Professional Documents
Culture Documents
j a a r g a n g 5 7 / fe b r ua r i 2 0 1 4
20 1 4
Huisarts en Wetenschap
Onder zoek
1
hulpverleners
3
4
Onder zoek
5
M a a n d b l a d va n h e t N e d e r l a n d s H u i s a r t s e n G e n o o t s c h a p
inhoud
Onderzoek
2
W ETENSCH AP
nhg-standa ard
70 Astma bij kinderen (derde herziening)
Patrick Bindels, Erik-Jonas van de Griendt, Marion Grol, Wouter van Hensbergen, Thei Steenkamer, Hans
Uijen, Jako Burgers, Roeland Geijer, Mariska Tuut
81 Perifeer arterieel vaatlijden (tweede herziening)
Marie-Louise Bartelink, Bernard Elsman, Andrew Oostindjer, Jelle Stoffers, Tjerk Wiersma, Jacques Geraets
Huisartsenzorg in cijfers
KLINISCHE PR AKTIJK
55 Journa al
63, 98 Columns
91, 95 boeken
96 Interview
99 kennistoets
104 Colofon H&W
5
het nhg
M et 21% patiënten boven de 65 jaar heb ik een praktijk met een relatief
oude patiëntenpopulatie. De meesten van hen zijn gelukkig redelijk
gezond en zelfredzaam en hebben mij niet vaak nodig. Acht ouderen wo-
nen in het verzorgingshuis en bij 20 thuiswonende ouderen is vanwege
geheugenproblematiek een ouderverpleegkundige uit het ‘dementie-ke-
ten-team’ betrokken. Deze ouderen zijn zeker kwetsbaar te noemen.
Daarnaast heb ik een flink aantal thuiswonende oudjes die om andere
redenen kwetsbaar zijn.
Zo is er de 89-jarige mevrouw O. en haar 92-jarige man die zelfstandig
wonen in een appartementencomplex. Tot voor kort waren ze redelijk ge-
zond en zelfredzaam, maar ze raken steeds meer aan het kwakkelen. Hij
door invaliderende slechthorendheid, zij door ulcus cruris als gevolg van
arterieel vaatlijden. Een inventarisatie leert dat zij worden ondersteund
door de volgende personen: vrijwilligers van ‘tafeltje dekje’, schoondoch-
ter (boodschappen), dochter (coördinatie van alle doktersbezoeken), thuis-
zorg (hulp bij douchen), wondteam (verzorging van het ulcus cruris), alfa-
hulp (schoonhouden appartement), zoon (financiële beslommeringen). Zij
bezoeken de oogarts (oh ja, ook nog staar), vaatchirurg, kno-arts en der-
matoloog. Daarnaast komt de fysiotherapeut aan huis om mevrouw aan
het lopen te houden. Als huisarts heb ik de regie…
Steeds minder ouderen komen in aanmerking voor intramurale zorg
en de taken van de huisarts voor de groeiende groep thuiswonende oude-
ren worden steeds complexer. In 2008 is het Nationaal Programma Ouderen-
zorg gestart om de samenwerking tussen alle betrokkenen in de ouderen-
zorg te verbeteren en in den lande zijn onder deze paraplu regionale
projecten opgestart. In het Nijmeegse is het Zorg en WelzijnsInfoPortaal,
afgekort als ZWIP, ontwikkeld. Dit is een digitale overlegtafel waarbij de
oudere structureel in kaart wordt gebracht: welke hulpvragen heeft de
oudere, welke aandoeningen, welke medicatie, en welke mantelzorgers
en hulpverleners zijn betrokken. Via een beveiligde portaal kunnen be-
richten worden uitgewisseld.
Robben et al. beschrijven in deze H&W de resultaten van een imple-
mentatieonderzoek van dit informatieportaal. Na een jaar spreken de on-
derzoekers voorzichtig van een succes: hulpverleners waren positief over
het gebruiksgemak en de betere mogelijkheden voor onderlinge samen-
werking. Een vervanging voor persoonlijk contact was het niet. De oudere
staat centraal in het ZWIP, maar niet veel ouderen hadden toegang tot
internet. De mantelzorger kan namens de oudere inloggen, maar niet
alle ouderen waren hiervan gediend. Kritiekpunt is dan ook dat het ZWIP
niet altijd goed aansluit bij de behoeften van de huidige generatie oude-
ren. Of het ZWIP ook leidt tot gezondheidswinst voor thuiswonende ou-
deren, zal de toekomst moeten uitwijzen.
Het ZWIP is vorig jaar naar mijn regio geëxtrapoleerd, en het bejaarde
echtpaar is recent aangemeld. Zij hebben zelf geen internet, maar hun
dochter wilde dit klusje graag van hen overnemen. Inmiddels gaan er be-
richtjes over en weer tussen de dochter en de betrokken hulpverleners. Ik
ben minder tijd kwijt met het terugbellen van deze en gene, en heb meer
zicht en grip op hun zorgsituatie. Laatst sprak ik de fysiotherapeut telefo-
nisch en hij sloot ons overleg af met: ‘Hé dok, we zwippen, hè?!’▪
Linda Bröker
journa al
Uit een uitgebreid Europees Eerste- de CRP-groep werd minder antibiotica
kosteneffectief? lijnsnetwerk (GRACE) werden gegevens voorgeschreven, maar ook dit verschil
van Noorse en Zweedse praktijken was niet significant (p = 0,08). De kos-
De huisarts komt vaak voor een dilem- gebruikt voor een analyse. Alle ge- ten bij gebruik van de sneltest nemen
ma te staan: antibiotica voorschrijven ïncludeerde patiënten (in totaal 370) weliswaar toe, maar de besparing op
en ‘geen risico nemen’ of nog maar moesten voldoen aan nauw omschre- antibiotica is duidelijk, hoewel het
even afwachten. ven criteria. Gekeken werd naar onder verschil met de controlegroep niet sig-
Het probleem bij luchtweginfec- meer een toegepaste CRP-sneltest, nificant is (p = 0,09 respectievelijk p =
ties is alom bekend. De steun van een antibioticavoorschrift en kosten voor 0,08). De auteurs concluderen dat de
diagnostisch hulpmiddel is uiteraard de gezondheidszorg. In driekwart van toepassing van de CRP-sneltest in de
welkom. Sputumkweken, laborato- de gevallen werd de test gebruikt. De huisartsenpraktijk kosteneffectief lijkt
riumonderzoek en beeldvormend patiënten die de CRP-sneltest kregen, te zijn. ▪
onderzoek vormen aan het ziekbed of hadden significant meer comorbiditeit. Arie Knuistingh Neven
in de spreekkamer geen bruikbaar al- Bij hen werden uitgebreidere medische
ternatief bij het nemen van een snelle onderzoeken verricht, maar er waren Oppong R, et al. Cost-effectiveness of point-of-
beslissing. De CRP-sneltest wordt hier wel minder verwijzingen naar het zie- care C-reactive protein testing to inform antibi-
wel voor gebruikt. De vraag dringt zich kenhuis. otic prescribing decisions. Br J Gen Pract
op of deze test effect heeft op het anti- De kosten voor de gezondheidszorg 2013;63:e465-71.
bioticagebruik, of het herstel er al dan waren hoger in de CRP-groep, maar
niet gunstig door beïnvloed wordt en in het verschil was niet significant. Het
Tweede maligniteit na overlevenden van kinderkanker en hoe gemeld hadden. Patiënten zelf waren
zij ontdekt werden. Van 1965 tot 2005 zijn zich er meestal (62%) niet van bewust
vroege kanker 1275 kinderen in het UMCG behandeld dat zij een vergroot risico hadden op een
vanwege een maligniteit. Vierentachtig nieuwe maligniteit.
De wet van Murphy lijkt helaas ook op van hen (6,6%) bleken een tweede tumor Dit onderzoek laat zien dat het goed
te gaan voor mensen die op kinderleef- ontwikkeld te hebben, van wie er 27 is alert te zijn bij patiënten met een door-
tijd kanker hebben doorgemaakt. Zij overleden. Vijfendertig (61%) patiënten gemaakte maligniteit op de kinderleef-
houden de rest van hun leven een ver- met een tweede tumor deden mee aan tijd. Zij hebben een groter risico op een
grote kans opnieuw kanker te krijgen, een telefonische enquête. Zij hadden tweede tumor die zich meestal op rela-
door late effecten van behandeling en tezamen 45 tumoren, waaronder hersen- tief jonge leeftijd openbaart. Via de ‘late-
groter individueel risico kanker te ont- tumoren (n = 14), basaalcelcarcinomen (n effectenpoli’ wordt steeds vaker gewerkt
wikkelen. = 10), melanomen (n = 4) en borstkanker aan een individueel ‘follow-upplan’,
Hoewel kanker op de kinderleeftijd (n = 2). Slechts 20% van deze tweede tu- zodat patiënten maar ook huisartsen
betrekkelijk zeldzaam is (550 patiënten moren werd ontdekt bij reguliere follow- weten waarop ze bedacht moeten zijn. ▪
per jaar), wordt door een huidig gene- up op de ‘late-effectenpoli’ of andere Linda Bröker
zingspercentage van 80% de groep over- controle in het ziekenhuis. Het grootste
levenden gelukkig steeds groter. deel van de tweede tumoren (56%) werd Berendsen A.J. et al. Second cancers after child-
Groningse onderzoekers bekeken hoe gediagnosticeerd door de huisarts, om- hood cancer – GPs beware! Scan J prim Health
vaak tweede tumoren voorkwamen bij dat patiënten zich daar met symptomen Care 2013;31:147-52.
Antibiotica en paalde afwijkingen bij het lichamelijk Het onderzoek roept interessante
onderzoek, zoals een oor- of keelont- vragen op, zowel voor onderzoekers
alarmsymptomen op steking. In een eerder onderzoek heb- als voor huisartsen. Voor de eerste
de HAP ben auteurs dit wel gedaan en bij een groep over hoe het voorschrijfgedrag
optimistische schatting zouden de van huisartsen nog beter in kaart is te
Hoewel het aantal antibioticapres- resultaten uit deze twee onderzoeken brengen en voor de praktische huisarts
cripties in de Nederlandse huisartsen- er samen voor zorgen dat 46% van een waarom een antibioticarecept nu wel of
praktijk duidelijke lager ligt dan in de beslissing verklaarbaar is. niet uitgeschreven dient te worden. ▪
rest van Europa, blijft het goed om ons Meer dan 55% van de beslissing over Jurgen Damen
voorschrijfgedrag kritisch te bekijken. een antibioticavoorschrift lijkt niet
In dit grote onderzoek, verricht duidelijk terug te voeren op medische Elshout G, et al. Alarm signs and antibiotic
op de huisartsenpost door Elshout et overwegingen. Als mogelijke verklarin- prescription in febrile children in primary care:
al., kreeg één op de drie kinderen met gen noemen de auteurs onder meer de – an observational cohort study. Br J Gen Pract
koorts antibiotica voorgeschreven. In vermeende - wens van patiënt of ouders 2013;63:e437-44.
dit onderzoek werd gekeken in hoeverre om antibiotica te krijgen, het gebruik Elshout G, et al. Antibiotic prescription in febrile
het vinden van alarmsymptomen de van antibiotica als vangnet omdat pa children: a cohort study during out-of-hours
beslissing voor een voorschrift antibio- tiënten niet zelf gevolgd kunnen wor- primary care. J Am Board Fam Med 2012;25:810–
tica verklaart. den, en de relatieve onervarenheid van 8.
De auteurs kunnen in hun analyse- huisartsen op huisartsenposten.
modellen van het voorschrijfgedrag van
huisartsen slechts 19% van de beslissing
verklaren. Ze keken naar alarmsymp-
Foto keelonderzoek. Foto: Ilya Andriyanov/Shutterstock
Risicozwangerschap vergeleek de perinatale uitkomsten van duur (small for gestational age) gevonden
zwangerschappen tussen moeders met ten opzichte van de controlegroep (5,2%
door maagverkleining en zonder bariatrische chirurgie in de versus 3%; OR 2,0; p < 0,001). Omdat
voorgeschiedenis. Hiervoor gebruikten vrouwen na bariatrische chirurgie
Obesitas (BMI ≥ 30 kg/m2) is wereldwijd zij het Zweedse medische geboorteregis- een verhoogde kans op vroeggeboorte
een grote bedreiging voor de volks- ter, waarin tussen 1992 en 2009 1.742.702 of een small for gestational age-kind heb-
gezondheid en heeft een negatieve geboorten zijn geregistreerd. Voor iedere ben, moeten zij als risicogroep worden
invloed op vrijwel alle orgaansyste- moeder met een geschiedenis van bari- beschouwd. Gezien de gestage toename
men. Obesitas in de zwangerschap atrische chirurgie werden vijf controle- van bariatrische chirurgie is het ook
is een risicofactor voor een scala aan moeders gematcht op basis van leeftijd, voor Nederlandse huisartsen van belang
ongewenste peri- en postnatale uit- pariteit, opleidingsniveau en het jaar een zwangerschap bij vrouwen die zo’n
komsten, zoals (pre)eclampsie, zwan- van de geboorte van het kind. De voor- ingreep hebben gehad als risicozwan-
gerschapsdiabetes, vroeggeboorte, geschiedenis met of zonder bariatrische gerschap te beschouwen en hiernaar te
macrosomie en perinatale mortaliteit. chirurgie werd vastgesteld aan de hand handelen. ▪
Om de gezondheid van moeder en kind van het nationale patiëntenregister van Marloeska Hoogerhuis, Amanda van de
te verbeteren, is gewichtsverlies geïn- 1980 tot 2009. Ketterij-de Ridder
diceerd. Een van de meest effectieve Hieruit blijkt vroeggeboorte vaker
methodes voor significant, blijvend voor te komen bij moeders die een Roos N, et al. Perinatal outcomes after bariatric
gewichtsverlies is momenteel baria- maagverkleining hebben ondergaan surgery: nationwide population based matched
trische chirurgie ofwel een maagver- (9,7% versus 6,1%; OR 1,7; p < 0,001). Ook cohort study. BMJ 2013;347:f6460.
kleining. werd bij deze groep vaker een te laag ge-
Zweeds onderzoek van Roos et al. boortegewicht voor de zwangerschaps-
Effecten ‘pay for definieerd als het halen van de afkap- Vergoedingen op basis van resulta-
waarden of het volgen van de richtlijn ten hadden dus maar een beperkt effect
performance’ bij niet goed ingestelde hypertensie) en op de kwaliteit van de behandeling.
het voorschrijven van medicatie volgens Deze beperkte resultaten zouden ver-
Een financiële vergoeding voor zorg- de richtlijn. oorzaakt kunnen zijn door een redelijk
verleners die de richtlijnen goed Op alle niveaus werden betere goed startniveau van de behandeling
volgen. Komt dit de zorg ten goede? Is scores behaald voor beide uitkomst- (75% volgde de richtlijn al). Daarnaast
het een perverse prikkeling? Of zijn de maten ten opzichte van het begin van waren zorgverleners niet afhankelijk
richtlijnen er nu juist om, in de mees- het onderzoek (uitkomstmaat betere van deze vergoeding en was deze moge-
te gevallen, sowieso op te volgen? instelling: individueel niveau 8,8% lijk te laag gekozen (1,6% van het salaris).
Amerikaanse onderzoekers bekeken verbetering, praktijkniveau 3,7%, ge- Goede zorg moet afgestemd worden
in een clustergerandomiseerde trial combineerd niveau 5,5%; uitkomstmaat op het individu en waar mogelijk geba-
de effecten van financiële vergoedin- juist voorschrijven: individueel niveau seerd zijn op goed onderbouwde richt-
gen op het volgen van de richtlijnen 9,1% verbetering, praktijkniveau 5,0%, lijnen. Dit onderzoek laat zien dat pay
bij hypertensie (http://www.nhlbi.nih. gecombineerd niveau 7,3%). Ten opzichte for performance niet tot betere zorg leidt.
gov/guidelines/hypertension/express. van de controlegroep werd echter alleen De vraag blijft dan ook of we met de ge-
pdf). In totaal deden 12 praktijken en op individueel niveau een significante zondheidszorg überhaupt deze richting
125 zorgverleners mee (83 huisartsen, verbetering gezien van de uitkomst- willen inslaan. ▪
42 overige zorgverleners). Vergoedingen maat betere instelling (8%). De behaalde Joris Linmans
werden gegeven op individueel niveau, verschillen na de onderzoeksperiode
centraal of gecombineerd niveau (zowel waren echter na 1 jaar niet meer aan- Petersen LA, et al. Effects of individual physici-
individueel als per praktijk). Er werd wezig. De zorgverleners presteerden an-level and practice-level financial incentives
gekeken naar twee uitkomstmaten zelfs minder goed ten opzichte van de on hypertension care: a randomized trial. JAMA
gedurende vijfmaal vier maanden: een controlegroep nadat de vergoedingen 2013;310:1042-50.
betere instelling van hypertensie (ge- stopten.
Samenvatting Inleiding
O
Robben SH, Perry M, Huisjes M, Van Nieuwenhuijzen L, Schers HJ, Van ns huidige zorgstelsel is niet goed in staat adequate zorg
Weel C, Rikkert MG, Van Achterberg T, Heinen MM, Melis RJ. Het ZWIP, te bieden aan het toenemende aantal ouderen.1 De zorg is
een digitale overlegtafel voor ouderen en hulpverleners. Huisarts Wet gefragmenteerd, wat leidt tot inefficiëntie en ineffectiviteit,2,3
2014;57(2):58-62. en ouderen worden onvoldoende betrokken bij beslissingen
Achtergrond Ons huidige zorgstelsel is onvoldoende in staat om over hun eigen zorg. 4
adequate zorg te bieden aan het toenemende aantal kwetsbare Informatietechnologie kan helpen de fragmentatie van
ouderen. Het geeft weinig ruimte voor zelfmanagement door ou- de zorg tegen te gaan en kwetsbare ouderen meer regie geven
deren en mantelzorgers, en de zorg is vaak gefragmenteerd over over de zorg die ze krijgen.5 Wij ontwikkelden een webbased
verschillende hulpverleners. Om zelfmanagement en samenwer- portal, het Zorg en WelzijnsInfoPortaal (ZWIP), met als doelen
king te verbeteren, is in de omgeving van Nijmegen het Zorg en (1) zelfmanagement door kwetsbare ouderen en mantelzor-
WelzijnsInfoPortaal (ZWIP) van start gegaan, een persoonlijke, via gers te stimuleren en (2) de samenwerking tussen hulpverle-
internet toegankelijke overlegtafel voor kwetsbare ouderen, man- ners en ouderen en mantelzorgers te verbeteren. De oudere
telzorgers en hulpverleners. bepaalt welke hulpverleners toegang hebben tot het ZWIP,
Methode Na de implementatie van het ZWIP evalueerden wij het hulpverleners kunnen via het portal communiceren met de
gebruik van het portal gedurende het eerste jaar in zeven huisart- oudere zelf en met de andere hulpverleners. In dit artikel be-
senpraktijken in Gelderland en Noord-Brabant. Als aanvulling op schrijven we de implementatie van het ZWIP en welke imple-
de kwantitatieve gegevens uit de implementatie legden wij alle mentatiestrategieën en bevorderende dan wel belemmerende
deelnemende hulpverleners een vragenlijst voor en namen wij een factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Tevens bespreken we
aantal van hen een semigestructureerd interview af. de eerste resultaten.
Resultaten In de onderzochte praktijken hebben uiteindelijk 290
kwetsbare ouderen en 169 hulpverleners het ZWIP gebruikt in het Methode
eerste jaar na implementatie. Het succes van de implementatie Interventie
varieerde per praktijk, maar over het algemeen waren de hulpver- Het ZWIP werd ontwikkeld in samenspraak met hulpverle-
leners positief, vooral over het scholingsprogramma en de help- ners, waaronder huisartsen, en met ouderen en mantelzor-
desk. Factoren die deelname bevorderden, waren het gebruiksge- gers. Het ZWIP (www.zwip.nl) fungeert als een persoonlijke,
mak en de wens van hulpverleners om de onderlinge samenwerking via internet toegankelijke, multidisciplinaire overlegtafel
te verbeteren. Factoren die deelname belemmerden, waren de waaraan kwetsbare ouderen, hun mantelzorgers en hun hulp-
beperkte computervaardigheden van de ouderen en een gedeelde verleners informatie kunnen uitwisselen. Het portal bevat
voorkeur voor persoonlijk contact. gegevens over de gezondheid, het functioneren en het sociale
Conclusie Per saldo kan de implementatie van het ZWIP een suc- netwerk van de oudere, een overzicht van de zorg die de pa-
ces genoemd worden. De hulpverleners gaven aan dat het systeem tiënt ontvangt en wie daarbij betrokken zijn, een beveiligde
ook voor andere groepen patiënten waardevol kan zijn. In hoe- communicatiemodule voor het uitwisselen van berichten en
verre ouderen en hulpverleners het ZWIP ook daadwerkelijk actief
gebruiken, wordt nog onderzocht, maar de verwachting is dat het
ZWIP belangrijk kan bijdragen aan het verminderen van de frag- Wat is bekend?
mentatie in de zorg. ▪▪ De zorgverlening aan kwetsbare ouderen is gefragmenteerd en
biedt de betrokken ouderen weinig ruimte voor zelfmanagement.
▪▪ Het Zorg en WelzijnsInfoPortaal (ZWIP) is een e-healthinter-
ventie die speciaal ontwikkeld is om hierin verbetering te brengen.
Radboudumc, afdeling Klinische geriatrie, Huispost 925, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen: dr.
S.H.M. Robben, arts-in-opleiding tot klinisch geriater; dr. M. Perry, huisarts en senior onderzoeker; Wat is nieuw?
L. van Nieuwenhuijzen, onderzoeksassistent; prof.dr. M.G.M. Olde Rikkert, hoogleraar Klinische
geriatrie; dr. R.J.F. Melis, onderzoekscoördinator. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, afdeling ▪▪ Belangrijke voorwaarden voor het succes van e-healthportals
Ergotherapie, Nijmegen: M. Nijhuis-Huisjes, MSc, docent Ergotherapie. Radboudumc, afdeling Eer- zoals het ZWIP zijn scholing, een goede helpdesk en het betrekken
stelijnsgeneeskunde, Nijmegen: dr. H.J. Schers, huisarts en senior onderzoeker; prof.dr. C. van Weel,
emeritus hoogleraar Eerstelijnsgeneeskunde (tevens professor of Primary health care research, van hulpverleners bij de ontwikkeling van het systeem.
Australian National University, Canberra). UMC St Radboud, afdeling IQ Healthcare: prof.dr. T. van ▪▪ De belangrijkste redenen voor hulpverleners om het ZWIP te
Achterberg, hoogleraar Verplegingswetenschap; dr. M.M. Heinen, senior onderzoeker • Correspon-
dentie: s.robben@ger.umcn.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: dit onderzoek werd mogelijk gebruiken, waren gebruiksgemak en betere onderlinge samen-
gemaakt door een subsidie van het Nationaal Programma Ouderenzorg.
werking.
Dit is een verkorte vertaling van Robben SH, Perry M, Huisjes M, Van Nieuwenhuijzen L, Schers HJ, ▪▪ Een belangrijke reden om het ZWIP niet te gebruiken was een
Van Weel C, et al. Implementation of an innovative web-based conference table for community-
voorkeur voor persoonlijk contact, zowel bij de hulpverleners als
dwelling frail older people, their informal caregivers and professionals: a process evaluation. BMC
Health Serv Res 2012;12:251. Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever. bij de doelgroep.
geïndividualiseerd voorlichtingsmateriaal voor de patiënt en we uit van de gegevens die verzameld waren tijdens de im-
diens mantelzorgers [figuur 1 en 2]. Uitgangspunten bij de plementatie, zoals het aantal gescreende ouderen, het aantal
ontwikkeling van het ZWIP waren dat de oudere alle infor- deelnemers aan het ZWIP, het aantal verzonden berichten,
matie kan inzien, inclusief de berichten, en zelf beslist welke het aantal hulpverleners per oudere, het aantal telefoontjes
hulpverleners toegang krijgen tot zijn persoonlijke ZWIP. naar de helpdesk en het aantal huisbezoeken door vrijwilli-
gers. Daarnaast legden we de deelnemende hulpverleners een
Implementatie vragenlijst voor met vragen over de tijd die het ZWIP kostte,
Het ZWIP werd van september 2010 tot juli 2011 geïmple- ervaringen met het implementatieproces en factoren die het
menteerd in een aantal huisartsenpraktijken in Gelderland gebruik van het ZWIP belemmerden dan wel bevorderden. We
en Noord-Brabant. Als eerste stap nodigden deze huisartsen- analyseerden deze gegevens met beschrijvende statistiek.
praktijken alle eerstelijnshulpverleners in hun regio die be- Het kwalitatieve deel bestond uit semigestructureerde
trokken zijn bij de zorg voor kwetsbare ouderen uit om deel te interviews met hulpverleners over hun ervaringen met het
nemen aan een interdisciplinair scholingsprogramma. Deze
scholing omvatte onderwerpen als kwetsbaarheid, zelfma-
Figuur 2 De pagina met eigen gegevens in het ZWIP
nagementondersteuning, interdisciplinaire samenwerking
en werken met het ZWIP. Daarnaast kregen de betrokken
hulpverleners financiële compensatie voor hun deelname aan
het ZWIP, werden zij gecoacht bij het gebruiken van het portal
en hadden zij toegang tot een telefonische helpdesk.
Na het scholingsprogramma startten de praktijken met het
screenen van alle ingeschreven patiënten van 70 jaar en ouder
op kwetsbaarheid, met behulp van het Easycare-TOS instru-
ment.6 Ouderen die kwetsbaar bleken, kregen een uitnodiging
om deel te nemen aan het ZWIP en degenen die toestemming
gaven, kregen een ZWIP-account. Implementatiestrategieën
om de ouderen en hun mantelzorgers te helpen bij het gebruik
van het ZWIP waren onder andere huisbezoeken door vrijwil-
ligers die het ZWIP demonstreerden, en een helpdesk.
Gegevensverzameling en analyse
Wij evalueerden de implementatie van het ZWIP met een
mixed methods-onderzoek. Voor het kwantitatieve deel gingen
implementatieproces en over de ervaren bevorderende en be- wie 34 huisartsen, ontvingen wij de vragenlijst ingevuld retour.
lemmerende factoren. We selecteerden de te interviewen Aan de semigestructureerde interviews namen 12 hulp-
hulpverleners doelgericht, naar gelang van hun rol in het im- verleners deel, onder wie 3 huisartsen, 3 verpleegkundigen of
plementatieproces en van de mate waarin zij het ZWIP gebruik- ouderenadviseurs, 3 andere hulpverleners en 3 leden van het im-
ten. Drie leden van de onderzoeksgroep (SR, MP, LvN) namen de plementatieteam.
interviews af. Twee auteurs (MP, SR) verrichtten parallel aan
de dataverzameling een kwalitatieve inhoudsanalyse, onder- Gebruik van het ZWIP
steund door software van ATLAS.ti. Gezien de belasting die dit [Tabel 2] toont de uitkomsten van het implementatieproces.
zou opleveren voor kwetsbare ouderen en mantelzorgers, heb- De 7 huisartsenpraktijken die aan het onderzoek deelnamen,
ben we hen in deze fase van het onderzoek niet benaderd voor screenden in totaal 2770 oudere patiënten, van wie er 597 (22%)
interviews. kwetsbaar bleken. Deze ouderen werd gevraagd deel te nemen
aan het ZWIP, en uiteindelijk stemden 290 (49%) daarin toe. Het
Resultaten percentage deelnemers varieerde sterk tussen de praktijken. De
Deelnemers geïnterviewde hulpverleners gaven als mogelijke verklaringen
Van de 14 benaderde huisartsenpraktijken stemden er 7 (50%) in hiervoor verschillen in enthousiasme van de betrokken hulp-
met deelname aan het onderzoek [tabel 1]. Rondom deze 7 prak- verleners voor het ZWIP, en verschillen in computervaardigheid
tijken namen 169 hulpverleners deel aan het ZWIP, van wie er van de praktijkpopulaties.
158 een vragenlijst ontvingen. Van 118 deelnemers (75%), onder De geïnterviewde hulpverleners waren via het ZWIP be-
Tabel 2 Resultaten aan het einde van de implementatieperiode van het Zorg en WelzijnsInfoPortaal (1 juli 2011)
*Omdat sommige hulpverleners bij meer dan één huisartsenpraktijk betrokken waren, is het totale aantal hulpverleners minder dan de som van hulpverleners in
alle praktijken.
† n = 42.
‡ n = 29.
§ n = 167.
trokken bij de zorg voor één tot tientallen ouderen. Sommigen reden voor kwetsbare ouderen om het ZWIP te gebruiken was,
gebruikten het ZWIP regelmatig, anderen nauwelijks. Zij signa- dat zij zo de regie over hun eigen zorg konden houden. Een
leerden dat de meeste kwetsbare ouderen en mantelzorgers het andere factor die de deelname van ouderen bevorderde, was
ZWIP nog weinig gebruikten, maar beschreven ook kwetsbare betrokkenheid van de huisarts bij het systeem, en vooral dat
ouderen die het systeem juist frequent gebruikten. Eén geïnter- berichten in het ZWIP beantwoord worden door de huisarts
viewde vertelde dat het gebruik van het ZWIP beperkt bleef zo- zelf en niet door de assistent.
lang alles goed ging, maar toenam wanneer de gezondheid van
de betrokken patiënt verslechterde. Belemmerende factoren
Een belangrijke belemmerende factor voor deelname aan het
Bevorderende factoren en implementatiestrategieën ZWIP was een voorkeur voor persoonlijk contact, zowel bij
Onze implementatiestrategieën bereikten de deelnemende hulpverleners als bij ouderen. Hulpverleners vonden daarbij
hulpverleners en kwetsbare ouderen niet in alle huisartsen- het ZWIP niet geschikt voor de huidige generatie ouderen en
praktijken even goed. betwijfelden of dit de beste manier was om de zorg te verbete-
Volgens de hulpverleners die de vragenlijst invulden, was ren. De geïnterviewde hulpverleners gaven ook tijdgebrek aan
de belangrijkste implementatiestrategie de betrokkenheid als belemmerende factor, hoewel 64 (67%) van de 96 hulpverle-
van hulpverleners bij de ontwikkeling van het ZWIP (86%), ge- ners die dit item op de vragenlijst invulden, aangaven dat zij
volgd door de helpdesk (77%) en het scholingsprogramma (71%). op zichzelf weinig tijd kwijt waren aan het ZWIP.
Voor de geïnterviewde hulpverleners was de betere com- Het beperkte gebruik dat zowel hulpverleners als kwets-
municatie met andere hulpverleners een belangrijke reden om bare ouderen van het ZWIP maakten, was voor hulpverleners
het ZWIP te gaan gebruiken. Andere redenen om mee te doen op zichzelf al een belemmerende factor. Daarbij speelden ook
waren het gebruiksgemak en het feit dat zij het ZWIP konden opstartproblemen een rol, zoals problemen met inloggen.
gebruiken op momenten dat het hen uitkwam. Uit de inter- De belangrijkste belemmerende factoren voor kwetsbare
views met hulpverleners kwam naar voren dat een belangrijke ouderen waren gerelateerd aan computers: men had geen
computer, kon er niet mee overweg of maakte zich zorgen over Ons onderzoek heeft als sterke punten het grote aantal
de veiligheid van het systeem. De implementatiestrategieën deelnemers, de mixed methods-opzet en de directe implemen-
die speciaal hierop gericht waren, zoals het laten beheren van tatie in de dagelijkse praktijk. Het heeft ook enkele beper-
het ZWIP door een mantelzorger of bezoek van een vrijwilliger kingen. Zo is de implementatie geëvalueerd door leden van
voor uitleg, bereikten niet altijd hun doel – bijvoorbeeld omdat het projectteam die ook betrokken waren bij de implementa-
de patiënt zijn mantelzorgers niet wilde belasten of geen on- tie. Een andere beperking is dat de ervaringen van kwetsba-
bekende in huis wilde toelaten. re ouderen en mantelzorgers met het implementatieproces
alleen indirect via de semigestructureerde interviews met
Aanbevelingen voor verbetering hulpverleners geëvalueerd zijn.
De betrokken hulpverleners deden verschillende aanbevelin-
gen voor het verbeteren van de implementatie, waaronder Conclusie
het inkorten van de scholing en het ontwikkelen van een e- Het ZWIP is een innovatieve e-healthinterventie voor kwets-
learningtraject. Daarnaast gaven zij aan dat het nuttig kan bare ouderen, mantelzorgers en hulpverleners. Of deze inter-
zijn om kwetsbare ouderen tijdens informele bijeenkomsten ventie daadwerkelijk leidt tot betere gezondheidsuitkomsten
te laten oefenen met het ZWIP. Ze gaven ook aan dat het ZWIP bij de deelnemende kwetsbare ouderen, zal moeten blijken in
meerwaarde zou kunnen hebben voor andere doelgroepen, toekomstig onderzoek. Naar verwachting kan het ZWIP in elk
zoals patiënten in de palliatieve fase en patiënten met mul- geval bijdragen aan het verminderen van de fragmentatie in
timorbiditeit. de zorg.
Discussie Dank
Aan het einde van de implementatieperiode namen 290 Onze dank gaat uit naar Wilma Derksen-Driessen, Emile ter
kwetsbare ouderen en 169 hulpverleners deel aan het ZWIP. Horst, Mark Kuster, Charlotte Neger, Jean Nielen en Joep Schel-
De mate waarin zij het ZWIP gebruikten, varieerde. De be- tinga voor hun hulp bij de implementatie van het ZWIP. ▪
langrijkste redenen om het systeem te gebruiken, waren
het gebruiksgemak en de wens tot betere samenwerking Literatuur
met andere hulpverleners. De belangrijkste belemmerende 1 Weiner M, Callahan CM, Tierney WM, Overhage JM, Mamlin B, Dexter PR,
factoren waren de beperkte computervaardigheden van de et al. Using information technology to improve the health care of older
adults. Ann Intern Med 2003;139:430-6.
doelgroep en een gedeelde voorkeur van hulpverleners en 2 Holman H, Lorig K. Patient self-management: a key to effectiveness and
efficiency in care of chronic disease. Public Health Rep 2004;119:239-43.
patiënten voor persoonlijk contact.
3 Stange KC. The problem of fragmentation and the need for integrative so-
De resultaten van de implementatie waren positief. Al- lutions. Ann Fam Med 2009;7:100-3.
4 Johnson P, Wistow G, Schulz R, Hardy B. Interagency and interprofession
lereerst omdat bijna de helft van de ouderen uit de doelgroep
al collaboration in community care: the interdependence of structures
ook daadwerkelijk meedeed, terwijl dit een generatie is die and values. J Interprof Care 2003;17: 69-83.
5 Committee on Quality Health Care in America, Institute of Medicine.
zich moeilijk laat motiveren voor een e-healthinterventie Crossing the quality chasm: a new health system for the 21st century.
omdat ze zich minder vertrouwd voelt met computers.8,9 Washi ngton: National Academy Press, 2001.
6 Van Kempen JAL, Schers HJ, Jacobs A, Zuidema SU, Ruikes F, Robben SH, et
Positief was ook dat hulpverleners het systeem eveneens al. Development of an instrument for the identification of frail elderly as
geschikt vonden voor andere doelgroepen bij wie multi target-population for integrated care. Br J Gen Pract 2013;63:e225-e231.
7 Hsieh HF, Shannon SE. Three approaches to qualitative content analysis.
disciplinaire samenwerking van groot belang is. Belangrijke Qual Health Res 2005;15:1277-88.
factoren die bijdroegen aan het succes van de implementa- 8 Czaja SJ, Sharit J. Age differences in attitudes toward computers. J Gerontol
B Psychol Sci Soc Sci 1998;53:329-40.
tie waren de betrokkenheid van toekomstige gebruikers 9 Heart T, Kalderon E. Older adults: Are they ready to adopt health-related
bij de ontwikkeling en de breed gevoelde noodzaak om de ICT? Int J Med Inform 2011.
10 Nolte E, Knai C, Hofmarcher M, Conklin A, Erler A, Elissen A, et al.
zorg voor kwetsbare ouderen te verbeteren door betere sa- Overcoming fragmentation in health care: chronic care in Austria, Ger-
many and The Netherlands. Health Econ Policy Law 2012;7:125-46.
menwerking tussen hulpverleners.3,10 Hulpverleners waren
verder vooral positief over het scholingsprogramma en de
helpdesk.
Co l u m n
De medische motivatie achter het aantal ingewandsstoornissen in
Laatst was er weer zo iemand die be- die maatregelen was eenvoudig. München en omgeving inderdaad
weerde dat de medische wetenschap Besmettelijke ziektes werden drastisch.
eigenlijk maar bitter weinig had bijge- veroorzaakt door de kwalijke dampen, Zo ging het ook in Engeland. Op
dragen aan de volksgezondheid – het opstijgend uit rottend dierlijk en grond van de miasmatheorie werden
was vooral aan de toegenomen hygiëne plantaardig materiaal in sloten, halverwege de negentiende eeuw
en de betere riolering te danken dat riolen, poelen en de huizen. Iedereen talloze hervormingen doorgevoerd
infectieziekten in de negentiende eeuw die deze lucht inademde, werd ziek. om de omstandigheden in de grote
zo konden worden teruggedrongen. Tegenwoordig spreekt men van steden te verbeteren. Dat leidde weer
Wie dat beweert, kent haar luchtvervuiling en fijnstof, toen tot opmerkelijke democratisering: de
geschiedenis niet, en mist een van heette het ‘miasma’. De theorie van wet uit 1858 bepaalde dat de lokale
de aardigste en meest kenmerkende het miasma gaat, zoals vrijwel alle bevolking de bevoegdheid had naleving
episodes uit de historie van de onzin in de geneeskunde, terug op af te dwingen en onderzoek te eisen als
geneeskunde. Niet alleen waren het Hippocrates. Hij verklaarde epidemieën de sterfte hoger uitkwam dan de norm
immers vooral dokters die aandrongen uit een bepaalde samenloop van van 17 op 1000 inwoners. Met name
op verbetering van de omstandigheden weersomstandigheden. Door deze voorziening lijkt veel te hebben
in de volkswijken, zij deden dat zonsverduisteringen, kometen, bijgedragen aan de uitroeiing van de
bovendien op volstrekt verkeerde vulkaanuitbarstingen of andere pokken.
gronden. Er zitten mooie lessen in voor natuurverschijnselen, kon de lucht En laten we in dat kader ook
het hier en nu. ‘besmet’ raken en dat leidde, samen de Nuisances Removal Act uit 1855
met de plaatselijke omstandigheden, niet vergeten: als ten minste 200
Het begon allemaal in Groot-Brittannië tot uitgebreide ziektes. Voor elke buurtbewoners het eens zijn,
in 1834, toen een regeringscommis- verschillende ziekte was er een kunnen zij een commissie instellen
sie een rapport publiceerde over de verschillende ‘epidemische constitutie’. die vervolgens onveilige of smerige
omstandigheden waarin de armen in Een epidemie ontstond dus door een of overbevolkte huizen mag
de grote steden leefden. De commis- verontreiniging van de atmosfeer, binnendringen om misstanden te
sie stelde allereerst vast dat, tegen de een miasma. Dit miasma verstoorde verhelpen.
toen heersende opinie in, armoede het evenwicht tussen de vier De verbetering van de tastbare
geen ‘vrijwillige keuze’ was: de meeste lichaamsvloeistoffen. omstandigheden in de wijken leidde zo,
armen waren aan lager wal geraakt De Engelse geneesheer Thomas onherroepelijk, tot verbetering van de
door ziektes, niet door lamlendigheid of Sydenham, bekend als ‘de Engelse sociale omstandigheden. De juistheid
drankzucht. Daardoor, zo zei de com- Hippocrates’, bracht in de zeventiende van de wetenschappelijke theorie deed
missie verder, gaat het geld dat in het eeuw de theorie een stapje verder met in het geheel niet ter zake. ▪
kader van de Armenwet ter beschikking de veronderstelling dat elk jaar zijn
wordt gesteld, voornamelijk op aan eigen constitutie had, afhankelijk van Hans van Maanen is wetenschapsjournalist.
ziektebestrijding, doktersrekeningen ‘zekere verborgen en onverklaarbare
en geneesmiddelen. veranderingen in de ingewanden
Drijvende kracht achter de der aarde’. Zo kon in een bepaald jaar
regeringscommissie was de advocaat mazelen of waterpokken ‘heersen’.
Edwin Chadwick. Hij hamerde, niet Als in een waterpokkenjaar een
onverstandig, vooral op het economisch mazelenepidemie optrad, hadden de
belang van goede ziektebestrijding: mazelenpatiënten symptomen die
het geld dat werd uitgegeven aan leken op die van waterpokken.
ziekenzorg, kon beter worden In Duitsland was Max Josef
besteed aan preventie van ziektes. De von Pettenkofer de belangrijkste
hygiënische toestand in de wijken voorvechter van hygiënische
moest verbeteren. Riolen moesten maatregelen. Hij verklaarde miasma’s
worden afgedekt, de aan- en afvoer met de stijging en daling van het
van water moest worden gescheiden, grondwaterpeil: door stijging van
huisvuil moest behoorlijk worden het grondwater werden op bepaalde
verwijderd, en stank moest worden terreinen giftige, choleraveroorzakende
bestreden. In zijn kruistocht voor gassen uitgedreven. Vandaar, zei hij,
sanitary reform werd hij gesteund door dat goede riolering en afwatering
artsen als Thomas Southwood Smith, zo belangrijk waren. Toen zijn
D
iabetes mellitus type 2 (DM II) en hart- en vaatziekten ▪▪ Deze goede resultaten zijn (nog) niet gereproduceerd in de
(HVZ) worden voor een belangrijk deel veroorzaakt door eerstelijnsgezondheidszorg.
een ongunstige leefstijl, zoals onvoldoende lichamelijke acti- ▪▪ Een letterlijke vertaling van effectieve interventies naar de
viteit, roken en een ongezond voedingspatroon. Om het risico eerste lijn is geen optie omdat de daarvoor benodigde middelen
te verminderen zijn leefstijlveranderingen noodzakelijk. In en trainingsmogelijkheden veelal ontbreken.
toenemende mate verwachten beleidsmakers van zorgverle-
ners dat zij vaststellen wie tot de risicogroepen behoren en ef- Wat is nieuw?
fectieve interventies aanbieden om de noodzakelijke verande- ▪▪ We hebben een innovatieve en haalbare leefstijlinterventie
ringen te bewerkstelligen. Hooggecontroleerde onderzoeken ontwikkeld en geïmplementeerd, die is afgestemd op de be-
(efficacy trials) hebben overtuigend aangetoond dat het mogelijk schikbare middelen en de infrastructuur in de eerstelijnsgezond-
heidszorg.
▪▪ In het Leefstijl Onderzoek West-Friesland hebben we de ef-
VUmc, EMGO Instituut, afdeling Huisartsgeneeskunde en Ouderengeneeskunde, Van der fecten van deze leefstijlinterventie onderzocht, die specifiek ge-
Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam: dr. J. Lakerveld, senior onderzoeker; dr. S.D. Bot, senior on- richt was op het verminderen van het risico op diabetes type 2 en
derzoeker; prof.dr. G. Nijpels, hoogleraar huisartsgeneeskunde met speciale aandacht voor diabe-
teszorg • Correspondentie: j.lakerveld@vumc.nl • Mogelijke belangenverstrengeling: ZonMw heeft hart- en vaatziekten.
het Leefstijl Onderzoek West-Friesland gefinancierd.
▪▪ De bevindingen tonen aan dat deze vorm van primaire pre-
Dit artikel is een bewerkte vertaling van: Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Kos- ventie niet effectiever is dan het verstrekken van informatiebro-
tense PJ, Dekker JM, et al. Motivational interviewing and problem solving treatment to reduce type
chures; het lijkt dan ook geen optimale interventie om mensen
2 diabetes and cardiovascular disease risk in real life: a randomized controlled trial. Int J Behav
Nutr Phys Act 2013;10:47. Publicatie gebeurt met toestemming van de uitgever. tot leefstijlverandering te brengen.
Geslacht
We hebben het onderzoek opgezet om de effectiviteit van
Vrouw 185 60,1 178 56,7
een innovatief leefstijlprogramma te evalueren. De vraagstel-
Leeftijd (jaar), gemiddelde (sd) 43,4 (5,5) 43,6 (5,1)
lingen luiden als volgt:
Opleidingsniveau
1. Wat zijn de effecten van het leefstijlprogramma op het ge- ▪▪ ≤ mavo 103 33,6 101 32,5
schatte negenjaarsrisico op DM II en het tienjaarsrisico op ▪▪ mbo/havo 145 47,1 141 44,9
een fatale hart- of vaatziekte? ▪▪ ≥ hbo, universiteit 59 19,2 69 22,0
2. Wat zijn de effecten van het programma op het voedings- Een van de ouders heeft diabetes 77 25,0 94 29,9
patroon, de lichamelijke activiteit en het rookgedrag? Antropometrie, gemiddelde (sd)
3. Wat is de kosteneffectiviteit van het leefstijlprogramma? ▪▪ Gewicht in kg 90,7 (15,4) 90,2 (15,5)
▪▪ Middelomvang in cm 96,7 (9,7) 96,7 (9,8)
Methode Bloeddruk
▪▪ Systole (mmHg) 129,3 13,3 128,7 13,2
Procedure/populatie
▪▪ Diastole (mmHg) 73,8 9,0 73,0 9,9
We stuurden een informatiebrief en een meetlint naar 8193
mensen van 30 tot 50 jaar uit de regio West-Friesland. We vroe-
gen hen om de middelomvang te meten en de antwoordkaart drie follow-upmetingen in het Diabetes Centrum (na 6, 12 en
terug te zenden. Degenen onder hen met een vergrote mid- 24 maanden). Voor de economische evaluatie vroegen we de
delomvang (vrouwen > 86 cm en mannen > 100 cm) nodigden deelnemers tevens om driemaandelijkse kostendagboekjes bij
we uit om naar het Diabetes Centrum te komen voor het in- te houden, waarin ze onder andere het zorggebruik, het me-
vullen van een gevalideerde vragenlijst over (determinanten dicatiegebruik, het productiviteitsverlies en de uitgaven met
van) leefstijl, 4 het meten van lengte en gewicht, het bepalen betrekking tot sport vastlegden.
van de bloeddruk, en het afnemen van bloed voor onderzoek
naar lipiden, glucose en HbA1c. Met behulp van de ARIC- en de Resultaten
SCORE-predictiemodellen berekenden we voor iedereen het In totaal hebben 3587 mensen de antwoordkaart terugge-
DM II- en HVZ-risico. De ARIC (Atherosclerosis Risk In Com- stuurd (44%), van wie er 2401 instemden om mee te doen. Van
munities) formule is gebaseerd op etniciteit, het vóórkomen de 921 personen die daadwerkelijk in aanmerking kwamen op
van diabetes bij een van de ouders, systolische bloeddruk, basis van de middelomvang hebben er 772 het Diabetes Cen-
middelomvang en lengte.5 De SCORE-formule (ontwikkeld in trum bezocht voor de metingen. Uiteindelijk voldeden 622
het kader van het Systematic COronary Risk Evaluation-pro- volwassenen aan alle inclusiecriteria. Zij gaven toestemming
ject) is gebaseerd op geslacht, rookgedrag, totaal cholesterol en en kregen at random een plaats in de controle- of interventie-
systolische bloeddruk.6 Alle deelnemers met meer dan 10% ri- groep [tabel 1]. Na een half jaar waren er nog 536 deelnemers
sico op ten minste een van beide scores deelden we in op basis (86%), na een jaar 502 (81%) en na twee jaar 490 (79%) in het on-
van randomisatie in de interventiegroep of de controlegroep. derzoek.
De interventiegroep kreeg het leefstijlprogramma, dat Intention-to-treatanalyses lieten zien dat er na een half
bestaat uit een serie counselinggesprekken, die praktijkon- jaar en na een jaar geen verschillen waren in verandering van
dersteuners (POH) in de huisartsenpraktijken uitvoerden. De het risico op DM II of HVZ tussen de groep die persoonlijke be-
POH hadden hiervoor een 18 uur durende opleiding gehad in geleiding kreeg van de POH en de groep die alleen de brochure
de theorie en praktijk van motivational interviewing (MI) en pro- kreeg. Ook waren er geen statistisch significante verschillen
blem solving treatment (PST).7,8 De interventie richtte zich vooral tussen de groepen met betrekking tot verandering van groen-
op wat de deelnemers zelf aan hun leefstijl wilden verbete- te- en fruitconsumptie, rookgedrag of lichamelijke activiteit
ren. Tevens bespraken de POH met hen hoe ze een eventuele [tabel 2].9 Over het geheel genomen was het leefstijlprogram-
leefstijlverbetering concreet en stapsgewijs het beste in hun ma dus niet effectiever dan het verstrekken van brochures.
leven konden inpassen. Na maximaal zes begeleidingssessies
in hun eigen huisartsenpraktijk kregen de deelnemers gedu- Effectiviteit na twee jaar
rende anderhalf jaar driemaandelijkse telefonische sessies. We hebben een economische evaluatie uitgevoerd om de kos-
In de procesevaluatie hebben we de kwaliteit van MI en PST teneffectiviteit van het leefstijlprogramma te kunnen beoor-
beoordeeld met behulp van opgenomen gesprekken en een ge- delen. Dat hebben we vanuit een maatschappelijk oogpunt
valideerd evaluatie-instrument. gedaan. De resultaten geven aan dat er ook na twee jaar geen
De controlegroep kreeg geen persoonlijke begeleiding, significante verschillen zijn tussen de interventie -en contro-
maar ontving alleen brochures van de Hartstichting met in- legroep op het diabetesrisico of op het risico om te overlijden
formatie over een gezonde leefstijl. Rokers kregen de brochure aan HVZ. Er waren ook geen significante verschillen tussen
‘stoppen met roken’ van STIVORO. de groepen met betrekking tot het aantal voor kwaliteit ge-
Na de eerste meting volgden er voor beide groepen nog corrigeerde levensjaren (quality adjusted life years). Het leefstijl-
Tabel 2 Baseline- en follow-upwaarden, en verschillen tussen de groepen met betrekking tot risicoscores en leefstijlgedrag
programma was dus ook na twee jaar niet effectiever dan het zoals DM II en HVZ) in de huisartsenpraktijk niet effectief kan
verstrekken van een algemene gezondheidsbrochure. Wel was worden bewerkstelligd met interventies die zich uitsluitend
het zo dat diegenen die het leefstijlprogramma hadden ge- op het individu richten. In toenemende mate gaat men er-
volgd in vergelijking met de controlegroep iets minder vaak van uit dat naast individuele ook omgevingsdeterminanten
waren opgenomen in het ziekenhuis en relatief minder geld (de context van de betrokken persoon) een rol spelen bij het
hadden besteed aan gezondheidgerelateerde zaken. Het ge- teweegbrengen van een duurzame verandering.12 Of en wan-
middelde verschil in totale kosten tussen de interventie- en neer mensen bepaalde voedingsmiddelen eten, lichamelijke
controlegroep was echter niet statistisch significant (€ -866 actief zijn of een sigaret opsteken is niet alleen afhankelijk
(95%-BI -2372 – 370)). We kunnen daarom niet met zekerheid van individuele keuzen, maar wordt grotendeels beïnvloed
stellen dat deelname aan het leefstijlprogramma de maat- door de sociaal-culturele, economische en bebouwde omge-
schappij een kostenbesparing oplevert.10 vingsfactoren op micro- en macroniveau. De stadsinrichting,
sociale netwerken, organisatorische en/of maatschappelijke
Beschouwing systemen zijn daarbij mogelijk belangrijke aangrijpingspun-
In het kader van het Leefstijl Onderzoek West-Friesland heb- ten.12 Of dit soort geïntegreerde benaderingen de leefstijl van
ben we de (kosten)effectiviteit onderzocht van counseling- mensen met een verhoogd risico daadwerkelijk duurzaam
gesprekken die waren uitgevoerd door getrainde POH in kunnen veranderen, zal verder onderzoek moeten uitwijzen.
huisartsenpraktijken in Nederland, gericht op leefstijlver- De huisarts blijft in een dergelijke geïntegreerde benade-
anderingen bij volwassenen met een verhoogd risico op DM ring een belangrijke schakel bij de preventie van DM II en HVZ.
II en HVZ. Zowel op de korte als de langere termijn maakte Bovendien zal de huisarts hoe dan ook geconfronteerd worden
het voor het geschatte risico en voor de leefstijl niet uit of men met een groeiend aantal mensen met overgewicht en obesitas,
deelnemer was van het leefstijlprogramma of alleen maar een die op enig moment in hun leven professionele hulp zoeken.
brochure met voorlichtingsmateriaal had gekregen. De inter- Pogingen om effectieve interventies te ontwikkelen gericht
ventie is mogelijk op de korte termijn kostenbesparend, maar op het individu zullen daarom praktisch en klinisch relevant
door de onzekerheden in de schatting van de kosten is het blijven, mits ze zijn geïntegreerd in en gecombineerd met een
momenteel niet aan te raden om het leefstijlprogramma in te bredere aanpak. Een dergelijke geïntegreerde aanpak vereist
voeren in Nederlandse huisartsenpraktijken. samenwerking met disciplines die historisch gezien weinig
Het bereik van het programma was goed, de uitval bleek met leefstijl en gezondheidsuitkomsten van doen hadden, zo-
relatief laag en de POH waren behoorlijk bekwaam in het ver- als stadsplanologen, architecten, ruimtelijke vormgevers, en-
strekken van het cognitieve gedragsprogramma,11 maar toch zovoort. Het is vooralsnog de vraag welke rol de huisarts zich
bleek dat het programma niet effectief en niet rendabel was. zou kunnen (of moeten) toe-eigenen bij het faciliteren van die
De resultaten dragen bij aan de erkenning dat gedrags- samenwerking, en uiteindelijk van een gezondere omgeving.
verandering (en daarmee de afname van chronische ziekten
Foto: Shutterstock/txking
Conclusie 3 Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Van Oppen P, Dekker J,
et al. Primary prevention of diabetes mellitus type 2 and cardiovascular
Ondanks de gunstige resultaten van leefstijlprogramma’s op diseases using a cognitive behavior program aimed at lifestyle changes in
het ontstaan van DM II en HVZ in hooggecontroleerd onder- people at risk: design of a randomized controlled trial. BMC Endocr Disord
2008;8:6.
zoek bleek dat het onder voor de huisartsenpraktijk gangbare 4 Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Knol DM, De Vet HCW, Nijpels G. Measu-
condities, zowel op de korte als op de langere termijn voor het ring pathways towards a healthier lifestyle: the Determinants of Lifestyle
Behavior Questionnaire (DLBQ). Patient Educ Couns 2011;85:e53-8.
geschatte risico en voor het leefstijlgedrag niets uitmaakte of 5 Schmidt MI, Duncan BB, Bang H, Pankow JS, Ballantyne CM, Golden SH, et
al. Identifying individuals at high risk for diabetes: The Atherosclerosis
patiënten het leefstijlprogramma kregen of alleen maar een
Risk in Communities study. Diabetes Care 2005;28:2013-8.
brochure met gezondheidsinformatie ontvingen. Leefstijlin- 6 Conroy RM, Pyorala K, Fitzgerald AP, Sans S, Menotti A, De Backer G, et al.
Estimation of ten-year risk of fatal cardiovascular disease in Europe: the
terventies zijn mogelijk pas effectief als ze naast individuele
SCORE project. Eur Heart J 2003;24:987-1003.
determinanten ook aangrijpen op omgevingsdeterminanten. 7 Miller WR, Rollnick S. Motivational Interviewing: preparing people for
change. 2nd ed. New York, London: Guilford Press, 2002.
In die zin blijven de individuele interventies relevant, hoewel 8 Mynors-Wallis LM. Problem-solving treatment in general psychiatric
het momenteel niet is aan te bevelen om de door ons onder- practice. Adv Psychiatr Treat 2001;7:417-25.
9 Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Kostense PJ, Dekker JM,
zochte interventie in te voeren in Nederlandse huisartsen- et al. Motivational interviewing and problem solving treatment to reduce
praktijken. ▪ type 2 diabetes and cardiovascular disease risk in real life: a randomized
controlled trial. Int J Behav Nutr Phys Act 2013;10:47.
10 Van Wier MF, Lakerveld J, Bot SD, Chinapaw MJ, Nijpels G, Van Tulder MW.
Literatuur Economic evaluation of a lifestyle intervention in primary care to prevent
type 2 diabetes mellitus and cardiovascular diseases: a randomized con-
1 Gillett M, Royle P, Snaith A, Scotland G, Poobalan A, Imamura M, et al. trolled trial. BMC Fam Pract 20134;14:45.
Non-pharmacological interventions to reduce the risk of diabetes in peo- 11 Lakerveld J, Bot S, Chinapaw MJ, Van Tulder MW, Kingo L, Nijpels G. Pro-
ple with impaired glucose regulation: a systematic review and economic cess evaluation of a lifestyle intervention to prevent diabetes and cardio-
evaluation. Health Technol Assess 2012;16:1-236. vascular diseases in primary care. Health Promot Pract 2012 Jul 6;13:696-
2 Cardona-Morrell M, Rychetnik L, Morrell SL, Espinel PT, Bauman A. Re- 706.
duction of diabetes risk in routine clinical practice: are physical activity 12 Lakerveld J, Brug J, Bot SD, Teixeira P, Rutter H, Woodward E, et al. Sustai-
and nutrition interventions feasible and are the outcomes from reference nable prevention of obesity through integrated strategies: The SPOT-
trials replicable? A systematic review and meta-analysis. BMC Public LIGHT project’s conceptual framework and design. BMC Public Health
Health 2010;10:653. 2012;12:793.
E
en niet-scrotale testikel (NST) is een aandoening waar- er sprake is van een NST. Dat dit niet altijd gebeurt, is een van
voor de huisarts incidenteel wordt geconsulteerd. Vol- de oorzaken van onnodig operatief ingrijpen.
gens cijfers van de tweede Nationale Studie was de incidentie De moeilijkste categorie is die van de verworven NST: de tes-
van cryptorchisme 0,4 : 1000.1 Dit betrof zuigelingen, maar tis is aanvankelijk wel in het scrotum gelegen, maar is daar
ook peuters en oudere kinderen. Jeugdartsen worden vaker vanaf de leeftijd van 4 à 5 jaar niet meer stabiel in te brengen.
met het probleem geconfronteerd omdat zij er systematisch De diagnose wordt te weinig gesteld vanwege onbekendheid
naar zoeken tijdens bezoeken van het kind aan het consulta- met het verschijnsel. Bij constateren van een NST op kinder-
tiebureau. Afhankelijk van regionale afspraken verwijzen zij leeftijd wordt niet altijd gevraagd naar de testisligging in de
dan naar de huisarts of rechtstreeks naar de tweede lijn ((kin- eerste levensjaren en wordt ervan uitgegaan dat het om een
der)uroloog, chirurg of kinderarts). aangeboren vorm gaat. Het niet onderkennen van een verwor-
Epidemiologische onderzoeken laten een NST-percentage ven NST is waarschijnlijk de hoofdoorzaak van de discrepan-
van rond de 1% zien bij pasgeborenen.2 In Nederland werden in tie tussen verwacht en geobserveerd aantal orchidopexieën in
2012 90.000 jongetjes geboren, wat betekent dat er ongeveer Nederland. 4 Driekwart van de verworven NST daalt spontaan
900 gevallen van aangeboren NST per jaar zullen zijn. In de 3
in bij het begin van de puberteit.5
jaren tachtig van de vorige eeuw werd geconstateerd dat het De diagnostiek vereist dus de nodige zorgvuldigheid en de
aantal operaties voor NST veel hoger is dan je zou verwachten testisligging moet goed geregistreerd worden. In de richtlijn
op basis van bovenstaand aantal. Dit leidde tot een consen- staat uitvoerig beschreven hoe het onderzoek bij vermoeden
susrichtlijn van het CBO en invoering van de testisregistratie van een NST moet worden uitgevoerd en dat herhaling van het
bij pasgeborenen (de ‘ballenkaart’). Twintig jaar later bleek onderzoek bij twijfel zinvol is. Het onderscheiden van de ver-
het aantal orchidopexieën echter onverminderd hoog, met schillende vormen van NST zou met de nieuwe richtlijn kun-
name door controverses over nut en noodzaak van operatief nen verbeteren.
ingrijpen bij verworven vormen van NST. Om deze reden is
in 2012 een multidisciplinaire richtlijn ‘Signalering van en Indicatie voor orchidopexie
verwijzing bij niet-scrotale testis’ opgesteld (zie ook nascho- Het voorkómen van schade aan de testis door een langdurige
ling in dit nummer: Huisarts Wet 2014;57:84-7). Zal het aantal abdominale ligging, met als mogelijke gevolgen een vermin-
onnodige orchidopexieën afnemen met het uitbrengen van derde fertiliteit en verhoogde kans op testistumoren, is reden
deze richtlijn? Voor een antwoord op die vraag bespreken we om een NST te opereren. Alleen bij aangeboren bilaterale NST
de twee belangrijkste problemen rond de NST: het stellen van heeft opereren een sterk positief effect op de fertiliteit, bij een
de juiste diagnose en het stellen van de indicatie voor orchi- aangeboren unilaterale NST of verworven NST is de invloed
dopexie en het tijdstip van opereren. van orchidopexie op vruchtbaarheid onzeker. Hetzelfde geldt
voor het tijdstip van opereren.
De juiste diagnose Bij de aangeboren NST was de aanbeveling lange tijd om te
Er zijn verschillende vormen van NST. De aangeboren vorm opereren in het tweede levensjaar. Omdat na 6 maanden spon-
wordt kort na geboorte vastgesteld. De cremasterreflex is dan tane indaling weinig meer voorkomt en de prognose voor het
nog afwezig en retractiliteit van de testis kan dan niet de oor- aantal geslachtscellen en herstelgroei van de testis bij vroeger
zaak zijn van het niet aantreffen van de testis in het scrotum. opereren beter lijkt, is het advies momenteel om tussen de 6 en
Spontane indaling van de aangeboren NST vindt in 73% van 12 maanden een orchidopexie te verrichten.6 Overigens zijn er
de gevallen plaats in de eerste half jaar na de geboorte. Tot die geen langetermijngegevens over fertiliteit beschikbaar die dit
tijd kan dus afgewacht worden. vroege tijdstip van opereren onderbouwen. Onlangs werden
De diagnostiek van de retractiele testis is lastiger: ooit heeft de resultaten gepubliceerd van een onderzoek waarin gemid-
de testis in het scrotum gelegen maar hij is daaruit verdwe- deld 25 jaar na een operatie vanwege aangeboren NST gekeken
nen door een sterke cremasterreflex. Ter voorkoming van werd naar vruchtbaarheid. De onderzoekers konden geen ver-
onnodige verwijzingen bij deze vorm van NST is adequate band vaststellen tussen fertiliteitsparameters en de leeftijd
registratie van de testisligging kort na de geboorte vereist waarop de orchidopexie plaatsvond.7
(in het digitaal dossier van de JGZ, het groeiboek en in de re- Bij verworven vormen van NST concluderen sommige au-
gistratie van de verloskundige of kinderarts) en raadpleging teurs op basis van de schaarse langetermijngegevens dat een
hiervan door degene die een kind onderzoekt met de vraag of orchidopexie niet leidt tot verbeterde fertiliteit. Er zijn wel en-
kele aanwijzingen voor het achterblijven in groei van een NST
die na het tweede jaar geopereerd wordt, maar onduidelijk is
of dit van invloed is op de kwaliteit van het sperma.5
UMCG, afdeling Huisartsgeneeskunde, Postbus 196, 9700 AD Groningen: dr. J.H. Dekker, huisarts
en universitair hoofddocent • Correspondentie: j.h.dekker@med.umcg.nl Zowel een aangeboren als verworven NST kent een groter
risico maligne te ontaarden vergeleken met een spontaan richtlijn ook weer andere argumenten opgenomen om te ope-
ingedaalde testis. Het risico op ontwikkeling van een tes- reren bij aangeboren en verworven unilaterale NST: ‘De tes-
tiscarcinoom in de niet ingedaalde testikel is echter niet tikel is een reserveorgaan en heeft mogelijk herstelpotentie’
significant kleiner als geopereerd wordt na ontdekking, ver- en: ‘De niet-ingedaalde testikel kan klachten geven in het
geleken met een operatie aan het begin van de puberteit, als liesgebied (pijn en risico op torsio testis).’ Deze argumenten
de testis dus de gelegenheid heeft gehad om alsnog spontaan zijn grotendeels gebaseerd op consensus en ervaring en niet
in te dalen.8 Dat wil zeggen: de kansen op een testistumor op onderzoeksgegevens. Daardoor blijft er ook in deze richtlijn
zijn wel groter bij een niet spontaan indalende testis, maar helaas ruimte voor diversiteit in beleid en is de vraag of het
die kans wordt niet beïnvloed door vroeg opereren, dus vóór beoogde doel, het aanzienlijk terugbrengen van het aantal on-
de puberteit. Opereren na het begin van de puberteit geeft nodige orchidopexieën, nu wel bereikt zal worden. ▪
wel een verhoogd risico op testismaligniteit . De conclusie
ligt daarom voor de hand dat we bij een verworven NST kun- Literatuur
nen wachten met opereren tot het begin van de puberteit. 1 Van der Linden MW, Westert GP, De Bakker D, Schellevis F. Tweede Natio-
nale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Utrecht:
NIVEL, 2004.
Wat zegt de nieuwe richtlijn? 2 Penson DF, Krishnaswami S, Jules A, Seroogy JC, McPheeters ML. Evalua-
tion and Treatment of Cryptorchidism. Comparative Effectiveness Review
De opstellers hebben een beslissingsanalyse uitgevoerd
No. 88, 2012; www.effectivehealthcare.ahrq.gov/reports/final.cfm.
waarin naast kansen op fertiliteit, testistumoren en opera- 3 Centraal Bureau voor de Statistiek. http://statline.cbs.nl.
4 Hack WWM, Sijstermans K, Van der Voort-Doedens LM, Meijer RW, Heij
tierisico’s de kwaliteit van leven van de patiënt met een NST
HA, Delemarre-van de Waal HA, et al. De niet-scrotale testis: huidige in-
is meegewogen. Het belang dat ouders en kind hechten aan zichten en advies voor behandeling. Ned Tijdschr Geneesk 2008;152:246-
52.
een normaal scrotumaspect (met twee testikels in het scro- 5 Hack WWM, Van der Voort-Doedens LM, Goede J, van Dijk JM, Meijer RW,
tum), wordt meegenomen in het gesprek met ouders en kind Sijstermans K. Natural history and long-term testicular growth of ac-
quired undescended testis after spontaneous descent or pubertal orchido-
over wel of niet opereren. Dit ‘cosmetische argument’ is dan pexy. BJUI 2010;106:1052-9.
de belangrijkste reden om te opereren voordat de puberteit is 6 Van der Horst HJR, De Gier RPE, De Jong TPVM, Van den Hoek J, Callewaert
PRH, Feitz WFJ. De niet-scrotale testis: argumenten vóór vroeg behande-
bereikt. De richtlijn stelt voor dit gesprek te laten voeren door len, mits retractiele testis en verworven niet-scrotale testis zijn uitgeslo-
de huisarts of door de kinderarts/chirurg/uroloog, afhan- ten. Ned Tijdschr Geneesk 2008;152:253-8.
7 Van Brakel J, Kranse R, De Muinck Keizer-Schrama SM, Hendriks AE, De
kelijk van lokale afspraken. Wordt gekozen voor afwachten, Jong FH, Bangma CH, et al. Fertility potential in men with a history of
dan is de aanbeveling regelmatig controles af te spreken tot congenital undescended testes: a long-term follow-up study. Andrology
2013;1:100-8.
het begin van de puberteit. Dit is een helder beleid en het lijkt 8 Pettersson A, Richiardi L, Nordenskjold A, Kaijser M, Akre O. Age at sur-
gery for undescended testis and risk of testicular cancer. N Engl J Med
winst dat ook het patiëntenperspectief wordt meegenomen
2007;356:1835-41.
in de besluitvorming.
Echter: na een expertbijeenkomst in 2012 zijn er in de
Klinische lessen praktijk willen wij u aanmoedigen uw gedachten van de huisarts gedurende
Belangrijkste wijzigingen hoeksteen van de onderhoudsbehan- met astma beschreven [tabel 1], geba-
NH G-S ta nda a r d
•• Bij de controle van astma worden drie deling van astma. seerd op symptomen, longfunctie,
niveaus (volledige, gedeeltelijke, onvol- •• Kinderen met astma voor wie onder- beperkingen en gebruik van noodme-
doende astmacontrole) onderscheiden houdsmedicatie nodig is moeten regel- dicatie. Deze maat wordt ook gebruikt
op grond waarvan het beleid wordt matig worden gecontroleerd. in de richtlijn van de Global Initiative for
aangepast. Asthma (GINA) en de zorgstandaard Ast-
•• Meer aandacht voor het feit dat meer Inleiding ma bij kinderen en jongeren.
dan de helft van de kinderen met epi- De NHG-Standaard Astma bij kinderen Allergische prikkels: allergenen die lei-
sodisch expiratoir piepen op de leeftijd geeft richtlijnen voor diagnostiek en den tot een IgE-gemedieerde verhoog-
van zes jaar geen klachten meer heeft. het beleid bij (vermoeden van) astma de gevoeligheid van de luchtwegen via
M24 bij kinderen.1 Astma is de meest voor- een chronische ontstekingsreactie.
Kernboodschappen komende chronische aandoening bij Veelvoorkomende allergenen zijn huis-
•• Astma is een klinische diagnose, die bij kinderen.2 In de standaard wordt onder- stofmijt, pollen (bijvoorbeeld van bo-
kinderen vanaf zes jaar ondersteund scheid gemaakt tussen kinderen tot zes men of grassen) en harige huisdieren.
kan worden met spirometrie. Expira- jaar en kinderen van zes jaar en ouder, Niet-allergische prikkels: prikkels die
toir piepen is het kernsymptoom van omdat zowel de diagnostiek als het be- leiden tot een verhoogde gevoeligheid
astma. leid verschillend is. Aanleidingen voor van de luchtwegen, bijvoorbeeld na
•• Bij kinderen tot zes jaar wordt veelal de de herziening van deze standaard zijn virale luchtweginfecties, tijdens of na
symptoomdiagnose episodisch expira- de ontwikkeling van de zorgstandaard inspanning of blootstelling aan koude
toir piepen gehanteerd en soms astma, Astma bij kinderen en jongeren en de of vochtige lucht, mist, (tabaks)rook,
bij kinderen van zes jaar en ouder veelal herziening van de richtlijn Astma bij stof, luchtverontreiniging, baklucht,
de diagnose (allergisch) astma. kinderen van de Nederlandse Vereni- verflucht, parfumluchtjes of emoties.
•• Het diagnosticeren van astma bij kin- ging voor Kindergeneeskunde. Episodisch expiratoir piepen (‘episodisch
deren tot zes jaar is moeilijk omdat het De huisarts kan het grootste deel van piepen’ in de rest van de tekst): episo-
uitgesproken astmapatroon veelal nog de kinderen met de symptoomdiagnose disch (twee of meer episodes in de voor-
afwezig is en mogelijkheden voor spiro- episodisch expiratoir piepen of de diag- geschiedenis) piepende uitademing, al
metrie ontbreken. Bij kinderen van zes nose astma begeleiden en behandelen. dan niet met hoesten, meestal ten tijde
jaar en ouder wordt, bij vermoeden van Bij ernstige klachten of gedeeltelijk of van een bovensteluchtweginfectie. Dit
astma, een screeningsonderzoek op in- onvoldoende gecontroleerd astma wordt is een symptoomdiagnose die bij jonge
halatieallergenen aanbevolen. verwijzing naar en/of samenwerking met kinderen (tot zes jaar) gesteld wordt.
•• Het doel van de behandeling van kinde- een kinder(long)arts aanbevolen. Inspanningsastma: astmatische symp-
ren met astma is het bereiken van vol- tomen uitgelokt door inspanning.3
ledige astmacontrole; dat wil zeggen Achtergronden Reversibiliteit: tijdens spirometrie
tweemaal of minder per week symp- Begrippen aangetoonde toename van de FEV1 van
tomen overdag en geen symptomen Astmacontrole: met dit begrip wordt de 12% of meer na bronchodilatatie ten
’s nachts, geen beperkingen in activi- mate van actuele controle van een kind opzichte van de uitgangswaarde (voor-
teiten, tweemaal of minder per week
gebruik van noodmedicatie en een nor-
Inbreng van de patiënt afwijken van het hierna beschreven beleid
male longfunctie. De NHG-Standaarden geven richtlijnen kunnen rechtvaardigen. Dat laat onverlet
•• Ontraad roken door ouders/verzor- voor het handelen van de huisarts; de rol dat deze standaard bedoeld is om te fun-
van de huisarts staat dan ook centraal. geren als maat en houvast.
gers in de omgeving van kinderen en
Daarbij geldt echter altijd dat factoren van
vanzelfsprekend het starten van roken Delegeren van taken
de kant van de patiënt het beleid mede be-
door kinderen zelf. NHG-Standaarden bevatten richtlijnen
palen. Om praktische redenen komt dit
voor huisartsen. Dit betekent niet dat de
•• Het starten van astmamedicatie bij uitgangspunt niet telkens opnieuw in de
huisarts alle genoemde taken persoonlijk
richtlijn aan de orde, maar wordt het hier
kinderen tot zes jaar heeft altijd plaats moet verrichten. Sommige taken kunnen
expliciet vermeld. De huisarts stelt waar
in het kader van een proefbehandeling worden gedelegeerd aan de praktijkassis-
mogelijk het beleid vast in samenspraak
tente, praktijkondersteuner of praktijk-
en dient daarom geëvalueerd te wor- met de patiënt, met inachtneming van
verpleegkundige, mits zij worden onder-
den. diens specifieke omstandigheden en met
steund door duidelijke werkafspraken,
erkenning van diens eigen verantwoorde-
•• Inhalatiecorticosteroïden (ICS) zijn de lijkheid, waarbij adequate voorlichting een
waarin wordt vastgelegd in welke situa-
ties de huisarts moet worden geraad-
voorwaarde is.
pleegd en mits de huisarts toeziet op de
Afweging door de huisarts kwaliteit. Omdat de feitelijke keuze van de
Bindels PJE, Van de Griendt EJ, Grol MH, Van Hensbergen W, Steenkamer
TA, Uijen JHJM, Burgers JS, Geijer RMM, Tuut MK. NHG-Standaard Ast-
Het persoonlijk inzicht van de huisarts is te delegeren taken sterk afhankelijk is van
ma bij kinderen (derde herziening). Huisarts Wet 2014;57(2):70-80. uiteraard bij alle richtlijnen een belangrijk de lokale situatie, bevatten de standaar-
aspect. Afweging van de relevante facto- den daarvoor geen concrete aanbevelin-
De standaard en de wetenschappelijke verantwoording zijn geactuali- ren in de concrete situatie zal beredeneerd gen.
seerd ten opzichte van de vorige versie (Huisarts Wet 2006;49(11):557-72).
Tabel 1 Mate van astmacontrole, analoog aan GINA-richtlijnen (Global Initiative for Asthma)
beeld: FEV1-toename van 1000 ml naar
≥ 1120 ml). In het longfunctielaborato- Beoordeling actuele controle (bij voorkeur gedurende een periode van 4 weken)
Volledige controle Gedeeltelijke controle Onvoldoende controle
rium in het ziekenhuis wordt veelal als
(alle onderstaande items (1 of 2 van onderstaande items (3 of meer van onderstaande items
grenswaarde een toename van de FEV1 aanwezig) aanwezig in willekeurige week) aanwezig in willekeurige
met 9% of meer van voorspeld gebruikt week)*
(voorbeeld: FEV1-toename van 90% naar Symptomen overdag 2 maal of minder/week 3 maal of meer/week 3 maal of meer/week
≥ 99% van voorspeld).
Beperking activiteiten Geen Ja Ja
Bronchiale hyperreactiviteit: verhoogde
reactiviteit van de luchtwegen voor al-
Nachtelijke symptomen Geen Ja Ja
lergische of niet-allergische prikkels.
Gebruik noodmedicatie 2 maal of minder/week 3 maal of meer/week 3 maal of meer/week
Bij kinderen tot 6 jaar zal meestal worden
volstaan met het stellen van de symp- Spirometrie Normaal Afwijkend Afwijkend
toomdiagnose ‘recidiverend (expiratoir) * Elke exacerbatie wordt gezien als onvoldoende controle.
ren. Kinderen woonachtig in grote ste- allergeenvrij dieet voor te schrijven ter wegen, besteedt de huisarts aandacht
den hebben vaker luchtwegklachten en vermindering van het risico op atopie aan het volgende:
astma dan kinderen op het platteland. en astma bij het kind.11 Het geven van •• ernst, duur en patroon van de lucht-
Er is een sterke correlatie tussen astma, borstvoeding zoals door de WHO aan- wegklachten:
allergische rinitis en constitutioneel ec- bevolen lijkt een tijdelijk beschermend ––piepende uitademing (kernsymp-
zeem bij kinderen.6 effect op het ontstaan van astma en toom), hoesten, kortademigheid;
Astma op kinderleeftijd hoeft niet eczeem te hebben. Het blijft onzeker of ––invloed van de klachten op het func-
te leiden tot astma in het latere leven. borstvoeding het risico op het ontstaan tioneren overdag, thuis of op school
Ruim eenderde van alle kinderen maakt van astma daadwerkelijk vermindert.12 (zoals schoolverzuim) en ’s nachts;
één of meer periodes met expiratoir pie- Of een dieet tijdens de lactatieperi- ––de frequentie (incidenteel, regelma-
pen door vóór de leeftijd van 3 jaar, veelal ode effectief is om de ontwikkeling van tig, dagelijks) en duur van de episo-
aansluitend aan virale bovenstelucht- astma te voorkomen, is onvoldoende des en de duur van symptoomvrije
weginfecties. Meer dan de helft van bekend. De rol die blootstelling aan in- periodes tussen de aanvallen;
deze kinderen heeft op de leeftijd van 6 fecties op jonge leeftijd speelt in de ont- •• aanwijzingen voor allergische prik-
jaar geen klachten meer. Bij tweederde wikkeling van het immuunsysteem en kels:
van de kinderen bij wie de diagnose de invloed daarvan op het ontwikkelen ––klachten passend bij een allergische
astma is gesteld op de leeftijd van 6 jaar van astma en andere allergische aan- rinitis;
of ouder, verdwijnen de symptomen en doeningen is niet duidelijk. Vaccinaties ––optreden of verergeren van klachten
klachten vóór of rond de puberteit. Bij de zoals die binnen het Rijksvaccinatiepro- in een vochtige omgeving (huisstof-
helft van deze groep treden later echter gramma gegeven worden hebben geen mijt), in voorjaar (pollen van bomen)
opnieuw klachten op.7 invloed op het ontstaan van astma.13 of zomer (pollen van grassen, on-
De symptoomdiagnose episodisch kruiden), bij contact met dieren (kat-
Pathofysiologie en etiologie piepen op kinderleeftijd kent verschil- ten, honden, knaagdieren, paarden)
Astma is een aanvalsgewijs optredende lende klinische patronen (‘fenotypes’). of door andere factoren;
bronchusobstructie op basis van ver- Er kan geen betrouwbaar onderscheid •• aanwijzingen voor niet-allergische
hoogde gevoeligheid van de luchtwegen worden gemaakt in fenotype als het prikkels:
voor allergische prikkels (IgE-gemedi- kind zich voor het eerst presenteert met ––persisterende klachten na virale
eerd) en voor niet-allergische prikkels piepen. Het meest voorkomende fenoty- luchtweginfecties;
(inspanning, rook, stof, mist, kou, virale pe, vooral bij kinderen tot 6 jaar, is perio- ––klachten, of verergering van klach-
infecties) met als pathologisch substraat diek piepen, hoesten en kortademigheid ten, bij blootstelling aan koude of
een chronische ontstekingsreactie. Bij geassocieerd met virale bovenstelucht- vochtige lucht, mist, (tabaks)rook,
astma spelen dezelfde pathofysiologi- weginfecties; tussendoor zijn de kinde- stof, luchtverontreiniging, baklucht,
sche mechanismen een rol als bij al- ren symptoomvrij. Een minderheid van verflucht, parfumluchtjes of emo-
lergische rinitis (zie de NHG-Standaard de kinderen ontwikkelt piepen dat ook ties;
Allergische en niet-allergische rhinitis). optreedt bij andere prikkels. Zij hebben ––luchtwegklachten tijdens of na li-
Naast genetische factoren spelen omge- mogelijk meer kans op astma. Obesitas chamelijke inspanning;
vingsfactoren een belangrijke rol bij het lijkt de herkenning en behandeling van •• roken:
ontwikkelen van astma. Sensibilisatie astma te compliceren.14 ––door ouders, verzorgers of anderen in
voor inhalatieallergenen is de belang- de omgeving van het kind;
rijkste risicofactor. Roken van de moe- Richtlijnen diagnostiek ––door het kind zelf.
der tijdens de zwangerschap heeft een De presentatie van de klachten is leef-
nadelig effect op de longfunctie van het tijdgebonden. Op jonge leeftijd zijn deze Overige aandachtspunten:
kind en geeft meer luchtwegklachten klachten vooral een recidiverende, pie- •• voorgeschiedenis:
in de eerste levensjaren en mogelijk ook pende uitademing en hoesten. Op ou- ––frequente luchtweginfecties of eer-
op latere leeftijd.8 Roken door ouders of dere leeftijd komt het klassieke patroon dere periodes met hoesten, piepen of
verzorgers na de geboorte leidt tot meer van aanvalsgewijze klachten van pie- ‘bronchitis’;
en ernstiger luchtwegklachten bij kin- pende uitademing en kortademigheid ––andere atopische aandoeningen, zo-
deren met astma.9 Kinderen met consti- meer voor. als constitutioneel eczeem;
tutioneel eczeem hebben een verhoogde Voor acute benauwdheid: zie Richt- ––eerder verricht allergie- of longfunc-
kans op astma.10 lijnen acute ernstige kortademigheid in deze tieonderzoek;
Primaire preventie van astma is niet standaard. ––in het verleden gebruikte medica-
mogelijk. Het is niet zinvol om vrouwen tie voor de luchtwegen en het effect
met een verhoogd risico op het krijgen Anamnese daarvan;
van een kind met een atopische aan- Als er op basis van het klachtenpatroon ––genomen preventieve maatregelen
doening tijdens de zwangerschap een redenen zijn de diagnose astma te over- en het effect daarvan;
Tabel 2 Waarschijnlijkheid diagnose astma (bron: NVK-richtlijn 2013; aangepaste versie vanuit
––perinatale gegevens, zoals prema- BTS-guideline (British Thoracic Society)
turiteit, laag geboortegewicht of
Aanwijzingen ▪▪ Meer dan één van de volgende kenmerken: piepen (kernsymptoom),
postnatale zuurstoftoediening en/of
die de diagnose hoesten, kortademigheid of benauwdheid, vooral als deze sympto-
kunstmatige beademing (broncho- astma men:
pulmonale dysplasie); waarschijnlijker –– vaak voorkomen en terugkeren;
maken –– ’s nachts het ergst zijn;
––groeiachterstand nu of in het verle-
–– optreden in reactie op inspanning of andere prikkels zoals
den; blootstelling aan allergenen, sigarettenrook, koude of vochtige
•• familie: lucht, of bij emoties of slappe lach.
––het vóórkomen van luchtwegproble- ▪▪ Aangetoond specifiek IgE tegen inhalatieallergenen.
▪▪ Voorgeschiedenis met atopische aandoening.
men of atopische aandoeningen bij
▪▪ Familieanamnese van atopische aandoening en/of astma.
gezinsleden. ▪▪ Piepend verlengd expirium over meerdere longvelden bij auscultatie.
▪▪ Duidelijke verbetering van symptomen of longfunctie in reactie op
Lichamelijk onderzoek kortwerkende luchtwegverwijder.
Aanwijzingen ▪▪ Alleen symptomen ten tijde van verkoudheid/bovensteluchtwegin-
De huisarts:
die de diagnose fectie.
•• onderzoekt het kind en let daarbij op astma minder waarschijnlijk ▪▪ Alleen hoesten zonder piepen of kortademigheid.
de aanwezigheid van kortademigheid maken ▪▪ Langer durende productieve hoest in de anamnese.
(verhoogde ademfrequentie, intrek- ▪▪ Klachten van duizeligheid, lichtheid in het hoofd, tintelingen in
handen, voeten en rond de mond.
kingen sub- of intercostaal, neusvleu-
▪▪ Bij herhaling normaal lichamelijk onderzoek ten tijde van symptomen.
gelen, gebruik van hulpademhalings- ▪▪ Normale longfunctie ten tijde van symptomen.
spieren, cyanose); ▪▪ Geen respons op proefbehandeling.
▪▪ Klinische verschijnselen die passen bij een andere diagnose.
•• onderzoekt keel, neus en oren bij ver-
moeden van een bovensteluchtwegin-
fectie; •• Bij kinderen van zes jaar en ouder: waarde bestaat geen consensus; dit
•• inspecteert de voorkeurslokalisaties ––verricht een screeningsonderzoek wordt beschouwd als een lichte vorm
van constitutioneel eczeem bij ver- op inhalatieallergenen, ongeacht van reversibiliteit. In een longfunc-
moeden van een atopische constitutie; de aan- of afwezigheid van aanwij- tielaboratorium in het ziekenhuis
•• ausculteert hart en longen, let daarbij zingen voor een allergische oorzaak wordt veelal de mate van reversibi-
op de aanwezigheid van souffles, ver- of allergische rinitis, aangezien dit liteit uitgedrukt als percentage van
lengd expirium en/of expiratoir pie- richting kan geven aan het sane- de voorspelde waarde. Een toename
pen, en bepaalt de ademhalings- en ringsbeleid; van de FEV1 met 9% of meer van de
hartfrequentie.15 ––bij hoge waarschijnlijkheid voor het voorspelde waarde ondersteunt dan
bestaan van astma, zoals een reeds de diagnose astma. Het vereist veel
Daarnaast let de huisarts op: geobserveerde duidelijke klinische oefening en een ervaren longfunc-
•• de aanwezigheid van obesitas omdat afname van dyspneu en piepen na tieassistente om kinderen technisch
dit de diagnostiek en behandeling van toediening van een kortwerkend bè- goed te laten blazen bij spirome-
astma mogelijk kan compliceren; ta-2-sympathicomimeticum (SABA; trisch onderzoek.
•• (afbuigen van) de lengte- en/of ge- short-acting beta-2-agonist) door de
wichtscurve; huisarts, heeft diagnostische spiro- Bij de diagnostiek van astma heeft de
•• (achterblijven in) de psychomotorische metrie weinig toegevoegde waarde; piekstroommeter geen plaats meer.
ontwikkeling. spirometrie is evenmin zinvol bij Bij screenend onderzoek op inhalatie
een beperkte waarschijnlijkheid voor allergenen wordt het bloed getest op de
Deze laatste twee aspecten zijn van be- het bestaan van astma. Spirometrie aanwezigheid van antistoffen tegen de
lang in het kader van het volgen van een (flowvolumecurve met meting van belangrijkste inhalatieallergenen: huis-
kind met een chronische aandoening in FEV1 en FVC en reversibiliteitstest) stofmijt, gras- en boompollen, hond, kat,
het algemeen. kan een toegevoegde waarde heb- schimmels en kruidpollen. Bij vermoe-
ben bij twijfel aan de diagnose astma den van een allergie voor knaagdieren
Aanvullend onderzoek (diagnostische spirometrie).16,17 Ver- wordt – ook als het screeningsonderzoek
•• Bij kinderen van één tot zes jaar: verricht richt spirometrie bij voorkeur op het negatief is – het desbetreffende aller-
screeningsonderzoek op inhalatieal- moment dat het kind klachten heeft. geenspecifieke IgE aangevraagd.
lergenen bij kinderen met anamnesti- Aanwezigheid van reversibiliteit Onderzoek naar sensibilisatie van
sche aanwijzingen voor een allergie om de (FEV1-toename van 12% of meer ten voedselallergenen heeft geen toege-
diagnose astma meer of minder waar- opzichte van de uitgangswaarde) on- voegde waarde. Ook meting van stik-
schijnlijk te maken, indien de uitslag dersteunt de diagnose astma. Over stofmonoxide (FeNO) heeft geen plaats
directe consequenties voor het verdere de interpretatie van een toename in de eerstelijnsdiagnostiek.18 Een tho-
beleid heeft. tussen 9 en 12% van de uitgangs- raxfoto is niet zinvol bij de diagnostiek
van astma bij kinderen. Een thoraxfoto •• aard van de aandoening: over astma bij kinderen op de NHG-pu-
kan worden aangevraagd om een andere ––episodisch piepen is een symptoom- bliekswebsite www.thuisarts.nl of de
diagnose, zoals een pneumonie of pneu- diagnose bij jonge kinderen die een betreffende tekst (voorheen NHG-Pa
mothorax, aan te tonen of uit te sluiten. piepende uitademing hebben, vooral tiëntenbrief) meegeven (via het HIS).
na virale luchtweginfecties. Slechts Deze patiënteninformatie is gebaseerd
Evaluatie een minderheid van deze kinderen op de NHG-Standaard. Daarnaast is een
Bij kinderen tot zes jaar stelt de huisarts de ontwikkelt op latere leeftijd astma; patiëntenversie van de zorgstandaard
symptoomdiagnose episodisch piepen bij ––astma is in het algemeen een goed astma bij kinderen en jongeren beschik-
twee of meer episodes met expiratoir pie- behandelbare aandoening waarbij de baar en kan de huisarts voor praktische
pen en alleen in uitgesproken gevallen, klachten uitgelokt kunnen worden informatie aan ouders en kind wijzen
zie [tabel 2], de diagnose (waarschijnlijk) door virale luchtweginfecties, aller- op het bestaan van het Longfonds (zie
astma. Een negatief screeningsonderzoek gische prikkels (vooral huisstofmijt, www.longfonds.nl).
op inhalatieallergenen sluit het ontwik- huisdieren, gras- en boompollen) en
kelen van een inhalatieallergie niet uit. niet-allergische prikkels (vocht, stof, Niet-medicamenteuze advisering
Bij kinderen van zes jaar en ouder is astma rook, kou, inspanning); Niet roken. Het streven naar een rookvrije
meer of minder waarschijnlijk, afhanke- •• manier waarop het kind en de ouders omgeving is de belangrijkste niet-me-
lijk van aanwezigheid van de aanwijzin- met de aandoening omgaan: dicamenteuze maatregel. De huisarts
gen in [tabel 2]. ––bespreek belemmeringen in het dient roken door het kind zelf, door ou-
functioneren door angst voor kort- ders/verzorgers of door anderen in de
Differentiaaldiagnoses ademigheid; omgeving van het kind dringend af te
•• Denk bij kinderen tot 1 jaar die langdu- ––bespreek tevens de mogelijke schaam- raden (zie ook de NHG-Standaard Stop-
rig hoesten of piepen ook aan tracheo- of te voor het gebruik van medicatie in pen met roken).
bronchomalacie, aangeboren afwij- gezelschap en op school;21 Influenzavaccinatie. Voor advies over in-
kingen van hart of grote vaten, of een ––sporten wordt, net als bij kinderen fluenzavaccinatie wordt verwezen naar
corpus alienum in de onderste lucht- zonder astma, aanbevolen. Indien een de NHG-Standaard Influenza en influ-
wegen.19 De diagnostiek naar cystische kind inspanningsgebonden klachten enzavaccinatie.22
fibrose is in 2011 in het hielprikonder- heeft, kan het voor het sporten een Saneren. Het bewijs voor de effectiviteit
zoek bij pasgeborenen opgenomen; cys- kortwerkend bèta-2-sympathicomi- van huisstofmijtsanering is beperkt.23
tische fibrose zal dus differentiaaldiag- meticum inhaleren; Rekening houdend met het individuele
nostisch minder vaak een rol spelen. •• doel en werking van de medicatie: klachtenpatroon en de (financiële) mo-
•• Denk bij acute benauwdheid ook aan ––bij incidentele klachten worden kort- gelijkheden kan bij een positieve test op
bronchiolitis, pseudokroep en een cor- werkende luchtwegverwijders per in- inhalatieallergenen en afhankelijk van
pus alienum. Voor de behandeling van halatie gebruikt en bij meer frequen- de ernst van de klachten aandacht be-
bronchiolitis en pseudokroep wordt te klachten ontstekingsremmers per steed worden aan de volgende aspecten:
verwezen naar de NHG-Standaard inhalatie; het is essentieel dat ont- •• vermijden van contact met huisdie-
Acuut hoesten. stekingsremmers dagelijks gebruikt ren;24
•• Denk bij kinderen ouder dan twaalf worden met daarnaast ‘zo nodig’ •• vermindering van de blootstelling aan
jaar met benauwdheid die niet goed kortwerkende luchtwegverwijders; huisstofmijt.25
reageert op luchtwegverwijding en die •• instructie van de inhalatietechniek:
gepaard gaat met bijvoorbeeld druk op ––benadruk het belang van een goe- Daarnaast kan het vermijden van niet-
de borst, tremoren en paresthesieën de inhalatietechniek. De huisarts allergische prikkels besproken worden
ook aan stressgerelateerde ademha- stemt met de apotheker af wie de afhankelijk van een anamnestisch ver-
lingsproblemen.20 inhalatie-instructie geeft en wie de band met een of meer niet-allergische
inhalatietechniek periodiek contro- prikkels (bijvoorbeeld parfumlucht,
Richtlijnen behandeling leert; baklucht, overgang van warme naar
Doel van de behandeling van alle kinde- •• het zorgproces: koude lucht, inspanning).
ren met astma is een zo goed mogelijke ––de huisarts informeert de patiënt Ademhalingsoefeningen. Ademhalings-
astmacontrole, al dan niet met medica- over de gewenste frequentie van con- oefeningen ter behandeling van het ast-
tie in een zo laag mogelijke dosering en troleafspraken en de rol van de prak- ma door de fysiotherapeut of logopedist
toedieningsfrequentie en met zo min tijkondersteuner daarbij. kunnen in bepaalde situaties wellicht
mogelijk bijwerkingen [tabel 1]. zinvol zijn. Bewijs hiervoor ontbreekt
In aansluiting op de gegeven monde- echter.26
Voorlichting en begeleiding linge voorlichting kan de huisarts de Lichaamsbeweging. De huisarts advi-
De huisarts geeft voorlichting over de patiënt verwijzen naar de informatie seert ook bij kinderen met astma de Ne-
volgende aspecten:
derlandse beweegnorm voor kinderen: gebruikt, wel als alleen incidenteel heid van ICS niet vast.
ten minste twee keer dertig minuten medicatie noodzakelijk is, zoals bij De vier beschikbare soorten ICS
per dag matig intensief bewegen (zoals inspanningsastma. In dat geval kan zijn even werkzaam.34 Van belang is bij
stevig doorfietsen). Stem de adviezen af worden volstaan met een kortwer- het individuele kind de optimale toe-
op de mogelijkheden, wensen en moti- kend bèta-2-sympathicomimeticum dieningsvorm vast te stellen, en een
vatie van het kind (en de ouders). (short-acting beta-2-agonist; SABA) hierbij passend ICS voor te schrijven in
Obesitas of overgewicht. Hoewel niet [tabel 4].28 Bij gebruik van hoge doses een normale dagdosering, zie [tabel 5].
vaststaat dat gewichtsreductie bij kin- bèta-2-sympathicomimetica kunnen Beclometason extra fijn heeft een be-
deren met astma en obesitas effectief bijwerkingen optreden zoals tremor tere longdepositie dan beclometason en
is voor de verbetering van astma, is af- van handen en vingers, hoofdpijn, pe- moet daardoor lager gedoseerd worden.
vallen aangewezen om algemene ge- rifere vaatverwijding en stijging van
zondheidsredenen en omdat obesitas de de hartfrequentie. Om tandbederf te Combinatie van ontstekingsremmers en lang-
behandeling van astma mogelijk com- voorkomen wordt aangeraden na ge- werkende bèta-2-sympathicomimetica.
pliceert.14 bruik van bèta-2-sympathicomimetica Bij kinderen is niet aangetoond dat een
de mond te spoelen.29 Voor de toepas- combinatie van een ontstekingsremmer
Medicamenteuze therapie sing van anticholinergica bij kinderen en een langwerkend bèta-2-sympathi-
Algemene principes is onvoldoende onderbouwing.30 comimeticum (long-acting beta-2-ago-
•• De voorkeur gaat uit naar inhalatie- nist, LABA) aanvullende waarde heeft
medicatie. Hiervan bestaan twee soor- Onderhoudsbehandeling met ontstekingsrem- boven het gebruik van een ontstekings-
ten toedieningsvormen [tabel 3]: mers. Inhalatiecorticosteroïden (ICS) zijn remmer alleen. De standaard adviseert
––dosisaerosolen: een dosisaerosol de meest werkzame anti-inflammatoire LABA (in combinatie met ICS) alleen na
dient altijd in combinatie met een middelen. Zij worden gebruikt ter ver- consultatie van of verwijzing naar de
voorzetkamer gebruikt te worden mindering van de ontsteking van de kinder(long)arts, voor te schrijven bij
(tenzij het een ademgestuurde do- luchtwegen, waardoor luchtwegsymp- kinderen met gedeeltelijke of onvol-
sisaerosol betreft); een dosisaerosol tomen en longfunctie verbeteren.31 doende astmacontrole met een normale
zonder voorzetkamer heeft als na- De werking van ICS is minder effec- dagdosering ICS, zie [tabel 5].35
deel dat het tegelijk indrukken en tief indien de patiënt (mee)rookt. De 32
Tabel 3 Toedieningsvormen*
2 weken dagelijks een SABA voor, zie ICS gedurende minimaal 6 weken, zie
Leeftijd Toedieningsvorm [tabel 4]; [tabel 5];
0-12 maanden dosisaerosol met voorzetka-
•• evalueer het effect na 1 tot 2 weken en •• voeg bij patiënten met intermitteren-
mer plus babymasker
stop de medicatie indien de klachten de symptomen die ≥ 3 inhalaties van
1-4 jaar dosisaerosol met voorzetka-
mer plus kindermasker over zijn; bij persisteren van de klach- een luchtwegverwijder per week nodig
> 4-6 jaar dosisaerosol met voorzetka- ten maar wel goed effect van de inhala- hebben een ICS gedurende minimaal 6
mer plus mondstuk tiemedicatie kan de behandeling nog 1 weken toe, ook als de symptomen al-
> 6 jaar dosisaerosol met voorzetka- tot 2 weken gecontinueerd worden. leen bij inspanning optreden;
mer plus mondstuk,
Stap 2 •• controleer het kind in de instelfase tel-
dosisaerosol ademgestuurd,
poederinhalator •• heroverweeg de diagnose bij onvol- kens na 2 tot 4 weken en verminder bij
*De leeftijdsgrenzen zijn arbitrair; het hangt van doende effect en adequate inhalatie; het bereiken van volledige astmacon-
de inspiratiekracht van het individuele kind af •• als de symptoomdiagnose episodisch trole de dosering ICS in periodes van 12
wanneer het een poederinhalator kan gaan piepen of (allergisch) astma de meest weken, tot de minimale dagelijkse do-
gebruiken. Streef bij gebruik van verschillende
waarschijnlijke diagnose blijft, voeg sering waarbij het kind klachtenvrij is.
middelen naar uniformiteit in de toedieningsvorm.
dan een ICS toe gedurende minimaal 6 Stap 3
•• het vermijden van (niet-)allergene weken, zie [tabel 5]; •• als bij gebruik gedurende 12 weken van
prikkels. •• overweeg ook een proefbehandeling een normale dosis ICS geen volledige
met een ICS gedurende minimaal 6 we- astmacontrole behaald is, wordt de
Heroverweeg de diagnose astma indien ken indien de klachten na het staken reden daarvan nagegaan, zoals thera-
bij goed gebruik van de medicatie de van een SABA binnen 4 weken recidi- pieontrouw, verkeerde inhalatietech-
klachten persisteren. veren; niek of blootstelling aan prikkels;
––controleer het kind in de instelfase •• bij gedeeltelijke of onvoldoende astma-
Kinderen jonger dan 1 jaar telkens na 2 tot 4 weken en vermin- controle ondanks adequate opvolging
Behandeling met SABA bij kinderen der bij afwezigheid van symptomen van de medicamenteuze en niet-me-
jonger dan 1 jaar heeft het karakter van de dosering ICS, in periodes van 4 tot dicamenteuze adviezen en een goede
een proefbehandeling die geëvalueerd 6 weken, tot de minimale dosering inhalatietechniek, is er een indicatie
dient te worden. Bij ernstig benauwde waarbij het kind klachtenvrij is; voor verwijzing naar de kinder(long)
kinderen wordt geadviseerd dit tijdens ––verwijs het kind bij niet bereiken van arts;
het consult te doen. Starten met behan- volledige astmacontrole met een nor- •• starten met LABA in combinatie met
deling met ICS bij kinderen jonger dan 1 male dagdosering ICS (zie [tabel 5]) naar ICS in de eerste lijn wordt niet aanbe-
jaar wordt niet geadviseerd zonder ver- de kinder(long)arts. volen.
dere diagnostiek door een kinder(long)
arts. Kinderen van 6 jaar en ouder Comorbiditeit
Stap 1 Astma en allergische rinitis komen
Kinderen 1 tot 6 jaar •• start bij intermitterend optreden van vaak samen voor en kunnen elkaar be-
Het starten van medicatie onder de 6 symptomen (eenmaal per week of ïnvloeden. Indien een kind met astma
jaar heeft het karakter van een proefbe- minder) symptomatisch met een SABA tevens allergische rinitis heeft, is het
handeling, omdat er meestal sprake is ‘zo nodig’, zie [tabel 4]; adviseer een belangrijk dit te behandelen (zie de
van een symptoomdiagnose episodisch consult bij ≥ 3 keer per week gebruik NHG-Standaard Allergische en niet-al-
piepen. Het effect van elke proefbehan- van een SABA; lergische rhinitis).37 Verondersteld werd
deling dient geëvalueerd te worden. Het •• geef bij inspanningsastma 10 tot 15 dat gastro-oesofageale reflux een nega-
starten met en de duur van een proefbe- minuten vóór de inspanning een tieve invloed had op de astmacontrole.
handeling zijn afhankelijk van de ernst, SABA, 1 of 2 inhalaties; dit geeft onge- Er is echter geen bewijs dat behandelen
de aard en de duur van de klachten en de veer 2 uur luchtwegverwijding. van een niet-symptomatische gastro-
leeftijd van het kind. Voor de doseringen Stap 2 oesofageale reflux zinvol is.38 Obesitas
zie [tabel 4] en [tabel 5]. •• start bij frequenter optreden van lijkt de herkenning en behandeling van
Stap 1 symptomen, zoals bij gedeeltelijke of astma te compliceren.
•• geef bij de symptoomdiagnose epi- onvoldoende astmacontrole, met een
sodisch piepen of de diagnose waar-
schijnlijk astma een SABA via een Tabel 4 Stap 1 Kortwerkende bèta-2-sympathicomimetica
dosis
aerosol met voorzetkamer met Geneesmiddel Leeftijd Dosering
masker (tot 4 jaar) of mondstuk (vanaf Salbutamol 100-200 microg/dosis elke leeftijd zo nodig 1-4 dd 1-2 inhalaties, maximaal 8
4 jaar) en evalueer het effect direct aan- (dosisaerosol, poederinhalator) inhalaties/dag
sluitend aan het contact; Terbutaline 500 microg/dosis ≥ 4 jaar zo nodig 1-4 dd 1-2 inhalaties, maximaal 8
(poederinhalator) inhalaties/dag
•• schrijf bij verbetering gedurende 1 tot
•• tachypneu (bij zeer ernstige dyspneu de Farmacotherapeutische richtlijn Ge- huisarts aan of het een diagnostisch of
neemt ademfrequentie weer af!);15 neesmiddelen in spoedeisende situaties een behandelingsprobleem betreft en
•• tachycardie; (www.nhg.org). of het om een eenmalige consultatie
•• zuurstofsaturatie < 95%. 44 dan wel kortdurende of langdurige be-
Controle geleiding gaat; in de verwijsbrief ver-
Behandeling •• Bij voldoende verbetering: spreek de vol- strekt de huisarts relevante gegevens
Bij ernstige kortademigheid gaat de gende dag een controle af. Evalueer de met betrekking tot ziektebeloop, voor-
voorkeur uit naar een dosisaerosol met klachten en beperkingen, en ausculteer geschiedenis, mate van astmacontrole,
een voorzetkamer. Deze toedienings- de longen. Ga de reden van de exacerba- medicatie, diagnostische problemen,
vorm is even effectief als verneveling. 45 tie na, let vooral op de therapietrouw, de comorbiditeit, luxerende factoren en
•• Stap 1: geef salbutamol per voor inhalatietechniek en het vermijden van competentie verzorgers/kind.
zetkamer, voor dosering zie [tabel 6]. prikkels. Stel het beleid van voor de exa- •• De kinder(long)arts rapporteert na het
Herhaal de inhalaties na een kwartier. cerbatie eventueel bij, start met ICS als vaststellen van de diagnose of een be-
Verwijs als er geen verbetering is bin- deze nog niet gebruikt werden. handelplan, bij terugverwijzing of an-
nen een half uur. •• Bij onvoldoende verbetering: controleer ders minimaal jaarlijks en tussentijds
•• Stap 2: geef bij kortdurende of onvolle- bijvoorbeeld na drie uur, afhankelijk bij nieuwe gezichtspunten die van be-
dige verbetering een orale predniso van het beloop van eerdere exacerbaties lang zijn voor de huisarts.
(lo)nkuur en instructies voor het en de vaardigheden van de ouders. •• Bij kinderen die onder controle van de
gebruik van SABA gedurende de eerst- kinder(long)arts zijn in de diagnosti-
volgende 24 uur (bijvoorbeeld inhalatie Bij kinderen tot 1 jaar kan een (eerste) ast- sche fase, is de kinder(long)arts pri-
elke 3 uur via een voorzetkamer). Con- ma-aanval moeilijk te onderscheiden zijn mair aanspreekpunt.
trole vindt de volgende dag plaats. van acute bronchiolitis (als gevolg van •• Bij kinderen die onder controle van de
een virale luchtweginfectie door bijvoor- kinder(long)arts zijn in de behandelfa-
Verwijzing beeld het RS-virus). Voor het beleid bij se, maar zich desondanks melden bij
Verwijzing vindt plaats bij: acute bronchiolitis zie de NHG-Standaard de huisarts met astmagerelateerde
•• alarmsymptomen (uitputting, cyano- Acuut hoesten. klachten, beoordeelt de huisarts het
se, bewustzijnsdaling, zuurstofsatu- kind volgens de geldende richtlijnen.
ratie < 92%), met spoed; Landelijke transmurale Afhankelijk van de voorgeschiedenis,
•• uitblijven van voldoende verbetering samenwerkingsafspraken de ernst van de exacerbatie, de mate
binnen een half uur; bij kinderen met astma van verbetering op bronchusverwij-
•• onvoldoende zorgmogelijkheden in de De samenwerkingsafspraken zijn op- ding of bij twijfel over het beloop de
eerstvolgende 12 tot 24 uur; gesteld door een werkgroep van de komende 24 uur, overlegt de huisarts
•• een exacerbatie die de volgende dag on- Nederlandse Vereniging voor Kinder- met de behandelende (of zo nodig
danks adequaat ingestelde medicatie geneeskunde en het Nederlands Huis- dienstdoende) kinder(long)arts.
onvoldoende verbetert; artsen Genootschap. De aanbevelingen •• Bij kinderen die onder controle van de
•• een ziekenhuisopname wegens astma sluiten aan bij de Zorgstandaard Astma huisarts zijn, maar zich desondanks
of een zeer ernstig verlopen exacerbatie bij kinderen en jongeren (2012), de NVK melden bij de kinder(long)arts, beoor-
in de voorafgaande 12 maanden. Richtlijn (2013) en deze NHG-Standaard deelt de kinder(long)arts het kind en
(2014). verwijst bij stabiele situatie terug naar
Bij alarmsymptomen: bel een ambu- de huisarts.
lance met U1-indicatie en geef − indien Communicatie en coördinatie •• In bovenstaande gevallen informeren
beschikbaar − zuurstof (10 liter/min) in Uitgangspunten zijn: huisarts en kinder(long)arts elkaar bij
combinatie met verneveling met salbuta- •• In de eerste lijn als het kan, in de twee- een belangrijke verandering van de
mol (< 4 jaar: 2,5 mg; ≥ 4 jaar: 2,5-5,0 mg) de lijn als het nodig is. medicatie (zoals structureel verhogen
en ipratropiumbromide (< 4 jaar: 250 mi- •• Eén hoofdbehandelaar, namelijk de van de onderhoudsmedicatie, pred-
crog; ≥ 4 jaar: 500 microg). Streef naar een huisarts of de kinder(long)arts. nisolonkuur), bij voorkeur digitaal en
zuurstofsaturatie > 94%. Zie voor details •• Bij consultatie of verwijzing geeft de indien dit niet mogelijk is door een
uitdraai van het consult mee te geven.
Tabel 6 Medicamenteuze therapie van acuut ernstig astma
•• Bij kinderen met volledige astmacon-
Middel en toedieningsvorm Dosis Opmerkingen trole met zo nodig medicatie of een
Salbutamol dosisaerosol 100 4 tot 8 inhalaties (1 inhalatie per herhaal inhalaties na een
normale dosis ICS (volgens de geldende
microg/dosis met voorzetkamer keer in voorzetkamer, 5 maal kwartier; verwijs bij geen
inademen) verbetering binnen half uur
richtlijnen) of tijdens de instelfase van
Prednis(ol)on (off-label) 1 tot 2 mg/kg lichaamsgewicht ineens stoppen, geleidelijk recent door de huisarts vastgesteld
tablet van 5 mg, bij zuigelingen en (max. 40 mg/dag) in 2 doses minderen niet nodig astma is de huisarts veelal de hoofdbe-
peuters drank (5 mg/ml) gedurende 3 tot 5 dagen handelaar.
•• Bij kinderen met aanhoudend gedeel- verbetering na behandeling met een met een hogere dosis medicatie dan
telijk of onvoldoende astmacontrole is adequate dosis SABA gedurende twee stap 2 blijven in het algemeen onder
de kinder(long)arts de hoofdbehande- tot vier weken; controle van de kinder(long)arts, tenzij
laar. Bij kinderen bij wie astmacontrole •• bij onvoldoende verbetering bij een daarover plaatselijk andere afspraken
bereikt wordt met een hoge dosis me- kind met de diagnose episodisch pie- gemaakt zijn.
dicatie is de kinder(long)arts de hoofd- pen of waarschijnlijk allergisch astma •• Bij ontslag na ziekenhuisopname of
behandelaar tenzij daar plaatselijk an- na behandeling met een SABA en/of behandeling op de SEH wordt de huis-
dere afspraken over gemaakt zijn. ICS in normale dosis gedurende 6 we- arts ingelicht en wordt aangegeven
•• Jongeren met astma die onder controle ken, of eerder, afhankelijk van de leef- wie verantwoordelijk is voor de ver-
van de kinder(long)arts zijn krijgen in tijd en de ernst van de klachten. volgbehandeling en controle. Indien
de overgang van kind naar volwassen- een patiënt met een eerste exacerbatie
heid een andere hoofdbehandelaar. Bij Kinderen van 6 jaar en ouder: direct via de SEH in de tweede lijn te-
volledige astmacontrole met zo nodig •• bij twijfel aan de diagnose astma (zo- recht is gekomen (zonder ziekenhuis-
medicatie of een normale dosis ICS is als bij onvoldoende verbetering na opname), wordt hij terugverwezen
dit meestal de huisarts en bij gedeel- behandeling met een adequate dosis naar de eerste lijn, tenzij er indicaties
telijke of onvoldoende controle of bij SABA gedurende twee tot vier weken); zijn voor behandeling en controle in de
hoge doses medicatie veelal de long- •• bij niet bereiken van volledige astma- tweede lijn.
arts. De kinder(long)arts en de huis- controle bij een kind met astma met
arts of de longarts maken onderling een normale dosis ICS gedurende drie Acute, ernstige kortademigheid
goede afspraken over adequate zorg in maanden en adequate zorg, zoals aan- •• Het kind en/of de verzorgers moe-
deze transitiefase. dacht voor therapietrouw, inhalatie- ten weten wat te doen bij een astma-
•• De mondelinge en schriftelijke voor- techniek, blootstelling aan prikkels, exacerbatie, bij voorkeur middels een
lichting van huisarts en kinder(long) en comorbiditeit. schriftelijk actieplan met onder an-
arts is op elkaar afgestemd. dere informatie over bereikbaarheid
•• De huisarts en kinder(long)arts ge- Daarnaast is verwijzing gewenst in de van de hoofdbehandelaar binnen en
bruiken een uniform, schriftelijk ac- volgende situaties: buiten kantooruren.
tieplan. •• indien in de voorafgaande twaalf •• Ten tijde van de acute aanval dient
maanden meer dan één ziekenhuis- continue zorg gegarandeerd te zijn
Consultatie of verwijzing opname of meer dan één predniso door de hoofdbehandelaar.
Consultatie of verwijzing wordt geadvi- (lo)nkuur wegens astma nodig was.
seerd in de onderstaande situaties. •• bij complicerende of ernstige comorbi- Aandachtspunten voor bespreking in de
Kinderen jonger dan 1 jaar: diteit of indien intensieve begeleiding regio
•• bij twijfel aan de diagnose zoals bij een gewenst is vanwege complicerende Regionaal zijn er verschillen in aanpak
kind met onbegrepen klachten van psychosociale factoren die adequate mogelijk, afhankelijk van beschikbare
piepen en/of benauwdheid, vooral als behandeling structureel bemoeilij- expertise en de lokale situatie. Aan-
die veel invloed hebben op het dage- ken. dachtspunten voor het maken van af-
lijks leven. Hierbij kan gedacht wor- spraken zijn:
den aan (onderliggende) congenitale Terugverwijzen •• (ten minste jaarlijkse) integrale beoor-
aandoeningen zoals tracheo- of bron- •• De kinder(long)arts verwijst de pa- deling (zie de Zorgstandaard Astma bij
chomalacie, of afwijkingen van hart of tiënt terug indien de vraag van de kinderen en jongeren) van alle kinde-
grote vaten; huisarts beantwoord is, de diagnos- ren met astma en onderhoudsmedi-
•• bij onvoldoende verbetering door be- tiek in de tweede lijn afgerond is of de catie in de eerste of tweede lijn; rou-
handeling met een SABA bij een kind zorg van de kinder(long)arts niet ver- tinematig (jaarlijkse) spirometrie bij
met klachten van piepen en/of be- der bijdraagt aan het verbeteren van gedeeltelijke of onvoldoende astma-
nauwdheid, vooral als de klachten veel de astmacontrole. Bij terugverwijzen controle bij kinderen vanaf zes jaar;
invloed hebben op het dagelijks leven. stelt de kinder(long)arts een duidelijk •• regeling van spoedzorg in geval van
Behandeling met ICS van een kind behandelplan op en verstrekt aan de acute ernstige kortademigheid;
jonger dan 1 jaar is in het algemeen huisarts relevante gegevens met be- •• consultatie van een kaderhuisarts ast-
niet aangewezen in de eerste lijn en trekking tot ziektebeloop, medicatie, ma of van de kinder(long)arts;
voorbehouden aan de kinder(long)arts. mate van astmacontrole en toegepaste •• wijze van informatie-uitwisseling: bij
behandeling. controles en bij tussentijdse wijzigin-
Kinderen van 1 tot 6 jaar: •• Bij volledige astmacontrole met een gen, organisatie van bereikbaarheid
•• bij twijfel aan de symptoomdiagnose normale dosis ICS gedurende 3 maan- voor overleg en afstemming van de
episodisch piepen of waarschijnlijk al- den wordt het kind terugverwezen. zorg onderling;
lergisch astma, zoals bij onvoldoende Kinderen met volledige astmacontrole •• hoofdbehandelaarschap;
Noten en literatuur
Zie voor de noten en de literatuur www.
henw.org, rubriek NHG-Standaard.
NH G-S ta nda a r d
Recentelijk kwam de derde versie van de pijnklachten aan voet of been in rust en/ betrokken kunnen zijn (praktijkon-
NHG-Standaard Perifeer arterieel vaat- of trofische stoornissen en is de met een dersteuner, diëtist, fysiotherapeut,
lijden gereed. De volledige standaard is dopplerapparaat gemeten systolische vaatlaboranten, vaatchirurg, interven-
gepubliceerd op de website van Huisarts enkeldruk lager dan 50 mmHg. Bij kri- tieradioloog, internist). Hierdoor zijn
en Wetenschap (www.henw.org\nhg- tieke ischemie verwijst de huisarts naar (regionale) samenwerkingsafspraken
standaard) en tevens te raadplegen op de een vaatchirurg voor aanvullend onder- van belang. Onderdelen van de samen-
site van het NHG. Het bijbehorende sa- zoek en zo nodig aanvullende invasieve werking zijn: diagnostiek, verwijzing,
menvattingskaartje is bijgesloten bij dit behandeling. afstemming van controles met indica-
nummer van Huisarts en Wetenschap. ties voor terugverwijzing, behandeling
We bespreken hier alleen de belangrijk- Werkwijze bij bepaling van risicofactoren, aanpak van het stop- M 13
ste punten uit de nieuwe standaard als- enkel-armindex pen met roken, gesuperviseerde loop-
mede de belangrijkste veranderingen De diagnose chronisch obstructief arte- training en indicaties voor invasieve
ten opzichte van de vorige versie. rieel vaatlijden kan worden ondersteund behandeling.
door bepaling van de enkel-armindex:
Meer aandacht voor acute de ratio van de met een dopplerapparaat Vanaf dit nummer verschijnt een deel van
ischemie gemeten hoogste systolische enkeldruk
de herziene NHG-Standaarden alleen in
de vorm van een korte aankondiging van
Hoewel perifeer arterieel vaatlijden (a. dorsalis pedis of a. tibialis posterior) één pagina in H&W. De volledige herzie-
doorgaans geleidelijk aanleiding tot en de gemeten hoogste systolische arm- ning wordt gepubliceerd op de websites
klachten geeft, kan arteriële afsluiting druk (links/rechts). De enkel-armindex van H&W en het NHG. We hebben hier-
voor gekozen, omdat er de komende jaren
ook acuut ontstaan door een snelle pro- wordt voor ieder been afzonderlijk be-
veel herziene standaarden zullen verschij-
gressie van een plaque of een arteriële paald. Bij een goede arteriële beencir- nen. Zo staat voor 2014 de publicatie van
embolie. Een acute perfusiestoornis van culatie is de enkel-armindex in rust 18 standaarden gepland, waarvan 16 her-
een voet of onderbeen kan binnen en- groter dan 1. Bij een enkel-armindex in zieningen. Het is derhalve niet haalbaar
om alle herziene standaarden integraal in
kele uren tot dagen een bedreiging vor- rust kleiner dan 0,9 wordt de diagnose H&W te publiceren. Herzieningen met ge-
men voor de levensvatbaarheid daarvan. chronisch obstructief arterieel vaatlij- ringe wijzigingen zullen daarom in de
Tot dusverre was de herkenning van den gesteld. vorm van een korte aankondiging in H&W
verschijnen. Herziene standaarden met
acute ischemie onderbelicht gebleven. Omdat de werkwijze bij de bepaling
belangrijke aanpassingen blijven wij uiter-
In de nieuwe versie staat dat de huis- van de enkel-armindex op diverse pun- aard wel met de gehele hoofdtekst in
arts aan acute ischemie moet denken ten onduidelijk bleek, zijn de instructies H&W plaatsen.
bij combinaties van vijf kenmerkende daarover in deze versie van de stan- Jako Burgers, hoofd afdeling R&W
Just Eekhof, hoofdredacteur H&W
symptomen, die in de Angelsaksische daard gepreciseerd en nader toegelicht.
literatuur bekend staan als de vijf P’s: Meet de systolische bloeddruk in beide
Pijn in rust, afwezige Pulsaties van de armen en beide benen in een vaste volg-
voetarteriën, bleekheid (Pallor), Pares- orde (klokwaarts) en herhaal de meting
thesieën en Paralyse van (intrinsieke) binnen 1 tot 2 weken 2 keer indien bij de
voetspieren. Bij vermoeden van acute eerste meting de enkel-armindex een
ischemie moet direct verwezen worden waarde heeft tussen 0,8 en 1,0.
voor het intraveneus toedienen van on-
gefractioneerde heparine en zo nodig Voortaan looptraining
directe revascularisatie. onder supervisie
Bij de behandeling van klachten van
Chronisch obstructief claudicatio intermittens gaat voortaan
vaatlijden de voorkeur uit naar gesuperviseerde
Om het onderscheid tussen acute ische- looptraining onder begeleiding van een
mie enerzijds met claudicatio intermit- fysiotherapeut, omdat dit effectiever is
tens en kritieke ischemie anderzijds dan alleen een loopadvies. Een verbete-
duidelijk te maken, worden 2 laatstge- ring van de loopafstand tot 154% bij loop-
noemde verschijningsvormen nu samen advies en tot 231% bij gesuperviseerde
aangeduid met de term ‘chronisch ob- looptraining is mogelijk.
Bartelink MEL, Elsman BHP, Oostindjer A, Stoffers HEJH, Wiersma Tj,
structief arterieel vaatlijden’. Bij claudi- Geraets JJXR. NHG-Standaard Perifeer arterieel vaatlijden (tweede her-
catio intermittens ontstaat pijn tijdens Meer aandacht voor ziening). Huisarts Wet 2014;57(2):81.
het lopen in de beenspieren (bil, dijbeen, samenwerkingsafspraken De standaard en de wetenschappelijke verantwoording zijn geactuali-
seerd ten opzichte van de vorige versie. Bartelink MEL, Stoffers HEJH,
kuit), die na rust binnen 10 minuten vol- Perifeer arterieel vaatlijden is een aan-
Boutens EJ, Hooi JD, Kaiser V, Boomsma LJ. Huisarts Wet
ledig verdwijnt en opnieuw optreedt bij doening waarbij naast de huisarts 2003;46(14):848-58.
D
H u i s a rt senzo r g in cijfer s
De afgelopen jaren hebben overheid en andere belangheb- praktijken een e-mailconsult zouden aanbieden. Dit percentage
benden het aanbieden van e-mailconsulten en telefonische is echter ten opzichte van 2007 met slechts 5% toegenomen.
contactvormen door huisartsenpraktijken steeds meer gesti-
muleerd. Over 2007 constateerden we in een eerder artikel in Verschil naar praktijkvorm
H&W dat in vergelijking met voorgaande jaren het telefonische We verwachtten de contactvormen door schaalvoordelen vooral
consult was toegenomen, maar dat het e-mailconsult beperkt in grote praktijken te vinden. Dat klopte met de cijfers. In 2007
van de grond kwam. Hoe heeft het aandeel praktijken met deze en 2013 komen alle contactvormen het vaakst voor in groeps-
contactmogelijkheden zich sindsdien ontwikkeld? praktijken [figuur 2]. De verschillen tussen de praktijkvormen
zijn in 2013 het grootst bij de receptenlijn: in solopraktijken (53%)
Ontwikkeling duidelijk minder vaak beschikbaar dan in duo- (66%) of groeps-
Ten opzichte van 2007 bieden meer huisartsenpraktijken begin praktijken (73%). In vergelijking met 2007 is voor de receptenlijn
2013 een spoedlijn, terugbelspreekuur of receptenlijn [figuur het verschil tussen de praktijkvormen wel kleiner geworden.
1]. De grootste groei (13%) is te zien bij de receptenlijn. Bijna alle
praktijken boden de spoedlijn al aan, inmiddels biedt 79% van Verschil naar stedelijkheid
de praktijken ook het terugbelspreekuur aan. Aangezien e-mail Verschilt het aanbod van contactvormen tussen praktijken in
inmiddels volledig is ingeburgerd, verwachtten we dat meer de grote steden en plattelandspraktijken? Net als in 2007 zijn in
2013 de verschillen klein. Het e-mailconsult en de spoedlijn wor-
Figuur 1 Percentage praktijken met telefonische contactmogelijkheden en e-mailconsulten
in 2013 en 2007 den wat vaker aangeboden in plattelandspraktijken. Het terug-
belspreekuur en de receptenlijn worden wat vaker aangeboden
in praktijken in de grote steden.
95
Spoedlijn
90
Conclusie
79 De afgelopen jaren heeft de trend in telefonische contactvor-
Terugbelspreekuur
74 men en e-mailconsulten in huisartsenpraktijken doorgezet.
Groepspraktijken bieden die contactvormen nog steeds het
61 vaakst aan. We zien geen eenduidige of grote verschillen tussen
Receptenlijn
48
de contactvormen als we de praktijken vergelijken naar mate
van verstedelijking.
23
E-mailconsult
18 Verder is het e-mailconsult de afgelopen jaren slechts licht
toegenomen en biedt niet meer dan een kwart van de praktijken
0 20 40 60 80 100
deze contactvorm aan. Het is opvallend dat het e-mailconsult in
2013 (n = 3861)
een tijd waarin e-mail zo is ingeburgerd, maar zo weinig wordt
2007 (n = 3480)
aangeboden. Tussen praktijkvormen en tussen praktijken in de
grote steden en op het platteland zijn er nauwelijks verschil-
Figuur 2 Percentage praktijken in 2013 dat een contactvorm aanbiedt (n = 3861) en percen-
tage groei ten opzichte van 2007, naar praktijkvorm len. Wel blijkt uit de eHealth-monitor 2013 van Nictiz en NIVEL
dat vooral onduidelijke wet- en regelgeving en een gebrek aan
financiële vergoeding het toepassen van online contact met pa-
93 +5%
Spoedlijn 95 +3% tiënten belemmeren. Vervolgonderzoek moet uitwijzen welke
99 +1% (combinatie van) factoren de toepassing van het e-mailconsult
belemmeren, en hoe andere online contactmogelijkheden voor
75 +4%
Terugbelspreekuur 82 +6% meer praktijken aantrekkelijk kunnen worden. ▪
85 +1%
53 +15% NIVEL-huisartsenregistratie
Receptenlijn 66 +16% In 2007 heeft het NIVEL voor de actualisering van de huisartsenre-
73 +6% gistratie een landelijke vragenlijst uitgezet onder alle (op dat mo-
ment 4350) huisartsenpraktijken in Nederland. De respons bedroeg
23 +4% 80%. Nadien zijn huisartsen regelmatig uitgenodigd om hun prak-
E-mailconsult 22 +4% tijkgegevens via internet te controleren en zo nodig te wijzigen. Eén
26 +6% van de vragen die we hen voorleggen, is welke contactmogelijkhe-
den zij hun patiënten bieden.
0 20 40 60 80 100 Voor meer informatie over de huisartsenregistratie, zie www.nivel.
Solopraktijk Duopraktijk Groepspraktijk nl/beroepen-in-de-gezondheidszorg.
(V er) s ta nd va n z a k en
In de rubriek (Ver)Stand van zaken geeft de aiotho (arts-in- belangrijk pathofysiologisch mechanisme kunnen zijn.
opleiding tot huisarts-onderzoeker) een korte samenvatting van de Een tweede ontstaansmechanisme is systemische inflam-
literatuur die heeft geleid tot de belangrijkste onderzoeksvraag,
waarop hij/zij aan het promoveren is. De coördinatie van de rubriek matie. In epidemiologische onderzoeken is bij COPD en astma
is in handen van M.J. Scherptong-Engbers, LUMC Leiden, aiotho en een sterke relatie tussen systemische inflammatie en athero-
redactielid H&W • Correspondentie: m.j.scherptong@gmail.com. sclerose aangetoond.1 Daarnaast kan er bij astma en COPD door
chronische hypoxie sprake zijn van autonome disfunctie. Dit
Praktijkvraag leidt tot verhoogde sympathicusactiviteit, en onder andere tot
Patiënten met chronisch obstructief longlijden (COPD en astma) een hogere rusthartslag.2
lijken vaker last te hebben van hartritmestoornissen dan pa Verder kan medicatie voor COPD en astma een rol spelen bij
tiënten zonder deze longziekten. Hoe komt dat? het ontstaan van hartritmestoornissen. Bèta-agonisten werken
op de bèta-2-adrenerge receptoren van de long. Deze receptoren
Huidig beleid zijn echter ook aanwezig in het hart, waardoor al sinds het be-
Op dit moment verschilt de behandeling van hartritmestoor- schikbaar komen van deze middelen in de jaren zestig rekening
nissen bij patiënten met COPD en astma niet van de behan- wordt gehouden met bijwerkingen op het hart. Deze middelen
deling van patiënten zonder deze aandoeningen. De vraag is zijn onontbeerlijk bij de behandeling van obstructief longlijden,
echter of het ontstaansmechanisme van hartritmestoornissen maar bèta-agonisten en anticholinergica kunnen een tachy-
bij deze longpatiënten verschilt van die bij andere patiënten. In cardie veroorzaken. Een verhoogde rusthartslag geeft een ver-
dat geval moeten we de preventie en behandeling van hartrit- hoogd risico op overlijden. Tot op heden zijn de resultaten van
mestoornissen bij astma en COPD misschien anders aanpakken. onderzoeken naar cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit
bij gebruik van deze medicatie tegenstrijdig.3 Ook het gebruik
Relevantie voor de huisarts van QT-verlengende medicatie, zoals macrolide antibiotica (ery-
De prevalentie van COPD is 20 per 1000 patiënten, de preva- thromycine en azitromycine) of antipsychotica (haloperidol),
lentie van astma bij volwassenen is 28 per 1000 patiënten. Een speelt mogelijk een rol bij het ontstaan van ritmestoornissen bij
normpraktijk (van 2350 patiënten) zal dus ongeveer 45 COPD- patiënten met obstructief longlijden.
patiënten en 65 astmapatiënten hebben. De laatste jaren wordt
steeds duidelijker dat COPD-patiënten een sterk verhoogd risico Conclusie
op hart- en vaatziekten hebben. Zo heeft ruim 20% van de COPD- Hartritmestoornissen komen meer voor bij COPD- en astmapa-
patiënten ouder dan 65 jaar hartfalen (ongeveer 10 patiënten per tiënten, precieze getallen ontbreken echter. Mogelijke verklarin-
normpraktijk). Daarnaast hebben patiënten een verhoogde kans gen hiervoor zijn roken, systemische inflammatie en autonome
op een hartritmestoornis of om te overlijden aan een cardiovas- disfunctie. Het gebruik van longmedicatie speelt mogelijk ook
culaire ziekte. Het risico op opname in het ziekenhuis vanwege een rol. Meer duidelijkheid over de rol die medicatie speelt bij
een hartstilstand of ventriculaire tachycardie is bij COPD-pa het ontstaan van hartritmestoornissen bij patiënten met astma
tiënten driemaal hoger dan in de algehele populatie. en COPD kan bijdragen aan de preventie van deze aandoening.
Bij astma werd er in een aantal onderzoeken een verhoogd
risico op hart- en vaatziekten gevonden, maar in een aantal an- Belangrijkste onderzoeksvraag
dere onderzoeken juist niet. Astma lijkt wel geassocieerd met Hoe vaak komen hartritmestoornissen voor bij patiënten met
het lange QT-syndroom (QT-interval op het elektrocardiogram astma en COPD en welke rol speelt (long)medicatie bij het ont-
is verlengd, er ontstaat een verlengde repolarisatie, gevolg: ver- staan van hartritmestoornissen? Welke preventieve maat-
hoogd risico op ventrikelfibrilleren, ventrikeltachycardie en regelen ten aanzien hiervan zouden we kunnen treffen voor
plotse hartdood). Voor preventie en behandeling van hartritme- patiënten met obstructief longlijden? ▪
stoornissen is het van belang te weten waardoor patiënten met
Literatuur
COPD en astma een hoger risico op hartritmestoornissen heb-
1 Sin DD, Wu L, Man SF. The relationship between reduced lung function and
ben, en hoe vaak dit voorkomt. cardiovascular mortality: a population-based study and a systematic review
of the literature. Chest 2005;127:1952-9.
Stand van zaken in de literatuur 2 Falk JA, Kadiev S, Criner GJ, Scharf SM, Minai OA, Diaz P. Cardiac disease in
chronic obstructive pulmonary disease. Proc Am Thorac Soc 2008;5:543-8.
Er zijn verschillende verklaringen voor het hogere risico op 3 Salpeter SR. Cardiovascular safety of beta(2)-adrenoceptor agonist use in pa-
tients with obstructive airway disease: a systematic review. Drugs Aging
hartritmestoornissen. Roken is de belangrijkste oorzaak van 2004;21:405-14.
COPD en is tevens sterk gerelateerd aan ischemische hartziek-
ten, waardoor beide aandoeningen vaak gelijktijdig voorkomen. Universiteit Utrecht, afdeling Farmaco-epidemiologie en Klinische Farmacologie van de Universi-
teit Utrecht en het Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde
Ischemische hartziekten vormen een belangrijke risicofactor
van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, Postbus 80082, 3508 TB Utrecht: M. Warnier, huis-
voor het krijgen van hartritmestoornissen, en zou daarom een arts-in-opleiding, epidemioloog en onderzoeker • Correspondentie: m.j.warnier@uu.nl
R
N a s ch o l in g
Inleiding Voorgeschiedenis
Recentelijk kwam de multidisciplinaire richtlijn Signale- Al in de jaren tachtig bleek dat het aantal chirurgische in-
ring van en verwijzing bij niet-scrotale testis gereed.1 De richtlijn grepen voor niet-scrotale testis (NST) twee- tot viermaal ho-
is opgesteld door vertegenwoordigers van de Jeugdgezond- ger was dan verwacht op basis van de incidentie van NST
heidszorg, de Nederlandse verenigingen voor Kinderge- bij de geboorte.2,3 Dit werd toegeschreven aan verschillende
neeskunde, Urologie, Heelkunde en Kinderchirurgie, en het oorzaken, waaronder het ontbreken van een eenduidige de-
Nederlands Huisartsen Genootschap. Omdat huisartsen af finitie van NST, de onduidelijke prognose ten aanzien van de
en toe geraadpleegd worden door ouders met vragen over toekomstige testisfunctie, het ontstaan van NST na de ge-
kinderen met niet in het scrotum gelegen testis en er geen boorte en uiteenlopende opvattingen over hoe en wanneer
NHG-Standaard over dit onderwerp bestaat, is bekendheid jongens met NST zouden moeten worden behandeld. Tegen
met de multidisciplinaire richtlijn ook voor huisartsen van die achtergrond werd in 1986 een consensusbijeenkomst ge-
belang. Dit artikel geeft een overzicht van de belangrijkste organiseerd die tot doel had op basis van de (beperkte) be-
overwegingen en adviezen uit de richtlijn. schikbare evidence een richtlijn te maken voor het beleid bij
NST. 4 Dit leidde tot de landelijke invoering van de testisre-
gistratiekaart (het ‘ballenkaartje’) en tot registratie van de
Samenvatting
testispositie in het integraal dossier jeugdgezondheidszorg
Wiersma Tj, Kamphuis M, Van den Akker-van Marle ME. Nieuwe richt-
en het groeiboekje. Het belangrijkste doel van de consensus-
lijn niet-scrotale testis. Huisarts Wet 2014;57(2):84-7.
bijeenkomst, namelijk het achterwege laten van orchido-
Niet-scrotale testis (NST), aangeboren of verworven, is de meest
pexie als de testis op een eerder moment in het leven wél
voorkomende genitale afwijking bij jongens. Als spontane inda-
een scrotale ligging gehad had, is echter niet bereikt.
ling uitblijft, is orchidopexie de aangewezen behandeling, maar er
In 2004 werd duidelijk dat het verwijsbeleid bij NST re-
is discussie over de leeftijd waarop deze chirurgische ingreep het
gionaal sterk uiteenliep.5 In 2008 startte men met de ont-
best kan plaatsvinden. Op basis van de beschikbare kennis heeft
wikkeling van een richtlijn, maar in 2009 bleek dat deze
een expertgroep een schatting gemaakt van de uitkomsten op
vanwege aanhoudende controverses in het veld niet geau-
verschillende leeftijden en een beslissingsanalyse opgesteld.
toriseerd kon worden. Kort daarna is besloten de discus-
Opereren zo snel mogelijk na het ontdekken van de afwijking
sie over het voorkeursbeleid bij NST te beslechten door een
geeft minder verlies aan kwaliteit van leven dan niet opereren. Bij
beslissingsanalyse te gebruiken op basis van de voorkeuren
een tweezijdige afwijking komt dat doordat de ingreep de kans
van patiënten. Daarmee heeft de nu gereedgekomen richt-
op later vaderschap vergroot, bij een eenzijdige afwijking schuilt
lijn een unieke ontstaansgeschiedenis.
de winst vooral in het cosmetisch resultaat. In dat laatste geval
kan men de timing van de ingreep laten afhangen van de voor-
keur van de ouders en de patiënt – bij aangeboren NST opereert
men liefst op de leeftijd van 6-12 maanden, bij verworven NST kan
men desgewenst wachten tot de puberteit. De expertgroep acht
De kern
het niet opereren van unilaterale afwijkingen niet acceptabel en
▪▪ Een niet-scrotale testis is een testis die niet in het scrotum
adviseert daarom ook bij een eenzijdige niet-scrotale testis te
gelegen is en ook niet met voorzichtige manipulatie in een sta-
opereren, omdat het een eenvoudige en goedkope ingreep is,
biele scrotale positie te brengen is.
waarmee de testis behouden blijft en liesklachten voorkomen
▪▪ De nieuwe multidisciplinaire richtlijn Signalering van en verwij-
kunnen worden.
zing bij niet-scrotale testis berust op de combinatie van medisch-
wetenschappelijke gegevens in een beslissingsanalyse.
Nederlands Huisartsen Genootschap, afdeling Richtlijnontwikkeling en Wetenschap, Postbus 3231, ▪▪ Bij aangeboren vormen van niet-scrotale testis kan worden
3502 GE Utrecht: dr. Tj. Wiersma, huisarts en senior wetenschappelijk medewerker. TNO Child afgewacht tot de jongen 6 maanden oud is. Als spontane inda-
Health, Leiden: dr. M. Kamphuis, onderzoeker (tevens jeugdarts KNMG bij Stichting JGZ Zuid-Hol-
land West). Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden, afdeling Medische besliskunde: dr. M.E. ling uitblijft, vindt orchidopexie bij voorkeur plaats op de leeftijd
van den Akker-van Marle, senior onderzoeker • Correspondentie: t.wiersma@nhg.org • Mogelijke van 6-12 maanden.
belangenverstrengeling: niets aangegeven.
▪▪ Bij verworven vormen van niet-scrotale testis kan in overleg
De auteurs schreven dit artikel namens de expertgroep Niet-scrotale testis van het Nederlands met ouders en kind gekozen worden voor opereren op het mo-
Centrum Jeugdgezondheid, bestaande uit: dr. Joery Goede, arts-onderzoeker (Medisch Centrum
Alkmaar, tegenwoordig LUMC); dr. Frans Hazebroek, emeritus hoogleraar Kinderchirurgie (Eras- ment van ontdekking of voor afwachten tot het begin van de
mus MC-Sophia); drs. Erik van der Horst, kinderuroloog (VUmc); dr. Sabine de Muinck Keizer-
puberteit.
Schrama, kinderarts-endocrinoloog (Erasmus MC-Sophia); prof.dr. J. Kievit, hoogleraar Medische
besliskunde (LUMC); drs. Stefaan Tytgat, kinderchirurg (UMC Utrecht); dr. Pauline Verloove-Vanho- ▪▪ Direct opereren heeft vooral cosmetische voordelen; het
rick, emeritus hoogleraar Kindergeneeskunde, kinderarts (TNO Child Health); dr. Frank H. Pierik,
voordeel van afwachten is dat bij ruim 40% de testis alsnog
gezondheidswetenschapper (TNO Urban Environment and Safety); drs. Helma B.M. van Gameren-
Oosterom, arts-onderzoeker (TNO Child Health). spontaan indaalt, zodat een operatie kan worden voorkomen.
Risicoschattingen Abstract
Op basis van de beschikbare literatuur zijn de kansen inge- Wiersma Tj, Kamphuis M, Van den Akker-van Marle ME. New guideline for undescended tes-
schat op de relevante somatische gevolgen van NST: vermin- tis. Huisarts Wet 2014;57(2):84-7.
derde vruchtbaarheid, toegenomen kans op een testistumor, Undescended testis (UDT), congenital or acquired, is the most common genital ano-
afwijkend scrotum, testisatrofie en complicaties bij de opera- maly seen in boys. It can be treated surgically by orchiopexy, but there is no agree-
tie. Met statistische technieken is gecorrigeerd voor de onze- ment about the age at which the operation should be performed. Using available
kerheid rond deze risico’s. information, an expert group assessed the outcomes of orchiopexy at different ages,
Op basis van prospectieve onderzoeken is de kans op spon- expressed in quality-adjusted life years (QALYs), and developed a decision tree algo-
tane indaling bij aangeboren NST naar schatting 59% na 3 rithm.
maanden en 73% na 6 maanden. Die kans neemt daarna nau- Surgical correction improves the quality of life of affected boys compared with no
welijks meer toe.6-12 De kans op spontane indaling bij verwor- surgery. It also increases the likelihood of subsequent paternity in boys with bilateral
ven NST is, op basis van twee Nederlandse cohortonderzoeken, UDT and improves the appearance of the genitals in boys with unilateral UDT. In the
naar schatting 43% voordat het midden van de puberteit be- case of unilateral UDT, parents and patients can decide when surgery should be per-
reikt is, en 66% voordat de late puberteit bereikt is.13,14 formed; however, surgery is preferably performed at 6–12 months of age in boys with
De kans op vaderschap bij aangeboren NST zonder sponta- congenital UDT, but can be delayed until puberty ian boys with acquired UDT. The
ne indaling en zonder operatie is 5% wanneer de NST bilateraal expert group considered it unacceptable not to correct the defect and thus recom-
is, en bijna 90% wanneer de NST unilateraal is.15 Een operatie mended surgery for unilateral UDT because the testicle can be saved and groin pro-
vergroot die kans tot 65% bij bilaterale NST, maar maakt geen blems prevented with a relatively simple and cheap intervention.
retractiele testis
geen behandeling nodig, ouders NST inclusief hoog-scrotaal
en kind goed informeren
verworven NST
aangeboren NST (testis is in het verleden
ingedaald geweest)
bij ambigu genitaal, syndromen en andere aangeboren afwijkingen: verwijzen naar huisarts*, kinderarts of kinderarts-endocrinoloog.
bij pijn in het liesgebied: verwijzen naar huisarts*, kinderarts, (kinder)uroloog of (kinder)chirurg
sche voordelen heeft. Omdat ouders en patiënten dit aspect spontane indaling in de puberteit achterwege blijft, wordt
uiteenlopend waarderen, zou het advies kunnen zijn hen voor alsnog geopereerd, bij voorkeur vóór de 13e verjaardag.
te lichten over de diverse opties (opereren zodra het kan, spon- ▪▪ Bij kinderen met verworven NST en pijn in de lies moet ge-
tane indaling afwachten of in het geheel niet opereren) en het dacht worden aan een torsio testis en is nader onderzoek
beleid in overleg met hen te bepalen. Ook niet-opereren is dan door een (kinder)uroloog of (kinder)chirurg aangewezen. ▪
een optie.
Literatuur
Bij aangeboren bilaterale NST vergroot een operatie de
1 Kamphuis M, Pierik FH, Van Gameren-Oosterom HBM, Van den Akker-
kans op vaderschap. Bij verworven bilaterale NST maakt het van Marle ME. Multidisciplinaire richtlijn signalering van en verwijzing
voor die kans geen verschil of de operatie meteen bij diagnose bij niet-scrotale testis. Utrecht: Nederlands Centrum Jeugdgezondheid,
2012. http://www.ncj.nl/bibliotheek/richtlijnen/details/41/multidiscipli-
plaatsvindt of dat men daarmee wacht tot de puberteit. De naire-richtlijn-niet-scrotale-test, geraadpleegd november 2013.
keus kan in overleg met de ouders en de patiёnt worden ge- 2 Van Gelderen HH, Vermeer-de Bondt PE. De prevalentie van niet-inge-
daalde testes in de eerste vier levensjaren; een longitudinaal onderzoek.
maakt. Opereren bij diagnose heeft als voordeel dat de kwali- Ned Tijdschr Geneeskd 1986;130:1567-70.
teit van leven niet wordt aangetast door een afwijkend aspect 3 Venlet-Melchior CJE, Hirasing RA. De betekenis van de registratie van de
ligging van de testis in de jeugdgezondheidszorg ter voorkoming van on-
van het scrotum. Kiest men daarentegen voor opereren op een nodige orchidopexieën. Ned Tijdschr Geneeskd 1989;133:2084-6.
later moment, dan houdt men de mogelijkheid dat er alsnog 4 De Muinck Keizer-Schrama SMPF. Consensus beleid bij de niet in het scro-
tum gelegen testis. Ned Tijdschr Geneeskd 1987;131:1817-21.
spontane indaling optreedt waardoor de operatie achterwege 5 Horstink-uit de Weerd BR, Filedt Kok-Weimar TL, Van Leerdam FJM. Pro-
tocollering binnen de JGZ: Testisonderzoek. Leiden: TNO Preventie en Ge-
kan blijven.
zondheid, 2004.
De leden van de expertgroep gaven unaniem aan dat zij 6 Ghirri P, Ciulli C, Vuerich M, Cuttano A, Farraoni M, Guerrini L, et al. Inci-
dence at birth and natural history of cryptorchidism: a study of 10,730
niet konden instemmen met de optie ‘niet opereren’ voor uni-
consecutive male infants. J Endocrinol Invest 2002;25:709-15.
laterale NST, en wel om drie redenen. Ten eerste wordt een 7 Scorer CG. The descent of the testis. Arch Dis Child 1964; 39:605-9.
8 Berkowitz GS, Lapinski RH, Dolgin SE, Gazella JG, Bodian CA, Holzman IR.
testis op termijn atrofisch als hij niet scrotaal ligt. Dat maakt Prevalence and natural history of cryptorchidism. Pediatrics 1993;92:44-
weliswaar niets uit voor de fertiliteit, maar toch is het ‘na- 9.
9 John Radcliffe Hospital Cryptorchidism Study Group. Cryptorchidism: a
tuurlijker’ dat een jongen twee testes heeft. Ten tweede is de prospective study of 7500 consecutive male births, 1984-8. Arch Dis Child
tweede testis een reserveorgaan en is het niet uitgesloten dat 1992;67:892-9.
10 Acerini CL, Miles HL, Dunger DB, Ong KK, Hughes IA. The descriptive epi-
orchidopexie leidt tot enig functieherstel. Ten derde kan een demiology of congenital and acquired cryptorchidism in a UK infant co-
niet-ingedaalde testis klachten geven in het liesgebied, waar- hort. Arch Dis Child 2009;94:868-72.
11 Boisen KA, Kaleva M, Main KM, Virtanen HE, Haavisto AM, Schmidt IM,
onder pijn en een risico op torsio testis. et al. Difference in prevalence of congenital cryptorchidism in infants
Dit leidde uiteindelijk tot de volgende adviezen voor de between two Nordic countries. Lancet 2004;363:1264-9.
12 Preiksa RT, Zilaitiene B, Matulevicius V, Skakkebaek NE, Petersen JH, Jør-
jeugdarts en huisarts [figuur]. gensen N, et al. Higher than expected prevalenceof congenital cryptorchi-
dism in Lithuania: A studyof 1204 boys at birth and 1 year follow-up. Hum
▪▪ Bij aangeboren bilaterale niet-palpabele NST moet zo spoe-
Reprod 2005:20:1928-32.
dig mogelijk na de geboorte naar de kinderarts worden 13 Sijstermans K,Hack WWM, Van der Voort-Doedens LM, Meijer RW, Haas-
noot K.. Puberty stage and spontaneous descent of acquired undescended
verwezen voor verdere diagnostiek naar genetische of en-
testis: Implicationsfor therapy? Int J Androl 2006;29:597-602.
docrinologische afwijkingen. Bij voorkeur wordt verwezen 14 Eijsbouts SW, De Muinck Keizer-Schrama SM, Hazebroek FW. Further evi-
dence for spontaneous descent of acquired undescended testes. J Urol
naar een kinderarts met specifieke belangstelling voor 2007;178:1726-9.
kinderendocrinologie of naar een kinderarts-endocrino- 15 Lee PA, Coughlin MT. The single testis: Paternity after presentation as
unilateral cryptorchidism. J Urol 2002;168:1680-2.
loog. 16 Lee PA. Fertility after cryptorchidism: Epidemiology and other outcome
▪▪ Bij aangeboren unilaterale palpabele of niet-palpabele NST studies. J Urol 2005;66:427-31.
17 Dieckmann KP, Pichlmeier U. Clinical epidemiology of testicular germ
en bij aangeboren bilaterale palpabele NST moet het kind cell tumors. World J Urol 2004;22:2-14.
als het 6 maanden oud is verwezen worden naar een (kin- 18 Dayanc M, Kibar Y, Irkilata HC, Demir E, Tahmaz L, Peker AF. Long-term
outcome of scrotal incision orchiopexy for undescended testis. Urology
der)uroloog of (kinder)chirurg. Geadviseerd wordt te opere- 2007;70:786-8.
ren als het kind 6-12 maanden oud is. 19 Merguerian PA, Mevorach RA, Shortliffe LD, Cendron M. Laparoscopy for
the evaluationand management of the nonpalpable testicle. Urology 1998;
▪▪ Bij verworven unilaterale en bilaterale NST bespreekt de 51:3-6.
20 Hakkaart-van Roijen L, Tan SS, Bouwmans CAM. Handleiding voor kos-
arts met ouders en patiënt de keus tussen direct opereren
tenonderzoek: Methoden en standaard kostprijzen voor economische
of gecontroleerd afwachten tot aan de puberteit. Bij het be- evaluaties in de gezondheidszorg, geactualiseerde versie 2010. Diemen:
College voor Zorgverzekeringen, 2011.
sluit niet direct te opereren hoort een vervolgafspraak. Als
H
N a s ch o l in g
Inleiding Vehiculum
Hoewel huisartsen dagelijks grote hoeveelheden zalven en Een vehiculum (smeerbaar, niet-smeerbaar, vloeibaar) is een
crèmes voorschrijven is er geen wetenschappelijk bewijs om te farmacologisch hulpmiddel om een specifiek geneesmiddel in
bepalen welke draagstof (vehiculum) bij welke huidafwijking contact te brengen met de huid.2,3 Het vehiculum zorgt ervoor
de beste keuze is. Gelukkig bestaat er onder dermatologen een dat het geneesmiddel de huid binnendringt om de bedoelde
grote mate van overeenstemming over welk vehiculum men uitwerking te hebben. Maar ook zonder dit effect kan het een
het best op welke aandoening kan smeren. Deze bespreken gunstige koelende, beschermende, verzachtende of afsluiten-
we in dit artikel. Een algemene stelregel is: een vethoudend de niet-specifieke werking uitoefenen. De combinatie genees-
preparaat (zalf) verdient de voorkeur boven een waterhoudend middel en vehiculum moet voldoen aan drie voorwaarden:
vehiculum (crème). Huisartsen schrijven echter graag crèmes 1. het geneesmiddel moet zijn werkzaamheid behouden;
voor, omdat deze gebruiksvriendelijker zijn. Ze smeren mak- 2. het vehiculum moet geschikt zijn voor de betreffende huid;
kelijker uit, de huiddelen glimmen minder en ze maken min- 3. het vehiculum tast de werking van het geneesmiddel niet
der vlekken in de kleding. Wetenschappelijk onderbouwing aan en zorgt ervoor dat dit een optimaal therapeutisch ef-
over dit onderwerp ontbreekt. In deze nascholing zal, in af- fect heeft op de aangedane huid.
wachting van de te zijner tijd beschikbare ‘evidence’, alleen
de klinische ervaring voldoende handvatten moeten geven In bepaalde gevallen is het zelfs mogelijk om louter met een
om een keuze te maken. Klinische ervaring is hoe dan ook vehiculum een huidziekte te genezen. De basis is daarom in
van primair belang, hetgeen ook David Sacket stelt, een be- veel gevallen net zo belangrijk als het medicament dat erin
langrijke grondlegger van Evidence Based Medicine (EBM).1 opgesloten ligt.
Vervolgens volgt toetsing aan gegevens uit wetenschappelijk
onderzoek. Basis dermatica
In deze nascholing laten we zien dat huisartsen meestal We onderscheiden drie basisbestanddelen (constituentia) [fi-
beter voor een zalf kunnen kiezen dan voor een crème, om- guur]: poeders, vetten en vloeistoffen die, na zorgvuldig geko-
dat zalven vochtverlies van de huid voorkomen en een hieraan zen vermenging, karakteristieke eigenschappen ten behoeve
toegevoegd geneesmiddel tevens beter in de huid doordringt. van specifieke doeleinden verkrijgen. Bij gebruik van respec-
Kortom: ‘The fatter the better’. tievelijk een, twee of drie van deze bestanddelen spreken we
van een mono-, bi- of trifasisch vehiculum. Menging van
vettige substanties geeft een zalf en van vet en vloeistof een
crème. Als men vet met poeder mengt krijgt men een pasta
en als men vloeistof met poeder(s) mengt resulteert dat in een
Samenvatting schudsel. Een koelpasta bestaat uit alle drie de genoemde ba-
Sachs APE, Bruijnzeel-Koomen CAFM. Basis dermatica: ‘The fatter the sisbestanddelen.
better?’ Huisarts Wet 2014;57(2):88-91.
Bij het voorschrijven van een basis vehiculum, zoals een crème,
zalf of vetcrème, denken huisartsen veelal niet in de eerste plaats De kern
aan de farmacologische en farmacokinetische eigenschappen er- ▪▪ De keuze van het vehiculum hangt af van vochtigheid, op-
van. Het is meer een recept op basis van ervaring, dan op grond pervlak en locatie van de dermatose. In het algemeen geldt:
van ‘evidence’. Dat is begrijpelijk, want er is ook geen ‘evidence’ droog op droog, nat op nat.
over welk vehiculum op welke dermatose op welke plek van het ▪▪ Bij droge dermatosen gaat de voorkeur uit naar een vetcrè-
lichaam moet worden aangebracht. In dit artikel beschrijven we me. Bij zeer droge huid: cetomacrogolzalf of lanettezalf.
de voor- en nadelen van het gebruik van de diverse vehicula, uit- ▪▪ Op een ietwat vochtige huid dient men een ‘vochtig vehicu-
gaande van een bepaalde dermatose. Gebruikersgemak blijkt dan lum’ (crème) voor te schrijven.
niet altijd een goede leidraad te zijn. In afwachting van gerando- ▪▪ Zeer vochtige dermatosen moet men behandelen met een
miseerd evidence-based onderzoek is het adagium: voor een dro- vochtig verband (fysiologisch zout of leidingwater).
ge dermatose gaat de voorkeur uit naar vetcrèmes en zalven, en ▪▪ Crèmes kunnen wel worden gebruikt op droge gebieden
niet naar het gebruikersgemak van een crème. Kortom: ‘The fat- waar transpiratie voorkomt (oksel, liezen).
ter the better’. ▪▪ Zalven voorkomen het onttrekken van vocht aan de huid en
zijn daarom te verkiezen bij een droge huid.
UMC Utrecht, Julius Center for Health Sciences and Primary Care, Heidelberglaan 100, Postbus ▪▪ Zinkoxide ZOK-zalven resulteren in een witverkleuring die
8560, 3508 AB Utrecht: dr. A.P.E. Sachs, universitair hoofddocent; prof.dr. C.A.F.M. Bruijnzeel-Koo-
het zicht op de genezingstoestand van de huid voor een groot
men, medisch afdelingshoofd • Correspondentie: a.p.e.sachs@umcutrecht.nl • Mogelijke belangen-
verstrengeling: niets aangegeven. deel ontneemt.
Smeerbare consistentie
De term gel is net als het woord gelatine afkomstig van het La-
tijnse woord gelare (bevriezen). Gels zijn verdunde moleculaire
structuren die plaatselijk aan elkaar plakken. De moleculen,
die aanvankelijk nog in het oplosmiddel ‘zweefden’, raken na
applicatie hun oplosmiddel kwijt en haken in elkaar, zodat
zich een vaste stof vormt (bijvoorbeeld haargel).
Dankzij de aanwezigheid van een emulgator kunnen vloei-
stoffen en vetten, in de hoedanigheid van een crème, naast
elkaar in een medium bestaan. We kunnen drie vormen on- Daarnaast zijn er emulgerende zalven, die dankzij een
derscheiden: crèmes (olie in water; O/W), zalven en emulge- emulgator vrij veel water kunnen bevatten. Hierdoor hechten
rende zalven (W/O). ze goed aan een vochtige huid en zijn ze vrij eenvoudig af te
Bij olie in water (O/W) vormt water de basisfase met hierin wassen met water (Cetomacrogolzalf, Lanettezalf). Toevoeging
verspreid liggende gedispergeerde oliedruppeltjes. Na opbren- van water geeft een water-in-olie-emulsie (W/O), resulterend
gen op de huid verdampt het water en ontstaat er een kort- in een koelend effect op de huid (door verdamping van water
durend, koelend effect. Er blijft dan een transparant en vaak spreekt men van koelzalf). W/O-emulsies lenen zich goed voor
onzichtbaar olielaagje op de huid achter. Omdat O/W-crèmes in vet oplosbare medicijnen. Als een langdurige werking van
snel in de huid trekken worden ze ook wel vanishing creams ge- het medicijn gewenst is, verwerkt men er in water oplosbare
noemd (bijvoorbeeld cremor cetomacrogolis FNA, cremor la- medicijnen in. Te denken valt aan lokaalanesthetica. Van-
nette I FNA en de iets vettere variant, de cremor lanette II FNA). wege hun invettende werking zijn zalven vooral geschikt voor
Dit is niet alleen een aantrekkelijke cosmetische eigenschap, droge, schilferige dermatosen. Schilfering wijst op een stoor-
maar crèmes zijn daardoor ook geschikt om er een genees- nis in het stratum corneum, met als gevolg dehydratie van de
middel aan toe te voegen. De O/W-emulsies lenen zich goed epidermis. De afdekkende eigenschap van een zalf resulteert
voor in water oplosbare medicijnen. Als men de dop op tubes in een toegenomen hydratie van de epidermis en daardoor in
of deksels van potjes onvoldoende afsluit, leidt dat tot snelle normalisering van de schilfering.
uitdroging van de inhoud ervan. We spreken van vetcrèmes Verwarring kan optreden bij het maken van onderscheid
indien de O/W-emulsie een hoog percentage vettige bestand- tussen W/O-vetten en crèmes. In het algemeen geldt dat ver-
delen bevat. De aan de crèmes toegevoegde conserveringsmid- hoging van de concentratie water de viscositeit van een O/W
delen zorgen voor een langere houdbaarheid. Deze zijn echter doet afnemen (respectievelijk een transitie van zalf naar crè-
nogal eens de oorzaak van een contactallergie. Ureum bevor-
dert de opname van water door de huid. Dit water zorgt voor
een verweking van de bovenste huidlaag, waardoor schilfers, Abstract
kloven en branderige plekken sneller verdwijnen. Ureum in Sachs APE, Bruijnzeel-Koomen CAFM. Topical preparations: ‘The fatter the better?’ Huisarts
een crème of zalf houdt de huid soepel en gaat verdere uit- Wet 2014;57(2):88-91.
droging tegen. Dit geldt ook voor acidum salicylicum, die te- When general practitioners prescribe topical preparations, such as lotions, creams,
vens de normale groei van de huid bevordert. Door verweking or ointments, the pharmacological or pharmacokinetic properties of these prepara-
wordt de eeltlaag weer soepel, zodat de huid kan dichttrekken tions are often not the primary consideration, with prescription being guided more
en kloven kunnen genezen. Er zijn geen onderzoeksgegevens by experience than by evidence. This is understandable because there is no evidence
bekend over de effecten van toegevoegde ureum of salicylaten, about which preparation should be used for which skin disorder on which part of the
als penetratie bevorderende middelen, op de penetratie van body. This article describes the pros and cons of various preparations for specific skin
dermatocorticosteroïden bij constitutioneel eczeem. 4 disorders. User-friendliness is not always the best reason for choosing a specific
Zalven zijn vaster van consistentie dan crèmes. Zij omvat- agent. Until there is randomized, evidence-based research, the maxim for dry skin
ten ten eerste vette zalven, die bijna watervrij zijn en groten- disorders is the fatter the better – ointments and fatty ointments rather than creams
deels uit vaseline en paraffine bestaan. and lotions.
me, en uiteindelijk naar lotion (bijvoorbeeld O/W-emulsie). Lotions zijn vanuit farmaceutisch oogpunt gezien een sus-
Maar ook de term ‘vetzalf’ is onduidelijk, want dit is een pleo- pensie van poeder of olie in water. Ook duidt men hiermee een
nasme. Vetter dan vet bestaat immers niet. Vette indifferente mengsel van alcohol en water aan.
middelen (vetcrèmes en zalven) verbeteren de globale ernst Toevoeging van een geringe hoeveelheid ‘verdikkingsmid-
van het eczeem (EBM-bewijsniveau 2-B).5,6 De CBO-richtlijn del’ aan oplossingen (bijvoorbeeld 2% carbomeer met 4% tri-
adviseert indifferente middelen (eventueel in combinatie met ethanolamine in aqua) geeft een hydrogel. Indicatie is zowel
ureum of glycerol) als onderhoudstherapie te gebruiken. Het de vette als de behaarde huid.
advies is om deze ten minste eenmaal daags te gebruiken en Shampoo is een vloeistof waaraan surfactans (surface active
desgewenst vaker, waarbij de richtlijn stelt dat er in principe agents) zijn toegevoegd. Deze bestaan uit zowel een hydrofoob
geen beperking is voor het aantal malen dat het middel per (in de staart) als een hydrofiel molecuul (kop). Hierdoor bevat-
dag wordt aangebracht. ten zij een wateronoplosbaar (of olieoplosbaar) deel en een
Pasta’s zijn mengsels van zalven en poeder in ongeveer wateroplosbaar deel. Daardoor zijn zij zowel in polaire als in
een 50/50%-verhouding. Ze hebben een vochtabsorberende apolaire stoffen oplosbaar.
werking en een indrogend effect bij vochtige (pussende) der-
matosen. Te onderscheiden zijn een weke en een stijve vorm. Therapie
De eerste (Linimentum zinci oxidi oleosum FNA of Zinkolie) Als basisregel geldt dat de keuze voor het juiste vehiculum in
bestaat uit 60% zinkoxide en 40% oleum arachidis. Vanwege sterke mate afhangt van de vochtigheid, grootte en locatie van
de vrij weke consistentie is deze eenvoudig over grotere op- een dermatose. In het algemeen geldt: behandel nat met nat
pervlakken uit te smeren. Een stijve pasta is zinci oxidi oleo- en droog met vet.
sum FNA (zinkoxidepasta FNA), die bestaat uit 25% zinkoxide, ▪▪ Zeer vochtige dermatosen, wel of niet geïnfecteerd, zoals
25% amylum en 50% vaseline. De stevigere consistentie hiervan acuut eczeem dat veelal geïmpetiginiseerd is (secundair
maakt dat deze vooral geschikt is voor lokale nattende (pus- geïnfecteerd, vaak door Staphylococcus aureus): vochtige hy-
sende) excoriaties. drofiele gazen, gedrenkt in fysiologisch zout of leidingwa-
Koelpasta’s, die bestaan uit alle drie de hoofdbestanddelen ter. Door verdamping van vocht uit het verband zuigt het
(poeder, vloeistof en vet), hebben naast een indrogend ook een verband pus en weefselvocht op (men moet het verband
koelend effect. Toepassing is bijvoorbeeld een acute ontste- daarom enkele keren per dag vervangen). Daarom mag
kingsachtige dermatose. Unguentum Zinci oxidi et solutionis men nooit een afdichtend plastic verband gebruiken. Het
calcii hydroxidi FNA (zinkoxidekalkwaterzalf FNA, ZOK-zalf gebruik van zinkoxidekalkwaterzalf (ZOK-zalf) is min of
FNA) is samengesteld uit gelijke delen zinkoxide, oleum ara- meer obsoleet. Nadeel is de witte verkleuring van de huid
chidis en kalkwater. Het heeft hetzelfde indicatiegebied als door zinkoxide, die objectivering van het resultaat van de
zinkoxidesmeersels. behandeling bemoeilijkt. De dermatose moet dan name-
lijk eerst met olie worden schoongemaakt. Bij indrogen van
Niet-smeerbare consistentie het ontstekingsexudaat kan men een crème voorschrijven.
Strooipoeders (Conspergentia) bestaan uit een enkelvoudige ▪▪ Als de dermatose niet meer nattend is (het vocht loopt er
stof of uit mengsels van poeders waaraan eventueel een kleine letterlijk niet meer uit), kan men een crème gebruiken.
hoeveelheid van een vettige stof (wolvet of vaseline) is toege- ▪▪ Bij droge dermatosen (xerodermie), zoals droog eczeem,
voegd. De poederfase bestaat uit het werkzame geneesmiddel wel of niet geïnfecteerd, kiest men voor een vette basis, zo-
gemengd met basisstoffen als talk, aluminiumsilicaten, mag- als een zalf. Als er bij eczeem sprake is van impetiginisatie,
nesiumoxide, zinkoxide of zetmeel. In tegenstelling tot pas- bijvoorbeeld door effecten van stuk krabben, is ook een zalf
ta’s zijn deze ongeschikt voor nattende dermatosen. Ook voor geïndiceerd. Op een niet nattende huid adhereert een zalf
toepassing in wonden moet worden gewaarschuwd, omdat namelijk goed. Daarnaast is er een betere resorbering door
deze vanwege de aanwezige talk kan leiden tot granuloma- lokale applicatie van corticosteroïden op zalfbasis. Dit geldt
teuze ontstekingsreacties. Resorbeerbaar strooipoeder (con- voor alle dermatosen. Voorbeeld: Fluticasonpropionaatcrè-
spergens resorbebile FNA, dat men aantreft op onder andere me bevat 0,05% en Fluticasonzalf bevat 0,005% fluticason-
polyvinylhandschoenen) leidt niet tot complicaties. propionaat per gram. Dit geeft aan dat er op zalfbasis meer
corticosteroïden in de huid worden geresorbeerd.
Vloeibare consistentie
Lotions zijn mengsels van ongeveer 30% poeder en 70% vloei- Leerpunten
stof. Vanwege hun koelend effect kunnen deze worden voorge- ▪▪ Wees niet zuinig met het voorschrijven van grote hoeveel-
schreven bij jeukende dermatosen. FNA-preparaten zijn lotio heden indifferente therapeutische middelen. Tubes van
alba en lotio alba spirituosa. Vanwege de hierin aanwezige 100 mg zijn veruit te verkiezen boven die van 30 mg.7
zinkoxide en talk krijgt de huid na indroging een witachtig ▪▪ Gebruik crèmes niet op een droge tot zeer droge huid. De
aspect. In lotio calaminae FNA krijgt de huid door aankleu- reden is dat crèmes voor 60-80% uit water bestaan (O/W-
ring van het zinkoxide met ferrioxide na opdroging een meer oplossing). Door de aanwezigheid van water smeren ze
roze kleur. gemakkelijk, maar laten ze slechts een zeer dunne vetlaag
achter op het huidoppervlak. Hierdoor zijn ze cosmetisch andere dermatosen die men al dan niet met een cortico-
acceptabeler dan zalven. Dit kan vooral voor het gelaat van steroïd moet behandelen. Eigenlijk bepalen de lokalisatie,
belang zijn. Ook zijn ze, gemakkelijker dan zalven, aan te de beharing en het al of niet nattend zijn of men een zalf of
brengen op sterk behaarde lichaamsdelen. Bij dermatosen crème moet gebruiken.
in lichaamsplooien is het vanwege de aanwezige transpi-
ratie beter om een crème te gebruiken dan een zalf. Een Dankwoord
crème is immers in tegenstelling tot een zalf in staat om Wij zijn dr. V. Sirgudsson, dermatoloog en staflid van de af-
water op te nemen. deling Dermatologie van het UMCU, zeer erkentelijk voor zijn
▪▪ Zalven bestaan bijna geheel uit vet en dit voorkomt dat waardevolle adviezen en het fiatteren van het plaatsen van de
vocht de huid verlaat en de huid (nog meer) uitdroogt. Om illustratie [figuur]. ▪
deze reden zijn zalven te verkiezen boven een crème omdat
Literatuur
ze vochtverlies van de huid voorkomen en een hieraan toe-
1 Sackett LD. Evidence based medicine: what it is and what it isn’t. BMJ
gevoegd geneesmiddel tevens beter in de huid doordringt. 1996;312:7.
▪▪ Zinkoxydepreparaten mag men eigenlijk niet meer voor- 2 Joosten AAM, Wetenschappelijk Instituut Nederlandse Apothekers. Der-
matica op recept: apotheekbereidingen in de therapie van huidaandoe-
schrijven. De therapietrouw is gering omdat het smeren ningen. Den Haag: Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevorde-
en schoonmaken erg bewerkelijk zijn. Bovendien zijn ze ring der Phamacie, 2011.
3 Polano MK. Topical skin therapeutics. New York: Churchill Livingstone,
cosmetisch niet acceptabel. Tijdens klinische behandeling 1984.
gebruikt men ze bij uitzondering nog wel eens. 4 Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Richtlijn Constitutio-
neel eczeem. Utrecht: Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO,
▪▪ Meestal zal de huid bij eczeem droog zijn. De voorkeur gaat 2006 (www.cbo.nl).
dan uit naar een vetcrème, waarbij vaselinecetomacrogol- 5 Cleveringa JP, Dirven-Meijer PC, Hartvelt-Faber G, Nonneman MMG,
Weisscher PJ, Boukes FS. NHG-Standaard Constitutioneel eczeem. Huis-
crème eerste keuze is en vaselinelanettecrème als alterna- arts Wet 2006:49:458-65.
6 Hoare C, Li Wan PA, Williams H. Systematic review of treatments for topic
tief geldt. Nog iets vetter is koelzalf. Bij een zeer droge huid
eczema. Health Technol Assess 2000;4:155-62.
is cetomacrogolzalf of lanettezalf een goede keuze. Kort- 7 Williams H, Thomas K, Smethurst D, Ravenscroft J, Charman C. Atopic ec-
zema. In: Evidence based dermatology. Oxford: BMJ Books, Blackwell Pu-
om, voor een droge huid geldt: ‘the fatter the better’. Dit
blishing Ltd, 2001.
geldt niet alleen voor eczeem of psoriasis, maar ook voor
(Te) makkelijk boekje over seks hoofdstuk welwillende zorgverleners afschrikt. Hopelijk ont-
moedigt de conclusie van het eerste hoofdstuk mensen met
Scholten M. Vrij met seks. Over relaties en seksualiteit. Am- seksuele problemen niet om hulp te zoeken: ‘We weten nu
sterdam: Uitgeverij Gopher, 2012. 181 pagina’s, € 17,50. ISBN dat huisartsen niet per definitie goede zorgverleners zijn op
9789051797985 seksueel gebied.’
In het tweede hoofdstuk komen we terecht in een draai-
B o ek b e sp r ek in g
Doelgroep Iedereen die kampt met seksuele moeilijkheden en kolk van weetjes en feiten die de auteur in korte paragrafen
hun zorgverleners. schetst. Het boek staat vol persoonlijke verslagjes.
Inhoud Auteur Mirjam Scholten heeft zelf een probleem met Het meest interessant voor patiënten is waarschijnlijk de
seks gehad en wil nu gedegen werk leveren om haar lotge- uiteenzetting in hoofdstuk 5 over verschillende problemen
noten te ondersteunen. Haar boekje is leesbaar geschreven, en behandelopties. De presentatie is helaas wat warrig en bo-
maar ik ervaar al vanaf het voorwoord van collega Peter vendien medisch onvolledig. Bij de titel van het laatste hoofd-
Leusink een bestraffend vingertje. Zowel Scholten als Leu- stuk ‘Bij welke zorgverleners kun je terecht’ hoopte ik op een
sink vindt kennelijk dat wij als duidelijke uiteenzetting, die jammer genoeg niet volgde. Ik
huisartsen veel schroom hebben heb dan ook niet de verwachting dat patiënten hiermee beter
om over seksualiteit te spreken. In hun weg in de zorgverlening zullen vinden.
het eerste hoofdstuk haalt Schol- Oordeel Een makkelijk leesbaar boekje, prettig voor de lezer
ten uit naar de hulpverlening, die die informatie zoekt op ‘wist u dat-niveau’. Een duidelijke
seks niet boven aan de agenda lijn ontbreekt echter, net als diepgang en een helder over-
heeft staan. De boude beweringen zicht. Dat lijkt me niet bevorderlijk voor het beklijven van de
worden echter niet ondersteund informatie. Als hulpverlener kom je er bovendien niet erg
door de kort geschetste interviews genadig vanaf, waardoor deze uitgave niet bijdraagt aan het
met zorgverleners. Hieruit blijkt overbruggen van de mogelijke kloof tussen hulpverlener en
dat huisartsen seksualiteit nog hulpzoekende. ▪
wel hun pakkie-an vinden. Goede Margriet Folkeringa-de Wijs
kans dat de teneur in dat eerste Waardering: ⦁ ⦁ (matig)
P
K l ini s che l e s
Patiënten met acute pijn op de thorax, vastzittend aan de ook andere relevante pathologie uit als verklaring voor de
ademhaling en patiënten met onbegrepen (acuut opgetreden) klachten van mevrouw De Wit [casus deel 1]?
dyspneuklachten stellen de huisarts voor een diagnostisch di-
lemma. Het zoeken naar diagnostische zekerheid door te ver- Casus deel 1
wijzen voor aanvullende diagnostiek kan overdiagnostiek tot Op het maandagmiddagspreekuur ziet u mevrouw De Wit, 43 jaar.
Ze bezoekt geregeld met een van haar drie kinderen het spreekuur,
gevolg hebben. Niet verwijzen kan er echter toe leiden dat de
maar komt slechts zelden voor zichzelf. Ze heeft een blanco voor-
huisarts een potentieel levensbedreigende aandoening mist.1 geschiedenis, op een cholecystectomie na. Ze rookt niet. Behalve
In een eerder in dit tijdschrift gepubliceerd artikel lieten we de pil gebruikt ze geen medicatie.
Het hele weekeinde heeft ze al last van pijn rechts op de borst-
zien dat de huisarts bij patiënten met bovengenoemde klach-
kas. De pijn zit vast aan de ademhaling. De klachten zijn zonder
ten met een negatieve Wells-beslisregel voor longembolie enige aanleiding begonnen. Bij inspanning is ze licht kortademig
(score ≤ 4) en een negatieve D-dimeersneltest veilig longem- en ze is niet ziek of bedlegerig geweest. Wel voelde ze zich in het
bolie kan uitsluiten.2 Maar daarmee is het diagnostisch pro- weekeinde wat koortsig, maar ze heeft geen temperatuur opgeno-
men. Ze heeft geen klachten van de benen. Bij onderzoek ziet u een
bleem voor de huisarts nog niet opgelost. Nog steeds moet hij
niet-zieke vrouw; in rust is er geen dyspneu. De lichaamstempera-
onderscheid maken tussen frequent voorkomende oorzaken, tuur is 37,2 °C (na inname van 1.000 mg paracetamol ’s ochtends).
zoals myalgie of hyperventilatie, waarbij geruststelling vaak De polsfrequentie bedraagt 80 per minuut, regulair en aequaal. De
afdoende is, en diagnoses zoals pneumonie, waarbij medisch bloeddruk is 125/75 mmHg. Bij auscultatie van hart en longen hoort
u geen bijzonderheden. U hebt bij onderzoek van de benen geen
handelen nodig is. Of sluiten een negatieve Wells-beslisregel aanwijzingen gevonden voor diep veneuze trombose.
en een negatieve D-dimeertest niet alleen longembolie, maar U staat voor een diagnostisch dilemma. U acht de kans op ern-
stige pathologie klein, maar durft mevrouw De Wit ook niet zonder
enig aanvullend onderzoek naar huis te sturen.
Samenvatting
Eerst wilt u de diagnose longembolie uitsluiten. U past de Wells-
Lucassen WAM, Kuijs-Augustijn M, Van Weert HCPM. De waarde van de regel voor longembolie toe. Mevrouw De Wit scoort 0 punten: een
CRP-test na uitsluiting van longembolie. Huisarts Wet 2014;57(2):92-4. lage kans op longembolie. De D-dimeertest is negatief. Helaas is
Als de huisarts op het spreekuur een patiënt ziet met borstpijn- met het uitsluiten van longembolie uw diagnostisch dilemma nog
niet opgelost. Zou er toch nog sprake kunnen zijn van andere, rele-
klachten, vastzittend aan de ademhaling, en/of onbegrepen dys-
vante pathologie?
pneuklachten, kan hij met een negatieve Wells-beslisregel voor
longembolie en een negatieve D-dimeersneltest veilig longembo-
lie uitsluiten. Maar daarmee is het diagnostisch probleem voor de In dit artikel beantwoorden we deze vraag en onderzoe-
huisarts nog niet opgelost. Nog steeds moet hij onderscheid ma- ken we of de huisarts met een aanvullende test, uitgevoerd op
ken tussen frequent voorkomende oorzaken, zoals myalgie of hy- de praktijk, een verdere differentiatie kan maken tussen on-
perventilatie, waarbij geruststelling vaak afdoende is, en diagno- schuldige en minder onschuldige oorzaken voor klachten als
ses zoals een pneumonie, waarbij medisch handelen nodig is. Wij die van mevrouw De Wit.
hebben onderzocht of de CRP-test van waarde kan zijn bij het Daarvoor hebben we de gegevens van een onlangs in dit
maken van dit onderscheid. Tien procent van de deelnemende pa- tijdschrift gepubliceerd onderzoek (AMUSE-2) geanalyseerd.
tiënten met een negatieve CRP-test (< 10 mg/l) kreeg een klinisch In dit prospectieve onderzoek, dat in de eerste lijn is uitge-
relevante diagnose en slechts 2% van deze patiënten werd in het voerd, hebben huisartsen in heel Nederland 598 patiënten ge-
ziekenhuis opgenomen. Van de CRP-positieve patiënten kreeg ïncludeerd bij wie ze een longembolie vermoedden.2,3 Bij 272
43% een klinisch relevante diagnose en 20% van deze patiënten patiënten was er sprake van een negatieve Wells-beslisregel
werd opgenomen. voor longembolie en een negatieve kwalitatieve D-dimeer-
Een negatieve uitslag van een aanvullende CRP-test verkleint de sneltest. Uiteindelijk hebben we 191 patiënten geïncludeerd
kans op andere relevante pathologie. De huisarts kan een D-di- die de huisartsen volgens het onderzoeksprotocol voor nadere
meersneltest en een CRP-sneltest bij de van longembolie ver- diagnostiek naar de tweede lijn hadden verwezen. Is bij deze
dachte patiënt uitvoeren, zonder dat hij de patiënt naar het labo- laatste groep patiënten met een negatieve Wells-beslisregel
ratorium hoeft te verwijzen.
De kern
AMC, afdeling Huisartsgeneeskunde J2-218, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam: dr. W.A.M. Lucas- ▪▪ De huisarts kan met behulp van een negatieve Wells-beslis-
sen, huisarts en senior onderzoeker; M. Kuijs-Augustijn, huisarts; prof.dr. H.C.P.M. van Weert,
hoogleraar Huisartsgeneeskunde • Correspondentie: w.a.lucassen@amc.uva.nl • Mogelijke belan- regel voor longembolie en een negatieve D-dimeersneltest veilig
genverstrengeling: financiering door de Nederlandse Hartstichting (projectnummer 2006 B237).
longembolie uitsluiten.
Deze klinische les is gebaseerd op: Lucassen WAM, Kuijs-Augustijn M, Erkens PGM, Geersing GJ, ▪▪ De huisarts kan na het uitsluiten van longembolie de kans op
Büller HR, Van Weert HCPM. The additional value of the CRP-test in patients in whom the primary
relevante andere pathologie verder verkleinen met een nega-
care physician excluded pulmonary embolism. Eur J Gen Pract 2013;19:143-9. Publicatie gebeurt met
toestemming van de uitgever. tieve CRP-test (< 10 mg/l).
Tabel Diagnose bij 191 patiënten met negatieve Wells-beslisregel voor longembolie en nega-
tieve D-dimeertest Dit houdt in dat de werkelijke CRP-waarde op grond van alle
aanwezige variabelen zo goed mogelijk wordt geschat.7,8 Een
Patiënten Patiënten met CRP Patiënten met
toekomstig prospectief eerstelijnsonderzoek zal de resultaten
n = 191 < 10 mg/l CRP ≥ 10 mg/l
n = 116 (61%) n = 75 (39%) van dit onderzoek daarom moeten valideren.
Klinisch relevante diagnose 40 (21%) 11 (9%) 29 (39%)
▪▪ pneumonie 16 0 16 Conclusie
▪▪ atelectase 1 1 0 Na het uitsluiten van de diagnose longembolie met de Wells-
▪▪ pneumothorax 1 1 0 beslisregel en een negatieve D-dimeertest staat de huisarts
▪▪ pleuritis 2 2 0
nog steeds voor een diagnostisch dilemma. Met een aanvul-
▪▪ pericarditis 2 1 1
lende CRP-test kan de huisarts de kans op andere relevante
▪▪ astma/COPD 8 4 4
pathologie verkleinen. Uiteindelijk blijft het de klinische in-
▪▪ maligniteit long 1 0 1
schatting van de huisarts of hij de kans op relevante patholo-
▪▪ bovensteluchtweginfectie 3 0 3
▪▪ hartfalen 1 1 0
gie na een negatieve CRP-test zo klein acht dat hij de patiënt
▪▪ overige ziekten* 5 1† 4 geruststelt en eventueel met pijnstilling naar huis stuurt,
Longembolie 4 (2%) 1 (1%) 3 (4%) of dat hij besluit tot aanvullende diagnostiek (labonderzoek,
Geen klinisch relevante diagnose 147 (77%) 104 (90%) 43 (57%) thoraxfoto of ecg). Hij kan de patiënt ook alsnog naar de twee-
* Overige ziekten: ribfractuur (n = 2), ziekte van Kahler (n = 1), mediastinale/hilaire lymfadenopathie de lijn verwijzen. Ondanks alle diagnostische hulpmiddelen
(n = 1), urosepsis bij diabetes mellitus (n = 1). blijft de klinische blik de sluitsteen van het diagnostisch pro-
†
Ziekte van Kahler (n = 1).
ces. ▪
Literatuur
aangevuld met door de huisartsen zelf aangevraagd labonder-
1 Moynihan R, Doust J, Henry D. Preventing overdiagnosis: how to stop har-
zoek, thoraxfoto of ecg) andere pathologie uit te sluiten of zelf ming the healthy. BMJ 2012;344:e3502.
te diagnosticeren en te behandelen. 2 Lucassen WAM, Erkens PMG, Geersing GJ. Diagnostiek van longembolie.
Huisarts Wet 2013;56:264-8.
Ten tweede zien we dat een verhoogde CRP-waarde sterk 3 Geersing GJ, Erkens PM, Lucassen WA, Buller HR, Cate HT, Hoes AW, et al.
gerelateerd is aan de diagnose pneumonie.5,6 Alle 16 patiënten Safe exclusion of pulmonary embolism using the Wells rule and qualita-
tive D-dimer testing in primary care: prospective cohort study. BMJ
met een pneumonie hadden een verhoogde CRP-waarde (ge- 2012;345:e6564.
middeld 91 mg/l, spreiding 19-224 mg/l). Opvallend is ook de 4 Verheij ThJM, Hopstaken RM, Prins JM, Salomé PhL, Bindels PJ, Ponsioen
BP, et al. NHG-Standaard Acuut Hoesten. Huisarts Wet 2011;54:68-92.
positieve CRP-uitslag (gemiddeld 18 mg/l, spreiding 4-33 mg/l) 5 Cals JW, Schot MJ, De Jong SA, Dinant GJ, Hopstaken RM. Point-of-care C-
bij 3 van de 4 patiënten met een longembolie (ondanks een ne- reactive protein testing and antibiotic prescribing for respiratory tract
infections: a randomized controlled trial. Ann Fam Med 2010;8:124-33.
gatieve beslisregel en negatieve D-dimeertest). 6 Hopstaken RM, Muris JW, Knottnerus JA, Kester AD, Rinkens PE, Dinant
GJ. Contributions of symptoms, signs, erythrocyte sedimentation rate,
Ten slotte had het onderzoek nogal wat methodologische
and C-reactive protein to a diagnosis of pneumonia in acute lower respira-
beperkingen. De belangrijkste was dat het al of niet uitvoeren tory tract infection. Br J Gen Pract 2003;53:358-64.
7 Janssen KJ, Donders AR, Harrell FE Jr, Vergouwe Y, Chen Q, Grobbee DE, et
van de CRP-test werd overgelaten aan de behandelend arts,
al. Missing covariate data in medical research: to impute is better than to
waardoor de CRP-uitslag bij ongeveer eenderde van de patiën- ignore. J Clin Epidemiol 2010;63:721-7.
8 Donders AR, Van der Heijden GJ, Stijnen T, Moons KG. Review: a gentle
ten ontbrak. Om het effect van bias te minimaliseren hebben introduction to imputation of missing values. J Clin Epidemiol
we de waarde van de CRP-test bij deze patiënten geïmputeerd. 2006;59:1087-91.
Foto: Hollandse Hoogte/Frank Muller
B o ek b e sp r ek in g
meer de nadruk leggen op medische elementen van het lij-
Dees M. When suffering becomes unbearable. Perspectives of den. Dit bleek ook uit verslagen van de consulent. Behande-
Dutch patients, close relatives and attending physicians in a re- lend artsen en de consulenten hadden minder de neiging om
quest for euthanasia [Proefschrift]. Nijmegen: Ipskamp Drukkers, elementen uit het sociale en existentiële thema te betrek-
2013. ISBN 978-94-6191-587-0. ken in hun beschrijving van het ondraaglijk lijden. Naasten
kwamen juist sterk met de patiënt overeen wat betreft de
Uitzichtloos ondraaglijk lijden is de basisvoorwaarde voor beleving van existentiële elementen van het lijden. Hoewel
het toepassen van euthanasie. Wát lijden uitzichtloos en artsen tot de overtuiging komen dat hun patiënt ondraaglijk
ondraaglijk maakt, verschilt echter van persoon tot persoon lijdt, kennen zij niet vanzelfsprekend het volledige perspec-
en niet zelden verschuift dit ook binnen één persoon. Huis- tief van de patiënt.
arts en onderzoeker Marianne Dees heeft de afgelopen jaren Een verzoek tot euthanasie wordt ervaren als één van
in haar promotieonderzoek bestudeerd wat ‘ondraaglijk en de moeilijkste en meest belastende zaken in de medische
uitzichtloos lijden’ inhoudt in het perspectief van de patiënt, praktijk. Artsen en patiënten groeien samen naar een besluit
diens naaste, zijn behandelend arts en de onafhankelijk con- tot euthanasie toe, waarbij zorgvuldige afstemming moet
sulterend arts. plaatsvinden. Thema’s die in dit complexe proces worden on-
Zij nam diepte-interviews af bij 41 patiënten, 31 naasten derscheiden zijn: het delen van visies en normen en waarden
en 28 artsen, en daarnaast beoordeelde zij 24 consultatie- over euthanasie; het opbouwen van een goede arts-patiënt-
rapporten. Het lijden van patiënten vindt zijn oorsprong in relatie; het voldoen aan de zorgvuldigheidseisen; het inten-
symptomen die voortkomen uit ziekte of veroudering. Zoals sieve proces van voorbereiding en uitvoering van euthanasie
een patiënte verwoordt: Ik heb de hele dag pijn, sta op met pijn en ga en het bieden van nazorg aan naasten. Dit vraagt van de arts
naar bed met pijn. Als ik maar de helft minder pijn zou hebben, dan zou ik een hoog niveau van oprechte betrokkenheid, communica-
er niet over peinzen om euthanasie te vragen. Elementen uit psycho- tievaardigheden, inzicht in familieverhoudingen en profes-
emotionele, sociale en existentiële problematiek dragen sioneel handelen.
echter in belangrijke mate bij aan het ervaren van dit lijden. Dees pleit ervoor dat artsen tijdig het initiatief nemen
Patiënten blijken hun lijden vaak te evalueren in de context om een gesprek aan te gaan over het levenseinde en daarbij
van hun persoonskenmerken, hun levensverhaal en de invul- vragen en gedachten over een mogelijke euthanasie te ex-
ling van hun bestaan: Ik was heel handig met mijn handen: er waren ploreren. Dit geeft tijd en ruimte om een goede relatie op te
steeds allerlei klusjes die gedaan moesten worden in het verzorgingshuis bouwen met de patiënt en voldoende aandacht te kunnen
en ik genoot ervan om ze te doen. Ik voelde me nuttig voor de samenle- besteden aan alle complexe elementen van het besluitvor-
ving. Nu kan ik niets meer. Als deze evaluatie sterke gevoelens van mingsproces. Daarbij is het goed om expliciet in te gaan op
uitzichtloosheid oproept, beleven patiënten hun lijden als het perspectief van de patiënt: wát maakt, naast de ellendige
ondraaglijk. Een patiënte beschrijft: Je ligt in bed, en geen van de medische context, het lijden voor déze patiënt ondraaglijk? ▪
normale functies komt terug. Ze komen nooit meer terug, het wordt alleen Linda Bröker
maar erger.
‘Wat jij als huisarts en hij was dusdanig verlamd dat hij al- zorgvuldigheidscriteria voldoen. Maar
In t erv ie w
lastig! –, statusverlies, eenzaamheid of doening kun je vragen: “Hebt u wel Verspreiding van het gedachtegoed
niet willen worden opgenomen in een eens nagedacht over het levenseinde? Dees is zeer actief als het gaat om ver-
verpleeghuis. En tot slot zijn er existen- En wat zijn dan uw eventuele wensen spreiding van haar gedachtegoed over
tiële aspecten: gevoelens van zinloos- en verwachtingen?” Hoe ouder de pa euthanasie, hulp bij zelfdoding en be-
heid en uitzichtloosheid. Patiënten tiënt, hoe meer deze daar al over heeft sluitvoering rondom het levenseinde.
noemen altijd elementen uit alle vier de nagedacht. Mensen met een andere ‘Ik leid SCEN-artsen op en ben vanuit de
thema’s. Je weet dus al heel veel als je culturele achtergrond kunnen andere KNMG gevraagd om ook de Steungroep
deze thema’s uitvraagt en dan kun je normen en waarden hebben, maar juist Psychiaters kennis te laten nemen van
ook bepalen of de situatie voor een pa bij hen is het belangrijk de vraag te stel- alles wat speelt rond euthanasie. Ook
tiënt uitzichtloos is. Hoe eerder je daar- len. Want als zij een andere invulling ben ik betrokken bij het formuleren van
over het perspectief van de patiënt kent, van de zorg rond het levenseinde wen- de competenties van aiossen als het
hoe beter je kunt bekijken of je nog iets sen, is het goed om dat te weten. En je gaat over de “regie rondom het levens-
voor hem kunt betekenen en of je diens kunt dan ook bespreken of bijvoorbeeld einde”. Met de workshop Vóór het on-
situatie nog kunt verbeteren.’ inschakeling van een imam wenselijk draaglijk wordt geef ik vorm aan het
is.’ belang van de samenwerking met de
Initiatief bij de huisarts Volgens Dees is de situatie bij hoog- tweede lijn. Daarnaast ben ik betrokken
‘De patiënt hoeft niet in de stervensfase bejaarden soms anders. ‘Omdat er vaak bij de evaluatie van de euthanasiewet-
te zijn om het gesprek over het levens- geen nieuwe diagnose als markering is, geving in de Tweede Kamer. Dat alles is
einde aan te gaan’, stelt Dees. ‘Vooral bij zijn er bij hen andere momenten waar- heel leerzaam, ook voor mij!’ ▪
dementie is het heel belangrijk om het op je de wensen rond het levenseinde Ans Stalenhoef
gesprek tijdig te houden en ook dan kunt bespreken. Bijvoorbeeld als ze
spelen altijd die genoemde vier thema’s nieuw zijn in je praktijk, bij een verhui-
een rol. Huisartsen moeten proactief zing naar een andere woonsetting of bij
het initiatief nemen voor zo’n gesprek een verwijzing naar een specialist.’
bij elke aandoening die vroeg of laat
kan leiden tot een verzoek om euthana- Gewetensnood
sie of hulp bij zelfdoding. Dat is mede ‘Een professionele huisarts stelt de pa
belangrijk omdat de patiënt moet we- tiënt centraal’, meent Dees. ‘Maar je
ten of dit onderwerp met jou bespreek- kunt niet iets doen wat in strijd is met
baar is of juist niet. Het ter sprake je eigen geweten. Als je niet kunt vol-
brengen van een mogelijke wens tot eu- doen aan de wensen van de patiënt, zul
thanasie is een onderdeel van het ge- je dit met hem moeten bespreken en
sprek tussen arts en patiënt over de hem moeten ondersteunen bij het vin-
wensen en verwachtingen rondom het den van een andere huisarts. Het is voor
levenseinde.’ patiënten heel lastig om met zichzelf te
‘Je moet in elk geval altijd genoeg leuren als ze bijvoorbeeld diep in de on-
ruimte en tijd nemen voor het gesprek’, cologische ellende zitten. Die kunnen
vervolgt Dees. ‘En voer dat liefst op een niet naar een willekeurige praktijk bel-
moment dat het er nog niet toe doet. len en tegen de assistente zeggen: “Mijn
Als er een acuut probleem speelt en je huisarts wil geen euthanasie verlenen.
vraagt dan naar de wensen rondom het Kan ik misschien bij jullie terecht?”
levenseinde, is de kans veel groter dat je Dan is het soms wenselijk om zelf op
op weerstand stuit. Overigens moet je zoek te gaan naar een andere huisarts
zo’n gesprek aangaan met zowel de pa- voor je patiënt.’
tiënt als diens naasten!’ Ook het ‘buddysysteem’ vindt Dees
een optie. ‘Dan blijf je zelf de behande-
Gewoon vragen lend arts wat betreft de palliatieve zorg,
Huisartsen vinden het niet altijd ge- maar laat je een collega-arts “meebe-
makkelijk om de wensen rond het le- handelen” voor het euthanasieverzoek.
venseinde met hun patiënten aan te Zeker bij dementie zijn er artsen die
kaarten. Heeft Dees hiervoor goede daarvoor op de barricades staan. Het is
tips? ‘Het is echt heel simpel, je moet dan wel van heel groot belang dat je dit
het gewoon vragen! Doe dat niet met- goed en tijdig bespreekt met je patiënt,
een als de diagnose is gesteld. Maar als ook om het moment van wilsbekwaam-
je ziet dat er acceptatie is van de aan- heid niet te laten passeren.’
centrum wordt geactiveerd. sisteren, dan hoop ik later met een fijne
Als arts heb je soms een sterke maag Betekent dit dat ik nooit in staat zal collega samen te werken die er juist wel
nodig. Pussende atheroomcysten, met zijn een patiënt van zijn ingegroeide affiniteit mee heeft. Ik denk dat ik de
een cirkelzaag bewerkte bouwvakkers- teennagel af te helpen? Ben ik dan een patiënt dan best een eerlijke verklaring
vingers, cerumen met punnikdraad- slechte huisarts, als ik geen wigexcisies voor mijn doorverwijzen mag geven.
afmetingen of gebitsprothesen met doe? Uiteindelijk toon ik hem liever mijn
restjes hachée van de week ervoor. Over Ik vraag me af in hoeverre patiënten zwakte dan dat ik degene ben die de
het algemeen verdraag ik deze dingen het zouden accepteren als hun huisarts onderzoekskamer als eerste moet ver-
goed. Maar ik heb één persoonlijke bepaalde handelingen om persoonlijke laten. ▪
zwakte. En dat zijn ingegroeide teen- redenen weigert. In de huidige crisistijd Sophie van der Voort
nagels. waarin patiënten zuinig zijn op hun
Tijdens mijn co-schap chirurgie eigen risico, heeft men het liefst een Sophie van der Voort is tweedejaars aios.
doorstond ik de meest lugubere buik goede doe-het-zelver als huisarts. Toch
operaties. Een wigexcisie op de poli- is het een feit dat huisartsen onderling
klinische OK werd mij echter fataal. ontzettend kunnen verschillen in me-
De patiënt zag vrij bleek maar ik was dische kennis en vaardigheden. Er zijn
degene die flauwviel. Ik dacht dat het talloze optionele kaderopleidingen en
zou schelen als ik de ingreep zelf zou nascholingen, waardoor iedere dokter
uitvoeren, omdat je dan gefocust bent met een ander pakket van kwalitei-
en flauwvallen gewoonweg geen optie ten is toegerust. Bovendien deed een
is. Die proef op de som mocht ik nemen rondvraag onder collegae blijken dat
tijdens mijn eerste jaar van de huisart- ik bij lange na niet de enige dokter ben
senopleiding. Helaas moest ik halver- die zich ongemakkelijk voelt bij deze
wege mijn opleider vragen de schaar ingreep.
over te nemen omdat ik misselijk werd Ik hoef dus niet álles te kunnen en
en sterretjes zag. ongetwijfeld kan ik ‘mijn teennagels’
doorverwijzen naar een collega-huis-
Ik vrees dat het te laat is. Ik ben een arts of een chirurg. Anderzijds zegt
prachtige illustratie geworden van mijn gevoel dat een goede huisarts ten
het fenomeen klassieke conditione- minste in staat moet zijn een relatief
ring. Goede vriend Pavlov heeft ervoor eenvoudige ingreep als een wigexcisie
gezorgd dat wanneer ik alleen al een uit te voeren.
ingegroeide teennagel zié, een fight or Een goede reden om een handeling
te weigeren is wanneer je deze niet
beheerst. Maar onwel worden staat los
van het wel of niet beheersen van een
ingreep en is in mijn ogen ‘on-dokters’.
Bovendien, een beetje arts laat zich niet
uit het veld slaan door wat vasovagale
verschijnselen.
K enni s t o e t s
en haar tante is bij mevrouw Vermeer genetisch onderzoek
De opleider en de aios voeren een leergesprek naar aanleiding naar borstkanker geïndiceerd.
van de uitslag van de sportkeuring van de 27-jarige mevrouw
Boersma. Deze uitgebreide keuring werd verricht omdat ze op 5. Dit is correct.
haar wielerclub gaat deelnemen aan competitiewedstrijden.
De uitslag luidt dat er sprake is van linkerventrikelhypertrofie Mevrouw De Bruin, 45 jaar, komt op het spreekuur omdat ze
met verdenking op hypertrofische cardiomyopathie. De aios sinds een jaar steeds meer last heeft van schudden van haar
zegt tegen de opleider dat 1) mevrouw Boersma op grond van beide handen. Haar vader had dat ook. Als ze ’s avonds een bor-
deze uitslag moet stoppen met deelname aan wedstrijdsport. reltje neemt, verdwijnt de klacht. Ze vraagt of ze de ziekte van
Bovendien beweert de aios dat 2) hypertrofische cardiomyopa- Parkinson heeft. De huisarts stelt vast dat mevrouw De Bruin
thie vrijwel altijd erfelijk is. een tremor heeft. Op grond van de anamnese en deze bevin-
ding twijfelt hij tussen de ziekte van Parkinson of een essen-
1. De bewering van de aios na 1 is correct. tiële tremor. Voor een essentiële tremor pleit(en) in dit geval:
Mevrouw Vermeer, 23 jaar, komt op het spreekuur van de huis- 7. - het familiair voorkomen;
arts. Bij haar moeder is borstkanker gevonden. Zij vraagt zich
af of dit erfelijk is, omdat ook de zus van haar moeder borst- 8. - het symmetrisch aanwezig zijn.
kanker heeft. Bij haar moeder is op 58-jarige leeftijd en bij haar
tante op 60-jarige leeftijd borstkanker gevonden. Er zijn geen Mevrouw Touwens, 24 jaar, heeft gisteren brandwonden op-
andere familieleden met kanker. Mevrouw Vermeer heeft zelf gelopen door opspattend frituurvet. Ze heeft aan beide onder-
geen klachten. De huisarts legt uit dat zij op basis van haar armen een paar blaren. Ze komt nu voor controle. De blaren
familiaire belasting een 1) niet substantieel verhoogd levens- zijn opengegaan, het losse blaardak bedekt de wonden vrijwel
risico (circa 10%) op borstkanker heeft. geheel. Na onderzoek stelt de huisarts de diagnose oppervlak-
kige tweedegraads verbrandingen, van in totaal minder dan
3. De bewering na 1 is correct. 1% van het huidoppervlak. Hij besluit dit zelf te behandelen.
Hiertoe verwijdert hij eerst voorzichtig alle blaarresten.
Op grond van het vóórkomen van borstkanker bij haar moeder
en haar tante is bij mevrouw Vermeer screening naar borst- 9. Deze handeling is correct.
kanker geïndiceerd.
Vervolgens laat hij de assistente de wonden afdekken met een
4. Dit is correct. hydrocolloïdverband.
D
Im p o rt
Huisartsopleiding Nederland, Postbus 20072, 3502 LB Utrecht: dr. W.E.M Spinnewijn, huisarts en
onderzoeker • Correspondentie: w.spinnewijn@huisartsopleiding.nl
Im p o rt
Inleiding en licht verhoogd bij de derdegeneratieprogestageengebruik-
Sinds de introductie van de pil is bekend dat deze het risico sters (1,3; 95%-BI 1,0 tot 1,8).
op veneuze trombose verhoogt. Het absolute risico is laag bij Bij verdere opsplitsing was het risico op trombose het
jonge vrouwen (1-3 per 10.000 per jaar), maar doordat de pil hoogst bij de pil met de hoogste oestrogeendosis (50 microg),
wereldwijd veel gebruiksters heeft is dit kleine risico toch re- namelijk 5,2 keer verhoogd (95%-BI 3,4 tot 7,9) ten opzichte van
levant. niet-gebruiksters. Het risico was het laagst (2,2-2,4 keer ver-
De huisarts schrijft meestal een gecombineerde anticon- hoogd) bij de 20 of 30 microg oestrogeen met levonorgestrel
ceptiepil voor die verschilt in dosering van het oestrogeen én (tweedegeneratieprogenstageen) of 20 microg oestrogeen met
type (of generatie) progestageen. gestodene (derdegeneratieprogestageen). Deze lage dosis oes-
Het risico op trombose bij de pil wordt vaak beschreven trogenen geeft in combinatie met desogestrel (derdegenera-
per generatie progestageen. Echter, hoe verhoudt het risico tieprogestageen) echter een bijna 3,5 keer verhoogd risico.
op trombose zich tot afzonderlijke pillen die verschillen in Bij onderzoeken die werden gesponsord door de industrie
oestrogeen(ethinylestradiol)gehalte en progestageentype? werd in het algemeen een lager risico op trombose gevonden.
Om hierop antwoord te krijgen hebben de onderzoekers een De derdegeneratieprogestageenpil liet het grootste verschil
network meta-analyse uitgevoerd. Met deze speciale vorm zien: 1,9 keer hoger risico bij de gesponsorde en 5,2 keer hoger
van meta-analyse is het mogelijk om met een ‘indirecte’ ver- risico bij niet-gesponsorde onderzoeken.
gelijking het risico per pil ten opzichte van elke andere pil te Conclusie Het risico op veneuze trombose bij pilgebruiksters is
bepalen, zonder dat er één op één (een ‘directe’) vergelijking, bij iedere pil verhoogd ten opzichte van niet-gebruiksters. Een
van alle afzonderlijke pillen, en dus afzonderlijke onderzoe- stijging van het risico lijkt afhankelijk te zijn van het stijgen
ken, nodig is. van de dosis van oestrogenen, echter ook van het type proges-
tageen en oestogeen die wordt gecombineerd.
Onderzoek
Design en methode De onderzoekers extraheerden observatio- Interpretatie
nele onderzoeken bij gezonde vrouwen die de pil gebruikten Het gebruik van de pil is een duidelijke risicofactor voor trom-
(t/m 22 april 2013). Zij gebruikten de zoekwoorden: ‘combined bose, in gesponsord onderzoek en nog veel evidenter in niet-
oral contraceptive’, ‘estrogen’, ‘progestogens’ and ‘venous gesponsord onderzoek.
thromboembolism’ in verschillende databases (ondere andere De NHG-Standaard adviseert te starten met 30 microg oes-
in PubMed, EMBASE, Web of Science, Cochrane en Science Di- trogeen (ethinylestradiol) in combinatie met levonorgestrel.
rect). Twee onderzoekers beoordeelden de relevantie van de Uit deze meta-analyse blijkt dit een gerechtvaardigde keus.
artikelen onafhankelijk van elkaar, door screening van de ti- Het risico op trombose is gelijk bij 20 microg en 30 microg
tel en samenvatting. Zij consulteerden een derde onderzoeker ethinylestradiol; wel is er bij 20 microg ethinylestradiol een
indien er geen overeenstemming was. Vervolgens hebben ze lagere therapietrouw door irregulaire bloedingen.1,2
op gestructureerde wijze data verzameld over de dosis oestro- Naast de rol van oestrogenen, spreken we vaak over het ver-
geen, het type progestageen en de gevonden risico’s op trom- schil in risico op trombose per pil(generatie). Echter, in deze
bose.1 meta-analyse zien we dat niet alleen het type progestageen,
Analyses De onderzoekers bepaalden het risico op veneuze maar juist ook de combinatie van oestrogeen en progestageen
trombose door onderscheid te maken in enerzijds de drie ge- invloed heeft op het risico op trombose. Hieruit blijkt dat de
neraties progestageen, onafhankelijk van de oestrogeendosis, huidige indeling in generaties niet ideaal is. Van belang is dus
en anderzijds de verschillende pilpreparaten opgesplitst in om (startende) pilgebruiksters te informeren over het risico op
oestrogeendosis en type progestageen. Tevens keken ze of de veneuze trombose per afzonderlijk preparaat, vooral indien er
gevonden risico’s verschillend waren als het onderzoek al dan een reden is tot afwijken van de NHG-Standaard. ▪
niet werd gesponsord door de industrie.
Literatuur
Resultaten In totaal zijn de resultaten gebaseerd op 26 onder-
1 Stegeman BH, De Bastos M, Rosendaal FR, Van Hylckama Vlieg A, Helmer-
zoeken uit de initieel 3310 geselecteerde publicaties. Het risico horst FM, et al. Different combined oral contraceptives and the risk of
op trombose, vergeleken met niet-gebruiksters, was bij de eer- venous thrombosis: systematic review and network meta-analysis. BMJ
2013;347:f5298.
stegeneratieprogestageenpil 3,2 keer verhoogd (95%-BI 2,0 tot 2 Brand AK, Bruinsma ACA, Van Groeningen COM, Kalmijn S, Kardolus GJ,
5,1), en respectievelijk 2,8 keer (95%-BI 2,0 tot 4,1) en 3,8 keer Peerden MJM, et al. NHG-Standaard Anticonceptie Huisarts Wet
2011;54:652-76.
(95%-BI 2,7 tot 5,4) bij de tweede- (zoals levonorgestrel) en de
derdegeneratieprogestageenpil (zoals desogestrel and gesto-
dene). Vergeleken met de tweedegeneratiepil was het risico op
LUMC, afdeling Klinische epidemiologie, Postbus 9600, 2301 RC Leiden: M. J. Scherptong-Engbers,
trombose niet verhoogd bij de eerstegeneratieprogestageenpil, aiotho • Correspondentie: M.J.Scherptong@gmail.com
CATS, critically appraised topics, proberen een evidence-based ant- goed uitgevoerd. Desondanks waren er minder vrouwen die
woord op een praktijkvraag te krijgen. De coördinatie van deze ru- eerder borstvoeding hadden gegeven bij de combinatiepilge-
briek is in handen van dr. A. Knuistingh Neven en dr. J.A.H. Eekhof,
bruiksters dan bij de progestageengebruiksters (42,2% versus
LUMC Leiden. Correspondentie: a.knuistinghneven@upcmail.nl
59,7%). In de analyses werd hiervoor niet gecorrigeerd. Naar
verwachting zou dit verschil leiden tot een voordeel in de pro-
Vraagstelling Een patiënte die recent was bevallen, vroeg ons gestagenengroep.
om progestagenen als anticonceptie. Haar verloskundige en In de Cochrane-review van Truitt et al. vonden we één
apotheker hadden dit geadviseerd, omdat ze borstvoeding gaf dubbelblind gerandomiseerd onderzoek uit 1984, waarin een
en oestrogenen in de combinatiepil mogelijk de melkafgifte combinatiepreparaat en alleen progestagenen werden verge-
verminderen. Ook de NHG-Standaard Anticonceptie vermeldt leken.3 In dit onderzoek van 24 weken in Hongarije en Thai-
dat de voorkeur tijdens borstvoeding uitgaat naar een pil met land kregen 86 vrouwen 0,30 mg ethinyloestradiol/0,150 mg
alleen progestagenen.1 In noot 46 beschrijft de commissie ech- levonorgestrel en 85 vrouwen 0,075 mg dl-norgestrel, vanaf
ter dat het beschikbare bewijs tot 2010 van slechte methodolo- 6 weken postpartum. De hoeveelheid melk – gemeten met
gische kwaliteit is en dat combinatiepreparaten niet worden behulp van 20 minuten pompextractie terwijl aan de andere
afgeraden. Wij doorzochten de wetenschappelijke literatuur borst werd gezoogd en nogmaals 2 uur later aan de andere
met de vraag of het effect op de borstvoeding van orale anti- borst – nam met 42% af in de combinatiepilgroep en met 12% in
conceptie met alleen progestagenen verschilt van de combi- de groep met alleen progestagenen. Het is echter de vraag wat
natiepil. de fysiologische betekenis van deze maat voor melkafgifte is.
Zoekstructuur Zoekstrategie PubMed: (‘contraceptives, oral’ Er was geen verschil in groei van de kinderen en informatie
[MeSH]) AND (‘lactation’[MeSH] OR ‘breast feeding’[MeSH]) over bijvoeding ontbrak. Ook in dit onderzoek was de uitval
Filters: randomized controlled trial, clinical trial, 15 years, hu- in beide groepen ruim 30%. De conclusie van Truitt et al. was
man. Zoekstrategie Cochrane Library: (breastfeeding or lacta- dat er onvoldoende bewijs is om een effect van hormonale an-
tion) and (contraceptiv* or anti-concept*). ticonceptie op de kwaliteit of kwantiteit van de melk aan te
Resultaten We vonden acht publicaties in PubMed, waarvan – op tonen, en dat daarvoor minstens één voldoende groot en goed
basis van titel en abstract – één publicatie over dit onderwerp. uitgevoerd gerandomiseerd, gecontroleerd interventieonder-
In de Cochrane Library vonden we één review die in 2010 voor zoek nodig is.
het laatst was herzien. Conclusie Er is geen wetenschappelijke onderbouwing voor het
Bespreking Het onderzoek van Espey et al., gepubliceerd in veelgehoorde advies om alleen progestagenen voor te schrij-
2012, was een dubbelblind gerandomiseerd onderzoek in New ven voor anticonceptie bij vrouwen die borstvoeding geven.
Mexico, Verenigde Staten, met een directe vergelijking van het Betekenis Er is geen reden om vrouwen die voor hun zwanger-
gebruik van 1 mg norethindron/0,035 mg ethinyl oestradiol (64 schap goede ervaringen met een combinatiepil hadden, tij-
vrouwen) met 0,35 mg norethindron (63 vrouwen).2 Bij de start, dens de lactatieperiode een andere pil voor te schrijven. ▪
twee weken postpartum, en acht weken postpartum werden
Literatuur
vragenlijsten afgenomen, en werden de zuigelingen gewogen
1 Brand A, Bruinsma A, van Groeningen K, Kalmijn S, Kardolus I, Peerden
en gemeten. Telefonische vragenlijsten naar borstvoeding, M, et al. NHG-Standaard M02 Anticonceptie 2011.
pilgebruik en tevredenheid werden wekelijks afgenomen 2 Espey E, Ogburn T, Leeman L, Singh R, Ostrom K, Schrader R. Effect of
progestin compared with combined oral contraceptive pills on lactation: a
tussen 3 en 7 weken, en na 4 en 6 maanden. De onderzoekers randomized controlled trial. Obstet Gynecol. 2012;119:5-13.
vonden geen verschillen tussen progestageen- of combinatie- 3 Truitt ST, Frasier AB, Gallo MF, Lopez LM, Grimes DA, Schulz KF. Hormo-
nal and non-hormonal birth control during breastfeeding. The Cochrane
pilgebruiksters wat betreft de proportie vrouwen die borst- Library 2010, issue 12.
voeding gaf, de proportie die bijvoeding gaf of de groei van de
baby. In beide groepen was er 36% uitval. De randomisatie was
Universitaire Huisartsenpraktijk VUmc, Amstelveenseweg 601, 1081 HX Amsterdam: prof. dr. ir. J.M.
Dekker, co-assistent, onderzoeker; J.F. Bastiaans, huisarts, hoofd UHP VUmc; dr. O.R. Maarsingh,
huisarts-onderzoeker • Correspondentie: jm.dekker@vumc.nl
pearl s
de smaak van ‘vruchten’. Terwijl de meeste mensen wel appels,
PEARLS bieden de lezer bruikbare wetenschap voor de werkvloer,
op basis van de Cochrane Database of Systematic Reviews. De co-
maar geen citroenen lusten.
ördinatie is in handen van dr. F.A. van de Laar, Cochrane Primary Tweede probleem: significante resultaten van sommige
Health Care Field, UMC St Radboud Nijmegen • Correspondentie: originele onderzoeken worden genuanceerd, niet omwille
floris.vandelaar@radboudumc.nl.
van methodologische zwaktes van het originele onderzoek,
maar omwille van de meta-analyse zelf. Zo waren er slechts
Context Blefaritis is een veelvoorkomende ontsteking van de drie bruikbare onderzoeken over lokale antibiotica. Eén daar-
oogleden die meestal alleen hinderlijk is, maar soms kan leiden van had positieve resultaten, maar was dominant aanwezig in
tot blijvende misvorming van het ooglid en zelfs visusvermin- power ten opzichte van de andere twee. Die asymmetrie zorgt
dering. De oorzaak van blefaritis kan infectieus zijn (bacteriële ervoor dat de auteurs de resultaten van de meta-analyse gaan
of parasitaire low-grade infecties), een uiting van seborroïsch nuanceren, waarmee ze in één klap – en misschien zonder het
eczeem of een gevolg van disfunctie van de Meiboomklier. Er te willen – de resultaten van dat originele onderzoek in twijfel
zijn diverse behandelingen beschikbaar: hygiënische maatre- trekken.
gelen, topicale antibiotica of corticosteroïden, orale antibiotica. Ten slotte werd meer dan de helft van de onderzoeken (51)
Klinische vraag Zijn de diverse behandelingen effectief in het ge- geweerd, omdat ze niet passen in de inclusiecriteria van de
nezen van chronische blefaritis? meta-analyse. Toch zitten bij die uitgesloten onderzoeken wel
Conclusies auteurs Er bestaat geen sterk bewijs voor de effecti- degelijk trials die correct werden uitgevoerd en relevante resul-
viteit van enige behandeling op de uitkomst ‘genezing’. Me- taten toonden.
chanische ooglidhygiëne en warme kompressen kunnen de Er moeten dus strengere criteria worden opgesteld: wan-
symptomen verlichten, maar genezen de aandoening niet. neer is een meta-analyse wel zinvol en wanneer niet? Het
Lokale antibiotica kunnen bij anterieure blefaritis de sympto- kan niet zo zijn dat verschillende preparaten zomaar worden
men verlichten, zoals blijkt uit het gemiddelde verschil op een samengevoegd. Het ene antibioticum kan wel werken en het
vijfpunts symptoomscore tussen interventie- en placebogroep andere niet. Een combinatiepreparaat kan wel werken terwijl
bij anterieure blefaritis, opgetekend op dag 7 na start van de een enkelvoudige preparaat niet werkt. Mijns inziens kunnen
interventie (-0,76; 95%-BI -1,30 tot -0,23). Antibiotica lijken ook verschillende preparaten uitsluitend worden samengevoegd in
effectief in het uitroeien van de bacteriën in de ooglidrand. De een meta-analyse wanneer er voldoende aanwijzingen zijn dat
review omvat 34 onderzoeken en 2169 patiënten.1 een bepaald effect klassegebonden is, zoals bij statines. Als het
Beperkingen De onderzochte onderzoeken waren zeer hete- aantal bruikbare onderzoeken voor een meta-analyse dan weer
rogeen qua oorzaak, plaats van ontsteking (anterieur versus te klein is, of wanneer de dominantie van een onderzoek tegen-
posterieur) en interventie. Ook binnen eenzelfde onderzoek over andere onderzoeken te groot is, dan is het waarschijnlijk
werden soms verschillende subgroepen samen onderzocht, ook niet zinvol om toch een statistische groepering te maken.
waardoor de mogelijkheid bestaat dat het effect van een be- En dat mag ook geen argument zijn om de resultaten van een
handeling – zoals het effect van lokale antibiotica op bacteriële origineel onderzoek in twijfel te trekken.
anterieure blefaritis – wegvalt in de heterogene onderzoekspo- Ik stel voor om op een genuanceerde, niet-dogmatische
pulatie (null bias). manier een kwalitatieve evaluatie uit te voeren van alle onder-
zoeken die met het onderwerp te maken hebben. Dan kan men
Commentaar ook onderzoeken opnemen die in een meta-analyse geweerd
More research is needed. Zoals zo vaak laat ook dit correct uitge- zouden worden. Men kan zich indenken dat er op die manier
voerde werk de clinicus achter met een informatiehonger, om- systematisch reviews ontstaan waarbij sommige deelaspecten
dat het eindigt met een ‘niet-conclusie’. Het onderzoek laat zien worden verdiept door een meta-analyse, terwijl andere onder-
dat de ruim aanvaarde methodologie van meta-analyse te sim- zoeken worden opgenomen in een kwalitatieve analyse. Het is
plistisch en te reductionistisch is, waardoor de resultaten vaak dan aan het gezond verstand van de auteur en de lezer om een
weinig of geen meerwaarde bieden. globale evaluatie van het onderwerp te maken op basis van al
Eerste probleem: deze review poogt heterogene onderzoe- het beschikbare materiaal. ▪
ken die verschillen in opzet, timing of interventie te verenigen
Literatuur
in één geheel. Twee klinische entiteiten (anterieure blefaritis
1 Lindsley K, Matsumura S, Hatef E, Akpek EK. Interventions for chronic
en posterieure blefaritis) worden bijvoorbeeld samen geana- blepharitis. Cochrane Database Syst Rev 2012, Issue 5. Art. No.: CD005556.
lyseerd. Verschillende topische antibiotica, waarbij in één on-
derzoek het antibioticum wordt gemengd met bethametasone,
worden samengenomen tot één interventie in de meta-analyse.
KUL, Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Kapucijnevoer 33 Blok J, Bus 7001, 3000 Leu-
Dat is alsof men de smaak van appels en citroenen beperkt tot ven: dr. G. Goderis, MD, PhD • Correspondentie: geert.goderis@med.kuleuven.be
Basisvormgeving
Bottenheft, Marijenkampen/Arnhem
he t nh g
Inzicht in eigen handelen
informatie op Thuisarts.nl
Het werk van de huisarts bestaat groten
deels uit contacten met patiënten. We
nemen de historie en context van de pa
tiënt mee in diens verhaal en baseren Nu de NHG-Standaard Hoofdpijn is geac •• Wat is de oorzaak van mijn hoofdpijn?
onze behandelingsvoorstellen op de tualiseerd, is ook alle patiënteninfor Doe hier de Hoofdpijnzelftest
NHG-Standaarden en andere weten matie op Thuisarts.nl over dit •• Hoofdpijndagboek: Noteer uw klachten,
schappelijke bronnen. Patiënten zijn over onderwerp aangepast. Helemaal nieuw leefstijl en medicijnen in dit dagboek
het algemeen tevreden over ons; waar is de Hoofdpijnzelftest waarmee de •• Ik heb spanningshoofdpijn
schijnlijk doen we het dus goed. Maar patiënten zelf kunnen kijken wat de •• Ik heb migraine (man)
waar baseert de patiënt zijn oordeel op; mogelijke oorzaak van hun hoofdpijn is. •• Ik heb migraine (vrouw)
op diens eigen ervaringen of op die van Ook is er een filmpje over hoofdpijn •• Ik heb hoofdpijn door cafeïne
anderen op zorgkaart.nl? En hebben wij opgenomen op Thuisarts.nl. De website •• Ik heb hoofdpijn doordat ik vaak hoofd
als huisartsen wel voldoende informatie bevat daarnaast negen beschreven pijnmiddelen gebruik
om zélf te kunnen beoordelen of we het situaties: •• Ik heb clusterhoofdpijn
echt goed doen? •• Ik heb hoofdpijn •• Mijn kind heeft hoofdpijn
Voor patiënten is het prettig als u enkele
praktijkgegevens op
De nieuwe Thuisarts.nl-app
va n d e vo o r zi t t er
uw website presen
teert als etalage-infor
matie en daar kan uw Met bijna drie miljoen pageviews per afspraken en medicatie invoeren en
jaarverslag bijhoren. maand is Thuisarts.nl een van de groot zoekopdrachten voor Thuisarts.nl toe
Dan weet de patiënt ste gezondheidswebsites in Nederland. voegen;
wat uw praktijk te bie Huisartsen maken dankbaar gebruik •• na het consult een eventuele vervolg
den heeft. Praktijken die meedoen aan van de gelegenheid hun patiënten naar afspraak plannen in de iOS-agenda en
de praktijkaccreditering voldoen aan een de betrouwbare en onafhankelijke medicatieherinneringen instellen.
aantal kwaliteitseisen en werken con informatie op deze website te verwijzen De Thuisarts.nl-app kan voor € 0,89
tinu aan hun kwaliteit. Dat is voor zowel of tijdens het consult hun voorlichting worden gedownload in de Apple Store.
huisarts als patiënt prettig om te weten. te ondersteunen met beeld of tekst op
Maar schrijft u nu relatief veel of weinig Thuisarts.nl. Nu wordt
antibiotica voor bij luchtweginfecties en Nu is er ook een app van Thuisarts.nl gewerkt
vraagt u relatief veel of weinig laborato beschikbaar voor iPad en iPhone, die de aan een
riumonderzoek aan? Het is op een aantal patiënt extra mogelijkheden biedt: Android-
terreinen niet gemakkelijk om inzicht te •• de op Thuisarts.nl gevonden informa versie van
krijgen in het eigen handelen. Behalve tie opslaan in een persoonlijk profiel; de app.
bij enkele chronische ziekten weten we •• ter voorbereiding op het consult de Lancering
eigenlijk niet goed hoe we het doen. vragen aan de huisarts of praktijkon volgt zo
Om de kwaliteit van ons medisch hande dersteuner noteren; spoedig
len in beeld te brengen is het van belang •• tijdens het consult behandelings mogelijk!
om indicatoren vast te stellen. Dat moe
ten we als beroepsgroep zelf doen om on
eigenlijk gebruik te voorkomen. Zo kunt Samenwerking leidt tot ‘InEen’
u goed procesindicatoren gebruiken om
uw gegevens met die van andere praktij Onder het motto ‘Een ijzersterke eerste om het verlenen van samenhangende
ken te vergelijken. Uitkomstindicatoren lijn, daar wordt iedereen beter van’ zorg. De vereniging behartigt de belan
zijn hiervoor niet geschikt want die zijn hebben de Landelijke Organisatie voor gen van de samenwerkende eerstelijns
te afhankelijk van de patiëntenpopulatie. Ketenzorg, de Landelijke Vereniging organisaties en biedt een kennisplat
Diverse HIS’en bieden zelfrapportagemo Georganiseerde eerste lijn en de form voor innovatie. Leden van InEen
dules – met wisselend succes. Ik pleit er Vereniging Huisartsenposten Nederland zijn gezondheidscentra, eerstelijnscen
voor om gemeenschappelijk te werken hun krachten gebundeld in een nieuwe tra, zorggroepen, eerstelijns diagnosti
aan een persoonlijk kwaliteitsdashboard brancheorganisatie: ‘InEen’. Per 1 januari sche centra, regionale ondersteunings
waarop u kunt zien wat u doet. Dan kunt is de organisatie van start gegaan. structuren en huisartsenposten. Meer
u onderbouwd aan de kwaliteit van uw InEen wil zich inzetten voor de onder informatie vindt u op de website van de
handelen werken. steuning van professionals als het gaat jonge vereniging: www.ineen.nl.
Rob Dijkstra
57(2) februari 2014 Huisarts & Wetenschap NHG-5
Korte samenvatting van de december-ALV
Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 11 december zijn - Bèr Pleumeekers als lid van de redactiecommissie H&W
het Jaarplan en de begroting voor 2014 vastgesteld. Het Ook bekrachtigden de leden de NHG Standaarden
Jaarplan is een uitwerking van het Meerjarenbeleidplan 2013- Schildklieraandoeningen, Atriumfibrilleren, Het soa-
2017, dat op zijn beurt weer een vertaling is van de consult, Diabetes mellitus type 2 en Beroerte. De
Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022. Het Jaarplan 2014 heeft voorgestelde herziening van het reglement van de
als motto ‘Huisartsenzorg in samenwerking en dat is niet Autorisatiecommissie is door de leden goedgekeurd.
toevallig: samenwerking is een thema dat telkens terugkomt
in de Toekomstvisie. In 2014 zal ook worden samengewerkt De ledenvergadering nam het NHG-Sponsorbeleid ter
tussen huisartsen(netwerken) en de gemeenten en GGD’en. kennisgeving aan. Het betreft hier de spelregels ter
De kernwaarden van de huisartsgeneeskunde – kwalitatief beperking van ongewenste beïnvloeding door de
goede, generalistische, persoonsgerichte en continue zorg – farmaceutische industrie van expertgroepleden,
blijven leidend. Hierbij is de vaste relatie tussen huisarts en kaderhuisartsen en medewerkers van het NHG. Besloten is
patiënt essentieel. om vanaf 2014 ook het NHG-Congres vrij van sponsoring te
Samenwerking is ook het thema van het NHG- organiseren; de farmaceutische industrie zal dan dus ook
Congres 2014: ‘Dokteren doe je niet alleen!’. niet meer deelnemen aan de expositie.
De leden stemden in met de (her)
benoemingen van: ALV en Verenigingsraadvergadering gecombineerd
- Geert-Jan van Loenen als lid van de Vereni Met ingang van dit jaar vindt de Algemene Ledenvergadering
gingsraad steeds plaats op dezelfde dag als een reguliere vergadering van de
Verenigingsraad. Door beide vergaderingen na elkaar te plannen
- Ronald Veldhuizen en Henri Jansen als le wordt efficiënter met de beperkte tijd van leden omgegaan.
den van de Raad van Advies H&W
‘Je kunt bij richtlijnontwikkeling al- arts. De richtlijn geeft dan dus een lei
Bij de ontwikkeling van de NHG-Standaarden wordt steeds Verloopt de patiënteninbreng ook wel
meer belang gehecht aan het patiëntenperspectief. Sinds eens wat minder voorspoedig?
twee jaar is Cynthia Vogeler – binnen de Nederlandse Patiën- ‘Er is meestal geen probleem als er goede
ten Consumenten Federatie verantwoordelijk voor de patiën- categorale patiëntenorganisaties zijn.
tenparticipatie – betrokken bij de patiënteninbreng bij de Soms bestaat zo’n organisatie echter
standaarden. In een interview vertelt zij waarom patiënten- niet, of zijn er juist meerdere naast el
participatie bij de ontwikkeling van richtlijnen voor zorgpro- kaar. Maar ook dan staat ons een arse
fessionals zo belangrijk is. naal aan instrumenten ter beschikking.
We hebben een uitstekend patiëntenpa
Wat kan op het ge- de zorgstandaard Dwarslaesie. De pati nel, momenteel zo’n 18.000 leden groot
bied van patiën- ënt kan daarmee naar de specialist gaan en snel groeiend. Daarin bevinden zich
tenparticipatie met vragen als: “Is dit ook op mij van groepen met veel ervaring rond com
nog verbeteren? toepassing? En zo nee, waarom niet?” plexe, maar ook veelvoorkomende niet-
‘Bij het definiëren van wat goede zorg in Iets soortgelijks kan gaan gelden in de complexe aandoeningen. Behalve het
houdt vinden wij het erg belangrijk dat huisartsenzorg. Het is voor patiënten patiëntenpanel kunnen we focusgroe
daarin wordt meegenomen wat de pati bijvoorbeeld heel nuttig om te weten pen inzetten, of we putten uit literatuur
ënt zelf eigenlijk goede zorg vindt. Die wanneer de huisarts wel of niet overgaat of uit rapportages van mensen. Uit
inbreng is bij de richtlijnontwikkeling op tot het voorschrijven van antibiotica. gangspunt blijft dat je richtlijnen moet
zich wel gewaarborgd, maar we vinden Daarom is het ook zo goed dat patiënten toetsen aan mensen met ervaring aan
dat patiëntenparticipatie moet worden dergelijke informatie nu kunnen vinden den lijve, niet alleen aan bureaumensen.
doorgetrokken in het hele ontwikkelings op Thuisarts.nl. Zeker als ze zelf hebben Een breed gedragen patiëntenperspec
traject van een standaard. Als je het per bijgedragen aan de definitie van goede tief formuleren kan eigenlijk altijd!’
spectief van de zorgprofessional combi zorg rond een aandoening, creëert dat
neert met dat van de patiënt, kom je tot draagvlak voor de beslissingen van de Wat zijn de plannen voor de toekomst?
een standaard die breed wordt gedragen huisarts. En het valt voor de huisarts ‘Het NHG deelt onze visie dat patiënten
door beide partijen. Ook zullen de geko dan ook beter uit te leggen wanneer of participatie juist in het ontwikkelings
zen behandelingen dan beter passen in waarom hij van een richtlijn wil afwij traject van de standaarden erg belang
het leven van de patiënt. Want elke be ken. Het zou voor elke arts een speer rijk is. Huisartsenzorg staat immers
handeling van huisarts of specialist heeft punt moeten zijn om op keuzemomen heel dicht bij de mensen! NHG en NPCF
impact op het leven; het is goed als daar ten in een standaard met de patiënt te hebben samen bekeken bij welke stan
mee rekening wordt gehouden.’ overleggen over het vervolgtraject. Je daarden een volledige inbreng van het
kunt daarbij de voor- en nadelen van een patiëntenperspectief wenselijk en mo
Welke resultaten zijn al geboekt? behandeling uitleggen en de consequen gelijk is. Dat is een leerproces en het
‘Morgen* schrijft het Zorginstituut acht ties van wel of niet behandelen. En de daaraan vormgeven gaat dus stap voor
standaarden bij in het openbaar register. richtlijnen worden dan ook beter bruik stap. Maar ik heb er alle vertrouwen in
Wij hechten daar waarde aan, want pa baar voor de patiënt zelf.’ dat beide partijen het uiteindelijke re
tiënten zijn bij het hele traject betrokken sultaat zullen dragen.’ (AS)
geweest. De samenwerking rond deze Patiënten moeten dus richtlijnen voor
*Het interview vond plaats op 18 december 2013
richtlijnen is ook voor huisartsen be professionals zelf kunnen gebruiken?
langrijk. Dit vergt een nieuwe blik: het is ‘Ja, zeker als patiënten van meet af aan
Redactie NHG-nieuws Colofon
niet meer alleen aan huisartsen om betrokken zijn geweest bij de besluitvor Joost Blijham, voorzitter
Anika Corpeleijn
richtlijnen te ontwikkelen, ook patiën ming over wat goede zorg inhoudt, kun Annet Janssen
Simone Sinjorgo
ten hebben een volwaardige inbreng.’ nen zij de richtlijnen gebruiken om te Ans Stalenhoef, eindredacteur
tenparticipatie bijgedragen aan robuus van dat consult zou moeten gebeuren in Voor het colofon van het wetenschappelijk deel
van H&W: blader 4 pagina's terug
te richtlijnen voor goede zorg, zoals bij samenspraak tussen de patiënt en de