You are on page 1of 3

Impliciete Functie Stelling

Michael van Paesschen

'$
rA
1 Impliciete Functie Stelling r B

1.1 Motivatie &%

De eenheidscirkel kan worden gedefinieerd als de contourkromme f (x, y) = 1 van de


functie f√(x, y) = x2 + y 2 . Rond het punt A kan y uitgedrukt worden als functie y(x),
g1 (x) = 1 − x2 . Zo’n functie bestaat niet rond het punt B.
We kunnen dus niet de eenheidscirkel representeren als de grafiek van een functie van
één variabele, y = g(x), want
√ zoals we zagen zijn er voor bijvoorbeeld het punt B twee
keuzes voor y, namelijk ± 1 − x2 .

Het is wel mogelijk om een deel van de √ cirkel te representeren als de grafiek van
een functie van één variabele. Stel g1 (x) = 1 − x2 voor −1 < x < 1, dan levert de
grafiek y = g1 (x)
√ de bovenste helft van de cirkel. Op gelijke wijze levert de grafiek van
y = g2 (x) = − 1 − x2 de onderste helft van de cirkel.

Algemener levert iedere functie f : Rn → R een grafiek {(x, f (x)) : x ∈ Rn } in Rn+1 ,


die er in het algemeen uitziet als een n-dimensionaal oppervlak in Rn+1 (een hyperop-
pervlak). We kunnen ons ook afvragen wanneer een hyperoppervlak een grafiek van een
functie is en of deze functie continu of differentieerbaar is.
Wanneer het hyperoppervlak getekend is, kun je verticale lijn test doen om te kijken of
het een grafiek is. Maar soms is het oppervlak alleen algebraı̈sch gegeven, bijvoorbeeld
als: (x, y, z) ∈ (R3 : xy+yz+zx = 1}. Of algemener een oppervlak van de vorm {x ∈ Rn :
f (x) = 0} met f : Rn → R een functie. Nog steeds kunnen we zeggen of het hyperopper-
vlak een grafiek is, op zijn minst lokaal bekeken, met behulp van de impliciete functie the-
orie.

1
'$ '$
W
V ry  - r
f (y)
1.2 De stelling F
&% &%
De stelling kan als volgt worden geformuleerd:
Zij E een open deelverzameling van Rn en laat f : E → R een continu differentieerbare
functie en zij y = (y1 , y2 , .., yn ) een punt in E zodanig dat f (y) = 0 (een nulpunt van de
∂f
functie dus) en bovendien ∂x n
(y) 6= 0.
Dan bestaar er een open deelverzameling U van Rn−1 die (y1 , y2 , ..., yn−1 ) bevat en er
bestaat een open deelverzameling V van E die punt y bevat en een functie g : U → R
zodanig dat g(y1 , ..., yn−1 ) = yn , en:
{(x1 , ..., xn ) ∈ V : f (x1 , ..., xn ) = 0}={(x1 , ..., xn−1 , g(x1 , ..., xn−1 )) : (x1 , ...xn−1 ) ∈ U }
Met andere woorden, de verzameling {x ∈ V : f (x) = 0} is een grafiek van een functie
op U . Bovendien is g differentieerbaar in (y1 , .., yn−1 ) en we hebben:
∂g ∂f ∂f
∂xj (y1 , ..., yn−1 ) = − ∂xj (y)/ ∂xn (y) voor alle 1 ≤ j ≤ n − 1.

Bewijs: 1

? Laat F : E → Rn de volgende functie zijn: F (x1 , ..., xn ) := (x1 , ..., xn−1 , f (x1 , ..., xn )).
Deze functie is continu differentieerbaar en we zien: F (y) = (y1 , ...yn−1 , f (y)) =
(y1 , ...yn−1 , 0)
∂f ∂f ∂f
DF (y) = ( ∂x 1
(y)T , ∂x2
(y)T , ..., ∂x n
(y)T )

1 0 ... 0 0
 
 0 1 ... 0 0 
.. .. .. .. ..
 
.
 
 . . . . 
 
 0 0 ... 1 0 
∂f ∂f ∂f ∂f
∂x1 (y) ∂x2 (y) ... ∂xn−1 (y) ∂xn (y)

∂f
Omdat we hebben aangenomen dat ∂x n
(y) 6= 0 volgt (bijvoorbeeld door uitschri-
jven van de determinant) dat deze matrix inverteerbaar is. We kunnen der-
halve de inverse functie stelling gebruiken. Die stelt dat we een open verzamel-
ing V in E kunnen vinden die y bevat en een open verzameling W in Rn die
F (y) = (y1 , ...yn−1 , 0) bevat. Zodat F een bijectie is van V naar W en F −1 is
differentieerbaar in (y1 , ...yn−1 , 0).

? Laten we F −1 (x) in coördinaten noteren als:


F −1 (x) = (h1 (x), h2 (x), ...., hn (x))
met x ∈ W . Uit F (F −1 (x)) = x, volgt hj (x1 , ..., xn ) = xj voor alle 1 ≤ j ≤ n−1 en
alle x ∈ W en f (x1 , ..., xn−1 , hn (x1 , ...., xn )) = xn . Er geldt hn is differentieerbaar
in (y1 , ...yn−1 , 0) omdat F −1 dat is.
1
Voornamelijk aan de hand van Terence Tao: Analysis II

2
? Stel nu U := {(x1 , ..., xn−1 ) ∈ Rn−1 : (x1 , ..., xn−1 , 0) ∈ W }. Merk op dat U open
is en (y1 , ...yn−1 , 0) bevat. Definieer g : U → R door g(x1 , ..., xn−1 ) := ne com-
ponent van F −1 (x1 , ..., xn−1 , 0) dus g(x1 , ..., xn−1 ) := hn (x1 , ..., xn−1 , 0). Dan is g
differentieerbaar in (y1 , ..., yn−1 ), want g is een component van de differentieerbare
(via inverse funtie stelling)
F −1 . Nu te bewijzen: {(x1 , ..., xn ) ∈ V : f (x1 , ..., xn ) = 0}={(x1 , ..., xn−1 , g(x1 , ..., xn−1 )) :
(x1 , ...xn−1 ) ∈ U }

? Neem aan (x1 , ..., xn ) ∈ V en f (x1 , ..., xn ) = 0. Dan F (x1 , ..., xn ) = (x1 , ..., xn−1 , 0)
en dat ligt in W . Passen we F −1 toe, krijgen we (x1 , ..., xn ) = F −1 (x1 , ..., xn−1 , 0).
In het bijzonder xn = hn (x1 , ..., xn−1 , 0) en dus xn = g(x1 , ..., xn−1 ). [(x1 , ....xn−1 ) ∈
U ] Inderdaad, f is lokaal de grafiek van g, we kunnen de ne coördinaat oplossen
uit de eerste n − 1 coördinaten.

Verklaring van de naam: g zit impliciet in f

Afgeleide van g in (y1 , ..., yn−1 ). We weten f (x1 , ..., xn−1 , g(x1 , ..., xn−1 )) = 0 met
x1 , ...., xn ∈ U . Definieer nu een H : Rn−1 → Rn
H : (x1 , ...xn−1 ) 7→ (x1 , ...., xn−1 , g(x1 , ...xn−1 )) en maak de samenstelling h =
H ◦ f , die we vervolgens kunnen differentiëren in y.
h0 (x1 , ..., xn−1 ) = f 0 (H(x1 , ..., xn−1 ))H 0 (x1 , ..., xn−1 )
We weten H(y1 , ..., yn−1 ) = yn , dus:
h0 (y1 , ..., yn−1 ) = f 0 (y)H 0 (y1 , ..., yn−1 )
∂f ∂f
f 0 (y) = ∂x 1
(y).... ∂xn
(y)
0
H (y1 , ...., yn−1 ) =  ∂x1
... ∂x∂xn−1 1

∂x1
 .. .. .. 

 . . . 

 ∂xn−1 ... ∂xn−1 
 ∂x1 ∂xn−1 
∂g
∂x1 ... ∂x∂g n−1
=
1 0 ... 0
 
 0 1 ... 0 
. .. .. ..
 
 .
. .

 . . 
 
 0 ... 1 0 
∂g
∂x1 ... ∂x∂gn−2
∂g
∂xn−1

h0 (y1 , ..., yn−1 ) = f 0 (y)H 0 (y1 , ..., yn−1 ) dus


∂h e 0 ∂f ∂f ∂g
∂xj (y1 , ..., yn−1 ) = j kolom van h (y1 , ..., yn ) = ∂xj (y)+ ∂xn (y) ∂xj (y1 , ..., yn−1 ) = 0
∂g ∂f ∂f
En dus hebben we bewezen dat ∂xj (y1 , ..., yn−1 ) = − ∂xj (y)/ ∂xn (y) voor alle 1 ≤
j ≤ n − 1.

You might also like