You are on page 1of 6

de restaurator onderweg naar beroepserkenning

Dit artikel is een neerslag van een lezing die ik gegeven heb voor de VAR op 12 mei van dit jaar. Ik schrijf dit artikel op persoonlijke titel. In verband met de leesbaarheid van de tekst is er voor gekozen om de mannelijke vorm te gebruiken. Waar hij of hem staat wordt uiteraard ook zij of haar bedoeld.

inleiding

het ontstaan van beroepsverenigingen van restauratoren in Nederland, of het nu vakinhoudelijke verenigingen dan wel meer algemene verenigingen betreft, heeft het beeld dat de restaurator van zichzelf heeft verandert. Doordat kennisoverdracht tussen restauratoren beter is gaan verlopen vanwege het ontstaan van aan de verenigingen gelieerde vakbladen en bijeenkomsten van allerlei soort is de restaurator steeds meer gaan weten. Daarnaast zijn sinds de tweede oorlog diverse opleidingen opgezet die ook fors bijdragen aan de kennisinhoud van de gemiddelde restaurator. Dat we het hier niet alleen over de Nederlandse situatie spreken moge duidelijk zijn. Deze ontwikkeling wordt niet in de laatste plaats ondersteund, of de restaurator dat nu leuk vindt of niet, door niet-restauratoren die zich bezighouden met dat wat de restaurator doet: restaureren. Deze niet-restauratoren laten zich grofweg in twee groepen verdelen: zij die informatie en kennis aan restauratoren aanleveren, historici en natuurwetenschappers, en zij die het eindproduct van de restaurator afnemen, de opdrachtgever. Deze partijen voeden enerzijds de restaurator met informatie (hetgeen de restaurator dwingt meer te weten zodat hij die informatie ook kan verwerken), anderzijds wordt de restaurator gedwongen duidelijker en zekerder te zijn in wat hij gaat ondernemen: de restaurator moet in staat zijn gefundeerd verantwoording af te leggen van zijn handelen. Alles bij elkaar opgeteld leiden deze ontwikkelingen aan de ene kant tot de wens van de opdrachtgever te weten wat voor vlees hij in de kuip heeft, aan de andere kant wil de restaurator ook als zodanig (h)erkend en daardoor gelijkwaardiger te worden. Op het moment van schrijven bestaan er een aantal mogelijkheden die de restaurator helpen bij het zichzelf omschrijven: een beroepsopleiding - niet in alle disciplines - niet iedere restaurator heeft een opleiding gevolgd - er zijn mogelijkheden tot (bij)scholing een beroepsproel - dit proel is tot stand gekomen in samenwerking tussen de opleiding, restauratoren en VeRes een beroepsvereniging een beroepsregister (in oprichting en ontwikkeling) vakinhoudelijke verenigingen - VAR, IIC-Nederland, TRON een vakinhoudelijk blad

de huidige situatie

- C&R buitenlandse vakinhoudelijke verenigingen en bladen Men kan dus stellen dat de beroepsgroep als geheel zich aan het professionaliseren is. Laten we eens kijken waar die professionaliteit onder andere uit bestaat.

wat is een restaurator?

De restaurator is, in tegenstelling tot een veelgebruikte analogie, geen dokter die een patient behandelt en weer beter maakt. Persoonlijk vind ik dit een tenenkrommende vergelijking. Een arts is iemand die curatief bezig is: er is een klacht en die wordt behandeld totdat de klacht verdwenen is (als alles goed gaat). De arts is dus bezig met symptoombestrijding. Een restaurator heeft geen patient die aan kan geven wat er mis is, een restaurator moet zelf, zonder hulp van het object een diagnose stellen. Hij lijkt dus, wanneer een medische analogie per s gewenst is, eerder op een dierenarts: immers, bij mijn weten praten dieren niet. Een andere analogie zou die van verpleger kunnen zijn, ware het niet dat een verplegende alleen dt doet: verzorgen. Van een restaurator wordt verwacht dat actief ingrijpen ook tot zijn palet behoort. Als een restaurator dan toch ergens mee vergeleken moet worden dan liever met een dierenbeschermer: het dier al dan niet actief beschermen tegen dat wat hen lees objecten bedreigt en hun welzijn garanderen. Al deze vergelijkingen gaan evenwel ergens mank en dat is nu precies dat wat restaurator tot zon uniek en zelfstandig beroep maakt. Een restaurator is een holist: hij kijkt naar het geheel van de factoren waaruit dat wat het object bedreigt bestaat zonder het object zelf uit het oog te verliezen. Hij stelt zich daarmee in dienst van dat object. Een restaurator moet daarom over een veelheid aan kennis beschikken. Het onderstaande diagram geeft een beeld van de professionele inhoud van een restaurator, dat waaruit zijn vakkennis moet bestaan:

handvaardigheid
(ambacht)

ethiek
(objectgericht denken)

restauratie
wetenschap
(chemie, natuurkunde onderzoekstechnieken)

wetenschap
(materiaal- techniekkennis [kunst]geschiedenis)

In dit diagram komen dingen als persoonlijk talent, communicatieve eigenschappen en dergelijke niet voor, die staan verder uitgewerkt beschre-

ven in het beroepsproel, maar zij horen wel degelijk tot de vereiste standaardbagage van de restaurator. Al met al kan men uit het bovenstaande de gevolgtrekking maken dat restauratie een complex vak is dat veel eist van zijn beoefenaren. Desondanks kan nog steeds iedereen zich restaurator noemen en daar mee weg komen. Restauratoren zijn in het algemeen solistisch ingesteld. Misschien is het feit dat zij ervoor kiezen met objecten te werken terug te voeren op een angst voor- of onvermogen om makkelijk met mensen te communiceren. Wat ook de oorzaak is, in ieder geval leidt het ertoe dat iedere restaurator de neiging heeft het beter te weten dan de buurman (dat is ook een goede eigenschap, men moet immers goed weten wat men doet). Dat maakt het moeilijk om de neuzen binnen de beroepsgroep in dezelfde richting te krijgen. Over een aantal zaken zijn restauratoren het echter min of meer met elkaar eens. De ethiek van het restaureren is, op kleine discipline gebonden details na, eigenlijk geen toneel van verhitte discussies meer. Ook over het gebruik van bepaalde materialen, of juist het niet gebruiken ervan is men het in grote lijnen eens. Maar over standaarden en basiskwalicaties zijn restauratoren het in het geheel niet met elkaar eens. Ik wil me hier niet ook nog buigen over verschillen in opvatting tussen restauratoren uit verschillende landen waar andere culturen heersen. In ons eigen land is het al ingewikkeld genoeg. Door de eerder genoemde individualistische inslag is de restaurator geneigd alleen naar zijn eigen situatie te kijken en niet naar die van alle restauratoren samen. Ik generaliseer hier om de lijn van het betoog vast te kunnen houden: de eigen situatie/opleiding/niveau is wat het moet zijn want wie kan mij beoordelen? Ik ben immers vanzelf al goed want ik ben een restaurator. Hierbij moeten restauratoren zich echter twee dingen bedenken: in grote meerderheid willen restauratoren dat hun beroep erkend wordt om zodoende duidelijk te kunnen maken wie restaurator mag heten en wie niet de eindgebruikers van het product restauratie willen tenminste een begin van een zekerheid dat diegene die zich aan hun objecten vergrijpt dat met verstand van zaken doet en dat bovendien met een redelijk voorspelbaar eindresultaat Om deze twee redenen kan de restaurator niet anders dan kiezen voor beoordeling en registratie. Restauratoren doen er daarbij goed aan om hierbij zelf een grote vinger in de pap te houden, want het zou een nachtmerriescenario zijn wanneer buitenstaanders deze regels aan restauratoren op zouden leggen. Hoe doen andere beroepen dat?

andere beroepen

In veel beroepen zijn regelingen en/of onderlinge afspraken van kracht die het gedrag van de beroepsbeoefenaar benvloeden. Het gevolg hiervan is dat de klant van te voren weet waar hij aan toe is. Een aantal mogelijkheden zijn: het onderlinge waarborgfonds - reisbranche de afgesproken kwaliteitsgarantie - bijvoorbeeld de BOVAG

de wettelijke beroepserkenning Dat laatste is waar het restauratoren om te doen is. Er zijn in Nederland een beperkt aantal beroepen erkend: notarissen advocaten artsen psycho-therapeuten register accountants architecten Waarom zijn deze beroepen erkend door de overheid? Deze beroepen hebben een aantal dingen gemeen die door de overheid, zelfs in deze tijden van deregulering, belangrijk gevonden worden om geregeld te weten. Zij hebben de volgende dingen gemeen: hoog maatschappelijk belang: het zijn beroepen die ingrijpen in het menselijk bestaan, hetzij direct, de arts, dan wel indirect via de wet, advocaten, notarissen. de beroepen hebben een vastgelegd opleidingsprotocol en kennen soms een verplicht bij- of vervolgscholingstraject er is een gereglementeerde toetreding, er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan om toe te kunnen treden er is een bindende klachtenprocedure of tuchtrecht Deze beroepen kennen dus een of andere manier om de kandidaten te selecteren en te beoordelen op hun kwalicaties.

beoordelen en selecteren

Veel mensen hebben een weerzin tegen selectieprocedures en restauratoren waarschijnlijk het meest van allemaal. En dat terwijl het beroep restaurator voor een groot deel bestaat uit selecteren en beoordelen: materiaalkeuze, manier van behandelen, hoe veel verdraagt het object nog enzovoort. Bovendien selecteren en beoordelen mensen de hele dag door: deze tomaat niet, wat een mooi jasje, daar heb je die vervelende vent weer. Selecteren en beoordelen is dus helemaal niet iets bijzonders. U heeft deze tekst ook al door de selectie gehaktmolen gehaald en lezenswaardig bevonden (anders had u dit nooit gelezen). Op school, ik neem aan dat u die bezocht hebt, bent u doorlopend beoordeeld: u kreeg rapporten mee naar huis. U hebt wellicht een rijbewijs- een baan waar op gesolliciteerd moest worden. Ik schrijf dit omdat ik me steeds verbaasd heb over de weerzin van restauratoren om beoordeeld te worden als voorwaarde te worden toegelaten tot het Restauratoren Register, terwijl diezelfde personen zich wel aan andere beoordelingen onderwerpen. Veel restauratoren hebben vaak iets van ik hoef niet beoordeeld te worden want ik kan het al. U zult begrijpen dat ik dit grote onzin vindt. Beoordeeld worden is nuttig en belangrijk want het vertelt je precies waar je staat. En leidt het niet tot het beoogde of gewenste resultaat kun je eraan werken om de volgende keer wel te slagen (hoe vaak ging u op voor het rijbewijs?) Dat een beoordeling spanningen met zich meebrengt vanwege faalangst, zenuwen en dergelijke maakt het niet geheel pijnloos, maar hier geldt het adagium uit de sport no pain, no gain. Er zijn een aantal manieren om te selecteren. Deze manieren komen we

maximaal subjectief

objectief

bij verschillende organisaties tegen. In volgorde zijn het: coptatie - ik heb jou uitgekozen om bij mijn club te komen ballotage - uw verzoek kunnen wij gelukkig honoreren positieve selectie - als u de ethische code ondertekent kunt u lid worden externe selectie - op grond van opleiding - onafhankelijke beoordeling - onafhankelijke beoordeling door het veld Het zal duidelijk zijn dat het in ieders belang is dat selectie en beoordeling voor een register zo objectief mogelijk geschiedt. Daarom heb ik de volgorde van selectie manieren oplopend objectiever gesorteerd. Restauratoren staan niet alleen, zij zijn onderdeel van een gemeenschap die zich bezighoudt met het bewaren, conserveren en restaureren van objecten: musea, bibliotheken, archieven, verzamelaars en particuliere eigenaars. Dit bredere veld moet daarom ook betrokken worden bij het selecteren en beoordelen van restauratoren. Het vastleggen van criteria waaraan een restaurator moet voldoen wordt namelijk niet uitsluitend door de restaurator gedaan. Het zijn ook de afnemers van het product restauratie, de klanten, die daar een mening over hebben. Zij moeten dan ook betrokken zijn bij de beoordeling van restauratoren. Alleen op die manier krijgt de beoordeling voldoende legitimatie, gewicht. Om die reden staat alleen de laatste optie van bovenstaande opsomming open als mogelijkheid om een register op te bouwen dat de ingeschrevenen voldoende rugdekking geeft. Ik wil hier echter wel opmerken dat klanten van restauratoren op hun beurt vaak ook wel enige bijscholing behoeven om een realistisch beeld van de mogelijkheden en onmogelijkheden van restauratie en conservering te verkrijgen. De restaurator is immers zo goed als de vraag van zijn opdrachtgever. Dat is een van de redenen dat in de ethische code voorlichting naar het publiek expliciet genoemd wordt. Het is al vaker opgesomd maar voor de volledigheid doe ik het hier nog eens. De elementenen om te komen tot beroepserkenning zijn naast tijd en geduld de volgende: een beroepsvereniging die door middel van haar leden de contouren aangeeft van de beroepsgroep. Niet iedereen zal om hem moverende redenen lid zijn van die beroepsvereniging, maar met behulp van de vereniging krijgt de beroepsgroep een gezicht en een stem, zij wordt herkenbaar voor buitenstaanders een opleiding die door middel van een duidelijk curriculum de inhoud van het vak dat door de beroepsgroep uitgeoefend wordt aangeeft en afbakent. een register waarin de beroepsbeoefenaren opgenomen zijn die voldoen aan de criteria die door de beroepsgroep als minimale standaard aanvaard worden. Deze standaarden zijn een verzameling (in de wiskundige betekenis) van de invulling die de twee bovenstaande instel-

bouwstenen

lingen geven aan het beroep. Alleen wanneer een beroepsgroep deze drie zaken geregeld weet kan een gooi naar wettelijke erkenning gedaan worden. Het is duidelijk dat dat op dit moment nog een vrome wens is, maar gelukkig wel een wens waarvan de verwezenlijking steeds dichterbij komt. Met het schrijven van dit artikel heb ik een poging willen wagen aan te geven hoe een beroepsgroep die haar verantwoordelijk weet te nemen uiteindelijk een belangrijke wens verwezenlijkt zal krijgen. Dat dat niet op een manier kan die iedereen even welgevallig is, is jammer maar onvermijdelijk. Restauratoren dienen zich vooral te realiseren dat deze ontwikkelingen niet op zichzelf staande en gesoleerde fenomenen zijn, maar dat zij onderdeel uitmaken van een veel bredere verandering van hoe mensen aankijken tegen cultuurbehoud, van emancipatie van het beroep, van professionalisering van haar beoefenaren en niet in de laatste plaats van soortgelijke ontwikkeling in vele (nabije) buitenlanden.

Bas van Velzen Amsterdam, september 1999

You might also like