You are on page 1of 9

Fraus Omnia Corrumpit? Over list, leugen en bedrog.

Verschenen in het Tijdschrift voor Vreemdelingen Recht, n 4 van 2008, 266-272.

Gert Westerveen* Inleiding Voor zover valt na te gaan, past de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna ook RvV) met enige regelmaat het beginsel fraus omnia corrumpit toe in zaken waarin vastgesteld werd dat door een asielzoeker niet de (gehele) waarheid werd verteld op een of meer onderdelen van zijn / haar asielrelaas.1 Volgens de RvV heeft een liegende asielzoeker vaak geen belang in de zin van artikel 39/56 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, en wordt zijn / haar beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit is geen nieuwe problematiek; ook de voorganger van de RvV, de Vaste Beroepscommisie voor vluchtelingen2 en de Raad van State3 paste dit rechtsbeginsel toe. Tot nog toe werd in de juridische literatuur, voor zover ons bekend, weinig aandacht besteed aan de toepassing van dit rechtsbeginsel in vluchtelingenzaken. Hieronder volgen enkele bedenkingen daaromtrent. Vluchtelingschap en liegen List, leugen en bedrog zijn zeer nauw met de vluchtelingenproblematiek verbonden. Wie daar aan twijfelt doet er goed aan nog eens de volgende twee boeken open te slaan: Der Teufel in Frankreich, van de Duitse schrijver Lion Feuchtwanger, waarin deze voor de Nazis gevluchte auteur zijn wederwaardigheden in Frankrijk in 1939 1941 beschrijft inclusief alle listen om op vrije voeten te blijven en aan zijn (potentiele) vervolgers te ontsnappen; en Surrender on Demand, van de Amerikaan Varian Fry, waarin de auteur, uitgezonden naar Frankrijk door het International Rescue Committee om daar door oorlogsomstandigheden bedreigde personen (inclusief Feuchtwanger) te helpen vluchten, beschrijft met welke listen, leugens en bedrog hij die opdracht probeert uit te voeren. Algemeen heerst de overtuiging, dat list, leugen en bedrog achterwege dienen te blijven zodra men gevaar heeft kunnen ontvluchten en in een asielprocedure beland is. Liegt en bedriegt de asielzoeker ook na de geslaagde vlucht en tijdens die procedure, dan dreigen hem of haar zware en nare consequenties, namelijk de afwijzing van de aanvraag. List, leugen en bedrog zijn nauw verbonden met de vluchtelingenproblematiek Gedurende de asielprocedure hebben asielzoekers een medewerkingsplicht, en dienen zij volledige openheid van zaken te geven.4 Toch komt het voor dat asielzoekers geen volledige
*De auteur is werkzaam als jurist bij UNHCR voor de Regionale Vertegenwoordiging voor de Benelux en de Europese Instellingen. Deze bijdrage geeft de mening weer van de auteur en niet noodzakelijk het standpunt van de Verenigde Naties of van UNHCR. 1 De overdenkingen in dit stukje berusten op uitspraken die min of meer toevallig ter kennis van de auteur zijn gekomen. Op de website van de RVV (www.rvv-cce.be) resulteerde een zoekopdracht op de term fraus in 11 zaken (consultatie 18 augustus 2008). 2 Zie o.m. V.B.V. 9 februari 1995, T. Vreemd. 1995, 189; V.B.V. 22 juni.1999, T. Vreemd. 2000, 80; V.B.V. 25 augustus 2005, T. Vreemd. 2006, 182. 3 Zie o.m. RvS 22 maart 1995, nr. 52.391; RvS 6 september 1995, nr. 54.926; RvS 20 maart 1996, nr. 58.667; RvS 13 maart 1997, nr. 65.194; RvS 18 november 1997, nr. 69.661; RvS 26 november 1997, nr. 69.838; RvS 2 oktober 1998, nr. 76.064; RvS 26 november 1998, nr. 77.255; RvS 28 juni 2001, nr. 97.207, T. Vreemd. 2002, 67; RvS 8 januari 2004, nr. 126.948; in andere zin: RvS 2 mei 1995, nr. 53.019 (schorsing), bevestigd door RvS 7 juni 1995, nr. 53.574, T. Vreemd. 1995, 297. 4 Zie bijv. de volgende teksten: Convention on the Status of Refugees, Art. 2: Every refugee has duties to the country in which he finds himself, which require in particular that he conform to its laws and regulations as well as to measures taken for the maintenance of public order. Richtlijn 2005/85/EG van de RvV van 1 december 2005, betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, artikel 11: De lidstaten kunnen asielzoekers verplichtingen

openheid verschaffen met betrekking tot bijvoorbeeld hun identiteit, hun reisroute, of met betrekking tot eerder gedane asielaanvragen elders. De redenen hiervoor kunnen legio zijn, en soms zelfs zeer begrijpelijk: bv. psychologische gevolgen van ondergane vervolging; de wens achtergebleven familieleden niet in gevaar te brengen; de wens niet naar een bepaald land (met een disfunctioneel asiel- en/of opvangsysteem) overgedragen te worden op grond van de Dublin II verordening; het gebrek aan goede voorlichting over het verloop van een asielprocedure of het gebrek aan vertrouwen in (de) autoriteiten. Sommige leugens zullen, op de keper beschouwd, weinig of niets te maken hebben met de gestelde vrees voor vervolging: versluiering van een reisroute heeft veelal geen relatie tot de gevreesde daden van vervolging; een verzwegen asielaanvraag elders (hoe lang geleden?) heeft niet noodzakelijkerwijs betrekking op hetzelfde feitencomplex als dat van de onderhavige aanvraag. De vraag stelt zich dan hoe asielinstanties het beste kunnen omgaan met asielzoekers die niet de (gehele) waarheid vertellen, en of het hanteren van een beginsel fraus omnia corrumpit als ontvankelijkheidsexceptie in beroep het meest aangewezen antwoord is. Ontdekking van leugens achteraf / intrekking van statuut In dit verband lijkt het m.i. nuttig even naar de situatie te kijken waarin fraude achteraf, dus na de erkenning als vluchteling, aan het licht komt. Het betreft hier de kwestie van de intrekking van een vluchtelingenstatus. Intrekking van administratiefrechtelijke besluiten is normaliter in de wet geregeld. In veel rechtssystemen geldt de algemene regel dat besluiten die genomen zijn op een (later gebleken of vastgestelde) incorrecte feitelijke grondslag, nietig of vernietigbaar zijn.5 Vaak zijn er bijzondere bepalingen te vinden met betrekking tot vluchtelingen. Zo bepaalt de Belgische wet in artikel 57/6: De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen is bevoegd: (....) 7. om de vluchtelingenstatus (...) in te trekken ten aanzien van de vreemdeling die als vluchteling is erkend (...) op grond van feiten die hij verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, of van valse verklaringen, of van valse of vervalste documenten, die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning van de vluchtelingenstatus (....). Vergelijkbare bepalingen zijn van kracht in omringende landen. Zo bepaalt art. 73(2) van de Duitse Asylverfahrensgesetz: Die Anerkennung als Asylberechtigter ist zurckzenehmen, wenn sie auf Grund unrichtiger Angaben oder infolge Verschweigens wesentlicher Tatsachen erteilt worden ist und der Auslnder auch aus anderen Grnden nicht anerkannt werden knnte. Satz 1 ist auf die Zuerkennung der Flchtlingseigenschaft entsprechend anzuwenden. De artikelen 32 en 35 van de Nederlandse Vreemdelingenwet 2000 bepalen dat: De verblijfsvergunning (...) kan worden ingetrokken (...) indien a) de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag (...) zou hebben geleid; (...). In het Verenigd Koninkrijk bepalen de Immigration Rules in paragraaf 339A dat: A persons grant of asylum () will be revoked or not renewed if the Secretary of State is satisfied that: () (viii) his misrepresentation or omission of facts, including the use of false documents, were decisive for the grant of asylum; (). In een in opdracht van UNHCR uitgevoerde studie over de intrekking van vluchtelingenstatussen wordt de situatie als volgt samengevat:

tot samenwerking met de bevoegde autoriteiten opleggen, voorzover die verplichtingen nodig zijn voor de behandeling van het asielverzoek. UNHCR Handbook on Procedures and Criteria, para 205: The applicant should: (i) Tell the truth and assist the examiner to the full in establishing the facts of his case.
5

Zie ook: UNHCR Handbook on Procedures and Criteria, para. 117: Circumstances may, however, come to light that indicate that a person should never have been recognized as a refugee in the first place; e.g., if it subsequently appears that refugee status was obtained by a misrepresentation of material facts, or that the person concerned possesses another nationality, or that one of the exclusion clauses would have been applied to him had all the relevant facts been known. In such cases, the decision by which he was determined to be a refugee will normally be cancelled.

20. State practice is consistent in requiring, for fraud as ground for cancellation, the presence of all three of the following elements: (i) objectively incorrect statements by the interested party; (ii) causality between these claims and the decision to grant refugee status by the authority; (iii) intention to mislead by the interested party.6 Een vergelijkbare benadering zou m.i. moeten gelden ten tijde van de asielprocedure. Slechts indien een asielzoeker bewust incorrecte informatie verschaft die betrekking heeft op de kern van zijn asielverzoek, dus het feitencomplex dat de grondslag vormt voor de gestelde vrees voor vervolging, zou een aanvraag op grond van fraude verworpen kunnen worden. Is het beginsel fraus omnia corrumpit als ontvankelijkheidsexceptie in beroep het meest aangewezen antwoord? Niet nakomen medewerkingsplicht tijdens de asielprocedure In sommige landen geeft de wet aan wat de gevolgen kunnen zijn van het niet nakomen van de medewerkingsplicht die geldt ten tijde van de asielprocedure. Zo bepaalt 30 Abs. 3 van de Duitse Asylverfahrensgesetz dat een aanvraag als offensichtlich unbegrndet (kennelijk ongegrond) zal worden afgewezen wanneer bijvoorbeeld de asielzoeker een onjuiste identiteit opgeeft, of valse of vervalste bewijsmiddelen gebruikt. Dit geldt echter alleen wanneer de aanvraag op zichzelf niet zou kunnen leiden tot erkenning van de vluchtelingenstatus en dus in elk geval als unbegrndet (ongegrond) afgewezen zou worden (zie 30 Abs. 1). De gevolgen van de beoordeling van een aanvraag als offensichtlich unbegrndet liggen vooral op het procedurele vlak: een beperking van de beroepsmogelijkheden. In Nederland bepaalt art. 31 lid 2 onder d en e van de Vreemdelingenwet 2000 dat bij het onderzoek naar een asielaanvraag onder andere in aanmerking wordt genomen de omstandigheid dat de asielzoeker ter staving van zijn aanvraag valse of vervalste reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd en hoewel daarover ondervraagd opzettelijk de echtheid daarvan heeft volgehouden, of dat hij (...) reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden heeft overgelegd die niet op hem betrekking hebben. Liggen deze omstandigheden voor, dan zal dat afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de asielzoeker. In het Verenigd Koninkrijk bepaalt Section 8 van de Asylum and Immigration (Treatment of Claimants) Act 2004 dat gedrag dat bedoeld is te misleiden, of dat kan resulteren in misleiding, zoals het gebruik van onechte reisdocumenten, afbreuk zal doen aan de geloofwaardigheid van de asielzoeker. Het gebruik door de asielzoeker van listen, leugens, en bedrog zal diens algemene geloofwaardigheid normalerwijze aantasten, en daarmee de kans vergroten dat het verzoek afgewezen zal worden. Echter, UNHCR is altijd van mening geweest dat Untrue statements by themselves are not a reason for refusal of refugee status and it is the examiner's responsibility to evaluate such statements in the light of all the circumstances of the case. 7 De asielzoeker moet worden geconfronteerd met de bevindingen. Hem / haar moet de kans worden gegund uitleg te verschaffen. De beslissers zullen het gehele relaas moeten beoordelen, en een onderscheid moeten maken tussen die zaken die de kern van het asielverzoek uitmaken, en die, die slechts bijkomende omstandigheden betreffen. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid zullen dan ook alle elementen in ogenschouw moeten worden genomen: niet alleen diegene die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid. Met betrekking tot het gebruik door de asielzoeker van valse of vervalste reisdocumenten geldt dat dat met omzichtigheid beoordeeld moet worden: het is algemeen aanvaard dat vluchtelingen soms gedwongen zijn van dergelijke documenten gebruik te maken. Artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag is een duidelijke erkenning van dit feit.

Kapferer, Sybille, Cancellation of Refugee Status, UNHCR Legal and Protection Policy research Series, March 2003, PPLA/2003/02, p. 7. Http://www.unhcr.org/protect/PROTECTION/3e9418df4.pdf 7 UNHCR Handbook on Procedures and Criteria, 199.

U liegt; ik geloof u niet; het is niet aannemelijk dat; betwijfeld kan worden .... Is fraude altijd fraude? Hoe verhouden leugens, list en bedrog zich tot begrippen als ongeloofwaardigheid en onaannemelijkheid? Een voorbeeld bij de eerste vraag. In 2006 geeft een Nederlandse politica van Somalische oorsprong toe dat ze bij aankomst en asielaanvraag in Nederland niet haar geboortenaam heeft gebruikt. Somalische namen bestaan uit eigen naam, vaders naam, en grootvaders naam, en de politica had een andere grootvadersnaam gebruikt. Fraude! Riep de toenmalige minister van immigratie en integratie, en besloot haar de Nederlandse nationaliteit te ontnemen wegens het verschaffen van onjuiste informatie, namelijk het aangeven van een naam die niet haar echte naam was. De politica moest ook aftreden als volksvertegenwoordiger. Totdat een slimme ambtenaar er het Somalische burgerlijk wetboek op nasloeg, en uitvond dat naar Somalisch recht de politica gerechtigd was haar nieuwe naam te voeren. Fraude bleek toch geen fraude geweest te zijn. Stel en afgezien van het Somalisch burgerlijk wetboek- dat de naamsverandering was ontdekt ten tijde van de beoordeling van het asielverzoek. Zou het dan relevante of materile fraude geweest zijn? Was de grootvaders naam een materieel element in het asielverhaal? Het valt te betwijfelen. Dit element van naamswijziging zou afgewogen moeten worden tegen alle andere elementen van het vluchtverhaal. Het valt op dat asielinstanties in vele (Europese) landen groot belang hechten aan identiteitsvragen. (Naams-)identiteit is natuurlijk van belang voor de beoordeling van bijvoorbeeld de toepasselijkheid van de uitsluitingsgronden van het Vluchtelingenverdrag (is dit echt de persoon jegens wie een ernstig vermoeden bestaat?) en voor de uitzetbaarheid in geval van een afwijzing, maar hoeft m.i. niet noodzakelijkerwijze van groot belang te zijn bij beoordeling van een gegronde vrees voor vervolging, of bij de beoordeling van de behoefte aan subsidiaire bescherming8. Wel wordt in EXCOM Conclusie no. 58 erkend dat versluiering van de indentiteit, b.v. door het vernietigen van reis- en identiteitsdocumenten, de claims van asielzoekers kan verzwakken.9 De tweede vraag: wat is de verhouding tussen tegenstrijdigheden, ongeloofwaardigheid, onaanemelijkheid, en bedrog, kwam bij mij op bij het lezen van een arrest van de RvV10 waarin het Commissariaat-generaal als verweerder in beroep de exceptie van fraus omnia corrumpit had ingeroepen, en waar hij in zijn eigen beslissing, naast identiteitsfraude (aanname van de identiteit van een overleden (niet-politiek actieve) neef) en een verzwegen eerdere asielaanvraag elders, ook nog belangrijke tegenstrijdigheden in het materiele asielrelaas had vastgesteld. De asielaanvraag werd verworpen door de Commissaris-generaal omdat vanwege de tegenstrijdigheden geen geloof kon worden gehecht aan het verhaal. Interessant in de beslissing van de Commissaris-generaal is dat hij het relaas aan hem vergelijkt met het relaas gedaan in een eerdere aanvraag in Zweden, en aldus de tegenstrijdigheden aan het licht brengt. Echter, er wordt geen poging gedaan vast te stellen of zelfs onderscheid te maken tussen wat waar en niet waar is in de twee asielverhalen. Europese landen hechten veel belang aan identiteitsvragen Is het in zo' situatie, waarin weliswaar een leugen (identiteit) en een verzwijging zijn vastgesteld, maar waarin het hoofdzakelijk om de door de onopgeklaarde tegenstrijdigheden opgeroepen ongeloofwaardigheid ging, juist om het beginsel fraus omnia corrumpit als ontvankelijkheidsexceptie in te roepen? Misschien heeft de asielzoeker juist eerder in Zweden gelogen, en later in Belgie de waarheid verteld? Misschien zijn er verklaringen te vinden voor de
8

Zie ook: Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Een jaar subsidiaire bescherming, februari 2008, pp. 67-70. EXCOM Conclusion No. 58 (XL) of 13 October 1989, The Problem of Refugees and Asylum-Seekers Who Move in an Irregular Manner from a Country in Which They Had Already Found Protection. 10 RvV 23 augustus 2007, nr. 1336.

geconstateerde tegenstrijdigheden door nadere onderzoek? Vragen die volgens mij in beroep aan de orde hadden kunnen komen. Echter, na een summiere beoordeling van het beroep, de vaststelling van de verzwegen aanvraag en de aanname van een valse identiteit, honoreert de RvV de ingeroepen niet-ontvankelijkheidsexceptie. De kernvraag: heeft de asielzoeker een gegronde vrees voor vervolging, is noch bij de Commissaris-generaal, noch bij de RvV aan de orde gekomen.

Niet-ontvankelijk? Hoe doen anderen het? Met uitzondering van art. 52 para 1, ten tweede, onder a)11 en art. 57/612 Vw zwijgt de Belgische wet over listen, leugens en bedrog tijdens de asielprocedure. Desalniettemin worden verzoeken van asielzoekers die op leugens en bedrog betrapt worden regelmatig afgewezen. Soms vanwege de door de leugens en bedrog ontstane geloofwaardigheidsproblemen, soms ook onder directe verwijzing naar een algemeen rechtsbeginsel, namelijk fraus omnia corrumpit, zonder verder onderzoek. Dit gebeurt op het niveau van zowel het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, als van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. In dat laatste geval vormen list, leugens en bedrog een grond voor de niet-ontvankelijkheid van beroepen. Deze niet-ontvankelijkheid, die als exceptie wordt ingeroepen door de verweerder in een beroep, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, is gestoeld op art. 39/56 van de wet van 15 december 1980, dat bepaalt: De beroepen bedoeld in artikel 39/2 kunnen voor de Raad worden gebracht door de vreemdeling die doet blijken van een benadeling of van een belang. Verwijzend naar rechtspraak van de Raad van State13, waarin vastgesteld wordt dat een belang persoonlijk, rechtstreeks, actueel en geoorloofd moet zijn, concludeert de RvV regelmatig dat een beroep tegen een weigeringsbeslissing niet geoorloofd is indien er tijdens de asielaanvraag door de appellant gelogen is. Het beroep is in dergelijke gevallen niet ontvankelijk. Dergelijke beslissingen betekenen in feite dat er geen behandeling in twee instanties plaats vindt: de bevindingen van de eerste instantie worden door de RvV vaak na slechts summier onderzoek overgenomen. De RvV onderzoekt voor zover is na te gaan in dergelijke gevallen niet altijd of er inderdaad gelogen is, of de leugens de kern van het asielrelaas betreffen, en of er verklarende/verzachtende omstandigheden zijn aan te geven.14 Zoals in het begin van dit stukje aangegeven, kunnen mensen om een veelheid van redenen, waaronder soms zeer begrijpelijke, niet de waarheid vertellen. Sommige leugens, zoals de reisweg of eerdere asielverzoeken elders, zijn ook niet noodzakelijkerwijze materieel met betrekking tot de kern van een asielverzoek: een gestelde vrees voor vervolging. Ook blijkt niet altijd of er door de RvV wordt nagegaan of er wel andere en geloofwaardige elementen naar voren zijn gebracht die invloed zouden moeten hebben op de besluitvorming.

11

De Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen kan beslissen om de vluchtelingenstatus niet te erkennen of de subsidiaire beschermingsstatus niet toe te kennen aan de vreemdeling wanneer deze het Rijk probeert binnen te komen zonder te voldoen aan de in artikel 2 gestelde voorwaarden, aan de grens een asielaanvraag indient. 1 () 2 wanneer de aanvraag klaarblijkelijk steunt op motieven die totaal vreemd zijn aan het asiel, inzonderheid: a. omdat ze bedrieglijk is; 12 Zie supra onder 4. 13 Er is inderdaad een veelheid aan beslissingen van de Raad van State te vinden waarin op grond van het rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit een gebrek aan belang bij een beroep wordt vastgesteld. Om enkele te noemen: RvS 25 november 1998, nr 77.188; RvS 23 oktober 2001, nr. 100.045; RvS 9 november 2005, nr. 151.121. Zeer recent heeft de Raad van State echter een arrest gewezen waarin het overwoog dat: (...) het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit er niet aan in de weg staat dat een vreemdeling, wiens asielaanvraag met een bevestigende beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten bedrieglijk is bevonden, over het vereiste belang beschikt om die beslissing met een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State aan te vechten (...), RvS 9 mei 2008, nr. 182.844, opgenomen in dit nummer. 14 Zie bv. RvV 15 juni 2007, nr. 123; RvV 19 juni 2007, nr. 168; RvV 17 juli 2007, nr. 810; RvV 18 juli 2007, nr. 828; RvV 20 juli 2007, nr. 943; RvV 1 augustus 2007, nr. 1101; RvV 11 september 2007, nr. 1652.

Slechts in enkele ter kennis genomen beslissingen van de RvV wordt even verder gekeken naar de omstandigheden van het geval, en beoordeeld of de leugens de kern van het asielverhaal betreffen, of slechts bijkomende omstandigheden betreffen, en of de leugens zwaarwegend of, in tegendeel, verschoonbaar zijn.15 In de ons omringende landen, en ook in enkele internationale instanties, kent men fraus omnia corrumpitniet als ontvankelijkheidsexceptie tijdens de asielprocedure, voor zover ik kan zien. De benadering is daar meer dat in geval van leugens en bedrog de bewijslast voor de asielzoeker zwaarder wordt. De Nederlandse Raad van State bepaalde in een uitspraak van 27 januari 200316, dat, in geval dat art. 31 Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, om toch als vluchteling erkend te kunnen worden, het asielrelaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden mag bevatten, en dat er kortom, een positieve overtuigingskracht van moet uitgaan. Dit criterium is ook in de Nederlandse Vreemdelingencirculaire, de instructies voor onder andere de beoordeling van asielaanvragen, opgenomen (onderdeel C/14.3.3.3). Het Asylum and Immigration Tribunal in het Verenigd Koninkrijk stelde vast dat Some aspects of the evidence may be matters to which section 8 applies. Some parts of the evidence may shine with the light of credibility. The factfinder must consider all these points together, and, despite section 8, () decide which are the important, and which are the less important features of the evidence, and (...) reach his view as a whole on the evidence as a whole.17 In omringende landen kent men fraus omnia corrumpit niet als ontvankelijkheidsexceptie tijdens de asielprocedure Het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens kent geen recht op asiel, en asielgerelateerde zaken komen normaliter voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als klachten over een (dreigende) schending van artikel 3 in geval van verwijdering, al dan niet in combinatie met een klacht over artikel 13, het recht op een effectief rechtsmiddel. Het Hof eist in zaken betreffende artikel 3 dat er een rigorous scrutiny moet plaats vinden van de claim (Jabari vs Turkey, 11/07/2000). 39. The Court further observes that, having regard to the fact that Article 3 enshrines one of the most fundamental values of a democratic society and prohibits in absolute terms torture or inhuman or degrading treatment or punishment, a rigorous scrutiny must necessarily be conducted of an individuals claim that his or her deportation to a third country will expose that individual to a treatment prohibited by Article 3 (). 50. In the Courts opinion, given the irreversible nature of the harm that might occur if the risk of torture or ill-treatment alleged materialized, and the importance which it attaches to Article 3, the notion of an effective remedy under Article 13 requires independent and rigorous scrutiny of a claim that there exist substantial grounds for fearing a real risk of treatment contrary to Article 3 ().18 In de zaak Said tegen Nederland19 was de geloofwaardigheid van verklaringen van de asielzoeker aan de orde, en niet zozeer vastgestelde leugens of bedrog. Said was een deserteur uit het Eritrese leger. Hij was gearresteerd, was op nogal opvallende manier fysiek ontsnapt en was vervolgens gevlucht. De Nederlandse overheid en de nationale rechterlijke instanties hadden het relaas van Said ongeloofwaardig en onaannemelijk geacht. Het Hof gaat over tot rigorous scrutiny en vindt het relaas van Said wel geloofwaardig en aannemelijk. In para. 43 van het vonnis van het Hof valt te lezen: In the Government's view, the applicants account of his escape from Eritrea lacked all credibility and his story of desertion was therefore not credible either. Ten aanzien van de verklaringen over zijn arrestatie, de redenen daarvan en ontsnapping, die de Nederlandse overheid ongeloofwaardig achtte, overweegt het Hof in para.
15

Zie bv. RvV 2 juli 2007, nr. 525 (exceptie toegekend), RvV 6 juli 2007, nr. 612 (exceptie toegekend), RvV 20 juli 2007, nr. 940 (exceptie verworpen) en RvV 28 november 2007, nr. 4201 (exceptie verworpen). 16 Raad van State (NL), Afdeling Rechtspraak, 27 januari 2003, no. 200206297/1. 17 2005 UKIAT 00116, 5 July 2005. 18 EHRM 11 juli 2000, nr. 40035/98, Jabari/Turkije. 19 EHRM 5 juli 2005, nr. 2345/02, Said/Nederland.

50: the Court notes that in the opinion of the Government the applicant's account of his arrest, of the reasons for it and of his escape is so implausible as to invalidate his claim of having deserted from the army. This being so, the Court must proceed, as far as possible, to an assessment of the general credibility of the statements made by the applicant before the Netherlands authorities and during the present proceedings. Uitgaande van het niet betwiste feit dat Said onder de wapenen was in 1998 en het gegeven dat de Eritrese overheid het leger op volle sterkte wenste te houden, komt het Hof (para. 53) tot het oordeel dat it is difficult to imagine by what means other than desertion the applicant might have left the army. Dat was de kern van het verhaal en daarmee tevens van de beoordeling. Ongeloofwaardige verklaringen over zijn ontsnapping deden niet af aan de geloofwaardigheid van het beslissende element van het verhaal van Said, namelijk dat hij was gedeserteerd. Ook het Hof acht het ontsnappingsverhaal somewhat remarkable (para.53), maar voor het eindoordeel was dat niet doorslaggevend. Het Committee Against Torture (CAT), dat toeziet op de naleving van het Anti-folterverdrag, heeft met zaken van asielzoekers te maken gehad waarin daadwerkelijk leugens waren vastgesteld. In een zaak tegen Zweden20 had de asielzoeker na zijn aankomst in Zweden zijn reisdocument vernietigd, geweigerd aan te geven op welke naam dat document gesteld was, en had hij bij zijn aanvraag niet de (volledige) waarheid verteld over zijn politieke activiteiten in het land van herkomst. De redenen hiervoor (zo bleek later) waren gelegen in de bescherming van de identiteit van zijn vluchthelpers, en om te voorkomen dat hij in verband zou worden gebracht met criminele activiteiten (de politieke beweging waarvoor hij actief was schuwde geweld namelijk niet). Zijn (herhaalde) asielaanvragen werden door de Zweedse autoriteiten op geloofwaardigheidsgronden afgewezen. Het Comit nam alle elementen van de zaak in aanmerking, stelde vast welke elementen niet betwist waren, en welke elementen ondersteund werden door additioneel bewijs, onder andere afkomstig van in Zweden uitgevoerd medisch onderzoek. Het nam de redenen in aanmerking die door de asielzoeker voor zijn leugens werden aangevoerd, en keek ook naar de mensenrechtensituatie in het land van herkomst (dat zelf niet een onderwerp van dispuut was). Alles overwegende, was het Comit van mening dat Zweden verplicht was af te zien van een gedwongen terugkeer van de asielzoeker naar zijn land van herkomst. In een zaak tegen Nederland21 betrof het een asielzoeker die bij zijn aanvraag in maart 1993 stelde Irakees te zijn, en bij het daarop volgende gehoor in september 1993 Algerijn. Zijn asielverzoek werd afgewezen. In de beroepsfase maakte hij kenbaar Tunesier te zijn, wat later bevestigd werd door de Tunesische ambassade in Nederland, die een paspoort afgaf toen zijn uitzetting werd voorbereid. In de procedure voor het Comit voerde Nederland aan dat (para 4.12) The authors individual account is above all implausible. He has made conflicting statements on a number of points, including his nationality, the reasons for his journey to the Netherlands, the route by which he traveled there () The inconsistencies in the authors statements are of a substantive nature and indeed raise doubts about the general veracity of his claims. Het comit neemt de verklaringen van de asielzoeker in aanmerking, alsmede voorgedragen medische documentatie, en beschouwt de mensenrechtensituatie in het land van herkomst (paras 6.5 and 6.6: The Committee notes that in the proceedings that followed his first request for asylum, the author lied about his identity and his nationality and expressed a number of inconsistencies as to the reasons that prompted his departure from Tunisia. In the Committees view, however, these inconsistencies were clarified by the explanations given by the author in his interview with immigration authorities on 24 February 1997, explanations which have not been referred to in the State partys submission. With respect to the medical evidence provided by the author, in the Committees view the State party has failed to explain why his claims were insufficiently substantial as to warrant a medical examination. Vervolgens concludeert het Comit dat er gronden zijn om aan te nemen dat de klager een kans loopt slachtoffer van martelingen te worden bij een terugkeer naar Tunesie.

20 21

CAT 12 november 1998, Orhan Ayas/Sweden, CAT/C/21/D/97/1997. CAT 13 november 1998, A.V./Netherlands, CAT/C/21/D/91/1997.

Recht van de Europese Gemeenschap Hoe verhoudt zich de toepassing van de niet-ontvankelijkheidsexceptie fraus omnia corrumpit tot het recht van de Europese Gemeenschap? Met het inwerkingtreden van het Vedrag van Amsterdam op 1 mei 1999 is de Europese Gemeenschap bevoegd geworden op het terrein van asiel. Op basis van art. 63 van het EG Verdrag zijn een aantal instrumenten tot stand gekomen, waarvan de z.g. Kwalificatierichtlijn and de Procedureruchtlijn de belangrijkste zijn. De toepassing van het beginsel fraus omnia corrumpit lijkt strijdig te zijn met het EGrecht Art. 13 van de Kwalificatierichtlijn bepaalt: De lidstaten verlenen de vluchtelingenstatus aan een onderdaan van een derde land of staatloze die overeenkomstig de hoofdstukken II en III als vluchteling wordt erkend. Art. 18 van de richtlijn bevat eenzelfde bepaling voor de subsidiaire beschermingsstatus. Dit zijn m.i. rechtstreeks werkende bepalingen waaraan asielzoekers rechten kunnen ontlenen. In de Procedure richtlijn bepaalt art. 39(1): De lidstaten zorgen ervoor dat voor asielzoekers tegen beslissingen genomen in asielprocedures een daadwerkelijk rechtsmiddel bij een rechterlijke instantie openstaat. Het Gemeenschapsrecht wordt in eerste instantie toegepast en gehandhaafd door nationale bestuurs- en gerechtelijke organen en de lidstaten hebben in beginsel de bevoegdheid (en verantwoordelijkheid) om de toepasselijke procedures te bepalen: de z.g. nationale procedurele autonomie. Jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie heeft echter een aantal begrenzingen ingevoerd op de nationale procedurele autonomie.22 Dit betreft een drietal beginselen waaraan het nationale procesrecht en de toepassing daarvan moet voldoen. Het eerste beginsel is het gelijkwaardigheidsbeginsel, dat inhoud dat het nationale procesrecht voor vorderingen waarbij Europees recht wordt ingeroepen, niet ongunstiger mogen zijn dan voor vorderingen uitsluitend gebaseerd op nationaal recht. Het tweede beginsel is het effectiviteitsbeginsel, dat inhoud dat de regels van nationaal procesrecht de uitoefening van rechten gebaseerd op Europees recht niet uiterst moeilijk of praktisch onmogelijk mogen maken. Het derde beginsel is dat van effectieve rechtsbescherming, dat vereist dat een belanghebbende binnen de nationale rechtsorde de rechten die hij ontleent aan Europees recht ook daadwerkelijk moet kunnen afdwingen. Als je dat zo allemaal tezamen bekijkt, dan lijkt mij dat de toepassing van de nietontvankelijkheidsexceptie fraus omnia corrumpit, waarbij het niet gaat om vormfouten of overschrijding van termijnen, maar waarbij gezegd wordt u heeft gejokt, en daarom heeft geen rechts(in)gang meer, niet in overeenstemming is met de Europeesrechtelijk beginselen van effectiviteit en effectieve rechtsbescherming. De in art. 39 Procedurerichtlijn vereiste mogelijkheid tot toetsing of het bestuursorgaan (in dit geval het CGVS) al dan niet terecht besloten heeft dat iemand geen recht heeft op vluchtelingenstatus of subsidiairebeschermingsstatus wordt daarmee effectief teniet gedaan. Conclusie Grondig onderzoek. Afweging van alle elementen van een zaak. Dat lijken in het licht van jurisprudentie van het EHRM en het CAT de sleutelbegrippen te zijn bij het beoordelen van zaken waarin list, leugen en bedrog in het spel is. Het Europeesrechtelijke beginsel van effectieve rechtsbescherming begrenst de toepassing van nationaal procesrecht. Eenvoudigweg stellen dat
22

Zie ook: Cathryn Costello, The European Asylum Procedures Directive in Legal Context. UNHCR: New Issues in refugee Research, research Paper No. 134, November 2006. Http://www.unhcr.org/research/RESEARCH/4552f1cc2.pdf

iemand die gelogen heeft geen belang meer heeft bij een beroep, lijkt in strijd met de uitspraken van het het EHRM en het Comit tegen foltering, en niet in overeenstemming met Europeesrechtelijke beginselen. Mij dunkt dat de beantwoording van de vraag of een liegende klager wel of geen belang heeft bij een beroep (meestal) afhankelijk is van de vraag in hoeverre de leugens materieel zijn, of afbreuk doen aan de kern van het asielrelaas: het feitencomplex dat ten grondslag ligt aan de gestelde vrees voor vervolging. Als de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen effectieve rechtsbescherming wil bieden, zou ze m.i. de voorvraag (de niet-ontvankelijkheidsexceptie) moeten laten afhangen van een beoordeling van de hoofdvraag, namelijk: heeft de liegende asielzoeker (ondanks de vastgestelde leugens) wel of geen gegronde vrees voor vervolging. Dus elke zaak waar de exceptie wordt ingeroepen zou toch onderworpen moeten worden aan een (grondig) onderzoek ten gronde. Pas als vast staat dat iemand geen behoefte heeft aan internationale bescherming, heeft hij/zij verder geen belang bij het beroep en maakt het ook niet uit op welke grond het afgewezen wordt.

You might also like