You are on page 1of 2

De laatste vijand is de dood 

 
Commentaar op 1 Korinthe 15 door Ruben Hadders 
 
Eén  van  de  kernteksten  van  de  alverzoeningsleer  is  1  Korinthe  15.  Daar  lezen  we  dat  Christus  als 
Koning zal heersen, “todat Hij al de vijanden onder Zijn voeten gelegd zal hebben. De laatste vijand, 
die te niet gedaan wordt, is de dood” (vs. 25,26). Aangezien dit tekstgedeelte over de laatste dingen 
handelt,  spreekt  Paulus  hier  volgens  alverzoeners  over  de  tweede  dood  (Op.  20:14,15).  Met  andere 
woorden: aan de tweede dood, de Poel des Vuurs, komt ook weer een einde. God zal de mensen die in 
deze Poel waren geworpen, uiteindelijk weer terugbrengen bij Hem, zo is hun gedachte. 
 
Context 
Als we willen begrijpen wat er met een tekst wordt bedoeld, dan zullen wij goed de context moeten 
bestuderen.  Het  is  duidelijk  wat  het  onderwerp  is  van  1  Korinthe  15.  Paulus  spreekt  hier  over  de 
(lichamelijke)   opstanding  der  doden.  Daarbij  moeten  we  opmerken  dat  Paulus  hier  specifiek 
spreekt over  de opstanding van gelovigen. Als hij schrijft dat ‘zij’ “in Christus allen levend  gemaakt 
worden” (vs. 22), dan vervolgt hij: “Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die 
van Christus zijn, in Zijn toekomst”. Paulus spreekt in dit hoofdstuk dus niet over ongelovigen, maar 
enkel over “die van Christus zijn”!  
 
Alverzoeners citeren vaak vooral vers 22: “Want gelijk zij 1  allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in 
Christus  allen  levend  gemaakt  worden”.  Met  ‘allen’  zou  Paulus  dan  de  gehele  mensheid  bedoeld 
hebben. Ik vraag mij af of Paulus inderdaad de hele mensheid in gedachten had toen hij dit schreef. 
Ik denk eerder dat Paulus verwijst naar hen, “die in Christus ontslapen zijn” 2  (vs. 18,20), daar sprak 
hij  tenslotte  over.  Want  nogmaals,  in  dit  hele  hoofdstuk  beperkt  Paulus  zich  tot  de  gelovigen. 
Waarom zou dat bij dit ene vers anders zijn? Dit vers kan bovendien niet worden losgemaakt van vers 
23, waaruit duidelijk blijkt dat het levend maken ‘in Christus’ van toepassing is op “die van Christus” 
zijn”  en  zal  gebeuren  “in  Zijn  toekomst”.  Het  is  dus  van  groot  belang  om  altijd  te  kijken  naar  de 
context van een Bijbelvers, want dan kan een hoop verkeerde interpretaties voorkomen! 
 
Tijdstip 
Paulus citeert in vers 25 een psalm van David: “De Heere heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn 
rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten” (110:1). Het is 
belangrijk om te kijken wat er bedoeld wordt met het woord ‘totdat’. Met andere woorden: wanneer 
zal God alle vijanden onder de voeten van Zijn zoon leggen?  
 
Op dit moment zit Christus nog aan de rechterhand Gods, in de hoogste hemel (Hebr. 1:3) en bidt Hij 
voor  ons  (Rom.  8:34,  Hebr.  8:1).  Ik  geloof  dat  wij  eens  voor  de  rechterstoel  van  Christus  gesteld 
zullen worden en geoordeeld (maar niet veroordeeld) zullen worden naar onze werken (Rom. 14:10, 
2 Kor. 5:10). Immers, elke gelovige zal ‘loon naar werken’ ontvangen (1 Kor. 3:8,14‐15; 15:58) 3 . Dit 
zal gebeuren nadat Hij alle gelovigen zal hebben opgewekt uit de dood. “In een punt des tijds, in een 
ogenblik,  met  de  laatste  bazuin;  want  de  bazuin  zal  slaan,  en  de  doden  zullen  onverderfelijk 
opgewekt  worden,  en  wij  zullen  veranderd  worden”  (1  Kor.  15:52,  zie  ook  1  Thess.  4).    Met  dat 
                                                            
1
 Het woordje ‘zij’ staat niet in de grondtekst. Desondanks hebben de statenvertalers blijkbaar wel begrepen 
dat Paulus verwijst naar de mensen “die in Christus ontslapen zijn” (vs. 18,20). 
2
 Als Paulus spreekt over gelovigen die ‘ontslapen’ zijn, dan laat hij door dat woordgebruik al zien dat hij 
verwacht dat de gelovigen eens zullen ontwaken uit de dood. 
3
 Ik geloof dat dit loon m.n. zal bestaan uit ‘kronen’. De Bijbel spreekt  over vijf kransen of kronen die de 
gelovige kan behalen: de onverderfelijke krans (1 Cor. 9:25), de kroon der gerechtigheid (2 Tim. 4:8), de kroon 
des roems (1 Thess. 2:19, Fil. 4:1), de kroon des levens (Op. 2:10) en de kroon der heerlijkheid (1 Petr. 5:1‐4). 
moment, de opname van de Gemeente, vangt de ‘toekomst van Christus’ aan (1 Kor. 15:23). In deze 
periode, die in veel tekstgedeelten de ‘Dag des Heeren’ wordt genoemd, zal Christus al Zijn vijanden 
aan Zich onderwerpen.  
 
Met de opstanding van de gelovigen is de dood, als laatste vijand (1 Kor. 15:26), dus nog niet te niet 
gedaan. Dat gebeurd pas aan het einde van Christus’ regering, na de duizend jaren (Op. 20:7). Dan 
zullen  alle  doden  verschijnen  voor  de  grote  witte  troon.  “En  zo  iemand  niet  gevonden  werd 
geschreven in het Boek des Levens, die werd geworpen in de Poel des Vuurs” (vs. 15). Dit wordt in 
het voorgaande vers de “tweede dood” genoemd. 
 
Aan  de  regering  van  Christus  komt  in  Op.  20  een  eind.  “Want  Hij  heeft  alle  dingen  Zijn  voeten 
onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat 
Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen 
onderworpen  zijn,  dan  zal  ook  de  Zoon  Zelf  onderworpen  worden  aan  Hem,  Die  Hem  alle  dingen 
onderworpen  heeft,  opdat  God  zij  alles  en  in  allen”  (1  Kor.  15:27,28).  Dit  alles  gebeurd  dus  nog 
voordat de nieuwe hemelen en aarde geschapen worden, aan het einde van de wereldgeschiedenis, 
en  dus  niet  pas  daarna,  zoals  veel  alverzoeners  veronderstellen.  God  Zelf  zal  op  de  nieuwe  aarde 
wonen te midden van Zijn volk (Op. 21:3).  
 
Vijand 
De alverzoeningsleer koppelt 1 Kor. 15:26 aan Op. 20:14. De tweede dood, zo is dan de gedachte, is 
de laatste vijand die teniet gedaan wordt. Hier kleven echter een aantal belangrijke bezwaren aan. Zo 
spreekt Paulus in 1 Kor. 15 over de dood en niet de tweede dood. Hij gebruikt een andere term en 
bedoeld dus ook wat anders. Daarnaast is de tweede dood geen vijand, maar een oordeel van God. 
Door  te  spreken  over  de  ‘tweede’  dood,  benadrukt  Johannes  bovendien  de  blijvendheid  van  deze 
toestand. In de Bijbel is het eerste vaak tijdelijk en het tweede blijvend 4 . Dood zijn betekent dat er 
geen gemeenschap  (mogelijk) is met  God. Als iemand niet  tot  het Leven komt en  uiteindelijk in  de 
Poel des Vuurs wordt geworpen, dan is die toestand blijvend. Of mensen eindeloos zullen bestaan (in 
de zin van: bewustzijn ervaren) in de vuurpoel, dat laat ik in het midden. Echter, aan de toestand van 
dood komt geen einde, ook niet als de vuurpoel en alles wat in haar is uiteindelijk wordt vernietigd 
(zoals de annihilatieleer verondersteld).   
 
 
 
 
 
 

                                                            
4
 Denk aan de eerste Adam en de tweede Adam (nl. Christus), het eerste en het tweede verbond, enz. 

You might also like