You are on page 1of 9

Opdrachten Psychologie Opdracht 1 invloed op gedrag Gedrag van mensen kan door verschillende factoren benvloed worden: Door

r fysische factoren (klimaat, jaargetijde, ) Fysieke factoren (uiterlijk, slaaptekort, ) Psychische factoren (introvert, extravert, zelfbeeld, ) Sociale factoren (gezin, groep waar je bij hoort, ) Culturele en spirituele factoren (godsdienst, land, stad, dorp, provincie, ) Noem voor elke categorie een voorbeeld van hoe gedrag van leerlingen benvloed kan worden en wat je daar zelf van kan merken als docent in de klas. Fysische factoren (klimaat, jaargetijde, ) Wat ik zelf een erg interessant verschijnsel vind is het veranderde gedrag van kinderen de dag voor volle maan. Ik had andere, veel makkelijker te onderschrijven voorbeelden kunnen nemen die waarschijnlijk een stuk serieuzer worden genomen zoals onrust in de klas tijdens een storm of oplettendheid op een zonnige lente dag, maar ik heb hiervoor gekozen omdat het me telkens weer opvalt en de meeste mensen er toch telkens weer sceptisch op reageren. Toen ik een jaar lang heb lesgegeven op een basisschool viel het me op dat de kids van tijd tot tijd erg onrustig waren zonder dat daar een duidelijke aanwijsbare verklaring voor was. Op een dag had ik het er over met een andere docente die hetzelfde was opgevallen en het toeschreef aan volle maan. Ik nam het eerst niet serieus, maar toen het zich weer voor deed en ik die avond uit het raam keek en een volle maan zag ben ik er op gaan letten. En verdomd; telkens als de maan weer helemaal rond was waren de kinderen op hun drukst. Hoe ouder de kinderen waren, hoe minder invloed het leek te hebben. Vooral de 3 tot 6 jarigen leken er op te reageren. Fysieke factoren (uiterlijk, slaaptekort, ) Met slaap tekort heb ik zelf erg veel ervaring. Soms moet er zo erg veel werk worden verricht in zon korte tijd dat ik meer dan eens een nachtje doorhaal. De volgende dag ben ik dan wel aanwezig in de lessen, maar ben ik alles behalve productief. Hoezeer de docenten ook hun best doen om mij te motiveren en bij de les te houden, het wil simpelweg niet. Ik weet dat ik op een gegeven moment compleet uitgeput in een schilderles met een penseel met inmiddels uitgedroogde verf naar mijn doek stond te staren toen de docent naar me toe kwam en vroeg of ik wel had geslapen. Dat had ik dus niet. Na een korte babbel heeft hij me vervolgens weer met rust gelaten, met de opmerking ernaast, dat ik dan nu mocht instorten, als ik het werk dan in het weekend maar weer zou bijwerken. Ik kan mij voorstellen dat ik later als docent ook in deze situatie zou

kunnen zitten. Dat een van mijn leerlingen, door een feestje, of door huiswerk of door stress een gebrek aan slaap heeft. Even informeren waar het aan ligt en erop wijzen dat er niet een al te grote achterstand mag ontstaan in dat denk ik het enige dat je kunt doen. Psychische factoren (introvert, extravert, zelfbeeld, ) Het zelfbeeld van een leerling is, zeker binnen het kunstvak, van uitermate grote invloed op de prestaties. Als een leerling een laag zelfbeeld heeft zal deze zich onzeker gedragen ten opzichte van andere leerlingen, moeite hebben met het voltooien van een opdracht en in de meest extreme gevallen misschien niet eens meer naar school willen vanwege de angst te falen. Waar zon 100 jaar geleden nog weinig rekening werd gehouden met het wel en wee van de leerling wordt een docent nu verwacht te weten hoe een leerling als individu zich voelt. Als je een leerling hebt met een laag zelfbeeld is het belangrijk dat deze leerling gestimuleerd wordt en extra aandacht krijgt zodat de prestaties bij blijven. Vaak gaat dit al bijna onbewust. Wat je vaak hoort is, maar ik kan niet tekenen, ik ben niet goed in verhaaltjes bedenken, enz. maar na een beetje hulp en aanmoediging blijkt de leerling het wel te kunnen, al is het niet altijd op de manier die zij in eerste instantie voor ogen hadden. Met plezier kan er dan vervolgens worden verder gewerkt. Sociale factoren (gezin, groep waar je bij hoort, ) Mensen om je heen hebben heel veel invloed op je gedrag. Alles dat gezegt, gedaan en verwacht wordt is weer terug te vinden in je eigen doen en laten. Hoe belangrijker de mensen voor je zijn, hoe meer invloed ze op je hebben. Zo zijn je ouders en je vrienden belangrijker dan de buurman die je ooit eens hebt zien voorbij lopen. Binnen een klaslokaal zie je deze invloeden allemaal terug komen. Vooral invloed van de peergroup is zondermeer herkenbaar. Stoer gedrag, spijbelen en een grote mond komen vaak niet zozeer voort uit persoonlijke problemen en omstandigheden maar veel vaker uit de behoefte erkend te worden binnen een bepaalde groep. Vooral in de pubertijd speelt dit een hele grote rol. Culturele en spirituele factoren (godsdienst, land, stad, dorp, provincie, ) Vraag nummer n die mij wordt gesteld door leerlingen is; waar komt u vandaan? Gevolgd door gniffel gniffel. Hoewel ik geen rasechte Limburgse ben is het wel degelijk te horen en zeker onder de jeugd is dit natuurlijk een interessant fenomeen. Iemand met een vreemde uitspraak, makkelijk mikpunt van de spot en als docent daardoor allerminst onbelangrijk. Toen op een gegeven moment een groepje jongens mij tijdens de les uitmaakte voor boer stond ik dan ook voor de keus; dit kinderachtige gedrag negeren of er op ingaan. Waar ik anders moeite heb met het maken van snelle gevatte opmerkingen had ik er nu snel een klaar. Als ik een boer

ben zijn jullie kippen en varkens. De klas had de boodschap begrepen. Ik was docent, geen boer, en zeker niet iemand om op deze manier mee te spotten. Opdracht 2 leertheorien 1. Leg uit wat klassiek conditioneren is en gebruik hiervoor de termen ongeconditioneerde reflex en geconditioneerde respons.mensen en dieren hebben natuurlijke reflexen zoals: kwijlen bij lekker eten. Dat is een ongeconditioneerde respons. Dat gebeurd zonder dat je het hebt aangeleerd. De rus pavlov (1894-1936) ontdekte tijdens zijn studie naar de spijsvertering van honden bij toeval de geconditioneerde reflex. Wanneer een zoemtoon verschillende malen samen met de ongeconditioneerde reflex (kwijlen bij lekker eten) wordt aangeboden, reageert de hond op een aangepaste wijze: zij leert te reageren (kwijlen) op de zoemtoon ook wanneer het lekkere eten afwezig is. Met andere woorden, ze gaat al kwijlen zodra ze die zoemer hoort. De nieuwe respons noemen we geconditioneerde respons; het kwijlen is nu een aangeleerde reactie. Noem een voorbeeld uit je eigen leven waarbij sprake is van klassieke conditionering. em> Een bezoek aan de tandarts; Pijn is natuurlijk nooit leuk en ik deed dan ook mijn best pijn te ontlopen. Bij mijn eerste jaren bezoek aan de tandarts was er nog niets aan de hand, tot het moment dat ik mijn eerste verdoving te pakken had die verkeerd gezet werd. Vanaf dat moment koppelde ik de pijn aan de tandarts. Vervolgens was ik zo bang voor de tandarts dat ik gedwongen moest worden naar een simpele controle te gaan en jankend en wel in de stoel zat terwijl ik mijn moeders hand stevig vast hield, zelfs als er geen reden was tot paniek. 2. Als docent wil je je leerlingen een bepaalde beeldende techniek aanleren. a) Hoe doe je dit als je gebruik maakt van operante conditionering? Geef een voorbeeld. Je wilt je leerlingen leren impressionistisch te schilderen. Eerst leg je ze uit wat typische impressionistische kenmerken zijn en laat ze praktische oefeningen doen waarbij de nadruk ligt op deze kenmerken. Vervolgens laat je ze een eindopdracht maken waarbij al de kenmerken aanwezig moeten zijn. Voor ieder aanwezig kenmerk verdienen ze een punt voor het eindcijfer. b) Hoe doe je dit als je gebruik maakt van modeling? Geef hier ook een voorbeeld van. Je laat heel veel kunstwerken zien van verschillende kunstenaars die bijvoorbeeld de impressionistische techniek beheersen. Zo kunnen ze kijken hoe de kunstenaars dat doen en aanpakken. Daarna doe je het zelf voor in de klas en laat je het de leerlingen

nadoen. Voor alles dat met succes is nagebootst verdienen ze een punt voor hun eindcijfer. 3. Wat vind je van deze methoden om leerlingen iets te leren? Is er een andere manier die je ook, of die je meer aanspreekt? De operante conditionering vind ik een redelijk goede methode. Je geeft leerlingen stof om mee te werken, laat ze daar vervolgens zelf mee aan de slag gaan en hebt tevens een middel om ervoor te zorgen dat er ook daadwerkelijk met de gegeven stof aan de slag wordt gegaan. Modeling vind ik daarentegen een veel minder goede methode omdat de leerlingen te zeer gericht zijn op simpel nabootsen en niet de stof op hun eigen manier kunnen verwerken en integreren in hun eigen wereld. Zeker binnen de kunst is het belangrijk dat leerlingen een eigen visie en eigen manier van werken vinden en dat wordt binnen deze methode allerminst gestimuleerd. Opdracht 3 Kolb leerstijlen 1. Welke leerstijlen hebben jouw voorkeur? Welke van de kenmerken van deze leerstijlen herken je bij jezelf? Geef ook voorbeelden hiervan. Ik denk dat de leerstijlen doener en bezinner het beste bij mij passen. Concreet ervaren vind ik belangrijker en interessanter dan al het geleuter er omheen. Zo zijn er vast hele theorien over hoe je moet dansen, maar uiteindelijk leer ik alleen door keihard op mijn bek te gaan tot ik het kan. Ook waarnemen en overdenken spelen bij mij echter een grote rol. Vooral denk ik, door een lichte vorm van faalangst en een grotere vorm van perfectionisme. Als ik kan zien hoe het moet voor ik het doe ben ik al meteen een stuk zekerder van mijn zaak. Ik moet wel zeggen dat ik tot nu toe (vanwege mijn voorgaande carrire als danser in sp) vooral ervaring heb in de doen vakken en heel weinig in de denk vakken. Uit het beetje ervaring dat ik heb met denk vakken, zoals filosofie, weet ik echter wel dat ik ook tot in den treuren kan analyseren. En daarnaast, bij gebrek aan een leermeester, kan ik ook zonder blikken of blozen experimenteren bij het leven tot ik verrassend genoeg met een heel ingenieuze oplossing kom. Kortom; uiteindelijk denk ik dat er van alle leerstijlen wel een stukje in mij schuil gaat. 2. Welke werkvorm ligt je minder en klopt dit met de resultaten van de test? De test die ik op internet heb gedaan (omdat ik het formulier met de test uit de les niet heb) wijst niet uit dat er een leerstijl is die mij het minste ligt. Als ik er zelf over nadenk is het echter waarschijnlijk de beslisser die mij het minste ligt. Waarom het wiel opnieuw uitvinden als je het ook gewoon van iemand kunt leren? 3. Op de opleiding worden ook verschillende manieren van leren bij de verschillende vakken ingezet. Geef aan welke jou het meeste liggen en met welke je moeite hebt. Vergelijk dit met de uitslag van de test.

De vakken waarbij ik eerst kennis krijg aangereikt en vervolgens daarmee zelf aan de slag mag liggen mij het beste. De theoretische vakken daarentegen kan ik wel, maar gaan niet van harte. Achterstand tot en met omdat het leren en analyseren van niet te praktiseren stof een stuk minder snel gaat. De vakken waarbij het roer geheel in eigen handen is zijn het meest ver in achterstand. Als ik dan toch zelf het wiel moet gaan uitvinden neem ik er ook graag de tijd voor, en die is er vaak niet. En warempel, dit komt zowaar redelijk goed overeen met de test. 4. Voeg je testresultaten bij je portfolio. Krijg de resultaten niet gekopieerd, sorry. Opdracht 4 Kwaliteiten 1. Maak bij 2 van jou kwaliteiten een kernkwadrant. Kwaliteit: valkuil: Creatief chaotisch Allergie: uitdaging: neurotisch ordelijk en gestructureerd ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Kwaliteit: valkuil: Respectvol onderdanig Allergie: uitdaging: Dominant assertief ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------2. Maak van n kernkwadrant ook een beeldend exemplaar. Neem dit mee naar de volgende les. 3. Wat wordt verstaan onder valkuil? Geef een voorbeeld van een situatie waarin je te maken kreeg met je valkuil. Je valkuil is het doorschieten van je kwaliteit. Ik heb vooral last van de valkuil chaotisch. Ik kan soms zo erg doorschieten in mijn creativiteit dat ik al het overzicht kwijtraak en er uiteindelijk van alles niets terecht komt. Wat wordt verstaan onder een allergie? Geef ook hier een voorbeeld van.

Een allergie is het doorslaan van je uitdaging. Mijn allergie is bijvoorbeeld neurotisch. Op het moment dat mensen zo gestructureerd te werk gaan dat ze bijna niet meer kunnen functioneren als er ook maar iets niet helemaal volgens planning gaat wordt ik helemaal gestoord en krijg ik de nijging om zo ver mogelijk van de vandaan te rennen. 4. Hoe denk je je uitdaging te kunnen ontwikkelen? Mijn uitdaging is orde en structuur. Godzijdank heb ik mijn uitdaging al een behoorlijk eind ontwikkeld. Ik maak lijstjes van alles dat nog moet gebeuren en probeer dagelijks ongeveer hetzelfde ritme aan te houden. Voor mijn creatieve en chaotische momenten heb ik een aantal uren per dag ingepland. Dan mag ik me helemaal laten gaan en alles uit de kast trekken dat me lief is. Daarna, back to structure! Waarschijnlijk zal hier na verloop van tijd vanzelf een balans in komen zonder dat ik daar wekkers en lijstjes voor nodig heb. Opdracht 5 motivatie 1. Wat is/ was jouw motivatie om deze opleiding te doen? Maak gebruik van de termen intrinsieke- en extrinsieke motivatie. Zie wijsman p. 97 Eigenlijk is mijn motivatie voor deze opleiding intrinsiek en extrinsiek. De intrinsieke motivatie is natuurlijk de passie voor kunst. Zonder kunst zou ik niet kunnen. Het hoort bij mijn dagelijks functioneren. Mijn extrinsieke motivatie is simpelweg het feit dat ik later de zekerheid wil hebben op een baan. Ik weet hoe het mensen kan vergaan in de kunst en als autonoom kunstenaar sta je gewoon altijd op een steile berghelling. Aangezien ik later wel graag met een gerust hart de huur wil kunnen betalen heb ik gekozen voor de docenten opleiding waar ik uiteindelijk veel meer financile zekerheid mee kan vinden. 2. Wat zijn naar jouw idee oorzaken dat leerlingen soms niet gemotiveerd zijn voor beeldende vakken? Wat zou je kunnen doen om ze wel te motiveren? Vaak zijn leerlingen gedemotiveerd omdat ze denken dat ze niet goed zijn in beeldende vakken of omdat ze er simpelweg te weinig mee in aanraking komen als het gaat om enige diepgang. Wat denk ik zou helpen bij het motiveren is de beeldende vakken aan elkaar koppelen zodat ze altijd wel iets kunnen doen dat aansluit op de interesses van de leerlingen en daarnaast de leerlingen er op wijzen dat veel van hun interesses gebaseerd zijn op kunst. Kunst is overal! Geef ze ook de ruimte om dat te ontdekken. 3. Ga eens na bij jezelf of er iets is wat je je wel eens hebt voorgenomen te doen of te laten, maar wat je op den duur toch niet volhield. Leg eens uit hoe het komt dat je motivatie blijkbaar niet voldoende was om je gedrag te veranderen. Ga verder dan: ik

was niet gemotiveerd genoeg. Maak gebruik van de theorie over leren en korte en lange termijn motivatie. Ga ik hier op internet natuurlijk niet vertellen ;) Opdracht 6 Roos van Leary 1. Geef aan in de roos van leary, welk gedrag je over het algemeen laat zien. Kleur daartoe per partje in wat tot jouw gedragsrepertoire behoort. BS, Leidend=5 SB, helpend=6 SO, meewerkend=4 OS, afhankelijk=2 OT, teruggetrokken=3 TO, opstandig=5 TB, agressief=4 BT, compititief=2 2. Wat zegt dit over jou stijl van doceren? Als leidend, helpend en opstandig mijn beste kanten zijn denk ik dat ik het als docent niet al te slecht ga doen. Mijn stijl van doceren zou begeleidend zijn en daarnaast, streng doch rechtvaardig. Dit heb ik ook inderdaad wel opgemerkt binnen mijn stages en het jaar doceren op de basisschool. 3. Met welk gedrag van leerlingen heb je moeite? Waar plaats je dit gedrag in de roos? Vertel waarom je dit gedrag moeilijk vindt. Ik vind het wel moeilijk als leerlingen opstandig zijn. Vooral omdat ik al geneigd ben me enigszins opstandig op te stellen tegenover het onderwijssysteem (vaak in het voordeel van de leerlingen) als de leerlingen zelfs dan nog opstandig zijn wordt het naar mijn idee bijna misbruik maken van en dat is iets waar mijn nekharen van overeind komen te staan. 4. Hoe zou je hier als docent op kunnen reageren? Gebruik hiervoor de termen samen, tegen, boven en onder. Met wat voor gedrag zou een leerling hier op kunnen reageren? Ik denk dat ik duidelijk zou maken dat er bij mij heel veel kan, maar dat dit ook verdient moet worden. Op het moment dat er misbruik gemaakt gaat worden ben ik niet langer aardig. Dit heeft tot nu toe altijd wel gewerkt. Leerlingen hadden dan al snel door dat als ze gewoon deden wat er gevraagd werd (nooit onredelijk) dat het dan heerlijk les krijgen is en dat als ze gingen rebelleren de pret ook meteen

afgelopen was en dat ze een averechts effect creerden. Hoe ik hier bovengenoemde begrippen op zou moeten toepassen weet ik niet. Opdracht attributie 1)Vera heeft haar tentamen niet gehaald. Bekijk voor elk van de uitspraken op welke manier zij dit verklaard. Is er sprake van een interne- of externe attributie? En is deze stabiel of instabiel? Ze zegt: 1) Hoe kan het ook anders, die docent heeft altijd al de pik op mij gehad. 2) Ik was er even niet bij met mijn hoofd. Ik ben namelijk verliefd. 3) Ik heb goed geleerd, maar ik krijg de stof er gewoon niet in. Dat heb ik nou altijd. 4) Het tentamen was veel moeilijker dan ik verwacht had. Antwoord; 1) Externe stabiele attributie 2) Interne instabiele attributie 3) Interne stabiele attributie 4) Externe instabiele attributie 2) Bij welke attributie is de kans het grootst dat Vera de volgende keer het tentamen wel zal halen? Bij welke attributie is deze het laagst? Bij de 4e attributie (Het tentamen was veel moeilijker dan ik verwacht had) is de kans het grootst dat Vera de volgende keer het tentamen haalt. Bij de 3e attributie (Ik heb het goed geleerd, maar ik krijg de stof er gewoon niet in. Dat heb ik nou altijd) is deze het laagst. 3) Stel: Vera heeft haar tentamen niet gehaald maar zij heeft een positief zelfbeeld. Geef een voorbeeld van een attributie die daarbij past. 4)Ga eens na op welk moment je onlangs een positieve beoordeling hebt gehad. Welke attributies gebruik je hiervoor? In welke volgorde? Dat ik hiervoor zo goed vooruit ben gegaan komt omdat mijn vader me de laatste weken flink bijles heeft gegeven. (externe instabiele attributie) Volgorde? 5)Doe hetzelfde voor een negatieve beoordeling die je onlangs of langer geleden hebt gehad. Dit kan ook gaan over kritiek die je hebt gekregen.

Het feit dat deze fotos niet zijn zoals ik ze graag had gehad lag aan het feit dat mijn model af heeft gezegd op het laatste moment (externe instabiele attributie) Volgorde?

You might also like