@nhg.org www.bsl.nl

Basisvormgeving
Bottenheft, Marijenkampen/Arnhem

104 huisarts & wetenschap 57(2) februari 2014


Hoofdpijn? Nieuwe zelftest en

he t nh g
Inzicht in eigen handelen

informatie op Thuisarts.nl
Het werk van de huisarts bestaat groten­
deels uit contacten met patiënten. We
nemen de historie en context van de pa­
tiënt mee in diens verhaal en baseren Nu de NHG-Standaard Hoofdpijn is geac­ •• Wat is de oorzaak van mijn hoofdpijn?
onze behandelingsvoorstellen op de tualiseerd, is ook alle patiënteninfor­ Doe hier de Hoofdpijnzelftest
NHG-Standaarden en andere weten­ ma­tie op Thuisarts.nl over dit •• Hoofdpijndagboek: Noteer uw klachten,
schappelijke bronnen. Patiënten zijn over onderwerp aangepast. Helemaal nieuw leefstijl en medicijnen in dit dagboek
het algemeen tevreden over ons; waar­ is de Hoofdpijnzelftest waarmee de •• Ik heb spanningshoofdpijn
schijnlijk doen we het dus goed. Maar patiënten zelf kunnen kijken wat de •• Ik heb migraine (man)
waar baseert de patiënt zijn oordeel op; mogelijke oorzaak van hun hoofdpijn is. •• Ik heb migraine (vrouw)
op diens eigen ervaringen of op die van Ook is er een filmpje over hoofdpijn •• Ik heb hoofdpijn door cafeïne
anderen op zorgkaart.nl? En hebben wij opgenomen op Thuisarts.nl. De website •• Ik heb hoofdpijn doordat ik vaak hoofd­
als huisartsen wel voldoende informatie bevat daarnaast negen beschreven pijnmiddelen gebruik
om zélf te kunnen beoordelen of we het situaties: •• Ik heb clusterhoofdpijn
echt goed doen? •• Ik heb hoofdpijn •• Mijn kind heeft hoofdpijn
Voor patiënten is het prettig als u enkele
praktijkgegevens op
De nieuwe Thuisarts.nl-app
va n d e vo o r zi t t er

uw website presen­
teert als etalage-infor­
matie en daar kan uw Met bijna drie miljoen pageviews per afspraken en medicatie invoeren en
jaarverslag bijhoren. maand is Thuisarts.nl een van de groot­ zoekopdrachten voor Thuisarts.nl toe­
Dan weet de patiënt ste gezondheidswebsites in Nederland. voegen;
wat uw praktijk te bie­ Huisartsen maken dankbaar gebruik •• na het consult een eventuele vervolg­
den heeft. Praktijken die meedoen aan van de gelegenheid hun patiënten naar afspraak plannen in de iOS-agenda en
de praktijkaccreditering voldoen aan een de betrouwbare en onafhankelijke medicatieherinneringen instellen.
aantal kwaliteitseisen en werken con­ informatie op deze website te verwijzen De Thuisarts.nl-app kan voor € 0,89
tinu aan hun kwaliteit. Dat is voor zowel of tijdens het consult hun voorlichting worden gedownload in de Apple Store.
huisarts als patiënt prettig om te weten. te ondersteunen met beeld of tekst op
Maar schrijft u nu relatief veel of weinig Thuisarts.nl. Nu wordt
antibiotica voor bij luchtweginfecties en Nu is er ook een app van Thuisarts.nl gewerkt
vraagt u relatief veel of weinig laborato­ beschikbaar voor iPad en iPhone, die de aan een
riumonderzoek aan? Het is op een aantal patiënt extra mogelijkheden biedt: Android-
terreinen niet gemakkelijk om inzicht te •• de op Thuisarts.nl gevonden informa­ versie van
krijgen in het eigen handelen. Behalve tie opslaan in een persoonlijk profiel; de app.
bij enkele chronische ziekten weten we •• ter voorbereiding op het consult de Lancering
eigenlijk niet goed hoe we het doen. vragen aan de huisarts of praktijkon­ volgt zo
Om de kwaliteit van ons medisch hande­ dersteuner noteren; spoedig
len in beeld te brengen is het van belang •• tijdens het consult behandelings­ mogelijk!
om indicatoren vast te stellen. Dat moe­
ten we als beroepsgroep zelf doen om on­
eigenlijk gebruik te voorkomen. Zo kunt Samenwerking leidt tot ‘InEen’
u goed procesindicatoren gebruiken om
uw gegevens met die van andere praktij­ Onder het motto ‘Een ijzersterke eerste om het verlenen van samenhangende
ken te vergelijken. Uitkomstindicatoren lijn, daar wordt iedereen beter van’ zorg. De vereniging behartigt de belan­
zijn hiervoor niet geschikt want die zijn hebben de Landelijke Organisatie voor gen van de samenwerkende eerstelijns­
te afhankelijk van de patiëntenpopulatie. Ketenzorg, de Landelijke Vereniging organisaties en biedt een kennisplat­
Diverse HIS’en bieden zelfrapportagemo­ Georganiseerde eerste lijn en de form voor innovatie. Leden van InEen
dules – met wisselend succes. Ik pleit er­ Vereniging Huisartsenposten Nederland zijn gezondheidscentra, eerstelijnscen­
voor om gemeenschappelijk te werken hun krachten gebundeld in een nieuwe tra, zorggroepen, eerstelijns diagnosti­
aan een persoonlijk kwaliteitsdashboard brancheorganisatie: ‘InEen’. Per 1 januari sche centra, regionale ondersteunings­
waarop u kunt zien wat u doet. Dan kunt is de organisatie van start gegaan. structuren en huisartsenposten. Meer
u onderbouwd aan de kwaliteit van uw InEen wil zich inzetten voor de onder­ informatie vindt u op de website van de
handelen werken. steuning van professionals als het gaat jonge vereniging: www.ineen.nl.
Rob Dijkstra
57(2) februari 2014 Huisarts & Wetenschap NHG-5
Korte samenvatting van de december-ALV
Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 11 december zijn - Bèr Pleumeekers als lid van de redactiecommissie H&W
het Jaarplan en de begroting voor 2014 vastgesteld. Het Ook bekrachtigden de leden de NHG Standaarden
Jaarplan is een uitwerking van het Meerjarenbeleidplan 2013- Schildklieraandoeningen, Atriumfibrilleren, Het soa-
2017, dat op zijn beurt weer een vertaling is van de consult, Diabetes mellitus type 2 en Beroerte. De
Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022. Het Jaarplan 2014 heeft voorgestelde herziening van het reglement van de
als motto ‘Huisartsenzorg in samenwerking en dat is niet Autorisatiecommissie is door de leden goedgekeurd.
toevallig: samenwerking is een thema dat telkens terugkomt
in de Toekomstvisie. In 2014 zal ook worden samengewerkt De ledenvergadering nam het NHG-Sponsorbeleid ter
tussen huisartsen(netwerken) en de gemeenten en GGD’en. kennisgeving aan. Het betreft hier de spelregels ter
De kernwaarden van de huisartsgeneeskunde – kwalitatief beperking van ongewenste beïnvloeding door de
goede, generalistische, persoonsgerichte en continue zorg – farmaceutische industrie van expertgroepleden,
blijven leidend. Hierbij is de vaste relatie tussen huisarts en kaderhuisartsen en medewerkers van het NHG. Besloten is
patiënt essentieel. om vanaf 2014 ook het NHG-Congres vrij van sponsoring te
Samenwerking is ook het thema van het NHG- organiseren; de farmaceutische industrie zal dan dus ook
Congres 2014: ‘Dokteren doe je niet alleen!’. niet meer deelnemen aan de expositie.
De leden stemden in met de (her)
benoemingen van: ALV en Verenigingsraadvergadering gecombineerd
- Geert-Jan van Loenen als lid van de Vereni­ Met ingang van dit jaar vindt de Algemene Ledenvergadering
gingsraad steeds plaats op dezelfde dag als een reguliere vergadering van de
Verenigingsraad. Door beide vergaderingen na elkaar te plannen
- Ronald Veldhuizen en Henri Jansen als le­ wordt efficiënter met de beperkte tijd van leden omgegaan.
den van de Raad van Advies H&W

Nederlandse Vereniging De nieuwe Carel Bakx


voor Medische Geschie- HartVaatHag-prijs
denis
De onlangs opgerichte NVMG wil de historische kennis en Carel Bakx was huisarts in Doesburg en als wetenschapper
het historisch besef bij werkers in de gezondheidszorg stimu­ en docent verbonden aan het Radboudumc te Nijmegen. Hij
leren. Doelstellingen zijn het bevorderen en coördineren van was een van de landelijk bekende experts op het gebied van
onder meer: hart- en vaatziekten en zijn inzet voor onderzoek, onderwijs
•• Onderwijs en bijscholing in de medische geschiedenis en patiëntenzorg maakte diepe indruk op iedereen met wie
•• Wetenschappelijk onderzoek hij samenwerkte. In januari 2013 is Bakx overleden.
•• Verantwoord archiefbeheer
De vereniging wil een ontmoetingsplaats zijn voor leden en De NHG-expertgroep HartVaatHag heeft nu een naar Carel
organiseert daartoe jaarlijks een ‘Domus-dag’ en een Me­ Bakx vernoemde prijs ingesteld die met ingang van mei 2014
disch-historische Marktdag. jaarlijks zal worden uitgereikt aan een persoon of organisatie
Belangstelling? U vindt meer informatie en de wijze van aan­ die een buitengewone bijdrage heeft geleverd aan de
melding op www.nvmg.nl ontwikkeling van de huisartsgeneeskundige zorg rond hart-
en vaatziekten in Nederland. Dit kan gaan om klinische
activiteiten, gezondheidszorginitiatieven, onderzoek,
NHG-Agenda 2014 data onderwijs et cetera.

• Huisartsbeurs  22 maart Meer informatie over de aanmelding van kandidaten voor de


• Derde Nederlands Triage Congres  10 april prijs vindt u op www.hartvaathag.nl. De aanmelding sluit
• NHG-Voorjaarscongres Hart in Beweging  22 mei per 1 maart, dus stel uw initiatief niet uit!
• Algemene Ledenvergadering  26 juni
• NHG-Wetenschapsdag  12 juni
• NHG-Congres Dokteren doe je niet alleen  21 november

Meer informatie over alle NHG-activiteiten vindt u op www.nhg.org

6-NHG Huisarts & Wetenschap 57(2) februari 2014


Komende (NHG-)congressen en -symposia

De komende maanden staan weer enkele congressen en ziekten en het be­


symposia op de agenda van uw wetenschappelijke vereni- wegingsapparaat
ging. We zetten ze – in datumvolgorde – voor u op een rijtje. de revue, zoals
Meer informatie over de diverse evenementen vindt u op antistolling, ge­
www.nhg.org > agenda. zond bewegen,
valpreventie en
CWO-weekend over kwalitatief onderzoek rugklachten.
Binnen de huisartsgeneeskunde neemt kwalitatief onder­ Sprekers uit de
zoek een steeds prominentere plaats in. Bij dit type onder­ expertgroepen
zoek gaat het om ervaringen en meningen van mensen; as­ vertellen u over de
pecten die niet goed in maat en getal zijn uit te drukken. actuele ontwik­
Wanneer kies je voor kwalitatief onderzoek? Hoe voer je het kelingen, u gaat
uit? Hoe beoordeel je een artikel over dit type onderzoek? zelf aan de slag en
Deze vragen komen aan de orde tijdens het jaarlijkse week­ u discussieert
end van de NHG-Commissie Wetenschappelijk Onderzoek, over de imple­
gericht op alle huisartsen, aiossen huisartsgeneeskunde, on­ mentatiemogelijkheden in uw praktijk. Zo bent u in één dag
derzoekers, richtlijnmakers en andere belangstellenden voor weer helemaal bijgepraat over deze onderwerpen!
huisartsgeneeskundig wetenschappelijk onderzoek. Het NHG-Voorjaarscongres vindt plaats op 22 mei in of rond
Het CWO-weekend vindt plaats van vrijdag 28 maart 12.00 Utrecht.
uur tot zaterdag 29 maart 14.00 uur in Conferentiecentrum
de Hoorneboeg in Hilversum. NHG-Wetenschapsdag 2014: Geneeskunde-op-maat… wie wil
dat niet?
Derde Nederlands Triage Congres Iedere patiënt is anders en artsen proberen al sinds mensen­
Het begint een jaarlijkse traditie te worden: alweer voor de heugenis hun beleid aan te laten sluiten bij de unieke eigen­
derde keer biedt het Triage Congres een platform aan triagis­ schappen of omstandigheden van de patiënt. Deze ‘geperso­
ten, spoedartsen en leidinggevenden die werken bij een naliseerde aanpak’ kan leiden tot effectievere behandelingen
meldkamer, huisartsenpost of afdeling SEH. Na de plenaire met minder bijwerkingen en een hogere kosteneffectiviteit.
openingsvoordrachten zijn er drie workshoprondes, toege­ De NHG-Wetenschapsdag wil een impuls geven aan het den­
spitst op de doelgroepen artsen, triagisten en managers. ken over geneeskunde-op-maat in de eerste lijn en het onder­
Het congres vindt plaats op 10 april te Utrecht. zoek dat hiervoor noodzakelijk is.
De NHG-Wetenschapsdag vindt plaats op vrijdag 13 juni te
NHG-Voorjaarscongres: Hart in beweging Groningen.
Deze dag passeren diverse onderwerpen rond hart- en vaat­

Het laatste nieuws van NHG-Scholing


E-learning voor praktijkondersteuners Nascholing NHGDoc
Het NHG biedt zeven webprogramma’s speciaal gericht op uw Is de gele NHGDoc-alertknop u al eens
praktijkondersteuner: opgevallen in uw HIS? En wilt u meer uitleg hoe u dit systeem
•• CVRM •• Nierschade kunt toepassen in uw dagelijks werk? Dan is een van de
•• Diabetes •• Hartfalen volgende nascholingen misschien iets voor u:
•• Dementie •• Palliatieve sedatie •• NHGDoc workshop (2,5 uur): een introductie in de toepas­
De laatste vier onderwerpen zijn ontwikkeld door het Instituut singsmogelijkheden;
Verantwoord Medicijngebruik en nu ook beschikbaar via www. •• NHGDoc e-learning (1 uur, gratis): een digitale introductie;
nhg.org. Media 2014 verschijnen e-learnings over •• NHGDoc masterclass: een introductie voor uw team in uw
Therapietrouw, Ouderenzorg en Consult & kwaliteit. eigen praktijk met nadere verdieping gericht op uw praktijk­
Praktijkondersteuners met een NHG-account (dat zij gratis situatie. Nadere details worden met u afgestemd.
kunnen aanmaken) betalen voor deze webprogramma’s Belangstelling? U kunt zich inschrijven via www.nhgdoc.nl >
€20,95 per stuk; ze zijn elk voor 2 uur geaccrediteerd. nhgdoc nascholing. De e-learning kunt u direct maken via
www.nhg.org.

57(2) februari 2014 Huisarts & Wetenschap NHG-7


Interview met Cynthia Vogeler:

‘Je kunt bij richtlijnontwikkeling al- arts. De richtlijn geeft dan dus een lei­

tijd een breed gedragen patiënten-


draad van de onderwerpen die in zo’n
consult aan de orde moeten komen; met

perspectief formuleren andere woorden: een lat waarlangs je


het gesprek kunt leggen.’

Bij de ontwikkeling van de NHG-Standaarden wordt steeds Verloopt de patiënteninbreng ook wel
meer belang gehecht aan het patiëntenperspectief. Sinds eens wat minder voorspoedig?
twee jaar is Cynthia Vogeler – binnen de Nederlandse Patiën- ‘Er is meestal geen probleem als er goede
ten Consumenten Federatie verantwoordelijk voor de patiën- categorale patiëntenorganisaties zijn.
tenparticipatie – betrokken bij de patiënteninbreng bij de Soms bestaat zo’n organisatie echter
standaarden. In een interview vertelt zij waarom patiënten- niet, of zijn er juist meerdere naast el­
participatie bij de ontwikkeling van richtlijnen voor zorgpro- kaar. Maar ook dan staat ons een arse­
fessionals zo belangrijk is. naal aan instrumenten ter beschikking.
We hebben een uitstekend patiëntenpa­
Wat kan op het ge- de zorgstandaard Dwarslaesie. De pati­ nel, momenteel zo’n 18.000 leden groot
bied van patiën- ënt kan daarmee naar de specialist gaan en snel groeiend. Daarin bevinden zich
tenparticipatie met vragen als: “Is dit ook op mij van groepen met veel ervaring rond com­
nog verbeteren? toepassing? En zo nee, waarom niet?” plexe, maar ook veelvoorkomende niet-
‘Bij het definiëren van wat goede zorg in­ Iets soortgelijks kan gaan gelden in de complexe aandoeningen. Behalve het
houdt vinden wij het erg belangrijk dat huisartsenzorg. Het is voor patiënten patiëntenpanel kunnen we focusgroe­
daarin wordt meegenomen wat de pati­ bijvoorbeeld heel nuttig om te weten pen inzetten, of we putten uit literatuur
ënt zelf eigenlijk goede zorg vindt. Die wanneer de huisarts wel of niet overgaat of uit rapportages van mensen. Uit­
inbreng is bij de richtlijnontwikkeling op tot het voorschrijven van antibiotica. gangspunt blijft dat je richtlijnen moet
zich wel gewaarborgd, maar we vinden Daarom is het ook zo goed dat patiënten toetsen aan mensen met ervaring aan
dat patiëntenparticipatie moet worden dergelijke informatie nu kunnen vinden den lijve, niet alleen aan bureaumensen.
doorgetrokken in het hele ontwikkelings­ op Thuisarts.nl. Zeker als ze zelf hebben Een breed gedragen patiëntenperspec­
traject van een standaard. Als je het per­ bijgedragen aan de definitie van goede tief formuleren kan eigenlijk altijd!’
spectief van de zorgprofessional combi­ zorg rond een aandoening, creëert dat
neert met dat van de patiënt, kom je tot draagvlak voor de beslissingen van de Wat zijn de plannen voor de toekomst?
een standaard die breed wordt gedragen huisarts. En het valt voor de huisarts ‘Het NHG deelt onze visie dat patiënten­
door beide partijen. Ook zullen de geko­ dan ook beter uit te leggen wanneer of participatie juist in het ontwikkelings­
zen behandelingen dan beter passen in waarom hij van een richtlijn wil afwij­ traject van de standaarden erg belang­
het leven van de patiënt. Want elke be­ ken. Het zou voor elke arts een speer­ rijk is. Huisartsenzorg staat immers
handeling van huisarts of specialist heeft punt moeten zijn om op keuzemomen­ heel dicht bij de mensen! NHG en NPCF
impact op het leven; het is goed als daar­ ten in een standaard met de patiënt te hebben samen bekeken bij welke stan­
mee rekening wordt gehouden.’ overleggen over het vervolgtraject. Je daarden een volledige inbreng van het
kunt daarbij de voor- en nadelen van een patiëntenperspectief wenselijk en mo­
Welke resultaten zijn al geboekt? behandeling uitleggen en de consequen­ gelijk is. Dat is een leerproces en het
‘Morgen* schrijft het Zorginstituut acht ties van wel of niet behandelen. En de daaraan vormgeven gaat dus stap voor
standaarden bij in het openbaar register. richtlijnen worden dan ook beter bruik­ stap. Maar ik heb er alle vertrouwen in
Wij hechten daar waarde aan, want pa­ baar voor de patiënt zelf.’ dat beide partijen het uiteindelijke re­
tiënten zijn bij het hele traject betrokken sultaat zullen dragen.’ (AS)
geweest. De samenwerking rond deze Patiënten moeten dus richtlijnen voor
*Het interview vond plaats op 18 december 2013
richtlijnen is ook voor huisartsen be­ professionals zelf kunnen gebruiken?
langrijk. Dit vergt een nieuwe blik: het is ‘Ja, zeker als patiënten van meet af aan
Redactie NHG-nieuws Colofon
niet meer alleen aan huisartsen om betrokken zijn geweest bij de besluitvor­ Joost Blijham, voorzitter
Anika Corpeleijn
richtlijnen te ontwikkelen, ook patiën­ ming over wat goede zorg inhoudt, kun­ Annet Janssen
Simone Sinjorgo
ten hebben een volwaardige inbreng.’ nen zij de richtlijnen gebruiken om te Ans Stalenhoef, eindredacteur

bekijken: “Zijn wij nog op de goede weg?” Contact


Ans Stalenhoef
Heb je daarvan concrete voorbeelden? Bij diabetes vindt bijvoorbeeld volgens de Telefoon 030 - 2823500
E-mail: a.stalenhoef@nhg.org
‘We hebben vooral ervaring in de specia­ standaard viermaal per jaar een consult
Het NHG-nieuws is een uitgave van het NHG-bureau
listische setting en daar heeft patiën­ plaats en dat is prima. Maar de invulling en vormt een vast onderdeel van H&W.

tenparticipatie bijgedragen aan robuus­ van dat consult zou moeten gebeuren in Voor het colofon van het wetenschappelijk deel
van H&W: blader 4 pagina's terug
te richtlijnen voor goede zorg, zoals bij samenspraak tussen de patiënt en de

8-NHG Huisarts & Wetenschap 57(2) februari 2014

You might also like